Waarom verlaten leerkrachten de klas? De Smet.pdfmet plezier. De ontwikkeling van de leerling staat...
Transcript of Waarom verlaten leerkrachten de klas? De Smet.pdfmet plezier. De ontwikkeling van de leerling staat...
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS?
Een kwalitatief onderzoek naar de beweegredenen van ervaren leerkrachten om vrijwillig uit het lerarenberoep te stappen.
Academiejaar 2018-2019
EERSTE ZITTIJD
Faculteit Sociale Wetenschappen
Departement Opleidings- en Onderwijswetenschappen
Daisy De Smet
Masterproef voorgelegd met het oog op het behalen van de graad van master in de Opleidings- en Onderwijswetenschappen
Promotor: prof. dr. Jan Vanhoof Co-promotor: dr. Anneleen Boderé
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 1
1 Dankwoord
Een droom die werkelijkheid is geworden, zo kan ik het afronden van mijn studie Opleidings- en
Onderwijswetenschappen het best verwoorden. 3 jaar lang heb ik werk, gezin, hobby’s en deze studie
gecombineerd. Bloed, zweet en tranen heeft het me gekost om hier te geraken. Het schrijven van deze
masterproef was een leerrijk, leuk, boeiend, maar soms ook heel erg lastig traject. Een traject dat ik niet had
kunnen afleggen zonder de hulp van heel wat mensen.
In eerste instantie wil ik mijn promotor professor dr. Jan Vanhoof bedanken die me op geregelde tijdstippen
van feedback en tips heeft voorzien. In het bijzonder ook mijn co-promotor dr. Anneleen Boderé werkzaam
bij Edubron. Anneleen voert binnen het Steunpunt Onderwijsonderzoek (in opdracht van het Ministerie van
Onderwijs) onderzoek uit naar de loopbanen van onderwijsprofessionals. Met raad en daad heeft ze me
bijgestaan om dit alles tot een goed einde te kunnen brengen.
Bedankt ook aan alle respondenten. Zij hebben mij een inkijk gegeven in hun verhaal en volledig belangeloos
tijd vrij gemaakt voor een interview. Zonder hun bereidwilligheid had ik dit onmogelijk kunnen schrijven.
Maar ook aan mijn werkgever, collega’s en niveaucoördinator van het DBOC die me sinds januari gesteund
hebben en me tijd en ruimte hebben gegeven dit werkstuk te vervolledigen.
Daarnaast wil ik ook nog mijn vrienden en familie bedanken voor hun morele steun. In het bijzonder Katrien,
omdat je bereid was een deel van mijn tekst na te lezen. Stephanie voor je tips en tricks bij het schrijven.
Mieke om je kritische bril op te zetten bij het herwerken van de codeboom. Nicholas die als hoofdredacteur
van het VTM nieuws de perstekst onder de loep heeft genomen.
Mijn ouders en schoonouders voor de morele steun, het voorzien van opvang voor mijn twee lieve dochters,
wanneer mama naar de les moest, moest studeren of werken en ook papa niet beschikbaar was.
En niet te vergeten mijn rotsen in de branding, mijn echtgenoot Tim en onze twee meisjes Camille en Cloé.
Jullie hebben me altijd gesteund, gedragen in de mooie, maar ook moeilijke momenten tijdens deze tocht.
Het was soms een rollercoaster van emoties, maar nog meer dan bij de start ben ik ervan overtuigd dat dit
de beste keuze was die ik toen had kunnen maken. Een oprechte bedankt dus, aan iedereen die me
aangemoedigd heeft tijdens deze boeiende tocht.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 2
2 Abstract
Het doel van deze masterproef is om beweegredenen van ervaren leerkrachten te achterhalen die het
lerarenberoep in het basis- of secundair onderwijs hebben ingeruild voor een andere job. De bedoeling is om
aan kennisontwikkeling te doen en op die manier een lacune in de wetenschappelijke literatuur (deels) in te
vullen. We hopen ook dat het beleidsmakers kan inspireren om maatregelen te nemen om retentie bij
ervaren leerkrachten te verhogen en op die manier het lerarentekort weg te werken. Een andere aanpak dan
voor startende leerkrachten is wenselijk.
Er werd gekozen voor een kwalitatief onderzoek waarin 10 ervaren ex-leerkrachten werden geïnterviewd. In
de eerste fase wordt de bestaande literatuur rond uitstroom van leerkrachten besproken. Daarna
presenteren we het JD-R model van Bakker en Demerouti. Dit model wordt gebruikt om de relaties tussen
werkkenmerken en werkuitkomsten te bestuderen. In deze studie gaan we na welke de specifieke
risicofactoren zijn van leerkrachten in associatie met stress te wijten aan dit beroep en uiteindelijk leiden tot
uitstroom. Deze factoren kan men indelen in werkeisen (job demands) en werkgerelateerde energiebronnen
(job resources).
In een volgende fase presenteren we een analyse van de interviews. Daaruit kunnen we concluderen dat de
hoofdredenen wat betreft werkeisen veelal terug te brengen zijn op het beleidsvoerend vermogen van de
directie, het uitgebreide takenpakket van de leraar en het hanteren van grote en soms moeilijke klasgroepen.
De werkgerelateerde energiebronnen die deze respondenten aanhalen zoals voldoening krijgen van
leerlingen, een bijdrage leveren aan de maatschappij… blijken onvoldoende zwaar door te wegen ten
opzichte van de werkeisen waardoor men uiteindelijk beslist om te stoppen met lesgeven. Deze masterproef
biedt een belangrijk inzicht in het belang van evenwicht tussen werkeisen en werkgerelateerde
energiebronnen voor leerkrachten basis- en secundair onderwijs om te vermijden dat leraren het
lerarenberoep verlaten.
Trefwoorden: basis- en secundair onderwijs, uitstroomredenen, leerkrachten, kwalitatief onderzoek,
werkeisen, werkgerelateerde energiebronnen, JD-R model
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 3
3 Perstekst
OPROEP VOOR EEN WAKKERE MINISTER VAN ONDERWIJS
Bemiddelaar, sociaal assistent, opvoeder, psycholoog, organisator, entertainer, coach… als leerkracht ben je het
manusje van ‘alles’. Leerkracht zijn is vandaag veel meer dan alleen maar kennis overdragen. De
verantwoordelijkheid die je draagt om jonge mensen mee te helpen groeien tot respectvolle volwassene, is
verpletterend. Leerkrachten moeten voortdurend ‘zorgen’ voor anderen, maar wie zorgt voor hen?
Ervaren leerkrachten hebben net als hun startende collega’s nood aan erkenning en ondersteuning, niet in het minst
door hun leidinggevende(n). Een onderzoek naar de beweegredenen waarom ervaren onderwijsprofessionals de klas
verlaten voor een andere job bracht enkele pijnpunten aan het licht.
Leerkrachten die al 10 jaar of langer voor de klas stonden, maar dan beslisten om eruit te stappen, doen dit niet
lichtzinnig. Hun loyaliteit naar de school is groot en het lesgeven zit ze intussen in de vingers. Ze doen het bovendien
met plezier. De ontwikkeling van de leerling staat voor hen centraal en zij zijn degenen die ervoor zorgen dat ze zolang
voor de klas blijven staan. Het duurt dan soms ook wel maanden tot jaren tot ze overstag gaan en die beslissing gaat
heus niet bij iedereen over rozen.
Weinig tot geen gerichte feedback, zelden een schouderklopje, geen of zeer beperkte inspraak in het beleid, te weinig
kansen om zich te professionaliseren, weinig jobalternatieven… Het zijn enkele voorbeelden van pijnpunten die werden
aangehaald door de ex-leerkrachten die werden geïnterviewd. Het lijkt vanzelfsprekend dat die zaken aanwezig zijn,
maar de praktijk is vaak wel anders.
Daarnaast is het vandaag de dag ook helemaal niet meer zo simpel om met jonge mensen op weg te gaan. Klasgroepen
zijn vaak te groot en heel divers. Moet u iedere dag samen zitten en werken met mensen van verschillende pluimage?
Arm-rijk, verschillende origines en geloofsovertuigingen, taalverschillen, cultuurverschillen, met een beperking-zonder
beperking… In de klas vind je ze vaak allemaal samen en dat zorgt wel eens voor vuurwerk. Ook hierop moet de
leerkracht steeds een gepast antwoord weten. Ook een ervaren leerkracht is hier vaak niet tegen op gewassen. En niet
alleen de leerlingenpopulatie in de klas is diverser ÉN mondiger, ook hun ouders.
Een combinatie van dit alles of van een aantal zaken zorgen ervoor dat ook ervaren leerkrachten uiteindelijk kiezen voor
een andere job. Uiteraard willen we de zwarte piet niet volledig naar de directie schuiven, want ook zij kunnen maar
roeien met de riemen die ze aangereikt krijgen. Alweer een oproep naar het beleid om meer middelen te voorzien voor
onderwijs, want iedereen wil toch kwaliteitsvol onderwijs voor onze kinderen? Dat de nieuwe minister van Onderwijs
maar goed uitgeslapen is, want de uitdagingen die hem of haar te wachten staan zijn in ieder geval niet mis te verstaan.
Nieuwsgierig naar meer info?
Daisy De Smet: [email protected] of 0475/86.39.63
Promotor: Prof. dr. Jan Vanhoof – [email protected]
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 4
4 Inhoudsopgave
1 Dankwoord ................................................................................................................................................................ 1
2 Abstract ...................................................................................................................................................................... 2
3 Perstekst .................................................................................................................................................................... 3
4 Inhoudsopgave .......................................................................................................................................................... 4
5 Introductie en probleemstelling ................................................................................................................................ 6
6 Literatuurstudie/theoretisch kader ........................................................................................................................... 9
6.1 Luik 1: Uitstroom van leerkrachten .................................................................................................... 9
6.1.1 Definitie attrition en retention ................................................................................................... 9
6.1.2 Soorten uitstroom ...................................................................................................................... 9
6.1.3 Wie maakt er het meest kans om uit te stromen? ..................................................................... 9
6.2 Luik 2: JD-R model ............................................................................................................................ 10
6.2.1 Job demands of werkeisen ....................................................................................................... 11
6.2.2 Job resources of werkgerelateerde energiebronnen ............................................................... 13
6.2.3 Duale processen ....................................................................................................................... 15
Figuur 1: JD-R model ............................................................................................................................ 16
6.2.4 Interacties tussen werkeisen en werkgerelateerde energiebronnen ...................................... 16
Figuur 2: Duale processen tussen werkeisen en werkgerelateerde energiebronnen ......................... 18
7 Methodologie .......................................................................................................................................................... 20
7.1 Onderzoeksopzet .............................................................................................................................. 20
7.2 Steekproef ........................................................................................................................................ 20
7.3 Aanpak data collectie ....................................................................................................................... 21
7.4 Data-analyse ..................................................................................................................................... 23
7.5 Validiteit en betrouwbaarheid ......................................................................................................... 24
8 Onderzoeksresultaten: algemene analyse ............................................................................................................... 25
8.1 Factoren op organisatieniveau ......................................................................................................... 25
8.1.1 Jobzekerheid verwerven .......................................................................................................... 25
8.1.2 Verloning .................................................................................................................................. 26
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 5
8.1.3 Jobalternatieven ....................................................................................................................... 26
8.2 Factoren op het niveau van interpersoonlijke en sociale relaties ................................................... 27
8.2.1 Leerlingen ................................................................................................................................. 27
8.2.2 Collega’s.................................................................................................................................... 29
8.2.3 Ouders ...................................................................................................................................... 29
8.2.4 Directie ..................................................................................................................................... 30
8.2.5 Verbondenheid met de school ervaren .................................................................................... 33
8.3 Factoren op het niveau van de taak zelf .......................................................................................... 33
8.3.1 Administratie onder de vorm van hoge werkdruk ................................................................... 33
8.3.2 Afwisseling in de job ................................................................................................................. 34
9 Onderzoeksresultaten: verfijnde analyse ................................................................................................................ 35
9.1 Leerling ............................................................................................................................................. 35
9.2 Directie ............................................................................................................................................. 35
9.3 Werkdruk .......................................................................................................................................... 35
10 Conclusie .................................................................................................................................................................. 36
Figuur 3: Duale processen tussen werkeisen en werkgerelateerde energiebronnen ......................... 39
11 Discussie .................................................................................................................................................................. 40
12 Suggesties voor vervolgonderzoek en aanbevelingen ............................................................................................. 41
13 Referentielijst........................................................................................................................................................... 43
14 Bijlagen .................................................................................................................................................................... 47
14.1 Bijlage 1: Overzicht gegevens doelgroep ......................................................................................... 47
14.1.1 Respondenten die het onderwijs volledig hebben verlaten .................................................... 47
14.1.2 Respondenten die het onderwijs nog niet volledig hebben verlaten ...................................... 47
14.2 Bijlage 2: Interviewleidraad .............................................................................................................. 49
14.3 Bijlage 3: Consentformulier .............................................................................................................. 55
14.4 Bijlage 4: Codeboom ........................................................................................................................ 56
14.5 Bijlage 5: Verduidelijking van alle nodes .......................................................................................... 57
14.6 Bijlage 6: Interviews en transcripties ............................................................................................... 59
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 6
5 Introductie en probleemstelling
“Bijna helft leerkrachten secundair onderwijs stopt binnen de vijf jaar” kopte de krant De Morgen op 9 mei
2018. Volgens de cijfers uit dit artikel stroomt 44% procent van de leerkrachten die in het schooljaar 2011-
2012 hebben gekozen voor een carrière in het secundair onderwijs opnieuw uit. In het lager- en
kleuteronderwijs liggen de percentages lager, respectievelijk 24,6% en 26% (Belga, 2018). Uit internationaal
onderzoek van Newberry en Allsop (2017) worden vergelijkbare cijfers in de VS vermeld: ongeveer 30 tot
46% van de nieuwe leerkrachten stopt met lesgeven binnen de vijf jaar. 8 tot 14% stopt in om het even welk
dienstjaar.
Ook Vlaamse leerkrachten aan het eind van hun loopbaan stromen vaak vervroegd uit. Op dit moment is de
algemene regel dat vastbenoemde leerkrachten op 65 jaar met pensioen kunnen gaan voor zover ze minstens
20 dienstjaren hebben. Deze leeftijdsgrens wordt opgetrokken tot 66 jaar vanaf 2025 en tot 67 jaar vanaf
2030 (“Rustpensioenen van het ambtenarenstelsel”, 2018, p. 7). Huyge et al. (2011) vermelden in hun
eindrapport over de oorzaken en motieven van de vroegtijdige uittrede van leraars dat ze gemiddeld vroeger
uit de arbeidsmarkt treden dan andere Belgen die zelf relatief jong op pensioen gaan. De meesten maken
gebruik van de vervroegde uitstapregeling. Heel wat expertise vloeit bijgevolg weg uit het onderwijs vanaf
de leeftijd van 56 tot 58 jaar. Ook Newberry en Allsop (2017) geven aan dat leerkrachten vervroegd met
pensioen gaan, waardoor de uitstroom procentueel toeneemt en dus het tekort aan leraren ook vergroot.
Ook de Europese Commissie is begaan met het thema en maakte in een rapport over ‘education and training’
melding van het lerarentekort in België. Het rapport geeft een opsomming van initiatieven die reeds
genomen zijn om dit aan te pakken, alsook nog enkele aanbevelingen (“Education and Training monitor 2018
– Belgium”, 2018, p.7).
Bovenstaande bevindingen tonen aan dat zowel jonge als oudere leerkrachten vervroegd stoppen met
lesgeven. Daarover is er reeds veel, vooral kwantitatief onderzoek, te vinden. Maar onderzoek naar de
uitstroom van ervaren gekwalificeerde leerkrachten in het midden van hun loopbaan is in de literatuur
momenteel bijna onbestaande. Vanuit onderzoeksoogpunt is het zeker en vast de moeite waard om dit
thema verder uit te spitten en de mechanismen te achterhalen waarom ook zij beslissen uit het beroep te
stappen. Bovendien is het ook maatschappelijk relevant om dit verder te onderzoeken. Een tekort aan
onderwijspersoneel heeft immers verschillende consequenties.
Het uitstromen van leerkrachten brengt voor de school heel wat administratieve kosten met zich mee om
het vertrek van een leraar op te vangen (Kelchtermans, 2017). Om de leraar te vervangen, moet men opnieuw
selecteren en aanwerven. Een nieuwe werknemer evenaart vaak nog niet het niveau van de te bereiken
niveaus van kennis en productiviteit van de vertrekkende leraar. Om die productiviteit te vergroten is het
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 7
nodig om hen te oriënteren en professionele ontwikkeling te voorzien (Geiger & Pivovarova, 2018, pp. 609-
610; Newberry & Allsop, 2017, p. 864).
Een vraag die we ons hierbij kunnen stellen, is of we de uitstroom van leerkrachten an sich als een probleem
moeten beschouwen. In human resources management ziet men jobmobiliteit als iets positief. Werknemers
die heel hun leven dezelfde job uitoefenen, kunnen ook gezien worden als minder gemotiveerd en
productief. Het toont een gebrek aan professioneel dynamisme (Kelchtermans, 2017, p.963). “Een gezonde
organisatie heeft een zekere mate van ‘verloop’ in personeel nodig om dynamisch te blijven” (Struyven,
Vrancken, Brepoels, Engels en Lombaerts, 2012, p.3).
Ook in de managementliteratuur maakt men een onderscheid tussen uitstroom met positieve en negatieve
gevolgen voor de organisatie.
“Indien het gevolg positief is, spreken we van functioneel verloop. Het vertrek van werknemers wier
competenties onvoldoende relevant zijn geworden op de interne arbeidsmarkt of die onvoldoende
functioneren, is functioneel.
Is het gevolg daarentegen negatief, dan spreken we van disfunctioneel verloop. Het vertrek van
kernwerknemers die bijgevolg relevante (kern)competenties voor de organisatie bezitten, is naast
een groot organisatieprobleem tevens een kostenpost. Wanneer kernwerknemers (zoals
sleutelfuncties) ervoor kiezen om uit te stromen, verliest de organisatie immers haar investering in
opleiding en ervaring en zijn er dus kosten om nieuwe werknemers te selecteren en op te leiden. We
spreken in dit geval dan ook van disfunctioneel verloop (Van Beirendonck, Cannaerts, Hendrickx en
Van Beirendonck, 2018, p. 182-183).
