· Web viewHet biologisch geslacht waartoe je behoort, bepaalt in hoge mate je leven. Als jongen...
Transcript of · Web viewHet biologisch geslacht waartoe je behoort, bepaalt in hoge mate je leven. Als jongen...
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 1
Iphis: over gender
Het biologisch geslacht waartoe je behoort, bepaalt in hoge mate je leven. Als jongen of als meisje word je immers verondersteld te beantwoorden aan een bepaald verwachtingspatroon. Het typische gedrag dat we verbinden met mannelijk en vrouwelijk noemen we gender. Wat we als kenmerkend gedrag beschouwen voor jongens en meisjes, kan echter veranderen. Het is sterk bepaald door de maatschappelijk-culturele context waarin je leeft. Het verhaal van Iphis kan ons doen nadenken over gender.
Gender?
Cisgender?
Transgender?
Transman?
Transvrouw?
Non-binair?
Genderambivalent?
Genderfluïde?
Queer?
Crossdresser?
Genderdysforie?
Biseksueel?
Panseksueel?
Nadat Theseus op Kreta de Minotaurus heeft verslagen, wordt hij in Athene als een held onthaald. Het nieuws verspreidt zich en al gauw wordt hij overal uitgenodigd om onoplosbaar geachte problemen op te lossen. Zo jaagt hij mee op het vreselijke Calydonische everzwijn. Na de zwijnenjacht is er tijd om verhalen te vertellen. Binnen het kader van het Theseusverhaal lezen we onder meer het verhaal van Erysichthon, maar ook enkele vertellingen over onmogelijke of onbehoorlijke liefdes, b.v. over Byblis die smoor is op haar broer Caunus.
Het verhaal van Byblis zou op Kreta over de tongen gegaan zijn, ware het niet dat daar een veel sterker verhaal circuleerde, namelijk dat van Iphis. In de buurt van Knossos bevalt Telethusa van een dochter. Haar man Ligdus had haar bezworen had dat het kind moest sterven als het een meisje was. De godin Isis, die haar in een droom was verschenen, had haar echter opgedragen het kind te laten leven en beloofde een oplossing. Daarom doet Telethusa tegenover iedereen, inclusief de vader, alsof ze een jongen op de wereld heeft gezet. Enkel de voedster kent de waarheid. Ze laat het kind jongenskleren dragen. Ligdus noemt het kind Iphis, naar zijn eigen vader. Hiermee wordt het probleem voorlopig opgelost, want de naam Iphis is tweeslachtig.
Hoe het verhaal verdergaat en welke oplossing Isis biedt, lees je in de volgende fragmenten.
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 2
715
720
725
730
735
Tērtius īntereā decimō succēsserat ānnus,
cūm pater,Īphi, tibī flavām despōndet Iānthen,
īnter Phāestiadās quae lāudatīssima fōrmae
dōte fuīt virgō, Dictāeo nāta Telēste.
Pār aetās, par fōrma fuīt, primāsque magīstris
āccepēre artēs, elemēnta aetātis, ab īsdem.
Hīnc amor āmbarūm tetigīt rude pēctus, et āequum
vūlnus utrīque dedīt, sed erāt fidūcia dīspar:
cōniugiūm pactāeque exspēctat tēmpora tāedae,
quāmque virūm putat ēsse, virūm fore crēdit Ĭānthe;
Īphis amāt, qua pōsse fruī despērat, et āuget
hōc ipsum flāmmas, ārdetque in vīrgine vīrgo,
vīxque tenēns lacrimās 'quis mē manet ēxitus,' īnquit
'cōgnita quām nullī, quam prōdigiōsa novāeque
cūra tenēt Venerīs? Si dī mihi pārcere vēllent,
pārcere dēbuerānt; si nōn, et pērdere vēllent,
nāturalē malūm saltem ēt de mōre dedīssent.
Nēc vaccām vaccāe, nec equās amor ūrit equārum:
ūrit ovēs ariēs, sequitūr sua fēmina cērvum.
Sīc et avēs coeūnt, intērque animālia cūncta
fēmina fēmineō conrēpta cupīdine nullā est.
