Web viewJe hebt telkens een andere manier van denken en werken dan ... – Bij dit type van...
Transcript of Web viewJe hebt telkens een andere manier van denken en werken dan ... – Bij dit type van...
Sessie 13 – Voorraadbeheer en het voorspellen van de logistieke behoefte
Datum: dinsdag 18 mei 2010 (laatste les)
Lesgever: Prof. Eddy van de Voorde
Onderwerp: Voorraadbeheer en het voorspellen van de logistieke behoefte
DEEL I – Beslissingen met betrekking tot voorraadbeheer
Waarom voorraden aanhouden?
Uiteraard is het cruciaal om zich de vraag te stellen waarom een onderneming in de eerste plaats
voorraden nodig heeft. Vanuit die basisdoelstellingen kan men dan verder kijken naar de configuratie
en grootte van de voorraad. Het gaat voornamelijk om de volgende 2 redenen:
1) Verbeteren van de customer service – Het is uiteraard nodig om producten in stock te
hebben om te kunnen voldoen aan de (soms volatiele) vraag van de klanten. Als een bedrijf
een stock-out heeft wanneer een klant een product nodig heeft, dan verliest men niet alleen
de mogelijke opbrengsten maar dan lijdt men ook nog eens imagoschade op. De klant zal
daarbovenop een alternatief zoeken en in de toekomst niet snel terugkeren.
2) Kostenbesparing - Er zijn een aantal mogelijkheden om kosten te besparen of zelfs
opbrengsten te genereren via speculatie bijvoorbeeld.
Langere productieruns – Stockeren is dan uiteraard noodzakelijk om het
productieproces aan de gang te houden. Het is soms zeer duur wanneer een dergelijk
proces stilvalt en terug opgestart moet worden.
Bij inkoop en transport – Door grote bestellingen te plaatsen zullen de bestel- en
vervoerkosten gemiddeld lager liggen waardoor het soms beter is om een voorraad aan
te leggen in plaats van telkens kleine bestellingen te plaatsen. Soms wordt er ook wel
korting gegeven.
Actuele prijs t.o.v. verwachte hogere prijs (= speculatie) – Dat gebeurt vooral in
markten waar je aanneemt dat de grondstofprijzen terug zullen gaan stijgen. Als de
onderneming dan over voldoende liquide middelen beschikt, dan kan men grondstoffen
inkopen om daarna te speculeren op hogere prijzen in de toekomst. Zodoende kan men
een hoog rendement halen.
Variatie = onzekerheid - Men moet steeds rekening houden met onzekerheid in het
voorraadbeleid.
Ongeplande en onvoorziene schokken – De bedrijven die het momenteel goed doen
ondanks de financiële crisis, hebben zich voorbereid op mogelijke schokken en hebben
daar op kunnen anticiperen.
Het gaat dus in het algemeen voornamelijk om kostenbesparing met een vleugje speculatie.
Waarom geen voorraden aanhouden?
Zoals doorheen de cursus al meerdere malen is aangehaald, is het belangrijk om te kijken naar de
kenmerken van het product waarover het gaat. Er is een enorm verschil tussen bijvoorbeeld kolen
en computerchips als gevolg van de waarde van de producten.
Verspilling – Men kan het kapitaal steeds op andere manieren inzetten. Het is dus zaak om
die keuze te vinden die het hoogste rendement oplevert. Bij het aanhouden van een
voorraad van goederen met een hoge waarde, bestaat de kans erin dat de vraag veel minder
is dan verwacht. Hierdoor kennen de waardevolle goederen een sterke waardevermindering.
Men moet dus steeds kijken naar de opportuniteitskost van je kapitaal.
Maskeren van eventuele kwaliteitsproblemen – Deze reden heeft voornamelijk toepassing
op zogenaamde perishables zoals de meeste voedingsproducten. Als bijvoorbeeld graan
langer dan 3 maanden wordt gestockeerd, treedt er een kwaliteitsdaling op en een daarmee
gepaarde waardevermindering heeft een daling van kwaliteit. Daarnaast kunnen de
kwalitatief mindere producten ook de rest van de voorraad aantasten.
