Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans?...

44
hét relatiemagazine van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde december 2014 jaargang 10, nr. 20 V uur werk

Transcript of Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans?...

Page 1: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

hét relatiemagazine van de Faculteitder Economische Wetenschappenen Bedrijfskunde

december 2014 jaargang 10, nr. 20

Vuurwerk

Page 2: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

2

REDACTIONEEL

P.3

NIEUWS

P.4

ARTIKEL

Valorisatie

P.6

TUSSENSTAND ONDERZOEK P.14

BLOGS, QUOTES & TWEETS 15

INTERVIEW

Jacco Wielhouwer P.16

VERSLAG

Lindau Meeting

P.20

STELLINGNEMEN

P.22

COLUMN

P.24

ARTIKEL

Carreer Office

P.26

DE BOEKENKAST VAN

Svetlana Khapova

P.28

PUBLIKATIES

P.33

JAAROVERZICHT FEWEB

P.39

Tekst: Frank Bruinsma Illustratie: Xxx

16

Interview

28

DE BOEKENKAST VAN...

Het verrichten van specifieke werkzaamheden,

zo rond de 10.000 werkuren, is een

voorwaarde voor succes

28 2929

DE BOEKENKAST VAN... SVETLANA KHAPOVASvetlana Khapova leest veel en graag. Als ‘carrière’ wetenschapper heeft ze een professionele inte-resse in boeken over persoonlijk en professionele groei van individuen. Maar niet alleen de theorie heeft haar aandacht. Ze leest ook veel non-fi ctie over mens en werk. Waaraan beleeft een mens plezier in zijn werk? Hoe bereikt iemand succes? Malcolm Gladwell is zo’n non-fi ctie schrijver over mens en werk.

“Van hem krijg ik inspiratie en constructieve energie. Hij schrijft vaak over mensen en hun streven naar zelf-realisatie. Eén van mijn favoriete boeken is Outliers: the Story of Succes, waarin Gladwell de factoren onderzoekt die bijdragen aan een hoge mate van professioneel succes. Waarom is Microsoft oprichter Bill Gates zo extreem rijk geworden? Hoe zijn The Beatles één van de meest succesvolle bands in de geschiede-nis geworden? De sleutel tot succes ligt tot op grote hoogte in practicing, zegt Gladwell. Flink veel werken dus, en je bekwamen. Het verrichten van specifi eke werkzaamheden, zo rond de 10.000 werkuren, is een voorwaarde voor succes. Hij noemt dit The 10,000-Hour Rule. In een ander recent boek, getiteld David and Goliath: Underdogs, Misfi ts and the Art of Battling Giants, onderzoekt Gladwell of het hebben van een dis-advantage een mens sterker maakt op de lange duur. Waarom zijn sommige mensen mateloos succesvol en anderen niet? Kan het zo zijn dat mensen met een achterstand deze achterstand juist kunnen gebruiken om tot een grotere hoogte te komen, die zij anders mis-schien niet hadden bereikt? Het hebben van dyslexie leidt tot het ontwikkelen van andere (compenserende) cognitieve vaardigheden. Dit in combinatie met andere persoonlijkheidstrekken, zoals doorzettingsvermogen, genereert een grote kans op succes.”

“Veel boeken in mijn boekenkast gaan over human agency (de keuzemogelijkheid van een mens, red.) in een werkcontext. Een poosje geleden heb ik Dignity at Work gelezen, geschreven door Randy Hodson. Ik raakte geïnteresseerd in het begrip ‘waardigheid’ toen ik mij realiseerde dat een succesvolle carrière meer is dan alleen maar carrière-technische vooruitgang en professionele erkenning. Het gaat vooral ook over het

verwerven en behouden van waardigheid, zowel in je eigen ogen als in die van een ander. Een gevoel van eigenwaarde dat je krijgt door je werk. Dit onderwerp is vooral relevant in het licht van bedrijfsschandalen en onethisch werkgedrag. Ik voorzie dat hier in de nabije toekomst onderzoek naar gedaan gaat worden.”

“Tijdens vluchten naar congressen in het buitenland lees ik vaak verhalen en etnografi eën over de mens en zijn werk. Het boek Working van Studs Terkel bijvoor-beeld, bevat interviews met mensen uit verschillende beroepsgroepen. Mensen vertellen wat ze de hele dag doen tijdens hun werk en hoe zij zich voelen bij datgene wat ze doen. Het gaat om de vraag wat werk zo betekenisvol maakt voor mensen in alle mogelijke beroepen. De serveerster, de brandweerman, een fi nancieel topman in het bedrijfsleven.”

Geboren in Rusland, is Svetlana Khapova opgegroeid met de Russische literaire grootmeesters. “Ik ben en blijf gefascineerd door Fjodor Dostojewski en Leo Tolstoj. Ze beschrijven de geschiedenis en de cultuur van het land. Ze zoomen daarbij bijna als professionele psychologen in op een aantal individuele levens en beschrijven op een fantastische wijze de gevoelens en emoties van de hoofdpersonen. Hun boeken dragen bij aan het beter begrijpen van individuele waarden, rela-ties, geluk, pijn, liefde en vriendschap.” Naast Engelse non-fi ctie werken en Russische literatuur is Svetlana Khapova zich nu aan het verdiepen in de Nederlandse literatuur, samen met haar 7-jarige dochter. “Zij ontwikkelt haar leesvaardigheid, en ik haal ik mijn ach-terstand in de Nederlandse literatuur in. Tot dusverre hebben we samen het grootste deel van de boeken van Annie M.G. Schmidt gelezen.”

Sinds 2013 bekleedt Prof. dr. Svetlana Khapova de Fenna

Diemer-Lindeboom Leerstoel voor Careers and Organization

Studies aan de VU. Op 27 november 2014 hield ze haar

inaugurele rede getiteld “Ghiberti’s doors to ‘intelligent life’,

or what careers can tell us about the making of institutions.”

Svetlana Khapova is wetenschappelijk directeur van het

Amsterdam Business Research Institute (ABRI). Daarnaast

is ze visiting professor aan de ESMT (European School of

Management and Technology), een particuliere, internationale

non-profi t business school, gevestigd in Berlijn.

Svetlana Khapova

is hoogleraar bij de afdeling Management en

Organisatie en wetenschapplijk directeur van het

Amsterdam Business Research Institute (ABRI)

De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam,

[email protected]

6

ValorisatieDiscussie met

1 Derde geldstroomonderzoek is onderzoek dat wordt gefi nancierd door

bedrijven of ministeries. Eerste geldstroom onderzoek wordt gefi nancierd

door de universiteit. Tweede geldstroomonderzoek wordt gefi nancierd door

de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO).

VERBRUGGEN: In deze discussie wil ik graag met jullie praten over valorisatie. Zijn jullie ook van mening dat valorisa-tie tot de kerntaken van de universiteit behoort, welke vormen van valorisatie vind je bij onze faculteit, welke vormen van valorisatie zijn wel of niet nuttig en hoe zou je valorisatie kunnen of moeten stimuleren. Kort gezegd: Zijn wij op aarde om te valoriseren?

VERHOEF: Ik denk wel dat het een van onze belangrijke taken is, maar ik twijfel of het een van de hoofdtaken is. Wat mij betreft is de hoofdtaak onderzoek en daar is valorisatie onderdeel of gevolg van. Dat kan ook uit onderwijs voortko-men, natuurlijk. In ons onderzoeksge-bied treedt valorisatie vaak automatisch op, soms zonder vooropgezet plan. Als je als algemeen econoom iets over beleid zegt, dan heeft dat een maatschappelijke betekenis. Daar zal naar geluisterd wor-den als het goed is. Dat geldt bijvoor-beeld bij onze afdeling als we ons bezig-houden met ruimte, transport en milieu. Dat zijn bij uitstek onderwerpen waar grote beleidsvragen spelen. Als je de onderzoeksresultaten niet verstopt dan komt er vanzelf valorisatie uit voort, ook vanuit de vragende kant van de markt. Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen economische en maatschappelijke valorisatie. Als je die twee bijvoeglijke naamwoorden gebruikt dan suggereer je dat economisch niet maatschappelijk is, maar dat terzijde. Het is wel een belangrijk onderscheid. Dat maakt het in onze gammawetenschap wat lastiger om te meten langs dezelfde instrumenten die je in andere wetenschappen gebruikt, omdat het vaak om maatschappelijke en beleidsgerichte valorisatie gaat, zonder dat daar direct een betaling tegenover staat. Niet elk onderzoek leent zich voor beide typen valorisatie. Ik zou dus niet elke onderzoeker door dezelfde hoepel willen laten springen. Het gaat erom dat wat je met zijn allen tot stand brengt een

PROF. DR. HARMEN VERBRUGGEN

Hoogleraar milieu economie,

discussieleider

SINDS 10 JAAR HEBBEN WE ALS UNIVER-

SITEIT DE TAAK OPGEDRAGEN GEKREGEN

OM ONZE WETENSCHAPPELIJKE KENNIS,

NAAST ONDERWIJS EN ONDERZOEK, OOK

TE VALORISEREN. DAT WORDT GEZIEN

ALS EEN APARTE VERANTWOORDELIJK-

HEID VAN ONS ALS WETENSCHAPPERS.

DAARVÓÓR WERD ER JUIST EEN BEETJE

NEERGEKEKEN OP DERDE GELDSTROOM-

ONDERZOEK1 EN OP MENSEN DIE EEN

ONDERNEMING BEGONNEN. JE KON JE

BETER BEZIGHOUDEN MET ECHT ONDER-

ZOEK. NU STAAT VALORISATIE OP ALLE

BELEIDSNOTA´S. NIET ALLEEN VANUIT DEN

HAAG EN MINISTERIES, MAAR OOK VANUIT

ALLERLEI INSTANTIES DAAROMHEEN. ELKE

UNIVERSITEIT HEEFT TEGENWOORDIG EEN

TECHNOLOGY TRANSFER OFFICE (TTO),

EEN INCUBATOR OF SCIENCE PARK. OOK

BIJ DE AANVRAAG VAN SUBSIDIES VAN

ONDERZOEKSPROJECTEN MOET MELDING

GEMAAKT WORDEN VAN DE VALORISATIE-

KANT OF DE MAATSCHAPPELIJKE BETE-

KENIS VAN HET ONDERZOEK. DAARBIJ

WORDT ALTIJD MET EEN SCHUIN OOG

GEKEKEN NAAR DE VERENIGDE STATEN,

WANT DAAR ZOU HET ALLEMAAL VEEL

BETER ZIJN DAN BIJ ONS. DAAR SLAAGT

MEN ER BETER IN DE KENNIS VANUIT DE

UNIVERSITEIT TE VALORISEREN EN OP DIE

MANIER EEN BIJDRAGE TE LEVEREN AAN

DE ECONOMISCHE ONTWIKKELING.

DIE HELE GEDACHTEGANG HIEROMTRENT

KOMT EEN KLEIN BEETJE UIT DE BÈTAWE-

RELD, WAAR JE MET PATENTEN, E.D. EEN

SPIN-OFF OF EEN START-UP BEGINT. HET

TECHNOLOGY TRANSFER OFFICE (TTO)

IS DESTIJDS VOOR DE BÈTAFACULTEITEN

OPGEZET, OMDAT HET VOOR HEN HEEL

LASTIG WAS OM ONDERNEMINGEN OP TE

ZETTEN. BIJ DE GAMMA- EN ALFAWETEN-

SCHAPPEN GAAT HET MET BETREKKING

TOT VALORISATIE ANDERS.

77

bepaalde maatschappelijke relevantie heeft.

VERBRUGGEN: Je maakt een onderscheid tussen economische en maatschappe-lijke valorisatie. Herken je dat onder-scheid en is dat nuttig voor ons, Frans?

FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen kijken, dan hebben we het over patenten en intellectual property, maar er kan ook een element van consultancy relevant zijn. Er is echter wel een spanningsveld tussen consultancy-vragen die op korte termijn om een antwoord vragen en ons onderzoek, dat in de regel op een wat langere termijn gericht is. De vraag is hoe je dit spanningsveld oplost. Maar er zijn zo ontzettend veel manie-ren om te valoriseren. Wat mij betreft is het heel erg belangrijk – als je praat over economische valorisatie – dat je met de omgeving interacteert, met ondernemingen, om erachter te komen wat voor waarde je hun kunt bieden. En wat zij voor jou kunnen betekenen. Een waarderuil dus met je omgeving en die kan op verschillende manieren plaatsvinden.

VERBRUGGEN: Dat kan dus bijvoorbeeld via derde geldstroomonderzoek, via betaalde adviezen, enz. Valoriseer jij in het programma waar jij bezig bent via het geven van onderwijs?

FELDBERG: Dat is maar een heel beperkt gedeelte ervan. In het Amsterdam Center for Business Analytics (ACBA) zit onder andere een sterk element van kennisvalorisatie richting het midden- en kleinbedrijf door het aanbieden van diensten die zijn gebaseerd op onze wetenschappelijke infrastructuur. Wij praten nu met organisaties die behoefte hebben aan het ontwikkelen van pilots op basis van onze infrastruc-

tuur. Je komt dan op het gebied van toegepast onderzoek wat voor ons erg interessant kan zijn. Die bedrijven zijn ook bereid om hiervoor te betalen.

VERBRUGGEN: Is dat een aanbod gedre-ven initiatief?

FELDBERG: We zijn actief geweest in het aanbieden van een unieke combinatie van kennisgebieden die aansluiten bij ons onderzoek. Het is dus meer dan alleen de infrastructuur. We zijn begon-nen met een aanbod dat aansluit bij vragen die leven in de samenleving en we merken nu dat er ook vraag aan het ontstaan is. We kregen een email van iemand van NWO die onze activiteiten erg interessant vindt en met ons een afspraak wil maken om subsidiemoge-lijkheden te onderzoeken.

VERBRUGGEN: Wout, jij zit in projecten waarbij je reageert op de vraag door een projectvoorstel te schrijven voor een organisatie, bijvoorbeeld in het topsec-toren beleid.

DULLAERT: Ja, maar ik wil ook nog even terugkomen op jouw initiële vraag over waar we valorisatie zien en of dat een kerntaak is van de universiteit. Ik sluit me daarbij graag aan bij Erik. Via be-drijfskunde kom je natuurlijk heel snel terecht bij processen die in bedrijven plaatsvinden. Ik zie ook valorisatie via ons reguliere onderwijs. Via ons regulier bachelor- en masteronderwijs proberen we ons onderzoek te vertalen voor onze studenten en uiteindelijk moeten zij die dingen toepassen en dat is een belangrijke valorisatiestap. Er is inderdaad ook valorisatie in onder-zoeksprojecten en dat gaat goed bij onze onderzoeksgroep ‘supply chain management’. Dat is voor ons een mee-valler. Bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) wordt bij grote onderzoeks-

projecten nu steun gevraagd van bedrijven. Wij hebben nu van NWO een aantal van dit soort subsidies bin-nengehaald en ook een topsubsidie.

VERBRUGGEN: Het gaat hier om onder-zoeksprojecten die voor een deel worden gefi nancierd door NWO en voor een deel door het bedrijfsleven die de vragen naar kennis in het project vertaald heb-ben. Jullie zijn dus actief in verschillen-de van die projecten waarin je concreet zaken oplost voor het bedrijfsleven.

DULLAERT: Hoe wij het hebben aange-pakt lijkt te werken, zowel voor het bedrijfsleven als voor NWO. We hebben gekeken naar interessante onderzoeks-onderwerpen met een probleemstelling die academisch relevant is en daarbij hebben we de goede partijen gezocht om die voorstellen van de grond te krij-gen. Met het Cash Management project dat we samen met de Operations Re-search sectie van deze faculteit hebben binnengehaald doen de Nederlandse geldbanken, de Nederlandsche Bank, Geld Services Nederland en ORTEC mee en bij het andere project met de Universiteit van Wageningen doen Flora Holland, Superunie en Argusi mee. Het lukt trouwens niet altijd. Bij een ander project hebben we Postnl benaderd, maar dat is helaas niet gehonoreerd door NWO. Verder kijken we goed naar waar de vraag zit. Als je valorisatie via je alumni tot stand probeert te brengen dan komen zij met interessante proble-men terug naar de universiteit.

VERBRUGGEN: Valorisatie in de vorm van onderwijs, regulier bachelor- en masteronderwijs, wordt normaliter niet gezien als valorisatie. Bij postacade-misch onderwijs is er wel sprake van valorisatie.

DULLAERT: Ik denk daar toch anders over. Ons onderzoek komt vertaald in

ons onderwijs terecht en onze alumni nemen dat weer mee naar bedrijven en beleid. Als zij die nieuwe inzichten kunnen toepassen dan leveren wij toch een enorme bijdrage aan de maat-schappij.

VERHOEF: Maar dan zijn het geen drie hoofdtaken meer, want dan zit het ingebakken in het onderwijs.

VERBRUGGEN: Wendy, jij zit in een heel andere wereld. Vind jij dat valorisatie een kerntaak is en met welke vormen van valorisatie houd jij je bezig?

JANSSENS: Ik werk aan onderzoekspro-jecten die gedeeltelijk gefi nancierd zijn door NWO en waarbij ik extra fi nanciering heb vanuit maatschappe-lijke organisaties, zoals OXFAM Novib, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere organisaties. Ik denk dat samenwerking heel nuttig is voor beide partijen. Het komt de kwaliteit van het onderzoek vaak ten goede. Je kunt daarmee je onderzoeksvraag scherper krijgen, je maakt het onderzoek toepasbaar op wat er nu daadwerkelijk speelt op een bepaald gebied, het helpt bij het formuleren van hypotheses en bij de interpretatie van resultaten. Ik heb er zelf veel profi jt van en tegelij-kertijd is dat wat ik doe vervolgens ook relevant voor anderen. Ik denk zeker dat valorisatie een kerntaak is naast onderzoek en onderwijs. Derde geldstroomonderzoek en fundamen-teel onderzoek vallen wat dat betreft duidelijk in aparte categorieën. Maar het is ook een kerntaak voor onderzoe-kers en de universiteit om het gewone eerste en tweede geldstroomonderzoek te valoriseren. Er werd net gezegd dat kennis uiteindelijk wel in de maat-schappij terechtkomt. Maar dat gaat niet vanzelf. Veel mensen aan onze faculteit doen interessant onderzoek dat ze vervolgens publiceren in

PROF. DR. WOUT DULLAERT

Hoogleraar logistiek

DR. FRANS FELDBERG

Universitair hoofddocent Knowledge,

Information and Networks

DR. WENDY JANSSENS

Universitair docent ontwikkelings economie

ROF. DR. ERIK VERHOEF

Hoogleraar vervoerseconomie

20

With these insightful words, Countess Bettina Bernadotte kicked off the 5th Lindau Meeting on Economic Sciences on August 20, 2014. The Meeting, held every three years on a picturesque is-land on Lake Constance, reunites Nobel Laureates, young researchers, journa-lists, policymakers, and heads of state in a veritable celebration of knowledge. This year, nominated by the Tinbergen Institute and the KNAW, I had the literal once-in-a-lifetime opportunity to attend as a young economist. As the Countess emphasized at the end of the Meeting, a second participation only comes with the Nobel Prize.

‘It’s not about papers.

It’s about people’

21

Lindau Meeting: 17 Nobel LaureatesThe intense program featured 17 Nobel Laureates giving plenary lectures on topics ranging from moral hazard in banking (Myerson) and interconnectedness in fi nance (Merton) to developments in neuroecono-mics (McFadden) or repugnant markets (Roth). The morning plenary lectures were complemented by afternoon discussion sessions where Nobel Laureates directly interacted with young economists. Evenings featured informal dinners where young researchers socialized with Nobel Laureates and their families. At the end of a very full day, I found myself talking with William Sharpe about teaching computer science to young children and to Roger Myerson about his moti-vation to become a scientist.

Master classesPolicymakers and representatives of the fi nancial in-dustry also joined the international dialogue. The Ger-man chancellor Angela Merkel addressed the audience on the challenges of the European Union: from the ageing population to regulatory challenges posed by shadow banking, prefacing some of the topics on the G20’s agenda in November. She pointed out that the primary role of economists is to inform policymakers:

“Even the most complicated matters can be formula-ted in simple terms.” An opportunity I am particularly grateful for was to present my research in front of a Nobel Laureate. The 2014 Meeting inaugurated the concept of “Master Classes” – in essence, workshops allowing the new generation to receive feedback from the best minds in economics. Ten young economists were selected from the pool of participants by Nobel Prize winners in their fi eld. I was selected by Professor Roger Myerson from the University of Chicago to present my job market paper in a Master Class on Game Theory and Mathematical Economics.

The Lindau BlogThe Lindau Blog (http://blog.lindau-nobel.org/) pro-vides yet another important tool for young economists to present themselves to the world. Before the mee-ting, the platform offered the opportunity to discuss current research with the Lindau Meeting community. During and after the meeting, summaries of plenary lectures were provided for further thought, together with pertinent analysis by invited journalists. In our truly interconnected world, the Lindau Meetings made no exception.

NetworkingAttending the Lindau Meeting allowed me to interact with fellow Ph.D. candidates from all over the world and in a variety of fi elds. This is at the same time a fantastic chance for networking, but also for self-refl ection. As a doctoral student it is often too easy to develop “tunnel vision”, i.e., fi xate on the technical aspects of your own research. The sheer scale of the Lindau Meeting allows one to regard economics in perspective. We are fundamentally a social science studying human behavior. All economists, whether they focus on fi nancial or labor markets, macroecono-mics, or behavioral economics, need to come together from time to time and share insights. Gatherings such as the Lindau Meeting help us connect the puzzle pieces, understand what challenges lie ahead, and develop lasting relationships. It is the same spirit of scientifi c synergy the Tinbergen Institute was built upon.

MARIUS ZOICAN

is PhD student at the department of Finance

De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam,

[email protected]

2424

Jelle

van

Ba

arde

wijk

Er hangen nieuwe bordjes op de VU. Alle teksten daarop zijn nu in het Engels. In de vleugel van het bestuur is executive board te lezen. Dat is een nogal ongelukkige vertaling, zeker op het moment dat de VU toch al met een negatief imago kampt. Executive board klinkt naar hiërarchisch beleid uitgevoerd door een chief executive offi cer.

Executive board past bij een verouderde denkwijze uit het begin van dit millennium, de bubbeltijd van de marktwerking. Universiteiten waren opeens quasi pu-blieksbedrijven en werkten met managers die ervaring hadden met het effectiever en effi ciënter maken van organisaties. Het toenmalige bestuur vestigde zich in een kantoor in Amstelveen vanwege ruimtegebrek. Dat was een begrijpelijke verhuizing die enigszins ongeluk-kig uitpakte. Zij werd namelijk symbool van de afstand tussen bestuur en medewerkers. Wat ook niet hielp voor de beeldvorming, was dat het bestuur zich dage-lijks liet chaufferen naar het hoofdgebouw. Het ontnam het personeel in diezelfde tijd een eigen werkplek en installeerde overal fl explekken. Ongetwijfeld heeft dat de nodige bezuinigingen opgeleverd. Inmiddels zijn ook de nadelen duidelijk: studenten kunnen niet langer zomaar bij docenten langskomen, wat op een univer-siteit niet erg handig is. En collega’s lopen elkaar de hele dag te zoeken. De verbouwing is dermate serieus uitgevoerd dat de zaak niet kan worden teruggedraaid. Wij doen het er dus maar mee, maar wel zonder de oude executive board trouwens, want die is ontbonden wegens gebrek aan vertrouwen onder medewerkers. Ik voel oprecht enige sympathie voor het nieuwe bestuur: het lijkt te beseffen dat een universiteit geen bedrijf is en dat studenten geen consumenten zijn. Studenten kunnen zich wel beklagen over een vak of docent, maar als ook de klachtenbehandeling niet bevalt, kan het vak niet zomaar worden omgeruild. Een universi-teit lijkt wat dat betreft meer op de politie dan op de H&M: een bekeuring kun je ook niet zomaar omruilen, een trui wél. Wie herhaaldelijk voor een vak zakt, loopt risico een hele studie niet te mogen afronden. Dit is zelfs in de achterliggende marktjaren niet veranderd.

