Wachttoren (studie) - 15 November 2011

32
STUDIEARTIKELEN VOOR DE WEKEN VAN: 26 december–1 januari „Steun niet op uw eigen verstand” BLADZIJDE 6 LIEDEREN: 133, 23 2-8 januari Laat je door Gods geest leiden naar het leven BLADZIJDE 10 LIEDEREN: 83, 120 9-15 januari „Tijdelijke inwoners” in een slechte wereld BLADZIJDE 16 LIEDEREN: 40, 85 16-22 januari Help mannen om Jehovah te gaan dienen BLADZIJDE 23 LIEDEREN: 123, 95 23-29 januari Leid broeders op voor meer verantwoordelijkheid BLADZIJDE 28 LIEDEREN: 45, 10 34567 15 NOVEMBER 2011 STUDIE-UITGAVE

description

Wachttoren (studie) - 15 November 2011 -NL

Transcript of Wachttoren (studie) - 15 November 2011

Page 1: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

STUDIEARTIKELEN VOOR DE WEKEN VAN:

26 december–1 januari„Steun niet op uw eigen verstand”

BLADZIJDE 6 LIEDEREN: 133, 23

2-8 januariLaat je door Gods geest leiden

naar het levenBLADZIJDE 10 LIEDEREN: 83, 120

9-15 januari„Tijdelijke inwoners” in een slechte wereld

BLADZIJDE 16 LIEDEREN: 40, 85

16-22 januariHelp mannen om Jehovah te gaan dienenBLADZIJDE 23 LIEDEREN: 123, 95

23-29 januariLeid broeders op voor

meer verantwoordelijkheidBLADZIJDE 28 LIEDEREN: 45, 10

3456715 NOVEMBER 2011

S T U D I E - U I T G A V E

Page 2: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

HET DOEL VAN DIT TIJDSCHRIFT, De Wachttoren, is Jehovah God, de Soevereine Heerser van het universum,te eren. Net zoals een wachttoren in de oudheid iemand in staat stelde iets al van verre te zien aankomen,zo laat dit tijdschrift de betekenis van het wereldgebeuren zien in het licht van de Bijbelse profetieen. Hettroost mensen met het goede nieuws dat Gods koninkrijk, een echte regering in de hemel, binnenkort eeneind zal maken aan alle slechtheid en de aarde in een paradijs zal veranderen. Het spoort aan tot geloof inJezus Christus, die gestorven is opdat wij eeuwig leven kunnen krijgen en die nu in de hemel regeert alsKoning van Gods koninkrijk. Dit tijdschrift wordt al sinds 1879 door Jehovah’s Getuigen uitgegeven en heeftgeen politieke inslag. Het houdt zich aan de Bijbel als autoriteit.Dit tijdschrift is niet voor de verkoop bestemd maar wordt verschaft als onderdeel van een wereldwijd Bijbels onderwijzingswerk dat gesteund wordt door vrijwillige bijdragen. Tenzijanders vermeld, is de gebruikte Bijbelvertaling de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen (uitgave 2004). De afkorting v.G.T. betekent „voor de gewonetijdrekening”. G.T. staat voor „van de gewone tijdrekening”. Waar de uitgever artikelen primair voor Jehovah’s Getuigen zelf bedoelt, zijn ze in een wat informelere stijl geschreven.

34567�NOVEMBER 15, 2011

DOEL VAN DE STUDIEARTIKELEN

STUDIEARTIKEL 1 blz. 6-10

God heeft ons een prachtig hulpmiddel ge-geven: het gebed. Maak je daar goed gebruikvan? Dit artikel laat zien hoe het gebed jekan helpen bij zorgen en moeilijkheden, alsje voor belangrijke beslissingen staat of als jetegen verleidingen vecht.

STUDIEARTIKEL 2 blz. 10-14

Paulus vertelde de christenen in Rome wat zemoesten doen om leven en vrede te krijgen.Dit artikel bespreekt wat wij aan die raad heb-ben.

STUDIEARTIKEL 3 blz. 16-20

Trouwe aanbidders van Jehovah in de oud-heid leefden als „tijdelijke inwoners”. Dat goldook voor Jezus’ eerste volgelingen. Maar hoezit het met ware christenen in deze tijd? Ditartikel laat zien wat het inhoudt om als tijde-lijke inwoners in deze slechte wereld te leven.

STUDIEARTIKELEN 4, 5 blz. 23-32

Er is behoefte aan broeders die de leiding kun-nen nemen in de gemeenten. Jezus hielp heel

wat mannen om het goede nieuws te aan-vaarden. Hij gaf ze ook opleiding om zijn werkvoort te zetten. Door zijn aanpak te bestude-ren leren we hoe we mannen kunnen helpendie we in de prediking tegenkomen en hoe webroeders in de gemeente kunnen helpen omnaar meer verantwoordelijkheid in Jehovah’sorganisatie te streven.

OOK IN DEZE UITGAVE

3 Jehu komt op voorde ware aanbidding

15 „Nu invalide maar niet voor altijd!”

21 Vragen van lezers

22 Geeft het je vreugdete kunnen geven?

The Watchtower (ISSN 0043-1087) is published semimonthly by Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.; M. H. Larson, President; G. F. Simonis, Secretary-Treasurer; 25 ColumbiaHeights, Brooklyn, NY 11201-2483, U.S.A., and in England by Watch Tower Bible and Tract Society of Britain, The Ridgeway, London NW7 1RN (Registered in England as a Charity). Uitgegevendoor Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, Noordbargerstraat 77, NL-7812 AA Emmen, Nederland. Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen (Verantwoordelijke uitgever: Marcel Gillet),Potaardestraat 60, B-1950 Kraainem, Belgie, PP-PB BRUXELLES X - BRUSSEL X No. 10/667. � 2011 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania. Alle rechten voorbehouden. Printed in Britain.Vol. 132, No. 22 Semimonthly DUTCH

Page 3: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 3

JEHU was een voorvechter van de ware aan-bidding. In die rol was hij energiek, reso-

luut, onvermoeibaar, ijverig en moedig. Hijhad eigenschappen waar wij een voorbeeldaan kunnen nemen.

Jehu kreeg een opdracht toen het volk Is-rael er slecht aan toe was. Het land stond on-der de slechte invloed van Izebel, weduwe vanAchab en moeder van de regerende koning,Joram. Ze bevorderde de Baalaanbidding tenkoste van de ware aanbidding, doodde Jeho-vah’s profeten en verontreinigde het volk methaar „hoererijen” en „toverijen” (2 Kon. 9:22;1 Kon. 18:4, 13). Jehovah bepaalde dat hethele huis van Achab, inclusief Joram en Ize-bel, uitgeroeid moest worden. Jehu moesthierin de leiding nemen.

We maken kennis met Jehu op het momentdat hij en de oversten van het leger bij elkaarzitten als de Israelieten bij Ramoth-Gilead oor-log voeren tegen de Syriers. Jehu was eenhoge officier, of misschien wel de aanvoer-der van het leger van Israel. De profeet Elisa

had een van de zonen van de profeten ge-stuurd om Jehu tot koning te zalven en hemopdracht te geven om alle mannen van hetafvallige huis van Achab te doden (2 Kon.8:28; 9:1-10).

Toen de andere officieren Jehu vroegenwat het doel van dat bezoek was, wilde hij dateerst niet zeggen. Maar na enig aandringenvertelde hij het, en ze gingen plannen makenom Joram te doden (2 Kon. 9:11-14). Waar-schijnlijk bestond er al weerstand tegen hetbeleid van het koningshuis en de invloed vanIzebel. In elk geval dacht Jehu er goed over nahoe hij zijn opdracht het best kon uitvoeren.

Koning Joram was in de strijd gewond ge-raakt en was naar de stad Jizreel gegaan om teherstellen. Jehu wist dat zijn plan alleen konslagen als het niet in Jizreel bekend zou wor-den. Hij zei: „Laat (...) niemand uit de stadontsnappen om het in Jizreel te gaan berich-ten” (2 Kon. 9:14, 15). Misschien verwachttehij op zijn minst enige tegenstand van sol-daten die Joram trouw waren. Jehu wilde diemogelijkheid uitsluiten.

EEN WILDE RIT!Om voor een verrassingseffect te zorgen

reed Jehu met zijn strijdwagen van Ramoth-Gilead naar Jizreel, een afstand van ruim ze-ventig kilometer. Terwijl hij zich naar zijn be-stemming haastte, zag een wachter vanuit eentoren „de deinende massa van Jehu’s man-nen” (2 Kon. 9:17). Waarschijnlijk had Jehuheel wat manschappen meegenomen om erzeker van te zijn dat hij zijn doel zou bereiken.

JEHU KOMT OPVOOR DE WAREAANBIDDING

Page 4: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

4 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

De wachter merkte dat de moedige Jehu ineen van de wagens stond, en zei: „Hij rijdt alseen waanzinnige” (2 Kon. 9:20). Als Jehu nor-maal al zo reed, moet hij er nu wel helemaaleen wilde rit van gemaakt hebben.

Jehu weigerde iets te zeggen tegen de tweeboodschappers die naar hem toegestuurd wa-ren en ontmoette vervolgens Joram en zijnbondgenoot Ahazia, de koning van Juda, al-lebei in hun eigen strijdwagen. Op Jorams

vraag: „Is het vrede, Jehu?” antwoordde Jehu:„Hoe zou het vrede kunnen zijn zolang dehoererijen van uw moeder Izebel en haarvele toverijen er nog zijn?” Geschrokken pro-beerde Joram ervandoor te gaan. Maar Jehuwas hem te snel af! Hij spande zijn boog enschoot een pijl door Jorams hart. Joram vieldood neer in zijn wagen. Ahazia kon eerst nogvluchten, maar later ging Jehu hem achternaen liet ook hem doden (2 Kon. 9:22-24, 27).

De slechte koningin Izebel was de volgendevan het huis van Achab die gedood moestworden. Jehu noemde haar terecht „deze ver-vloekte”. Toen hij Jizreel binnenreed, zag hijhaar vanuit een raam van het paleis naar be-neden kijken. Zonder er veel woorden aanvuil te maken, gaf hij de bedienden de op-dracht haar naar beneden te gooien. Toen lietJehu deze vrouw die heel Israel verdorvenhad, door zijn paarden vertrappen. Daarnadoodde hij nog tientallen andere leden vanhet huis van de slechte Achab (2 Kon. 9:30-34;10:1-14).

Hoewel het niet prettig is om bij geweld stilte staan, moeten we beseffen dat Jehovah indie tijd zijn aanbidders gebruikte om zijn oor-delen uit te voeren. De Bijbel zegt: „Het wasvan Godswege dat de ondergang van Ahaziageschiedde doordat deze naar Joram kwam;en toen hij daar gekomen was, trok hij metJoram uit naar Jehu, de kleinzoon van Nim-si, die door Jehovah was gezalfd om het huisvan Achab af te snijden” (2 Kron. 22:7). ToenJehu Jorams lichaam uit de strijdwagen gooi-de, wist hij dat hij daarmee Jehovah’s beloftevervulde om Achabs moord op Naboth te be-straffen. Jehu had ook de opdracht gekregenhet bloed van Gods aanbidders dat Izebel hadvergoten, te wreken (2 Kon. 9:7, 25, 26; 1 Kon.21:17-19).

In deze tijd gebruikt geen enkele aanbiddervan Jehovah geweld tegen vijanden van deware aanbidding. Jehovah zegt: „Aan mij is

Critici trekken vaak in twijfel of personendie in de Bijbel genoemd worden welecht bestaan hebben. Zijn er niet-Bijbelsebronnen die over Jehu spreken?

Minstens drie documenten uit het oudeAssyrie noemen deze koning van Israel bijnaam. Op een daarvan staat Jehu afgebeeld,of misschien een van zijn gezanten. Hij buigtvoor de Assyrische koning Salmaneser IIIen betaalt hem belasting. De bijgaandeinscriptie luidt: „De belasting van Jehu(Ia-u-a), zoon van Omri (Hu-um-ri); ik namvan hem in ontvangst zilver, goud, eengouden saplu-schaal, een gouden vaas metspits toelopende bodem, gouden bokalen,gouden emmers, tin, een koningsstaf, (en)houten puruhtu [de betekenis van het laatstewoord is niet bekend].” Jehu was geen„zoon van Omri”, maar deze uitdrukkingwerd gebruikt voor de opeenvolgendekoningen van Israel, waarschijnlijk omdatOmri heel bekend was en omdat hij Sama-ria, de hoofdstad van Israel, had gebouwd.

De bewering van de Assyrische koningdat Jehu hem belasting betaalde, kan nietgestaafd worden. Wel is het zo dat hij Jehudrie keer noemt: op een stele, op een beeldvan Salmaneser en in de koninklijke jaar-boeken van Assyrie. We hoeven er dus nietaan te twijfelen dat deze Bijbelse figuur echtheeft bestaan.

Jehu in niet-Bijbelse bronnen

Page 5: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 5

de wraak” (Hebr.10:30). Maar om de gemeen-te vrij te houden van mogelijk schadelijke in-vloeden, moeten ouderlingen soms net zomoedig zijn als Jehu (1 Kor. 5:9-13). En alle ge-meenteleden moeten vastbesloten zijn nietmet uitgesloten personen om te gaan (2 Joh.9-11).

ZIJN IJVER VOORDE WARE AANBIDDING

Jehu’s motief voor het uitvoeren van zijnopdracht blijkt uit wat hij kort daarna tegenJonadab zei: „Ga toch met mij mee en zie hoeik geen mededinging ten opzichte van Jeho-vah duld.” Jonadab stapte bij Jehu in de strijd-wagen en reed met hem mee naar Samaria.Daar ’handelde Jehu sluw, met de bedoelingde aanbidders van Baal te verdelgen’ (2 Kon.10:15-17, 19).

