carloluijten1987.files.wordpress.com · Web viewInhoud A: Oriëntatie op de stage Leerling: Naam:...

51
Inhoud A: Oriëntatie op de stage Leerling: Naam: Carlo Luijten Klas: VDT3 ABV Stageschool: De Rooi Pannen, Afdeling Vormgeving Dr. Ahausstraat 1 5042 EK Tilburg Tel. (013) 595 58 80 Directeur: Dhr. R. van den Broek Adjunct-directeurs: Dhr. M. Brekelmans Mevr. S. van Bentum – Coppoolsen Stagebegeleider DRP: Dhr. F. Jacobs Stagecoördinator Fontys: Dhr. J Plasmans Stageopdrachten: Opdracht 1. Zelfanalyse: Zelfanalyse vooraf: Ik heb nagenoeg nog geen ervaring in het docentschap. Wat ik weet komt door ervaring op doen als leerling zelf. Hiermee bedoel ik dat ik altijd al bezig ben geweest om te kijken hoe mijn leraren les gaven aan ons. Je spot al meteen positieve en minder positieve aspecten van een leraar en hoe hij/zij les geeft(nu is dit natuurlijk nog steeds bekeken vanuit het oogpunt van een leerling). Omdat het al langer mijn doel is om leraar te worden heb ik hier altijd al bewust en onbewust op gelet. Verdere ervaring heb ik alleen met instructies geven aan medeleerlingen en vrienden, wat toch wel wat anders is dan voor de klas staan. Nu hebben we hier op het Fontys al het nodige over geleerd qua didactisch en pedagogisch handelen, en ook al een lessencyclus gemaakt. Maar ik moet nog zien hoe ik deze kennis toe kan passen op de leerlingen zelf. Ik hoop op De Rooi Pannen een begin te kunnen maken om voor de klas staan, of

Transcript of carloluijten1987.files.wordpress.com · Web viewInhoud A: Oriëntatie op de stage Leerling: Naam:...

Inhoud A: Oriëntatie op de stage

Leerling:Naam: Carlo Luijten

Klas: VDT3 ABV

Stageschool:

De Rooi Pannen, Afdeling Vormgeving

Dr. Ahausstraat 1

5042 EK Tilburg

Tel. (013) 595 58 80

Directeur:

Dhr. R. van den Broek

Adjunct-directeurs:

Dhr. M. Brekelmans

Mevr. S. van Bentum – Coppoolsen

Stagebegeleider DRP:

Dhr. F. Jacobs

Stagecoördinator Fontys:

Dhr. J Plasmans

Stageopdrachten:

Opdracht 1.Zelfanalyse:

Zelfanalyse vooraf:

Ik heb nagenoeg nog geen ervaring in het docentschap. Wat ik weet komt door ervaring op doen als leerling zelf. Hiermee bedoel ik dat ik altijd al bezig ben geweest om te kijken hoe mijn leraren les gaven aan ons. Je spot al meteen positieve en minder positieve aspecten van een leraar en hoe hij/zij les geeft(nu is dit natuurlijk nog steeds bekeken vanuit het oogpunt van een leerling). Omdat het al langer mijn doel is om leraar te worden heb ik hier altijd al bewust en onbewust op gelet. Verdere ervaring heb ik alleen met instructies geven aan medeleerlingen en vrienden, wat toch wel wat anders is dan voor de klas staan. Nu hebben we hier op het Fontys al het nodige over geleerd qua didactisch en pedagogisch handelen, en ook al een lessencyclus gemaakt. Maar ik moet nog zien hoe ik deze kennis toe kan passen op de leerlingen zelf. Ik hoop op De Rooi Pannen een begin te kunnen maken om voor de klas staan, of in ieder geval de leerlingen mee te begeleiden. Qua kennis van mijn beroep en verdere kunstzinnige bagage zit het wel goed in mijn ogen, ik ken mijn vak en denk dat ik ook genoeg kennis heb om leerlingen het nodige aan te leren.

Zelfanalyse achteraf:Ik merkte meteen al dat het allemaal niet zo gemakkelijk zou zijn als ik had gehoopt. Ik heb wel wat gehad aan de kennis over Didactiek en Pedagogiek, welke ik al vanuit school had meegekregen, maar het is echt heel erg wennen en vreemd om in de klas rond te lopen, met Meneer te worden aangesproken en de leerlingen te helpen. Wel merkte ik dat ik er erg veel voldoening uithaalde om te zien dat leerlingen mijn adviezen en hulp dankbaar aannamen. De kennis die ik had over het onderwerp verschilde duidelijk per vak, sommige vakken wist ik mij beter in te vinden dan in andere vakken. Vakken zoals Decor en Displayontwerp waren niet mijn sterkste ’punten, omdat ik mijzelf niet uitgebreider in dat vakgebeid heb verdiept. In vakken zoals Digitaal Ontwerpen,Bewerken en Grafisch Ontwerpen kon ik mij beter in vinden, omdat dit veel meer in mijn eigen vakgebied zit en ik de leerlingen met meer overtuiging van dienst kon zijn.Planmatig handelen is nog moeilijk voor mij, ik merk dat als ik te veel hooi op mijn vork neem, zoals ik tijdens deze stage heb gedaan, dat het mis gaat lopen. Ik had dit eerder moeten zien en laten weten toen ik het dacht in de gaten te krijgen. Qua communicatie valt daar dus ook nog wel wat over te zeggen. Contact tussen mij en de leerlingen vond ik vlot verlopen en prettig, ik kon goed met de leerlingen opschieten en ze waren ook niet bang om aan mij advies te vragen omdat ik een open houding aanhield. Ook met de docenten waar ik lessen bij heb meegelopen kon ik goed mee communiceren, makkelijk vragen stellen en advies aan vragen. Waar ik beter aan had moeten werken was het contact met mijn stagebegeleider zelf. Ik had het idee dat hij wist waar ik mee bezig was omdat ik toch steeds liet weten bij welke leraar ik was, maar kennelijk was dit toch niet het geval. Nadat er nieuwe afspraken waren gemaakt ging het communiceren beter en ook met plannen ging het beter. Na het maken van een schema kon ik goed bijhouden wat ik nog moest doen en wat er al af was. Al met al heb ik toch nog een prettige stage gehad. Ik hoop dat ik van mijn fouten leer en dat ik mijn ervaringen meeneem naar het volgende stage adres.

Opdracht 2.Deze opdracht heb ik achter opdracht 11 gezet. Dit omdat dit een logischer vervolg is.

Opdracht 3.Observatieopdracht > Docenten:(Zie bijlagen voor de observatieformulieren)

Kunstdocent: Frank Jacobs.

Feitelijke waarnemingen:-Praat met duidelijke stem.

-Staat stevig maar relaxte houding.-Praat met veel gebaren, expressief.

-Beweegt zich tijdens de uitleg op ongeveer 1 M2

-Stelt tussen de uitleg door regelmatig de vraag of hij gesnapt word.

-Geeft rustig individueel uitleg.

-Kijkt makkelijk leerlingen aan als hij ze aanspreekt.

-Gebruikt opdrachtformulier en hulpmiddelen, zoals werk van de leerlingen als voorbeeld om leerling iets uit te leggen.

-Neemt de tijd voor individuele leerling. Maakt tussendoor wel tijd/reageert op vragen van andere leerlingen tussendoor. Sluit zich niet af van zijn omgeving.

-Door open/gesloten vragen te stellen geeft hij uitleg door zo ook de leerling te laten nadenken en zichzelf te beargumenteren. -Blijft veel zijn handen gebruiken bij de uitleg. Expressieve manier van uitleggen.

-Reageert vooral positief of geeft opbouwende kritiek.

-Geeft reactie op leerlingen die zitten te spelen met mobiel om ze hun mobiel weg te laten stoppen.

-Toont sympathie/interesse (welzijn) voor individuele leerlingen.

-Geeft duidelijke en specifieke instructies waar nodig.

-Reageert altijd op een leerling. Ook om te vragen of hij/zij een momentje heeft als hij op dat moment met iemand anders bezig is. Negeert niet.

-Laat leerlingen hun resultaten inzien en geeft feedback op prestaties.

Interpretatie van gedrag:

-Praat met heldere stem.-Heeft de klas onder controle, in de zin dat hij ze stil heeft en ze luistern naar hem.

-Geeft ‘activerend’ les. Praat en vraagt suggererend om leerlingen aan het denken en werken te zetten.

-Heeft bij klassikale uitleg een open houding.

-Gedraagt zich op een goede manier autoritair, een leidend figuur. Leerlingen weten wat ze aan hem hebben.

-Legt verantwoordelijkheid bij de leerlingen door ze veel zelfstandig te laten werken. Zit leerlingen niet meteen op hun nek als ze even niks doen of iets doen wat niet school gerelateerd is.

-Geeft soms leuke reactie op leerlingen hun reactie.

Lokaal:Lokalen voor kunstvakken (en theorie vakken) zijn ingericht met het oog op ruimte en licht. Het is verder vooral praktisch ingericht zonder al te veel poespas en veel ramen. Er staat één kast met spullen voor de leraar en de leerlingen, verder hangt er een smartboard en staat er een bureau voor de leraar met pc. Frank staat voor in de klas (bijna tussen de leerlingen) en heeft bij klassikale uitleg goed overzicht. Bij individuele uitleg is hij bij één van de tafeltjes in het lokaal.

Karakterschets: Frank is een leraar die leidend en activerend les geeft. Hij is een vriendelijke man die tijd over heeft om leerlingen te helpen als ze hier om vragen. Hij houdt zijn leerlingen aan de gang en werkt volgens een goede planning. Hij legt veel verantwoordelijkheid bij de leerlingen neer, als ze iets niet af hebben is dat in eerste instantie het probleem van de leerling. Hij is duidelijk te verstaan en weet de aandacht van de leerlingen vast te houden tijdens een uitleg. Ook individueel weet hij een leerling goed aan te sporen tot werken, zelf denken, verantwoording nemen en zichzelf kunnen beargumenteren. Hij behandelt leerlingen als gelijken en er kan veel gezegd worden bij Frank in de klas, met uitzonderingen daar gelaten. Hij kan ‘streng doch rechtvaardig’ reageren als leerlingen te ver gaan door herrie te maken, zich met compleet andere dingen bezighouden of met hun mobiel zitten te spelen. Frank spreekt met een duidelijk verstaanbare stem en heeft een rustige manier van praten, vooral bij individuele uitleg. Door deze rustige, duidelijke en activerende manier van lesgeven weten leerlingen wat ze aan hem hebben en creëert hij zo een veilige leer- en werkomgeving. Hij gaat ‘normaal’/’mainstream’ gekleed, niet in pak, met stropdas of iets anders wat je als typisch leraar zou kunnen bestempelen. Ook dit helpt denk ik wel mee met het ‘levelen’ met leerlingen, omdat hij niet uiterst anders is gekleed dan de leerlingen zelf.

Docent voor een (béta)vak: Simone van Zundert

Feitelijke waarnemingen:

-Heeft goed verstaanbare stem. (ik zat achterin de klas en ze was duidelijk te verstaan)

-Deelt zelf werkbladen uit.

-Betrekt leerlingen bij het terughalen van stof uit de vorige les. Zit hierbij achter pc en typt het uit voor de leerlingen op het smartboard zodat zij het goed mee kunnen zien.

-Reageert op reacties van leerlingen.

-Als ze niet achter de pc zit zorgt ze dat ze voor de klas staat.

-Sluit zich niet af van de klas. (Dus niet met rug of zij naar de klas staan)

-Loopt tijdens maken van de opdracht rond en kijkt bij leerlingen mee of geeft uitleg/helpt leerling.

-Geeft waarschuwing als het te druk word, maar het blijft bij een waarschuwing.

-Kijkt samen met de leerlingen werk na.

-Laat leerlingen om de buurt antwoord geven/vraag oplezen.

-Glimlacht veel.

-Reageert af en toe streng als het nodig is.

-Gaat niet in op (onnodige) discussie.

Interpretatie van gedrag:

-Heldere stem, fijn om naar te luisteren.

-Kan goed/leuk reageren op reacties van leerlingen.

-Bij waarschuwing had ze die eigenlijk mogen doorzetten, leerlingen gingen gewoon door.

-Vrolijke stem.

-Reageert goed op leerlingen.