Werkplek

Faculteit der Letteren

De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam

Onderzoek

Zijn onderzoek richt zich op de fi losofi e van bedrijf, economie en onderwijs. Ondanks verscheen

mede onder zijn redactie de bundel ‘Waartoe is de universiteit op aarde?’ bij Uitgeverij Boom

[email protected]

Doc

ent-

prom

oven

dus

wijs

beg

eert

e

25

Hoogwaardig onderwijs blijft een kerntaak van de VU. Wij kunnen studenten inwijden in de ‘geestelijke ruimte’ van onze cultuur. We doen graag ons best deze lastige taak uit te drukken in cijfers die kunnen worden verzameld in grafi eken. Het is echter belangrijk te beseffen dat academisch onderwijs in de kern lastig meetbare inhoud omvat: het kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken, het ontleden van een gedach-tegang, het niet zomaar alles voor waar aannemen, het kunnen interpreteren van berekeningen, enzo-voort. Het gaat ons bovendien om de academische kunde een gedachte of berekening te vertalen naar de wereld waarin we leven en werken. Hier hebben we het niet alleen over talenkennis sec, maar ook over het vermogen iets te kunnen interpreteren en in een groter verband te plaatsen. Dit geldt natuurlijk ook in het bedrijfsleven: iemand kan met behulp van big data een rendabele organisatorische verandering adviseren voor een ziekenhuis. Daarmee is dit inzicht echter nog niet vertaald naar de werkvloer en de cliënten van het ziekenhuis. En zolang deze vertaalslag niet is gemaakt, mist het draagvlak voor verandering. Er is een kwalita-tief en overtuigend oordeel nodig, ook als je met cijfers werkt. Op dit punt weet de ware academicus zich te onderscheiden.

Taal is van levensbelang voor de wetenschap en voor de vertaling daarvan naar de samenleving en het bedrijfsleven. Ik schrok daarom toen Jaap Winter, de huidige collegevoorzitter van de VU, het academisch jaar opende met de woorden: “Op termijn zal Engels onze taal van communicatie worden en houd ik deze speech in het Engels.” Eerder dit jaar werd al mede-gedeeld dat alle masters aan de VU in de toekomst bij voorkeur in het Engels worden gedoceerd. Nu gaan we kennelijk ook nog met elkaar in het Engels vergaderen. Zou dat de inhoud en lengte van de gesprekken ten goede komen?

De universiteit zou juist een plek moeten zijn waar onze eigen taal in haar hoogste vorm wordt geculti-veerd. Natuurlijk moet er ruimte zijn om in het Engels

te spreken en schrijven. De universiteit heeft een schakelfunctie tussen Nederland en de rest van de we-reld. En Engels is nu eenmaal de taal waarin zij deze functie vervult. Maar het Nederlands moet ook een academische taal blijven. Men beseft onvoldoende dat te veel Engels ons afsnijdt van de maatschappij. Engels kan zelfs spanning geven tussen de toch al groeiende verschillen tussen hoog- en laagopgeleiden. Nu is er iets voor te zeggen dat veel wetenschappers publiceren in Engelstalige peer reviewed tijdschriften. Het gaat ech-ter fout wanneer al het masteronderwijs op dit soort onderzoek wordt geënt. De meeste studenten komen later in een Nederlandse context te werken. Zij zijn er bij gebaat om verfi jnd Nederlands te leren spreken aan de universiteit. Niet noodzakelijk direct, maar wel via een eloquent college over marketing of fi losofi e. We zouden het ook als een cultureel doel kunnen zien dat Engelstalig onderzoek tijdens college naar onze situatie wordt ‘vertaald’. Het getuigt van weinig zelfvertrouwen dat wij onze taal zo gemakkelijk opgeven omdat een onderzoek in het Engels is gepubliceerd of omdat een deel van de studenten uit het buitenland komt. Van hen kunnen we niet vragen om meteen Nederlands te leren, maar van buitenlandse docenten die hier jaren werken wel.

Wat hier ook meespeelt, is dat wij vaak geen Engels maar globish spreken en schrijven. Dat is een eenvoudige variant van het Engels, bestaande uit zo’n 1500 woorden, vaak aangevuld met zo’n 50 technische termen uit een specifi ek vakgebied. Een taal waarin veel wordt ‘gehoweverd’ en weinig ambivalenties overeind blijven. Een uitstekende taal voor op reis, op de zaak en wellicht zelfs voor vriendschap. Globish is echter minder geschikt om het kritische denkvermogen te verfi jnen. We maken het contact tussen studenten en toekomstige collega’s en werknemers niet gemak-kelijker door hen in deze ‘taal’ te onderwijzen. Het is al moeilijk om de eigen taal te ontwikkelen tot het niveau waarop men snel tot de kern van de zaak komt, zonder ambivalenties te niet te doen en mensen voor het hoofd te stoten.

Het is overigens niet helemaal logisch dat wij, te midden van een wereld die tegelijkertijd internatio-naliseert en lokaliseert, zo eenzijdig kiezen voor het globish. Waarom zouden we niet meer tijd nemen voor Duits en Frans? Die talen zijn van cultureel en economisch belang voor Nederland. Meertaligheid zou ook uitstekend passen bij onze excellentiedoelstelling. Bovendien waarderen buitenlanders het als je hun taal enigszins kent.

Als het Nederlands aan de VU verdwijnt, zou dat een aanslag zijn op onze eigen intellectuele cultuur. Het Engels mag best belangrijker worden, maar het moet ruimte laten voor onze moedertaal. Het is ach-terhaald marktdenken om een hele universiteit aan te passen aan de mogelijkheid dat er meer buitenlandse studenten komen. Het zou bovendien ook economisch gezien irrationeel zijn. De kosten van de VU worden hoofdzakelijk gedekt door de Nederlandse belasting-betaler. Het draagvlak voor die steun zou weleens kunnen eroderen, zoals de afgelopen jaar ook in de wereld van de kunst gebeurde. Ook daar was de kritiek dat men internationaal meedeed, maar het contact met de eigen omgeving was kwijtgeraakt. Het is ook om die reden verstandig dat de VU de taal blijft spreken van de wereld waar haar studenten vandaan komen en waar zij naar terugkeren.

Voor alle duidelijkheid: dit is geen betoog tegen het Engels. Het heeft terecht een hoofdrol naast het Nederlands. Wij zouden beide talen serieuzer moeten onderwijzen (om maar te zwijgen over het Duits en Frans). Een goede taalbeheersing past bij de academi-sche houding. En het is wenselijk dat er meer aandacht komt voor taalonderwijs. Mocht dat er in de toekomst inderdaad van komen, en er nog steeds een bordje exe-cutive board in de vleugel van het bestuur hangen, dan verschijnt er vast een kritische column. Het is immers een blunder die getuigt van naïef marktdenken, weinig maatschappelijk besef en slecht taalgevoel.

25

Executive Board

Page 3: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

CoLoFoN Tiende jaargang, nr. 20 - December 2014De volgende Vuurwerk verschijnt juni 2015

Vuurwerk is het relatiemagazine van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB). Vuurwerk verschijnt twee keer per jaar in een oplage van 9.500 exemplaren.

RedactieMira Maletic, Lonneke Korenromp, Ina Putter, Henri de Groot, Iris Visser, Ellen Woudstra

Adres Faculteitsbureau FEWEB, de Boelelaan 11051081 HV Amsterdam [email protected] 598 6157

Ontwerp en opmaakRoom for ID’s, Nieuwegein

IllustratiesBerto Martinez, Room for ID’sShutterstock

FotografieFEWEB,M&C-VU/ Yvonne Compier, Shutterstock

DrukNPN drukkers, Breda

3

Redactioneel

Voor u ligt een nieuwe uitgave van Vuurwerk, met daarin allerhande groot en klein nieuws uit de faculteit. Het zijn interessante en roerige tijden, met vele nieuwe initiatieven en uitdagingen. Kortom, te veel om allemaal op te noemen. Ik houd mij daarom, met enige tegenzin, aan een kleine greep uit ons assortiment.

Duidelijk is dat het goed met ons gaat. Op elk denkbaar vlak is er ruimte voor groei en ontwikkeling. De curricula van het bacheloronderwijs zijn ingrijpend aangepast aan de veranderde maatschappij die steeds hogere eisen stelt aan onze studenten en medewerkers. De verregaande globalisering en individualisering zijn hier debet aan en dwingen ons tot een andere manier van denken en handelen die richting geeft aan onze toekomst. Met name maatschappelijke relevantie staat in de schijnwerpers. Onze verantwoordelijkheid in het verzilveren van wetenschappelijke kennis wordt nadrukkelijker geëvalueerd, ook in de beoordeling van subsidieaanvragen NWO en Horizon 2020. Maar zijn wij op aarde om te valoriseren? En wanneer wordt onze kennis van ‘praktische’ waarde, en heeft kennis niet al waarde van zichzelf? De antwoorden hierop zijn nodig om als wetenschapper te laten zien wat je voor de samenleving doet.

Er zijn ook andere uitdagingen en kansen. De start van de nieuwe gezamenlijke research master ‘Business in Society’ per 1 september 2015 die door de Amsterdamse universiteiten samen wordt aangeboden. Na de gezamenlijke master Entrepreneurship is dit de tweede masteropleiding waartoe de UvA en VU de handen hebben ineengeslagen. En kijk ook eens naar het jaaroverzicht 2014. De maatschappelijke thema’s van de komende jaren worden weerspiegeld in een omvangrijk scala aan benoemingen, promoties, prijzen en oraties. We mogen behoorlijk trots zijn.

In deze uitgave vindt u verder een interview met Jacco Wielhouwer, Hoogleraar Economics of Accounting and Tax. Hij vertelt over zijn wetenschappelijke ambities en geeft ons een inkijk in zijn onderzoeksagenda waarin het delicate spel tussen vertrouwen, toezicht en handhaven centraal staat. Voorts nemen we een kijkje in de gevarieerde boekenkast van Svetlana Khapova. Van jongs af aan heeft ze blijk gegeven van een grote belangstelling voor de menselijke maat en het belang van rechtvaardigheid en individuele waarden in de wetenschap. Een visie die ik van harte ondersteun, en die tevens aansluit op het jaarthema “It’s not about papers. It’s about people” van de Lindau Meeting on Economic Sciences. Het is prachtig dat een van onze promovendi, Marius Zoican, de kans heeft gekregen in gesprek te gaan met maar liefst 17 Nobelprijswinnaars.

Kortom, de reikwijdte van Vuurwerk verdient het om van kaft tot kaft te worden gelezen.

Ik wens u alvast veel leesplezier en een zeer goed eindejaar.

Willem VerschoorDecaan Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde

Page 4: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

44

Het eerste jaar volgens de nieuwe curricula is in september van start gegaan en de opzet is enthousiast ontvangen door studenten en docenten. In de komende jaren wordt het curriculum verder uitgerold en zullen ook de masteropleidingen een vergelijkbaar traject doorlopen. We zijn trots op de nieuwe curricula en zijn er-van overtuigd dat alle opleidingen op deze manier weer optimaal aansluiten op de wensen en eisen van de samenleving. Dit blijven we uiteraard toetsen door de curricula tussentijds regelmatig voor te leggen aan studenten, medewerkers en het werkveld zoals vertegenwoordigd in de adviesraden van de opleidingen.