Hij kondigde „een groot slachtoffer voorBaal” aan (2 Kon. 10:18, 19). Een Bijbelgeleer-de zegt: „Dit is een slimme woordspeling vanJehu. Hoewel de term gewoonlijk ’offer’ be-tekent, wordt die ook gebruikt voor de ’af-slachting’ van afvalligen.” Jehu wilde dat alleBaalaanbidders aanwezig zouden zijn, dus ver-zamelde hij ze allemaal in het huis van Baalen liet ze speciale kleding aantrekken. „Zodrahij klaar was met het opdragen van het brand-offer” liet hij de Baalaanbidders door tachtiggewapende mannen afslachten. Daarna liethij het huis van Baal afbreken en maakte ereen plaats van waar mensen hun behoeftedoen, zodat daar geen aanbidding meer mo-gelijk was (2 Kon.10:20-27).

Het is waar dat Jehu veel bloed heeft ver-goten. Toch presenteert de Bijbel hem als eenmoedig man die Israel bevrijdde van de on-derdrukking door Izebel en haar familie. Hijhad die moed, vastberadenheid en ijver ookwel nodig om dat voor elkaar te krijgen. „Hetwas een moeilijke taak, die hij met onver-moeibare grondigheid uitvoerde”, zegt eenBijbels naslagwerk. „Met minder drastische

maatregelen zou het waarschijnlijk niet ge-lukt zijn om de Baalaanbidding in Israel uitte roeien.”

Christenen in deze tijd kunnen in situa-ties terechtkomen waarin ze dezelfde eigen-schappen moeten tonen als Jehu. Hoe moetje bijvoorbeeld reageren als je voor de verlei-ding staat iets te doen wat Jehovah veroor-deelt? Wijs die verleiding resoluut en moedigaf. Laat niet toe dat er iets tussen jou en Jeho-vah komt; ’duld geen mededinging ten op-zichte van Jehovah’.

WANDEL IN JEHOVAH’S WETHet eind van het verhaal bevat een waar-

schuwing. Jehu maakte geen eind aan de aan-bidding van de gouden kalveren in Bethel enDan (2 Kon. 10:29). Hoe kon iemand die zoijverig voor de ware aanbidding leek afgode-rij toelaten?

Misschien dacht Jehu dat het koninkrijk Is-rael alleen onafhankelijk van Juda kon blijvenals de twee koninkrijken ook in religieus op-zicht gescheiden waren. En dus probeerde hijze net als eerdere koningen van Israel geschei-den te houden door de kalveraanbidding telaten bestaan. Maar hieruit zou blijken dat hijeen gebrek aan vertrouwen had in Jehovah,die hem als koning had aangesteld.

Jehovah gaf Jehu een compliment ’omdathij goed gehandeld had, door te doen watrecht was in Zijn ogen’. Toch zorgde Jehuer niet voor „met geheel zijn hart in de wetvan Jehovah, de God van Israel, te wandelen”(2 Kon. 10:30, 31). Gezien alles wat Jehu eer-der had gedaan, vind je dat misschien vreemden jammer. Maar er zit een les in. Zie je vriend-schap met Jehovah nooit als iets vanzelfspre-kends. Probeer elke dag je trouw aan je he-melse Vader te versterken door zijn Woord tebestuderen, er diep over na te denken en op-recht tot hem te bidden. Doe dus je uiterstebest om met heel je hart te blijven wandelenin Jehovah’s wet (1 Kor.10:12).

Page 6: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

6 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

DE WERKGEVER van Cynthia� heeft aleen aantal werknemers ontslagen. Ze

heeft het gevoel dat zij de volgende is. Watmoet ze doen als ze haar baan kwijtraakt?Hoe moet ze dan haar rekeningen betalen?Pamela zou willen verhuizen naar een ge-bied waar meer behoefte is aan verkondi-gers, maar ze twijfelt nog. Samuel heeft alop jonge leeftijd naar porno gekeken. Nuis hij in de twintig en moet hij vechtenom niet terug te vallen in die gewoonte.Hoe kan hij weerstand bieden aan die ver-leiding?

2 Wat doe jij als je veel zorgen hebt, be-langrijke beslissingen moet nemen of ver-leidingen moet weerstaan? Vertrouw je danalleen op jezelf of ’werp je je last op Jeho-vah’? (Ps. 55:22) De Bijbel zegt: „De ogenvan Jehovah zijn gewend naar de recht-vaardigen, en zijn oren naar hun hulpge-schreeuw” (Ps. 34:15). Het is dus heel be-langrijk dat je met heel je hart op Jehovahvertrouwt en niet op je eigen inzicht steunt(Spr. 3:5).

3 Je kunt laten zien dat je met heel jehart op Jehovah vertrouwt door dingen opzijn manier te doen. Daarvoor moet je hem

� De namen zijn veranderd.

1, 2. (a) Met welke situaties kun je te maken krij-gen? (b) Op wie moet je in zulke situaties vertrou-wen, en waarom?3. (a) Wat houdt het in op Jehovah te vertrouwen?(b) Waarom kunnen sommigen de neiging hebbenop hun eigen verstand te vertrouwen?

steeds weer in gebed oprecht om leidingvragen. Maar velen vinden het moeilijk zichvolledig op Jehovah te verlaten. Lynn zegtopenhartig: „Het blijft voor mij een gevechtom volledig op Jehovah te vertrouwen. Ikheb geen contact met m’n vader, en m’nmoeder heeft me emotioneel en fysiek ver-waarloosd. Ik heb dus al vroeg geleerd omvoor mezelf te zorgen.” Door haar achter-grond vindt ze het moeilijk om ook maariemand volledig te vertrouwen. Anderenvertrouwen misschien te veel op zichzelfdoor hun eigen talenten of successen. Zozou het kunnen dat een ouderling te veelop zijn eigen ervaring vertrouwt en nietmeer tot Jehovah bidt voordat hij dingenvoor de gemeente doet.

4 Als je Jehovah om hulp vraagt, verwachthij van je dat je in overeenstemming metje gebeden leeft en zijn wil doet. Je moetje zorgen bij hem neerleggen maar ook zelfiets doen om moeilijke problemen op telossen. Hoe kun je daarin een balans vin-den? En waar moet je voor oppassen als jevoor beslissingen staat? Waarom is het ge-bed belangrijk als je verleidingen probeertte weerstaan? We gaan die vragen bespre-ken aan de hand van Bijbelse voorbeelden.

Bij zorgen en moeilijkheden5 De Bijbel zegt over koning Hizkia: „Hij

4. Wat gaan we in dit artikel bespreken?5, 6. Hoe reageerde Hizkia toen hij bedreigd werddoor Assyrie?

„STEUN NIET OPUW EIGEN VERSTAND”

„Vertrouw op Jehovah met heel uw hart en steun niet op uw eigen verstand.”— SPREUKEN 3:5.

Page 7: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 7

bleef aan Jehovah gehecht. Hij week er nietvan af hem te volgen, maar onderhieldvoortdurend zijn geboden, die Jehovah aanMozes geboden had.” Hij vertrouwde „opJehovah, de God van Israel” (2 Kon. 18:5, 6).Hoe reageerde hij toen de Assyrische ko-ning Sanherib zijn afgevaardigden, onderwie Rabsake, naar Jeruzalem stuurde meteen zwaarbewapend leger? Het machtige As-syrische leger had al een aantal versterktesteden van Juda ingenomen, en Sanheribrichtte zich nu op Jeruzalem. Hizkia gingnaar het huis van Jehovah en bad: „O Jeho-vah, onze God, red ons alstublieft uit zijnhand, opdat alle koninkrijken van de aardemogen weten dat gij, o Jehovah, alleen Godzijt” (2 Kon.19:14-19).

6 Hizkia handelde in overeenstemmingmet zijn gebed. Al voordat hij naar de tem-pel was gegaan om te bidden, had hij hetvolk de instructie gegeven niet te reage-ren op de provocaties van Rabsake. Hij hadook een delegatie naar de profeet Jesajagestuurd om advies in te winnen (2 Kon.18:36; 19:1, 2). Hizkia nam gepaste maat-regelen. Hij probeerde bij dit voorval nieteen oplossing te vinden die tegen Gods wilinging door steun te zoeken bij Egypte ofandere volken in de buurt. Hij steunde nietop zijn eigen verstand, maar vertrouwdeop Jehovah. Nadat Jehovah’s engel 185.000soldaten van Sanherib had gedood, trokSanherib zich terug naar Nineve (2 Kon.19:35, 36).

7 Hanna, de vrouw van de leviet Elkana,steunde ook op Jehovah. Ze had veel ver-driet omdat ze geen kinderen kon krijgen(1 Sam. 1:9-11, 18). De profeet Jona werdbevrijd nadat hij vanuit de buik van eengrote vis tot Jehovah gebeden had: „Uit

7. Wat kunnen we leren van de gebeden van Hannaen Jona?

mijn benauwdheid riep ik tot Jehovah, enhij antwoordde mij toen. Uit de buik vanSjeool schreeuwde ik om hulp. Gij hoordemijn stem” (Jona 2:1, 2, 10). Wat een ge-ruststelling te weten dat je Jehovah een„verzoek om gunst” kunt doen, hoe moei-lijk je situatie ook is. (Lees Psalm 55:1, 16.)

8 De voorbeelden van Hizkia, Hanna enJona leren ons dat er iets is wat we niet mo-gen vergeten als we in een moeilijke situa-tie bidden. Hoewel ze alle drie emotione-le pijn hadden, blijkt uit hun gebeden datze niet alleen maar met zichzelf en de op-lossing voor hun problemen bezig waren.Ze vonden Gods naam, zijn aanbidding enhet doen van zijn wil heel belangrijk. Hiz-kia vond het vreselijk dat Jehovah zwart-gemaakt werd. Hanna beloofde dat ze dezoon die ze zo graag wilde, dienst zou latendoen bij de tabernakel in Silo. En Jona zei:„Wat ik plechtig beloofd heb, wil ik beta-len” (Jona 2:9).

9 Als je in gebed vraagt om van een moei-lijke situatie verlost te worden, is het ver-standig je motieven te onderzoeken. Gaathet je alleen om de oplossing van het pro-bleem, of hou je Jehovah en zijn voor-nemen in gedachte? Je zou zo door je ei-gen problemen in beslag genomen kunnenworden dat je geestelijke zaken uit het oogverliest. Als je Jehovah om hulp bidt, blijfdan gefocust op hem, het zuiveren vanzijn naam en het rechtvaardigen van zijnsoevereiniteit. Dat kan je helpen een po-sitieve kijk te houden, zelfs als de oplos-sing waar je op gehoopt had uitblijft. Hetantwoord op je gebeden is misschien datje de situatie met Jehovah’s hulp moetdoorstaan. (Lees Jesaja 40:29; Filippenzen4:13.)8, 9. Wat blijkt uit de gebeden van Hizkia, Hannaen Jona? Wat leren we hiervan?

Page 8: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

8 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

Bij beslissingen10 Hoe neem jij belangrijke beslissingen

in het leven? Neem je eerst een beslissingen bid je dan of Jehovah die wil zegenen?Kijk eens wat Josafat, de koning van Juda,deed toen de legers van de Moabieten en deAmmonieten samen tegen hem optrokkenom oorlog te voeren. Juda was niet tegenhen opgewassen. Wat kon Josafat doen?

11 Josafat werd bang en „richtte zijn aan-gezicht erop Jehovah te zoeken”, zegt de Bij-bel. Hij kondigde voor heel Juda een vastenaf en bracht het volk bijeen „om Jehovahte raadplegen”. Toen ging Josafat in de ge-meente van Juda en van Jeruzalem staanen bad: „O onze God, zult gij aan hen niethet oordeel voltrekken? Want in ons is geenkracht tegenover deze grote menigte die opons afkomt; en wijzelf weten niet wat wijdienen te doen, maar onze ogen zijn op ugericht.” Jehovah verhoorde zijn gebed enbevrijdde hen door een wonder (2 Kron.20:3-12, 17). Als je voor een beslissing staat,vooral een die van invloed is op je band metJehovah, is het dus goed op hem te vertrou-wen en niet op je eigen verstand.

12 Wat moet je doen als je in een situatiekomt die je makkelijk denkt op te kunnenlossen omdat je zoiets al eerder hebt meege-maakt? Een voorval uit het leven van ko-ning David geeft het antwoord. De Amale-kieten hadden bij een inval in de stad ZiklagDavids vrouwen en kinderen meegenomen,en ook die van zijn mannen. David vroegaan Jehovah: „Zal ik die roversbende achter-nazetten?” Jehovah antwoordde: „Zet henachterna, want gij zult hen zonder manke-ren inhalen, en gij zult zonder mankeren

10, 11. Wat deed Josafat toen hij voor een situatiestond waar hij geen raad mee wist?12, 13. Welk voorbeeld gaf David als het gaat ombeslissingen nemen?

een bevrijding bewerken.” David deed daten „bevrijdde alles wat de Amalekieten had-den meegenomen” (1 Sam. 30:7-9, 18-20).

13 Later werd Israel door de Filistijnen aan-gevallen. Opnieuw raadpleegde David Jeho-vah en kreeg hij een duidelijk antwoord:„Trek op, want ik zal de Filistijnen zondermankeren in uw handen geven” (2 Sam.5:18, 19). Niet lang daarna vielen de Filistij-nen David weer aan. Wat zou hij nu doen?Hij had kunnen redeneren: ’Ik heb dit altwee keer meegemaakt. Ik ga gewoon net alstoen Gods vijanden aanvallen.’ Of zou hijJehovah om raad vragen? David vertrouw-de niet op zijn ervaring maar bad opnieuwtot Jehovah. En gelukkig maar, want dezekeer kreeg hij andere instructies (2 Sam.5:22, 23). Pas dus op dat je bij problemenniet zomaar op je ervaring vertrouwt. (LeesJeremia 10:23.)