Vēllem nūlla forēm!'
flavus: 'blond'
despondēre: 'toezeggen; verloven'
Phaestiada: 'meisje/vrouw van Phaestus'
dos (dot-): 'gave'Dictaeus: 'van de berg Dicte; Kretenzisch'
elementa aetatis: 'de leerstof van die leeftijd'ambo: 'beide(n) samen'rudis (rudi-): 'onervaren'
fiducia: 'verwachting'
taeda: 'bruiloftsfakkel'pacisci: 'afspreken, overeenkomen'
ardēre in aliqua: 'branden van liefde voor'
prodigiosus: 'onnatuurlijk'
saltem: 'tenminste'
vacca: 'koe'urĕre (ur-): 'verbranden, in brand zetten'
aries (ariet-): 'ram'ovis (ovi-): 'ooi'cervus (cervo-): '(mannelijk) hert'
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 3
v. woordenlijstvorm stam betekenis verwant/afleiding
714 tertius
interea
decimo
successerat Ned. successie
716 laudatissima laudare
forma
717 nata natus, nasci
718 par Ned. (een) paar
719 accepere
isdem
720 hinc
tetigit
pectus Fr. la poitrine
aequum Eng. equal
721 vulnus Eng. vulnerable
utrique
dispar par
721 coniugium coniunx
exspectat Eng. to expect
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 4
723 putat
credit
frui
724 desperat desperare Eng. desperate
auget
726 vix
lacrimas
manet
exitus Eng. exit
727 cognita
nulli
728 cura
729 parcĕre
debuerant
730 naturale naturalis naturali-
more
731 equa equus
733 coeunt con+ire
734 femineo femineus femina
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 5
Tekstbegrip vv.714-735
1. Welke gebeurtenis zorgt voor paniek bij Iphis?
2. Hoe geeft Ovidius haar leeftijd weer?
3. Wat komen we in vv.715-719 over Ianthe te weten? Som de zes kenmerken op in het Latijn, telkens met uitleg in het Nederlands.
4. Wat wordt bedoeld met aequum vulnus (v.721)?
5. Wat zegt Ovidius over fiducia dispar (vv.722-725)?a) Ianthe:
Met virum fore wordt concreet bedoeld:
b) Iphis:
Met frui wordt concreet bedoeld:
6. Welk effect heeft Iphis' wanhoop op haar gevoelens voor Ianthe (v.724-725)?
7. Welk gevoel drukt Iphis uit in v.726?
8. Wat wordt concreet bedoeld met cura (v.728)?
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 6
9. Bij cura horen drie bijvoeglijke bepalingen. Geef ze met hun betekenis.
10.Als de goden toch Iphis ondergang wilden, wat hadden ze dan moeten doen?
11. Wat wil Iphis bewijzen in vv.731-734?
Foto: Robin Hammond (voor National Geographic)
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 7
Analyse van inhoud en vorm vv.714-735
Enkele definities:(biologisch) geslacht: lichamelijke kenmerken van mannelijkheid en vrouwelijkheidgender: de culturele, sociale en psychologische invulling van mannelijkheid en vrouwelijkheidtransgender: iemand wiens genderidentiteit niet (volledig) samenvalt met het geboortegeslachtqueer: anders, voelt zich niet passen in hokjes (qua gender of seksuele oriëntatie)genderdysforie: psychologisch oncomfortabel gevoel omdat genderidentiteit en geboortegeslacht niet overeenkomen
1. Iphis' moeder voedt haar dochter op als een jongen omdat het leven van haar kind anders gevaar loopt. Het leven van het meisje krijgt dus – uit lijfsbehoud en onder dwang – een typisch mannelijke invulling.a) Is Iphis een transgender? Waarom wel/niet?
b) Kan je Iphis 'queer' noemen? Waarom wel/niet?
2. Voelt Iphis zich enkel ongemakkelijk in haar vrouwelijk lichaam omdat ze niet kan voldoen aan de verwachtingen van haar ouders en de samenleving, of krijg je uit de tekst de indruk dat ze zich ook ongelukkig voelt omdat haar fysieke toestand haar in de war brengt (= genderdysforie)?
3. Welke visie op homoseksualiteit bij leid je af uit de monoloog van Iphis (die Ovidius haar natuurlijk in de mond legt)?