Lokaal:

Lokalen voor kunstvakken (en theorie vakken) zijn ingericht met het oog op ruimte en licht. Het is verder vooral praktisch ingericht zonder al te veel poespas en veel ramen. Er staat één kast met spullen voor de leraar en de leerlingen, verder hangt er een smartboard en er staat een bureau voor de leraar met pc. De leerlingen zitten in dit lokaal in een U-vorm richting het bord in plaats van aparte tafeltjes waar je twee aan twee zit.Simone maakt veel gebruik van de ruimte tijdens uitleg en richt zich veel op de klas als geheel. Haar positie in de klas is naar mijn mening goed. Verder loopt zij bij het maken van de opdrachten en de uitleg door het lokaal waarbij zij ook makkelijk mee kan kijken naar de antwoorden op het bord en zo daar de aandacht houd bij het nakijken.

Karakterschets:Ik heb bij Simone een goed gevoel als leraar. Ze praat met een heldere en duidelijk verstaanbare stem, praat gemakkelijk met leerlingen. Ze betrekt de leerlingen goed bij de les door ze mee te laten doen, ze beurten en antwoorden te laten geven. Haar houding tegenover de leerlingen is dat ze makkelijk met leerlingen praat of reactie geeft op leerlingen die iets zeggen. Ze doet wel veel moeite om de klas actief bij de les te houden bij een drukkere klas. Haar kleding laat haar niet buiten de boot vallen in de klas en ze ziet er uit als een normale vrouw waardoor ze zich qua kleding ook niet boven de leerlingen verheft. Dit alles in combinatie met elkaar zorgt voor een gezellige en goede werksfeer waarin leerlingen graag lijken te werken.

Conclusie leraren:Iets wat mij opvalt bij deze twee leraren (en de leraren op deze school in het algemeen) is dat het stuk voor stuk vriendelijke en gezellige mensen zijn om mee samen te werken en om te hebben als leraar. Er wordt een goede werksfeer gestimuleerd door leerlingen aan het werk te houden, geboeid te houden en door er op gelijk niveau mee om te gaan. Leraren zijn actief bezig om leerlingen iets bij te leren en ze te toetsen op hun kennis. Er wordt ze verantwoordelijkheid en zelfstandigheid bij gebracht, maar er is veel ruimte voor individuele hulp aan leerlingen. Door het gedrag van de leraren wordt het gevoel van veiligheid gestimuleerd en word deze school een plek waar je je als leerling welkom en veilig voelt.

Opdracht 4.Observatieopdracht > Leerlingen:(Zie bijlagen voor de observatieformulieren)

Leerling 1: Floor Timmer

Tijdens Kunstvak:

Feitelijke waarnemingen:

-Niet direct te zien dat ze luistert.

-Kijkt de leraar niet direct aan tijdens zijn uitleg.

-Is opvallend stil.

-Praat weinig tot niet met andere leerlingen.

-Trekt geen aandacht.

-Luistert muziek.

-Vraagt niet om hulp van leraar.

-Zit soms met haar mobiel te spelen.

-Werkt grootste deel van de les.

-Praat enkele keren kort met medeleerling. Het is dan alleen relevant aan de les.

-Kijkt met een medeleerling naar haar (van de medeleerling) haar werk.

-Frank moet zelf naar haar toe komen om over haar werk te praten, zelf vraagt ze dus niks.

Interpretatie van gedrag:

-Lijkt weinig met andere leerlingen te doen hoeven hebben.

-Zoekt geen aandacht van de leraar.

-Is moeilijk te bepalen of ze echt aan het werk is of dat ze iets anders aan het doen is. Vooral omdat ze geen aandacht vraagt, geen geluid maakt en zich met muziek afzondert en zo bijna onzichtbaar word.

-Komt verder rustig over en hard werkend.

-Haar gedrag kan overkomen als onverschillig, terwijl ze wel goed zit te werken.

Lokaal:

Lokalen voor kunstvakken (en theorie vakken) zijn ingericht met het oog op ruimte en licht. Het is verder vooral praktisch ingericht zonder al te veel poespas en veel ramen. Er staan één kast met spullen voor de leraar en de leerlingen, verder hangt er een smartboard en staat er een bureau voor de leraar met pc. De leerlingen zitten tijdens deze les verdeeld over twee rijen van twee tafels. Floor zit in het één na achterste rijtje en zit alleen. Ik weet niet of dit een bewuste keuze is of dat er op dat moment gewoon niemand naast zit, dit omdat er een deel van de klas naar het Open Leercentrum is.

Tijdens Theorievak:

Feitelijke waarnemingen:

-Zit meteen na binnenkomst met haar mobiel te spelen.

-Is naast twee medeleerlingen gaan zitten i.p.v. alleen achterin.

-Praat tussen de les door met medeleerlingen, meeste is relevant aan de les.

-Legt wat over de opdracht aan medeleerlingen uit.

-Werkt samen met haar twee medeleerlingen waar ze bij zit de opdrachten uit en overleggen tussendoor over het werk en de opdrachten.

Interpretatie van gedrag:

-Lijkt al de theorie al te snappen of snel op te pakken.

-Is behulpzaam bezig met haar twee medeleerlingen waar ze mee samen werkt.

-Houd haar aandacht goed bij de les en de opdrachten tijdens dit lesuur.

Lokaal:Dit lokaal heeft drie rijen met tafeltjes zij aan zij, bureau voor leraar met pc, smartboard aan de muur, één wand met ramen. Het lokaal is ruim en licht, net als alle andere lokalen. Dit omdat alle lokalen aan de buitenste rand van het gebouw zitten. Leerlingen gaan in deze klas achterin zitten, Floor zit zelf helemaal achterin de hoek waarna zij opschuift naar voren bij twee andere leerlingen.Frappant is dat de kleine groep leerlingen met z’n allen achterin gaan zitten, zo ver mogelijk van de leraar af. De leraar verkleint deze afstand door regelmatig tijdens uitleg naar hun toe te komen.Indeling van het lokaal heb ik niks aan op te merken, alleen jammer dat de leerlingen achterin gaan zitten.

Karakterschets:Floor is na mijn mening een stille leerling, maar wel iemand die doorwerkt en weinig tot geen aandacht vraagt van leraren en medeleerlingen. Als zij wel spreekt met medeleerlingen lijkt dit voornamelijk over de les te gaan, of ze buiten de les veel praat met haar medeleerlingen krijg ik niet mee. Ook heb ik het idee dat ze zichzelf in de les een beetje afsluit van anderen om gewoon te kunnen werken, dit doet ze o.a. door oortjes in te doen en muziek te luisteren. Ze praat op gelijkmatig niveau met de leraar en met andere leerlingen en lijkt graag hulp te bieden aan andere leerlingen die het nodig hebben. Ze gaat redelijk normaal gekleed, wel opvallend is de rastamuts die ze droeg, maar dat was voor mij het enige opvallende aan haar kleding. Ze heeft soms de neiging om wat met haar mobieltje te gaan zitten spelen, ook tijdens uitleg van de leraar waardoor het soms kan overkomen als onverschillig of ongeïnteresseerd gedrag.

Leerling 2: Servie Sanders

Tijdens Kunstvak:Feitelijke waarnemingen:-Zit meteen met mobiel te spelen.

-Kijkt leraar niet aan tijdens uitleg.

-Kijkt wat om zich heen.

-Begint niet meteen te werken en loopt wat rond.

-Maakt opmerkingen tegen de leraar of andere leerlingen.

-Leraar moet hem aan het werk zetten met stap voor stap opdrachten.

-Als hij ‘niks kan doen’ is hij wat om zich heen aan het kijken, wat aan het kletsen en doelloos om zich heen aan het staren.

-Zegt iets tegen medeleerling over de opdracht.

-Gaat een paar keer van zijn plek af zonder klaarblijkelijk doel.

Interpretatie van gedrag:

-Komt mij op het eerste ogenblik niet al te ongeïnteresseerd over.

-Lijkt aan begin van de les wat doelloos gedrag te vertonen.

-Blijft naar mijn mening onnodig lang weg uit de les terwijl hij een afspraak had gemaakt met de leraar om niet zo lang weg te blijven.

-Maakt een aantal opmerkingen die naar mijn mening (en ook die van de leraar) niet geheel gepast zijn.

-Naar mijn mening komt hij af en toe wat ongeïnteresseerd over.

-Vertoond wat kinderlijk en puberlijk gedrag met een beetje dom of lomp overkomende opmerkingen naar andere leerlingen of de leraar.

Lokaal: Lokalen voor kunstvakken (en theorie vakken) zijn ingericht met het oog op ruimte en licht. Het is verder vooral praktisch ingericht zonder al te veel poespas en veel ramen. Er staan één kast met spullen voor de leraar en de leerlingen, verder hangt er een smartboard en een bureau voor de leraar met pc. De leerlingen zitten tijdens deze les verdeeld over twee rijen van twee tafels. Servie zit, als hij in de klas is, ergens in het midden van de rij. Omdat leraren tijdens praktijk les vooral aan rond lopen is die plek niet goed of fout. Ik vind het in ieder geval goed dat hij niet achterin zit, dit zou de verkeerde plek voor hem zijn.

Tijdens Theorievak:

Feitelijke waarnemingen:

-Maakt vrij in het begin al wat opmerkingen richting leraar en leerlingen.

-Werkt, na lange tijd afwezig te zijn om iets te kopiëren voor de leraar, stil aan zijn opdrachten.

-Praat enkele keer met medeleerling over de lesstof.

-Zit alleen vooraan.

Interpretatie gedrag:

-Zijn opmerkingen komen soms een beetje puberaal en kinderlijk over. Onnodig.

-Blijft naar mijn mening en die van leraar veel te lang weg. Rede was dat het druk was bij de printers. Hij bleef 20 minuten weg voor 4 kopietjes, dus vraag ik mij of dat echt zo lang had moeten duren.

-Zodra hij eindelijk gaat beginnen werkt hij wel door en werkt hij stil.

-Hij lijkt bij vragen van de leraar wel goede kennis te hebben van de stof, ook al heeft hij de uitleg niet mee gekregen.

-Laat zich verder tijdens de rest van de les weinig horen.

Lokaal:Dit lokaal heeft drie rijen met tafeltjes zij aan zij, bureau voor leraar met pc, smartboard aan de muur, één wand met ramen. Het lokaal is ruim en licht, net als alle andere lokalen. Dit omdat alle lokalen aan de buitenste rand van het gebouw zitten. Leerlingen gaan in deze klas achterin zitten, Servie vooraan van die groep. Naar mijn mening een goede plek voor hem, dan moet hij wel aanwezig zijn tijdens de uitleg…

Karakterschets:

Servie lijkt mij, na wat ik van hem heb meegekregen, af en toe een beetje een lastige leerling. Hij komt soms kinderachtig over en vertoond puberaal gedrag. Ik heb meegekregen dat hij al eens of meerdere malen een aanvaring heeft gehad met een leraar en de neiging heeft nogal eens weg te blijven uit de les of niet naar school te komen. Ik heb zijn klas regelmatig gezien, maar hij zat er bijna al die keren niet bij. Zijn medeleerlingen benadert hij op diezelfde jongensachtige manier, al kan hij op enkele momenten wel serieus zijn en het over schoolwerk hebben. Hij maakt soms onhandige opmerkingen die hij beter niet kan maken, maar hij lijkt zelf niet op te merken dat deze opmerkingen soms erg ongepast zijn. Ook komt hij zo regelmatig over als de lolbroek in de klas, ook door zijn lacherige gedrag en zijn neiging om ergens tussendoor te roepen. Zijn leraren benadert hij soms ook een beetje ongemakkelijk, deze moeten hem vooral duidelijk instrueren om hem aan de gang te krijgen. Qua kleding valt hij niet buiten de boot, gewoon normaal gekleed past hij bij het algemene beeld van de klas.