Eilandmentaliteit – Dit heeft te maken met de structuur van het bedrijf. Stel dat je met vele
aparte entiteiten werkt binnen de onderneming. Je hebt telkens een andere manier van
denken en werken dan wanneer je geïntegreerd werkt. Het voorraadbeleid kan bijvoorbeeld
worden beïnvloed door het marketingbeleid. Daarom is een geïntegreerde aanpak
noodzakelijk.
Soorten voorraden
Er zijn verschillende soorten van voorraden en allen hebben ze een eigen aparte kost.
In de pijplijn – Bij dit type van voorraad gaat het meestal om dure producten met een
complex productieproces. Als bijvoorbeeld een auto in de pijplijn zit, dan begint uw
voorraadkost al te lopen. Het kan bijvoorbeeld gaan om bepaald type van staal dat nodig is
voor een schroef belangrijk voor de auto. Men moet er dus voorzorgen dat dit voldoende
voorradig is omdat anders het proces stil valt.
Speculatievoorraden – Het gaat bijvoorbeeld om olie. Maar tegenwoordig wordt het ook
gedaan met bauxiet en fosfaat omdat deze belangrijke grondstoffen zijn voor de uitbouw van
de nieuwe wereldeconomieën zoals China en India. Een speculatievoorraad kost geld en dat
moet je doorrekenen aan de consument. Aan de pomp zijn de laatste 3 maanden de prijzen
gestegen als gevolg van de dalende wisselkoers van de € t.o.v. de $. Men kan speculatie
herkennen door naar de reservevoorraden te zien van verschillende landen. In België moet
men bijvoorbeeld een veiligheidvoorraad van 3 maanden voorzien aan de pomp. Stel dat de
voorraad groter is dan deze periode, dan is het duidelijk dat men verwacht dat de prijzen
zullen stijgen en dat men al een “goedkope” voorraad heeft ingeslagen.
Veiligheidsvoorraad – Olie en benzine moet bijvoorbeeld 3 maanden veiligheidsvoorraad in
voorzien. Dit kost ook geld en dat betaalt de consument.
Reguliere of cyclische voorraden – De kostprijs en grootte van deze voorraden kan men
eenvoudig bepalen door het gemiddelde te nemen aangezien het toch om een cyclus gaat.
Verouderde, dode of inkrimpingvoorraad – Er kunnen zaken verdwijnen of stuk gaan.
Aard van de vraag
Om de grootte van de voorraad te kunnen bepalen, is het uiteraard noodzakelijk om een prognose te
maken van de vraag van de consument in de toekomst.
Gestadig vraagpatroon – Het heeft altijd te maken met de vraagevolutie en het type product
waarover het gaat. Bij een gestadig vraagpatroon kan men zich baseren op het verleden van
de vraagevolutie aangezien er weinig schommelingen zijn en een bepaald patroon steeds
weerkeert. Een dergelijk patroon geldt bijvoorbeeld voor kranten met uitzondering van de
weekendeditie. Sportkranten hebben bijvoorbeeld steevast een piek op maandag. Als men
dit patroon kent, kan men daarop inspelen.
Piekvraag – Het gaat meestal om seizoensgebonden producten waarbij het
standaardvoorbeeld uiteraard roomijs is. De piekvraag is een afgeleide van de
weersomstandigheden. Die piekvraag is niet alleen seizoensgebonden maar is ook afhankelijk
van andere variabelen.
Stootsgewijs of grillig – De timing van de vraag is niet altijd voorspelbaar. Als het gaat om
bijvoorbeeld het vraagpatroon van vliegtuigreizen, had niemand een dergelijke evolutie
kunnen afleiden uit het verleden. Reizen met het vliegtuig heeft de laatste jaren een stijgend
patroon gekend maar heeft telkens een terugval gekend door onder andere 9/11 en de
recente problemen met de IJslandse aswolk.