4. Met welke twee stijlfiguren benadrukt Ovidius dat Iphis en Iante perfect bij elkaar (zouden) passen in vv. 718-719?
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 8
5. Bespreek in vv. 720 de plaats van ambarum, aequum vulnus en dispar: waarom is de plaats in het vers telkens goed gekozen?
6. Bespreek de kracht van de woordvolgorde in v.722.
7. Waarom is de plaats van het onderwerp in vv.723 en 724 goed gekozen?
Grammatica
Irrealis
Si di mihi parcere vellent, parcere debuerant; si non, et perdere vellent, naturale malum saltem et de more dedidissent. (vv.728-730)Vellem nulla forem! (v.735)
Plaats van het betrekkelijk voornaamwoord in poëzie
inter Phaestiadas quae laudatisima formae dote fuit virgo (v.716-717)quis me manet exitus', inquit, 'cognita quam nulli … cura tenet?' (v.726-728)
Betrekkelijke bijzin zonder antecedent
quamque virum putat ese, virum fore credit Ianthe (v.723)Iphis amat, qua posse frui desperat (v.724)
Verbuiging idem
magistris ab isdem (v.719)
Datief van voornaamwoorden
pater tibi flavam despondet Ianthem (v.715)aequum vulnus utrique dedit (v.720-721)cognita nulli (cura) (v.727-728)
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 9
Iphis klaagt dat ze er slechter aan toe is dan Pasiphae: haar liefde was onnatuurlijk, want ze was verliefd op een rund, maar het was tenminste een mannelijk rund. En met een list kreeg Pasiphae uiteindelijk wat ze wou.
745
750
'Hūc licet ēx totō sollērtia cōnfluat ōrbe,
īpse licēt revolēt cerātis Dāedalus ālis,
quīd faciēt? Num mē puerūm de vīrgine dōctis
ārtibus ēfficiēt? Num tē mutābit, Ĭānthe?
Quīn animūm firmās, teque īpsa recōlligis, Īphi,
cōnsiliīque inopēs et stūltos ēxcutis īgnes?
Quīd sis nāta, vidē, nisi tē quoque dēcipis īpsam,
ēt pete quōd fas ēst, et amā quod fēmina dēbes!
Spēs est, quāe faciāt, spes ēst, quae pāscat amōrem.
Hānc tibi rēs adimīt. Non tē custōdia cāro
ārcet ab āmplexū, nec cāuti cūra marīti,
nōn patris āsperitās, non sē negat īpsa rogānti,
nēc tamen ēst potiūnda tibī, nec, ut ōmnia fīant,
ēsse potēs felīx, ut dīque hominēsque labōrent.'
licet + conj.: 'het is toegelaten/mag dat; ook al'orbis: 'de wereld'sollertia: 'vindingrijkheid; sluwheid'Daedalus stond bekend om zijn vindingrijkheid: daarom was hij ook door Minos uitgenodigd om het labyrint te bouwen. Later vluchtte hij weg van Kreta met zelfgebouwde vleugels.
quin?: 'waarom niet?'se recolligĕre: 'weer moed vatten'inops (inop-) + gen.: 'zonder, arm aan'excutĕre (-cuti-): 'afschudden'
decipĕre: 'misleiden'
femina: 'als...'
arcēre: 'afweren, afhouden (van)'cautus: 'voorzichtig, behoedzaam'
asperitas (asperitat-): 'strengheid'se negare alicui: 'afwijzen' (lett. 'zich aan iemand ontzeggen/weigeren')ut: concessief: 'ook al'
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 10
v. woordenlijstvorm stam betekenis verwant/afleiding
741 huc
confluat con+fluĕre
orbe Eng. orb(ital)
742 revolet revolare re+volare
ceratis ceratus (adj.) cera, Ned. kaars
alis
743 num?
doctis docēre
744 efficiet
mutabit
745 firmas firmare firmus
746 consilii
stultos
ignes
747 sis nata nasci natus, nata
nisi
quoque
decipis
748 fas
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 11
debes
749 spes sperare
pascat
750 adimit
custodia custos
caro Eng. to care
751 amplexu
cura Eng. cure
752 negat
753 potiunda potiri
fiant
734 laborent labor
Zelfstandige lectuur vv.741-754
1. 'Huc licet ex toto sollertia confluat orbe,ipse licet revolet ceratis Daedalus alis,quid faciet?a) Waarnaar verwijst huc?
b) Lees de zin door. Fluoresceer de twee bijwoordelijke bepalingen in de dubbele toegeving (licet = 'ook al...')
c) Geef tijd en concreet onderwerp van faciet.
d) Vat in je eigen woorden (max. vijf woorden) samen wat Iphis hier beweert.