Conclusie:Ik heb twee heel verschillende leerlingen geobserveerd, dit waren echt twee uiterste uit deze klas. Aan de ene kant druk en aan de andere kant rustig en hard werkend. Als leraar moet je deze twee leerlingen anders aanpakken, vooral omdat je aan de ene geen kind hebt en de ander moet je bijna als een kind behandelen zonder iemands gevoel van eigenwaarde aan te tasten. Ik denk dat de gemiddelde leerling er ergens tussen hangt, niet te kinderachtig maar ook niet super ijverig. Al is perfectionisme en ijverigheid vaak wel iets wat je in een creatieve student terug vind. Het zal dus per vak verschillen hoe deze leerlingen zich gedragen, zowel tegenover hun medeleerlingen als hun docenten. De omgang tussen de leerlingen en de leraren is over het algemeen gewoon goed te noemen, de leerlingen tonen interesse voor wat de leraar ze te vertellen heeft en ze zijn ook blij als de leraar hun aandacht schenkt.

Opdracht 6. Ontwerpen:(Zie de bijlagen voor het officiële opdrachtenformulier waar deze opdracht op is gebaseerd)

De opdracht: (zie ook bijlagen voor officieel werkblad en uitgebreidere opdracht definitie)Stap 7. Kleur de aanzichten in- kies je wandbekleding (behang) en bepaal de kosten hiervan.- kies je vloerbedekking (hout, beton, tapijt) en bepaal de kosten hiervan.

De voorbereiding:Ik heb een eerste opzet gemaakt over wat ik zou vertellen aan de leerlingen, deze heb samen met Frank Jacobs doorgenomen en ik heb toen mijn opzet aangepast en ingekort. De tweede opzet zie je hieronder.

Stap 7Uitleg door Carlo Luijten

Er wordt verwacht dat ze een realistische keuze maken in het kiezen van hun muren en vloeren.

Ik leg het per onderdeel uit, dus eerst de muren en dan de vloer.

De muren:

-Ik vertel ze eerst dat ze een bestaand behang moeten uitkiezen. Ze hebben een aantal voorbeelden gekregen op hun blaadje. Ik laat ze wat voorbeelden zien van één van deze sites.

-Vertellen dat ze rekening houden met kleur en textuur en dat het goed aansluit op hun MKV collage gebruiken bij het kiezen van zo’n behang.

-Niet heel de muur hoeft behangen te worden, de hoeveelheid hangt af van hun ontwerp. Een combi met b.v. schilderwerk of een ander materiaal.

Als ze het behang hebben gekozen moeten ze opschrijven van welke site ze het vandaan hebben, welk merk het is, wat de prijs is, de afmetingen van de rol en een staaltje van het gekozen behang. Dit kunnen ze uitprinten, maar beter is een echt staaltje. Wellicht kunnen ze dit aanvragen of bij de bouwmarkt halen.

Dit behang moeten ze in hun aanzichten tekenen, dit moeten ze op een eenvoudige manier doen. Dus duidelijk voor de toeschouwer wat ze bedoelen. (wellicht een voorbeeld hier ook weer laten zien?)

-Belangrijk is dat ze het zelf tekenen en dus NIET een behangetje uitprinten, uitknippen en opplakken in hun zijaanzicht.

-verwijzen naar GIO

Prijs berekenen:

Ik leg uit dat ze de kosten moeten gaan berekenen van het behang. Leg uit dat ze dat in de volgende stappen kunnen doen:

-Laat ze het aantal stroken naast elkaar per muur berekenen.

-Maak tekeningetje op het bord hoe ze dat kunnen doen.

De vloer:

-Ik vertel dat ze twee verschillende materialen moeten gebruiken voor hun vloeren.

bv. materiaal 1, tapijt of tegels of..

bv. materiaal 2, hout of beton of…

(-Dus niet bv. 2 keer hout, maar dan twee verschillende houtsoorten. Want dan is het nog steeds hout.)

-Mochten ze toch twee dezelfde materialen willen gebruiken dan moeten ze met een heel goed concept aankomen en de verschillen tussen het materiaal toch wel aanzienlijk zijn.

-Gebruik je MKV collage mee om te bepalen wat voor vloeren je neemt.

-Denk er aan dat het bij elkaar past, zo niet? Is dat een bewuste keuze? Leg uit.. etc.

-Denk aan mogelijk interessante combinaties, tegenstellingen en combinaties die elkaar versterken. Bv.:

-Ruw – Glad

-Mat – glimmend/reflecterend

-Natuurlijk – onnatuurlijk/gemaakt

-Hard – zacht

Combinaties zijn afhankelijk van je MKV collage natuurlijk.

Wellicht wat combinaties laten zien of alleen benoemen?

-Vertellen: Gebruik één van deze twee materialen als je routing of gebruik het om iets op te laten vallen in de winkel.

-Dus, of je zorgt ervoor dat één v/d materialen jouw ‘route’ volgt in de winkel zodat jij mensen een idee geeft om te lopen. Of je gebruikt één materiaal om een plek/object(en) uit te lichten in je winkel zodat je b.v. een hoek creëert die je meer laat opvallen door een ander stukje vloer of een object wat op een ander stuk vloer staat uitgelicht.

Ook hier zorgen dat ze de volgende info verzamelen voor in hun werkboek:

-Welke vloer,

-Leverancier/Winkel,

-Site,

-Merk/Type,

-€..,- m2

-Bereken ook hier weer de m2 van het vloeroppervlak en bereken hier de kosten.

-Voor het berekenen van de twee aparte materialen zou je het makkelijkst te berekenen oppervlakte als eerst uit kunnen rekenen, dan weet je automatisch ook de oppervlakte van het andere materiaal.

-Voor het berekenen van moeilijke vormen kun je proberen deze vorm op te delen in makkelijker meetbare vormen. (geeft voorbeeld op het bord van een rechte vorm en misschien ook van een natuurlijke vorm.

Van zowel de muur en de vloer moet je stalen (dus voorbeelden) voor in je werkboek hebben. Dit kun je doen door deze b.v. netjes uit te printen op aparte vellen (vloermaterialen bij elkaar zodat je de combinatie ziet).

Ook voeg je van zowel van de muur als van de vloer je m2 en kosten berekeningen toe aan je werkmap.

Evaluatie:De uitleg kon beter vond ik zelf achteraf. Ik dacht dat het goed in mijn hoofd zat, maar ik merk dat een uitleg geven voor de klas toch moeilijk is. Voor mijzelf is het duidelijk, maar voor de leerlingen is het weer anders. Ik had er moeite mee om het verhaal vloeiend te houden en door te kunnen praten. Dat lag zowel aan mijzelf omdat ik soms de draad kwijtraakte en omdat er tussendoor vragen kwamen van leerlingen die ik tegelijkertijd wilde beantwoorden en eigenlijk verder wilde met mijn verhaal. Ik heb op een gegeven moment gevraagd of ze even wilden wachten met vragen en of ze mee wilde schrijven zodat ze wisten wat ze nodig hadden, stapsgewijs. Het was mij ontschoten dat ik ook nog wat had moeten laten zien en had het daarvoor zelf niet meer ingezien, dus had ik dat eigenlijk niet meer gebruikt. Slecht eigenlijk, want de leerlingen hadden wel wat voorbeelden kunnen gebruiken. Hier onder een uitgetypte versie van het commentaar van meneer Jacobs. Het gescande vel zit bij de bijlage.

-Site niet van tevoren bekeken. Niet slim-Je gebruikt een Boven en Achterzijde als achterwant. = onduidelijk-Eindig liever met : huiswerk- Dus éérst wand, dan vloer, dan = huiswerk-Gebruik veel meer het geschreven vel zelf. = 2x zien.-Beetje chaotisch.-Vraag iets eerder om rust (en wacht daarop). Te veel mensen praten. -je laat de site zien, maar je doet er niets mee.-Goed = hou je MKV/Collage erbij (een schema wat ze van tevoren hebben gemaakt)

Opdracht 7.Begeleiden:

Deze opdracht gaat over begeleiding van 1 opdracht, maar ik heb het grootste deel van de tijd mee begeleid omdat ik me daar prettig bij voelde en omdat ik het zo snel aannam als zijnde normaal om te doen.

Zoals ik al heb gezegd, heb ik veel gedaan aan de begeleiding van leerlingen. Een aantal klassen kende mij al snel en het was makkelijker om leerlingen te begeleiden waar ik al eerder aan was voorgesteld. Het begeleiden zelf hing af van de soort les die er gegeven werd, ik heb namelijk een aantal praktische vakken meegelopen en daar was soms nog wel wat verschil tussen. Voornamelijk tussen het feit of ik er veel over wist of niet. Met een aantal vakken kon ik goed meekomen en adviseren, maar met sommige vakken was ik ook afhankelijk van de kennis van de docent en van het beetje kennis wat ik meer had om de leerlingen iets bij te brengen, wat altijd nog voldoende was om ze in ieder geval nog wat bij te kunnen brengen.

Ik heb bij de volgende vakken meegelopen. Decor en Display ontwerp (DDO), Digitaal Ontwerpen en Bewerken 1 + 2 (DOB), Grafisch / Illustratief ontwerpen (GIO) en een les bij Sign wat volgens mij Beletteren (BEL) was. In dit laatste vak heb ik geen begeleiding meegedaan omdat dit volledig buiten mijn vakgebied lag. De andere lessen heb ik allemaal mee begeleid, eigenlijk van het begin af aan al.

De vakken waar ik het meest vaardig in was waren DDO en GIO omdat dit erg in mijn eigen vakgebied lag en ik hier ook voor heb gestudeerd. DDO gaat vooral om digitale bewerkingsprogramma’s zoals Adobe Photoshop, Illustrator en InDesign. Maar ook 3DS Max, een 3D ontwerp programma. GIO was dus vooral grafisch en illustratief en er werd in de lessen die ik meedraaide vooral getekend, daar kon ik dus goed bij meehelpen. Ook de lessen van DDO waar perspectivisch tekenen werd gegeven kon ik goed in mee komen omdat ik ook deze techniek ook goed beheers. Vragen kon ik bij deze vakken dus goed beantwoorden.

Wat lastig was waren de vakken waar ik te weinig over wist, zoals de fijne kneepjes in grafische vormgeving van b.v. een tijdschrift. Ik kan dan de leerlingen wel helpen en adviseren, maar de dingen waar ik en de leerling dan echt op moeten letten ontgaan mij. Ook kan dat komen doordat ik gewoon weinig ervaring heb als leraar. Ook bij het vak DDO kwam ik kennis tekort om de leerlingen volledig te kunnen helpen buiten de basisvaardigheden zoals perspectivisch tekenen. Wat ik lastig vond en wat een uitdaging voor mij was, is het verwoorden van informatie voor leerlingen zodat het begrijpelijk voor hen is.

Opdracht 8.Schoolregels en regels in de klas:Veel van deze regels staan netjes in de studiegids van de afdeling ‘Vormgeving’ van het DRP, sommige regels zal ik dus citeren bij gebrek aan een betere eigen verwoording van de regels.Andere regels staan in het leerlingenstatuut of een regelement. Te laat komen/Afwezig zijn:Er zijn voor te laat komen of afwezig zijn verschillende sancties, er zijn namelijk urenafspraken waar leerlingen zich aan moeten houden, ook al zijn zij niet langer leerplichtig. Kom je bepaalde uren (afspraken) niet na, dan heb je wellicht te weinig kennis om te kunnen slagen.Bij ongeoorloofde afwezigheid wordt de leerling daar op aangesproken door zijn of haar klassenmentor en kunnen de nodige maatregelen worden genomen (tijd inhalen, strafwerk).Het kan ook zijn dat ze een eerste waarschuwingbrief krijgen en de tijd moeten inhalen, de brief wordt opgenomen in diens leerlingendossier. Bij geen verbetering of aanhoudende afwezigheid wordt er weer een waarschuwingsbrief opgestuurd, ook worden het DUO en de leerplichtambtenaar ingelicht. Daarna zal er een gesprek plaatsvinden met de decaan en de mentor waarbij de problematiek van de leerling zijn absentie word besproken. De derde brief is een uitnodiging voor een exit gesprek.De klassenmentor is degene die bepaalt of afwezigheid geoorloofd is of niet, maar de leerling is zelf verantwoordelijk. Iedere afwezigheid moet door de school bij de overheid en het DUO worden gemeld omdat dit gevolgen kan hebben voor de studiefinanciering of voor tegemoetkoming in de studiekosten. Bij iedere afwezigheid telt ook “te laat” en “ziek”. Dus ook door dit soort regelmatige afwezigheid kan je het afronden van je studie in gevaar brengen.