Uitstroom heeft niet alleen een gevolg voor de organisatie zelf, maar ook voor de collega’s leerkrachten en
leerlingen. Ronfeldt, Loeb en Wyckoff (2013) suggereren dat een hoge lerarenuitstroom kan bijdragen tot
een negatief resultaat van leerlingenuitkomsten, zoals lagere academische prestaties (Geiger & Pivovarova,
2018) en extra stress en verantwoordelijkheden voor ervaren leraren en schoolbestuurders (Guin, 2004 in
Geiger & Pivovarova, 2018).
Kelchtermans (2012) vermeldt ook nog een gevolg van meer sociologische aard. Om te kunnen voorzien in
geschikt onderwijs voor alle burgers is het noodzakelijk dat er voldoende gekwalificeerde leerkrachten zijn.
Beleidsmakers zien de uitstroom vooral als een capaciteitsprobleem: om de onderwijsnoden van de
maatschappij te kunnen inlossen, moeten er voldoende gekwalificeerde leerkrachten zijn.
Wanneer we de lijst van knelpuntberoepen opgesteld door de VDAB erbij nemen, staat ook het beroep van
leerkracht secundair onderwijs daarop vermeld. Het knelpunt doet zich vooral voor in bepaalde steden en
voor bepaalde vakken zoals technische vakken, wiskunde en Frans (“Studie knelpuntberoepen in
Vlaanderen”, 2018, p. 164) Hieruit blijkt dat er een probleem aan de gang is.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 8
Ervaren leerkrachten die de eerste 5 kritieke jaren ‘overleven’, getuigen van toewijding en inzet voor het
beroep en hebben de ‘gevaarlijke punten’ waarmee een beginnend leraar worstelt succesvol overwonnen,
waar anderen het dan weer opgeven (Towers & Maguire, 2017, pp. 949-950). Inzicht verwerven waarom
deze doelgroep er uiteindelijk voor kiest om op een later tijdstip in de carrière dan toch het onderwijs te
verlaten, brengt ons uiteindelijk bij de kernvraag van dit onderzoek: wat zijn de beweegredenen van ervaren
leerkrachten om vrijwillig uit het lerarenberoep te stappen?
Dit inzicht kan beleidsmakers en leidinggevenden in het onderwijs helpen om te investeren in acties die
gericht zijn op leraren die dreigen uit te vallen en de verbetering van de werkomstandigheden die aanleiding
geven tot de beslissing om te stoppen (Struyven, Vrancken, Engels, Brepoels, & Lombaerts, 2012, p. 3).
Daarbij richten we ons in dit onderzoek op twee doelgroepen, namelijk zowel leerkrachten die het onderwijs
volledig hebben verlaten als leraren die binnen het onderwijs “breed” een andere uitdaging zochten.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 9
6 Literatuurstudie/theoretisch kader
In deze literatuurstudie zetten we op een rij welke oorzaken doorgaans aangeduid worden voor
leerkrachtenuitstroom. Belangrijk hierbij is dat bijna alle resultaten uit voorgaande onderzoeken gaan over
leerkrachten die binnen de eerste 5 jaar stopten met lesgeven. In dit onderzoek willen we ons de vraag stellen
of deze oorzaken echter ook te vinden zijn bij ervaren leerkrachten.
Vooreerst willen we enkele begrippen verduidelijken die later nog aan bod zullen komen. Zo is het belangrijk
om goed te definiëren wat we verstaan onder uitstroom, welke benamingen hiervoor in de literatuur gebruikt
worden, welke soorten uitstroom er zijn en wie het meest kans maakt om uit te stromen.
6.1 LUIK 1: UITSTROOM VAN LEERKRACHTEN
6.1.1 Definitie attrition en retention
Wanneer men in de literatuur rapporteert over uitstroom van leerkrachten komt men meestal het woord
attrition tegen, maar een gemeenschappelijk gedeelde en duidelijke definitie is er hiervoor nog niet. Volgens
Kelchtermans (2017) kan er pas sprake zijn van attrition wanneer het vertrek plaats vindt voor het pensioen.
Het verwijst naar gekwalificeerde leerkrachten die om andere redenen dan het bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd het beroep verlaten. Ook de definitie die Cooper en Alvarado (2006) geven aan
attrition stemt hiermee overeen (den Brok, Wubbels, & van Tartwijk, 2017, p. 881). Retention is dan net het
tegenovergestelde van attrition, het verwijst naar het houden van leerkrachten in het lerarenberoep
(Kelchtermans, 2017, p. 962).
6.1.2 Soorten uitstroom
Struyven, Vrancken, Brepoels, Engels en Lombaerts (2012) maken een onderscheid tussen twee soorten
attrition: migration of transfer attrition: leerkrachten die hun huidige baan verlaten en een andere job in het
onderwijs aangaan binnen of buiten de schoolcontext. Exit attrition: uitval van leraren die volledig stoppen
met lesgeven en niet meer in het onderwijsveld werkzaam zijn. Bovendien maken zij ook nog een onderscheid
tussen turnover en wastage. Onder turnover verstaan ze leraren die hun loopbaan in het onderwijs uit vrije
keuze inruilen voor een andere baan. Leerkrachten die in de loop van hun loopbaan het onderwijs, eventueel
tijdelijk (moeten) verlaten (bvb. pensioen, ontslag, loopbaanonderbreking, ouderschapsverlof) rekenen ze
onder wastage.
6.1.3 Wie maakt er het meest kans om uit te stromen?
In deze sectie geven we een overzicht van welke kenmerken bepalen of iemand meer kans maakt om uit te
stromen of niet.
Naast organisatorische factoren, de mate van het krijgen van ondersteuning enz. die verderop ook nog
besproken worden, suggereren Borman en Dowling (2008) dat de kansen om uit te vallen groter zijn bij
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 10
vrouwelijke leerkrachten zonder een migratieachtergrond die getrouwd zijn en kinderen hebben,
leerkrachten die geen graduaat diploma hebben of specifiek zijn opgeleid tot leraar, leerkrachten die
gespecialiseerd en opgeleid zijn in wiskunde en/of wetenschappen, meer ervaring hebben en relatief lager
scoren op gestandaardiseerde tests.
Ook Struyven en Vanthournout (2014) bevestigen dat de uitstroom hoog is bij jonge en pas afgestudeerde
leerkrachten. Oudere en meer ervaren leerkrachten stromen alvast minder vaak uit dan hun jongere
collega’s.
Fach en Strom (2005) analyseerden Noorse data en vonden dat leerkrachten die les gaven in een school met
een hoog percentage leerlingen uit minderheidsgroepen of leerlingen met speciale noden, meer geneigd zijn
het beroep te verlaten (den Brok, Wubbels, & van Tartwijk, 2017, p.882). Towers en Maguire (2017)
vermelden in hun studie dat scholen die gelegen zijn in ongunstige wijken, vooral in Londen veel problemen
ondervinden om leerkrachten te vinden en te houden. Zij zien de hoge leefkosten als een extra oorzaak.
Uit recente studies blijkt dit echter niet altijd het geval te zijn. Er is ook bewijs gevonden dat scholen met veel
kansarmen en leerlingen uit minderheidsgroepen net goede leerkrachten aantrekken en behouden. Om
succesvol te zijn als leerkracht is de omkadering en ondersteuning van groot belang. Als men aan die
voorwaarden voldoet, zullen leerkrachten in zulke scholen niet noodzakelijk sneller het lerarenberoep
verlaten (Chenowith, 2007, 2009; Dillon, 2010; Ferguson et al., 2010; Johnson & Birkeland, 2003 in Geiger &
Pivovarova, 2018, pp. 608-609).
6.2 LUIK 2: JD-R MODEL
De beweegredenen waarom leerkrachten uit het beroep stappen, zijn momenteel vooral onderzocht bij de
doelgroep van jonge onervaren leerkrachten. Den Brok, Wubbels en van Tartwijk (2017) zeggen dat de
meeste oorzaken kunnen gelinkt worden aan karakteristieken van het lesgeven zelf en de lokale
schoolcontext waarin de beginnende leerkrachten zich bevinden. Hoewel ook persoonlijke redenen vaak een
rol spelen, is het eerder een combinatie van factoren dan één enkele factor die de oorzaken zijn van
uitstroom.
Het Job Demands-Resources model (JD-R model) is een veelvuldig gebruikt model om de relaties tussen
werkkenmerken en werkuitkomsten te bestuderen. Veel studies hebben immers reeds bewezen dat de
jobkenmerken een diepgaande invloed kunnen uitoefenen op het welbevinden van een werknemer. Het JD-
model veronderstelt dat elk beroep zijn eigen specifieke risicofactoren kent die geassocieerd worden met
stress veroorzaakt door het beroep dat men uitoefent. In deze studie willen we dit model gebruiken om na
te gaan welke de specifieke risicofactoren zijn van leerkrachten in associatie met stress veroorzaakt door het
beroep. Deze factoren kan men indelen in 2 categorieën, namelijk werkeisen (job demands) en
werkgerelateerde energiebronnen (job resources).
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 11
6.2.1 Job demands of werkeisen
Onder werkeisen verstaat men fysieke, psychologische (cognitief en emotioneel), sociale en organisatorische
aspecten van de job die voortdurend fysieke en/of psychische inspanningen of vaardigheden vereisen om de
job te kunnen blijven uitoefenen en die men daarom associeert met zekere psychische en/of fysieke
inspanningen. Voorbeelden van werkeisen volgens het model kunnen zijn: hoge werkdruk, emotioneel
veeleisende interacties met klanten, een slechte fysieke werkomgeving, onduidelijkheid over de rol die men
heeft op het werk,… Deze kunnen uiteindelijk leiden tot slaapproblemen, mentale en/of fysieke uitputting,
aantasting van de gezondheid… (Bakker & Demerouti, 2007).
Borman en Dowling (2008) geven aan dat beginnende leerkrachten vaak in moeilijkere omstandigheden
moeten lesgeven. Zo krijgen ze vaak de moeilijkste klassen en wisselt hun opdracht op de school heel vaak.
Ook Tierens, onderzoeker bij de onderzoeksgroep Word and Organisation Studies van de KU Leuven,
beklemtoont de onzekerheden waar beginnende leerkrachten mee te kampen hebben (De Feyter, 2018, pp.
45-46). Wanneer er gebrek is aan een netwerk waarop men kan terugvallen en/of gebrek aan administratieve
ondersteuning, is de kans op uitval ook groter. Voorts zijn er ook verschillen te vinden tussen stedelijke en
landelijke scholen, privé en openbare scholen, basisscholen en secundaire scholen, scholen waar weinig
wordt samen gewerkt t.o.v. scholen waar veel wordt samen gewerkt. Ook de samenstelling van de
leerlingenpopulatie is een bepaalde factor: er is meer uitval in scholen waar veel arme leerlingen zitten,
behorend tot minderheidsgroepen en met lage slaagkansen. Hoewel dit door ander onderzoek ook al werd
tegen gesproken, zoals eerder vermeld. Het salaris van de leerkracht en uitgaven aan instructiemateriaal
kunnen ook oorzaken zijn dat mensen er na korte tijd de brui aan geven (Borman & Dowling, 2008, pp. 396-
399).
Clandinin et al. (2015) zien het vroegtijdig stoppen met lesgeven als een proces waarbij men de eigen
identiteit vorm geeft door een complexe negotiatie tussen individuele en contextuele factoren. De job al dan
niet verlaten, is een proces dat start lang voor die beslissing genomen wordt. In hun onderzoek focusten ze
bij de individuele factoren op: burn-out, veerkracht, demografische kenmerken en familiekenmerken.
Concrete moeilijkheden die men ervaart, zijn: een moeilijk evenwicht in de work-life balans vinden en school
na school op school laten. Ook stelt men zich de vraag of men dit kan en wil blijven doen? Volgens hen liggen
de hoofdoorzaken eerder daar. Uit eerder onderzoek haalden ze 7 thema’s die men beschouwt als
contextuele factoren zoals: ondersteuning, salaris, professionele ontwikkeling, samenwerking, de context,
de leerlingen en de opleiding van de leerkrachten. Opnieuw blijkt dat de mate waarin men wel of geen
ondersteuning krijgt, in grote mate bepaalt of een beginnend leerkracht wil blijven of niet. Twee algemene
vormen zijn: formele inductieprogramma’s en/of een mentor hebben, al dan niet zelf gekozen. De soort
ondersteuning kan ook juist schadelijk zijn. Beginnende leerkrachten vinden het ook belangrijk een eigen
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 12
identiteit te kunnen ontwikkelen en het gevoel hebben erbij te horen, dit bepaalt de sociale verbondenheid
met de school. Als die er niet is, is men ook minder bereid om te blijven.
Een onderzoek naar uitstroom bij Nederlandse jonge leerkrachten door Buchanan, Prescott, Schuck,
Aubusson en Burke (2013) leverde gelijkaardige bevindingen op. Ook zij merken dat het samenspel van
persoonlijke redenen en contextuele factoren uiteindelijk bepaalt of leerkrachten besluiten te vertrekken of
niet. Hong (2010) voegt daar nog aan toe dat problemen met klasmanagement, conflicterende relaties met
ouders, leerlingen, collega’s of leidinggevenden, emotionele burn-out, gebrek aan effectiviteit en het gevoel
hebben een heel erg zware onderwijsverantwoordelijkheid hebben, de belangrijkste oorzaken zijn. Deze
oorzaken behoren eerder tot een ontevredenheid die voortvloeit uit het lesgeven zelf en worden door
Wallace en Sartono eerder gezien als push factoren die de uitstroom versterken (Patrick, 2013, p. 229). Pillen
(2013) vult het lijstje met oorzaken nog verder aan. Geen permanente of betere job alternatieven vinden en
slechte ervaringen met mentoren op beroepsscholen schijnen volgens hem bij sommige leerkrachten ook
oorzaken te zijn voor het uitstromen (den Brok, Wubbels, & van Tartwijk, 2017, pp. 882-883). Wallace en
Sartono (2010) beschouwen dit als pull factoren (Patrick, 2013, p. 229). Aanvullend daarop biedt het
schoolsysteem te weinig kansen en mogelijkheden om zichzelf te ontwikkelen. Leerkracht zijn is vaak een
vlakke loopbaan, die te weinig perspectieven biedt (Smith & Ulvik, 2017, p. 939).
In kwantitatief onderzoek van Harmsen, Helms-Lorenz, Maulana en van Veen (2017) waar men het verband
tussen stress oorzaken, stress ‘antwoorden’, geobserveerd lerarengedrag en uitstroom onderzocht kwam
men tot gelijkaardige conclusies. Stress die wordt veroorzaakt door negatief leerlinggedrag leidt tot spanning,
ontevredenheid en negatieve emoties die op hun beurt een negatieve impact hebben op het lerarengedrag
en uiteindelijk tot uitstroom leiden.
Smith en Ulvik (2017) stelden vast dat uitstroom niet noodzakelijk een gebrek is aan veerkracht, zoals andere
onderzoekers wel soms aangeven. Gu en Day (2013) veronderstellen dat hoe meer veerkracht leerkrachten
hebben, hoe meer ze verondersteld worden leerkracht te blijven ondanks externe en persoonlijke
uitdagingen die hun job bemoeilijken. Belangrijke conclusie gemaakt door Smith en Ulvik (2017) is dat deze
leerkrachten niet gestopt zijn, bij een gebrek aan veerkracht, maar juist door het tegenovergestelde. Ze
vertoonden allemaal een persoonlijke kracht en veerkracht om de situatie waarin ze niet gelukkig waren om
te buigen. Ze waren geen passieve ontvangers om externe eisen om te zetten in de praktijk tegen hun eigen
persoonlijke overtuigingen, waarden en noden. Ze vertoonden daadkracht op een diep persoonlijk level.
Heel uitzonderlijk vonden we ook een kwalitatieve casestudie waarin het verhaal van Liz onder de loep werd
genomen. Liz gaf bijna 10 jaar les in een basisschool en besloot er na al die tijd mee te stoppen. Met hart en
ziel stond ze voor de klas, maar de steeds hoger wordende werkdruk, alsook de prestatiedruk deden haar
uiteindelijk besluiten te stoppen met haar droomjob (Towers & Maguire, 2017, p. 952). Op die manier blijkt
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 13
dat de motivatie om te stoppen met de job voor een ervaren leerkracht niet hetzelfde is als voor een
startende leerkracht. Een reden te meer om deze factoren in kaart te proberen brengen.
Belangrijk hierbij is dat deze werkeisen enkel negatief zijn wanneer ze stress bij de werknemer veroorzaken,
omdat ze veel inspanning vereisen waarvan de werknemer niet adequaat kan recupereren (Meijman en
Mulder, 1998 in Bakker & Demerouti, 2007).
6.2.2 Job resources of werkgerelateerde energiebronnen
Onder werkgerelateerde energiebronnen verstaat men fysieke, psychische, sociale of organisatorische
aspecten van de job die functioneel zijn in het bereiken van werkdoelen en/of de werkeisen verminderen en
de daarmee gepaard gaande psychische en fysieke inspanningen en/of persoonlijke groei, leren en
ontwikkeling van de werknemer stimuleren. Voorbeelden van werkgerelateerde energiebronnen kunnen
zijn: het ervaren van ondersteuning door collega’s en/of leidinggevenden, gepaste feedback krijgen over
prestaties, autonomie krijgen,… Deze vormen van werkgerelateerde energiebronnen kan men terug vinden
op verschillende levels (Bakker & Demerouti, 2007).
Op het niveau van de organisatie zelf, gaat dit eerder over verloning, carrièremogelijkheden en
jobzekerheid. Internationaal vergelijkend onderzoek door Watt en Richardson uit Australië (2007) in
vier OESO-landen: Australië, Duitsland, Noorwegen en de Verenigde Staten achterhaalde wat de
beweegredenen zijn waarom iemand voor het onderwijs kiest, daaruit blijkt dat bepaalde factoren
overeen stemmen met wat men in het JD-R model omschrijft als werkgerelateerde energiebronnen.
Factoren die volgens hen betrekking hebben op de extrinsieke motivatie (werkzekerheid, salaris, tijd
voor familie) scoorden volgens hen echter relatief lager (Smith & Ulvik, 2017, p. 930).