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 12
2. Num me puerum de virgine doctisartibus efficiet? Num te mutabit, Ianthe?a) Lees de vragen door. De eerste vraag gaat over:
en de tweede over:
b) doctis congrueert met?
c) Wie is het onderwerp van deze vragen?
d) Let op de tijd van de werkwoorden. Wat vraagt Iphis zich af in de eerste (retorische) vraag?
En in de tweede?
e) Hoe voelt Iphis zich (zie ook 1.)?
3. Quin animum firmas, teque ipsa recolligis, Iphi,consiliique inopes et stultos excutis ignes?a) Lees de zin door en splits in woordgroepen.b) Tegen wie spreekt Iphis hier?
c) Quin...Iphi: vat samen in twee (zelfgekozen) woorden.
d) Vertaal consilii inopes.
e) consilii...ignes: verbind de twee adjectieven in deze regel met het substantief waarmee ze congrueren in fluoresceer (met de juiste kleur).
f) Wat wordt bedoeld met ignes?
4. Quid sis nata, vide, nisi te quoque decipis ipsam,et pete quod fas est, et ama quod femina debes!a) Lees de zin door en splits in woordgroepen. Welke groep is anders (let o.a. op
de gezegdes)?
b) Tegen wie spreekt Iphis hier?
c) Ipsam congrueert met?
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 13
d) 'quod fas est' en 'quod femina debes': wat zou dat dan moeten zijn? Leg uit in je eigen woorden.
5. Spes est, quae faciat, spes est, quae pascat amorem.Hanc tibi res adimit.a) Leg uit waarom spes belangrijk is.
b) Waarnaar verwijst hanc?
c) Wat wordt concreet bedoeld met res?
6. Non te custodia caroarcet ab amplexu, nec cauti cura mariti,non patris asperitas, non se negat ipsa roganti,nec tamen est potiunda tibi, nec, ut omnia fiant,esse potes felix, ut dique hominesque laborent.'a) Lees de zin door. Waarmee congrueert caro?
b) Deze (opsommende) zin bestaat uit twee delen. Welk woord geeft de overgang aan naar deel twee?
c) Geef de opsomming in deel 1 weer in je eigen woorden.
d) Potiunda geef je weer met 'te …'. Wat is het onderwerp van est potiunda?
e) Geef nec, ut omnia fiant … laborent weer in je eigen woorden.
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 14
Analyse van inhoud en vorm vv.741-754
1. Vergelijk de woordvolgorde van v.741 met die van 742.a) Welke stijlfiguur merk je nu op?
b) Welk woord krijgt hierdoor extra nadruk?
2. Waarom staat er te quoque in v.747?
3. Spes est, quae faciat, spes est, quae pascat amorem. (v.749)a) Wat wordt precies bedoeld met spes?
b) Ben je het eens met deze bewering van Iphis?
c) Wat Iphis zichzelf hier probeert aan te praten, komt eigenlijk niet overeen met wat ze ervaart in vv.714-735. Verklaar en bewijs met een citaat.
4. vv. 750-752: staan deze factoren ook nu nog liefdesgeluk in de weg?
5. Geef uit dit fragment twee voorbeelden van een anafoor en leg uit wat de anaforen bijdragen aan de betekenis.
6. Waar spreekt Iphis de overtuiging uit dat gender en biologisch geslacht niet mogen afwijken van elkaar (en het gedrag dus het lijf moet volgen)?