Als je niet naar school kunt komen omdat je ziek bent, bel je vóór 8.30 uur naar de receptie. Mocht je onder lestijd ziek worden, dan meld je je eerst bij de vakdocent waarvan je op dat moment les hebt en daarna bij de receptie. Zodra je beter bent, meld je dit bij de receptie en lever je een briefje in van je ouders/verzorgers, waarin wordt bevestigd dat je ziek bent geweest. Bovenmatige afwezigheid als gevolg van ziekte kan evengoed leiden tot een dwingend advies om te stoppen met de opleiding.

Bij te laat zijn haalt de leerling bij de receptie een “te laat-briefje”. Met dit briefje meldt de leerling zich bij de vakdocent. De leerling behoudt het briefje en gaat er, het liefst de zelfde dag nog, mee naar de klassenmentor. Deze bepaalt op de afwezigheid geoorloofd is of niet en geeft dit aan op het briefje. De mentor neemt het briefje in en de administratie verwerkt de mutatie in de aanwezigheidsregistratie. Omdat de leerling verantwoordelijk blijft voor zijn afwezigheid is het belangrijk dat de leerling zelf dat zo snel mogelijk meld bij zijn of haar mentor, anders blijft de leerling in het systeem als onwettig afwezig staan.

Er kunnen zich situaties voordoen waarvoor je verlog nodig hebt. Dit dien je, minstens één week van tevoren, aan te vragen bij je mentor, met een ingevuld verlofbriefje. Verlofbriefjes zijn verkrijgbaar bij de receptie.

Orde handhaven / sancties:

Een belangrijk deel van de orde handhaven op een MBO gaat ook uit naar het schoonhouden van de school door de leerlingen zelf, zeker op een creatieve opleiding zorgen leerlingen voor aardig wat rommel. Hier zijn de volgende afspraken over.In de werkruimtes ruimt iedereen zijn eigen spullen op. Gereedschappen en nog te gebruiken materialen worden op de juiste plek opgeborgen. Afval wordt in de daarvoor bestemde bakken gegooid. We verwachten dat iedereen in ieder geval zijn eigen werkplek opruimt.

Ter aanvulling hierop wijst de vakdocent aan het begin van de les drie leerlingen aan die een kwartier voor het einde van de les corveetaken zullen verrichten. Deze corveetaken vinden zowel in het lokaal als in het atelier plaats. Bij het toewijzen van de taken wordt de leerlingenlijst op alfabetische volgorde afgewerkt.

Opbergen van werkstukkenJe bent er zelf verantwoordelijk voor dat je werkstuk wordt opgeborgen. Aan het einde van de les berg je je werkstuk op:

-in je kluisje;

-in het wandrek/droogrek;

-in het magazijn;

-op een andere plaats die de docent heeft aangewezen.Laat geen werkstukken achter in het atelier; de natte ruimte of het lokaal. De kans bestaat dat deze worden weggegooid.

Inleveren van werkstukken:-Gedurende de opdracht ben je zelf verantwoordelijk voor je werkstukken. Na inlevering is de school verantwoordelijk.-Je kunt een werkstuk alleen bij je eigen vakdocent inleveren op de afgesproken datum.-eventueel afwijkende afspraken over het inleveren van een werkstuk kun je ook alleen met je eigen vakdocent maken.-Je kunt een werkstuk alleen inleveren samen met het bijbehorende opdrachtenformulier. Dit formulier dient volledig ingevuld te zijn. Ook als je geen werkstuk inlevert, dien je het opdrachtformulier in te vullen en in te leveren.-Als je een werkstuk inlevert, ontvang je een inleverbewijs. De school bewaart de doorslag hiervan.-Als het werkstuk is nagekeken, krijg je het opdrachtformulier terug. Op het opdrachtformulier staat de beoordeling, eventueel voorzien van opmerkingen. Als je geen werkstukken hebt ingeleverd, krijg je als beoordeling het cijfer 1.-De vakdocent bepaalt of het werkstuk mee naar huis mag worden genomen.

Huis- en strafwerk:Ik heb met verschillende leraren gesproken en het is mij duidelijk geworden dat er eigenlijk geen strafwerk wordt gegeven. Het is een MBO en zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid staan hier wel centraal. De leraren vinden dat de leerling het schoolwerk vooral voor zichzelf doet en niet voor de leraar. Er word op een volwassen manier omgegaan met leerlingen en de leerlingen zijn zich veelal bewust van hun eigen verantwoordelijkheid. Wel is het zo dat beoordelen moeilijk wordt als een leerling zijn werk niet maakt, maar dan worden er al andere trajecten in gang gezet, zoals bijvoorbeeld contact met de decaan. De leerlingen krijgen in principe genoeg tijd binnen school om hun werk te maken, dus het werk wat dan nog niet af is wordt dan automatisch huiswerk wat ze voor de eerstvolgende les af moeten hebben Dit omdat ze anders niet door kunnen met hun volgende opdracht. Ze krijgen wellicht een opmerking als ze iets niet af zetten, dat ze bewust worden gemaakt dat ze iets niet hebben gemaakt. Maar er wordt geen strafwerk gegeven en leerlingen blijven ook niet na.

Reglementen:Er zijn verschillende reglementen aanwezig m.b.t. gedragscodes van het personeel en de leerlingen, ongewenst gedrag en procedures van schorsing en verwijdering. Hierin worden nog veel meer regels beschreven, veel van deze regels zijn ook ongesproken regels. Ik durf te zeggen dat de leerlingen het leerlingen statuut niet of bijna niet hebben gelezen, toch wordt er onbewust rekening gehouden met uiterlijk, gedrag en ordehandhaving. Dit komt ook een groot deel denk ik door de leeftijd van de leerlingen op het MBO. Wel zet ik hieronder nog de regels uit het leerlingenstatuut m.b.t. Sancties en Diefstal en schade:

2.16.Sancties

2.16.1.Tegen handelingen van de leerlingen in strijd met de voorschriften die binnen de school gelden, kunnen disciplinaire maatregelen getroffen worden.

2.16.2.Er moet een duidelijk verband bestaan tussen de zwaarte van de straf en de overtreding.

2.16.3.Bij de praktische uitvoering van een straf kan met dwingende verplichtingen van de leerling rekening worden gehouden.

2.16.4.De volgende straffen, opklimmend in zwaarte, kunnen aan de leerlingen worden opgelegd:

· Een waarschuwing:

· mondeling (met of zonder aantekening);

· schriftelijk (ter kennisname aan wettelijke vertegenwoordigers).

· Een berisping:

· mondeling (met of zonder aantekening);

· schriftelijk (ter kennisname aan wettelijke vertegenwoordigers).

· Het verrichten van strafwerk:

· het terug laten komen in vrije tijd met taak;

· het uitwerken van een schriftelijke opdracht;

· corveedienst;

· een dag(deel) of week “De Rooi Pannen”, waaraan inhoud wordt gegeven door het management van de afdeling.

· Schorsing, met schriftelijke berichtgeving aan de wettelijke vertegenwoordigers of – indien meerderjarig – aan de leerling zelf. Zie ook artikel 2.2.3.

· Definitieve verwijdering, waarbij kennis wordt gegeven aan de leerling zelf, aan de wettelijke vertegenwoordigers, aan de leerplichtambtenaar en aan de inspectie. De directeur van de afdeling neemt hierover eerst contact op met de voorzitter van het College van Bestuur.

Definitieve verwijdering vindt plaats indien de leerling zich op een grove wijze misdraagt of wanneer hij zich herhaaldelijk schuldig maakt aan overtredingen of misdragingen of de goede naam van “De Rooi Pannen” in diskrediet brengt.

2.16.5.Indien een leerling gestraft wordt, dan zal hiervan een schriftelijke weergave in het eigen dossier worden opgenomen.

2.17.Diefstal en schade

2.17.1.De aan het schoolgebouw, de inventaris of aan de eigendommen van medeleerlingen en personeelsleden toegebrachte schade door een leerling zal worden hersteld op kosten van de desbetreffende leerling.

2.17.2.Schade moet onmiddellijk gemeld worden bij de directie.

2.17.3.De adjunct-directeur stelt – indien van toepassing – de wettelijke vertegenwoordigers en/of de leerling zelf in kennis van het voorval en de schade en stelt hen als verantwoordelijke persoon/personen schriftelijk aansprakelijk.

2.17.4.Zolang de kosten niet zijn betaald, kan de leerling de toegang tot de lessen c.q. het schoolgebouw worden ontzegd.

2.17.5.Bij aantoonbare diefstal wordt de leerling van school verwijderd. Dit geldt ook bij diefstal tijdens de beroepspraktijkvorming/stage en alle overige onder auspiciën van school georganiseerde activiteiten.

2.17.6.Van strafbare feiten kan altijd aangifte worden gedaan.

Let dat deze regels ook gelden voor het de afdeling VMBO en de andere MBO afdelingen van De Roii Pannen. Zoals eerder gezegd word er eigenlijk op de afdeling Vormgeving geen strafwerk gegeven en laten ze leerlingen niet nakomen.

Eigen mening:Veel van deze regels zijn voor mij niet meer dan logisch of de norm voor op een creatieve school. Het is een beroepsonderwijs en ik denk dan ook dat leerlingen dan al wat ouder en wijzer zijn dan toen ze op het voortgezet onderwijs zaten. Ook van leraren zijn er gewoon verwachtingen die ze horen na te komen, wat ik maar heel normaal vind. Regels zijn nu eenmaal nodig, veel van deze regels gelden dan ook altijd en overal en zijn eerder ongesproken en deel van de normale omgangsvorm dan dat ze echt sterk gehandhaafd worden.

Top 10?:Ik vind het moeilijk om een top 10 te maken van regels, ook al wordt het van mij gevraagd. Dit omdat ik veel van de regels gewoon niet meer dan normaal vind en het overgrote deel van deze regels onuitgesproken blijft en is geïntegreerd in ons dagelijks leven.Als ik dan toch wat moet opnoemen wat betreft regels dan wil ik graag het volgende naar voren schuiven; Er word ruimte gegeven, maar er wordt ook verantwoording verwacht van de leerlingen. Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor het afmaken van hun opdrachten en hun planning. Ik vind het belangrijk dat ze deze verantwoordelijkheid nemen en dat het ook goed wordt bijgebracht op deze school. Ik weet dat het niet echt een regel is, maar je bewust zijn van je eigen verantwoordelijkheid heeft wel tot gevolg dat er minder missers zijn onder de leerlingen en dat iedereen fatsoenlijk met elkaar om kan gaan.Het tweede wat ik naar voren wil schuiven is de zorg voor de werkomgeving. Op een creatieve school zoals deze ben je constant omringd door mensen die rommel maken tijdens hun werk. Het is dan ook belangrijk vind ik dat leerlingen (hun verantwoording nemen om) hun spullen en rommel netjes opruimen en zo hun werkplek netjes achter laten voor de volgende leerlingen die daar moeten werken. De belangrijkste plek is hier dan het open atelier, maar ook de aula. Omdat er vrijwel constant mensen zijn op deze twee locaties kan het al snel gebeuren dat het een rommeltje wordt, leerlingen moeten dan zorgen dat ze een beetje orde houden en een nette werkomgeving creëren met elkaar.

Opdracht 9.Zorgstructuur:Zorgstructuur in kaart brengen van school. Afspraak maken met Christel, zorgcoördinator.Context is de begeleiding van zorgleerlingen en leerlingen met leer- en/of gedragsmoeilijkheden.Vragen: Over leerlingen met bv. autisme spectrum, AD(H)D, Dyslexie, taal-/leer achterstand etc.

-Wie is er verantwoordelijk voor deze taak? Wie vangt die leerlingen op?:Er zijn twee zorgcoördinatoren aanwezig op school, Irene Wetzels en Christel Beijer. Beiden zijn in eerste instantie gewoon leraar, daarbuiten hebben ze dus ook nog andere taken. Christel is er sinds dit jaar bij gekomen om extra structuur en overzicht aan te brengen in hun taken. De begeleiding ligt vooral bij de mentor, dit omdat deze de leerlingen beter kennen. De zorgcoördinatoren hebben veelal een structureel en coördinerend van aard. Er is ook een schoolpsycholoog en maatschappelijk werker, de zorgcoördinator regelt het contact tussen deze partijen en het doorverwijzen van leerlingen, ook naar externen zoals het VGZ of iets dergelijks.Leerlingen kunnen ook altijd bij hen aankloppen als ze iets kwijt willen of willen praten.