Herhaalorders – Deze worden geplaatst binnen een beperkte tijdshorizon.
Vraag afhankelijk van vraag van andere product – Het gaat bijvoorbeeld om de verpakking
van een bepaald product. Dergelijk afgeleide vraagevoluties moeten ook steeds in de gaten
gehouden worden.
Je moet altijd naar de kenmerken van het product gaan kijken om zo het vraagpatroon te kunnen
vastleggen. Sessie 3 is belangrijk want dit ging over productkarakteristieken en dit heeft enorm veel
impact op de logistieke vraag van het product.
Managementfilosofie
De voorgestelde managementfilosofie kan toegepast worden op alle soorten producten.
1) Pull-benadering – Men gaat kijken naar de noden van de magazijnen en vertrekkend daarvan
gaat men kijken of men de voorraden gaat aanvoeren of niet. Het gaat om het aanvullen van
de voorraad met bestelhoeveelheden op grond van de specifieke behoefte van het magazijn.
Het magazijn staat met andere woorden centraal bij deze benadering.
2) Push-benadering – Eerst wordt er een voorspelling gemaakt en dan gaat men dit door de
logistieke keten duwen. Deze benadering wordt voornamelijk ook gebruikt door de grote
autoproducenten. Men krijgt opgelegd wat er op het einde van het jaar moet verkocht
worden en hierop gaat men het voorraadbeleid baseren. Je kan dus best een auto kopen half
december en een wagen die in stock staat. Op die manier krijg je tegen een goedkopere prijs
een wagen.
Doel van voorraadbeheer
Logistiek en expeditie gaat steeds om het zoeken van trade-offs. Kan ik zaken wijzigen om andere
parameters te verhogen? Dit kan hier opnieuw toegepast worden.
Het departement dat instaat voor kostenbesparing gaat bijvoorbeeld trachten om de voorraden te
drukken. In de crisistijd is het belangrijk om te kijken naar de voorraden. Om een goede voorspelling
te maken, moet men niet naar de verkoop van afgewerkte producten kijken maar naar de verkoop
van voorraden en ruwe materialen. Dit kan voor een belangrijke indicator zorgen voor een mogelijk
herstel.
De beschikbaarheid van een product is de kans om aan de concrete vraag naar het product te
kunnen voldoen.
Als de kans op voorradigheid groot is, dan is de beschikbaarheid uiteraard ook hoog.
Als de beschikbaarheid van een product wordt verhoogd, dan stijgt uiteraard de totale relevante
voorraadkost ook mee aangezien men meer product in voorraad moet houden om aan de hoge
beschikbaarheid te kunnen voldoen.
Beschikbaarheid
Dit is een primaire doelstelling van voorraadmanagement waarbij het voornamelijk gaat om het
verhogen van de customer service zoals eerder is aangegeven in het begin van deze sessie. De
beschikbaarheid van een product is, zoals eerder aangegeven, de kans om aan de concrete vraag
naar het product te kunnen voldoen.
Opmerking: Professor Van de Voorde heeft niet lang stil gestaan bij deze slide en acht het dus niet
echt belangrijk.
Relevante kosten
Nu moet de beschikbaarheid vertaalt worden naar de relevante kosten. Hoe meer men immers
bestelt, hoe hoger de voorraadkost uiteindelijk zal zijn. De totale voorraadkosten bestaan uit:
1) Verwervingskosten – Deze is hoog als je telkens maar kleine bestellingen maakt omdat de
transportkosten in de eerste plaats oplopen en daarnaast ook de administratieve kosten.
Hier moet je duidelijk een afweging maken. De verweringkosten gaan naar beneden
naarmate men meer bestelt.