Op het niveau van interpersoonlijke en sociale relaties gaat het hem vooral over rolduidelijkheid en
kansen krijgen om mee beslissingen te nemen. Wanneer we het meer toespitsen op onderwijs is uit
meer dan 1 onderzoek gebleken dat sociale verbondenheid met de school een belangrijke factor is
om te blijven of niet (Struyve et al., 2016). Voor startende leerkrachten leidt het er toe dat ze zich
verbonden voelen en meer tevreden. Bij meer ervaren leerkrachten leidt het enkel tot gevoelens van
verbondenheid. Scholen zouden moeten voorzien in mogelijkheden en het creëren van voorwaarden
om toegang te krijgen tot zowel instructionele als affectieve relaties voor leerkrachten in het
algemeen, maar in het bijzonder voor startende leerkrachten. Het voorzien van een mentor (Struyve
et al., 2016, pp. 211-212) of buddy (De Feyter, 2018) kan al een antwoord bieden om deze nood op
te vangen. De taak van de mentor zou erin moeten bestaan om het socialisatieproces op gang te
brengen met de bedoeling de verbondenheid met andere collega’s te versterken. Belangrijke
voorwaarde hierbij is dat de mentor zelf ook over een sterk netwerk moet beschikken (Struyve et al.,
2016, pp. 211-212). Een belangrijke kanttekening die hierbij moet gemaakt worden, is dat slecht
opgeleide of niet-ondersteunde mentoren echter het tegenovergestelde effect kunnen te weeg
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 14
brengen bv. mentoren die hun manier van lesgeven proberen op te dringen aan nieuwe leraren
(Wynn et al., 2007 in Geiger & Pivovarova, 2018 p. 609). Ondersteuning bieden aan elkaar en
samenwerken met elkaar kunnen ook belangrijke werkgerelateerde energiebronnen zijn voor
leerkrachten en zowel voor beginnende als ervaren leerkrachten voordelen opleveren (Wilkens and
Clift, 2006 in Long et al., 2012, p. 17). Sinclair (2008) onderstreept dat het werken met kinderen ook
een belangrijke stimulans, lees energiebron is om de job van leerkracht te willen uitoefenen
(Perryman & Calvert, 2019).
De factoren die Watt en Richardson (2007) vermelden als factoren die betrekking hebben op
intrinsieke motivatie (het werken met de materie en het onderwijzen an sich) kan men in het JD-R
model omschrijven als werkgerelateerde energiebronnen op het niveau van de taak zelf.
Voorbeelden hiervan zijn de waargenomen pedagogische bekwaamheid (=variatie in vaardigheden
die men nodig heeft om de job uit te oefenen) en de wens om een bijdrage te leveren aan de
maatschappij (= betekenis geven aan de taak zelf) (Watt et al., 2012 in Smith & Ulvik, 2017). Andere
voorbeelden van werkgerelateerde energiebronnen die men kan terugvinden in het model zijn:
autonomie en prestatiefeedback (Bakker & Demerouti, 2007). Volgens Sinclair (2008) is ook de
mogelijkheid om zich persoonlijk en professioneel te kunnen blijven ontwikkelen een belangrijke
energiebron (Perryman & Calvert, 2019).
Deze werkgerelateerde energiebronnen meer uitspelen, kan zeker en vast een goed begin zijn om de
uitstroom aan te pakken. Smith en Ulvik (2017) doen een suggestie om het gevaar van de vlakke loopbaan te
doorbreken door het uitbouwen van career ladders. Landen waar het uitbouwen van career ladders
succesvol is gebleken, hebben hun onderwijssysteem verbeterd inclusief het behouden van gemotiveerde
leerkrachten in het beroep. De carrière fases zijn niet gelinkt aan dienstjaren, maar aan bijkomende formele
kwalificaties, stijgende en gevarieerde verantwoordelijkheden en financiële incentives. Remijan (2014) deed
onderzoek naar leerkrachten met een hybride positie en vond dat diegene met minder lesgeef uren, meer
gemotiveerd waren dan diegene die dezelfde job bleven doen in hun carrière. Een variëteit aan hybride
posities zou kunnen zijn: deeltijds lesgeven en deeltijds een andere job buiten het onderwijs doen. Het
leerkrachtenberoep is op zichzelf misschien te restrictief voor ambitieuze en autonome mensen (Smith &
Ulvik, 2017, p. 942)?
Voorts moet men zowel de aantrekkelijkheid en het realisme van het lerarenberoep centraal stellen. Zorgen
dat leerkrachten kunnen werken onder goede arbeidsomstandigheden. Dat kan gaan van materiële
ondersteuning, structuren en uitrusting om leerlingengedrag in goede banen te helpen leiden, goede
collega’s, ondersteuning van de leidinggevende… (De Feyter, 2018; Geiger & Pivovarova, 2018, p. 607).
Een ander initiatief is het opzetten van proeftuinen waar aspirant-leerkrachten kunnen les geven, maar waar
er tussen de school en de universiteit of hogeschool een nauwe samenwerking is (Gallant & Riley, 2014, p.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 15
563). Karel de Grote hogeschool deed in 2018 een vergelijkbaar proefproject, waarbij 29 student-
leerkrachten echt werden ondergedompeld in de realiteit en alle taken overnamen van de gewone
leerkrachten. Gedurende 3 weken namen ze de eerste graad volledig over om zo een totaalbeeld te krijgen
van wat het lesgeven precies inhoudt (“KdG-studenten nemen middelbare school over”, 2018).
Uiteindelijk kunnen al deze vormen van werkgerelateerde energiebronnen leiden tot meer motivatie, wat op
zijn beurt dan weer kan leiden tot job-gerelateerd leren, werkengagement en toewijding aan de organisatie
(Bakker & Demerouti, 2007). Ook Day et al. (2007) verklaren dat de motivatie om leerkracht te worden vaak
komt uit de wens die men heeft om een verschil te maken in het leven van kinderen in overeenstemming
met hun geloof en waarden. Veerkracht is daarbij een sleutelfactor om leerkracht te blijven (Smith & Ulvik,
2017). Hieruit blijkt dat sommige werkgerelateerde energiebronnen ook redenen waren om ooit voor het
beroep te kiezen.
6.2.3 Duale processen
Bij de ontwikkeling van spanning en motivatie zijn er twee verschillende onderliggende psychologische
processen:
1. Het proces dat leidt tot een verslechtering van de gezondheid. Jobs die nogal ‘arm’ ontworpen zijn
of chronische werkeisen (zoals overmatig werk en emotionele druk) put de mentale en fysieke
werkgerelateerde energiebronnen van werknemers uit en kunnen daardoor leiden tot een uitputting
van energie en gezondheidsproblemen. Hockey (1993) geeft aan dat werknemers bepaalde
strategieën aanwenden om zichzelf te beschermen tegen deze werkeisen. Zo kan een werknemer
proberen om de taakvereisten te herdefiniëren, zijn aandacht verminderen of enkel die zaken doen
die hij nog graag doet en andere niet meer of in mindere mate uitvoeren. Op lange termijn kunnen
deze compenserende strategieën leiden tot het verlagen van het energiepeil van de werknemer en
uiteindelijk tot volledige uitval (Bakker & Demerouti, 2007).
2. Het tweede proces, is een motivationeel proces. Werkgerelateerde energiebronnen kunnen de
motivatie doen stijgen, wat kan leiden tot een hoger werkengagement, laag niveau van cynisme en
excellente prestaties. Die motivatie kan zowel intrinsiek als extrinsiek zijn. Intrinsiek, omdat het de
groei, het leren en ontwikkeling van de werknemer zal voeden. Extrinsiek wanneer het gaat over
instrumenten die aangereikt worden om de werkdoelen te bereiken.
Werkgerelateerde energiebronnen kunnen de menselijke behoefte (Deci & Ryan, 1985 in Bakker &
Demerouti, 2007) aan autonomie (DeCharms, 1956 in Bakker & Demerouti, 2007), zich competent
voelen (White, 1959 in Bakker & Demerouti, 2007) en verbondenheid (Baumeister & Leary, 1995 in
Bakker & Demerouti, 2007) vervullen. Gepaste feedback krijgen, kan als gevolg hebben dat men
uiteindelijk opnieuw gaat leren, wat op zijn beurt kan leiden tot meer competent zijn in de job.
Beslissingsruimte krijgen en sociale ondersteuning ervaren, kunnen de behoefte aan autonomie en
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 16
het gevoel om erbij te horen bevredigen. Zoals reeds vermeld kunnen werkgerelateerde
energiebronnen ook een extrinsieke motivationele rol spelen. Het inspannings- herstel model
(Meijman & Mulder, 1998 in Bakker & Demerouti, 2007) geeft aan dat wanneer de werkomgeving
voldoende bronnen aanreikt aan de werknemer om zijn taak tot een succesvol einde te brengen, de
kans ook groter is dat de taak ook succesvol zal afgerond worden en dus het doel van de organisatie
ook bereikt. Collega’s die elkaar ondersteunen en het krijgen van accurate feedback van een
leidinggevende, zullen naar alle waarschijnlijkheid ertoe leiden dat men de werkdoelen succesvol zal
bereiken. In elk geval is het zo dat, wanneer de basisbehoeften van de werknemer worden vervuld
of wanneer de werkdoelen worden bereikt, er werkgerelateerde energiebronnen zullen zijn die
uiteindelijk leiden tot engagement. Het ontbreken ervan zal immers eerder een cynische houding te
weeg brengen t.o.v. de job (Bakker & Demerouti, 2007).
Figuur 1: JD-R model
6.2.4 Interacties tussen werkeisen en werkgerelateerde energiebronnen
Om jobspanning en motivatie te ontwikkelen, is interactie tussen werkeisen en werkgerelateerde
energiebronnen noodzakelijk. Werkgerelateerde energiebronnen kunnen een buffer zijn voor de impact van
werkeisen op jobspanning, inclusief burn-out (Bakker et al, 2003 in Bakker & Demerouti, 2007).
Verschillende werkgerelateerde energiebronnen kunnen een rol spelen als buffer voor verschillende
werkeisen Het hangt uiteindelijk af van de organisatie waar men werkt en de specifieke jobkenmerken die
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 17
heersen in de job of die werkgerelateerde energiebronnen ook effectief een buffer zullen zijn voor de
werkeisen.
Een van de meest bekende potentiële buffers voor jobspanning is het krijgen van ondersteuning in je job van
collega’s en/of leidinggevenden (Haines et al., 1991 in Bakker & Demerouti, 2007). Het zorgt er immers voor
dat een werknemer makkelijker zijn doelen kan bereiken. Instrumentele ondersteuning van collega’s kan
helpen om het werk op tijd klaar te krijgen wat de werkdruk kan verlichten (Van der Doef & Maes, 1999 in
Bakker & Demerouti, 2007). Andere kenmerken van de werksituatie die als buffer zouden kunnen werken,
zijn:
de mate waarin de stressfactor voorspelbaar is (bv. rolduidelijkheid en prestatiefeedback),
de mate waarin men begrijpt dat die stressfactor er is,
de mate waarin de aspecten van de stressfactor controleerbaar zijn voor de persoon die het ervaart
(Kahn & Byosserie, 1992 in Bakker & Demerouti, 2007).
De redenen waarom werkgerelateerde energiebronnen kunnen werken als buffer, zijn verschillend voor elke
energiebron. Een goede relatie met je leidinggevende kan de invloed van werkeisen op de jobspanning
verminderen, omdat appreciatie en ondersteuning van de leidinggevende de eisen van de job in een ander
perspectief plaatsen. Het kan de werknemer ook helpen in het omgaan met die werkgerelateerde
energiebronnen, het faciliteert prestaties en werkt als beschermer tegen ziekte. Autonomie krijgen in het
uitoefenen van je job kan cruciaal zijn voor de gezondheid van de werknemer en zijn welbevinden (Väänänen
et al., 2003 in Bakker & Demerouti, 2007), omdat een grotere autonomie geassocieerd wordt met meer
mogelijkheden hebben om te kunnen omgaan met stressvolle situaties (Jenkeins, 1991; Karasek, 1998 in
Bakker & Demerouti, 2007). Constructieve feedback helpt werknemers enerzijds om hun werk effectiever te
doen, maar anderzijds verbetert het ook de communicatie tussen de werknemers en hun leidinggevenden.
Zowel de prestaties van de werknemer als van de leidinggevende kunnen erdoor verbeteren.
Leidinggevenden die hun werknemers prijzen voor hun prestaties, zullen ook nog meer gemotiveerd zijn. Het
geeft hen het gevoel dat ze moeten verder doen in dezelfde richting (Hackman & Oldham, 1980 in Bakker &
Demerouti, 2007). Op een positieve manier communiceren met werknemers wanneer ze hun prestaties
moeten verbeteren, helpt om problemen op het werk te voorkomen.
Een laatste bewering van het JD-R model is dat motivatie of werkengagement pas echt beïnvloed worden
door werkgerelateerde energiebronnen wanneer de werkeisen hoog zijn (Hobfoll, 2001 in Bakker &
Demerouti, 2007). Om tevreden te blijven in je job, is het noodzakelijk dat er een evenwicht is tussen de
werkeisen en de persoonlijke werkgerelateerde energiebronnen van de leerkracht om met die werkeisen te
kunnen omgaan. Het gevolg van een onevenwicht tussen de werkeisen en werkgerelateerde
energiebronnen, zou leerkrachtuitstroom kunnen zijn.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 18
Interessant is dat sommige factoren in dit opzicht feitelijk zowel als eis als als energiebron kunnen fungeren
bv. een laag/lager niveau van onderwijsbekwaamheid. Enerzijds kan het leiden tot meer motivatie van de
leraar om zichzelf te ontwikkelen en om deel te nemen aan situaties om competenties te oefenen. Aan de
andere kant kan het leiden tot stress en een lage self-efficacy, wat op zijn beurt uitval kan veroorzaken (den
Brok, Wubbels, & van Tartwijk, 2017).
Empirische bewijzen ondersteunen de idee dat werkeisen en werkgerelateerde energiebronnen
verantwoordelijk zijn voor twee verschillende processen. Werkeisen worden gerelateerd aan spanning en
werkgerelateerde energiebronnen worden gelinkt aan motivatie. In onderstaand schema vinden we de
verschillende combinaties terug die kunnen voorkomen (Bakker & Demerouti, 2007).
Figuur 2: Duale processen tussen werkeisen en werkgerelateerde energiebronnen
Hakanan et. al (2006) hebben het JD-R model toegepast in hun onderzoek naar burn-out en werkengagement
van leerkrachten. Zij hebben vastgesteld dat een burn-out het effect van werkeisen bemiddelt op een slechte
gezondheid en dat werkengagement het effect op werkgerelateerde energiebronnen bemiddelt op
organisatorische toewijding (Bakker & Demerouti, 2007).
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 19
Zoals reeds aangegeven werd, zijn de oorzaken waarom leerkrachten uit het beroep stappen deels te
verklaren door kenmerken eigen aan het beroep of de school waarin men les geeft (Borman & Dowling,
2008). Deze kenmerken kan men dan omschrijven als werkeisen en/of werkgerelateerde energiebronnen,
maar niet alle oorzaken kunnen ondergebracht worden in het model. Bepaalde oorzaken slaan immers op de
persoonlijke kenmerken van de leerkracht zelf, zoals achtergrond en kwalificaties (Borman & Dowling, 2008).
We hertalen daarom onze onderzoeksvraag in volgende hypothese:
Hypothese 1: De beweegredenen waarom leraren het onderwijs verlaten, hebben vooral te maken
met te hoge werkeisen.
Hypothese 2: De redenen waarom leraren het onderwijs verlaten, hebben te maken met een
combinatie van te hoge werkeisen en te lage werkgerelateerde energiebronnen.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 20
7 Methodologie
In dit hoofdstuk geven we weer hoe we onze onderzoeksvragen hebben onderzocht. In eerste instantie
beschrijven we het onderzoeksopzet (7.1), daarna beschrijven we de steekproef (7.2). In de sectie
dataverzameling (7.3) geven we weer hoe we onze informatie bij de respondenten verzameld hebben. In de
sectie van data-analyse (7.4) beschrijven we op welke manier we de relevante informatie geëxtraheerd en
geïnterpreteerd hebben. Als laatste wordt uitgesponnen hoe de betrouwbaarheid en validiteit werden
nagestreefd (7.5).
7.1 ONDERZOEKSOPZET
Met dit onderzoek willen we in kaart brengen waarom ervaren leerkrachten er na een lange tijd voor kiezen
om het lesgeven niet meer verder te zetten en een andere uitdaging te kiezen. Voor dit onderzoek kozen we
voor een kwalitatieve aanpak, omdat deze aanpak bijzonder goed geschikt is om op een effectieve manier
en diepgaander de ervaringen van de leerkrachten te begrijpen (Kvale, 1996, p. 1 in Towers & Maguire, p.
950). We kozen voor een fenomenologisch onderzoek, omdat we ervan overtuigd zijn dat het fenomeen
‘uitstroom bij ervaren leerkrachten’ in de literatuur op dit moment onvoldoende aan bod komt. Momenteel
is er heel wat informatie te vinden rond leerkrachten die binnen de 5 jaar stoppen met lesgeven. Met dit
onderzoek willen we de motieven begrijpen en verklaren waarom ervaren leraren uitstromen en aan de hand
van de beschikbare internationale literatuur aftoetsen of deze motieven verschillend zijn van leraren die
binnen de vijf jaar uitstromen. Dit willen we proberen te begrijpen en verklaren. Fenomenografie staat ons
toe om de complexiteit van de verschillende oorzaken met elkaar in verband te brengen en te exploreren.
Deze benadering geeft respondenten de kans te reflecteren over hun eigen loopbaan, hoe ze het leraar zijn
hebben ervaren, welke triggers ertoe geleid hebben om voor een andere job binnen of buiten het onderwijs
te kiezen enz.
7.2 STEEKPROEF
De steekproef van dit onderzoek bestaat uit 10 respondenten die allemaal minimum 10 jaar voor de klas
hebben gestaan en intussen de klas hebben ingeruild voor een andere job binnen of buiten het onderwijs de
afgelopen 13 jaar. De leeftijd van de respondenten varieert tussen 34 en ongeveer 46 jaar. We kozen bewust
voor mensen die ergens in het midden van hun loopbaan zitten. Iemand die eerder op het einde van de
loopbaan is, heeft immers niet noodzakelijk dezelfde toekomstperspectieven op professioneel vlak dan
iemand die nog verschillende jaren zal werken.