De zorg heeft niet direct met prestaties te maken, want dan komen leerlingen bij de decaan terecht. Dus ook bij gevallen dat een leerling niet echt mee kan met een theoretisch of praktisch vak. De zorg waar wij het hier over hebben is meer van een persoonlijke aard, dus privé situaties die de schoolvordering van de leerling aan tasten die worden behandeld door de zorgcoördinator.

-Zijn er veel leerlingen die te kampen hebben met dit soort problemen hier op school?Er zijn vooral twee richtingen op deze school. Je hebt de leerlingen met echt een rugzakje, die hebben Authisme, AD(H)D of een andere stoornis. Deze krijgen ambulante begeleiding en dit wordt gefaciliteerd door de zorgcoördinatoren. En dan heb je leerlingen die geen rugzakje hebben maar die wel in de problemen zitten of zijn gekomen of niet lekker in hun vel zitten. Dit laatste worden er tegen het einde van het jaar steeds meer omdat leerlingen in de stress schieten en daardoor mogelijk in de problemen komen.

-Wanneer kan/moet er tijd worden gemaakt voor de begeleiding van deze leerlingen?:Veel van de begeleiding van deze leerlingen ligt bij hun mentor, deze heeft daar tijd /maakt daar tijd voor en begeleidt hen daarmee. Daarbij hebben leerlingen met een rugzakje een ambulant begeleider die eens in de zoveel tijd langs komt. Hoe vaak deze langs komt hangt van de leerling en zijn/haar problemen af. Deze begeleidt de leerling veel met school en deze geeft ook tips en informatie aan de mentor en andere leraren over de omgang met deze leerlingen. Ook geven de zorgcoördinatoren informatie aan de leraren en mentoren mee zoals ook de ambulante begeleider dat doet. Dit gaat dan over de omgang met deze leerlingen, maar ook over leerlingen die geen rugzakje hebben.

-In hoeverre wordt er rekening met deze leerlingen gehouden door jou als zorgcoördinator en door de leraren in het algemeen?De school staat toch wel op basis van vertrouwen en vrijheid in de zin dat er überhaupt veel aandacht voor leerlingen is en er veel rekening word gehouden met leerlingen die extra hulp nodig hebben. Als er iets niet goed gaat, er zijn bijvoorbeeld problemen thuis, dan krijgen leerlingen toch de kans om het allemaal goed te doen op school. Ze krijgen dan extra tijd of een andere benadering van de opdracht. Met beoordelingen word er geen rekening mee gehouden, in zoverre dat er moeilijk verschillende beoordelingen kunnen worden gegeven voor hetzelfde ding. Wel wordt er dus in het proces rekening mee gehouden.

-Hebben deze leerlingen extra moeite met theoretische vakken of praktische vakken? In wat voor opzicht?Over het algemeen zijn er veel leerlingen aanwezig op deze opleiding die problemen hebben met theoretische vakken zoals leerlingen met Dyslexie en/of Dyscalculie. Dat maakt het soms wel lastig bij de theorie vakken. Aan de andere kant is dit niet echt gekoppeld aan een rugzakje maar meer van een persoonlijkheid die niet perse te maken hebben met theorie of praktijk vakken. Ook zijn er veel leerlingen die moeite hebben met plannen en het aanbrengen van structuur. Maar dit laatste hangt ook wel een beetje samen met de leeftijd van de leerlingen.

Opdracht 10.Organisatie Stage.

In bijlagen: -Planning van de stage-Stage logboek

Opdracht 11.

Interview houden:Deze opdracht heb ik alleen uitgevoerd.

Vragen voor interview met kunstvakdocent + antwoorden:De vragen zijn gesteld aan meneer Emile Zwartelé, docent Digitaal Ontwerpen en Bewerken, Beroepsgerichte Doorstroom en medeoprichter van de Vormgeving afdeling van scholengemeenschap De Rooi Pannen. Het gesprek heb ik opgenomen en uiteindelijk verwerkt in het verslag. De vragen en mijn woorden staan cursief gedrukt.

“Hoe zijn jullie op het idee gekomen om deze opleiding te ontwikkelen, samen met Rob en Martien?”“Nou, dat was eigenlijk twintig jaar geleden al ons idee, maar toen ging dat niet door. Later kwam toen de directie van De Rooi Pannen met het idee om een nieuwe afdeling op te starten om meer nieuwe leerlingen aan te trekken. Toen dachten ze dat het wel een goed idee was om een vormgeving opleiding op te starten, en dat vonden wij ook. Toen is dat in gang gegaan en toen heeft Rob de opdracht geregen dat in gang te zetten, die heeft mij erbij gehaald. En in een iets later stadium hebben wij meneer Brekelmans daar ook bij kunnen sleuren. En zo is dat gegroeid tot wat het nu is.”

“Ja het is nogal wat geworden ja. Hoe lang is het nu al? Acht of negen jaar ofzo?”

“Tien jaar, volgend jaar bestaan we al weer tien jaar. We zijn begonnen met vierenvijftig man en drie klasjes aan de overkant. En al struikelend zijn we gekomen waar we nu zijn. Jij hebt daar ook nog gezeten hé?”“Ja dat klopt ja, ik was van de tweede lichting, dus ik was als het ware deel van het begin.”

“Wat zijn jouw taken hier nu nog op school?”

“Ja das een goeie, nou in eerste instantie lesgeven en lesstof ontwikkelen voor mijn eigen vakgebeid natuurlijk. En daarnaast houd ik mij bezig met het in stand houden van de website met alle lesmateriaal opdrachten daarin. Omdat als docenten dat bij mij aanleveren ook het overzicht te houden en aanvullen waar ik kan. En dan zit je met een aantal taakuren verder, houd ik mij bezig met intake, met mentor uren en eventueel examen commissie. En dat is het wel zo beetje.”

“Lekker druk in ieder geval.”“Nou ja, ik hoef mijzelf in ieder geval niet te vervelen.”“Zo kun je het ook zien ja.”

“Wat voor werk doe je buiten docenten activiteiten? Als je daar nog tijd voor hebt buiten school.”“Jawel, ik geef thuis nog les in schilderen, boetseren, mallen maken, gieten en in de middag en de avond werk ik nog voor mijzelf, hetzij voor mij zelf hetzij in opdracht. Zowel grafisch of carnavalesk of op het artistieke gebied. Dus eigenlijk nogal vol.”“ja zeg dat wel.”“En als ik niks te doen heb dan ben ik meestal aan het bijstuderen op digitale ontwikkelingen en dan moet ik af en toe ook stofzuigen of eten maken.”

“Wat is jouw visie op het docentschap? Is er iets wat je jouw leerlingen wilt meegeven buiten het vak?”“Uhm ja, ik denk zeker enthousiasme voor het vak. Of ja, niet speciaal voor het vak maar wel op het vakgebied wat je ooit wilt gaan doen. De visie en het enthousiasme om je breed te ontwikkelen, in wat meerdere dingen geïnteresseerd bent en zo goed mogelijk te worden in wat je kan en aankan. Daar heb je later een hoop plezier van volgens mij. Als je elke dag met plezier naar het werk gaat, anders wordt het een drama, lijkt mij. ““Ja, zowel voor leerling als voor leraar lijkt mij zo.”“Ja natuurlijk.”

“heb jij zelf oorspronkelijk ook nog een lerarenopleiding gevolgd?”

“Ja, ik ben op de docentenopleiding begonnen. Dat was na mijn middelbare school het laatste wat ik ooit in mijn leven wilde doen, voor de klas staan. En ja, warempel, hier staat ie dan. Maar ik heb uiteindelijk toch wel gekozen voor het onderwijs.”“Nou, dat is allemaal nog goed gekomen als ik het zo zie.”“Naja, ik zit er nog steeds dus hé.”

“Is het makkelijk voor leraren om zelf lesstof te ontwikkelen? Vernieuwen van lesstof?”

“Ja uhm, ik weet niet of dat een kwestie van makkelijk is. Het kost veel tijd om het serieus te doen en ik vind dat leuk. Ik bedoel, lesstof voor 3d max maken of photoshop. En het is een heel ander verhaal dan met schilderen of bij tekenen of wat dan ook.”

“Maar het komt er wel op neer dat je lesstof ontwikkeld.”“Ja, wel voor mijn eigen vakgebied ja , en dan probeer ik zo een keer te wisselen. Dat bepaal ik voor een groot deel zelf natuurlijk.”“Maar je hebt wel dat opdrachten elk jaar een beetje terug komen in dezelfde of andere vorm.”“Ja tuurlijk, ja.”

“Heb je veel overleg/samenwerking met vakdocenten die dezelfde lessen geven? En met docenten die een ander vak geven/medewerkers/werkplaatsmeesters?”“Nee, tenminste niet veel. We hebben dat wel natuurlijk maar voor mijn vakken en schilderen sta ik daar alleen in natuurlijk en heb ik geen overleg. Voor Max ook niet want ik ben de enige die daar fatsoenlijk mee overweg kan om zo arrogant te zijn. Dus daar valt weinig te overleggen. En photoshop en Illustrator en die ontwikkelingen doen de anderen. Dus nu ga ik mij alleen bemoeien met Photoshop 6, en daar hebben we natuurlijk wel overleg over.” “Verder ook niet met heel de groep?”“ja we hebben natuurlijk wel vergaderingen ja en kwalificatie dossiers waar we ons aan moeten houden. Maar verder voor mijn eigen vakgebeid heb ik daar weinig overleg mee want ik heb geen competitie. Maar ja, ik ben meestal of eigenlijk altijd in de tussentijd bezig met nieuwe dingen uit te vinden of wat uitvogelen met programma’s in de pauzes of al vroeg op school. Ik ben niet iemand die kan stilzitten en te vertellen over wat ik gisterenavond niet op tv heb gezien.”

“Werk jij buiten de lessen ook nog aan andere buitenschoolse activiteiten voor de leerlingen?”“Nee, alleen de Rome reis. En daar hoef ik niet veel aan te werken want dat word geregeld door een reisbureau. Maargoed, daar zijn we dan weer mee bezig en mijn verhaaltjes weer een beetje oprakelen.”“jij doet daar vooral een beetje in vertellen tijdens de reis hé?”“Ja inderdaad.”

“Word er samengewerkt met leraren van andere scholen?”“Nee, op ons vakgebied niet. Of ik niet in ieder geval.”

“Is er plaats voor bijscholing voor jouw als leraar? Moet dat in je eigen tijd?/Krijg je daar voor betaald?/Wordt dat door school geregeld?”“Uhm, ik weet niet of je er tijd voor krijgt, maar je kunt het wel zelf aangeven. Maar ik heb dan het eigenwijze idee dat ik dan niet goed weet wat ik dan zou moeten gaan doen en waar. Want dan betaal je voor zo’n computer cursus een belachelijk bedrag voor drie dagen om dingen te leren die je al weet. Ik koop wel wat boeken over het onderwerp, dus ik school mijzelf bij.“Ik heb wel opgevangen dat het geregeld word door school maar dat je het zelf moet aangeven dat je bijscholing wilt.”“Ja inderdaad. Maar om drieduizend euro te betalen voor drie dagen Max. Dan zeg ik nou, belachelijk, dan geef mij dat geld maar gewoon en ik leer het mijzelf wel bij.”

Opdracht 2.-Geef een persoonlijke reactie op het antwoord van de docent.-Wat vond je positief en wat negatief?-Wat is je conclusie van het interview?Omdat ik dit interview meer als gesprek heb gedaan zitten er al wat spontane reacties van mij in het gesprek verweven. Het was in ieder geval prettig om gewoon een ‘gesprek’ te kunnen voeren i.p.v. alles neer te moeten pennen. Verder vond ik zijn antwoorden en vertelling goed aanklinken. Een echte reactie kan ik ook niet geven, buiten dat ik het interessant vond om te horen hoe de school is ontstaan en wat Zwartelé allemaal doet, zowel op school als voor zichzelf.