14 Omdat we onvolmaakt zijn, moeten weallemaal, ook ervaren ouderlingen, oplet-ten dat we niet vergeten Jehovah om leidingte vragen als we voor een beslissing staan.Denk eens aan de reactie van Mozes’ op-volger, Jozua, en de oudere mannen van Is-rael toen de sluwe Gibeonieten deden alsofze uit een ver land kwamen. Zonder Jeho-vah te raadplegen sloten Jozua en de an-deren een vredesverdrag met hen. Jehovahgaf uiteindelijk zijn steun aan de overeen-komst, maar hij liet dit voorval waarin nietom zijn leiding werd gevraagd, in de Bijbelopschrijven zodat wij ervan kunnen leren(Joz. 9:3-6, 14, 15).

Bij verleidingen15 Omdat we „de wet der zonde” in ons

hebben, moeten we een zwaar gevecht leve-

14. Wat kunnen we leren van de manier waarop Jo-zua en de oudere mannen de situatie met de Gibeo-nieten aanpakten?15. Waarom is gebed belangrijk bij verleidingen?

Page 9: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 9

ren tegen zondige neigingen (Rom. 7:21-25).Maar we kunnen winnen. Jezus zei tegenzijn volgelingen dat we moeten bidden omverleiding te kunnen weerstaan. (Lees Lu-kas 22:40.) Als je tot Jehovah hebt gebedenmaar nog steeds verkeerde verlangens of ge-dachten hebt, moet je „God blijven vragen”omwijsheid om de beproeving te doorstaan.De Bijbel geeft de verzekering: „Hij geeft aanallen edelmoedig en zonder verwijt” (Jak.1:5). En over personen die geestelijk ver-zwakt zijn wordt gezegd: „Is iemand onderu ziek? Laat hij de oudere mannen van degemeente bij zich roepen, en laten zij overhem bidden en hem in de naam van Jeho-vah met olie inwrijven. En het gebed desgeloofs zal degene die zich niet wel voeltbeter maken” (Jak. 5:14, 15).

16 Bidden is noodzakelijk om verleidingente kunnen weerstaan. Maar we moeten ookbeseffen dat het belangrijk is op het juistemoment te bidden. Denk maar aan de jongeman die wordt genoemd in Spreuken 7:6-23.Bij het vallen van de avond loopt hij be-wust een straat in waar een immorele vrouwwoont. Ze verleidt hem met vleiende woor-den, en hij gaat achter haar aan als een stierop weg naar de slacht. Waarom was hij naardie straat gegaan? De Bijbel zegt dat het hem„aan hart ontbrak”. Waarschijnlijk worstel-de hij met verkeerde verlangens (Spr. 7:7).Wanneer zou hij het meest aan gebed heb-ben gehad? Natuurlijk was het op elk mo-ment tijdens die ontmoeting nuttig geweestom te bidden. Maar het beste moment omte bidden was toen de gedachte bij hem op-kwam om die straat in te lopen.

17 In deze tijd doet een man misschienzijn best om niet naar porno te kijken. Maarstel dat hij internetsites bezoekt waarvan hij

16, 17. Wat is bij verleidingen het beste momentom te bidden?

weet dat er seksueel getinte foto’s of film-pjes op staan. Dan begeeft hij zich net als dejonge man in Spreuken hoofdstuk 7 op ge-vaarlijk terrein! Omweerstand te bieden aande verleiding naar porno te kijken, moet hijJehovah in gebed om hulp vragen voordathij op internet die weg inslaat.

18 Het gevecht tegen verleiding of slechtegewoonten is niet makkelijk. Paulus schreef:„Het vlees gaat, wat zijn begeerte betreft, integen de geest, en de geest tegen het vlees(...) zodat gij juist de dingen die gij zoudtwillen doen, niet doet” (Gal. 5:17). Daarommoet je intens bidden zodra er verkeerdegedachten bij je opkomen of je voor een

18, 19. (a) Waarom kan het moeilijk zijn verleidin-gen te weerstaan, maar wat kan ons helpen? (b) Waar-toe ben je vastbesloten?

Wat is bij verleidingenhet beste moment om te bidden?

Page 10: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

10 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

verleiding staat. Handel vervolgens in over-eenstemming met je gebeden. De Bijbelzegt: „Geen verzoeking is over u gekomenbehalve die welke mensen gemeen is.” MetJehovah’s hulp kun je hem trouw blijven(1 Kor.10:13).

19 Of je nu in een moeilijke situatie zit,een belangrijke beslissing moet nemen ofverleidingen probeert te weerstaan, het ge-bed is inderdaad een geweldig hulpmiddeldat Jehovah ons heeft gegeven. Door te bid-den laat je zien dat je op hem vertrouwt.Blijf hem ook vragen om zijn heilige geest,

die ons leidt en kracht geeft (Luk. 11:9-13).Vertrouw dus op Jehovah en steun niet opje eigen verstand.

Wat heb je onthouden?˙ Wat heb je van Hizkia, Hanna en

Jona geleerd over vertrouwen inJehovah?

˙ Wat kun je van David en Jozua lerenover beslissingen?

˙ Wat is bij verleidingen het bestemoment om te bidden?

„HET komt steeds vaker voor dat auto-mobilisten tijdens het rijden afgeleid

worden, en het lijkt elk jaar erger te wor-den”, zei de Amerikaanse minister van ver-keer. Mobiele telefoons bijvoorbeeld kun-nen bestuurders onder het rijden afleiden.In een onderzoek zei meer dan een derdevan de ondervraagden dat ze weleens aan-gereden of bijna aangereden waren dooreen automobilist die aan het bellen was.Mensen denken misschien dat ze tijd win-

1, 2. (a) Wat kan er gebeuren als je tijdens het rij-den afgeleid wordt? (b) Welk gevaar loop je als jegeestelijk afgeleid wordt?

nen door te bellen tijdens het rijden, maarde gevolgen kunnen rampzalig zijn.

2 Zo kan ook onze band met Jehovah ingevaar komen. Net zoals een afgeleide auto-mobilist gevaren vaak niet opmerkt, kan hetrampzalige gevolgen hebben als je geestelijkafgeleid wordt. Als je toelaat dat je afdrijftvan je christelijke koers en theocratische ac-tiviteiten, kan je geloof schipbreuk lijden(1 Tim. 1:18, 19). Paulus waarschuwde voordat gevaar toen hij tegen de christenen inRome zei: „Het bedenken van het vlees be-tekent de dood, maar het bedenken van degeest betekent leven en vrede” (Rom. 8:6).

LAAT JE DOORGODS GEEST LEIDEN

NAAR HET LEVEN’Wandel niet in overeenstemming met het vlees,

maar in overeenstemming met de geest.’ — ROMEINEN 8:4.

Page 11: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 11

Wat bedoelde Paulus hiermee? Hoe kun jeervoor zorgen dat je niet „het vlees” bedenktmaar „de geest”?

’Er is voor hen geen veroordeling’3 In zijn brief aan de Romeinen schreef

Paulus over een gevecht dat in hem plaats-vond: een conflict tussen zijn vlees enzijn geest. (Lees Romeinen 7:21-23.) Paulusbracht dat niet ter sprake omdat hij zichzelfzielig vond of naar excuses zocht voor zijnfouten. Ook bedoelde hij niet dat het onmo-gelijk voor hem was om het goede te doen.Hij was een rijpe, gezalfde christen en wasuitgekozen als „apostel der natien” (Rom.1:1; 11:13). Maar waarom schreef hij danover zijn persoonlijke gevecht?

4 Paulus bedoelde dat het hem niet lukteGods wil te doen in de mate waarin hij datgraag wilde. Hoe kwam dat? Hij zei: „Allenhebben gezondigd en bereiken niet de heer-lijkheid Gods” (Rom. 3:23). Als afstamme-ling van Adam was hij onvolmaakt en hadhij verkeerde verlangens. Wij snappen dat,want we hebben door onze onvolmaakt-heid elke dag net zo’n gevecht. En er zijnheel wat dingen die onze aandacht kunnenafleiden waardoor we van de smalle wegnaar het leven af raken (Matth. 7:14). MaarPaulus’ situatie was niet hopeloos. En dievan ons ook niet.

5 Paulus vroeg wie hem zou verlossen.Daarop zei hij: „God zij gedankt door be-middeling van Jezus Christus, onze Heer!”(Rom. 7:24, 25) Vervolgens sprak hij de-genen aan die „in eendracht met Chris-tus Jezus” waren, gezalfde christenen. (LeesRomeinen 8:1, 2.) Via zijn heilige geestadopteert Jehovah ze als zonen en roept hij

3, 4. (a) Over welk persoonlijk gevecht schreef Pau-lus? (b) Waarom is Paulus’ situatie interessant voorons?5. Wat zou Paulus helpen bij zijn gevecht?

ze om „mede-erfgenamen met Christus” tezijn (Rom. 8:14-17). Dankzij Gods geest enhun geloof in Christus’ losprijs kunnen zehet gevecht waarover Paulus schreef win-nen, waardoor ’er voor hen geen veroorde-ling is’. Ze zijn bevrijd van „de wet van dezonde en de dood”.

6 Hoewel Paulus het tegen gezalfden had,kunnen al Jehovah’s aanbidders hun voor-deel doen met wat hij zei over Gods geest enChristus’ losprijs. En ook al werd Paulus er-toe geınspireerd die raad aan gezalfden tegeven, het is voor ons allemaal belangrijkdat we begrijpen en doen wat hij schreef.

Hoe God „de zonde in het vleesveroordeeld” heeft

7 In Romeinen hoofdstuk 7 legde Paulusuit dat onvolmaakte mensen onder de in-vloed van zonde staan. In hoofdstuk 8 hadhij het over de kracht van de heilige geest.Hij legde uit dat Gods geest christenen kanhelpen om tegen de invloed van zonde tevechten. Dankzij die hulp kunnen ze Jeho-vah’s wil doen en zijn goedkeuring krijgen.Paulus maakte duidelijk dat God via zijngeest en het loskoopoffer van zijn Zoon ietsbereikt heeft wat de mozaısche wet niet konbereiken.

8 De Wet veroordeelde zondaars omdathet niet mogelijk was alle geboden ervante gehoorzamen. Bovendien waren Israelshogepriesters, die onder de Wet dienden,onvolmaakt en konden ze geen toereikendslachtoffer voor zonde brengen. Daaromwas de Wet ’zwak vanwege het vlees’. MaarGod zond zijn eigen Zoon „in de gelijke-nis van het zondige vlees”. Door hem als

6. Waarom moeten al Gods aanbidders aandachtschenken aan Paulus’ woorden?7, 8. (a) In welke zin was de Wet ’zwak vanwege hetvlees’? (b) Wat heeft Jehovah bereikt via zijn geest ende losprijs?

Page 12: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

12 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

losprijs te geven heeft God „de zonde inhet vlees veroordeeld”. Zo werd het „onver-mogen van de zijde der Wet” overwonnen.Omdat gezalfde christenen geloof stellenin Jezus’ loskoopoffer, kan Jehovah ze alsrechtvaardig bezien. Ze krijgen de raad ’nietin overeenstemming met het vlees te wan-delen, maar in overeenstemming met degeest’. (Lees Romeinen 8:3, 4.) Als ze daartrouw mee doorgaan tot het eind van hunaardse loopbaan, krijgen ze „de kroon deslevens” (Openb. 2:10).

9 Paulus had het ook over „de wet van degeest” en „de wet van de zonde en de dood”(Rom. 8:2). Wat zijn die wetten? Het woordwet duidt hier niet op een stel regels, zoalsdie van de mozaısche wet. Een naslagwerkzegt dat het Griekse woord voor wet hierslaat op iets wat de daden van een persoonbestuurt, of die nu goed zijn of slecht. Hetkan ook duiden op de normen waarnaariemand leeft.

10 Paulus schreef: ’Door een mens is dezonde de wereld binnengekomen en door

9. Wat betekent het woord wet in Romeinen 8:2?10. Wat wil het zeggen dat we onder de wet van dezonde en de dood staan?

de zonde de dood, en aldus heeft de doodzich tot alle mensen uitgebreid omdat zijallen gezondigd hadden’ (Rom. 5:12). Alsafstammelingen van Adam staan we alle-maal onder de wet van de zonde en de dood.Ons zondige vlees zet ons er constant toeaan dingen te doen die God niet goedkeurt,met de dood als uiteindelijke gevolg. In zijnbrief aan de Galaten noemde Paulus zulkedaden en gewoonten „de werken van hetvlees”. Hij zei dat „wie zulke dingen be-oefenen, Gods koninkrijk niet zullen beer-ven” (Gal. 5:19-21). Dat soort mensen wan-delen in overeenstemming met het vlees(Rom. 8:4). Ze laten zich leiden door wathun onvolmaakte vlees ze ingeeft. Maarzijn degenen die hoererij bedrijven, afgo-derij beoefenen, zich met spiritisme be-zighouden of andere ernstige zonden be-gaan de enigen die in overeenstemmingmet het vlees wandelen? Nee, want tot dewerken van het vlees behoren ook jaloezie,woede-uitbarstingen, ruzies en uitingen vanafgunst, dingen die sommigen misschiengewoon aan vervelende karaktertrekken toe-schrijven. We moeten nooit denken dat weniet hoeven te vechten tegen ons onvol-maakte vlees.