Grammatica
-nd-vorm
nec tamen est potiunda tibi (v.753)
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 15
755
760
765
Nunc quoque votorum nulla est pars vana meorum,
Tot vandaag zijn mijn gebeden wel verhoord:
dique mihi faciles, quicquid valuere, dederunt;
de goden schonken mij genadig alles wat maar kon,
quodque ego, vult genitor, vult ipsa, socerque futurus.
mijn wens is ook mijn vaders wens, van haar en van haar vader,
At non vult natura, potentior omnibus istis,
maar niet van de natuur, die machtiger dan iedereen
quae mihi sola nocet. Venit ecce optabile tempus,
mij schaadt, als enige. Kijk, het begeerde uur breekt aan,
luxque iugalis adest, et iam mea fiet Ianthe –
de huwelijkstoorts ligt klaar, Ianthe zal de mijne zijn
nec mihi continget: mediis sitiemus in undis.
zonder van mij te zijn! Ik zal op volle zee verdorsten!
Pronuba quid Iuno, quid ad haec, Hymenaee, venitis
O Juno, bruidsgodin! O Hymenaeus, zie toch af
sacra, quibus qui ducat abest, ubi nubimus ambae?'
van deze bruiloft, waar wij zonder bruigom beiden bruid zijn...'
Pressit ab his vocem. Nec lenius altera virgo
Dan zwijgt zij stil. Het andere meisje gloeit al evenzeer
aestuat, utque celer venias, Hymenaee, precatur.'
van liefde, maar zij bidt de huwelijksgod juist snel te komen.
valēre: 'in staat zijn'
socer (socro-): 'schoonvader'
optabilis: 'gewenst'
lux iugalis: 'huwelijksfakkel'
contingĕre + dat.: 'ten deel vallen, overkomen'sitire: 'dorst hebben'
pronuba: 'begeleidster van het huwelijk'Hymenaeus: huwelijksgod
qui (uxorem) ducat: 'de bruidegom'nubĕre: 'trouwen (als vrouw), de bruid zijn'
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 16
v. woordenlijstvorm stam betekenis verwant/afleiding
755 quoque
votorumEng. vote
vanaNed. waan(beeld)
756 di
quicquid quisquis
757 genitorgenus
futurusfu-
758 potentior potensposse
istis
759 nocetEng. nocuous ('schadelijk')
ecce
760 lux
adestad+esse
fiet
761 contingettangĕre
mediis
undis
763 sacraEng. sacred
abestab+esse
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 17
ubi
ambae ambo
764 pressitEng. press
lenius lenis
765 celer
precaturprex
Latijn lezen met een literaire vertaling: vv.755-765
Lees telkens de Latijnse woordgroep en de bijhorende vertaling (van M. d'Hane-Scheltema). Los dan de vragen op bij de woordgroep.
Soms is een woordgroep gelijk aan een vers. Een woordgroep kan ook korter zijn dan een vers. Een woordgroep kan ook verdergaan in het volgende vers (enjambement).
1. v.755:a) Bij welk substantief is votorum meorum een bijvoeglijke bepaling?
b) Met welke woorden zegt Ovidius 'wel verhoord'? (Lat.)
2. v.756:a) Hoe zegt Ovidius 'genadig'? (Lat.)
b) Zoek de betekenis op van 'genadig'. Wat vind je van deze woordkeuze van d'Hane-Scheltema?
c) Determineer valuere:
d) Welke aanpassing deed d'Hane-Scheltema bij quicquid valuere in haar vertaling?
3. v.757: 'en van haar vader': wat zegt Ovidius hier letterlijk? (Ned.)
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 18
4. vv.758-9:a) Geef het antecedent van quae: (Lat.)
b) sola gaat over? (Lat.)
5. vv.760-1:a) Determineer fiet:
b) Hoe zegt Ovidius 'op volle zee'? (Lat.)
6. vv.762-3:a) Met welke woorden zegt Ovidius 'zie toch af van'? (Lat.)
b) Met welke woorden zegt Ovidius 'deze bruiloft'? (Lat.)
c) Welke naamval heeft quibus: dat. of abl.? Verklaar je antwoord (en let daarvoor op het gezegde).
d) Hoe zegt Ovidius 'zonder bruidegom'? (Lat.)
7. vv.764-5:a) Hoe zegt Ovidius 'dan'? (Lat.)
b) Vertaal pressit vocem letterlijk:
c) Hoe zegt Ovidius 'al evenzeer'? (Lat.)
d) Hoe zegt Ovidius 'juist snel te komen'? (Lat.)
e) Geef de naamval van Hymenaee:
Wat doet de vertaalster hiermee?