Positief vond ik dat hij zo vrij praatte en dat het er zo makkelijk uit kwam. Ook dat hij gewoon positief in het lesgeven staat, er plezier in lijkt te hebben en zich nog steeds probeert te vernieuwen. Hij lijkt soms wel liever achter zijn pc te zitten 3Dmaxen dan tijd en rust te nemen in de lerarenkamer. Al denk ik dat ik zelf ook niet stil zou kunnen zitten. Maar verder heb ik eigenlijk geen op of aanmerking. Hij zit al lang in het vak en hij is een goede leraar naar mijn weten.

Ik vind het moeilijk om een echte conclusie te trekken uit ons gesprek. Anders dan dat hij altijd bezig is voor zichzelf of voor school en dat hij er veel tijd insteekt. Ook zorgt dat hij bij blijft met de stof die hij moet geven.

Opdracht 12.

Interview een docent van een ander vak:Voor dit interview heb ik Jos Geerts gekozen. Hij geeft ondernemingsvaardigheden op de Vormgeving afdeling van De Rooi Pannen. In deze les leren leerlingen onder andere het laatste jaar een ondernemingsplan te schrijven voor het opstarten van een eigen bedrijf. Vragen en mijn woorden staan cursief gedrukt.

“Waarom heb je gekozen voor het beroep leraar? En waarom dit vak?”“Ik heb een opleiding gehad voor onderwijzer en heb elf jaar toen gewerkt in het basisonderwijs. Was wel goed bevallen maar ik wilde ook nog wel eens iets anders doen, dus toen ben ik nog gaan studeren. Destijds was er een chronisch tekort aan economiedocenten, dus ik besloot mij te gaan richten op iets waar ik later nog in kon werken. De meesten die hadden gekozen voor onderwijzer die gingen pedagogiek doen of Nederlands, want dat ligt dan meer in het verlengde. Maar ik heb dus toen voor economie gekozen, want als ik het dan haalde dan had ik dik kans om aan werk te komen. En dat was ook uiteindelijk, want ik door een ouder van een van de kinderen die ik op de basisschool had die werkte hier als hoofd administratie. En die zei dat er hier een vacature kwam op De Rooi Pannen, en dat is misschien wel iets voor jouw. Naja, ik dacht ik kan daar altijd op solliciteren natuurlijk. Ik had toen al mijn derdegraads bevoegdheid en toen moest ik mijn tweede nog halen. Toen werd ik aangenomen en zo ben ik hier binnen gerold. Dat was nog op de Fatimastraat en dat was nog een klein schooltje, niet te vergelijken met wat er nu is. En dat was de afdeling Handel en niet de afdeling vormgeving, want die is er pas een jaar of negen. Dus de keuze voor economie was eigenlijk ingegeven door de arbeidsmarkt. Daar was toen nog vraag naar en het maakte mij niet zo uit wat ik zou geven, of het nou economie was, geschiedenis of aardrijkskunde, dus het ligt niet zo zeer aan het vak. Ik hecht veel meer aan de interactie met studenten, dus wat ik gaf maakte niet zo uit. Nu moet je wel een beetje feeling hebben voor het vak, want het is bedrijfseconomie, dus dat is veel met cijfertjes en daar moet je dus wel een beetje affiniteit mee hebben. Dus zo is het gekomen, vijfentwintig jaar geleden. Want ik werk hier nu vijfentwintig jaar, en op de afdeling vormgeving nu een jaar of zes denk ik.”

“Wat zijn voor jouw voor en nadelen van het geven van dit vak? En waarom dan?”“Nou ja, hoe bedoel je dat?”“Met interactie of wat leerlingen vinden van het vak?”“Nou, het is wel een stuk concreter dan het zoeken naar concepten en het gepraat in de ruimte. Voor een student, twee plus twee is makkelijker uit te voeren dan een concept te bedenken. Het is veel weidser. Dit is een veel afgekaderd gebied . Er zijn maar weinig oplossingen om een berekening uit te voeren. Snap je, daar kun je niet te veel over uitweiden, dat is veel concreter. En het andere verhaal zit meer creativiteit dan in het rekenen of bedrijfseconomie. Want in feite gaf ik alleen eerst bedrijfseconomie. Later is daar automatisering bijgekomen zoals Word en zo, in het office pakket. het elektronische rijbewijs, ECDL, dat heb ik toen ook nog gegeven. En hoe ik hier begonnen ben, dat was voornamelijk omdat niemand van de docenten hier waren die echt kaas hadden gegeten van het schrijven van een ondernemingsplan en wat komt er allemaal bij kijken en bedrijfseconomische berekeningen, hoe simpel die dan ook mogen zijn. Maar die hier nog zaten kwamen allemaal uit de creatieve hoek. Dus het is wel een voordeel dat je zo’n afgebakend gebied hebt met wat je de leerlingen bij moet brengen, de leerlingen weet waar die aan toe is en wat ie moet kennen en kunnen doen. Het enige nadeel is dat de leerlinge een creatieveling is en er niet op zit te wachten renteberekeningen te doen. “

“En je hebt het eigenlijk al een beetje beantwoord, maar krijg je veel voldoening uit je baan? Is het iets wat je nog lang WIL blijven doen?”“Ja, maar die voldoening staat dus los van de prestaties van de leerlingen. Dus het gaat mij veel meer met de jeugd bezig zijn, dat houd je jong. En natuurlijk is het leuk als ze met een fantastisch werkstuk aankomen. Maar ook de leerling die met een wat minder werkstuk aankomt maar wel zijn best heeft gedaan, dat is gewoon geweldig. Een 5 kan van een veel hogere waarde zijn dan die 9 die zucht bij het maken van het werkstuk. Het is niet de prioriteit van de leerling op deze op deze opleiding. Als die maquette er maar fantastisch uit ziet of dat moodboard. Maar het voordeel ervan wel is dat ze maar een klein gedeelte van de week bezig zijn met die theorie. Het is 75% praktijk en 25% theorie hier op school, dus dat is wel anders dan bij Handel waar ze 100% theorie hebben en waar je ze aan het werk moet houden en werkvormen moet verzinnen om ze te blijven boeien. En hier is het dan nog een beetje leuk om te doen omdat ze het combineren met de creatieve kant zoals bij de ‘College Company’. “

“Hoe is het om samen te werken met collega’s in kunstvakken?”“Dat ligt er aan hoe je de samenwerking bekijkt. Als je ze alleen als collega’s neemt dan gaat dat goed natuurlijk. Maar vakinhoudelijk zijn wij wel gescheiden. Het zijn allebei eilandjes, en we gaan natuurlijk wel dezelfde richting op. Maar ik bemoei me niet met de kunstzinnige docent en zij bemoeien zich niet met de inhoud van mijn lessen. En er is ook geen direct contact van ‘kijk dat eens door’ of ‘klopt dat?’ .” Verder proberen we de leerling toch wel een bedrijfsplan te laten maken wat te maken heeft met hun vakgebeid zoals een bijvoorbeeld een standbouwbedrijf of een sign-bedrijf. Maar als ze vakinhoudelijk iets willen weten wat daarbij komt kijken dan stuur ik ze door naar een leraar die daar verstand van heeft omdat ze daar in hebben gewerkt. Maar daar houd het dan ook bij op. En ik beoordeel die plannen hoofdzakelijk uiteraard op het economische en het marketing gedeelte. En ik ben er niet in thuis om te zeggen, dat wat jij gaat doen of dat concept, daar ben ik niet in thuis. Dus vakinhoudelijk moeten zij mij overtuigen en daar ga ik geen andere vakdocenten bijhalen. Bij College Company is dat dan nog anders, want daar zitten leraren van bij vanuit de creatieve hoek en de economische hoek. Maar het is dus niet zo het idee dat we samen een opdracht gaan verzinnen. Sterker nog, in het verleden is gezegd ‘bemoeien jullie je er alsjeblieft niet mee, we laten jullie ze geen moodboards of tekeningen maken. Want voor het zelfde geld keuren jullie iets af wat wij goedkeuren of keuren jullie iets goed wat wij de prullenbak in zouden gooien. ‘ Dus op we bemoeien ons niet met elkaars vakgebied. Ik beoordeel dus ook niet op het uiterlijk van het verslag.”“Heb je daar speciaal voor gekozen om samen te werken met mensen uit het kunstvak?”“Nee, maar ik heb wel bewust gekozen voor deze opleiding. Vanwege die afwisseling van de student. Ik wist waar ik vandaan kwam, met leerlingen de hele dag achter de bankjes zitten. En ik zag dat als je dan aan het einde van de dag met je les wilde komen dat je dan echt met een andere werkvorm moest komen om ze te prikkelen. Dat is hier ook wel, maar er het is hier een onderdeel van en ze kunnen hier verder hun creativiteit uitten. Dus het is wel een bewuste keus, want in denk dat het wel moeizamer voor mij was geworden als ik daar nog had gewerkt. En dat heb ik hier nooit.”

“Heb jij veel inbreng in hoe of wat er gegeven wordt in jouw vakgebeid?”“Nou, de manier waarop wordt hier vrij gelaten. Ik ben natuurlijk gebonden aan het kwalificatie dossier Sign en VRP. Dat is landelijk vast gelegd, dat moet tot in ten treuren in formulieren verantwoord worden. Dat ligt buiten de school, dat kom vanuit Den Haag. Maar hoe ik het doe word helemaal vrij gelaten, welke methodes ik gebruik word ook vrijgelaten. Hoe ik mijn lessen en periodes indeel is geen enkel probleem, dat mag ik helemaal zelf verzinnen. Tot op voorkort kon ik dat ook helemaal verzinnen want daar was ik de enige in, in het examenjaar. Nu werk ik samen met Christel, dus nu kijken we met z’n tweeën. Die is net van de opleiding, dus das mooi. je kunt niet beter hebben als iemand die net komt kijken. Want die is nog lekker fris en heeft nieuwe ideeën en de opleidingen tot docent zijn ook wel weer iets anders dan dat ik heb gehad dertig jaar geleden. Dus wij doen dat nu samen, maar daar hebben we heel veel vrijheid in. Ook vanuit de directie hier word gezegd ‘kijk maar wat je hoe je het wilt doen, wat je nodig hebt, wat je wilt hebben.’ Helaas kunnen ze niet aan lokalen komen. Dus er zijn vanuit de directie of het college van bestuur geen belemmeringen, hooguit van hoger hand omdat je aan bepaalde voorwarden moet voldoen. Met de sectie wordt er wel wekelijks overlegd en word alles bekeken. Hoe we onderwerpen aan bod brengen, wat hebben we nodig. We schrijven alles zelf, we hebben geen boeken van Nederlands of Engels of rekenen. Het is allemaal eigen werk. En het is zoveel mogelijk afgestemd op het vak. Helaas, om even terug te komen op je vorige vraag, zit daar dus geen docent of meerdere docenten van het creatieve vak bij.”