Geen enkele respondent is nog werkzaam op de school waar hij laatst ook heeft les gegeven. Via de
purposive, volunteer en snowball sampling techniek selecteerden we onze deelnemers. 8 van de 10
respondenten zijn persoonlijke kennissen van de onderzoeker die doelbewust werden uitgekozen, omdat ze
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 21
aan het profiel beantwoorden. Het voordeel is dat zij ook allemaal snel bereid waren om mee te werken. De
overige 2 waren kennissen van respondenten die we via de sneeuwbaltechniek benaderd hebben.
De zoektocht naar geschikte kandidaten verliep langs verschillende kanalen, enerzijds werd een oproep
gelanceerd op Facebook, persoonlijke kennissen werden aangeschreven via mail. Het was relatief makkelijk
om mensen te vinden die gestopt waren met lesgeven. De respons op de oproep was hoopvol. Het criterium
dat deze respondenten minimaal 10 jaar onderwijservaring moesten hebben in het basis of secundair
onderwijs was moeilijker om te vervullen. Veel mensen hadden slechts zeven of acht jaar onderwijservaring
in plaats van de vooropgestelde 10 jaar. Daarnaast vonden we het interessant om zowel mensen mee op te
nemen in de steekproef die nog in de brede onderwijssector aan de slag zijn als mensen die buiten het
onderwijs aan de slag zijn. We wilden ook de variatie nastreven tussen de jobs die men op dit moment
uitoefent. Een andere voorwaarde was dat zowel de onderwijsniveaus basis als secundair onderwijs zouden
vertegenwoordigd zijn in de steekproef. Het was de combinatie van al deze factoren die het moeilijk maakten
om tot geschikte kandidaten te komen.
De uiteindelijke steekproef bestaat uit 5 personen die nog steeds werkzaam zijn in het brede onderwijsveld
en 5 personen die het onderwijs volledig verlaten hebben. Binnen elke groep is er 1 mannelijke respondent
en 4 vrouwelijke respondenten, wat de verhouding man/vrouw binnen het Vlaamse onderwijs vrij goed
weergeeft. Volgens de meest recente cijfers uit het statistisch jaarboek van het Vlaamse onderwijs 2017-
2018 is 27% man en 73% vrouw van het voltallig besturend- en onderwijzend personeel uitgedrukt in voltijdse
equivalenten (Statistisch jaarboek van het Vlaams onderwijs, 2017-2018). Bovendien zijn er in elke groep 3
respondenten uit het regulier voltijds secundair onderwijs en 2 uit het basisonderwijs afkomstig. Een meer
gedetailleerd overzicht van de steekproef is te vinden in Bijlage 1.
7.3 AANPAK DATA COLLECTIE
Om de data te verzamelen, hebben we ervoor gekozen om semigestructureerde interviews af te nemen. Dit
soort interviews stelt de onderzoeker immers in staat om diepgaande informatie te bekomen bij de
respondent (Mortelmans, 2013). Er werd hierbij niet alleen gepeild naar feitelijke omstandigheden, maar ook
naar diepliggendere gevoelens die mee speelden. Semigestructureerde interviews hebben verder als
voordeel dat alle onderwerpen zoveel mogelijk aan bod kunnen komen die een antwoord bieden op de
gestelde vragen. Door gebruik te maken van een semigestructureerde leidraad verhoogt men ook de
betrouwbaarheid.
Voor dit onderzoek maakten we gebruik van de interviewleidraad die ontwikkeld is in eerder onderzoek over
loopbaankeuzes (Boderé, Vanlommel & Van Petegem, in voorbereiding) en die haar doeltreffendheid
bewezen heeft om relevante informatie over de loopbaan van onderwijsprofessionals te verzamelen. Het
onderzoek van Boderé, Vanlommel & Van Petegem (in voorbereiding) gaat over de beweegredenen van
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 22
onderwijsprofessionals om een nieuwe stap te zetten in hun onderwijsloopbaan, zoals expert-leraar (bv.
zorgcoördinator) of schoolleider worden. De bestaande interviewleidraad werd aangepast met het oog op
het huidige onderzoek, namelijk beweegredenen om het lerarenberoep te verlaten. Het gebruik van een
bestaande interviewleidraad als vertrekpunt heeft als belangrijk voordeel dat onderzoeksresultaten
onderling beter vergelijkbaar zijn.
In navolging van Boderé, Vanlommel & Van Petegem (in voorbereiding) en ook andere onderzoekers
(Kelchtermans, 1994) maakten we gebruik van de techniek van het loopbaanverhaal. Deze techniek houdt
onder meer in dat respondenten aan de hand van een tijdslijn hun loopbaan retrospectief reconstrueren. In
het loopbaanverhaal staat “de persoonlijke, subjectieve beleving van de loopbaan centraal” (Boderé ,
Vanlommel, & Van Petegem, in voorbereiding). Aan de respondenten werd gevraagd om de tijdslijn in te
delen in zelfgekozen fases en ook drie sleutelmomenten aan te duiden. Sleutelmomenten worden
gedefinieerd als “gebeurtenissen of ervaringen die voor respondenten bepalend zijn geweest voor hun
loopbaan” (Boderé , Vanlommel, & Van Petegem, in voorbereiding; voor de volledige definitie die ook aan
de respondenten gegeven werd, zie Bijlage 2). Zowel de loopbaanfases als sleutelmomenten fungeerden als
belangrijke kapstokken tijdens het gesprek waar zowel de interviewer als de respondenten naar konden
terugverwijzen en die tegelijk een gesprek uitlokten over redenen van uitstroom.
In totaal bestaat het interview uit 10 rubrieken. Afhankelijk van de respondent werd bij de ene fase al
uitgebreider stil gestaan dan bij de andere. De opbouw van de interviewleidraad bood daarvoor voldoende
flexibiliteit en ruimte. Hieronder geven we de verschillende onderdelen weer:
1) Achtergrondinformatie over de respondenten (werd vooraf bevraagd telefonisch of via mail).
2) Een introductie waarbij de respondent de nodige uitleg kreeg over de bedoeling van het interview
en het onderzoek.
3) Reconstructie van de loopbaan aan de hand van de tijdslijn.
4) Motivaties en beweegredenen om leerkracht te worden.
5) Mate van afwisseling in de jobuitoefening als leraar en de loopbaan.
6) Moment van overstap.
7) Motivatie om te veranderen.
8) Professionaliseringskansen.
9) Opdracht voor de respondent bij de tijdslijn: geluksgevoel bij loopbaanfases.
10) Enkele slotvragen en afrondingsvragen.
Om nadien de interviews te kunnen analyseren, werden alle interviews geregistreerd op een geluidsdrager
en getranscribeerd. Vooraf werd met een consent formulier (Bijlage 3) toestemming gevraagd aan de
respondent. Alle respondenten verleenden hun toestemming. De lengte van interviews varieerde van
ongeveer 1 uur tot zelfs een uitloper van 2 uur. We stelden zoveel mogelijk open vragen, om te vermijden
dat men reeds in een bepaalde richting zou geduwd worden.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 23
De interviews zelf vonden plaats op verschillende plekken en tijdstippen, bij de mensen thuis, bij de
onderzoeker thuis, op een neutrale plek… Geen enkel interview vond plaats op de huidige of vroegere
werkplek van de respondenten. Bij de keuze van de setting was het vooral belangrijk dat de respondenten
zichzelf konden zijn en het gevoel hadden vrijuit te kunnen spreken. Het was ook belangrijk dat de
respondenten zelf keuzevrijheid hadden in het bepalen van de plaats en het tijdstip.
7.4 DATA-ANALYSE
De data werden geanalyseerd met de bedoeling de redenen voor het stoppen met lesgeven te ontdekken in
de verhalen van de respondenten. Door de beweegredenen bloot te leggen, hopen we het fenomeen beter
te kunnen begrijpen en verklaren. Op basis van de antwoorden probeerden we linken te leggen met het
bestaande JD-R model.
Op een deductieve manier hebben we codes gemaakt op basis van het reeds bestaand conceptueel kader
van het JD-R model. Tijdens het coderen hebben we geprobeerd om zinssneden te koppelen aan deze codes.
Tijdens het coderen zijn we ook inductief te werk gegaan om deze codeboom verfijnen op basis van de
informatie uit de interviews. Tijdens het coderen werd ook duidelijk dat er enkele antwoorden waren die in
deze context van dit onderzoek minder relevant waren. Wanneer men het onderzoek opnieuw zou uitvoeren,
zou men ervoor kunnen opteren om enkele vragen te schrappen.
Dit proces is in verschillende stappen verlopen en meerdere versies waren nodig om uiteindelijk tot een
bevredigende codeboom te komen. Het was een leerproces waarbij versie 1 na grondig herbekijken volledig
overboord diende gegooid te worden, waardoor we een volledig nieuwe hebben gemaakt.
In de eerste versie van de codeboom zijn we vertrokken van een opsomming van werkgerelateerde
energiebronnen en werkeisen. Alle nodes werden dus ondergebracht onder deze twee grote categorieën.
Een probleem dat opdook, was de moeilijkheid dat bepaalde zaken in de ene context als een
werkgerelateerde energiebron konden beschouwd worden, maar in een andere context als een werkeis.
Deze moeilijkheden doken op wanneer op basis van 2 interviews al eens een eerste voorzichtige analyse
werd gemaakt.
In de 2de codeboom (Bijlage 4) zijn we anders te werk gegaan. We gingen op zoek naar zaken die
gemeenschappelijk zijn en maakten daar dan de opsplitsing tussen werkeis en werkgerelateerde
energiebron. We kozen ervoor om steeds te coderen op het laagste niveau. Op basis van de 2de en definitieve
versie zijn uiteindelijk de analyses en conclusies gemaakt. In Bijlage 5 wordt elke code omschreven om
verwarring in interpretatie tegen te gaan.
Op basis van het codewerk hebben we door verregaande analyse patronen en antwoorden proberen vinden
op onze hypotheses. Om dit alles in goede banen te leiden, hebben we gebruik gemaakt van het programma
Nvivo.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 24
Om de eerste hypothese te testen, maakten we een oplijsting van alle werkeisen en werkgerelateerde
energiebronnen per code. Door het maken van een coding query waarbij eerst de werkeisen werden
opgevraagd van een item en daarna de werkgerelateerde energiebronnen van datzelfde item, kregen we
meteen alle gecodeerde stukjes tekst die daar bij hoorden. Nadien werden de gecodeerde stukjes tekst per
categorie en per item in een tabel geplaatst in een apart word document. Per item kregen we op die manier
een overzicht van alle werkeisen en alle werkgerelateerde energiebronnen. Op basis van het aantal stukjes
tekst per kolom was duidelijk te zien of de werkeisen overheersten t.o.v. werkgerelateerde energiebronnen.
Op basis van dit overzicht werd per item en per werkeis en werkgerelateerde energiebronnen een
samenvatting gemaakt. Dit overzicht maakte het mogelijk de verschillende items te herleiden tot 6 thema’s
die van belang waren bij de respondenten om te stoppen met lesgeven en een keuze te maken voor een
andere job binnen of buiten het onderwijs. Deze thema’s worden verder uitgespit in het hoofdstuk
‘Onderzoeksresultaten’.
7.5 VALIDITEIT EN BETROUWBAARHEID
Om de validiteit te garanderen in dit onderzoek hebben we getracht de nauwkeurigheid van de bevindingen
te checken door bepaalde procedures te volgen. Externe validiteit nastreven in dit onderzoek is niet mogelijk
en ook niet wenselijk. Het gaat er in dit onderzoek om een goed begrip te krijgen van de beweegredenen van
die specifieke respondenten. Het is dus niet de bedoeling de bevindingen te generaliseren.
Interne validiteit proberen we na te streven door de resultaten zo uitvoerig en gedetailleerd mogelijk weer
te geven, zodat het de lezer mogelijk maakt zich een zo goed mogelijk beeld te vormen van de setting en de
omstandigheden waarin de respondent zich bevond toen hij startte met lesgeven, voor de klas stond en dan
besliste om te stoppen met lesgeven, op die manier kunnen we zeker stellen dat de verhalen die de
respondenten vertelden echt en geloofwaardig zijn.
De codeboom en de interpretatie ervan werd afgetoetst bij een medestudente OOW. Door het stellen van
kritische vragen, werden codes veranderd, herschikt, gefinetuned,… Ook de kritische bedenkingen van de
promotor en co-promotor zorgden er mee voor dat de interne validiteit werd gewaarborgd. Het analyseren
van de data verliep daardoor makkelijker. Het trekken van conclusies op basis van deze resultaten is daardoor
gerechtvaardigd. Deze werkwijze minimaliseert op die manier ook bias.
Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te verhogen, hebben we ervoor gekozen om zo gedetailleerd
mogelijk de procedures van het onderzoek uit te schrijven in dit luik methodologie. In bijlage is een overzicht
van de respondenten, de interviewleidraad, een consentformulier, de codeboom en een beschrijving van de
codes toe gevoegd. Indien andere onderzoekers het plan opvatten om dit onderzoek opnieuw te doen, geeft
hen dat de mogelijkheid precies het onderzoek uit te rollen en interpreteren zoals wij het bedoeld hebben.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 25
8 Onderzoeksresultaten: algemene analyse
Om een uitgebreid en gestaafd antwoord te kunnen bieden op de onderzoeksvraag ‘Wat zijn de
beweegredenen van ervaren leerkrachten om vrijwillig uit het lerarenberoep te stappen en ofwel het
onderwijs volledig te verlaten ofwel binnen het brede onderwijsveld een andere uitdaging te zoeken?’ zullen
we de resultaten die uit de analyse zijn gekomen bundelen in enkele thema’s. Al deze thema’s combineren
verschillende factoren die van belang zijn voor een leerkracht om de job wel of niet meer te willen
uitoefenen. Om alles nog beter te kunnen bevatten, staven we onze bevindingen met citaten van de
bevraagde respondenten.
8.1 FACTOREN OP ORGANISATIENIVEAU
8.1.1 Jobzekerheid verwerven
Het begin van een lerarencarrière gaat vaak gepaard met interims doen en dus vaak wisselen van onder meer
school, leerlingenpopulatie en lesopdracht. 7 respondenten gaven aan dat het soms erg lang kan duren
vooraleer men min of meer een vaste betrekking heeft op een school. Allemaal hebben ze die jobonzekerheid
ervaren als lastig. Bij 9 van de 10 respondenten heeft zich dat uiteindelijk geuit in een volledige of
gedeeltelijke vaste benoeming op het einde van hun loopbaan als leraar.
Citaat: “Dus ik vond die jobzekerheid en zo altijd wachten tot in augustus, van wa gaat het worden, vond ik
toch ne moeilijken de eerste jaren.”
Bij 1 respondent is het uiteindelijk nooit zover gekomen om deels of volledig vast benoemd te geraken
ondanks verschillende malen lange opdrachten te hebben gedaan op een school of scholengemeenschap.
Uit haar gesprek blijkt dat de directie of schoolbesturen daar een zekere rol in spelen. Zij beslissen immers
wie mag blijven en wie niet. Het onderwijssysteem an sich met vaste benoemingen, TADD werd ook door
verschillende respondenten gehekeld en gezien als niet meer van deze tijd.
Citaat: “Er is een lijst voor de directeurs, zodat ze zouden weten van kijk, ze heeft maar zoveel dagen meer
nodig, dus als ge die aanneemt, moet ge haar TADD maken. Ik begrijp da voor scholen die mij nie kennen.
Maar ik heb 15, nee euh 22 scholen!“
De respondenten geven aan dat jobzekerheid op een bepaald moment nodig is om zich te kunnen settelen,
huis kopen, een gezin groot te brengen. Tijdens deze levensfase wordt jobzekerheid als een energiebron
beschouwd voor 4 respondenten. Eens deze zekerheid echter verworven is, vinden leraren niet dat dit een
blijvende energiebron is gedurende hun lerarencarrière.
Citaat: “jobzekerheid, goh, is da een echte energiebron? God, het is op een bepaald moment, gewoon een
vanzelfsprekendheid, dus da ga geen energiebron blijven.”
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 26
8.1.2 Verloning
Over het algemeen wordt over de verloning niet echt geklaagd door de respondenten. Slechts 4 van hen
halen verloning expliciet aan. Ook al is men tevreden over het loon, er is ook wat kritiek op door 3
respondenten. Zo vindt 1 respondent dat het onderscheid dat gemaakt wordt tussen leerkrachten met een
master of bachelor diploma niet relevant is op de klasvloer.
Citaat: “De verloning, vind ik echt nie altijd in verhouding met wat wij, wat er van ons wordt geëist. Ok, ik
klaag nie over het loon, want we hebben echt wel een mooi basisloon, maar ik blijf erbij dat er echt een
onderscheid moe gemaakt worden tussen de zwaarte van de groepen en de zwaarte van de klassen en ja ook
nog altijd het onevenwicht tussen masters en euhm bachelors. Da vind ik eigenlijk nie relevant op ne werkvloer
op een school.”
Een andere respondent die nu niet meer in het onderwijs werkzaam is, verdient nu minder en was dus best
tevreden met het salaris dat ze ontving als leerkracht.
Citaat: “Verloning ja. Ik heb heel wat moeten ingeven. Ja? In ’t onderwijs word je, goed betaald dan? Ja. Je
begint laag, maar ’t stijgt natuurlijk, maar het stijgt en het stijgt vrij vlug. Ja das waar, euhm. Ik ben nog
begonnen in 2002 aan goh € 1100? Ik denk aan € 1275,00; 3 jaar later. Awel zoiets. Ik ben geëindigd aan bijna
€ 1900,00. Ik geloof da. Euh ik heb da nu nie eh. Trekt er maar € 300,00 vanaf eh. Allé ‘k wil ma zeggen, het
onderwijs is goed betaald.”
Hiermee spreken onze resultaten de bevindingen uit internationaal onderzoek alvast tegen. Borman en
Dowling (2008) veronderstellen immers dat onder andere het salaris van de leerkracht een oorzaken kan zijn
dat mensen er na korte tijd de brui aan geven.