Wandel je in overeenstemming met het vlees of in overeenstemming met de geest?

Page 13: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 13

11 Wat kunnenwe blij zijn dat Jehovah hetmogelijk heeft gemaakt dat we bevrijd wor-den van de wet van de zonde en de dood!Jezus zei: „God heeft de wereld zozeer lief-gehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeftgegeven, opdat een ieder die geloof oefentin hem, niet vernietigd zou worden, maareeuwig leven zou hebben.” Als we Gods lief-de beantwoorden en laten zien dat we ge-loof hebben in het loskoopoffer van Jezus,kunnen we bevrijd worden van de veroorde-ling die het gevolg is van onze overgeerfdezonde (Joh. 3:16-18). We kunnen het daar-om eens zijn met Paulus, die zei: „God zijgedankt door bemiddeling van Jezus Chris-tus, onze Heer!”

12 Het is alsof we aan het genezen zijn vaneen ernstige ziekte. Als je helemaal wilt her-stellen, moet je doen wat de dokter zegt.Hoewel geloof in de losprijs ons kan bevrij-den van de wet van de zonde en de dood,zijn we nog steeds onvolmaakt en zondig. Eris meer nodig om een goede geestelijke ge-zondheid en Gods goedkeuring te krijgen.

11, 12. Wat heeft Jehovah gedaan om ons te bevrij-den van de wet van de zonde en de dood? Wat moe-ten we doen om Gods goedkeuring te krijgen?

Als we willen herstellen van onze onvol-maaktheid, moeten we volgens Paulus wan-delen in overeenstemming met de geest.

Wandelen in overeenstemmingmet de geest

13 Als je ergens naartoe wandelt, ga jevooruit in de richting van je bestemming.Als je wandelt in overeenstemming met degeest, moet je geestelijk vooruitgaan (1 Tim.4:15). Natuurlijk blijf je fouten maken, maarje moet elke dag je best doen om zo goedmogelijk te leven volgens de leiding van degeest. Als we „door geest wandelen” krijgenwe Gods goedkeuring (Gal. 5:16).

14 In zijn brief aan de Romeinen sprakPaulus vervolgens over twee soorten men-sen met een tegengestelde instelling. (LeesRomeinen 8:5.) Het woord vlees in vers 5betekent niet per se het lichaam. In de Bij-bel wordt ’vlees’ soms gebruikt voor onzeonvolmaakte staat. Deze toestand veroor-zaakt het conflict tussen het vlees en degeest waar Paulus het eerder over had. Maar

13. Wat wil het zeggen in overeenstemming met degeest te wandelen?14. Wat is de neiging van personen die in overeen-stemming met het vlees zijn?

Page 14: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

14 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

in tegenstelling tot hem doen „zij die inovereenstemming met het vlees zijn” nieteens de moeite om ertegen te vechten. Zevragen zich niet af wat God van ze verlangten slaan de hulp die hij aanbiedt af. In plaatsdaarvan ’zetten ze hun zinnen op de din-gen van het vlees’. Ze zijn vaak gefocustop materiele gemakken en vleselijke verlan-gens. Maar „zij die in overeenstemming metde geest zijn” kiezen ervoor hun geest terichten op „de dingen van de geest”: geeste-lijke voorzieningen en activiteiten.

15 Lees Romeinen 8:6. Voordat je iets doet,of het nu om goede of slechte dingen gaat,heb je eerst je zinnen erop gezet. Mensendie hun zinnen constant op de dingen vanhet vlees zetten, ontwikkelen al snel een in-stelling die volledig gericht is op de din-gen van het vlees. Hun gedachten, emotiesen interesses worden er meestal helemaaldoor in beslag genomen.

16 Wat houdt de meeste mensen tegen-woordig bezig? De apostel Johannes schreef:„Alles wat in de wereld is — de begeerte vanhet vlees en de begeerte der ogen en hetopzichtige geuren met de middelen voorlevensonderhoud die men heeft — spruitniet voort uit de Vader, maar uit de wereld”

15, 16. (a) Welke invloed heeft het op je instellingals je je zinnen ergens op zet? (b) Wat houdt de mees-te mensen in deze tijd bezig?

(1 Joh. 2:16). Die begeerten zijn onder ande-re vrije seks, status en spullen. Boeken, tijd-schriften, kranten, films, tv-programma’sen internet wakkeren het verlangen naarzulke dingen constant aan. De meeste men-sen hebben hun zinnen daarop gezet omdatze die dingen echt willen. Maar „het beden-ken van het vlees betekent de dood” — nu alin geestelijk opzicht en straks ook letterlijk.Waarom? „Het bedenken van het vlees be-tekent vijandschap met God, omdat het nietonderworpen is aan de wet van God, wat hettrouwens ook niet kan zijn. Daarom kunnenzij die in overeenstemming met het vleeszijn, God niet behagen” (Rom. 8:7, 8).

17 Maar „het bedenken van de geest bete-kent leven en vrede”: eeuwig leven in de toe-komst en nu al innerlijke vrede en vrede metGod. Hoe kun je laten zien dat je de geestbedenkt? Als je altijd de leiding van God enzijn heilige geest volgt, zul je steeds meergaan denken zoals hij denkt. We willen datonze manier van denken „onderworpen isaan de wet van God”. Als je dan met verlei-ding te maken krijgt, zul je niet twijfelenover wat je moet doen. Je zult ertoe bewo-gen worden de goede keus te maken, een diein overeenstemming is met de geest.

18 Het is daarom heel belangrijk om je zin-nen op de dingen van de geest te zetten. Datdoe je door ’je geest tot activiteit te verster-ken’: je leven op te bouwen rond een gees-telijke routine van onder andere geregeldgebed, Bijbellezen, persoonlijke studie, ver-gaderingsbezoek en velddienst (1 Petr.1:13).Laat je dus niet beheersen door zondige ver-langens, maar volg Gods manier van den-ken na en laat je leiden door zijn geest. Jezult dan gezegend worden, want het beden-ken van de geest betekent leven en vrede(Gal. 6:7, 8).

17, 18. Hoe kun je laten zien dat je de geest bedenkt?Wat zal dan het resultaat zijn?

Kun je dit uitleggen?˙ Wat was het „onvermogen van de

zijde der Wet”? Hoe heeft God hetoverwonnen?

˙ Wat is „de wet van de zonde ende dood”? Hoe kun je ervan bevrijdworden?

˙ Hoe kun je laten zien dat je de geestbedenkt?

Page 15: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 15

IK BEN geboren in 1974 in Parijs. Er wa-ren complicaties bij de geboorte, en later

bleek dat ik spastische verlamming had. Ikkon mijn armen en benen niet goed bewe-gen en ik was moeilijk te verstaan. Ik kreegook epilepsie en was vatbaar voor infecties.

Toen ik twee was, verhuisde ons gezin naarMelbourne (Australie). Twee jaar later lietmijn vader ons in de steek. Voor zover ik meherinner was dat de eerste keer dat ik medicht bij God voelde. Mijn moeder was eenvan Jehovah’s Getuigen en nam me altijdmee naar de vergaderingen. Daar leerde ikdat God van me houdt en aandacht voor meheeft. Dat besef en de liefde en steun vanmijn moeder zorgden ervoor dat ik me ge-borgen voelde ondanks onze veranderde om-standigheden.

Ma leerde me ook hoe ik tot Jehovahmoest bidden. Eigenlijk is bidden voor mijveel makkelijker dan praten. Als ik bid, hoefik niet te vechten om woorden uit te spre-ken, maar ’hoor’ ik ze duidelijk in mijn geest.En omdat ik moeilijk te verstaan ben, is hetheel geruststellend te weten dat Jehovah al-

les begrijpt, mijn gedachten maar ook mijngestamel (Ps. 65:2).

Omgaan met tegenslagenOp mijn vijfde was de situatie zo verergerd

dat ik zware beugels nodig had om te lopen.Eigenlijk was het meer waggelen dan lopen!Op mijn elfde kon ik helemaal niet meer lo-pen. Later had ik een tillift nodig om mijnbed in en uit te komen. Ik gebruikte eenelektrische rolstoel die ik bestuurde met eenjoystick.

Natuurlijk ben ik soms ook wel verdrietigdoor mijn handicaps. Maar dan denk ik aanons gezinsmotto: „Maak je niet druk om watje niet kan. Concentreer je gewoon op wat jewel kan.” Daardoor heb ik al kunnen paard-rijden, zeilen, kanoen, kamperen en zelfsautorijden op een circuit! Ik kan mijn crea-tiviteit kwijt in schilderen, naaien, quilten,borduren en pottenbakken.

Door mijn ernstige handicaps hebbensommigen eraan getwijfeld of ik wel zelf debeslissing kon nemen om God te dienen.Op mijn achttiende probeerde een lerares

„NU INVALIDEMAAR NIET VOOR ALTIJD!”

˘

VERTELD DOORSARA VAN DER MONDE

Mensen zeggen vaak tegen me: „Sara, je hebt zo’n mooie lach. Hoe komt hetdat je altijd zo vrolijk bent?” Ik zeg dan dat ik een speciale hoop heb.

Die komt hierop neer: „Ik ben nu invalide maar niet voor altijd!”

˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙ ˙

Page 16: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

16 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

me over te halen om uit huis te gaan en te’ontsnappen’ uit de religie van mijn moe-der. Ze wilde me zelfs helpen woonruimte tevinden. Maar ik vertelde haar dat ik mijn ge-loof nooit zou verlaten en pas het huis uitzou gaan als ik onafhankelijker kon zijn.

Niet lang na dat voorval werd ik gedooptals een van Jehovah’s Getuigen. Twee jaar la-ter verhuisde ik naar een appartementje. Ikvind het prettig dat ik hier de hulp kan krij-gen die ik nodig heb maar ook onafhanke-lijk ben.

Een onverwacht aanzoekDoor de jaren heen is mijn geloof nog va-

ker beproefd. Op een dag was ik stomver-baasd toen een studiegenoot die ook invalidewas me vroeg of ik met hem wilde trouwen.Eerst voelde ik me gevleid. Zoals de meestejonge vrouwen verlang ook ik naar een le-venspartner. Maar dat je allebei een handicap

hebt, is nog geen garantie voor een geluk-kig huwelijk. Trouwens, hij had niet hetzelf-de geloof als ik. Onze opvattingen, activitei-ten en doelen waren totaal verschillend. Hoekonden we dan ooit samen een leven opbou-wen? Ook was ik vastbesloten me te houdenaan Gods duidelijke richtlijn om alleen meteen geloofsgenoot te trouwen (1 Kor. 7:39).Vandaar dat ik zijn aanzoek vriendelijk hebafgewezen.

Ik ben er nog steeds van overtuigd dat dateen goede beslissing was. En ik weet zeker datik gelukkig zal zijn in Gods beloofde nieu-we wereld (Ps. 145:16; 2 Petr. 3:13). Tot dietijd ben ik vastbesloten om Jehovah trouwte blijven en tevreden te zijn met mijn situa-tie.

Ik verlang echt naar de dag dat ik uit mijnrolstoel kan springen en rond kan rennen.Dan zal ik roepen: „Ik was invalide, maar nuben ik gezond — voor altijd!”

„ZIJ zijn in de wereld”, zei Jezus over zijndiscipelen. Maar hij zei ook: ’Zij zijn geen

deel van de wereld, evenals ik geen deel vande wereld ben’ (Joh. 17:11, 14). Zo maakte Je-zus duidelijk hoe zijn ware volgelingen staantegenover „dit samenstel van dingen”, waar-van Satan de god is (2 Kor. 4:4). Ze leven wel

1. Hoe zouden Jezus’ volgelingen tegenover de we-reld staan?

in deze slechte wereld maar zijn er geen deelvan. Ze zijn als „vreemdelingen en tijdelijkeinwoners” (1 Petr. 2:11).

Ze leefden als „tijdelijke inwoners”2 Jehovah’s aanbidders zijn altijd al anders

geweest dan de mensen om hen heen. Twee

2, 3. In welke zin leefden Henoch, Noach en Abra-ham en Sara als „vreemden en tijdelijke inwoners”?

„TIJDELIJKE INWONERS”IN EEN SLECHTE WERELD

’In geloof hebben al dezen in het openbaar bekendgemaakt dat zij vreemdenen tijdelijke inwoners in het land waren.’ — HEBREE

¨EN 11:13.

Page 17: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 17

voorbeelden zijn Henoch en Noach. De Bijbelzegt dat ze met de ware God wandelden (Gen.5:22-24; 6:9). Ze maakten allebei moedig Je-hovah’s oordeel tegen Satans slechte wereldbekend. (Lees 2 Petrus 2:5; Judas 14, 15.) Zededen wat juist was hoewel de mensen omhen heen slecht waren. Daarom zegt de Bijbeldat Henoch „God welgevallig” was en Noach’zich onberispelijk betoonde onder zijn tijd-genoten’ (Hebr.11:5).

3 Ook Abraham en Sara zijn een voorbeeldvoor ons. Ze deden wat Jehovah vroeg en ga-ven hun comfortabele leven in de stad Ur opom als nomaden te gaan leven in een vreemdland (Gen. 11:27, 28; 12:1). Paulus schreef:„Door geloof heeft Abraham, toen hij geroe-pen werd, gehoorzaamd door weg te trekkennaar een plaats die hij als erfenis zou ontvan-gen; en hij vertrok zonder te weten waar hijnaar toe ging. Door geloof vertoefde hij alsvreemdeling in het land der belofte als in eenvreemd land en woonde in tenten met Isaaken Jakob, die met hem erfgenamen warenvan precies dezelfde belofte” (Hebr. 11:8, 9).En over zulke trouwe aanbidders van Jeho-vah zei Paulus: „In geloof zijn al dezen gestor-ven, ofschoon zij de vervulling van de belof-ten niet verkregen hebben, maar zij hebbenze van verre gezien en begroet en hebben inhet openbaar bekendgemaakt dat zij vreem-den en tijdelijke inwoners in het land waren”(Hebr.11:13).