“Is er plaats voor bijscholing voor jouw als leraar? Moet dat in je eigen tijd?/Krijg je daar voor betaald?/Wordt dat door school geregeld?”“Nu is dat voor mijn vak niet zo relevant, nu is er qua bijscholing die ik voor die theorie zou kunnen krijgen is nieuwe werkwijzen, nieuwe inzichten hoe met sommige problemen om te gaan. Met leerlingen die hiaten hebben in hun kennis of hoe je dat dan op zo’n makkelijk mogelijke manier of begripmogelijke manier voor een leerlinge zou kunnen uitvoeren. Er is wel ruimte tot scholing, je kunt dat aankaarten. Dat je je bijvoorbeeld extra wilt bekwamen in de rekendidactiek of het Nederlands. Dat kan, dat wordt ook betaald. Daar zijn potjes voor hier op school waar geld daarvoor in zit. Maar zolang ik hier op school zit heb ik er misschien drie keer gebruik van gemaakt. Maar vaak is dat er een bepaald programma waar je dan mee moet gaan werken en daar moet je je dan mee scholen. Op de andere afdeling gaf ik computerboekhouden, daar moet je je dan wel in scholen. Ik ben begonnen destijds met 3d Max omdat ik dat ook interessant vond. Dus dat heb ik ook even mee gevolgd, maar daar gaat dan veel energie in zitten ineens. Maar voor iets wat ik niet ga geven. Maar wel handig als je in het open leercentrum zit met eerstejaars dat je er ook wat van af weet. Dus als er een nieuw programma op de markt komt en dat is interessant dan kun je daar bijscholing in krijgen, we hebben ook een bijscholing gehad in rekendidactiek, daar heb ik niet veel van bijgeleerd moet ik zeggen. Maar taaldocenten hadden daar wel wat aan, en ik zou wel weer wat hebben in bijvoorbeeld het Nederlands, niet dat ik dat direct nodig heb. Maar dat moet je dus zelf aankaarten. Je krijgt wel van alles binnen van wat je kunt doen, want daar is natuurlijk ook een markt voor. Ik moet er wel bijzeggen dat ik erg veel heb gehad aan mijn elf jaar basisonderwijs, dat is heel veel didactisch werken. Hier ook nog wel maar daar veel meer. En daar heb je ook al die verschillende werkvormen en hoe je met verschillende leerlingen moet omgaan. Bijvoorbeeld ook met leerlingen die verder zijn, daar mogen ze hier ook wel wat meer aan doen. Er wordt hier wel veel gedaan aan leerlingen die achter lopen, maar niet aan de leerlingen die voorlopen. Maar sommige leraren doen daar nog wel wat van. Maar daar is hier nog wel meer aan te doen. “

Conclusie en eigen mening.Ik heb heel veel gehad om naar te luisteren en hij had veel te vertellen. Praten is in ieder geval iets wat hij kan. Het is duidelijk uit ons gesprek dat hij al veel heeft gedaan en al lang heeft gewerkt en dat hij uiteindelijk heeft gekozen om op deze school te werken met leerlingen die niet alleen maar in de schoolbanken hoeven te zitten. Deze keuze, moet ik zeggen, vind ik persoonlijk een goede keuze. Ik denk te kunnen zeggen, na wat hij heeft verteld, dat deze keuze wellicht bepalend is geweest over hoe graag hij werkt en de manier waarop hij werkt. Hij staat positief tegenover zijn werk en werkt graag samen met de leerlingen op deze school. Wel kom ik er door het interview achter dat er minder samenwerking is tussen praktisch en theoretisch docent dan dat ik had gedacht, maar dat is op zich niet vreemd als je nagaat wat hij verteld. Je kunt als theoretisch docent je moeilijk gaan bemoeien met praktische beoordelingen. Ook in de vorm van bijscholen ben ik er dus nu achter hoe dat op deze school werkt. Het is goed dat leraren zelf kunnen aangeven of ze iets willen bijleren of niet. Zeker met de tegenwoordige snelle ontwikkelingen kan dat wel goed zijn. Ook ben ik te weten gekomen hoeveel een leraar zelf kan beslissen qua lessen die ze geven en de manier waarop ze dit kunnen doen.

Opdracht 13.CKV, inhoud en organisatie:Deze opdracht is niet van toepassing op deze school.

Opdracht 14.Nederlands Onderwijs:Positie van de kunstvakken op de stageschool binnen het geheel aan mogelijkheden (o.a. lesurentabel bekijken)Omdat mijn stageschool een MBO Vormgeving is zijn er veel praktische vakken aanwezig, uiteraard moet er op elke MBO school ook verplichte theoretische vakken worden gegeven zoals Nederlands, Engels, Duits en rekenen. Ook worden er Algemene Ondernemers Vaardigheden gegeven. De kunstgerichte praktijk vakken nemen dus een groot deel van de tijd in. De ratio is 75% praktijk en 25% theorie.

Is de stageschool een Kunstprofielschool?De stageschool is niet echt een kunstprofielschool omdat het al een MBO vormgeving is en geen Middelbare school met een kunstrichting.

Breng je eigen schoolloopbaan in beeld in het schema van het totale onderwijsaanbod.

Leeftijd

Leerjaar

School

Notitie

5

Groep 1

Jan LigthartschoolRendierhof, Tilburg

6

Groep 2

“ “

7

Groep 3

“ “

8

Groep 4

“ “

9

Groep 5

“ “

10

Groep 6

“ “

11

Groep 7

“ “

12

Groep 8

“ “

13

Jaar 1

VMBO De Rooi Pannen, Tilburg

Basisvorming

14

Jaar 2

“ “

Basisvorming

15

Jaar 3

“ “

Basisberoepsgerichte leerweg

16

Jaar 4

“ “

Kaderberoepsgerichte leerweg

17

Leerjaar 1

De Rooi Pannen,MBO Vormgeving, Tilburg

Niveau 4

18

Leerjaar 2

“ “

Niveau 4

19

Leerjaar 3

“ “

Niveau 4

20

Leerjaar 4

“ “

Niveau 4

21

Leerjaar 1

Academie voor Beeldende Kunst en Vormgeving. St. Joost. ‘s Hertogenbosch

Propedeuse

22

Leerjaar 2

“ “

Illustratie

23

Leerjaar 3

“ “

Illustratie

24

Leerjaar 4

“ “

Illustratie

25

Leerjaar 1 (3)

Docentenopleiding, Fontys Academie voor Beeldende Vorming, Tilburg

Verkorte Deeltijd, instroming in 3de jaar

26

Leerjaar 2 (4)

“ “

Verkorte deeltijd.

Onderdeel B:

Onderzoeksvraag en deelvragen:Zijn er regels, normen of competities tot wat een leraar een goede leraar maakt? Wat zijn deze regels en/of normen dan? Zijn deze ergens vastgesteld en te vinden?

De theorie:

Ik heb twee bronnen gevonden die aangeven wat de competenties zijn. Drie als je de competenties meerekent die wij al van het Fontys mee hebben gekregen. Ten eerste het boek ‘Praktische psychologie voor leren en onderwijzen’ van G. Alblas, A. Ederman en R. Heinstra. Hierin staan de zeven competenties waarmee wij via het Fontys ook mee bekend zijn. De competenties in de competentiegids ‘overal ramen’ zijn iets anders weergegeven dan uit het boek. De laatste drie competenties staan niet uitgelegd in het boek aangezien deze alleen in gaan op de competenties die relevant zijn om een goed leer- en leefdomein in de klas te kunnen realiseren.In de competentiegids staat wel kort weergegeven wat deze laatste drie competenties inhouden:

1) Interpersoonlijke competentie;De interpersoonlijke competentie kan worden ingezet om een vriendelijke en coöperatieve sfeer tot stand te brengen en een open communicatie te bereiken. Dit is alleen maar mogelijk als de leraar zijn leerlingen, ongeacht hun zwakheden en hebbelijkheden, accepteert. Hij zal die acceptatie ook moeten uitstralen en positief en opgeruimd karakter moeten hebben. 2) Pedagogische competentie;De leraar zal zijn pedagogische competentie moeten inzetten om ervoor te zorgen dat de leerlingen:-Ervaren dat ze welkom zijn en erbij horen;-Gewaardeerd worden;-Op een respectvolle manier met elkaar omgaan;-Uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid voor elkaar te nemen;-Initiatieven nemen en zelfstandig worden.

3) Vakinhoudelijke en Didactische competentie;Met de vakinhoudelijk en didactische competentie worden de schoolse kennis en vaardigheden bijgebracht. Binnen de randvoorwaarden van het vakkenpakket en de kerndoelen per vak, zijn leraren in bepaalde mate vrij om zelf of in overleg met collega’s aan de manier van lesgeven vorm te geven. Daarbij zullen ze ontwerper zijn van de leeromgeving door:-Leerinhouden en leervormen te ontwikkelen die zijn afgestemd op de leerlingen, rekening te houden met individuele verschillen;-Leerlingen optimaal te motiveren voor de leertaken;-Leerlingen te stimuleren tot een zelfstandige aanpak van leertaken.

4) Organisatorische competentie;Met de organisatorische competentie zorg de leraar voor een ordelijke, taakgerichte sfeer in de klas, door: -Aan te geven wat de leerlingen moeten doen, hoe ze dat moeten aanpakken, hoeveel tijd ze daarvoor krijgen, welke hulpmiddelen ze kunnen gebruiken en dergelijke;-Het stellen van gedragsregels, waardoor de leerlingen weten hoe ze zich moeten gedragen.

5) Competentie in de Omgang met Collega’s;De student is in staat een zelfstandige bijdrage te leveren aan een gezamenlijk proces of product, educatief en/of beeldend.-Je levert een actieve bijdrage aan groepsbesprekingen, met respect voor anderen.-Je houd rekening met kritiek van anderen en kunt deze plaatsen.-Je stelt je begeleidbaar op.

6) Competentie in de Omgang met de Omgeving;De student kan relevante omgevingsfactoren in de samenleving signaliseren en deze integreren in zijn studie of onderzoek.-Je houd je op de hoogte van kunst/ cultuur/ educatie, je bezoekt op eigen gelegenheid onder meer tentoonstellingen en theatervoorstellingen.-Je geeft inzicht in je inspiratiebronnen en houd deze actueel.

7) Competent in Reflectie en Ontwikkeling.De student kan het eigen beelden handelen, het kunsttheoretisch handelen, het pedagogisch en didactisch handelen beoordelen, in onderling verband hanteren, en zo nodig verbeteren.-Je kunt reflecteren op je eigen werk, hanteert bronnenmateriaal en toont een relatie daarmee in je beelden.-Je gaat in op oriëntatie en onderzoeksdagen en je verwerkt nieuwe standpunten op zichtbare wijze.-Je bent in staat tot het schrijven van een studieplan (POP) op basis van je beroepsperspectief en studievoorkeuren.-Je stelt prioriteiten en verdeelt beschikbare tijd efficiënt voor jezelf.

Ook werd doorverwezen naar de website van de onderwijscoöperatie, http://www.onderwijscooperatie.nl , wat voorheen lerarenweb was, waar meer informatie opstaat over lerarencompetenties en bekwaamheidseisen. Dit betekent dus dat iedereen deze competenties kan opzoeken en als leraar dus eigenlijk hoort te weten. Of tenminste zich bewust zijn van de benodigde competenties. Over de bekwaamheidseisen staat het volgende op deze website:

Bekwaamheid

In augustus 2006 is de Wet op de Beroepen in het onderwijs, de Wet BIO, van kracht geworden. Sinds die tijd zijn er bekwaamheidseisen voor leraren. In deze wet is geregeld dat die bekwaamheidseisen actueel gehouden moeten worden. Tenminste eens in de zes jaar zal de beroepsgroep van leraren daartoe een voorstel doen aan de Minister van OCW. Op 27 april 2012 heeft de Onderwijscoöperatie het nieuwe voorstel bekwaamheidseisen aangeboden aan (demissionair) staatssecretaris Halbe Zijlstra.

In de Onderwijscoöperatie werken alle grote beroepsverenigingen van leraren samen aan het ontwikkelen van de beroepskwaliteit en de versterking van de positie van de leraar. Het gezamenlijk definiëren van de bekwaamheid die nodig is om leraar te kunnen zijn, hoort daar bij. Bekwaamheid is immers het fundament waar kwaliteit op staat.

Over de zeven competenties staat het volgende op de website:

zeven lerarencompetenties

De verantwoordelijkheden van de leraar zijn samen te vatten door vier beroepsrollen te onderscheiden: de Interpersoonlijke rol, de pedagogische, de vakinhoudelijke & didactische en de organisatorische. Deze beroepsrollen worden vervuld in vier typen situaties die kenmerkend zijn voor het beroep van leraar: het werken met leerlingen, met collega's, met de omgeving van de school en met zichzelf. Bij dat laatste gaat het om het werken aan de eigen professionele ontwikkeling.

Door de vier beroepsrollen en de vier typen situaties met elkaar in verband te brengen, ontstaat er een matrix voor de beschrijving van lerarenbekwaamheid. Door vervolgens onder woorden te brengen wat de professionele manier van werken is van de goede, bekwame leraar in elke combinatie van beroepsrol en situatie, ontstaat er een beschrijving van lerarenbekwaamheid in zeven competenties. (In de praktijk is het onnodig gebleken om zestien competenties te onderscheiden: met zeven competenties kunnen alle wezenlijke aspecten van lerarenbekwaamheid goed in kaart gebracht worden.)

Er wordt hier gesproken over de zeven competenties waar wij op de opleiding ook bekend mee zijn, er wordt ook gepraat over een competentiematrix. Deze heb ik hieronder uitgewerkt:

1)Een leraar die Interpersoonlijk competent is, zorgt ervoor dat er in zijn klas of lessen een goede sfeer van omgaan en samenwerking met zijn leerlingen heerst.

2)Een leraar die pedagogisch competent is, zorgt voor een veilige sfeer in zijn klas of lessen. Hij bevordert de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van zijn leerlingen. Hij helpt hen een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden.