2) Opslagkosten
3) Kosten van niet-voorradigheid – Deze dalen als je product meer voorradig is. De afweging
van deze kosten is afhankelijk van de gevoeligheid van de consument. Stel dat in een
krantenwinkel 50% kans is dat de krant is uitverkocht, dan zal het gedrag van de consument
worden veranderd en zal hij eerder naar een alternatief zoeken dan nogmaals terug te keren.
Alle kosten staan in conflict met elkaar en het gaat opnieuw over trade-offs maken. Dergelijke
afwegingen komen steeds terug bij mogelijke belangenconflicten.
Q verwervingkosten
Q kosten van niet-voorradigheid
Q voorraadkosten
Hoe ga je dit oplossen? Als gevolg van de aggregatie van de verschillende kostencurven ontstaat er
een U-vormige kostencurve. Op die manier kan je een optimale hoeveelheid Q* bepalen aan een
minimale kost.
Opmerking: Deze tekening is zeer belangrijk en is meermaals teruggekomen tijdens de sessie. Men
moet deze zeer snel kunnen tekenen op het examen en uitleg bijgeven indien nodig.
Illustratie voorraadkosten
Hieronder worden de verschillende (mogelijke) voorraadkosten uit elkaar gehaald om ze nader te
kunnen bekijken.
Financiering – Het gaat hier om de kosten van het werkkapitaal. In een boekenhandel
bijvoorbeeld zijn er zeer hoge voorraadkosten omdat de boeken in de winkel moeten staan
ter inzage. Het minste kapitaal heeft men uiteraard nodig voor boeken die worden besteld
uit een catalogus. Het is ook mogelijk dat uitgeverijen enkele exemplaren ter beschikking
stellen van de boekenhandel zodat de voorraad niet te groot wordt en men zich kan
aanpassen aan de vraag van de consument.
Opslag – De activiteit van het stockeren kan verdeeld worden in verschillende onderdelen.
Lonen - Het gaat in de eerste plaats om de loonkost omdat er steeds nood is aan
arbeid in de magazijnen en de andere logistieke centra’s.
Behandelingsmateriaal
Rekken
Verwarming, verlichting en water
Verzekering voorraden – Melkpoeder heeft bijvoorbeeld een hoge verzekeringskost
omdat het een hoge ontvlambaarheid heeft, terwijl de inherente waarde toch zeer
laag is.
Huur
Herstelling en onderhoud
Voorraadverliezen – Men moet er steeds voor zorgen dat deze kost niet te hoog oploopt,
anders moet men het voorraadbeleid toch dringend herzien.
Verschrompeling – Hierbij gaat het vooral om producten uit de voedingsector.
Waardevermindering – Als er veel substituten zijn op de markt en je hebt grote
voorraden dan heb je een groot probleem. Opnieuw gaat het hier voornamelijk om
grondstoffen voor de voedingindustrie en om producten met een hoge waarde.
Veroudering - Het gaat bijvoorbeeld om producten uit de elektronica waar de life-
cycles van de producten heel kort zijn omdat er steeds nieuwe producten worden
gelanceerd waardoor de andere producten verouderen.
Veronderstel lage stocks
Welke gevolgen bestaan er als men beslist om lage voorraden aan te houden?
Onvolledige leveringen – de kosten zijn heel hoog als men bepaalde zaken moet bijleveren.
Deze kostencurve is exponentieel.
Extra kosten facturering – Je moet extra kosten maken voor te factureren.
Hogere “picking” kosten – Het gaat om de kosten bij het orderpicking. Als het niet
gegroepeerd wordt, moet men steeds voor een enkel stuk opnieuw passeren in de rekken.
Hogere administratiekosten
Scheeftrekking vraagpatronen – Je kan foute gegevens ingeven.
Kans verlies cliënteel – als je de kans van niet-voorradigheid laat groeien door lage stocks
dan kan je veel klanten verliezen. Dit kan een zeer hoge kostenpost zijn.