Nieuwe onderzoeksmaster Business in Society gaat van start

In hoeverre heeft aandacht in de media voor sociale verantwoor-delijkheid van ondernemingen de manier waarop winstmakende organisaties daadwerkelijk zakendoen beïnvloed? Hoe kunnen leiders ethisch verantwoorde beslissingen maken in een wereld waarin mondiale competitie overheerst?

Onder auspiciën van de twee onderzoeksinstituten in bedrijfs-kunde van zowel de VU als UvA, respectievelijk ABRI en ABS-RI, bundelen de twee Amsterdamse universiteiten hun krachten om een kennis intensieve onderzoeksmaster aan te bieden binnen bedrijfskunde. Bovenstaande en tal van andere vragen op het grensgebied van bedrijf en maatschappij staan centraal in de tweejarige master die opleidt tot Master of Science in Business in Society. Met deze nieuw geaccrediteerde gezamenlijke opleiding intensiveren de VU en UvA hun samenwerking door, in navolging van de joint master in ondernemerschap, nu ook een gezamenlijke onderzoeksmaster aan te bieden.

De Engelstalige opleiding die onlangs door kwaliteitsbewaker NVAO is geaccrediteerd zal per september 2015 van start gaan. Studenten leren kennis en vaardigheden om onderzoek te doen naar de grote uitdagingen waar het bedrijfsleven mee wordt geconfronteerd, onder andere door snelle veranderingen in de economische, technologische en sociale omgeving waarbinnen zij zich bevinden. Creativiteit en kritisch, reflectief denken over specialistische grenzen heen kan bijvoorbeeld helpen om nieuwe,

Nieuwe Bachelor curricula

Project curriculum vernieuwingAfgelopen twee jaar heeft de Faculteit der Economische Weten-schappen en Bedrijfskunde (FEWEB) hard gewerkt aan het herzien van de bachelor curricula. De laatste curriculumherziening was al weer even geleden, rond de eeuwwisseling in het kader van de invoering van de Bachelor-Master structuur. Naast de wenselijk-heid om curricula opnieuw te toetsen aan de eisen vanuit de maatschappij, moesten de opleidingen ook aangepast worden aan de herziene VU doelstellingen voor bacheloronderwijs. Het project is uitgevoerd onder leiding van de Commissie Van der Wel.

Bij de curriculavernieuwing is specifiek gelet op een goede aan-sluiting van het onderwijsaanbod op de visie van de faculteit en de universiteit, specifieke aandachtsgebieden voor de profilering van het onderwijs, de profilering van de faculteit en haar onder-wijs op de internationale markt, het waarborgen van een goede aansluiting van het onderwijsprogramma op het beroepenveld, een goede aansluiting tussen de Bachelor- en Masterprogramma’s, het verhogen van de studierendementen en de aansluiting van de onderzoeksgebieden op het onderwijs.

Co-creatieOm de onderwijsvernieuwing zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de behoeften van studenten, docenten én toekomstige werk-gevers is gekozen voor een nieuwe aanpak, namelijk een co-creatie-traject. Innovatiebureau SunIdee heeft dit traject, dat samen met FEWEB docenten is uitgevoerd, begeleid.

Het co-creatietraject kende drie fases. Allereerst kwalitatieve inter-views door Sunidee en FEWEB docenten met stakeholders (studen-ten, werkgevers, alumni en docenten). Hieruit kwamen veel inte-ressante punten die gezamenlijk de eerste rode lijn voor de nieuwe inrichting van de opleidingen vormden. Bijvoorbeeld dat er naast academische, kwantitatieve onderzoeksvaardigheden en vakkennis ook aandacht zou moeten zijn voor sociale vaardigheden, zelf-bewustzijn en link met de praktijk. Deze acht vaardigheden zijn geformuleerd als leerdoelen die in alle bacheloropleidingen terug komen. Daarnaast bleek het voor studenten belangrijk om vroeg in de opleiding een eerste keuzemoment te hebben. Deze en andere punten werden in de tweede ronde omgezet in inzichten. Tenslotte zijn deze inzichten in creatieve workshops getransformeerd tot een set onderwijsprincipes die voor alle nieuwe bacheloropleidin-gen als uitgangspunt gelden. Daarnaast zijn in de workshops ook nieuwe opleidingsvisies ontwikkeld die terugkomen in de eindter-men van de opleidingen.

ResultatenUit het co-creatietraject, waar een grote groep docenten, studen-ten en ondersteunende medewerkers met veel plezier aan heeft deelgenomen, is een nieuwe onderwijsfilosofie voortgekomen, met als kern de FEWEB leercultuur en de eerder genoemde leerdoelen die op alle bacheloropleidingen van toepassing zijn. Toch zijn de opleidingen duidelijk van elkaar te onderscheiden door een routekaart en eigen logo dat de kern van de opleiding uitdrukt. Hierdoor zijn voor studenten in één oogopslag de verschillen tus-sen de opleidingen duidelijk.

Page 5: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

5

Risico’s voor beleggers ‘; sprekers van deze workshop waren Enno Masurel (Hoogleraar Duurzaam Ondernemen, directeur van het Amsterdam Center for Entrepreneurship), Kris Douma (Direc-tor Responsible Investment and Governance, MN Services) en Jaap Hoek (Senior Portfolio Strategist, Robeco).

Daarnaast deelden Bert Steens (hoogleraar Management Accoun-ting en Control) en Brigitte de Graaff (PhD) hun inzichten tijdens de workshop over ‘Het verbeteren van MVO Communicatie - wat beleggers moeten weten en managers kunnen doen.’

Verder was een aantal internationale gerenommeerde sprekers uitgenodigd om hun inzichten over sociaal ondernemerschap en impact (ESG) investing te delen. Dit waren onder meer:

Ernesto Sirolli, oprichter en CEO van Sirolli Institute;Lisa Hall, hoofd van Impact Investing Anthos (Brenninkmeijer Family Office ), voormalig hoofd van Calvert Foundation. Wereld-autoriteit op Impact Investing;Arvind Narula, CEO Urmatt Largest Organic Rice Produce in Zuid-Oost -Azië. Zeer succesvol sociaal ondernemer en is bezig met het opzetten van een zeer grote winstgevende sociale onderneming voor biologische eieren en pluimvee in Azië.

Voor meer info over de TBLI Conference Europe kunt u terecht op www.tbligroup.com .

innovatieve manieren van organiseren en zakendoen te ontwik-kelen. Hierbij gaan we uit van de gedachte dat bedrijfskundige en maatschappelijke vooruitgang hand in hand gaan. Met een maximale instroom van 25 getalenteerde en gemotiveerde ambiti-euze studenten, maakt de opleiding intensieve interactie mogelijk tussen studenten onderling en tussen studenten en docenten. Deze VU en UvA docenten zijn stuk voor stuk excellente onderzoekers die studenten meenemen in hun passie om complexe bedrijfs-kundige vraagstukken in een breder maatschappelijk perspectief te onderzoeken.De onderzoeksmaster is niet alleen uniek in zijn focus op het thema business in society, maar ook in zijn nadruk op het ontwik-kelen van vaardigheden om nieuwe theorieën te bouwen en in het bieden van een unieke structuur waarin studenten kunnen leren door nauw samen te werken met zelf uit te kiezen docenten met een internationale onderzoeksreputatie. We zijn er van overtuigd dat de wetenschap, het bedrijfsleven en de maatschappij vragen om meer dan het testen van hypotheses en dat er een noodzaak is om nieuwe theorieën te ontwikkelen die de complexe vraag-stukken waar het bedrijfsleven mee geconfronteerd wordt in zijn interactie met de maatschappij helpen oplossen. Daarom bieden we naast specialisaties in bedrijfskundige disciplines vooral ook methodologische en theorie bouwende vaardigheden die nodig zijn om de uitdagingen aan te gaan op het terrein van business in society.

Deze onderzoeksmaster is de ideale voorbereiding op promotie-onderzoek binnen bedrijfskunde of gerelateerde gebieden. Daar-naast geeft het afgestudeerden een uitstekende basis om carrière te maken in onderzoeksgerelateerde functies in de publieke of private sector, als onder andere strategisch adviseur, onderzoeker of beleidsmaker. Kortom: onze alumni beschikken over de nood-zakelijke vaardigheden om een leidende rol aan te nemen in het bedrijfskundige onderzoek van de toekomst.Meer informatie: www.uva.nl/rmsc-business-in-society

18e TBLI conferentie door FEWEB georganiseerd

De Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Vrije Universiteit Amsterdam heeft de 18e TBLI Conference Europe georganiseerd op 28 en 29 oktober 2014.

Deze conferentie biedt een platform waar men kan leren van de laatste ontwikkelingen en best practices op het gebied van maat-schappelijk verantwoord ondernemen en duurzaam beleggen en waar men een divers, internationaal publiek van sociale investeer-ders en sociale ondernemers samenbrengt.

Participanten van de VU in dit congres waren:Willem Verschoor (decaan Faculteit Economie en Bedrijfskunde) trad op als voorzitter van de sessie over ‘Long Finance - De rol van de patiënt kapitaal voor invloed investering’. Harmen Verbruggen (hoogleraar International Environmental Economics) leidde een workshop over ‘ Managing Sustainability

5

Page 6: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

6

Valorisatie

Discussie met

1 Derde geldstroomonderzoek is onderzoek dat wordt gefinancierd door

bedrijven of ministeries. Eerste geldstroom onderzoek wordt gefinancierd

door de universiteit. Tweede geldstroomonderzoek wordt gefinancierd door

de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO).

VERBRUGGEN: In deze discussie wil ik graag met jullie praten over valorisatie. Zijn jullie ook van mening dat valorisa-tie tot de kerntaken van de universiteit behoort, welke vormen van valorisatie vind je bij onze faculteit, welke vormen van valorisatie zijn wel of niet nuttig en hoe zou je valorisatie kunnen of moeten stimuleren. Kort gezegd: Zijn wij op aarde om te valoriseren?

VERHOEF: Ik denk wel dat het een van onze belangrijke taken is, maar ik twijfel of het een van de hoofdtaken is. Wat mij betreft is de hoofdtaak onderzoek en daar is valorisatie onderdeel of gevolg van. Dat kan ook uit onderwijs voort-komen, natuurlijk. In ons onderzoeksge-bied treedt valorisatie vaak automatisch op, soms zonder vooropgezet plan. Als je als algemeen econoom iets over beleid zegt, dan heeft dat een maatschappelijke betekenis. Daar zal naar geluisterd wor-den als het goed is. Dat geldt bijvoor-beeld bij onze afdeling als we ons bezig-houden met ruimte, transport en milieu. Dat zijn bij uitstek onderwerpen waar grote beleidsvragen spelen. Als je de onderzoeksresultaten niet verstopt dan komt er vanzelf valorisatie uit voort, ook vanuit de vragende kant van de markt. Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen economische en maatschappelijke valorisatie. Als je die twee bijvoeglijke naamwoorden gebruikt dan suggereer je dat economisch niet maatschappelijk is, maar dat terzijde. Het is wel een belangrijk onderscheid. Dat maakt het in onze gammawetenschap wat lastiger om te meten langs dezelfde instrumenten die je in andere wetenschappen gebruikt, omdat het vaak om maatschappelijke en beleidsgerichte valorisatie gaat, zonder dat daar direct een betaling tegenover staat. Niet elk onderzoek leent zich voor beide typen valorisatie. Ik zou dus niet elke onderzoeker door dezelfde hoepel willen laten springen. Het gaat erom dat wat je met zijn allen tot stand brengt een

PROF. DR. HARMEN VERBRUGGEN

Hoogleraar milieu economie,

discussieleider

SINDS 10 JAAR HEBBEN WE ALS UNIVER-

SITEIT DE TAAK OPGEDRAGEN GEKREGEN

OM ONZE WETENSCHAPPELIJKE KENNIS,

NAAST ONDERWIJS EN ONDERZOEK, OOK

TE VALORISEREN. DAT WORDT GEZIEN

ALS EEN APARTE VERANTWOORDELIJK-

HEID VAN ONS ALS WETENSCHAPPERS.