8.1.3 Jobalternatieven
Alternatieven voor de job als leraar werden niet door iedereen op dezelfde manier gepercipieerd. 5
respondenten vonden dat er binnen het onderwijs zelf weinig alternatieven zijn naast leraar. De
alternatieven die worden opgesomd zijn: zorgleerkracht, pedagogisch begeleider, directielid,
leerlingenbegeleider, secretariaatsmedewerker. De bevraagde leraren vinden het aantal kansen om iets
anders te doen binnen het onderwijs eerder beperkt, gezien men minder mensen nodig heeft in die functies.
Citaat: “Ja, zoveel functies zijn er nie eh?”
3 respondenten geven aan al de mogelijkheid te hebben gekregen andere functies binnen het onderwijs te
kunnen uitoefenen, omdat de directie daar voor open stond. Opvallend is dat dit ook mensen zijn die nu nog
steeds in het brede onderwijsveld actief zijn. Anderzijds zijn er ook enkele respondenten waarbij die kansen
werden ontnomen door de directie.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 27
Citaat: “Nee, omdat euh zolang da je zelf als ge de vrijheid krijgt, maar desnoods moet ge maar verhuizen
van school, ‘k heb da een paar keer gedaan eh.“
Wanneer we naar de alternatieven kijken buiten het onderwijs zijn de meningen verdeeld. 1 respondent die
momenteel niet meer in het onderwijs werkzaam is, geeft aan dat de jobalternatieven buiten het onderwijs
schaars zijn, zolang je in het onderwijs staat. Haar grootste struikelblok was de privésector overtuigen dat de
competenties van een leraar ook inzetbaar zijn buiten de onderwijscontext. Ontelbare sollicitatiebrieven
heeft ze moeten schrijven om een kans te krijgen. Het contradictorische aan het hele verhaal vindt ze dat
eens ze aan het werk was in de privésector, de aanbiedingen plots vanzelf kwamen.
Citaat: “buiten het onderwijs wel, aangezien da ik ervaren heb dat euh, voor privé euhm u jaren in ’t onderwijs
nie meetellen als ervaring.”
Een andere respondent, ook niet meer werkzaam in het onderwijs, heeft dit echter helemaal niet zo ervaren.
Hij kreeg of zocht tijdens zijn carrière als leerkracht ook reeds alternatieven buiten het onderwijs die hij dan
combineerde met het lesgeven.
Citaat: “‘k ben ne keer naar een bijscholing geweest van een uitgeverij over digitaliseren, van Bingel was da
dan? … vanuit Bingel dan ook gevraagd om euh wa sessies te gaan geven. Euhm en ik he da ook gedaan, ik
mocht van, dus dus waarbij dan ze dan op ’t einde zeiden, ze wisten dak die kappersproducten. Da ik ook de
baan op ging. Wilde nie voor ons komen werken, wilde dienen Bingel nie?”
Bij 2 respondenten deed zich een kans voor om zelfstandig te worden. Zij hebben die kans dan ook gegrepen,
zij vonden daarom dat ze wel een alternatief hadden voor hun job als leerkracht.
Citaat: “Dus da was altijd zo nen droom ergens en dan natuurlijk ja, wij woonden hier ook 500 meter van X,
dus kregen we ineens te horen dat da eh eventueel over te nemen was en mijn zus da was ook ergens nen
droom van haar, ze wou da graag ne keer proberen ook. En dan ja, moogt ge daar nie te lang, kunt ge daar
nie te lang over twijfelen.”
8.2 FACTOREN OP HET NIVEAU VAN INTERPERSOONLIJKE EN SOCIALE RELATIES
8.2.1 Leerlingen
8.2.1.1 Eén op één relatie
Wanneer leerkrachten het hebben over de relatie die ze met hun leerlingen afzonderlijk hebben, zijn ze daar
best tevreden over. Ze geven aan dat er altijd wel een paar leerlingen zijn waarmee het niet klikt, maar ze
zagen dit niet als een groot euvel. Als leerkracht werk je met en voor mensen en dat het dus niet altijd met
iedereen evengoed botert, is perfect ok volgens de respondenten.
Alle respondenten gaven aan energie en voldoening te hebben gekregen van (een deel) van hun leerlingen.
De respondenten vonden het fijn om leerlingen te kunnen vormen, te helpen groeien als mens. Uit de
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 28
gesprekken bleek vaak dat de onderliggende reden dat ze ooit kozen voor een job als leraar ligt in het feit
dat ze door jonge mensen te helpen in hun ontwikkeling een belangrijke bijdrage leverden aan de
maatschappij.
Citaat 1: “t contact met de kinderen, ’t plezier dan ze beleven aan de (denkt na), ja, en euh, knuffels die je
kreeg van, ah ja, zeker bij de kleintjes krijgt ge heel veel, de, ja.”
Citaat 2: “Mijn leerlingen gaven mij echt wel nog voldoening, zelfs op het laatste nog, nooit allemaal
natuurlijk, maar degene van wie da ’t kwam, da gaf me echt wel energie maar ik denk nie da ge daar zelf iets
kunt in manipuleren. Da komt van hun of da komt nie.”
Citaat 3: “Ik denk dat het zo leuk is om gasten te vormen (lacht), ma heel breed en die te zien groeien ook, ik
vind da wel heel dankbaar.”
8.2.1.2 In klasverband
Leerkrachten werken echter in de meeste gevallen niet met 1 leerling afzonderlijk, maar met een hele groep.
Vandaar dat wanneer respondenten spreken over hun leerlingen, zij het voornamelijk hebben over hun
leerlingen in klasverband. Het is duidelijk dat wanneer verschillende leerlingen met moeilijk gedrag samen in
een klas zitten, dat dit een heel andere aanpak vereist.
7 respondenten hebben gedurende hun hele loopbaan als leerkracht vaak te kampen gehad met moeilijke
klasgroepen. Uit de gesprekken blijkt dat het omgaan daarmee voor de respondenten veel energie vroeg,
maar niet altijd resulteerde in voldoening achteraf. Een gebrek aan respect van leerlingen naar de leerkracht
toe komt daarbij ook naar boven. Dit bevestigt ook de bevindingen uit het onderzoek van Perryman en
Calvert (2019) waar het leerlingengedrag als grootste uitdaging voor leerkrachten werd omschreven.
Citaat 1: “voor een klas staat en da ze op geen enkele manier willen luisteren en da alles tegendraads doen
en da je het gevoel hebt da je dingen nie in de hand hebt. Maar ik denk dat da de laatste 3 jaren zo wel wa
meer realiteit was. Da je het gevoel hebt van, ik weet niet meer hoe ik ze hier nu nog eigenlijk kan doen les
volgen, allé ja. Ik wil lesgeven en ’t lukt nie en ’t ga nie. Da gevoel… “
Citaat 2: “ik moe mij hier verantwoorden voor welke beslissing da kik hier als leerkracht neem en da is al een
groot aspect.“
De grootte en de samenstelling van de klasgroepen blijkt voor 4 respondenten zeker als een werkeis aan te
voelen en gaf hen een zekere stress. Grote klasgroepen eisen veel meer van de leerkracht en maken het hen
niet makkelijk om nog voor iedereen de zorg en aandacht te schenken die ze nodig hebben.
Maar niet alleen het aantal leerlingen in een klas kon het zwaar maken, maar ook de samenstelling van een
groep. Die samenstelling kon door verschillende factoren bepaald worden. 1 respondent gaf aan vaak te
moeten lesgeven aan meerdere klassen samen. Kleinere klasjes werden voor haar vak samen gezet. Doordat
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 29
deze leerlingen elkaar vaak niet kenden, kon dat voor extra problemen zorgen en vroegen van de respondent
meer energie in het klasmanagement.
Citaat: “Ze kunnen dan soms nie me mekaar omgaan. Ik weet nog in één van mijn eerste jaren da ik lesgaf in
X. Had ik ook 1 in 1B en BVL en die hadden ook samen les van mij en der waren der een paar bij die in mekaars
haren konden vliegen eh.”
Verschillende origines samen in 1 klas gaf 1 van de respondenten ook aan als een factor die het haar
bemoeilijkte om haar job goed te kunnen uitoefenen.
Citaat: ”door die grote klas en origine, verschillende origines in mijn klas waar dat de cultuur, cultuur
veranderen, andere culturen, en die andere culturen soms wel een beetje uitbundiger zijn en dus euh op da
vlak inderdaad was het soms nie altijd gemakkelijk en zoals ik vertelde tegen de vrijdag was da wel. Dit was
een meer vermoeiende job. Ik zal ’t zo zeggen.”
8.2.2 Collega’s
Uit de gesprekken blijkt dat 8 respondenten een goeie band hebben ervaren met collega’s, maar niet met
allemaal. Het lijkt erop dat het er bij de respondenten niet om gaat met alle collega’s een even goede band
te hebben, maar enkele collega’s te hebben waar ze het heel goed mee kunnen vinden. Bij 2 van die 8
respondenten heeft dat dan ook daadwerkelijk geleid tot het samen uitwerken van bepaalde projectjes of
lessen. Wat voor de respondenten als zeer waardevol en leuk werd ervaren.
Citaat: “Uehm da was echt, ja en X en ik waren altijd zo van goh, we moeten zo wa meer mee me de nieuwe
tendensen en als we nu zus en zo, ma ge voelde van de moment dat er iets veranderde en ik deed da voor
PAH en zij voor PAV en da matchte zo perfect.”
Bij de andere 6 ging het er voornamelijk om dat men bij bepaalde collega’s terecht kon voor een goed gesprek
of een luisterend oor.
Citaat: “Er zijn collega’s die u liggen en waar dadde een netwerk mee kunt opbouwen en ondersteunen. En
da heb ik zeker wel ervaren.”
8.2.3 Ouders
Uit onderzoek blijkt dat ouders een belangrijke partner zijn van leerkrachten in de opvoeding van kinderen
en jongeren (Van Yperen, 2009 in Meij, 2011). Uit de gesprekken blijkt echter dat die relatie weinig aan bod
komt. Enkele respondenten rakelden negatieve ervaringen op met ouders. In veel gevallen zien of horen
leerkracht en ouder elkaar weinig zolang het goed gaat met de leerling.
Pas wanneer bepaalde zaken minder goed lopen bij een leerling, verschijnt de ouder op het toneel. Dat die
confrontaties niet altijd vlekkeloos verlopen, blijkt uit het verhaal van 2 respondenten. Zij vonden de relatie
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 30
met sommige ouders soms heel moeilijk en hadden het gevoel hun doen en laten in de klas steeds te moeten
verantwoorden. Dit bevestigt bevindingen van voorgaand onderzoek waarin men aangeeft dat een vijandige
houding, gebrek aan ondersteuning en hoge verwachtingen van ouders het lerarenberoep bemoeilijkt
(Struyven & Vanthournout, 2014).
Citaat: “weer tegenkanting bieden en en, zorgen van ge gaat er toch zijn als het inhaalzwemmen is. Mama
en papa, wij deden dat ook maar euh zomaar eh, voor niks zal ik maar zeggen, na school daar een uur zwemles
gaan geven. En dan kwamen mama en papa dochter daar afzetten, in de cafetaria zitten, omdat ze daar
eigenlijk tegen waren dat de dochter daar moest zijn”
2 respondenten hadden het ook over het respect vanuit de samenleving t.o.v. het lerarenberoep. Volgens
hen is dat ver te zoeken, waardoor het beroep van leraar niet meer naar waarde wordt geschat.
Citaat: “trendsetters laten we het zo noemen die toch wel vrij neerbuigend over het beroep van leerkracht
doet eh.”
8.2.4 Directie
8.2.4.1 Feedback en appreciatie
Feedback is één van de meest krachtige manieren om leren en presteren te beïnvloeden, zolang het op een
correcte manier wordt gegeven en het type feedback aangepast is aan de context (Hattie & Timperley, 2007).
Uit de gesprekken blijkt dat de leraren vinden dat ze zelden appreciatie of feedback hebben gekregen. 2
respondenten stellen dat ze eigenlijk nooit echt feedback hebben gekregen.
Citaat: “Ik heb da bijna nooit gehad prestatiefeedback krijgen van leidinggevenden.”
1 respondent vernoemt expliciet af en toe eens feedback te hebben gekregen.
Citaat: “Accurate prestatiefeedback krijgen van leidinggevenden? Euh (denkt na). Euh ja, af en toe ne keer
een hart onder de riem, ja, mag wel eh.”
8.2.4.2 Ondersteuning
Leerkrachten verwachten van hun leidinggevende(en) een heldere en transparante aanpak in het beleid. 6
respondenten durven expliciet zeggen dat de manier waarop de directie en/of het schoolbestuur bepaalde
zaken aanpakte op school m.b.t. leerkrachten helemaal niet correct waren. Deze mensen hebben het vooral
moeilijk met het feit dat er niet transparant gecommuniceerd en gehandeld werd naar de leerkrachten toe,
dat er machtspelletjes werden uitgespeeld. Dit riep vaak het gevoel op dat ze niet gesteund werden,
bepaalde collega’s werden voorgetrokken op anderen, … Leidinggevende capaciteiten, beleidsvoerend
vermogen worden hierbij sterk in vraag gesteld. Ook dit bevestigt eerdere resultaten uit het onderzoek van
Perryman en Calvert (2019). Een gebrek aan ondersteuning van de leidinggevende(n) werd als één van de
hoofdredenen naar voor schoven waarom mensen uit het beroep stapten.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 31
Citaat 1: “Of gewoon een rad voor de ogen gedraaid eh. Die fusie moest er komen en euhm ja, ja misschien
inderdaad nie goed, nie euh, ja en eigenlijk ook wel bepaalde dingen verkeerd voorgesteld aan ouders en
leerlingen op voorhand enzo. Hmhm, en dan ook ja, euh ik zou zeggen toch minstens iemand met ervaring of
toch met allé met enig pedagogisch inzicht aan het hoofd van zo’n school zetten eh. Want dat denk ik nie dat
dat het geval was (lacht uitbundig).”
Citaat 2: “Het moet eerlijk blijven. Nie voor den enen wel en voor den anderen niet. Transparantie, ja, voilà.”
Citaat 3: “De ervaring van en ge gaat dat doen, eigenlijk machtspellekes van directies die nie altijd even
wettelijk waren, maar die leerkrachten toch maar blijven slikken.“
5 respondenten geven duidelijk aan dat ondersteuning van de directie een belangrijke factor is om goed te
kunnen functioneren als leerkracht, maar eigenlijk zijn er slechts 3 die ook uitdrukkelijk aangeven dat echt te
hebben ondervonden. De andere 2 zeggen dat belangrijk te vinden, maar hebben niet aangegeven dat ook
daadwerkelijk zo te hebben ervaren op het moment dat ze voor de klas stonden.
Citaat 1: “Als er dan toch ergens een geval hem voordoet me een discussie tussen de leerling en de leerkracht
dat er naar die leerkracht geluisterd wordt hoe de vork aan de steel zit.”
Citaat 2: “Ja, maar ’t was euh voortdoen of breken eh? ’t Was de overweging maken van euh, doet ge dat en
doet ge verder en blijft ge meedraaien in het systeem of zegt ge van forget it en ik stap eruit. En een goeie
overweging nemen, maar ik heb telkens het, ik moe zeggen het geluk gehad euhm dak euhm, dak mensen in
de omgeving had of een directie euh of euh nen VA of of een combinatie van euh of zelfs nen directeur van
een andere school euh, hier in ’t geval euh dat euh ja die mij toch kunnen overtuigen heeft en die mij een
aanbod heeft gedaan die in feite nie te weerstaan was eh? Met een aantal garanties die voor mij breekpunten
waren om in ’t onderwijs te blijven, dat die toch gezegd heeft, van ja maar ja, kijk hier werkt het zo.”
8.2.4.3 Kansen tot participatie in het beleid
Uit de gesprekken is gebleken dat voor enkele respondenten geen inspraak krijgen in het beleid een rol heeft
gespeeld om de job als leerkracht niet meer verder te zetten. 3 respondenten vernoemen expliciet een gemis
aan deelname in het beleid. Zo hadden ze graag inspraak gekregen in het samenstellen van de klassen, maar
ook in de lesopdracht. Men verwacht niet zozeer dat men kan mee beslissen over alles wat er op een school
moet gebeuren, maar wel in die zaken die voor hen als leerkracht onmiddellijk impact hebben op hun
functioneren op de werkvloer. Van directies uit werd naar hun gevoel veel te weinig geluisterd naar de noden
die bij hen leefden.
Citaat 1: “een wrang gevoel zit van oh, plots moe je daar zonder inspraak iets anders doen. “
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 32
Citaat 2: “1. het samenstellen van de klassen dat da gebeurde door coördinatoren die eigenlijk nie op de
werkvloer en bij de leerlingen stonden en door directie waren wij daarmee eigenlijk afgestraft. 2. wisselen
van uren en dingen, wij hebben geen inspraak gehad in de lesopdrachten.”
2 andere respondenten hadden het dan meer over autonomie binnen het lesgeven. Zij voelden zich te veel
gebonden, beknot in hun creativiteit en misten flexibiliteit.
Wanneer de respondenten dan toch een mate van participatie hebben ervaren, ging die meestal niet verder
dan beslissingen die men kon nemen m.b.t. hun vak of vakdomein.
Citaat: “Participatie? Ja ik mocht eigenlijk ook wel, ah ja, je kreeg wel kans om ook mee te beslissen in
bepaalde zaken. Ja, naar turnen toe eh. Jaja, bv. elk jaar was er dan nen sportdag en was ik dan die de
beslissing nam van wat er dat jaar gegeven werd. Daar kreeg je dan ook wel energie van? Dat ge die beslissing
mocht nemen.”
Waar respondenten aangaven ook af en toe betrokken geweest te zijn bij het nemen van beslissingen op
beleidsniveau, moeten we daar een kanttekening bij maken. De ene respondent was op dat moment deels
leerkracht, deels leerlingbegeleider. Het was meer vanuit dat laatste dat zij kans had om mee te participeren
in het beleid, niet als leerkracht. De andere respondent was en is nog steeds ook vakbondsafgevaardigde.