Voorraadbeheer volgens de PUSH-methode
Volgens de PUSH-benadering worden de producten door de logistieke keten gestuwd. Het is een
topdown-benadering. Het risico bestaat wel dat men verkeerde prikkels kan ontvangen. Wanneer de
productie bepaalt dat een benutting van 85% van de opslagruimte voor de minimale productiekost
zorgt, dan gaat men proberen de producten te pushen tot op deze benuttingsgraad. De verkopers en
verdelers moeten verder hun plan maar trekken om al deze producten te verkopen.
De methode volgt de volgende 7 stappen:
1) Bepaal via een voorspelmethode (zie uitleg aan het einde van de sessie) of op een andere
manier de behoefte voor de periode tussen nu en de volgende verwachte productierun of
inkoopactie.
2) Stel de huidige aanwezige voorraad vast voor elk magazijn.
3) Bepaal voor elk magazijn het niveau van de beschikbare opslagruimte. Je moet perfect
kunnen inspelen op de beschikbare opslagruimte. Het kan bijvoorbeeld gaan om verse
producten die een hoge inherente waarde hebben.
4) Bereken de totale behoefte op basis van de voorspelde behoefte plus de extra hoeveelheden
die nodig zijn om de onzekerheidsfactor in de vraagvoorspelling te dekken. Er wordt gewerkt
met positieve en negatieve vorken (best en worst case scenario’s).
5) Bepaal de nettobehoefte als het verschil tussen de totale behoefte en de hoeveelheden
aanwezige voorraad.
6) Verdeel het surplus op de totale nettobehoefte over de magazijnen op basis van het
gemiddelde vraagratio i.e. de voorspelde vraag.
7) Tel de nettobehoefte en het toegerekende gedeelte van de surplushoeveelheid bij elkaar op
om de hoeveelheid te vinden die in elk magazijn geplaatst moet worden.
Voorraadbeheer volgens elementaire PULL-methode
Men gaat de optimale voorraad Q* proberen te becijferen. Dit is de meeste economische
ordergrootte of het punt waar de marginale opbrengst van de volgende verkochte eenheid product
gelijk is aan het marginale verlies als de eenheid niet verkocht wordt. De marginale kost is de kost
van de laatst geproduceerde eenheid. Je moet wel goed bepalen wat de laatste eenheid is. Bij een
container in de haven van Antwerpen is het niet elke individuele container maar het volledige schip
dat de haven als laatste aandoet.
marginale opbrengst winst = prijs per eenheid – kosten per eenheid
verlies bij niet-verkopen verlies = kosten per eenheid – restwaarde per eenheid
De eilandmentaliteit is een probleem voor een bedrijf omdat men naar alle kosten moet gaan zien.
Als de verschillende afdelingen niet aangestuurd worden door één persoon, dan krijg je
belangenconflicten.
Gevoeligheden bij herhaalorders
Herhaalorders zijn bestellingen van voorraden op de automatische piloot.
Onmiddellijk aanvullen voorraad
Levertijd bij voorraadaanvulling – Als je 4 à 5 keer per dag wordt bevoorraad, is er geen
probleem. Als je producten van veel verder komen, dan moet je daar meer rekening mee
houden.
Gevoeligheid voor onnauwkeurigheid in gegevens – De kwaliteit van gegevens zijn
ontzettend belangrijk en het moet zuiver gemeten zijn. Dit kan voor een belangrijke
kostenpost zorgen als er fouten worden gemaakt.
Niet-onmiddellijk annuleren voorraad
Opmerking: Het is gevaarlijk om met herhalingsorders gaan werken als de markt zeer cyclisch en
onzeker is.
Een elementair pull-voorraadbeheersmodel voor een vervangingsonderdeel
Als gevolg van het pull-model krijgt de figuur een duidelijk zaagtandeffect.
Welke voorraden waar aanhouden?
Het gaat om geaggregeerde cijfers die verschillen voor elk product.
A-items zijn producten die een snelle voorraadrotatie kennen. Zij vormen ongeveer 65-75% van de
verkopen.