DAARVÓÓR WERD ER JUIST EEN BEETJE

NEERGEKEKEN OP DERDE GELDSTROOM-

ONDERZOEK1 EN OP MENSEN DIE EEN

ONDERNEMING BEGONNEN. JE KON JE

BETER BEZIGHOUDEN MET ECHT ONDER-

ZOEK. NU STAAT VALORISATIE OP ALLE

BELEIDSNOTA´S. NIET ALLEEN VANUIT DEN

HAAG EN MINISTERIES, MAAR OOK VANUIT

ALLERLEI INSTANTIES DAAROMHEEN. ELKE

UNIVERSITEIT HEEFT TEGENWOORDIG EEN

TECHNOLOGY TRANSFER OFFICE (TTO),

EEN INCUBATOR OF SCIENCE PARK. OOK

BIJ DE AANVRAAG VAN SUBSIDIES VAN

ONDERZOEKSPROJECTEN MOET MELDING

GEMAAKT WORDEN VAN DE VALORISATIE-

KANT OF DE MAATSCHAPPELIJKE BETE-

KENIS VAN HET ONDERZOEK. DAARBIJ

WORDT ALTIJD MET EEN SCHUIN OOG

GEKEKEN NAAR DE VERENIGDE STATEN,

WANT DAAR ZOU HET ALLEMAAL VEEL

BETER ZIJN DAN BIJ ONS. DAAR SLAAGT

MEN ER BETER IN DE KENNIS VANUIT DE

UNIVERSITEIT TE VALORISEREN EN OP DIE

MANIER EEN BIJDRAGE TE LEVEREN AAN

DE ECONOMISCHE ONTWIKKELING.

DIE HELE GEDACHTEGANG HIEROMTRENT

KOMT EEN KLEIN BEETJE UIT DE BÈTA-

WERELD, WAAR JE MET PATENTEN, E.D.

EEN SPIN-OFF OF EEN START-UP BEGINT.

HET TECHNOLOGY TRANSFER OFFICE

(TTO)IS DESTIJDS VOOR DE BÈTAFACUL-

TEITEN OPGEZET, OMDAT HET VOOR HEN

HEEL LASTIG WAS OM ONDERNEMINGEN

OP TE ZETTEN. BIJ DE GAMMA- EN ALFA-

WETENSCHAPPEN GAAT HET MET BETREK-

KING TOT VALORISATIE ANDERS.

Page 7: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

77

bepaalde maatschappelijke relevantie heeft.

VERBRUGGEN: Je maakt een onderscheid tussen economische en maatschappe-lijke valorisatie. Herken je dat onder-scheid en is dat nuttig voor ons, Frans?

FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen kijken, dan hebben we het over patenten en intellectual property, maar er kan ook een element van consultancy relevant zijn. Er is echter wel een spanningsveld tussen consultancy-vragen die op korte termijn om een antwoord vragen en ons onderzoek, dat in de regel op een wat langere termijn gericht is. De vraag is hoe je dit spanningsveld oplost. Maar er zijn zo ontzettend veel manie-ren om te valoriseren. Wat mij betreft is het heel erg belangrijk – als je praat over economische valorisatie – dat je met de omgeving interacteert, met ondernemingen, om erachter te komen wat voor waarde je hun kunt bieden. En wat zij voor jou kunnen betekenen. Een waarderuil dus met je omgeving en die kan op verschillende manieren plaatsvinden.

VERBRUGGEN: Dat kan dus bijvoorbeeld via derde geldstroomonderzoek, via betaalde adviezen, enz. Valoriseer jij in het programma waar jij bezig bent via het geven van onderwijs?

FELDBERG: Dat is maar een heel beperkt gedeelte ervan. In het Amsterdam Center for Business Analytics (ACBA) zit onder andere een sterk element van kennisvalorisatie richting het midden- en kleinbedrijf door het aanbieden van diensten die zijn gebaseerd op onze wetenschappelijke infrastructuur. Wij praten nu met organisaties die behoefte hebben aan het ontwikkelen van pilots op basis van onze infrastruc-

tuur. Je komt dan op het gebied van toegepast onderzoek wat voor ons erg interessant kan zijn. Die bedrijven zijn ook bereid om hiervoor te betalen.

VERBRUGGEN: Is dat een aanbod gedreven initiatief?

FELDBERG: We zijn actief geweest in het aanbieden van een unieke combinatie van kennisgebieden die aansluiten bij ons onderzoek. Het is dus meer dan alleen de infrastructuur. We zijn begon-nen met een aanbod dat aansluit bij vragen die leven in de samenleving en we merken nu dat er ook vraag aan het ontstaan is. We kregen een email van iemand van NWO die onze activitei-ten erg interessant vindt en met ons een afspraak wil maken om subsidie-mogelijkheden te onderzoeken.

VERBRUGGEN: Wout, jij zit in projecten waarbij je reageert op de vraag door een projectvoorstel te schrijven voor een organisatie, bijvoorbeeld in het topsec-toren beleid.

DULLAERT: Ja, maar ik wil ook nog even terugkomen op jouw initiële vraag over waar we valorisatie zien en of dat een kerntaak is van de universiteit. Ik sluit me daarbij graag aan bij Erik. Via be-drijfskunde kom je natuurlijk heel snel terecht bij processen die in bedrijven plaatsvinden. Ik zie ook valorisatie via ons reguliere onderwijs. Via ons regulier bachelor- en masteronderwijs proberen we ons onderzoek te vertalen voor onze studenten en uiteindelijk moeten zij die dingen toepassen en dat is een belangrijke valorisatiestap. Er is inderdaad ook valorisatie in onder-zoeksprojecten en dat gaat goed bij onze onderzoeksgroep ‘supply chain management’. Dat is voor ons een mee-valler. Bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) wordt bij grote onderzoeks-

projecten nu steun gevraagd van bedrijven. Wij hebben nu van NWO een aantal van dit soort subsidies bin-nengehaald en ook een topsubsidie.

VERBRUGGEN: Het gaat hier om onder-zoeksprojecten die voor een deel worden gefinancierd door NWO en voor een deel door het bedrijfsleven die de vragen naar kennis in het project vertaald heb-ben. Jullie zijn dus actief in verschillen-de van die projecten waarin je concreet zaken oplost voor het bedrijfsleven.

DULLAERT: Hoe wij het hebben aange-pakt lijkt te werken, zowel voor het bedrijfsleven als voor NWO. We hebben gekeken naar interessante onderzoeks-onderwerpen met een probleemstelling die academisch relevant is en daarbij hebben we de goede partijen gezocht om die voorstellen van de grond te krij-gen. Met het Cash Management project dat we samen met de Operations Re-search sectie van deze faculteit hebben binnengehaald doen de Nederlandse geldbanken, de Nederlandsche Bank, Geld Services Nederland en ORTEC mee en bij het andere project met de Universiteit van Wageningen doen Flora Holland, Superunie en Argusi mee. Het lukt trouwens niet altijd. Bij een ander project hebben we Postnl benaderd, maar dat is helaas niet gehonoreerd door NWO. Verder kijken we goed naar waar de vraag zit. Als je valorisatie via je alumni tot stand probeert te brengen dan komen zij met interessante proble-men terug naar de universiteit.

VERBRUGGEN: Valorisatie in de vorm van onderwijs, regulier bachelor- en masteronderwijs, wordt normaliter niet gezien als valorisatie. Bij postacade-misch onderwijs is er wel sprake van valorisatie.

DULLAERT: Ik denk daar toch anders over. Ons onderzoek komt vertaald in

ons onderwijs terecht en onze alumni nemen dat weer mee naar bedrijven en beleid. Als zij die nieuwe inzichten kunnen toepassen dan leveren wij toch een enorme bijdrage aan de maat-schappij.

VERHOEF: Maar dan zijn het geen drie hoofdtaken meer, want dan zit het ingebakken in het onderwijs.

VERBRUGGEN: Wendy, jij zit in een heel andere wereld. Vind jij dat valorisatie een kerntaak is en met welke vormen van valorisatie houd jij je bezig?

JANSSENS: Ik werk aan onderzoeks-projecten die gedeeltelijk gefinancierd zijn door NWO en waarbij ik extra financiering heb vanuit maatschappe-lijke organisaties, zoals OXFAM Novib, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere organisaties. Ik denk dat samenwerking heel nuttig is voor beide partijen. Het komt de kwaliteit van het onderzoek vaak ten goede. Je kunt daarmee je onderzoeksvraag scherper krijgen, je maakt het onderzoek toepas baar op wat er nu daadwerkelijk speelt op een bepaald gebied, het helpt bij het formuleren van hypotheses en bij de interpretatie van resultaten. Ik heb er zelf veel profijt van en tegelij-kertijd is dat wat ik doe vervolgens ook relevant voor anderen. Ik denk zeker dat valorisatie een kerntaak is naast onderzoek en onderwijs. Derde geldstroomonderzoek en fundamen-teel onderzoek vallen wat dat betreft duidelijk in aparte categorieën. Maar het is ook een kerntaak voor onderzoe-kers en de universiteit om het gewone eerste en tweede geldstroomonderzoek te valoriseren. Er werd net gezegd dat kennis uiteindelijk wel in de maat-schappij terechtkomt. Maar dat gaat niet vanzelf. Veel mensen aan onze faculteit doen interessant onderzoek dat ze vervolgens publiceren in

PROF. DR. WOUT DULLAERT

Hoogleraar logistiek

DR. FRANS FELDBERG

Universitair hoofddocent Knowledge,

Information and Networks

DR. WENDY JANSSENS

Universitair docent ontwikkelings economie

ROF. DR. ERIK VERHOEF

Hoogleraar vervoerseconomie

Page 8: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

8

wetenschappelijke tijdschriften. In de conclusie worden dan weliswaar vaak beleidsaanbevelingen gedaan, maar af-gezien van wetenschappers leest bijna niemand die tijdschriften. Daardoor sijpelt de kennis maar heel langzaam naar buiten. Als beleidsaanbevelingen niet zodanig vertaald worden dat maatschappelijke organisaties, de over-heid of bedrijven er iets mee kunnen, dan blijven zij altijd achter de feiten aan lopen.

VERHOEF: Dat is ook wat ik bedoelde met “als je het maar niet verstopt”. Dat is natuurlijk jammer, ook al zit het soms ook wel een beetje in de persoonlijkheid of aard van het beestje en misschien ook van het specifieke onderzoek waar je mee bezig bent. Maar toch, de samenleving betaalt flink voor de universiteit, dus als je iets doet wat nuttig is voor de samenle-ving, dan heb je de verplichting om de samenleving op de hoogte te stellen van je bevindingen.

VERBRUGGEN: Vroeger hadden we in beoordelingsformulieren de categorie ‘maatschappelijke dienstverlening’. En dat is waar we het nu over hebben: je geeft onderwijs, je verricht onderzoek, je adviseert mensen, je houdt een lezing op een congres over inzichten, je zegt iets over het begrotingstekort. Dat is eigenlijk een maatschappelijke dienstverlening. Vinden jullie dat nu ook valorisatie?

VERHOEF: Ik denk wel dat dit daar een onderdeel van is.

VERBRUGGEN: Maar je krijgt er geen geld voor.

VERHOEF: Dat is het verschil tussen maatschappelijke en economische valo-risatie. Bij economische valorisatie is er sprake van een financiële compensatie.

VERBRUGGEN: Het is dus wel relevant onderscheid te maken tussen maat-schappelijke en economische valorisatie.

JANSSENS: In beide gevallen wordt er waarde gecreëerd, maar bij economi-sche valorisatie uit zich dat in geld en bij maatschappelijke valorisatie is dat niet altijd het geval. Dit staat trouwens los van financiële compensatie voor de onderzoeker zelf.

FELDBERG: Waardecreatie is een centraal begrip in het hele gebeuren.