8. Welke aanpassing of vondst van de vertaalster vind je het meest geslaagd? Waarom?
9. Welke aanpassing of vondst van de vertaalster vind je het minst geslaagd? Waarom?
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 19
755
760
765
'Nūnc quoque vōtorum nūlla est pars vāna meōrum,
dīque mihī facilēs, quicquīd valuēre, dedērunt;
quōdque ego, vūlt genitōr, vult īpsa, socērque futūrus.
Ǡt non vūlt natūra, potēntior ōmnibus īstis,
quāe mihi sōla nocēt. Venit ēcce optābile tēmpus,
lūxque iugālis adēst, et iām mea fīet Ĭānthe –
nēc mihi cōntingēt: mediīs sitiēmus in ūndis.
Prōnuba quīd Iunō, quid ad hāec, Hymenāee, venītis
sācra, quibūs qui dūcat abēst, ubi nūbimus āmbae?'
Prēssit ab hīs vocēm. Nec lēnius āltera vīrgo
āestuat, ūtque celēr veniās, Hymenāee, precātur.
valēre: 'in staat zijn'
socer (socro-): 'schoonvader'
optabilis: 'gewenst'
lux iugalis: 'huwelijksfakkel'
contingĕre + dat.: 'ten deel vallen,
overkomen'
sitire: 'dorst hebben'
pronuba: 'begeleidster van het
huwelijk'
Hymenaeus: huwelijksgod
qui (uxorem) ducat: 'de bruidegom'
nubĕre: 'trouwen (als vrouw), de
bruid zijn'
Grammatica
Datief: voorwerp of bijwoordelijke bepaling
Di mihi faciles, quicquid valuere, dederunt.
At non vult natura, quae mihi sola nocet.
… nec (lux iugalis) mihi continget.
Ablatief tweede lid van een vergelijking
potentior omnibus istis
Ken je nog de functie en de rol van de volgende zinsdelen?
votorum meorum (v.755)
mediis in undis (v.761)
quibus (v.763)
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 20
Telethusa dist de ene na de andere leugen op om het huwelijk te kunnen uitstellen, maar uiteindelijk is er geen ontkomen meer aan: het huwelijk moet doorgaan. Ze smeekt Isis om hulp en verwijst naar de eerdere droom waarin Isis haar de opdracht gaf haar kind te laten leven. Telethusa gaf hieraan gehoor en verwacht dus nu een oplossing van Isis.
785
790
795
Vīsa deā est movīsse suās (et mōverat) āras,
ēt templī tremuēre forēs, imitātaque lūnam
cōrnua fūlserūnt, crepuītque sonābile sīstrum.
Nōn secūra quidēm, faustō tamen ōmine lāeta
māter abīt templō. Sequitūr comes Īphis eūntem,
quām solitā est, maiōre gradū, nec cāndor in ōre
pērmanet, ēt virēs augēntur, et ācrior īpse est
vūltus, et īncomptīs breviōr mensūra capīllis,
plūsque vigōris adēst, habuīt quam fēmina. Nām quae
fēmina nūper erās, puer ēs! Date mūnera tēmplis,
nēc timidā gaudēte fidē! Dant mūnera tēmplis,
āddunt ēt titulūm: titulūs breve cārmen habēbat:
dōna : puēr : solvīt : quae : fēmina : vōverat : Īphis.
Pōstera lũx radiīs latūm patefēcerat ōrbem,
cūm Venus ēt Iunō sociōsque Hymenāeus ad īgnes
cōnveniūnt, potitūrque suā puer Īphis Iānthe.