Een waarschuwing voor de Israelieten4 Jehovah maakte van het grote aantal af-

stammelingen van Abraham een georgani-seerd volk met wetten en een land (Gen. 48:4;Deut. 6:1). Dat volk, Israel, mocht nooit ver-geten dat het land niet van hen was maar vanJehovah (Lev. 25:23). Ze mochten er wonenzolang ze zich hielden aan Jehovah’s regels.En ze moesten in gedachte houden dat „de

4. Welke waarschuwing kregen de Israelieten voor-dat ze in hun land gingen wonen?

mens niet leeft van brood alleen”. Ze moch-ten Jehovah niet vergeten wanneer het hungoed ging (Deut. 8:1-3). Voordat ze zich set-telden in hun land hadden ze de waarschu-wing gekregen: „Het moet geschieden datwanneer Jehovah, uw God, u in het land zalbrengen dat hij uw voorvaders Abraham,Isaak en Jakob onder ede beloofd heeft u tegeven, grote en mooie steden die gij niet hebtgebouwd, en huizen vol met allerlei goededingen die gij niet hebt gevuld, en uitgehou-wen regenbakken die gij niet hebt uitgehou-wen, wijngaarden en olijfbomen die gij niethebt geplant, en gij gegeten zult hebben enverzadigd zijt geworden, neem u dan in achtdat gij Jehovah niet vergeet” (Deut. 6:10-12).

5 Die waarschuwing bleek terecht. Toen deIsraelieten het beloofde land hadden ingeno-men, in luxe huizen waren gaan wonen enveel voedsel en wijn hadden, vergaten ze Je-hovah. In Nehemia’s tijd dacht een groep le-vieten beschaamd terug aan wat er was ge-beurd, zoals we lezen in Nehemia 9:25-27.(Lees.) Ze zeiden dat het volk ’ging eten enverzadigd werd en vet werd’. Ze kwamen inopstand tegen Jehovah en doodden zelfs deprofeten die hij stuurde om ze te waarschu-wen. Daarom gaf hij ze in de hand van hunvijanden (Hos. 13:6-9). Later gingen de trou-weloze Joden zelfs zover dat ze de beloof-de Messias doodden! Jehovah verwierp ze enkoos een nieuw volk, het geestelijke Israel(Matth. 21:43; Hand. 7:51, 52; Gal. 6:16).

„Geen deel van de wereld”6 Zoals eerder opgemerkt, maakte Jezus, het

Hoofd van de gemeente, duidelijk dat zijnvolgelingen afgescheiden van Satans slechtewereld zouden zijn. Kort voor zijn dood zei

5. Waarom verwierp Jehovah Israel? Welk nieuwevolk koos Jehovah?6, 7. (a) Hoe zouden Jezus’ volgelingen tegenoverde wereld staan? (b) Waarom mochten ware christe-nen geen deel van Satans wereld worden?

Page 18: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

18 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

hij tegen zijn discipelen: „Als gij een deel vande wereld zoudt zijn, zou de wereld ten zeer-ste gesteld zijn op wat haar toebehoort. Om-dat gij nu geen deel van de wereld zijt, maarik u uit de wereld heb uitgekozen, daaromhaat de wereld u” (Joh.15:19).

7 Na verloop van tijd woonden er christe-nen in veel delen van de Romeinse wereld.Maar het was niet de bedoeling dat ze zichaan de wereld zouden aanpassen en er eendeel van zouden worden. Waar ze ook woon-den, ze moesten anders zijn dan Satans we-reld. Zo’n dertig jaar na Jezus’ dood schreefPetrus aan de eerste-eeuwse christenen: „Ge-liefden, ik vermaan u als vreemdelingen entijdelijke inwoners, u te blijven onthoudenvan vleselijke begeerten, daar die het juistzijn die strijd voeren tegen de ziel. Bewaarteen voortreffelijk gedrag onder de natien”(1 Petr.1:1; 2:11,12).

8 Dat de christenen zich in de Romeinsewereld als „vreemdelingen en tijdelijke in-woners” gedroegen, blijkt uit wat de histo-ricus Kenneth Scott Latourette schreef: „De

8. Hoe beschreef een historicus de verhouding vande eerste christenen tot de wereld?

geschiedenis laat duidelijk zien dat het chris-telijk geloof in de eerste drie eeuwen op aan-houdende en vaak hevige vervolging stuitte(...) De beschuldigingen varieerden. Omdatze weigerden mee te doen aan heidense ce-remonien werden ze als atheısten bestem-peld. Ze hielden zich afzijdig van een grootdeel van het gemeenschapsleven — de hei-dense feesten en het openbaar vermaak datin de ogen van christenen doorspekt wasmet heidense geloofsovertuigingen, gebrui-ken en immoraliteit — en werden daaromuitgemaakt voor haters van de mensheid.”

Maak niet ten volle gebruikvan de wereld

9 Wat is de situatie in deze tijd? We hebbentegenover „het tegenwoordige goddeloze sa-menstel van dingen” dezelfde houding als deeerste-eeuwse christenen (Gal. 1:4). Vandaardat velen ons verkeerd begrijpen en sommi-gen ons zelfs haten. Maar we zijn absoluutgeen „haters van de mensheid”. Uit liefdevoor mensen gaan we van huis tot huis endoen we ons best om iedereen te bereiken

9. Hoe laten we zien dat we geen „haters van demensheid” zijn?

De eerste christenenhielden zich afzijdigvan gewelddadig en

immoreel amusement

Page 19: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 19

met het „goede nieuws van het koninkrijk”(Matth. 22:39; 24:14). Dat doen we omdat weervan overtuigd zijn dat Jehovah’s koninkrijkmet Jezus als koning binnenkort een eindzal maken aan het bestuur van onvolmaaktemensen en dat zal vervangen door een recht-vaardige nieuwe wereld (Dan. 2:44; 2 Petr.3:13).

10 Nu het einde dichtbij is, beseffen we dathet niet de tijd is om ons in deze wereld tegaan settelen. Paulus zei: ’De overgebleventijd is kort geworden. Laten voortaan zij diekopen, zijn als zij die niet bezitten, en zij dievan de wereld gebruik maken, als zij die erniet ten volle gebruik van maken; want hettoneel van deze wereld is bezig te verande-ren’ (1 Kor. 7:29-31). Hoe maken we in dezetijd gebruik van de wereld? Bijvoorbeeld doorde moderne technologie en communicatie-middelen te benutten om de Bijbelse bood-schap wereldwijd in honderden talen bekendte maken. We maken ook gebruik van de we-reld om de kost te verdienen. En we kopendingen die we in ons dagelijks leven nodighebben. Maar we maken niet volledig ge-bruik van de wereld: geld, spullen en onzebaan zijn niet het belangrijkst in ons leven.(Lees 1 Timotheus 6:9,10.)

11 Ook als het gaat om hoger onderwijs ma-ken alerte christenen niet volledig gebruikvan de wereld. Veel mensen zien hoger onder-wijs als de manier om hogerop te komen enrijk te worden. Maar wij leven als tijdelijkeinwoners en hebben andere doelen. We wil-len ons niet richten op „hoge dingen”: din-gen die ons belangrijk maken in deze wereld(Rom. 12:16; Jer. 45:5). Omdat we Jezus na-volgen, nemen we zijn waarschuwing ter har-te: „Let op en hoedt u voor elke soort vanhebzucht, want ook al heeft iemand over-

10, 11. (a) Hoe maken we gebruik van de wereld?(b) Hoe kunnen christenen laten zien dat ze nietvolledig van de wereld gebruik maken?

vloed, zijn leven spruit niet voort uit de din-gen die hij bezit” (Luk. 12:15). Jonge chris-tenen worden dan ook aangemoedigd zichgeestelijke doelen te stellen en slechts zo veelonderwijs te volgen als nodig is om in hunbasisbehoeften te kunnenvoorzien. Hierdoorkunnen ze zich erop voorbereiden Jehovahte dienen ’met geheel hun hart, ziel, krachten verstand’ (Luk. 10:27). Zo kunnen ze ’rijkmet betrekking tot God’ worden (Luk. 12:21;lees Mattheus 6:19-21).

Wees niet bezorgdover materiele dingen

12 Nog een verschil tussen Jehovah’s aan-bidders en mensen in de wereld is de kijk opgeld en spullen. Jezus zei: „Weest dus nooitbezorgd en zegt niet: ’Wat zullen wij eten?’,of: ’Wat zullen wij drinken?’, of: ’Wat zullenwij aantrekken?’ Want al deze dingen strevende natien vurig na. Want uw hemelse Vaderweet dat gij al deze dingen nodig hebt. Blijftdan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardig-heid zoeken, en al deze andere dingen zullenu worden toegevoegd” (Matth. 6:31-33). Veelbroeders en zusters hebben in hun eigen le-ven ervaren dat Jehovah de dingen geeft dieze nodig hebben.

13 De Bijbel moedigt aan om tevreden tezijn met wat je hebt (1 Tim. 6:6). Dat is precieshet tegenovergestelde van de instelling diemensen tegenwoordig hebben. Jonge men-sen die gaan trouwen verwachten bijvoor-beeld vaak dat ze direct alles goed voor elkaarhebben: een huis of appartement met alleserop en eraan, een mooie auto en de nieuwstegadgets. Maar als tijdelijke inwoners houdenwij onze verlangens onder controle. We ko-pen niet meer dan wat redelijk is en binnenonze mogelijkheden ligt. Het is geweldig datvelen bepaalde materiele gemakken opgeven

12, 13. Hoe verschilt onze kijk op materiele dingenvan die van mensen in de wereld?

Page 20: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

20 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

om meer tijd en energie te besteden aan Je-hovah’s dienst. Sommigen pionieren, dienenop Bethel of zijn in de reizende dienst of zen-dingsdienst. We hebbenveel waardering voorhet harde werk van zulke broeders en zusters!

14 In de gelijkenis van de zaaier zei Jezusdat „de zorg van dit samenstel van dingen ende bedrieglijke kracht van de rijkdom” hetwoord van God in ons hart kunnen verstik-ken zodat we ’onvruchtbaar worden’ (Matth.13:22). Dat zal niet gebeuren als we er tevre-den mee zijn als tijdelijke inwoners in dezewereld te leven. Daardoor kunnenwe ons oog„zuiver” of „scherp ingesteld” houden: we kij-ken „in een richting”, naar Gods koninkrijk,door het op de eerste plaats in ons leven testellen (Matth. 6:22, vtn.).

’De wereld gaat voorbij’15 Een belangrijke reden waarom we ons-

zelf zien als „vreemdelingen en tijdelijke in-woners” is onze overtuiging dat deze wereldniet lang meer zal bestaan (1 Petr. 2:11; 2 Petr.3:7). Die kijk bepaalt onze keuzes, verlangensen ambities. De apostel Johannes gaf christe-nen de raad de wereld en de dingen in de we-reld niet lief te hebben, want ’de wereld gaatvoorbij en ook haar begeerte, maar wie de wilvan God doet, blijft in eeuwigheid’ (1 Joh.2:15-17).

16 Als de Israelieten Jehovah gehoorzaam-den, zouden ze zijn „speciale bezit” worden(Ex. 19:5). Ze zouden zich dan door hun aan-bidding en manier van leven onderscheidenvan alle andere volken. Ook in deze tijd isJehovah’s volk afgescheiden van Satans we-reld. De Bijbel zegt dat we „goddeloosheid enwereldse begeerten moeten afwijzen en metgezond verstand en rechtvaardigheid en god-

14. Wat leren we van Jezus’ gelijkenis van de zaaier?15. Welke woorden van Johannes bepalen onze kijkop de wereld?16. Hoe kunnen we laten zien dat we als volk afge-scheiden zijn?

vruchtige toewijding te midden van dit te-genwoordige samenstel van dingen moetenleven, in afwachting van de gelukkige hoopen glorierijke manifestatie van de grote Goden van de Redder van ons, Christus Jezus, diezich voor ons heeft gegeven om ons van elkesoort van wetteloosheid te bevrijden en zicheen volk te reinigen dat uitsluitend zijn eigen-dom zou zijn, ijverig voor voortreffelijke wer-ken” (Tit. 2:11-14). Dit „volk” bestaat uit ge-zalfden en miljoenen „andere schapen”, diehen ondersteunen (Joh.10:16).

17 De gezalfden hebben „de gelukkigehoop” samen met Jezus in de hemel te rege-ren (Openb. 5:10). Wanneer de andere scha-pen eeuwig leven op aarde krijgen, zullen zegeen tijdelijke inwoners in een slechte wereldmeer zijn. Ze zullen in mooie huizen wonenen genoeg te eten en te drinken hebben (Ps.37:10, 11; Jes. 25:6; 65:21, 22). Anders dan deIsraelieten zullen ze nooit vergeten dat alleswat ze hebben van Jehovah is, „de God vande gehele aarde” (Jes. 54:5). De gezalfden ende andere schapen zullen er dan geen spijtvan hebben dat ze in deze slechte wereld alstijdelijke inwoners hebben geleefd.

17. Waarom zullen de gezalfden en de andere scha-pen er nooit spijt van hebben dat ze in deze slechtewereld als tijdelijke inwoners hebben geleefd?