VERBRUGGEN: Waarom zou je bijdragen aan waardecreatie ergens anders als je er zelf niets voor krijgt?

VERHOEF: Uiteindelijk krijg je er wel wat voor terug en ik denk dat heel veel onderzoekers dat ook zo zien. Het opent bijvoorbeeld ook weer wegen naar data.

FELDBERG: Dat is weer die waarderuil. Wij werken ook met organisaties samen waar wij onderzoek mee doen en waar we niet rechtstreeks geld aan overhouden. We krijgen wel toegang tot datasets die enorm interessant zijn.

VERBRUGGEN: Dat noem je dan ook waarderuil. Dus valorisatie is dat je een bijdrage levert aan de waardecreatie er-gens anders. Waarom begin je dan niet zelf een onderneming? De bètamensen noemen dat valorisatie.

DULLAERT: Daarom is het zo belangrijk dat we als faculteit nadenken wat valorisatie voor ons betekent. Ik zie veel promovendi die na hun promotie bij bedrijven gaan werken, niet omdat ze geen plek vinden op de universiteit, maar gewoon omdat er bijzonder mooie banen om hen wachten. Op die manier transfereren we inzichten van de universiteit naar de maatschappij.

VERBRUGGEN: Jij laat de valorisatie dus lopen via human capital. Volgens de de-finitie is dat geen valorisatie. Bacholor- en masteronderwijs vallen niet onder valorisatie. Valorisatie is dat je een bijdrage levert aan de waardecreatie ergens anders en soms krijg je er iets voor terug in de vorm van data, meer kennis, meer inzicht, soms ook gewoon in de vorm van een derde geldstroom-project en soms in een fundamenteel onderzoeksproject. In ons geval kan dat allerlei vormen aannemen.

VERHOEF: Het kan ook een investering zijn.

JANSSENS: Volgens mij gaat het erom dat je kennis die wij hebben gegene-reerd zodanig beschikbaar maakt voor andere actoren in de maatschappij, bij de overheid of bij bedrijven, dat zij er iets mee kunnen. Je kunt ook naar de media gaan, praten met een wetenschapsjournalist die er een stuk over schrijft in de krant of een lezing geven. Dat zijn allemaal vormen van valorisatie, omdat je die academische kennis beschikbaar maakt.

VERBRUGGEN: Maar niemand van jullie wil er zelf rijk van worden?

VERHOEF: Nee hoor, geld maakt helemaal niet gelukkig (lacht).

JANSSENS: Valorisatie kan wel een investering zijn in toekomstig onder-zoek. Alle projecten die ik ooit ben begonnen, alle kleintjes, daar komen vervolgprojecten op en die worden steeds groter. Zo ben ik steeds leukere projecten aan het doen.

VERBRUGGEN: Frans. waar jij nu mee bezig bent binnen het ACBA, daarmee creëer je toch economische waarde? Ik snap niet dat TTO niet achter je broek aan zit.

8

“Als je de onderzoeksresultaten

niet verstopt dan komt er

vanzelf valorisatie uit voort”

Page 9: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

9

FELDBERG: Als je het hebt over het creëren van waarde dan ben ik het met Erik eens. Wij zijn binnen het instituut ook heel goed in het verstoppen van alles wat wij hebben aan waarde. Er wordt zo ontzettend veel onderzoek uitgevoerd dat nuttig is voor onze mensen, maar dan stoppen wij in feite zodra het gepubliceerd is. In de publicatie verwoorden we de maat-schappelijke relevantie en dan gaan we weer naar het volgende project of onderzoek. Daar zou het dus echt niet moeten stoppen. Daar moeten we eigenlijk nog een stap maken door in het maatschappelijke relevante veld te vragen wat men er van vindt en of men er wat mee kan als organisatie. Dat zou absoluut beter kunnen.

VERHOEF: Dat zit wel ingebouwd in veel programma’s. Vooral die grotere NWO programma’s hebben vaak wel van die klankbordgroepen. Daar zit ingebakken in het hele project dat je interacteert met lokale of nationale beleidsmakers.

FELDBERG: Is dat niet vaak ook een rituele dans te zeggen dat we een con-sortium hebben waar wat bedrijven bij zitten? Zit er wel een intrinsieke drive achter van de onderzoeker om contac-ten te leggen met die bedrijven?

VERHOEF: Ik denk dat het een reactie is op wat jij beschrijft, namelijk dat het niet vanzelf gaat. Dit zijn pogingen om dit tot stand te brengen en dat is niet altijd even succesvol.

VERBRUGGEN: Hoe is dat dan in de topsectorenbeleid geregeld? Is het bedrijf daar medefinancierder?

DULLAERT: Ik heb begrepen dat de bedrijven zo’n 20 tot 25% moeten inbrengen en de rest komt van NWO. Die bedrijven doen dat alleen maar als we echt concrete problemen gaan

aanpakken. In het geval van die ban-ken: die willen wel dat er iets gebeurt. Vind ik het vies om geld te verdienen met de valorisatie van het onderzoek? Absoluut niet! In Antwerpen heb ik ook vaak projecten gedaan die goed werden betaald door bedrijven. Als bedrijven bij mij komen met een leuk probleem dan vraag ik me altijd af of ik er ook iets aan heb. Wat valorisatie betreft doen we ook vaak dingen waar we niet onmiddellijk iets voor terugkrijgen. Sander de Leeuw heeft recent een heel leuke studie afgerond bij duizend webwinkels over de hele wereld. Dat is veel werk geweest en hij heeft er niet veel voor teruggekregen in termen van onderzoekstijd. Echter, de contacten die zijn gelegd helpen ons wel weer verder om andere project-voorstellen van de grond te krijgen. Mensen weten dan waar wij ons mee bezig houden.

VERBRUGGEN: Samenvattend bemerk ik heel duidelijk dat jullie allevier het als een taak zien van de universiteit om kennis te valoriseren en dat dit eco-nomisch of maatschappelijk kan. Dat maakt niets uit. Het gaat er dan om om voor de maatschappij en voor anderen waarde te creëren. Daar heb je zelf ook wat aan. Ik vind het toch wel heel bijzonder dat dan niet de drive bestaat om dan met je kennis iets voor jezelf te beginnen en dan te ondernemen, want een ondernemer draagt ook bij aan economische groei.

VERHOEF: Er zitten volgens mij mini-maal twee aspecten aan. Een ervan is dat je als academicus altijd de vrijheid hebt om zelf te kiezen wat je wel of niet gaat doen. En misschien werkt op de universiteit ook wel het slag mensen dat liever steeds iets nieuws doet en ook zelf nee wil kunnen zeggen.

VERBRUGGEN: In Amerika heb je in die

Science Parken mensen die met een patent of een idee een onder neming beginnen of naar de beurs gaan. Zij dragen op die manier bij aan de economische groei of technologische ontwikkeling. Daar heb je dus meer ondernemers, terwijl hier eigenlijk filantropische kennisoverdragers zitten.

JANSSENS: Heel veel van het onderzoek dat wij doen is niet direct relevant voor bedrijven, maar wel voor de overheid of voor beleid. Toch gaan wij niet bij de overheid werken of de politiek in, maar blijven wij onderzoekers. Het zijn verschillende werelden.

DULLAERT: Deeltijdcollega’s hebben me al vaker gevraagd waarom ik geen eigen bedrijf begin. Ik ben echter naar de VU gekomen om een eigen onder-zoeksgroep te kunnen uitbouwen. Als je die beslissing hebt genomen is het moeilijk om tegelijkertijd een onder-neming op te starten.

VERBRUGGEN: Dan heeft het toch met de individuele keuze te maken van de wetenschapper die kiest voor een wetenschappelijke loopbaan.

DULLAERT: Natuurlijk. Een promo-vendus van me heeft 7 jaar geleden een bedrijf opgericht en hij had me toen gevraagd of ik mee wilde doen als partner. Ik heb dat niet gedaan, ondanks dat zijn bedrijf bijzonder suc-cesvol is en ik heb daar ook geen spijt van. Het is een keuze geweest van die man om te kiezen voor ondernemer- schap. Ik heb toen gekozen om dat niet te doen, maar ik werk wel nog steeds graag met bedrijven samen.

VERBRUGGEN: Dan moet je dus als wetenschapper de wil hebben om een onderneming te beginnen. En nu is het bijzondere dat die bèta’s van nature geen ondernemers zijn. Zij hebben

daarbij steun nodig en die krijgen ze ook vanuit het TTO, omdat het hier om tastbare patenten, ideeën of techno-logische ontwikkelingen gaat.

DULLAERT: En waar het lang niet altijd goed gaat.

VERBRUGGEN: Inderdaad, negen van de tien patenten gaan mis. Bij ons zijn veel meer initiatieven gaande, zoals de studenten die ondernemingen beginnen, wetenschappelijke mede-werkers en hoogleraren die eigen bv’s ernaast hebben, meer dan bij de bèta’s. Uiteindelijk zijn er echt maar weinig pure wetenschappers die vijf dagen per week wetenschap doen. Men doet er vaak iets bij.

VERHOEF: Ik denk wat hier ook nog wel speelt en dat geldt in ieder geval voor een deel van de faculteit, is dat als het wat meer over beleid gaat, dat de kennis die je creëert ook een publiek goed is in de twee betekenissen van het woord. Als je iets hebt uitgezocht wat relevant is voor beleid dan is dat niet alleen voor een gemeente of voor een provincie interessant, maar dan is dat ook veel breder interessant. Als je wilt dat dit ook breder bekend wordt, dan is het heel lastig om dat op een bedrijfseconomische manier te gaan aanbieden.

VERBRUGGEN: Ik denk dat elke afdeling binnen onze faculteit wel de markt op zou kunnen of de kennis zou kun-nen vermarkten. Dat gebeurt nu via derde geldstroomprojecten, maar dan concurreer je vaak met bureaus die wel zelfstandig op de markt als onderzoeks-bureau of consultancy bureau opereren.

VERHOEF: Ja, maar daar kun je ook zelf in sturen. Een heel makkelijk criterium is de vraag of er een goede publicatie uit voort kan komen. Als je de zoveel-

9

ZIJN WIJ OP AARDE OM TE VALORISEREN?

Page 10: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

10

ste kosten-batenanalyse gaat doen dan weet je of je het beter aan de markt kunt overlaten.

VERBRUGGEN: Dat betekent dus dat wij heel zorgvuldig zijn in het aannemen van opdrachten, lezingen of klussen voor buiten de faculteit, want we willen er zelf ook wat aan hebben, in de vorm van wetenschappelijke publicaties of patenten.

JANSSENS: Zeker op dit moment. Zolang valorisatie niet als een apart onderdeel wordt beoordeeld, dan blijft valorisatie iets wat je erbij doet, ofwel vanuit in-trinsieke motivatie, omdat je je kennis wilt delen, ofwel omdat je denkt dat je daarmee je kansen op nieuwe subsidies voor mooie onderzoeken vergroot. Er is geen sturing vanuit de universiteit om daar meer tijd in te stoppen. En het kost heel veel tijd om te praten met andere organisaties en met hen mee te denken. Dat is wel een issue.

FELDBERG: Het kost inderdaad heel veel tijd en daardoor doen we er wellicht te weinig mee.

VERBRUGGEN: Nu maakte jij een interes-sante tussenopmerking. Als valorisatie een zelfstandige indicator wordt waarop wij worden beoordeeld zoals op onder-wijs en onderzoek, dan moet dat op een of andere manier gemeten worden. Hoeveel lezingen heeft Wendy gegeven? Hoeveel derde geldstroom heeft ze binnengehaald?

JANSSENS: Valorisatie goed meten zal niet makkelijk zijn, want je wilt het niet alleen in kwantitatieve termen gieten, omdat het vaak veel ‘zachter’ is.

VERBRUGGEN: Ja, maar beleidsmakers willen iets hards hebben.