3)Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, zorgt voor een krachtige leeromgeving in zijn klas of lessen. Hij helpt leerlingen zich de culturele bagage eigen te maken die iedereen in de samenleving nodig heeft om volwaardig te functioneren.

4)Een leraar die organisatorisch competent is, zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte sfeer in zijn klas of lessen.

5)Een leraar die competent is in het samenwerken met collega’s, zorgt dat zijn werk en dat van zijn collega’s op school goed op elkaar afgestemd is. hij draagt ook bij aan het goed functioneren van de schoolorganisatie.

6) Een leraar die competent is in het samenwerken met de omgeving, zorgt ervoor dat zijn professionele handelen en dat van anderen buiten de school (ouders, instanties) goed op elkaar afgestemd is.

7)Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt na over zijn beroepsopvattingen en zijn bekwaamheid en is voorduren bezig zich verder te ontwikkelen en te professionaliseren.

Deze punten komen dus overeen met wat wij op het Fontys meekrijgen, al is het iets anders weergegeven dan dat wij het kennen.

Inmiddels is er een herijking van deze bekwaamheden uitgebracht, dit herijkingvoorstel is te vinden in een digitale en printbare folder van de Onderwijs Coöperatie. Deze is in zijn geheel hier te vinden: http://www.bekwaamheidsdossier.nl/cms/bijlagen/OC_WTK_doc_Herijking_120426.pdf

In deze herijking staat een specifiek stukje voor het MBO en de kwaliteiten waaraan de leraar op het MBO aan moet voldoen.

1.3.4 Middelbaar beroepsonderwijs

- De leraar beheerst de leerstof (kennis en vaardigheden) waarvoor hij verantwoordelijk is en kent

de theoretische en praktische achtergronden daarvan, met name gericht op de beroepspraktijk.

Hij kan de leerstof op een begrijpelijke en aansprekende manier uitleggen en demonstreren hoe er

mee gewerkt moet worden en daarbij de theorie aan de (beroeps-)praktijk verbinden.

-De leraar heeft actuele kennis van beroepen in de branche(-s) waarvoor hij opleidt en legt verband

tussen de leerstof en de kwalificatiedossiers van die branche(-s).

-De leraar overziet de opbouw van het curriculum van zijn vak, de plaats van zijn vak in het curriculum van de opleiding en de doorlopende leerlijnen. Hij weet hoe zijn onderwijs voortbouwt op het voorgaande onderwijs en voorbereidt op het hoger beroepsonderwijs, andere vervolgopleidingen of de beroepspraktijk.

De leraar kent de samenhang tussen de verschillende verwante vakken, leergebieden en lesprogramma’s.

-De leraar weet dat zijn leerlingen de leerstof op verschillende manieren kunnen opvatten, interpreteren en leren. Hij kan zijn onderwijs daar op afstemmen. De leraar kan zijn leerlingen duidelijk maken wat de relevantie is van de leerstof voor de beroepspraktijk of vervolgonderwijs.

De praktijk:Ik ben aan de praat geraakt met Rob van de Broek, directeur van de afdeling Vormgeving van De Rooi Pannen en tevens oud leraar, zowel op deze afdeling als op andere afdelingen. Met hem en een aantal leraren heb ik een tijd gepraat over wat ik wilde onderzoeken. Ik vroeg hen of zij bekend waren met deze competenties of de competenties voor een leraar op het MBO zoals ik deze had gevonden op de site van de Onderwijs Coöperatie. Dit waren allen oudere leraren die al een lange tijd in het vak zitten en hiervoor ook les hebben gegeven op het voortgezet onderwijs of op andere onderwijsvormen. Het kwam er al snel uit dat zij niet bekend waren met de competenties die ‘gelden’ voor leraren op het MBO, en ook niet zeer bekend waren met de zeven competenties als zo zijnde. Zij vonden de competenties vrij algemeen, als zijnde normaal dat een leraar een deel van deze kwaliteiten bezit. Ook de MBO-eisen die ik voor hen op heb gelezen vonden zij niet meer dan normaal voor wat een leraar zou moeten kunnen. O.a. vakkennis, goede manier van overdracht, flexibiliteit, etc.. ‘Als wij iemand aannemen hier op school dan kijken wij wel naar de competenties, maar er is niemand die volledig voldoet aan al de competenties.’ zegt meneer van de Broek. Het is volgens hem en andere leraren een ideaalbeeld, vastgesteld door buitenaf. Er worden verwachtingen gesteld en eisen gesteld waaraan niemand zich precies aan kan houden, gewoonweg omdat iedereen anders is en omdat die eisen niet alles omvattend zijn. Als leraar kun je jezelf niet conformeren naar deze eisen, maar je kunt wel een deel van deze ‘eisen’ bezitten als eigenschappen. Iedereen zit weer anders in elkaar en iedereen is zoals hij/zij is. Daarmee gezegd, als zij iemand aannemen als leraar is dat voor de kennis en kwaliteiten die hij of zij bezit als leraar, niet voor wat hij of zij mist volgens het ideaalbeeld van een leraar.Zoals zij zeiden, als oudere leraren heb je de ervaring van de jaren achter je. Je komt er volgens hen ook heel snel achter dat je als leraar jezelf niet kunt conformeren naar deze eisen omdat het iets is wat is bedacht door anderen. Niet iedereen bezit precies die eisen, geen enkele leraar vanuit geen elk vak. Elke leraar heeft zowel zijn pluspunten als zijn minpunten, maar elke leraar heeft zijn of haar eigen manier van lesgeven waardoor zij goed functioneren als leraar. Als je als leraar jezelf gaat conformeren naar de regels i.p.v. andersom dan wordt het een toneelstukje wat je op loopt te voeren, schijngedrag zogezegd. Als leraar houdt je dat gedrag niet vol, bovendien voelen leerlingen dat aan. Leerlingen zien dat een leraar zichzelf niet is en zullen dan ook weinig respect voor jou hebben als leraar. Een leraar die zichzelf is, is een betere leraar. Leerlingen zullen makkelijker een leraar accepteren als deze zich gewoon gedraagt als zichzelf. Om dan terug te komen op deze eisen. Het is duidelijk wat deze generatie van leraren vindt van deze regels. Ze zijn zich er bewust van de er competenties zijn, zij zijn immers ook ooit opgeleid en deze competenties zijn er altijd al geweest. De jongere generatie leraren, die ook op deze school aanwezig zijn, zijn bekender met deze competities en willen zichzelf wellicht modeleren naar deze competenties. Maar als leraar kun je dit gedrag moeilijk volhouden en zul je vroeg of laat terug op jezelf vallen. Je kunt je niet tot een perfectbeeld van een leraar conformeren omdat iedereen wel ‘een hoekje mist’. Neem een leraar zoals hij of zij is, dat is de beste manier. En dat is ook het beste voor de leerling.

Conclusie:Ik denk dat ik het vrij kort kan houden. Het is duidelijk dat de theorie en de praktijk elkaar tegenspreken. Het komt er op neer dat de theorie een ideaalbeeld is, iets wat is opgesteld voor wat anderen vinden waaraan een goede leraar moet voldoen. De praktijk stelt echter dat ze vinden dat niemand aan dit ideaalbeeld voldoet en dat het belangrijker is dat je jezelf blijft i.p.v. jezelf conformeert naar wat regeltjes van je verwachten. Eisen zoals deze staan in de herijking voor het MBO worden niet zozeer nagestreefd, maar zijn meer het natuurlijke gevolg van vakkennis, ervaring en meerdere factoren waardoor je op een natuurlijke manier volgens deze eisen lesgeeft en je ernaar gedraagt. Wat ik daarmee wil zeggen is dat deze ‘eisen’ toch wel worden nageleefd. Ik kan concluderen, en ook vanuit mijn eigen mening, is dat geen enkele leraar perfect is. Deze eisen kunnen wel leuk op mijn papiertje staan, of ergens op het internet en op schrift voor andere leraren, maar je kunt beter meenemen wat je kunt gebruiken van deze punten en leren van je fouten dan dat je jezelf volledig conformeert naar deze regeltjes en ideaalbeeld van een ander. Blijf jezelf en ga niet staan te acteren voor de klas, anders houdt je alleen jezelf en je leerlingen voor de grap. En dat kan je breken als leraar zijnde.

Bronnen:

Alblas, G., Ederman, A., Heinstra, R., ‘Praktische psychologie voor leren en onderwijzen’, 2011, Groningen/ Houten, Noordhoff Uitgevers bv.

Onderwijs coöperatie 2013, ‘Bekwaamheid’, Geraadpleegd op dinsdag 5 maart 2013.http://www.onderwijscooperatie.nl/?nl/onderwijscooperatie/bekwaamheid/

Onderwijs coöperatie 2012, ‘Herijking, het nieuwe voorstel bekwaamheidseisen’. Geraadpleegd op dinsdag 5 maart 2013.http://www.bekwaamheidsdossier.nl/cms/bijlagen/OC_WTK_doc_Herijking_120426.pdf

Onderdeel C:Evaluatie:Geef je mening over de stage en de stagegids als geheel. Onderbouw je mening met argumenten. Richtvragen hierbij zijn:

-Zijn de doelstellingen bereikt die benoemd staan in de stagegids? Zo ja, in welke mate?Ja, naar mijn mening zijn de doelstellingen en vraagstellingen uit de stagegids voldaan. Ik probeer meestal een zo breed mogelijk antwoord te geven op een vraagstelling of een opdracht, en dan nog heb ik vaak het idee dat het niet genoeg is. Naar mijn mening heb ik zeker mijn best gedaan om het uiteindelijk verslag goed te verwoorden en neer te zetten, ook al ging het wat met horten en stoten.

-Wat vond je van de verschillende opdrachten?Ik vond de meeste opdrachten wel goed, maar ik moet zeggen dat sommige opdrachten mij een beetje overkwamen als tijdsopvulling. Ook moet ik erbij zeggen dat enkele opdrachten wel nut hadden, maar dat deze informatie maar voor korte duur nuttig is, vooral als je daarna weer naar een andere school toe gaat waar hele andere omgangsvormen en regels gelden.Ook de opdracht over het neerschrijven van je eigen schoolloopbaan. Ik snap dat je als leraar moet weten hoe het schoolsysteem in elkaar zit en hoe je eigen loopbaan was, maar ik vond het niet heel nuttig om het allemaal op te schrijven. Interviews waren goed om te doen, het levert veel informatie op over de school, het nadeel ervan is, is dat het wel erg specifieke informatie is over die ene school, je hebt er naar mijn mening een stuk minder aan op een andere school. Al is het niet vreemd dat alle scholen weer een andere manier van werken hebben en ook overeenkomsten hebben.

-Was je voldoende voorbereid op de stage?Nee, absoluut niet. Ik had de stagegids en het pakket ‘De oriënterende stage (2011-2012)’ en ook heeft Jan Plasman ons informatie gegeven. Al met al had ik dan nog niet alle informatie die ik nodig had. Er kwamen veel vragen vanuit mijn stageschool die ik gewoon niet kon beantwoorden omdat ik de info niet had. Ook heeft dit te maken met dat ik eerder wilde beginnen met mijn stage dan dat de norm was binnen de Fontys. In combinatie met school zelf heeft dit voor problemen gezorgd waardoor ik zelf erg in de war ben gebracht. De verwachtingen waren niet duidelijk, informatie op site en op papier spreekt elkaar tegen en de informatie is niet duidelijk te vinden voor de leerlingen zelf. Ik kan zeggen dat ik niet de enige ben die verward was over de verwachtingen en de informatie over de stage. Ik denk dat ze daar een beter systeem voor moeten verzinnen. Niet allemaal losse vellen en een verwarrend portal, maar gewoon een boekwerk waar alles instaat over de stage, wat je moet doen en wat de verwachtingen zijn.

-Hoe verliep de samenwerking met medestudenten?Ik heb niet samenwerkt met medestudenten. Ten eerste omdat ik veel eerder was begonnen met mijn stage dan anderen en ten tweede omdat wij als leerlingen weinig contact hebben met elkaar over de stageopdrachten.

-Hoe verliep de samenwerking met de SPD/ stageschool?Deze samenwerking ging aardig, het contact in het begin en tussen de stage door was wat moeizaam en verwarrend. Verw