Wat zou je antwoorden?˙ In welke zin waren trouwe aanbidders

uit het verleden als tijdelijke inwoners?˙ Wat was de houding van de

eerste-eeuwse christenen tegenoverde wereld?

˙ Hoe maken ware christenen gebruikvan de wereld?

˙ Waarom zullen we er nooit spijtvan hebben dat we in deze slechtewereld als tijdelijke inwoners hebbengeleefd?

Page 21: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 21

Is het mogelijk de exacte tijd vast te stel-len waarop Jezus aan de paal werd gehan-gen?

Deze vraag rijst omdat er een verschil is tus-sen wat Markus en Johannes onder inspiratieover Jezus’ dood schreven. Markus zegt: „Hetwas nu het derde uur, en zij [soldaten] hin-gen hem aan een paal” (Mark. 15:25). Vol-gens Johannes was het „ongeveer het zesdeuur” toen Pilatus Jezus aan de Joden overle-verde om aan een paal gehangen te worden(Joh. 19:14-16). Bijbelcommentators hebbenallerlei verklaringen gegeven voor deze schijn-bare tegenstrijdigheid. Er is alleen niet ge-noeg Bijbelse informatie beschikbaar om hetverschil tussen de twee verslagen uit te leg-gen. Toch kan het nuttig zijn ons te verplaat-sen in het tijdsbesef van de mensen in die tijd.

In de eerste eeuw verdeelden de Joden deperiode tussen zonsopgang en zonsonder-gang in twaalf uur (Joh. 11:9). „Het derdeuur” was dan ’s ochtends van acht tot negenen „het zesde uur” van elf tot twaalf. Na-tuurlijk ging in de loop van het jaar de zon opverschillende tijden op en onder. De lengtevan de periode dat het licht was, veranderdedus met het seizoen. Bovendien werd het uurvan de dag bepaald door naar de stand vande zon te kijken. Tijdsaanduidingen warendus niet exact. In de christelijke Griekse Ge-schriften wordt doorgaans naar gebeurtenis-sen verwezen die op het derde, zesde of ne-gende uur plaatsvonden, en vaak betekendedat rond die tijd (Matth. 20:3, 5; Hand. 10:3,9, 30). Alleen als de tijdsbepaling belangrijkwas voor het verloop van het verslag werdener exactere tijdsaanduidingen gebruikt, zoals„het zevende uur” (Joh. 4:52).

Als het gaat om de tijdstippen van de ge-beurtenissen op Jezus’ laatste dag op aar-

de, komen de evangelieverslagen met elkaarovereen. Alle vier maken ze duidelijk dat deoverpriesters en oudere mannen na zonsop-gang bij elkaar kwamen en Jezus vervolgensaan de Romeinse stadhouder Pontius Pilatusoverleverden (Matth. 27:1; Mark. 15:1; Luk.22:66; Joh. 18:28). Mattheus, Markus en Lu-kas vermelden allemaal dat er vanaf het zes-de uur, toen Jezus al aan de paal hing, duis-ternis over het land viel „tot aan het negendeuur toe” (Matth. 27:45, 46; Mark. 15:33, 34;Luk. 23:44).

Nog een belangrijke factor is dat iemandeerst werd gegeseld voordat hij aan een paalwerd gehangen. Dat werd gezien als een on-derdeel van de terechtstelling aan een paal.Soms werd het slachtoffer zo verschrikkelijkgegeseld dat hij eronder bezweek. In Jezus’geval moet het zo ernstig zijn geweest datiemand anders de martelpaal moest dragennadat hij die eerst alleen had gedragen (Luk.23:26; Joh. 19:17). Als Jezus’ geseling werdgezien als het begin van zijn terechtstellingaan de paal, moet er daarna wat tijd verstre-ken zijn totdat hij ook echt aan de paal werdgehangen. De tijd die iemand aangaf voorJezus’ terechtstelling kan er dus van hebbenafgehangen in welk stadium van de hele te-rechtstelling hij de tijd vaststelde.

Johannes schreef zijn verslag tientallen ja-ren na de andere evangelieschrijvers. Hij kondus hun verslagen inzien. Het is waar dat detijd die Johannes vermeldde anders lijkt dande tijd die Markus opgaf. Maar dat bewijstjuist dat Johannes het verslag van Markus nietgewoon overgeschreven heeft. Allebei warenze door God geınspireerd. We kunnen deevangelieverslagen dus vertrouwen, ook al iser niet genoeg informatie in de Bijbel beschik-baar om het verschil te verklaren.

Vragen van lezers

Page 22: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

22 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

DE CHRISTENEN in Filippi stonden be-kend om hun gulle ondersteuning van

de ware aanbidding. Onder inspiratie schreefPaulus aan hen: „Telkens wanneer ik aan udenk, dank ik mijn God altijd in al mijn sme-kingen voor u allen, terwijl ik mijn smekingmet vreugde opzend, wegens de bijdrage diegij van de eerste dag af tot dit ogenblik toeaan het goede nieuws hebt geschonken” (Fil.1:3-5). Paulus kon zich nog goed herinnerendat Lydia en haar huisgezin gedoopt werden.Ze was heel gastvrij en stond erop dat hij enzijn predikingspartners in haar huis verble-ven (Hand.16:14, 15).

Kort daarna stuurde de pas opgerichte ge-meente in Filippi twee keer iets ter ondersteu-ning naar Paulus toen hij een paar weken bijgeloofsgenoten in Thessalonika verbleef, bij-na 160 kilometer daarvandaan (Fil. 4:15, 16).Een paar jaar later hoorden de broeders en

zusters in Filippi en de rest van Macedonie,die zelf „diepe armoede” hadden, dat dechristenen in Jeruzalem vervolgd werden enhulp nodig hadden. Ze wilden hen helpen.Paulus zei dat dit eigenlijk „boven hun wer-kelijke vermogen” was. Maar hij schreef datze „met grote aandrang bleven smeken omhet voorrecht op weldadige wijze te geven”(2 Kor. 8:1-4).

Zo’n tien jaar nadat de Filippenzen chris-tenen waren geworden, waren ze nog steedseven vrijgevig. Toen ze hoorden dat Paulusin Rome gevangenzat, stuurden ze Epafrodi-tus met allerlei dingen naar hem toe. Dat waseen reis van 1287 kilometer over land en zee.Blijkbaar wilden ze in zijn onderhoud voor-zien zodat hij kon blijven prediken en debroeders kon blijven aanmoedigen, ook alzat hij gevangen (Fil. 1:12-14; 2:25-30; 4:18).

In deze tijd vinden broeders en zustershet een voorrecht het predikings- en on-derwijzingswerk te ondersteunen (Matth.28:19, 20). Ze bevorderen de Koninkrijks-belangen door van hun tijd, energie en mid-delen te geven. Het kader laat zien op welkemanieren je dat kunt doen.

Geeft het je vreugdete kunnen geven?

Bijdragen voor het wereldomvattendewerk: Velen zetten een bedrag opzij dat zedeponeren in de bijdragenbussen met hetopschrift: „Wereldomvattende werk”.

Elke maand verrekenen de gemeenten dezebijdragen met het plaatselijke bijkantoor.Vrijwillige bijdragen kunnen ook rechtstreeksovergemaakt worden naar het plaatselijke bij-kantoor. (Vrijwillige bijdragen zoals hierondergespecificeerd, kunnen eveneens aan hetplaatselijke bijkantoor worden overgedragen.)

Renteloze lening: Geld kan in bewaring wor-den gegeven met de bepaling dat het aan degever wordt geretourneerd als hij erom vraagt.

Aandelen en obligaties: Aandelen enobligaties kunnen als gift worden overge-dragen.

Testamenten: Bezittingen en geldmiddelenkunnen worden vermaakt door middel vaneen rechtsgeldig testament.

Periodieke giften met een notariele akte:Voor deze giften gelden geen beperkingenaan het via de belastingaangifte in aftrek tebrengen bedrag, zoals wel het geval is bij deandere giften.

Schrijf voor nadere inlichtingen betreffendedeze kwesties naar het plaatselijke bijkantoorvan Jehovah’s Getuigen.

MANIEREN WAAROP SOMMIGEN HET WERK WILLEN ONDERSTEUNEN

Page 23: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 23

OP EEN predikingstocht door Galileagingen Jezus en zijn discipelen in

een boot naar een afgelegen plaats. Maareen grote groep mensen volgde hen overland. In totaal kwamen er „ongeveer vijf-duizend mannen, de vrouwen en jon-ge kinderen niet meegerekend” (Matth.14:21). Een andere keer kwamen er men-sen naar Jezus toe om genezen te wor-den en naar hem te luisteren. De Bijbelheeft het over „vierduizend mannen, devrouwen en jonge kinderen niet mee-gerekend” (Matth. 15:38). Blijkbaar kwa-men er dus heel wat mannen naar Jezustoe om naar zijn onderwijs te luisteren.En Jezus verwachtte dat nog veel meermensen positief zouden reageren, wantna de wonderbaarlijke visvangst zei hijtegen zijn discipel Simon: „Voortaan zultgij mensen levend vangen” (Luk. 5:10).Zijn discipelen moesten hun netten neer-laten in de mensenzee en konden ver-wachten dat hun ’vangst’ ook heel watmannen zou omvatten.

2 Ook nu zijn er mannen die positiefreageren op de Bijbelse boodschap diewe prediken (Matth. 5:3). Maar heel watmannen aarzelen om Jehovah te gaandienen. Hoe kunnen we ze helpen? Hoe-wel Jezus’ dienst niet speciaal op mannengericht was, sprak hij wel over onderwer-

1, 2. (a) Hoe reageerden mannen op Jezus’ predi-king? (b) Wat gaan we in dit artikel bespreken?

pen die mannen in zijn tijd bezighielden.Laten we aan de hand van zijn voorbeeldeens kijken hoe wij mannen kunnen hel-pen. Daarbij komen drie terreinen aanbod: (1) zorgen over werk, (2) angst voorwat anderen denken en (3) minderwaar-digheidsgevoelens.

Zorgen over werk3 „Leraar,” zei een schriftgeleerde tegen

Jezus, „ik zal u volgen, waarheen gij ookgaat.” Maar toen Jezus zei dat ’de Zoondes mensen geen plaats heeft om zijnhoofd neer te leggen’, ging de man twij-felen. Het zat hem kennelijk niet lekkerdat hij niet zou weten hoe hij aan zijneten zou komen of waar hij zou slapen,want we lezen nergens dat hij een volge-ling van Jezus werd (Matth. 8:19, 20).

4 Mannen vinden materiele zekerheidvaak belangrijker dan geestelijke dingen.Hoger onderwijs en een goedbetaaldebaan krijgen bij velen prioriteit. Ze den-ken dat je meer hebt aan geld verdienendan aan een studie van de Bijbel en eenband met God. Misschien spreekt de Bij-belse boodschap ze wel aan, maar wordthun belangstelling verstikt door „de zor-gen van dit samenstel van dingen ende bedrieglijke kracht van de rijkdom”

3, 4. (a) Wat houdt veel mannen vooral bezig?(b) Waarom vinden heel wat mannen hun werk be-langrijker dan geestelijke dingen?

HELP MANNEN OM JEHOVAHTE GAAN DIENEN

„Voortaan zult gij mensen levend vangen.” — LUKAS 5:10.

Page 24: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

24 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

(Mark. 4:18, 19). Laten we eens kijkenhoe Jezus zijn discipelen hielp hun prio-riteiten te veranderen.

5 Andreas en zijn broer Simon Petrushadden samen een vissersbedrijf. Datgold ook voor Johannes en Jakobus enhun vader, Zebedeus. Het ging zo goedmet hun bedrijf dat ze hulp nodig had-den van loonarbeiders (Mark. 1:16-20).Toen Andreas en Johannes voor het eerstover Jezus hoorden van Johannes de Do-per, waren ze ervan overtuigd dat ze deMessias hadden gevonden. Andreas ver-telde het nieuws aan zijn broer Simon Pe-trus, en misschien ging Johannes het aanzijn broer Jakobus vertellen (Joh. 1:29,35-41). In de maanden daarna brachtenze alle vier tijd door met Jezus terwijlhij predikte in Galilea, Judea en Samaria.Daarna gingen ze terug naar de visserij.Hoewel ze geınteresseerd waren in geeste-lijke dingen, was de prediking nog niethun prioriteit.

6 Later vroeg Jezus Petrus en Andreasom hem te volgen en „vissers van men-sen” te worden. Hoe reageerden ze? „Ter-stond lieten zij de netten in de steek envolgden hem.” En bij Jakobus en Johan-nes ging het net zo: „Terstond verlieten zijde boot en hun vader en volgden hem”(Matth. 4:18-22). Wat hielp deze man-nen om in de volletijddienst te gaan?Was dat een emotionele, impulsieve be-slissing? Absoluut niet. In de maandendaarvoor hadden ze naar Jezus geluisterd,hem wonderen zien doen, zijn ijver voorrechtvaardigheid gezien en de geweldige

5, 6. Wat hielp Andreas, Petrus, Jakobus en Johan-nes om hun prioriteiten te veranderen?

reactie op zijn prediking meegemaakt.Hierdoor was hun geloof en vertrouwenin Jehovah sterker geworden.