Vanuit het vakbondswerk kreeg en krijgt hij daardoor een mandaat dat hem toelaat te participeren in het
beleid.
Citaat: “vakbondsafgevaardigde was, inspraak in alle ja organen van gaande van lestijdenpakketten, vaste
benoemingen, inspraak in ’t beleid eigenlijk, ja, da heeft er mij van overtuigd om in ’t onderwijs te blijven,
want anders was ik weg”
8.2.4.4 Mogelijkheden om zich te professionaliseren
Uit de gesprekken met de respondenten is gebleken dat leerkrachten duidelijk nood hebben aan
mogelijkheden om zich te kunnen ontplooien, professionaliseren en zien bijscholingen of bijkomende
opleidingen als essentieel om dat te kunnen doen. 6 respondenten hebben ervaren dat er wel mogelijkheden
waren, maar te gering om die behoefte voldoende in te lossen. Enkele van hen hebben ervaren dat ze werden
belemmerd door de directie in die mogelijkheden. Eén reden die daarvoor werd opgegeven, was dat het
tijdstip niet paste, omdat de persoon in kwestie dan zou moeten vervangen worden. Bij andere respondenten
kon er niet duidelijk de vinger opgelegd worden waarom het niet kon of bemoeilijkt werd.
Citaat: “Op mijn kosten eh. En euhm, ik ik werd daar afgeblokt euh en euhm da was daar dat werd daar nie
positief onthaald. En toen dachte kik oei? En euhm, en dan euh 2 maand later of zo, werd ik op het matje
geroepen bij X, omdat er toen iemand van de graadco’s euh vond dat dat niet correct was (lacht) en euhm
ben ik da daar gaan uitleggen en da was een zeer stevig gesprek, zeer stevig.”
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 33
5 respondenten vonden dat ze zichzelf gedurende hun loopbaan als leerkracht hebben kunnen
professionaliseren en ontplooien. In de meeste gevallen ging dat dan om bijscholingen in functie van het vak
dat ze gaven. In sommige gevallen werd dit gestimuleerd door directie, in andere gevallen was het op eigen
initiatief.
Citaat: “Elke mogelijkheid tot nascholing euhm werd, ja werd gegeven, werd zelfs gestimuleerd, euhm en als
’t nie tijdens de uren kon, dan was da zo van ja ’t is na de uren, maar wete wa euh we zullen wij diene cursus
betalen volledig van ’t school. Ah ja, ok, der was zeker wel euh. Dus da je zoiets had. Wel vanuit de directie
weer. Mijn interesseert het wel en zij betalen uwen cursus, wa let er mij?”
8.2.5 Verbondenheid met de school ervaren
De meeste respondenten hebben een lange periode les gegeven op dezelfde school en voelden zich
verbonden met de school waar ze lesgaven. De loyaliteit was groot en kan misschien gezien worden als een
reden dat men niet zo vlug geneigd was om zijn/haar job op te geven.
Citaat: “verbondenheid met de school ervaren, voor mij was da ook nen belangrijken stap om weg te gaan
van school X. Want ja, mijn hart heeft daar toch lange tijd gelegen. Vreet eh, loyaal gevoel.”
8.3 FACTOREN OP HET NIVEAU VAN DE TAAK ZELF
8.3.1 Administratie onder de vorm van hoge werkdruk
Administratie beschouwen we hier als alles wat valt onder de kernopdracht van een leerkracht, het lesgeven
zelf en alles wat daarrond draait. Dus ook alles wat er naast die kernopdracht in het mandje van leerkrachten
terecht komt. Werkeisen zijn dan die zaken die daardoor de werkdruk of planlast van leerkrachten doen
verhogen, de hulp- of werkgerelateerde energiebronnen zijn de acties of middelen die ondernomen of
gebruikt worden om die werkdruk te verlagen of stabiel te houden. Uit geen enkel gesprek is gebleken dat
er specifieke acties werden ondernomen of middelen waren om die werkdruk of administratie te verlichten.
Zo goed als alle respondenten geven echter verschillende voorbeelden aan die voor hen de werkdruk deed
stijgen of te hoog maakten.
2 respondenten zien een schooljaar als een afwisseling tussen periodes van extreme drukte afgewisseld met
vakantieperiodes. Deze vakantieperiodes blijken dan nodig te zijn om de lege batterijen weer op te laden om
er de volgende drukke periode tegen aan te kunnen. Deze respondenten hadden liever meer evenwicht. In
de weekends tussendoor werd vaak verder gewerkt om de zaken waar men niet aan toe kwam tijdens de
werkweek verder af te werken. Op die manier werd een constante druk ervaren, waardoor het gevoel heerste
nooit eens rust te hebben.
Citaat 1: “Ja, gelijk dak zeg eh, minder euh, minder verlof, ‘k wou gerust minder verlof hebben, maar euh,
maar als mijn hoofd in ’t weekend ma leeg was.”
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 34
Citaat 2: “misschien ook wel wa planlast eh. Ik dee heel veel voor die leerlingen, maar da moest e dan allemaal
zo en zo op papier, terwijl da ik wel mijn eigen manieren had en da lukte super goe, maar da moest dan op
diene moment in da bakje, da ik zoiets had van, zo werkt het ook allemaal nie.”
Citaat 3: “hoge werkdruk, sommige zaken worden door directies gevraagd, wat helemaal euhm niet euhm
gevraagd worden van overheidswege euh, maar om God weet welken andere reden, de directeur zijnen
papierwinkel mooi te laten lijken dat is zelfs nie in orde te laten lijken hé. Om schone rapportjes euh te kunnen
afleveren en kijk ne keer wat dat we allemaal doen en zo verder. Euhm, daar botst het bij mij meestal tegen
of in die zin ben ik wat rebels zeker?”
8.3.2 Afwisseling in de job
Afwisseling in een job blijkt voor alle respondenten nodig. 7 respondenten geven aan dat ze variatie konden
steken in hun lessen door met leerinhouden te schuiven, eigen accenten te kunnen leggen. Wisselende
lesopdrachten ervaren ze niet als een extra druk, maar eerder als een verrijking.
Citaat: “Ik heb echt naar afwisseling gezocht, ten eerste: de opdrachten zijn nie elk jaar hetzelfde”
2 respondenten hadden dan weer te vaak verschillende opdrachten en wilden meer standvastigheid. Op die
manier misten ze de kans om zich een vak eigen te maken. Voor 1 respondent is de reden te zoeken in het
voortdurend moeten veranderen van school, wat uiteraard resulteerde in steeds andere lesopdrachten.
Citaat: “Variatie in takenpakket, ja, nee, ja, nee. Had een beetje teveel variatie.”
Slechts 3 respondenten vonden hun lesopdracht en takenpakket niet afwisselend genoeg en vonden dat ze
daardoor niet voldoende uitgedaagd werden en creatief konden zijn.
Citaat: “ik kan mijn eieren nie meer kwijt, wete ik eh uitdaging nodig en hier is dan mijn ding begonnen van,
ik moe in bijberoep iets gaan doen of ik ga daar mega van gefrustreerd geraken.”
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 35
9 Onderzoeksresultaten: verfijnde analyse
Op basis van de eerste analyse leek het ons wenselijk een tweede analyse te doen. Een verfijnde analyse
waar we proberen na te gaan of we een onderscheid kunnen vinden in bevindingen tussen mensen die
werkzaam waren in het basis onderwijs en mensen die werkzaam waren in het secundair onderwijs. In de
verfijnde analyse nemen we het thema leerling en directie op. De leerlingen zijn tenslotte de personen
waarmee de leerkracht dagelijks werkt en de directie bepaalt vanuit het beleid veel zaken die rechtstreeks
of onrechtstreeks een invloed hebben op het functioneren van de leerkracht op de werkvloer.
9.1 LEERLING
Zoals reeds vermeld in de algemene analyse is er weinig verschil te merken tussen respondenten uit het basis
onderwijs en respondenten uit het secundair onderwijs op vlak van de één op één relatie met een leerling.
Waar opvallend veel verschil in zit, is het feit dat er duidelijk een verschil is in het omgaan met de klasgroepen.
Het zijn bijna uitsluitend respondenten komende uit het secundair onderwijs die meer problemen ervaren
hebben met moeilijke klasgroepen.
9.2 DIRECTIE
Op vlak van feedback krijgen van de leidinggevende zijn er geen opvallende verschillen te merken. Als we
kijken naar de ondersteuning die men krijgt van een directie valt op dat die het minst aanwezig was in het
secundair onderwijs. Op vlak van participatie geen opvallende verschillen. Voornamelijk de beperkte
mogelijkheden worden gezien door respondenten uit het secundair 4 t.o.v. 2. Het zijn ook voornamelijk
respondenten uit het secundair die jobzekerheid aanhalen. Alle 5 hebben ze jobonzekerheid ervaren en
allemaal vonden ze dat lastig, maar 4 van hen waren blij wanneer ze uiteindelijk een vaste betrekking hadden
op een school.
9.3 WERKDRUK
Werkdruk hebben 8 van de 10 respondenten eigenlijk allemaal ervaren. Slechts 2 respondenten uit het basis
onderwijs hebben dat niet vernoemd.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 36
10 Conclusie
In dit onderzoek willen we zicht krijgen op wat de beweegredenen van onderwijsprofessionals zijn om hun
klas in het basis of secundair in te ruilen voor een andere job binnen of buiten het onderwijs. Op basis van
onze resultaten kunnen we nu een gefundeerd antwoord formuleren op de eerder in dit onderzoek gestelde
hypotheses afgeleid van de overkoepelende onderzoeksvraag. Aansluitend gaan we na in welke mate deze
redenen onder te brengen zijn onder werkeisen of werkgerelateerde energiebronnen van het JD-R model
van Bakker en Demerouti (Bakker & Demerouti, 2007).
De eerste hypothese die onderzocht werd, luidde “de beweegredenen waarom leraren het onderwijs
verlaten, hebben vooral te maken met te hoge werkeisen.” Uit ons onderzoek blijkt dat de relatie met de
directie, met leerlingen & ouders en administratie onder de vorm van werkdruk de grootste werkeisen zijn
die we hebben kunnen afleiden uit de interviews met de respondenten.
Zich erkend en gesteund voelen door de directie of leidinggevende, feedback krijgen en nood aan
professionalisering is van cruciaal belang. Ook al hadden de meeste respondenten een neutrale tot goede
verstandhouding met hun leidinggevende, vaak waren ze het oneens met beslissingen die men nam op
beleidsniveau. Wat een leidinggevende beslist over de hoofden heen van de leerkrachten heeft uiteindelijk
weerslag op het uiteindelijke functioneren van elke individuele leerkracht. Indien dit niet transparant,
duidelijk en eerlijk gebeurt of men zelf geen keuzevrijheid krijgt over bijvoorbeeld jobinhouden zijn dit
redenen genoeg om te stoppen met lesgeven. Beperkte inspraak in het beleid waarbij er echt geluisterd
wordt naar de noden van de leerkrachten blijkt noodzakelijk om blijvend energie te vinden om de job als
leerkracht te kunnen uitoefenen.
Omwille van veelvuldig en meestal negatief aan bod komen van de rol van de directie op verschillende
vlakken, vinden we het van uiterst noodzakelijk belang dit als een werkeis op te vatten in ons onderzoek dat
kan leiden tot uitstroom. Steun en ondersteuning van leidinggevenden werd ook al door heel wat andere
onderzoekers reeds opgegeven als reden dat men stopt met lesgeven (Bakker & Demerouti; De Feyter, 2018;
Geiger & Pivora, 2018; 2007 Hong, 2010 en Johnson et al., 2014). Dit onderzoek bevestigt en vult hun
vaststellingen aan dat ook voor ervaren leerkrachten deze steun en ondersteuning van leidinggevenden
onmisbaar is.
Het beroep van leraar is een sociaal beroep waarbij leerlingen centraal staan en niet alleen een
werkgerelateerde energiebron kunnen zijn voor de leraar waar hij/zij voldoening kan uit puren, maar
evengoed en in dit onderzoek van enkele respondenten ook energieverslinders zijn en spanning en stress
veroorzaken die uiteindelijk leiden tot uitstroom.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 37
Moeilijk vat krijgen op de leerlingen, niet of weinig respect krijgen van leerlingen en/of ouders, grote
klasgroepen en/of moeilijke klassamenstellingen zijn daarvan enkele voorbeelden. Belangrijk hierbij is dat dit
vooral zo ervaren wordt door respondenten die les gaven in het secundair onderwijs en minder door de
respondenten die uit het basis onderwijs kwamen. Ook uit onderzoek van van Harmsen, Helms-Lorenz,
Maulana en van Veen (2017) bleek dat stress die wordt veroorzaakt door negatief leerlinggedrag leidt tot
spanning, ontevredenheid en negatieve emoties die op hun beurt een negatieve impact hebben op het
lerarengedrag en uiteindelijk tot uitstroom leiden.
Daarnaast wordt de kernopdracht van de leerkracht in veel gevallen zo gestretcht dat men het niet meer
houdbaar vindt om dit te blijven volhouden tot aan het pensioen en er dus overdenkt om te stoppen en iets
anders te gaan doen. Ook hier verwees men soms onderhuids naar de rol van de directie. Lesopdrachten
worden immers samengesteld door de directie. Bijkomende taken komen in het mandje terecht van de
leraar, omdat de directie dat verwacht. Een belangrijke factor voor ons om dit mee op te nemen als één van
de essentiële factoren om het lerarenberoep te verlaten.
Net zoals Den Brok, Wubbels en van Tartwijk (2017) stellen we vast dat er niet één enkele reden is waarom
een leerkracht stopt met lesgeven. Ook uit de analyse van het onderzoek blijkt dat het eerder een combinatie
is van karakteristieken van het lesgeven zelf, de lokale schoolcontext en persoonlijke redenen die oorzaak
zijn van uitstroom.
De tweede hypothese die onderzocht werd, luidde “de redenen waarom leraren het onderwijs verlaten,
hebben te maken met een combinatie van te hoge werkeisen en te lage werkgerelateerde energiebronnen.”
Uit ons onderzoek blijkt dat de werkeisen die we zonet opsomden in het antwoord van de eerste hypothese
als erg bepalend worden beschouwd. De factoren die eerder gezien worden als werkgerelateerde
energiebronnen zoals de mogelijkheid tot jobalternatieven, jobzekerheid, verloning, verbondenheid met de
school, goede collega’s, de leerlingen en variatie in de lesopdracht bleken voor onze respondenten
onvoldoende om de werkeisen te matigen en aldus het lesgeven verder te zetten. In wat volgt geven we een
korte samenvatting van de belangrijkste werkgerelateerde energiebronnen voor onze respondenten.
Uit de interviews blijkt dat de meningen verdeeld zijn over het al dan niet hebben van jobalternatieven. De
bevindingen van Pillen (2013) dat geen permanente of betere job alternatieven vinden ook een oorzaak kan
zijn om uit te stromen kunnen we daardoor in twijfel trekken (den Brok, Wubbels, & van Tartwijk, 2017, pp.
882-883). Wel vinden onze respondenten dat leerkracht zijn vaak een vlakke loopbaan is, die te weinig
perspectieven biedt, waarmee we eerder onderzoek bevestigen van Smith en collega (2017).
Alle leerkrachten maakten gewag van het feit dat hun leerlingen een energiebron waren om er verder
tegenaan te gaan. Belangrijk hierbij te onthouden, is dat de één-op-één relatie weinig problemen schiep en
dat zelfs in moeilijke tijden nog voldoening te halen was uit die leerlingen waar het goed mee liep. Materiële
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 38
ondersteuning, structuren en uitrusting, maar ook goede collega’s en ondersteuning van leidinggevende(n)
is echter nodig om leerlingengedrag in goede banen te helpen leiden (Geiger & Pivovarova, 2018, p. 607, De
Feyter, 2018).
Wat de relatie met collega’s betreft als energiebron, blijkt uit ons onderzoek dat de meerderheid van de
respondenten over het algemeen tevreden waren over hun band met de collega’s en dat dat voor hen als
een energiebron kon mee gerekend worden. Hiermee bekrachtigen we bevindingen uit eerder onderzoek
van Bakker & Demerouti (2007). Zij zien een belangrijke rol weglegd voor collega’s onderling in het succesvol
kunnen bereiken van de werkdoelen. Zij veronderstellen immers dat wanneer collega’s elkaar ondersteunen
die kans naar alle waarschijnlijkheid zal stijgen.
Sociale verbondenheid met de school bleek voor onze respondenten zeer belangrijk en kunnen we dus als
een energiebron markeren. Dit verklaart waarom ze zolang loyaal gebleven zijn aan hun school. Uit eerdere
onderzoeken bleek dit ook een belangrijke factor te zijn om zich goed te voelen op een school en energie te
kunnen putten om de job als leraar te kunnen uitoefenen.
Wat voor alle respondenten een reden was om ooit te starten met lesgeven en het ook zolang te doen, was
de bijdrage die ze leverden aan de maatschappij. Ook Day et al. (2007) verklaren dat voor veel leerkrachten
de drijfveer om leerkracht te worden vaak komt uit de wens die men heeft om een verschil te maken in het
leven van kinderen (Smith & Ulvik, 2017). Kinderen of jongeren vormen, helpen groeien in hun ontwikkeling
tot mens is een nobel doel dat alle respondenten zich ooit gesteld hebben.
Jobzekerheid bleek voor onze respondenten eerder als een lage energiebron te werken. Wel is het zo dat
wanneer die werkzekerheid er helemaal niet is, dit wel als heel erg bepalend is om de job van leraar wel of
niet te blijven doen. Jobzekerheid verschuift dan van lage energiebron naar hoge werkeis en brengt voor de
persoon in kwestie veel stress en onzekerheid met zich mee. Verloning daarentegen ziet men ook eerder als
een lage energiebron en zal dus uiteindelijk niet leiden tot uitstroom. Hiermee wordt eerder internationaal
onderzoek tegen gesproken waar verloning wel wordt gezien als een factor die aan de basis van uitstroom
kan liggen geven (Borman & Dowling, 2008, pp. 396-399).