crepare (perf. crepui): 'galmen, klinken, ratelen'cornu is een onz. -u-stamsonabilis: 'klinkend'sistrum: 'ratel' (van metaal, gebruikt bij in de Isiscultus)securus: 'onbezorgd, onbevreesd'faustus: 'gunstig, gelukbrengend'omen (omin-): 'voorteken'
candor (candor-): 'glanzende witte kleur'gradus (gradu-): 'stap'
incomptus: 'ongekamd, verward'
vigor: 'kracht'
nuper: 'onlangs'
titulum: 'bord, opschrift'
solvĕre: 'afbetalen, aflossen'vovēre: 'plechtig beloven'
radius (radio-): 'straal'
socii ignes: 'bruiloftsfakkels'
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 21
v. woordenlijstvorm stam betekenis verwant/afleiding
783 tremuere
fores
imitata
784 cornua
fulserunt
785 securaEng. secure
quidem
laeta
786 euntem
787 solita est
maiore
gradu
788 permanetper+manēre
viresvir, virtus
augentur
acrior
789 brevior
mensuraEng. mesure
capillis
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 22
791 nuper
792 gaudete
793 adduntEng. to add
carmen
794 dona
795 postera
797 potiturposse, potestas
Dit beeld kreeg de naam 'Madama Lucrezia', omdat het in de 15de eeuw door de koning van Napels geschonken werd aan Lucrezia d'Alagno, zijn maîtresse. Het beeld dateert uit de Romeinse tijd en stelt mogelijk Isis of een priesteres van Isis voor. Het borstbeeld van 3 m hoog is misschien afkomstig uit de tempel van Isis en Serapis, die zich op het Campus Martius bevond.
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 23
Begripsvragen (Geef telkens ook de tekstregels.)
1. Hoe wordt duidelijk dat Isis gaat tussenkomen?
2. Wat denkt Iphis' moeder hierover en wat doet ze?
3. Welke mannelijke kenmerken krijgt Iphis? Som ze op.
4. Leg uit welke wederdiensten Iphis en haar moeder verrichten.
Analyse van inhoud en vorm vv.782-797
Vorm: stijlfiguren
1. De klank van vv.783-784:a) Welke stijlfiguur merk je twee keer op?
b) Waarom koos Ovidius voor deze klanken?
2. Bekijk aandachtig de klank (klinkers en medeklinkers) van het eerste deel van v.791. Vergelijk met het tweede deel van v.791 en 792).a) Wat valt je op?
b) Hoe heet deze stijlfiguur?
c) Waarom is deze terugkerende combinatie goed gekozen door de dichter?
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 24
3. potitur sua puer Iphis Ianthe (v.797):a) Welke woorden congrueren met elkaar in deze verstrengelde woordgroep?
b) Waarom koos Ovidius voor deze verstrengeling?
c) Welke woorden vormen hier een hyperbaton?
4. Wat beklemtoont het enjambement in v.797?
Inhoud
5. Metamorfose:a) Hebben de (veranderde) kenmerken van Iphis overwegend te maken met het
biologisch geslacht of met gender?
b) Wat kan je hier bij opmerken?
Grammatica
Bepaling van gesteldheid
Non secura quidem, fausto tamen omine laeta mater abit templo.
Sequitur comes Iphis euntem.
Plus vigoris habuit quam femina (habuit).
dona : puer : solvit : quae : femina : voverat : Iphis.
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 25
Semi-deponente werkwoorden
solita est (v.787)
gaudete (v.792)
Plusquamperfectum
Bespreek de plusquamperfectumvormen inhoudelijk: leg bij elke vorm met de inhoud van de tekst uit waarom deze tijd wordt gebruikt.
Geef de functie en de rol van de volgende zinsdelen:
templo (v.786):
incomptis capillis (v.789):
vigoris (v.790):
templis (v.792):
Bilal Hassani
Iphis: over gender. Ovidius, Metamorfosen IX 714-797 26
Analyse van de volledige tekst
Bedoeling, oordeel en boodschap van de dichter
1. Waarom bespreekt Ovidius deze gebeurtenis, denk je? Welke boodschap wil hij brengen?
2. Waarop heb je je gebaseerd voor je antwoord in 1. en 2.?
3. Hoe moet je te werk gaan om hier een echt gefundeerd antwoord te kunnen geven?
De Isiscultus
4. Wat kom je in deze tekst te weten over de cultus van Isis?
5. Isis is een Egyptische godin. Waarom geeft Ovidius niet meer uitleg over deze exotische godheid? Hij schrijft tenslotte toch voor een Romeins publiek?
6. Wat kom je in de tekst niet te weten over de Isiscultus? Formuleer zelf vier vragen en ga zelf op zoek naar de antwoorden.