7 Hoe kun je net als Jezus je Bijbelstu-dies helpen meer vertrouwen in Jehovahte krijgen? (Spr. 3:5, 6) Je manier vanonderwijzen speelt hier een grote rol in.Laat goed uitkomen dat Jehovah belooftons rijk te zegenen als we voorrang gevenaan het Koninkrijk. (Lees Maleachi 3:10;Mattheus 6:33.) Je kunt allerlei Bijbel-teksten gebruiken om te benadrukkendat Jehovah voor zijn volk zorgt. Maaronderschat niet welke invloed je eigenvoorbeeld heeft. Door te vertellen wat jezelf hebt meegemaakt kun je iemand hel-pen vertrouwen in Jehovah te ontwikke-len. Je kunt ook aanmoedigende ervarin-gen uit onze lectuur gebruiken.�

8 Voor een sterk geloof is meer nodigdan lezen en horen hoe Jehovah an-deren gezegend heeft. Een Bijbelstudiemoet Jehovah’s goedheid zelf ervaren. Depsalmist zei: „Proeft en ziet dat Jehovahgoed is; gelukkig is de fysiek sterke mandie tot hem zijn toevlucht neemt” (Ps.34:8). Hoe kun je een studie helpen in tezien dat Jehovah goed is? Stel dat je metiemand studeert die geldzorgen heeft envan een slechte gewoonte probeert af tekomen, bijvoorbeeld roken, gokken ofzwaar drinken (Spr. 23:20, 21; 2 Kor. 7:1;1 Tim. 6:10). Als je hem leert bidden om

� Zie de Jaarboeken van Jehovah’s Getuigen en levens-verhalen in De Wachttoren en Ontwaakt!

7. Hoe kun je Bijbelstudies helpen op Jehovah te ver-trouwen?8. (a) Waarom is het belangrijk dat een Bijbelstudie„proeft en ziet dat Jehovah goed is”? (b) Hoe kun jehem helpen zelf Jehovah’s goedheid te ervaren?

Page 25: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 25

Jehovah’s hulp bij het overwinnen vanzijn slechte gewoonte, dan zal hij zelf Je-hovah’s goedheid gaan ervaren. Moedighem ook aan voorrang te geven aan gees-telijke zaken door elke week tijd te makenvoor Bijbelstudie en het voorbereiden enbezoeken van de vergaderingen. Als hijmerkt dat Jehovah zijn inspanningen ze-gent, zal zijn geloof sterker worden.

Angst voor wat anderen denken9 Door groepsdruk vinden sommige

mannen het moeilijk Jezus te gaan vol-gen. Nikodemus en Jozef van Arimatheahielden hun belangstelling voor Jezus ge-heim omdat ze bang waren voor wat an-dere Joden zouden zeggen of doen als zeerachter kwamen (Joh. 3:1, 2; 19:38). Dieangst is te begrijpen. De religieuze leidershadden uiteindelijk zoveel haat voor Je-zus dat ze iedereen die zei dat hij geloofin hem had de synagoge uitzetten (Joh.9:22).

10 Ook in deze tijd kan het voor eenman moeilijk zijn om te laten zien dat hijinteresse heeft in God, de Bijbel of reli-gie. Het kan zijn dat collega’s, vriendenof familie hem dan belachelijk maken.Soms is het zelfs gevaarlijk te zeggen datje van geloof wilt veranderen. Groeps-druk kan vooral lastig zijn voor mannendie in het leger zitten of die actief zijn inde politiek of in de gemeenschap. Zo zeieen man in Duitsland: „Wat jullie, Ge-tuigen, over de Bijbel prediken is waar.Maar als ik vandaag een Getuige zou wor-

9, 10. (a) Waarom hielden Nikodemus en Jozef vanArimathea hun belangstelling voor Jezus geheim?(b) Waarom vinden sommige mannen in deze tijdhet moeilijk Jezus te gaan volgen?

den, zou morgen iedereen het weten. Watzouden mensen op m’n werk, in de buurten in de club waar m’n gezin en ik bijhoren, wel van mij denken? Ik zou datniet kunnen verdragen.”

11 Jezus’ apostelen waren geen lafaards.Toch hadden ze last van mensenvrees(Mark. 14:50, 66-72). Hoe hielp Jezus zeom geestelijk te groeien ondanks de enor-me druk van de mensen om hen heen?Hij bereidde zijn discipelen voor op detegenstand die ze later konden verwach-ten: „Gelukkig zijt gij wanneer de men-sen u haten, en wanneer zij u uitstoten enu smaden en uw naam als goddeloos ver-werpen ter wille van de Zoon des men-sen” (Luk. 6:22). Jezus waarschuwde zijnvolgelingen dat ze bespot zouden wor-den „ter wille van de Zoon des mensen”.Hij verzekerde ze dat Jehovah ze niet zoulaten vallen als ze op Hem vertrouwden

11. Hoe hielp Jezus zijn discipelen om met mensen-vrees om te gaan?

Creeer jij mogelijkheden om mannente bereiken met het goede nieuws?

Page 26: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

voor hulp en kracht (Luk. 12:4-12). Jezuszorgde er ook voor dat nieuwelingen om-gang hadden met zijn discipelen zodat zebevriend met hen konden raken (Mark.10:29, 30).

12 Ook wij moeten Bijbelstudies hel-pen mensenvrees te overwinnen. Vaakis het makkelijker een uitdaging onderogen te zien als je weet wat er gaat komen(Joh. 15:19). Je zou bijvoorbeeld je stu-die kunnen helpen simpele Bijbelse ant-woorden voor te bereiden op vragen enopmerkingen van collega’s en anderen.En wees niet alleen zelf een vriend voorhem, maar stel hem ook voor aan ande-ren in de gemeente, vooral degenen diemisschien iets met hem gemeen hebben.Leer hem vooral om geregeld vanuit zijnhart te bidden. Dat kan hem helpen eenhechtere band met Jehovah te krijgen enHem tot zijn Toevlucht en Rots te maken.(Lees Psalm 94:21-23; Jakobus 4:8.)

Gevoelens van minderwaardigheid13 Sommige mannen zijn terughou-

dend als het gaat om geestelijke zakenomdat ze niet goed kunnen lezen, zichniet goed kunnen uiten ofverlegen zijn. Anderen vin-den het niet prettig in hetopenbaar over hun gedach-ten of gevoelens te praten.Studeren, commentaar ge-

12. Hoe kunnen we nieuwelingenhelpen mensenvrees te overwin-nen?13. Waarom zijn sommigen terug-houdend als het gaat om geestelijkezaken?

ven op vergaderingen en met anderenover je geloof praten zijn dingen waar zetegen opzien. Een broeder zegt: „Toen ikjong was, liep ik snel naar de deur, deedalsof ik aanbelde en liep stilletjes weg, inde hoop dat niemand me hoorde of zag.Ik werd al ziek bij de gedachte om vanhuis tot huis te gaan.”

14 Stel je eens voor hoe onzeker Jezus’discipelen zich gevoeld moeten hebbentoen het ze niet lukte een bezeten jongente genezen. De vader van de jongen gingnaar Jezus en zei: „[Mijn zoon] lijdt aanvallende ziekte en is er slecht aan toe;hij valt namelijk dikwijls in het vuur endikwijls in het water; en ik heb hem bijuw discipelen gebracht, maar zij kondenhem niet genezen.” Jezus genas de jongendoor de demon uit te werpen. Later kwa-men de discipelen bij Jezus en vroegen:„Waarom hebben wij hem niet kunnenuitwerpen?” Jezus antwoordde: „Wegensuw kleingelovigheid. Want voorwaar, ikzeg u: Indien gij geloof hebt ter grootte

14. Waarom lukte het Jezus’ discipelen niet een be-zeten jongen te genezen?

Hoe kun je je Bijbelstudievoorbereiden op beproevingen?

Page 27: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 27

van een mosterdzaadje, zult gij tot dezeberg zeggen: ’Verplaats u van hier naardaar’, en hij zal zich verplaatsen, en nietszal u onmogelijk zijn” (Matth. 17:14-20).Je hebt geloof in Jehovah nodig om overreusachtige obstakels heen te stappen.Wat gebeurt er als iemand dat uit het oogverliest en op zijn eigen kracht gaat ver-trouwen? Dan zal hij falen en zijn zelf-vertrouwen verliezen.

15 Als een Bijbelstudie minderwaardig-heidsgevoelens heeft, kunnen we hemaanmoedigen niet te veel met zichzelfbezig te zijn maar erop te vertrouwen datJehovah hem zal helpen. Petrus schreef:„Vernedert u daarom onder de machtigehand van God, opdat hij u te zijner tijdmoge verhogen, terwijl gij al uw bezorgd-heid op hem werpt” (1 Petr. 5:6, 7). Daar-voor is het nodig hem te helpen om gees-telijk te groeien. Een geestelijk ingesteldpersoon vindt geestelijke zaken heel be-langrijk. Hij houdt van de Bijbel en in zijnleven is „de vrucht van de geest” duide-lijk merkbaar (Gal. 5:22, 23). Hij is ge-bedsvol (Fil. 4:6, 7). Verder vertrouwt hijop Jehovah als hij moed en kracht nodigheeft voor een bepaalde situatie of taak.(Lees 2 Timotheus 1:7, 8.)

16 Sommige studies hebben misschienook praktische hulp nodig om hun lees-en spreekvaardigheid te verbeteren. An-dere voelen zich misschien onwaardigomdat ze slechte dingen hebben gedaanvoordat ze Jehovah leerden kennen. Inbeide gevallen is onze lieve, geduldigehulp misschien net wat ze nodig hebben.

15, 16. Hoe kun je een Bijbelstudie helpen gevoe-lens van minderwaardigheid te overwinnen?

„De gezonden hebben geen geneesheernodig,” zei Jezus, „maar zij die iets man-keren wel” (Matth. 9:12).

Meer mannen bereiken17 We hopen dat er nog heel veel man-

nen positief reageren op de prachtigeboodschap die alleen in de Bijbel te vin-den is (2 Tim. 3:16, 17). Hoe kun je meermannen bereiken in de dienst? Doormeer in de velddienst te gaan als mannenthuis zijn: ’s avonds, op zaterdag- en zon-dagmiddag of op feestdagen. Als broederkun je ook vragen of je de heer des huizesmag spreken. Geef ook informeel getuige-nis aan mannelijke collega’s als dat gepastis en toon belangstelling voor de ongelo-vige man van een zuster in de gemeente.

18 Terwijl we prediken tot iedereen diewe tegenkomen, kunnen we zeker zijndat oprechte mensen positief zullen rea-geren. Help geduldig iedereen die belang-stelling toont voor de waarheid. Maar hoekunnen we gedoopte mannen helpen inaanmerking te komen voor verantwoor-delijkheden in de gemeente? Het volgen-de artikel gaat hier op in.

17, 18. (a) Hoe kun je meer mannen bereiken inde dienst? (b) Wat gaan we volgende week bespre-ken?

Wat zou je antwoorden?˙ Hoe kun je mannen helpen prioriteit

te geven aan geestelijke zaken?˙ Hoe kun je nieuwelingen helpen met

groepsdruk om te gaan?˙ Wat kan sommigen helpen

minderwaardigheidsgevoelens teoverwinnen?

Page 28: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

28 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

AAN het eind van zijn evangelie schreefJohannes: „Er zijn in werkelijkheid

nog vele andere dingen die Jezus heeft ge-daan, en ik veronderstel dat, als ze ooituitvoerig zouden worden beschreven, dewereld zelf de geschreven boekrollen nietzou kunnen bevatten” (Joh. 21:25). Eenvan de vele dingen die Jezus tijdens zijnkorte maar effectieve bediening op aardedeed, was het uitkiezen en opleiden vanmannen die de leiding zouden kunnennemen. Toen hij in het jaar 33 naar dehemel terugging, had hij de basis gelegdvoor een bijzondere gemeente die al snelduizenden predikers zou tellen (Hand.2:41, 42; 4:4; 6:7).

2 Er zijn nu wereldwijd meer dan zevenmiljoen verkondigers in ruim 100.000 ge-meenten. Vandaar dat er veel mannen no-dig zijn die de leiding kunnen nemen ingeestelijke zaken. Er is bijvoorbeeld grotebehoefte aan ouderlingen. Broeders dienaar dat dienstvoorrecht streven zijn teprijzen, want ze ’begeren een voortreffe-lijk werk’ (1 Tim. 3:1).

3 Maar een broeder komt niet automa-tisch in aanmerking voor voorrechten inde gemeente. Scholing, levenservaring oftalenten maken hem niet per se geschikt

1. Hoe legde Jezus toen hij op aarde was de basis vooreen bijzondere gemeente?2, 3. (a) Waarom is er zo’n grote behoefte aan broe-ders die in de gemeente willen dienen? (b) Wat gaanwe in dit artikel bespreken?

hiervoor. Hij moet geestelijke eigenschap-pen ontwikkelen en aan Bijbelse vereis-ten voldoen. Hoe kunnen broeders inde gemeente daarbij geholpen worden?„Een ieder die volmaakt is onderricht,zal gelijk zijn leraar zijn”, zei Jezus (Luk.6:40). In dit artikel gaan we bekijken hoede Meesteronderwijzer zijn discipelen op-leiding gaf en wat wij daarvan kunnenleren.

„Ik heb u vrienden genoemd”4 Jezus behandelde zijn discipelen niet

als ondergeschikten maar als vrienden.Hij bracht tijd met ze door en nam ze invertrouwen. Hij vertelde ze ’alle dingendie hij van zijn Vader had gehoord’. (LeesJohannes 15:15.) Wat zullen ze enthou-siast zijn geweest toen Jezus antwoord gafop hun vraag: „Wat zal het teken zijn vanuw tegenwoordigheid en van het besluitvan het samenstel van dingen?” (Matth.24:3, 4) Hij vertelde hun ook wat hij dachten voelde. De nacht dat hij verraden werdbijvoorbeeld nam hij Petrus, Jakobus enJohannes mee naar de tuin van Gethse-mane. Daar stortte hij zijn hart uit in ge-bed. De drie apostelen hebben misschienniet gehoord wat hij in gebed zei, maar zemoeten wel aangevoeld hebben dat hijhet heel moeilijk had (Mark. 14:33-38).Ook de transfiguratie, die ze eerder had-

4. Hoe liet Jezus zien dat hij een echte vriend wasvoor zijn discipelen?

LEID BROEDERS OP VOORMEER VERANTWOORDELIJKHEID

„Een ieder die volmaakt is onderricht, zal gelijk zijn leraar zijn.” — LUKAS 6:40.