DULLAERT: Inderdaad, zij willen iets

meten. Iedereen probeert er echter een goed evenwicht in te zoeken en zijn opdracht op een zo goed mogelijke manier vorm te geven. Wij zouden veel meer van dergelijke projecten kunnen doen, maar als ik dat echt had willen doen dan had ik wel een eigen bv gehad en dan zat ik hier niet. Dus het is toch wel belangrijk dat we zelf dat evenwicht zoeken.

VERBRUGGEN: Dat betekent dus dat die eenzijdige valorisatie, zoals die bèta-patenten, niet bij ons speelt, want wij hebben voor de wetenschap gekozen en velen hebben daarnaast ook nog een bv en doen andere dingen. Echter, als ze hier zitten dan zijn ze met de weten-schap bezig. Daarnaast kijken ze wat ze voor de maatschappij kunnen betekenen in allerlei vormen. Deze vorm van valorisatie is wel lastig te meten.

VERHOEF: Ja, helemaal als je daar in je allocatiesystematiek op gaat sturen. Voor je het weet gaat het scheef groeien.

VERBRUGGEN: Durven jullie financieel risico te lopen met valorisatieprojecten?

DULLAERT: Heb ik al projecten gedaan waarin ik eigenlijk veel meer tijd heb gestopt dan waarvoor ik betaald werd? Absoluut!

VERBRUGGEN: En dan ga je ’s avonds zitten werken?

DULLAERT: Ja, ik bedoel, ik werk de hele tijd (lacht). Het leuke en het boeiende is dat je zelf kiest welk project je aan-neemt en als je besluit het project te doen waarvoor je niet veel krijgt maar waar je wel potentieel ziet – voor een publicatie bijvoorbeeld – dan is het jouw keuze. Ook als je het verkeerd hebt ingeschat.

VERHOEF: Je kunt niet alleen maar op zeker spelen. Dat geldt ook voor je eerste geldstroomonderzoek. Als je nu of in de toekomst dingen gaat doen waarvan je nu al weet wat er zo on-geveer uit gaat komen, dan is het ook niet leuk meer. En waarschijnlijk niet vernieuwend.

FELDBERG: Er zitten verschillende dimensies in. Je hebt aan de ene kant organisaties waarmee je aan het scha-ken bent en aan de andere kant schat-ten we in wat het ons wetenschappelijk gezien oplevert. Dat is dan weer de ruil waar ik het eerder over had. Dat heeft er wel toe bij gedragen dat we in ons vakgebied iets neergezet hebben waar we trots op zijn.

JANSSENS: Wat ik vaak merk bij derde geldstroomonderzoek is dat bedrijven of organisaties in principe betalen voor een rapport of resultaten, maar niet alle tijd dekken voor een wetenschappelijke publicatie en dat zij niet altijd geïnteres-seerd zijn in de vragen die wetenschap-pelijk heel interessant zijn.

VERHOEF: Je moet investeren om data te krijgen.

VERBRUGGEN: Maar jij, Wendy, zit in een markt waar de tarieven heel laag zijn.

JANSSENS: Waardoor je vaak een financieel risico loopt.

VERBRUGGEN: En waarbij je geacht wordt, wat het onderwerp betreft, ontwikkelingssamenwerking, dat je goed moet doen voor je naasten en dat je daarom niet een hoog tarief mag rekenen.

JANSSENS: Die organisaties hebben natuurlijk ook niet zo ontzettend veel geld. Maar door die lage tarieven is

VOLGENS MIJ GAAT HET EROM DAT JE KENNIS DIE WIJ HEBBEN GEGENEREERD

“Ik zou liever extra onderzoekstijd,

formatie of extra onderzoeksassistentie

willen krijgen”

Page 11: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

11

het beschikbare budget niet altijd toe-reikend, en dat is zeker een probleem.

VERBRUGGEN: Ik ben wel eens op de universiteit van Leuven geweest. Dat was voor ons het toonbeeld van een universi-teit die heel succesvol was in valoriseren. Wat deden zij nu? Als je een project had, dan kon je daar als onderzoeker ook privé van profiteren. Daar hanteerden ze een soort verdeelsleutel: Als jij erin slaagt om te valoriseren of projecten uit te voeren, dan verdien je daar privé ook wat aan. Dat was één van de redenen waarom ze zo succesvol waren. Dat ging dan ook om behoorlijke bedragen. Is dat iets dat handig is?

FELDBERG: Ik denk dat die koppeling moet lopen via de standaardelementen waar je in het kader van je dienst-verband op de universiteit mee werkt. Je hebt je onderwijs, je onderzoek en je valorisatie als derde element. Hoe je functioneert op valorisatie komt indirect naar je toe. Als daar een di-recte link komt, dan denk ik dat er een schimmig gebied wordt gecreëerd.

VERBRUGGEN: Moeten we met gratifi-caties gaan werken bij valorisatie?

JANSSENS: Ik heb persoonlijk meer gebrek aan tijd dan aan geld. Ik zou liever extra onderzoekstijd, formatie of extra onderzoeksassistentie willen krijgen.

VERHOEF: Was dat systeem in Leuven om te prikkelen om meer in de markt te doen of was het om ervoor te zorgen dat dingen die toch al gebeuren niet buiten de universiteit om gingen? Je zou eigenlijk de elasticiteiten moeten weten om te kunnen zeggen of het verstandig is, want dan kan ik me er wel weer iets bij voorstellen.

DULLAERT: Ik denk dat het gewoon een

principiële vraag is, los van elasticiteit of wat dan ook, om te denken of dat een goed idee is. Ik vind het in ieder geval een moeilijke vraag. Het is op zich toch wel verwonderlijk dat een faculteit wel een gratificatie geeft wanneer er een artikel wordt gepubliceerd in een toptijdschrift. Op een of andere manier verdien je dan toch een extra centje om met het gezin op vakantie te gaan of een weekendje weg, maar wanneer je tonnen naar de faculteit brengt via gesubsidieerde projecten, dan krijg je niets. Wanneer je je uitslooft voor onder wijs, dan krijg je niets. De discus-sie over prikkels die gedrag sturen vind ik heel moeilijk.

VERBRUGGEN: Ja, daarom stel ik die vraag ook. Als ik zo die discussie beluister dan staan we eigenlijk achter die valorisatie, maar dan wel op onze voorwaarden en op onze manier. Daar-bij maken we een duidelijk onderscheid tussen economische en maatschappe-lijke valorisatie. We worden echter niet echt gestimuleerd om dat te doen.

VERHOEF: Dat heeft ook te maken met de meetbaarheid. Het wordt snel pervers. Als je beloond wordt voor elke keer dat je in de media iets roept, daar moet ik niet aan denken.

VERBRUGGEN: Nee, dat kun je beter niet doen. Hoe moet je dat nu stimuleren en hoe zou je dat kunnen belonen?

JANSSENS: Als je het zou willen belonen, dan denk ik in ieder geval in de vorm van formatie en tijd. Juist omdat het zoveel tijd kost. Daar zou iets in kunnen zitten. Nu heb je de verdeling van onderwijs- en onderzoekstijd op basis van je publicaties. Als men van onderzoekers verwacht dat ze ook heel veel moeite doen en tijd investeren in het delen van hun kennis, dan is het de vraag wanneer ze dat dan zouden

moeten doen. Waar moet die tijd dan vanaf gaan? Dat kost natuurlijk ook geld, maar niet persé geld dat naar de onderzoekers persoonlijk toe moet gaan. Verdeling van tijd is dus een optie.

VERHOEF: Dan zou het formatie zijn.

DULLAERT: Daar ben je niet zelf altijd mee geholpen.

VERBRUGGEN: Via economische valorisa-tie krijg je middelen en daarmee zou je die tijd kunnen kopen voor ondersteu-ning of wat dan ook. Maar ook de infrastructuur en administratie e.d.

JANSSENS: Ondersteuning in hoe je de vertaalslag maakt naar het algemene publiek kan ook nuttig zijn. Als je kennis valoriseert moet je eigenlijk in een andere taal praten, je moet je presentatie op een andere manier vormgeven. Hoe bereik je de media, de journalisten, enz?

FELDBERG: Ik denk dat er absoluut wel een beweging in die richting is. Juist in die ondersteuning en dat soort dingen.

DULLAERT: Ik zit niet te wachten op mensen die mij vertellen hoe ik met bedrijven moet gaan praten, want dat kan ik zelf wel. Ik begrijp dat je zegt dat je te weinig tijd hebt en dat geldt inderdaad voor velen. Als je extra mensen zou hebben, dan moet je ook mensen hebben die dezelfde vaardig-heden hebben om wat met bedrijven te kunnen doen.

FELDBERG: Bij heel veel van die projec-ten geldt dat projectmanagement veel tijd en aandacht vergt. De vraag is of iedere wetenschapper nou zo’n goede projectmanager is. Als je hier wat ondersteuning bij krijgt, dan is die wel heel erg welkom en die zorgt er dan

voor dat jij meer tijd overhoudt voor andere zaken.

DULLAERT: Ik geloof daar niet in. Dat moeten mensen doen die het project kennen. Bij het project met Postnl hadden we een projectpartner die geld gaf en uren inbracht en die zou zorgen voor het projectmanagement.

FELDBERG: Dan geef je toch aan dat dit geregeld wordt? Hierbij was de onder-steuning dus op een andere manier geregeld.

DULLAERT: Ik vind het ook gewoon leuk om zelf de controle te houden over projecten die we binnen de groep opzetten, zodat je ervoor kunt zorgen dat die succesvol zijn. Ik ben hier heel blij met de ondersteuning van Amber, maar verdere projectondersteuning heb ik eigenlijk niet nodig.

VERBRUGGEN: Ik kan me voorstellen dat je daar geen behoefte aan hebt, maar anderen misschien wel.

FELDBERG: Ik doe heel veel projecten die interfacultair zijn, die kennen een eigen dynamiek, en dan stel ik admini-stratieve ondersteuning zeer op prijs.

VERHOEF: Volgens mij zijn die projecten zo heterogeen dat het in sommige gevallen inderdaad een zinnige inves-tering is en in andere gevallen niet. Wat je mag hopen is dat de mensen die de projectvoorstellen schrijven dat al inzien van te voren en dat ook mee begroten.

FELDBERG: Dat ben ik volstrekt met je eens, maar de vraag is of het dan georganiseerd wordt of niet binnen de universiteit.

VERBRUGGEN: Ja, dat moet je vaak nog zelf organiseren. Nog even terug

ZODANIG BESCHIKBAAR MAAKT VOOR ANDERE ACTOREN IN DE MAATSCHAPPIJ DAT ZIJ ER IETS MEE KUNNEN

Page 12: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

12

“ Deeltijdcollega’s hebben me

al vaker gevraagd waarom

ik geen eigen bedrijf begin”

ALS JE VALORISATIE VIA JE ALUMNI TOT STAND PROBEERT TE BRENGEN

naar het begin. We worden geacht te valoriseren. We worden betaald door de overheid voor het onderwijs en het onderzoek. Dat is allemaal goed georganiseerd. In welke tijd moeten we dan valoriseren?

VERHOEF: Dat is volgens mij die extra tijd, je eigen tijd dus. Maar ook een deel van het onderwijs en onderzoek doe je in je eigen tijd. Ik vind dat niet zo dramatisch.

DULLAERT: Ik denk dat financiële prik-kels niet werken. Wat wel handig zou zijn is dat wanneer mensen bevorderd willen worden, dat er niet alleen wordt geturfd hoeveel er is gepubliceerd, maar dat er ook naar andere zaken wordt gekeken.

VERHOEF: Maar dan wordt er geen recht gedaan aan de criteria die gelden voor bevordering. Valorisatie is namelijk ook een onderdeel van de criteria.

DULLAERT: Het staat er wel bij, maar als mensen bevorderd willen worden, dan heb ik toch wel de indruk dat er heel sterk wordt gekeken naar wat er gepubliceerd wordt en dat vind ik op zich goed. Als we onszelf afvragen op welke manier we valorisatie kunnen beoordelen of belonen, dan zouden we het misschien explicieter kunnen stellen. Dat we actief kijken naar wat mensen presteren op het gebied van valorisatie.