Wisselende lesopdrachten vonden op één na alle respondenten een meerwaarde en kunnen we dus
beschouwen als een energiebron. Het gaf hen de kans om eens iets anders te doen, nieuwe dingen uit te
proberen,… Enkele respondenten vonden hun lesopdracht niet afwisselend of uitdagend genoeg. Voor hen
was dit één van de cruciale redenen om te kiezen voor iets anders. Waar het dus voor de één als een
energiebron wordt gezien, is het voor de andere een werkeis en is het voldoende reden om uit te stromen.
We kunnen hierbij dus concluderen dat de factoren die geleid hebben tot uitstroom vooral te plaatsen zijn
onder hoge werkeisen en lage werkgerelateerde energiebronnen wat leidde tot hoge spanning en weinig
motivatie en uiteindelijk uitstroom uit het beroep.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 39
Figuur 3: Duale processen tussen werkeisen en werkgerelateerde energiebronnen
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 40
11 Discussie
Uitstroom van ervaren leerkrachten was tot op heden nog maar weinig onderzocht. Factoren die ertoe leiden
dat startende leerkrachten vroeg uitstromen is daarentegen een actueel thema dat zowel voor het beleid als
het wetenschappelijk onderzoeksveld geregeld onder de aandacht komt. De veelheid aan literatuur, maar
ook maatregelen die men in de praktijk neemt om dat tegen te gaan bewijzen dat. De 10 verhalen van onze
respondenten bewijzen echter dat kennis rond de uitstroom van ervaren leerkrachten ook zeer belangrijk is.
Het is niet alleen voor de jonge startende leerkrachten dat men zorg moet dragen, maar ook voor de ervaren
leerkrachten die al jaren in het werkveld staan. In het licht van het lerarentekort is het essentieel dat men
deze iets doet met deze kennis en op die manier retentie bewerkstelligt. Het spreekt voor zich dat
maatregelen die gepast zijn om startende leerkrachten aan boord te houden, niet noodzakelijk ook de
ervaren leerkrachten aan boord zullen houden en omgekeerd.
De nieuwe inzichten rond uitstroomredenen van ervaren leerkrachten zorgen voor een wetenschappelijke
toegevoegde waarde en vullen de lacune die er nu nog is deels in. Uitstroomredenen van startende leraren
en ervaren leerkrachten zijn duidelijk niet altijd met elkaar te rijmen. Waar een gebrek aan
toekomstperspectieven een absolute topreden is om niet (meer) in het onderwijs les te geven bij jonge
startende leerkrachten (Struyven K. , Vrancken, Brepoels, Engels, & Lombaerts, 2012, pp. 12-13) is dit veel
minder het geval voor de ervaren leerkracht.
Om de beweegredenen te achterhalen, zijn er voor dit onderzoek interviews gebruikt. Zoals reeds vermeld
is de interviewleidraad gebaseerd op een eerder ontwikkelde interviewleidraad voor onderzoek over
loopbaankeuzes (Boderé, Vanlommel & Van Petegem, in voorbereiding). Dit stelt ons ertoe in staat om
onderzoeksbevindingen te gaan vergelijken. Omwille van de beperkte omvang en tijd was het niet mogelijk
om triangulatie mogelijk te maken. We beseffen dat het afnemen van interviews van een beperkt aantal
respondenten (n = 10) misschien niet alle relevante info naar boven kan brengen. Het afnemen van een
survey bij een grotere steekproef waar meer variatie is tussen de respondenten in combinatie met interviews
van een beperkt aantal respondenten kan mogelijks een nog beter beeld scheppen van het fenomeen en
andere essentiële zaken aan het licht brengen.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 41
12 Suggesties voor vervolgonderzoek en aanbevelingen
We zijn ervan overtuigd dat we inzicht hebben verworven in de beweegredenen van ervaren leerkrachten
en op die manier de persoonlijk ervaren pijnpunten in het onderwijs hebben kunnen scherp stellen. Toch zijn
we ook van mening dat er nog heel wat vervolgonderzoek wenselijk is om de kennis hieromtrent voor deze
doelgroep te vervolledigen.
Uit de gesprekken met de respondenten bleek dat niet alle respondenten even bewust gekozen hebben voor
een carrière als leerkracht. Allemaal hebben ze een lerarenopleiding voltooid, maar bij ongeveer de helft was
dit zeker niet hun eerste of eigen keuze. Daarom vragen we ons af of er ook een samenhang kan gevonden
worden tussen hoe men studiekeuzes heeft gemaakt en het feit dat men op een bepaald moment besloten
heeft om te stoppen met lesgeven.
In het interview werd reeds gevraagd aan de respondenten om aan te geven in welke mate men zelf controle
kon uitoefenen op zaken die ze als werkgerelateerde energiebron of juist als werkeis beschouwen. We
beschikten echter over te weinig informatie om daar ook zinvolle conclusies uit te trekken. In bijkomend
onderzoek zou hierop verder kunnen doorgegaan worden en eventueel linken leggen met de
attributietheorie. Vanuit deze theorie zou men kunnen nagaan op welke manier leerkrachten hun gedrag en
dat van anderen in termen van oorzaak en gevolg verklaren en hoe dit van invloed is op hun motivatie. Welke
werkgerelateerde energiebronnen of werkeisen ziet men als mogelijk om zelf te controleren en welke
helemaal niet?
In reeds bestaand onderzoek wordt reeds gesuggereerd dat leerlingen in meer praktische richtingen en met
een lage sociaal economische achtergrond tot meer uitstroom leidt (Bakker & Demerouti, 2007).
Samenstelling van de leerlingenpopulatie kan nog verder onderzocht worden of dit effectief een reden kan
zijn voor meer uitstroom bij leerkrachten. In onze doelgroep zat er zeker een variatie aan ex-leerkrachten die
in verschillende onderwijsvormen hadden gestaan en met leerlingen hadden gewerkt uit de verschillende
‘geledingen’ van onze maatschappij. Maar om hieruit ook echte gevolgtrekkingen te kunnen maken, lijkt
meer diepgaand onderzoek zeker opportuun.
Oplossingen voor de uitstroom van ervaren leerkrachten dienen gezocht te worden op school- en
beleidsniveau volgens de bevindingen van dit onderzoek. Zo zou het voor heel wat leraren een opluchting
zijn als de grootte en de samenstelling van de klassen herbekeken wordt. Kleinere klasjes maken het voor de
leerkracht meer beheersbaar. Waar dit nu voor de leerkracht vaak een bron van frustratie is en ervaren wordt
als een werkeis, zou men deze werkeis kunnen verminderen of zelfs doen verdwijnen. Leerkrachten die het
managen van een klas niet ervaren als iets moeilijk, zullen daarentegen meer energie kunnen halen uit de
relatie met hun leerlingen. Het zal misschien niet voor alle leerkrachten volstaan, maar voor bepaalde
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 42
leerkrachten kan daardoor het onevenwicht van veel meer werkeisen t.o.v. minder werkgerelateerde
energiebronnen doen omslaan tot een positieve balans, waarbij de werkeisen minder groot zijn dan de
werkgerelateerde energiebronnen, wat bijgevolg kan leiden tot minder uitstroom bij leerkrachten.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 43
13 Referentielijst
Bakker, A., & Demerouti, E. (2007). The Job Demands-Resources model: state of the art. Journal of
Managerial Psychology, 22(3), 309-328.
Belga. (2018, mei 9). Bijna helft leerkrachten secundair onderwijs stopt binnen de vijf jaar. De Morgen.
Geraadpleegd op 5 november 2018 via https://www.demorgen.be/nieuws/bijna-helft-
leerkrachten-secundair-onderwijs-stopt-binnen-de-vijf-
jaar~b4bcdad0/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
Boderé , A., Vanlommel, K., & Van Petegem, P. (in voorbereiding). Loopbaankeuzes van Vlaamse
onderwijsprofessionals: een empirisch onderzoek. Gent: Steunpunt Onderwijsonderzoek.
Borman, G. D., & Dowling, M. (2008). Teacher attrition and retention: a meta-analytic and narrative review
of the research. Review of Educational Research, 78(3), 367-409.
Clandinin, D., Long, J., Schaefer, L., Downey, C., Steeves, P., Pinnegar, E., et al. (2015). Early career teacher
attrition: intentions of teachers beginning. Teaching Education, 26(1), 1-16.
Creswell, J. W. (2014). Research design. Qualitative, Quantitative and Mixed Medhods Approaches (4de
herziene dr.). Thousand Oaks, California United States of America: SAGE Publications, Inc.
De Clercq, S. (2015). Uitstroomredenen van leerkrachten basisonderwijs in een grootstedelijke context
[Masterproef]. Antwerpen: Universiteit Antwerpen Master Opleidings- en
Onderwijswetenschappen.
De Feyter, L. (2018). Vroegtijdig schoolverlaten onder leraars. In Dialoog, 1(3), 45-49.
den Brok, P., Wubbels, T., & van Tartwijk, J. (2017). Exploring beginning teachers' attrition in the
Netherlands. Theachers and teaching, 23(8), 881-895.
Dienst mediatheken & Dienst onderwijsontwikkeling en internationalisering (2017). Refereren volgens APA.
Geraadpleegd op 22 mei 2019 via
https://arteveldehogeschool.instructure.com/courses/5136/files/72231/download?...1
(2018). Education and Training monitor 2018 - Belgium. Geraadpleegd op 20 november 2018 via
https://ec.europa.eu/education/policy/strategic-framework/et-monitor_en
Gallant, A., & Riley, P. (2014). Early career teacher attrition: new thoughts on a intractable problem.
Teacher Development, 18(4), 562-580.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 44
Geiger, T., & Pivovarova, M. (2018). The effects of working conditions on teacher retention. Teachers and
Teaching, 24(6), 604-625.
Harm, Harmsen, R., Helms-Lorenz, M., Maulana, R., & van Veen, K. (2018). The relationship between
beginning teacher's stress causes, stress responses, teaching behaviour and attrition. Teachers an
Teaching: theory and practice, 24(6), 626-643.
Hattie, J., & Timperley, H. (2007). The power of feedback. Review of Educational Research, 77(1), 81-112.
Huyge, E., Droogenbroeck, F., Elchardus, M., Kavadias, D., Jessy, S., & Jasper, D. (2011). Oorzaken en
motieven van de vroegtijdige uittrede van leraars. Vrije Universiteit Brussel en Universiteit
Antwerpen. Brussel: In opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement
Onderwijs en Vorming.
Johnson, B., Down, B., Le Cornu, R., Peters, J, Sullivan, A., Pearce, J., et al. (2014). Promoting early career
teacher resilience: a framework for understanding and acting. Teachers and Teaching: theory and
practice, 20(5), 530-546.
Karel de Grote hogeschool. (2018, december 3). KdG-studenten nemen middelbare school over [Online
video]. Geraadpleegd op 20 januari 2019 via
https://www.youtube.com/watch?time_continue=1&v=VJtBKhzWUJ4
Kelchtermans, G. (1994). De professionele ontwikkeling van leerkrachten basisonderwijs vanuit het
biografisch perspectief. Leuven: Universitaire Pers Leuven.
Kelchtermans, G. (2017). 'Should I stay or should I go?': unpacking teacher attrition/retention as an
educational issue. Teachers and Teaching, 23(8), 961-977.
Long, J., McKenzie-Robblee, S., Schaefer, L., Steeves, P., Wnuk, S., Pinnegar, E., et al. (2012). Literature
Review on Induction and Mentoring Related to Early Career Teacher Attrition and Retention.
Mentoring & Tutoriing: Partnership in Learning, 20(1), 7-26.
Meij, H. (2011). De basis van opvoeding en ontwikkeling. Geraadpleegd 17 op mei 2019 via
http://nji.nl/nl/Download-NJi/Normale-ontwikkeling-pdftekst.pdf
Minister vervroegt vaste benoemingen, past vervangingsvoorwaarden leerkrachten aan en versterkt
ondersteuning M-decreet [Website]. Geraadpleegd op 8 januari 2019 via
https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/meer-ondersteuning-en-duurzame-loopbaan-van-leraren
Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven/Den Haag: Acco.
Mortelmans, D. (2013). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden (4de dr.). Acco.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 45
Newberry, M., & Allsop, Y. (2017). Teacher attrition in the USA: the relational elements in a Utah case
study. Teachters and Teaching, 23(8), 863-880.
Patrick, M. (2013). Managing teacher retention in a rural school district. Aust. Educ. Res. 40, 227–240.
Perryman, J., & Calvert, G. (2019). What motivates people to teach, and why do they leave? Accountability,
performativity and teacher retention. British Journal of Educational Studies, 1-21. doi:
10.1080/00071005.2019.1589417
Robinson, J. (2017). Exploring attribution theory and bias. Communication Teacher, 31(4), 209-213.
Roediger III, H. L., Deutsch Capaldi, E., Paris, S., Polivy, J., & Herman, C. P. (2001). Een inleiding psychologie
(2de dr.). Gent: Wetenschappelijke Boekhandel J. Story-Scientia bvba.
Rustpensioenen van het ambtenarenstelsel [Website] . Geraadpleegd op 18 december 2018 via
https://www.pdos-sdpsp.fgov.be/nl/pdf/publications/retirement_pension.pdf
Smith, K., & Ulvik, M. (2017). Leaving teaching: lack of resilience or sign of agency? Teachters and Teaching,
23(8), 928-945.
Statistisch jaarboek van het Vlaams onderwijs 2017-2018 [Website]. Geraadpleegd op 29 maart 2019 via
https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/statistisch-jaarboek-van-het-vlaams-onderwijs-2017-
2018#Excel
Struyve, C., Daly, A., Vandecandelaere, M., Meredith, C., Hannes, K., & De Fraine, B. (2016). More than a
mentor - The role of social connectedness in early career and experienced teachers' intention to
leave. Journal of Professional Capital and Community, 1(3), 198-218.
Struyven, K., & Vanthournout, G. (2014). teachers' exit decisions: An investigation into the reasons why
newly qualified teachers fail to enter the teaching profession or why those who enter do not
continue teaching. Teaching and Teacher Education, 43, 37-45.
Struyven, K., Vrancken, S., Brepoels, K., Engels, N., & Lombaerts, K. (2012). Leerkracht zijn met mijn
lerarendiploma? Neen, dank u. Een onderzoek naar de redenen van gekwalificeerde leraren om
niet te starten in het onderwijs na afstuderen of na korte tijd eruit te stappen. Pedagogische
Studiën, 89, 3-19.
Studie knelpuntberoepen in Vlaanderen VDAB [Website].Geraadpleegd op 4 januari 2019 via
https://www.vdab.be/trends/vacatureanalyse.shtml
Taaladviezen [Website]. Geraadpleegd op 20 mei 2019 via https://www.taaltelefoon.be/taaladviezen
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 46
Towers, E., & Maguire, M. (2017). Leaving or staying in teaching: a 'vignette' of an experienced urban
teacher 'leaver' of a London primary school. Teachers and Teaching: theory and practice, 23(8),
946-960.
Van Beirendonck, L., Cannaerts, N., Hendrickx, E., & Van Beirendonck, C. (2018). Handboek HRM (1ste dr.).
Leuven: Acco.
Wynants, J. (2014). Lesgeven in een grootstad: een kans of een struikelblok? Antwerpen: Universiteit
Antwerpen Master Opleidings- en Onderwijswetenschappen.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 47
14 Bijlagen
14.1 BIJLAGE 1: OVERZICHT GEGEVENS DOELGROEP
14.1.1 Respondenten die het onderwijs volledig hebben verlaten
Leeftijd Onderwijs-
vorm
Les gegeven
van … tot …
Volledig of
deels
benoemd?
Huidige functie
1 36 BAO 2004-2016 Volledig Account manager/Muzikant
2 +/- 37 BAO 2003-2013 Benoemd
voor 16 uren Zelfstandige hoevewinkel
3 34 SO 2006-2017 14 uur
benoemd Zelfstandige (horeca)
4 +/- 53 SO 1991-2011 Volledig Pastoraal medewerkster
psychiatrisch centrum
5 +/- 36 SO 2002-2016
Niet
benoemd, ook
geen TADD
Departement assistent in een
bouwonderneming
14.1.2 Respondenten die het onderwijs nog niet volledig hebben verlaten
Leeftijd Onderwijs-
vorm Laatst les gegeven
Volledig of
deels
benoemd?
Huidige functie
1 43 SO 1998-2018 Volledig Secretariaats-
medewerker
2 36 SO
2005 tot 2017 met
daartussen mix van
andere
pedagogische taken
al dan niet
gecombineerd met
lesgeven
Volledig Leerlingbegeleider SO
Bijberoep diagnosticus
3 46 SO
1993-2011
Vanaf ’98 ook ICT-
co + leerkracht
Volledig Pedagogisch Schoolbegeleider
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 48
vanaf 2001 parttime
coördinator +
leerkracht
Vanaf 31.01.2011 –
31.08.2018 fulltime
adjunct-directeur
4 +/-46 BAO 1995-2006 Volledig ICT-coördinator
5 +/- 40 BAO 2000 - 2011
deeltijds
(12/24)
benoemd
(vorig jaar
benoeming
opgegeven)
Ondersteuner
(ondersteuningsnetwerk)
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 49
14.2 BIJLAGE 2: INTERVIEWLEIDRAAD1
Fase Vragen
ACHTERGRONDINFO Naam, geslacht, leeftijd, huidige job, aantal jaren voor de klas gestaan,
aantal jaren benoemd, onderwijsvorm waarin men actief was.
INTRODUCTIE Welkom en hartelijk dank dat je wil deelnemen aan dit semi
gestructureerd interview.
Mijn naam is Daisy De Smet en ik studeer opleidings- en
onderwijswetenschappen aan de UA. In het kader van mijn
masterproef, zou je me aan heel interessante informatie kunnen helpen
door middel van een gesprek, waar je bijdrage en die van enkele andere
respondenten heel waardevol is. Voor we van start gaan, zal ik eerst
nog even kort uitleggen waarover het onderzoek gaat. In dit onderzoek
willen we nagaan waarom ervaren leerkrachten op een bepaald
moment besluiten om te stoppen met lesgeven. Indien mogelijk wil ik
achterhalen of die beweegredenen anders zijn voor mensen die in het
onderwijs werkzaam zijn gebleven, maar in een geheel andere functie
of mensen die het onderwijs volledig de rug hebben toegekeerd.