Page 29: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011 29

den meegemaakt, moet veel indruk opze gemaakt hebben (Mark. 9:2-8; 2 Petr.1:16-18). De sterke band die Jezus met zehad gaf ze later de kracht om door te gaanmet het belangrijke werk dat ze te doenhadden.

5 Net als Jezus zijn ouderlingen behulp-zaam en gaan ze als vrienden met hunbroeders en zusters om. Ze houden vanhen en laten zien dat ze echt in ze geınte-resseerd zijn. Natuurlijk beseffen ouder-lingen dat sommige dingen vertrouwelijkzijn, maar ze doen niet geheimzinnig. Zehebben vertrouwen in hun broeders enzusters en vertellen hun wat ze uit de Bij-bel geleerd hebben. Ouderlingen kijkenniet neer op een dienaar in de bedieningdie misschien jonger is. In plaats daarvanzien ze hem als een geestelijk persoonmet potentieel die nuttig werk voor degemeente doet.

„Ik heb u het voorbeeld gegeven”6 Jezus’ discipelen hadden waardering

voor geestelijke dingen, maar soms werdhun denken beınvloed door hun achter-grond en cultuur (Matth. 19:9, 10; Luk.9:46-48; Joh. 4:27). Toch las Jezus ze nietde les en werd hij niet boos op ze. Ookvroeg hij ze nooit iets te doenwat te moei-lijk voor ze was of wat hijzelf niet deed. Hijonderwees ze door zijn voorbeeld. (LeesJohannes 13:15.)

7 Welk voorbeeld gaf Jezus zijn disci-pelen? (1 Petr. 2:21) Hij hield zijn le-ven eenvoudig zodat hij zijn tijd voor dedienst kon gebruiken (Luk. 9:58). Hij leer-de anderen wat hij van Jehovah had ge-

5. Hoe kunnen ouderlingen anderen helpen?6, 7. Welk voorbeeld gaf Jezus zijn discipelen? Wel-ke uitwerking had zijn voorbeeld op ze?

leerd en niet zijn eigen ideeen (Joh. 5:19;17:14, 17). Hij was benaderbaar en vrien-delijk. Al zijn daden werden door liefdegemotiveerd (Matth.19:13-15; Joh.15:12).Jezus’ voorbeeld had een positieve uit-werking op zijn apostelen. Het hielp Jako-bus bijvoorbeeld moedig te zijn en trouwte blijven tot hij gedood werd (Hand.12:1, 2). En Johannes bleef Jezus meerdan zestig jaar trouw volgen (Openb. 1:1,2, 9).

8 Ouderlingen geven jonge broeders hetgoede voorbeeld door zelfopofferend, ne-derig en liefdevol te zijn (1 Petr. 5:2, 3). Enhet geeft ouderlingen voldoening te we-ten dat ze ook voor anderen een voor-beeld zijn door hun dienst, geloof, on-derwijs en christelijke manier van leven(Hebr.13:7).

Jezus gaf zijn discipelen instructies9 Nadat Jezus twee jaar ijverig had ge-

predikt, stuurde hij zijn twaalf aposteleneropuit om te prediken. Maar eerst gaf hijze instructies (Matth.10:5-14). En voordathij duizenden mensen door een wonderte eten gaf, gaf hij zijn discipelen instruc-ties over het groeperen van de mensenen het uitdelen van het voedsel (Luk.9:12-17). Jezus leidde zijn discipelen dusop door ze duidelijke en specifieke in-structies te geven. Dankzij die opleidingen de werking van de heilige geest kon-den de apostelen vanaf het jaar 33 eenenorm predikingswerk organiseren.

10 In deze tijd begint de geestelijke

8. Welk voorbeeld geven ouderlingen aan jongebroeders en anderen?9. Hoe weten we dat Jezus zijn discipelen opleiddevoor de prediking?10, 11. Hoe kunnen nieuwelingen stap voor stapopgeleid worden?

Page 30: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

30 DE WACHTTOREN ˙ 15 NOVEMBER 2011

opleiding van een man als we de Bijbelmet hem gaan bestuderen. Tijdens de stu-die helpen we hem op verschillende ma-nieren. Misschien moeten we hem hel-pen beter te leren lezen. Wanneer hij devergaderingen gaat bezoeken, gaat zijnopleiding door als hij aan de theocrati-sche school meedoet, ongedoopte ver-kondiger wordt, enzovoorts. Na zijn doopkrijgt hij ook nog opleiding in anderedingen. Hij kan bijvoorbeeld helpen bijhet onderhoud van de zaal. Ook kunnenouderlingen hem uitleggen wat hij kandoen om verder te groeien tot dienaar.

11 Als een gedoopte broeder een taakin de gemeente krijgt, legt een ouderlinghem uit wat de richtlijnen zijn en wat hijprecies moet doen. De broeder die de op-leiding krijgt moet begrijpen wat er vanhem verwacht wordt. Als hij het moeilijkheeft met zijn taak, trekt een liefdevolleouderling niet te snel de conclusie dat hijhet niet kan. In plaats daarvan zal eenouderling hem uitleggenwaarhij op moetletten en nog een keer duidelijk makenwat de bedoeling is. Het maakt ouderlin-gen gelukkig als ze zien dat een broedergoed reageert op zulke hulp en daardoorervaart dat het vreugde geeft anderen tedienen (Hand. 20:35).

„Wie naar raad luistert, is wijs”12 Jezus leidde zijn discipelen op door

ze raad te geven op het moment dat zehet nodig hadden. Toen Jakobus en Jo-hannes bijvoorbeeld wilden dat er vuuruit de hemel zou komen om een aantalSamaritanen te vernietigen, corrigeerdeJezus ze (Luk. 9:52-55). Een andere keer

12. Waarom was Jezus’ raad zo effectief?

kwam de moeder van Jakobus en Johan-nes bij Jezus om namens hen te vragenom een ereplaats in het Koninkrijk. Je-zus richtte zich rechtstreeks tot de broersen zei: „Dit zitten aan mijn rechter- enaan mijn linkerhand staat niet aan mij tegeven, doch behoort aan hen toe voorwie mijn Vader het heeft bereid” (Matth.20:20-23). Jezus gaf altijd duidelijke enpraktische raad die op Gods beginselengebaseerd was. Hij wilde zijn discipelenleren over zulke beginselen te redene-ren (Matth.17:24-27). Ook begreep hij datze beperkingen hadden en verwachtte hijgeen perfectie van ze. Hij gaf ze raad om-dat hij heel veel van ze hield (Joh. 13:1).

13 Iedere broeder die naar meer verant-woordelijkheid in de gemeente streeft,heeft op een gegeven moment raad no-dig. „Wie naar raad luistert, is wijs”, zegtSpreuken 12:15. Een jonge broeder ver-telt: „Mijn grootste obstakel was mijn ge-voel dat ik tekortschoot. De raad van eenouderling hielp me om daar een goedekijk op te krijgen.”

14 Als ouderlingen zien dat het gedragvan een broeder zijn groei afremt, nemenze het initiatief om hem „in een geest vanzachtaardigheid” te corrigeren (Gal. 6:1).Soms heeft iemand raad nodig over eenbepaalde houding. Als het bijvoorbeeldlijkt dat een broeder er de kantjes van af-loopt, zou een ouderling hem de tip kun-nen geven over het voorbeeld van Jezusna te denken. Jezus was heel ijverig inde prediking en zei dat zijn discipelenzijn voorbeeld moesten volgen (Matth.

13, 14. (a) Wie heeft er raad nodig? (b) Wat voorraad kan een ouderling zoal aan een broeder gevendie geen vorderingen maakt?

Page 31: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

28:19, 20; Luk. 8:1). Als het lijkt dat eenbroeder belangrijker wil zijn dan anderen,kan een ouderling hem laten zien hoe Je-zus zijn discipelen daarvoor waarschuw-de (Luk. 22:24-27). En als een broeder ermoeite mee heeft anderen te vergeven?Een ouderling zou hem kunnen helpenmet de illustratie van de slaaf die weigerdeeen kleine schuld kwijt te schelden hoe-wel hijzelf een grote schuld niet hoefdete betalen (Matth. 18:21-35). Als ouder-lingen het nodig vinden raad te geven, ishet goed daar niet mee te wachten. (LeesSpreuken 27:9.)

Wat een broeder zelf kan doen15 De ouderlingen nemen het voor-

touw in het opleiden van broeders. Maarook anderen kunnen een broeder helpennaar meer verantwoordelijkheid te stre-ven. Zijn gezin bijvoorbeeld. En ook alseen broeder al ouderling is, heeft hij veelaan de steun van zijn vrouw en kin-deren. Hij kan alleen zorg dragen voorzijn verantwoordelijkheden als ze bereidzijn hem met de gemeente te delen. Dat

15. Hoe kan het gezin van een broeder hem helpenanderen te dienen?

zijn gezin zulke offers wil brengen, maakthem blij en wordt ook door de gemeenteerg gewaardeerd (Spr.15:20; 31:10, 23).

16 Hoewel anderen dus heel wat hulpen steun kunnen geven, is het toch debroeder zelf die moet laten zien dat hijanderen wil dienen. (Lees Galaten 6:5.)Een broeder hoeft uiteraard geen dienaarof ouderling te zijn om anderen te helpenen zijn best te doen in de dienst. Maarstreven naar voorrechten in de gemeen-te wil zeggen dat je aan bepaalde Bijbel-se vereisten probeert te voldoen (1 Tim.3:1-13; Tit.1:5-9; 1 Petr. 5:1-3). Dus als eenbroeder graag dienaar of ouderling wilworden maar nog niet is aangesteld, moethij erover nadenken op welke terreinenhij geestelijk nog moet groeien. Het is be-langrijk dat hij geregeld de Bijbel leest,goed studeert en mediteert, oprecht bidten ijverig predikt. Als hij dat doet, volgt hijde raad op die Paulus aan Timotheus gaf:„Oefen u (...) met godvruchtige toewij-ding als uw doel” (1 Tim. 4:7).

16. (a) Bij wie ligt uiteindelijk de verantwoordelijk-heid om naar voorrechten te streven? (b) Hoe kaneen broeder naar voorrechten in de gemeente stre-ven?

Wat voor opleiding kun jeje Bijbelstudie geven?

Page 32: Wachttoren (studie) - 15 November 2011

www.watchtower.org w11 11/15-O

17 En als een broeder niet naar voorrech-ten streeft omdat hij zich onbekwaamvoelt of bang is dat hij het niet aankan?Het zou goed zijn als hij erover nadenkthoeveel Jehovah en Jezus ons helpen. Je-hovah belooft dat hij „dagelijks de vrachtvoor ons draagt” (Ps. 68:19). Hij kan eenbroeder dus helpen verantwoordelijkheidin de gemeente op zich te nemen. Zo’nbroeder kan er ook over nadenken dat ergrote behoefte is aan broeders die zorgkunnen dragen voor de gemeenten. Datkan hem motiveren moeite te doen omnegatieve gevoelens te overwinnen. Hijkan ook bidden om heilige geest, want diekan hem helpen de vrede en zelfbeheer-sing te ontwikkelen die nodig zijn omgevoelens van onbekwaamheid te over-winnen (Luk. 11:13; Gal. 5:22, 23). Wekunnen er zeker van zijn dat Jehovah

17, 18. Wat kan een broeder doen als hij zich onbe-kwaam voelt of niet het verlangen heeft om te die-nen?

iedereen zegent die anderen belangelooswil dienen.

18 Het zou ook kunnen dat een broederniet het verlangen heeft om te dienen.Wat kan hem dan helpen? Paulus schreef:’God werkt in u, opdat gij zowel wiltals werkt’ (Fil. 2:13). Het is Jehovah dieiemand het verlangen en de kracht geeftom anderen te dienen en Zijn wil te doen(Fil. 4:13). Verder kan een broeder Jeho-vah om hulp bidden om een goede keuste maken (Ps. 25:4, 5).

19 Jehovah zegent de inspanningen vanouderlingen om anderen op te leiden.Hij zegent ook degenen die daar goed opreageren en naar voorrechten in de ge-meente streven. De Bijbel verzekert onsdat er ’zeven herders, ja, acht hertogen’zullenwordenverwekt, wat wil zeggen dater genoeg bekwame broeders zullen zijnom de leiding te nemen in Jehovah’s or-ganisatie (Micha 5:5). Er zijn nu heel watnederige broeders die anderen willen die-nen en opgeleid worden om zorg te dra-gen voor de gemeente. Dat brengt Jeho-vah eer en is voor ons een zegen.

19. Wat wil het zeggen dat er ’zeven herders, ja,acht hertogen’ zullen worden verwekt?

Hoe kunnen broeders laten ziendat ze naar voorrechten streven?

Wat zou je antwoorden?˙ Wat voor opleiding gaf Jezus zijn

discipelen?˙ Hoe kunnen ouderlingen Jezus

navolgen als ze broeders in degemeente helpen de leiding tenemen?

˙ Hoe kan het gezin van een broederhem helpen anderen te dienen?

˙ Wat kan een broeder zelf doen omnaar voorrechten te streven?