D-items worden aangehouden terwijl ze niet worden verkocht omdat de betalingsbereidheid enorm
hoog is wanneer een klant toch komt om een specifiek product te kopen. Het gaat bijvoorbeeld om
‘zeldzame’ matchbox-auto’s of wisselstukken van zeldzame producten zoals oldtimers. Het gaat hier
ook vaak om asymmetrische informatie. De klant weet niet hoeveel er in stock zijn en dus ook niet
hoe zeldzaam het product is. Aangezien zijn betalingsbereidheid zo hoog ligt, betaalt hij sowieso
terwijl de werkelijke prijs veel lager zou moeten liggen.
criterium wanneer te gebruiken?verkoopwaarde Wanneer de globale range verkocht wordt aan ongeveer
dezelfde snelheid en winstmarges.
winstbijdrage Wanneer alles verkocht wordt aan dezelfde snelheid, maar
met verschillende winstmarges.
verkoopfrequentie Wanneer verkocht wordt met wisselende omzetcijfers, maar
met gelijke winstmarges.
verkoopfrequentie en winstbijdrage Bij verkoop met wisselende snelheid en winstmarges.
verkoopfrequentie/verkoopwaarde Bij verkoop met verschillende frequenties en grote variaties
in verkoopprijs per item.
Welk criterium gebruik je en wanneer ga je het gebruiken? Voor een goede economist gaat het
allemaal om winstmaximalisatie. Maar toch worden er verschillende criteria gebruikt omdat dit
soms de meeste winst oplevert. Je hebt verschillende variabelen maar je gebruikt ze altijd op een
andere manier.
voorraad waar aanhouden? hoeveel aanhouden?A-item alle voorraadpunten hoge voorraadbeschikbaarheid (min. 90%)
B-item meeste of alle voorraadpunten vrij hoge voorraadbeschikbaarheid (85-90%)
C-item beperkt aantal verkooppunten lagere voorraadbeschikbaarheid (70-80%)
D-item geen voorraadpunten terugtrekken uit alle vestigingen (verkoop voor afbraak)
Opmerking: D-items kan men bijvoorbeeld nog bijbestellen.
Percentage voorraadreductie door voorraadconcentratie
Als je van 4 aparte voorraadpunten naar 1 gecentraliseerde opslagplaats gaat, dan kan je de helft van
je voorraad reduceren omdat de veiligheidsvoorraad allemaal samen wordt gebracht.
DEEL II – Voorspellen van de logistieke behoefte
Opmerking: De methodes moeten zeker niet van buiten geleerd worden, maar er moet gewoon
gekeken worden naar de bruikbare technieken voor de logistiek. Het is niet de bedoeling om naar het
gedetailleerde econometrische veld te gaan kijken, maar neem de slides gewoon even door.
Specifieke voorspelproblemen in logistiek
Introductie van nieuwe producten – Het probleem stelt zich dat men niet kan beschikken
over gegevens uit het verleden. Men kan zich wel baseren op deze gegevens en dan enkele
parameters aanpassen om toch een beeld te kunnen vormen.
Onregelmatige vraag – Seizoenseffecten zijn eigenlijk vrij voorspelbaar maar de complexiteit
stelt zich bij hype-gebonden goederen zoals mode, is het zeer moeilijk om voorspellingen te
maken.
Regionale voorspellingen – De voorspellingen bijvoorbeeld voor Noord- en Zuid-Italië
verschillen enorm omdat er ook een verschil is in cultuur maar ook in koopkracht.
Voorspelfouten – Hier moet men rekening mee houden. Je voert altijd een storingsterm in
waar men geen vat op heeft.
EXAMEN
Het is een mondeling examen met schriftelijke voorbereiding.
Je krijgt minstens 2 vragen waarvan 1 voor het deel van Prof. Van de Voorde en 1 voor het
deel van Prof. Van Breedam.
De vragen zijn zeer uitgebreid en de cursus toepassen op een case.
Het gastcollege van Marc Pirenne is examenstof maar enkel over de slides waar hij over heeft
gesproken.