Het is de bedoeling dat we terugblikken naar de periode waarin je nog
voor de klas stond en begon te overwegen om te veranderen van beroep
tot nu. We gaan op zoek naar de redenen waarom je tot die keuze bent
gekomen en welke zaken invloed hadden op die keuze. Om zaken
achteraf gemakkelijk uit te schrijven zou ik graag dit interview
opnemen. U mag ervan op aan dat dit volledig vertrouwelijk zal
behandeld worden. Vind je dat ok? Tussendoor zal ik ook enkele
aantekeningen maken die tijdens het gesprek of bij de verwerking ervan
mogelijks van pas zullen komen.
Het interview zal ongeveer 1 uur van uw tijd in beslag nemen. Ben je er
klaar voor om van start te gaan?
OPENINGSVRAGEN:
KEUZES TIJDENS DE LOOPBAAN
EN MOTIVERENDE/INHIBERENDE
FACTOREN
Om het gesprek op gang te brengen, heb ik enkele korte vraagjes voor
u (1m38):
1. Kan je een tijdslijn tekenen waarop je beknopt je hele loopbaan in
kaart kan brengen. Je mag de tijdslijn indelen in verschillende
1 Deze leidraad is gebaseerd op een interviewleidraad die ontwikkeld is in eerder onderzoek over loopbaankeuzes (Boderé, Vanlommel & Van Petegem, in voorbereiding). Bij gebruik van deze leidraad voor toekomstig onderzoek moet telkens ook de originele bron vermeld worden.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 50
periodes (fases) en deze fases benoemen met een zelfgekozen
naam of titel.
2. Duid op de tijdslijn ook drie sleutelmomenten aan.
Sleutelmomenten zijn gebeurtenissen of ervaringen die voor jou
bepalend zijn geweest voor jouw loopbaan, bijvoorbeeld voor de
richting die jouw loopbaan heeft aangenomen. De
sleutelmomenten waar je naar verwijst, kunnen zowel positief als
negatief zijn. Ze kunnen ook te maken hebben met momenten
buiten de loopbaan, maar met impact op de loopbaan.
3. Je hebt X, Y en Z aangeduid als sleutelmomenten. Waarom zijn deze
momenten belangrijk geweest in je hele loopbaan? Op welke
manier hebben deze momenten je loopbaan beïnvloed? Welke
betekenis hebben ze voor je?
4. Welke sleutelmomenten hebben volgens jou een positieve impact
gehad op je loopbaan of onderwijspraktijk en welke een negatieve
impact? Waarom?
5. Wat zijn uit heel uw loopbaan uw beste en slechtste
herinneringen? Waarom?
6. Welke invloed hebben ze op u gehad in uw functioneren als leraar?
MOTIVATIES/BEWEEGREDENEN
OM LEERKRACHT TE WORDEN
Studiekeuzes: we dienen er een pak te maken in ons leven. Ooit heb je
de beslissing genomen om te studeren voor leerkracht. Misschien had
je toen al een bepaald beeld voor ogen hoe je dat ging aanpakken,
misschien ook niet. We zullen hier kort eventjes op in gaan.
7. Je bent je loopbaan gestart als leraar. Waarom heb je ervoor
gekozen om voor leraar te studeren? Wat trok je toen aan in het
lerarenberoep? (…) Is er nog iets wat je aansprak en waarvoor je
voor het lerarenberoep gekozen hebt?
8. OF indien de loopbaan gestart is met een andere job buiten het
onderwijs: je bent jouw loopbaan gestart met een job buiten het
onderwijs. Kan je even toelichten waarom je de overstap gemaakt
hebt naar het beroep van leraar? Wat trok je toen aan in het
lerarenberoep? (…) Is er nog iets wat je aansprak en waarvoor je
voor het lerarenberoep gekozen hebt?
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 51
9. Heb je ooit getwijfeld om leraar te worden? Waarom wel / waarom
niet? Wat was de reden van twijfel of belemmering? (…) Was er nog
een reden van twijfel of belemmering om leraar te worden?
10. (indien van toepassing) Heb je het gevoel dat je een vrije keuze had
om voor leraar te studeren vroeger? Waarom wel / waarom niet?
Ben je achteraf blij dat je deze keuze gemaakt hebt?
11. Heb je het gevoel dat het beeld dat je toen had van het
leerkrachtenberoep overeen kwam met de realiteit? Waarom wel,
waarom niet?
MATE VAN AFWISSELING IN DE
JOBUITOEFENING ALS LERAAR EN
DE LOOPBAAN
12. In welke mate vond je je job als leraar afwisselend? Waarom wel /
waarom niet?
13. Vind je de jobinhoud van de meeste leraren afwisselend genoeg?
Waarom wel / waarom niet? Waarom vind je dit?
14. Welke kansen zie je om de jobuitoefening van leraren meer
afwisseling te geven?
a. Wat is de rol van het onderwijsbeleid hierin?
b. Wat is de rol van de directie hierin?
15. Heb je het gevoel dat je in je huidige job een meer afwisselend
takenpakket hebt?
16. Als we nu even kijken naar je volledige loopbaan (tijdslijn tonen). In
welke mate vind je je eigen loopbaan gevarieerd genoeg? Waarom
wel / waarom niet?
17. In welke mate vind je de loopbaan van de meeste leraren
afwisselend genoeg? Waarom wel / waarom niet?
18. Indien je dat niet vindt. Kan het gebrek aan afwisseling dan een
reden zijn waarom jij en/of andere leerkrachten gestopt zijn in het
onderwijs? Waarom wel / waarom niet?
19. Welke kansen zie je om de loopbaan van leraren afwisselender te
maken?
a. Hoe zie je de rol van de directie hierin?
b. Hoe zie je de rol van het onderwijsbeleid hierin?
MOMENT VAN OVERSTAP Op een bepaald ogenblik heeft u de beslissing genomen om te stoppen
met les geven.
20. Ben je van de ene op de andere dag gestopt of is het een proces
geweest, waarbij je geleidelijk geëvolueerd bent naar een
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 52
nieuwe/andere functie binnen het onderwijs? Misschien kan je
hiervoor de tijdlijn er nog eens bij nemen.
21. Ben je voor die nieuwe functie gevraagd of ben je zelf actief op zoek
moeten gaan naar andere jobopportuniteiten?
22. Hoe heb je deze keuze precies gemaakt? Ik veronderstel dat je nog
andere mogelijkheden onderzocht hebt?
23. Hoe heb je de alternatieven ten opzichte van elkaar afgewogen?
24. Zijn er zaken die je keuze positief beïnvloed hebben?
25. Zijn er anderzijds remmende factoren geweest die je er in het begin
misschien van weerhouden hebben om toch die overstap te
maken?
26. Welke personen hebben een belangrijke rol gespeeld in je keuze
om te veranderen? Ik bedoel daarmee
a. Mensen die jou aangemoedigd hebben om te
veranderen.
b. Mensen die je bewust hebben proberen tegen houden
om te veranderen.
c. Mensen die er onbewust hebben toe bijgedragen om
die keuze te maken, ik bedoel daarmee mensen die een
negatief rolmodel voor jou waren.
MOTIVATIE OM TE VERANDEREN Uit heel wat onderzoek blijkt dat heel wat leerkrachten er de brui aan
geven na verloop van tijd of dat hun gezondheid er aan onder door gaat.
Waaraan zou dat volgens jou kunnen liggen, denk je? Welke knelpunten
zie je voor leraren?
27. Wat had voor jou een bepalende factor kunnen zijn om niet uit het
beroep te stappen?
28. Zijn er nog andere redenen die je kunt bedenken?
29. Welke oplossingen zie je voor de oorzaken die je zonet geschetst
hebt? Wat zou kunnen helpen om deze situatie te verbeteren?
30. Wat is de rol van de schooldirectie hierin volgens jou? Hoe kan de
directie ervoor zorgen dat leraren het minder moeilijk hebben in
hun loopbaan?
31. Wat is de rol van collega’s hierin voor jou?
32. Wat is de rol van het onderwijsbeleid hierin volgens jou?
33. Kan je me vertellen wat de reden of redenen zijn om het onderwijs
definitief de rug toe te keren?
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 53
34. OF Kan je me vertellen wat de reden of redenen zijn dat je toch in
het onderwijs nog werkzaam blijft?
35. Denk je dat je nu de job van je leven hebt gevonden? Zo ja, waarom
wel, zo niet, waarom niet?
36. Hoe zou jij willen dat je loopbaan nog evolueert in de toekomst en
kan je ook uitleggen waarom?
PROFFESIONALISERING Bij het veranderen van functie of beroep is het soms nodig om je bij te
scholen.
37. Heb je jezelf moeten bij- of omscholen om de overstap te kunnen
maken van leraar naar …?
38. Heb je je tijdens het uitoefenen van het beroep van leerkracht
reeds kunnen professionaliseren?
a. Zo ja, is dat van nut geweest in je nieuwe job?
b. Werd je daartoe gestimuleerd door je directie of was
dit uit eigen initiatief en heb je daar dus bewust je
eigen vrije tijd moeten voor opofferen?
39. Indien omscholing of bijscholing nodig was voor je nieuwe job, heb
je dat vooraf moeten doen of heb je de kans gekregen om tijdens
het uitoefenen van je nieuwe job je in te werken en bij te scholen?
OPDRACHT VOOR DE
RESPONDENT BIJ DE TIJDSLIJN:
GELUKSGEVOEL BIJ
LOOPBAANFASES
Uit onderzoek is al meermaals gebleken dat een job die je graag doet
en waar je veel energie kan uithalen, het je als werknemer makkelijker
maakt om om te gaan met stressfactoren in je job en dat het het
welbevinden positief beïnvloed. We nemen er de tijdslijn terug bij. Ik wil
het graag nog even hebben over je geluksgevoel bij de verschillende
loopbaanfases. Kan je de mate van geluksgevoel in je job tijdens de
verschillende fases van je loopbaan even aanduiden aan de hand van
een kleur? (rood = helemaal niet gelukkig; oranje = ongeveer even
gelukkig, als ongelukkig, groen = heel gelukkig). Het is uiteraard
mogelijk dat je niet elke fase volledig in één kleur kan steken. Je mag
uiteraard deze fase dan opdelen in stukjes en bijgevolg in verschillende
kleuren inkleuren.
40. Wat valt jezelf op wanneer je deze tijdsbalk bekijkt? Was je
overwegend gelukkig als leerkracht, maar nu het gelukkigst of is het
eerder een evolutie van gelukkig naar niet gelukkig, met na de
overstap opnieuw gelukkig?
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 54
41. Kan je deze schommelingen in gelukkig zijn, verklaren in termen
van motivatie om te starten met lesgeven, stoppen met lesgeven,
starten met de nieuwe job?
SLOTVRAGEN Bedankt dat je dit allemaal al verteld hebt. Om mijn onderzoek verder
vorm te geven, zal ik gebruik maken van een model waarbij men het
evenwicht gaat zoeken tussen eisen die gesteld worden aan de job als
leerkracht en spanning veroorzaken en zaken waar je juist energie van
krijgt en je motivatie verhoogt.
42. Is het mogelijk om op het blaadje te omcirkelen welke eisen en
hulpbronnen jij ervoer toen je nog voor de klas stond? Degene
waarvan je het gevoel had dat je er zelf controle over kon
uitoefenen, mag je omcirkelen in het groen. De zaken waarover je
helemaal geen controle had, mag je omcirkelen in het rood.
43. Kan je nog even toelichten waarom die volgende zaken hebt
aangeduid en in die bepaalde kleur?
44. Stel: je bent morgen Minister van Onderwijs en je mag ervoor
zorgen dat onderwijsprofessionals een uitdagende loopbaan
krijgen. Hoe zouden je ideale loopbaanmogelijkheden voor leraren
eruit zien?
45. Stel dat er een budget vrij komt om tegen te gaan dat ervaren
leerkrachten uitstromen uit het onderwijs. Waar kan het budget
volgens jou het beste aan besteed worden?
AFRONDING Super bedankt voor deze laatste conclusie! Bedankt voor je tijd! Ik houd
je graag op de hoogte van mijn resultaten.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 55
14.3 BIJLAGE 3: CONSENTFORMULIER
Universiteit Antwerpen Faculteit Sociale Wetenschappen St Jacobsstraat 2 B-2000 Antwerpen www.uantwerpen.be
Toestemmingsformulier voor het maken van opnames (foto, film, video en geluid) In het kader van de masterproef in opdracht van de opleiding Master in Opleidings- en onderwijswetenschappen aan de Universiteit Antwerpen, kan het zijn dat de onderzoeker-student foto, film, video en/of geluidsopnames maakt. Deze opnames zijn ten behoeve van de masterproef en kunnen eventueel gedeeld worden met de docenten en direct betrokken medewerkers aan de masterproef. De data bekomen door de opnames zal anoniem verwerkt en geanalyseerd worden. Graag vragen wij u bij deze uw toestemming voor het maken van deze opnames. We bedanken u alvast voor uw medewerking. Indien u verdere vragen heeft, kan u contact opnemen met Prof. Dr. Jan Vanhoof, promotor van dit opleidingsonderdeel; e-mail: [email protected] Gaat u akkoord met het maken van opnames? JA NEEN Gaat u akkoord met het delen van deze opnames in een besloten kring van docenten en de betrokken medewerkers? JA NEEN
Naam: Datum:
Handtekening:
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 56
14.4 BIJLAGE 4: CODEBOOM
Schoolgebonden
Taakgericht/Organisatie
Lesopdracht
JD: Voortdurend wisselende
lesopdrachten
JR: Variatie in takenpakket
Klassen
JD: Grote klassen
JR: Kleine klassen
administratie
JD: Gebrek @ administratieve
ondersteuning/hoge werkdruk
JR: Voldoende administratieve ondersteuning
ontplooiingskansen
JD: onvoldoende mogelijkheden
krijgen om zich te professionaliseren
JR: voldoende mogelijkheden
krijgen om zich te professionaliseren
Verbondenheid met de school
JD: geen verbondenheid
JR: wel verbondenheid
autonomie en participatie
JD: geen
JR: wel
Menslijke relaties
Ondersteuning
collega's
JD: moeilijk
JR: goed
externen
JD: moeilijk
JR: goed
leidinggevenden
JD: moeilijk
JR: goed
leerling
JD: moeilijk
JR: goed
Feedback
JD: Hoge prestastiedruk
Accurate prestatiefeedback
krijgen van leidinggevenden
Onderwijs breed
Jobalternatieven
JD: Gebrek
JR: Carrièremogelijkhe
den
Jobzekerheid
JD: Gebrek
JR: wel
Verloning
JD: te lage verloning
JR: goede verloning
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 57
14.5 BIJLAGE 5: VERDUIDELIJKING VAN ALLE NODES
Niveau 1 Schoolgebonden Deze parent node omvat alle elementen die op één of
andere manier te maken hebben met de school waar de
respondent heeft les gegeven.
Niveau 2 Taakgericht/Organisatie Hiertoe behoren alle stukjes tekst die in zekere mate alleen
maar te maken hebben met de taak die men als leraar
uitvoert, maar gebonden zijn aan de organisatie zelf.
Niveau 3 Lesopdracht Onder deze child node hebben we alle elementen samen
gebracht die te maken hadden met de samenstelling van de
lesopdracht. Had een respondent voortdurend
verschillende lesopdrachten of net niet? Werd dit als een
last of eerder als een verrijking gezien?
Klassen Waar respondenten iets te zeggen hadden over de grootte
van de klassen. Het aantal leerlingen dat er in één klas zit,
maar ook hoe deze groepen werden samengesteld. Dus
wanneer een respondent het had over samenstellingen van
verschillende klassen tot één klasgroep voor een bepaald
vak.
Ontplooiingskansen Deze child node omvat alle elementen die te maken hebben
met de kansen die respondenten kregen of niet kregen om
zichzelf verder professioneel te ontplooien.
Verbondenheid met de
school
Hierin vind je alle stukjes tekst die op één of andere manier
de wel of niet verbondenheid met de school weergeven van
de respondent.
Autonomie en
participatie
Alles wat te maken heeft met het wel of niet ervaren van
autonomie in het lesgeven of het al dan niet kunnen
participeren op het niveau van de lesopdracht, de vakgroep,
maar ook het beleid is hierin ondergebracht.
Niveau 2 Menselijke relaties Hierin zitten alle fragmenten die slaan op de relaties tussen
leerkrachten onderling, leerkracht-leerling(en), leerkracht-
ouders, leerkracht-directie,…
Niveau 3 Ondersteuning Alle relaties die te maken hebben met het krijgen van
ondersteuning, geven van ondersteuning en samenwerking
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 58
met anderen. We splitsen dit op in niveau 4 in collega’s,
externen, leidinggevenden en leerling.
Niveau 3 Feedback Onder deze childnode zitten enkel die zinsneden die
expliciet gaan over het krijgen van negatieve of positieve
feedback, gaande van een respondent die zegt dat hij wel
eens een pluim kreeg van zijn leidinggevende tot een
respondent die meldt nooit feedback te hebben gekregen.
Niveau 1 Onderwijs breed Deze parent node omvat alle elementen die we niet kunnen
onderbrengen onder zaken die specifiek te maken hebben
met de school waar iemand les gaf.
Niveau 2 Jobalternatieven Zowel jobalternatieven binnen de eigen organisatie, het
onderwijs Vlaanderen breed of alternatieven buiten het
onderwijs werden hier samen gebracht.
Niveau 2 Jobzekerheid Wanneer respondenten het hadden over het voortdurend
wisselen van school, onzekerheid over het al dan niet
kunnen blijven op het einde van het schooljaar, … werden
hierin onder gebracht. De reden dat we dit geplaatst
hebben onder onderwijs breed, ligt aan het feit dat de
onzekerheid die je als leraar zeker in het begin van de
carrière ervaart toch een stukje eigen is aan het
onderwijssysteem zoals wij het vandaag nog steeds kennen.
Niveau 2 Verloning Gezien verloning bepaald wordt barema’s en niet door
individuele scholen past dit zeker onder onderwijs breed.
Alles dat dus slaat op het salaris van de leraar is onder deze
child node te vinden.
WAAROM VERLATEN LEERKRACHTEN DE KLAS? PAGINA 59
14.6 BIJLAGE 6: INTERVIEWS EN TRANSCRIPTIES
Alle geluidsopnames van de interviews en de geanonimiseerde transcripties zijn gebrand op
bijgevoegde CD-rom.