JANSSENS: Daar ben ik het helemaal mee eens. Op dit moment worden voornamelijk onderzoek en onderwijs meegewogen. Valorisatie staat maar in heel beperkte mate op het lijstje van beoordelingscriteria. Als je daarop wilt sturen, moet het prominenter naar voren komen.

VERHOEF: Ik ben het met je eens, maar

die criteria bestaan ook. Alleen het probleem daarbij is dat valorisatie zich veel moeilijker laat operationaliseren. Dus even los van de vraag dat we publicaties toch al vaker een wat hoger gewicht geven - en dat is ook goed denk ik en daar moet je niet vanaf stappen - is er ook een criterium wer-vingskracht. Bij verschillende stappen worden verschillende eisen gesteld. Die maatschappelijke valorisatie laat zich veel lastiger meten. Als je daar een stap kan zetten door dat toch meer handen en voeten te geven, dan zou dat alleen maar goed zijn. Ik zou het niet uitruilbaar maken.

DULLAERT: Maar het zou mooi zijn als mensen merken dat valorisatie echt meetelt.

FELDBERG: Als je die drie elementen naast elkaar zet, dan heb je meer evenwicht. Je kunt natuurlijk wel prioriteiten stellen, want we zijn wel een wetenschappelijk instituut. Weten-schappelijk onderzoek telt zwaar mee. In het verleden waren we doorgescho-ten in het wetenschappelijk onder-zoek waardoor het onderwijs minder belangrijk werd. In reactie hierop hebben we die verschuiving naar meer aandacht voor onderwijs gehad. De aandacht zou ook voor het element valorisatie explicieter kunnen worden.

VERHOEF: Dat is het punt wat ik in het begin ook noemde. Wat ik dan wel interessant vind is dat je eigenlijk de valorisatie zou willen afrekenen op het niveau van de groep. Er zijn namelijk ook mensen die niet echt geschikt zijn voor of goed zijn in valoriseren.

FELDBERG: Mee eens. Je moet het na-melijk op entiteitniveau gaan bekijken, want er zijn ook mensen die top zijn in onderzoek, maar die je liever niet meeneemt naar een bedrijf.

VERBRUGGEN: De vraag die nu tot slot aan de orde is is dat we ons bezig houden met onderwijs, onderzoek en valorisatie. Voor de valorisatie hebben we eigenlijk niet de prikkels en worden we niet beloond. Het is onduidelijk waar we de tijd vandaan halen. Je kunt met derde geldstroomonderzoek natuur-lijk wel tijd kopen en dat gebeurt dan ook af en toe, maar het is niet alleen het tijdsprobleem waar we dan mee zitten, maar ook de interne waardering. Dat kan ook voor een deel financieel met een gratificatie, maar ook via promotie.

FELDBERG: Daar wil ik een nuance aanbrengen, want als ik nu kijk naar het centrum waar we mee bezig zijn en de ondersteuning die we krijgen, met name vanuit de faculteit, dan merk ik dat die er wel is. Je moet wel eerst over een bepaalde drempel heen, kritische massa bereiken, en laten zien dat je inspanningen ook resultaat opleveren.

DULLAERT: Als we meer valorisatie tot stand willen brengen dan denk ik dat individuele onderzoekers op een of andere manier de indruk moeten hebben dat het loont.

VERBRUGGEN: We komen nu in een van die indicatoren terecht.

VERHOEF: Dat is nu het punt. Ik vraag me af of we dit in dit type indicator willen vangen. Het is toch een breed begrip wat je op veel verschillende manieren kunt doen en waarvan je ook weet dat als je het in beloonde criteria stopt dat je ongewenst gedrag krijgt. Dan krijg je bijvoorbeeld vervoers-economen die zich over ontwikkelings-economie-vraagstukken gaan uitlaten, omdat ze nog een interview willen geven. Dat moet je niet hebben.

FELDBERG: Je zou dus i.p.v. een

Page 13: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

13

DAN KOMEN ZIJ MET INTERESSANTE PROBLEMEN TERUG NAAR DE UNIVERSITEIT

teaching statement een valorisatie-statement kunnen toevoegen aan een jaargesprek. Dan kun je daar iets over zeggen, bijvoorbeeld dat je iets gedaan hebt op individueel niveau of dat je een bijdrage hebt geleverd aan de groep, met een NWO voorstel of iets dergelijks.

VERBRUGGEN: Het is een ingewikkelde discussie. Ik wil nog even een opmer-king maken over de Universiteit van Tilburg waar men helemaal niet zo dol is op valoriseren en derde geldstroom-projecten. Daar pikt men 40% van het geld van die projecten in, dus eigenlijk een antiprikkel. Een soort heffing op derde geldstroom. Je kunt je daar beter met fundamenteel onderzoek bezig-houden en met publiceren.

VERHOEF: Ik vind het in sommige gevallen ook wel een soort schijntegen-stelling, want het wekt dan toch de suggestie dat je twee smaken onder zoek hebt, een deel waar je geld mee verdient en een deel waarmee je publiceert. Als ik kijk wat er gebeurt bij mijn afdeling en op mijn eigen cv dan komen er vaak veel goede publicaties tot stand van tweede of derde geld-stroomonderzoek.

VERBRUGGEN: Uit deze discussie komt naar voren, en dat is mijn ervaring ook, dat wij graag valoriseren, maar daar heel selectief in zijn, zowel wat de waardecreatie naar buiten betreft en voor ons eigen onderzoek, maar ik moet wel constateren - en dat wordt me nu nog eens heel duidelijk - dat we de wetenschappers daarvoor onvoldoende waarderen en ze daar ook geen tijd of ondersteuning voor geven, sterker nog, we halen iets van hun project af, zodat ze er nog minder tijd aan kunnen besteden. Dat is toch een beetje een rare zaak.

VERHOEF: Er zit nog wel een extra laag in, volgens mij, want de vraag is of je die valorisatieactiviteit direct zou willen belonen of dat je er op mag vertrouwen dat de onderzoeker ook wel weet dat door die valorisatie er in de toekomst weer nieuwe kansen en grotere kansen komen. Een deel van de pay-off ligt in de toekomst en dat hoef je wat dat betreft ook weer niet dubbel te belonen.

DULLAERT: Als we tijd zouden willen geven, dan is het echt nodig dat we die dingen meten en dat is heel lastig. Valorisatie achteraf belonen lijkt me niet voldoende. Als het werkelijk zo zou zijn dat dit voldoende was, dan zouden we nu niet hebben vastgesteld dat wijzelf en collega’s de indruk heb-ben dat valorisatie onvoldoende wordt gewaardeerd. Ik denk wel dat er bij de beoordeling van het wetenschappelijk personeel meer aandacht aan besteed zou moeten worden.

VERHOEF: Als het maar niet tot per-verse prikkels leidt. Een kwalitatieve beschouwing zou veel beter werken.

VERBRUGGEN: Als ik jullie zo hoor dan denk ik dat de waardering te wensen over laat. De vraag is dan hoe je dat zou kunnen veranderen. De tijd die je er voor krijgt is ook niet voldoende. Heb-ben jullie nog een laatste opmerking?

FELDBERG: In het missiestatement van de VU staat dat zij een bijdrage wil leveren aan de ontwikkeling van onze maatschappij. Daarmee wordt direct de vraag of valorisatie belangrijk is beantwoord.

VERHOEF: Ik sluit me daar bij aan.

DULLAERT: Ik wil nog vermelden dat nieuwe initiatieven of plannen om met een bedrijf of een project te starten,

altijd op de steun en advies van de FEWEB directeur kunnen rekenen. Als je ideeën hebt, dan kun je ze hier altijd realiseren. De vrijheid die we hebben om zelf te kiezen wat we opzetten zorgt ervoor dat de mensen dat blijven doen. Als we een signaal kunnen of moeten geven aan het CvB, dan is het toch wel dat ze wat mij betreft allerlei beleidsmaatregelen kunnen uitdenken, zolang we die vrijheid maar behouden, want anders stopt het.

FELDBERG: Het lijkt net alsof het niet geïnstitutionaliseerd is, maar ik ben het volstrekt met jou eens, Wout, dat als je goede plannen hebt, dan merk je wel dat die ondersteuning van de faculteit er is en dat de ruimte ook gecreëerd wordt.

DULLAERT: Ruimte in de zin van forma-tie heb ik niet gezegd, maar als je een sterk idee hebt, dan krijg je steun.

JANSSENS: Waar we het eigenlijk nog niet over gehad hebben, maar wat ook belangrijk is in deze discussie is de rol van de gebruikers. Wij kunnen valori-seren wat we willen, maar ook vanuit de overheid en maatschappelijke orga-nisaties moet er de wil zijn om meer gebruik te maken van wetenschappe-lijk onderzoek en om samen te werken. De klik is er nog niet altijd.

VERHOEF: Dat ligt ook een beetje aan onszelf dat die klik er nog niet is.

VERBRUGGEN: De interactie tussen wetenschap en beleid is nog moeilijk en voor een deel ligt dat aan ons, maar het ligt ook aan hen.

Dat is een wijs besluit aan deze discussie. Dank jullie wel!

Page 14: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

1414

Vertrouwenasymmetrie

Naam onderzoeker: Dr. Bart de JongAfdeling: Management en Organisatie

In mijn VENI onderzoek kijk ik naar de oorzaken en gevolgen van vertrouwenasymmetrie. Ver-trouwenasymmetrie is de mate waarin mensen verschillen in hoeveel ze elkaar vertrouwen. Deze notie breekt met de veelgemaakte impli-ciete aanname in organisatiewetenschappelijk onderzoek dat mensen elkaar altijd even veel vertrouwen. Ik bestudeer dit fenomeen in de context van teams. Het is belangrijk om specifiek onderzoek te doen in deze context, omdat recent onderzoek heeft laten zien dat vertrouwenasym-metrie veel voor komt in teams, dat het disfunc-tioneel is voor het functioneren en presenteren van teams, en dat deze disfunctionele effecten over een lange periode kunnen voortduren. Het eerste onderzoek van mijn VENI-project, waarin ik heb gekeken naar de oorzaken van vertrou-wenasymmetrie tussen teamleden onderling, is inmiddels afgerond. Ik heb gevonden dat vertrouwenasymmetrie bepaald wordt door drie factoren: de compositie van het team, de structuur van het team, en de interacties tussen teamleden. Met betrekking tot teamcompositie heb ik gevonden dat teams bestaande uit leden van verschillende culturele achtergronden een grotere kans hebben vertrouwenasymmetrie te ontwikkelen. Het negatieve effect van culturele diversiteit wordt echter tegengegaan door de leiderschapstructuur en de mate van virtuele in-teractie in het team. Oftewel, hoe meer gedeeld leiderschap er is binnen het team en hoe meer er virtueel gecommuniceerd wordt, hoe kleiner de negatieve effecten van culturele diversiteit op vertrouwenasymmetrie. Het onderzoek biedt praktische aanknopingspunten voor managers die de positieve effecten van onderling vertrou-wen in teams willen maximaliseren. Allereerst kunnen ze het ontstaan van vertrouwenasym-metrie voorkomen door rekening te houden met de culturele achtergrond van de teamleden bij het samenstellen van het team. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan kunnen ze de negatieve effec-ten van culturele diversiteit inperken door meer gedeeld leiderschap in teams te implementeren en door teams meer virtueel te laten werken.

Entrepreneurial Team Cognition

Naam promovendus: Eva de MolAfdeling: Management en Organisatie

My PhD research focuses on examining the relation ship between entrepreneurial team in-puts and new venture outcomes, such as venture survival or the likelihood for receiving venture capital financing. Existing research highlights the importance of studying entrepreneurial team cognition in explaining this relation. However, in the absence of a clear definition of entre-preneurial team cognition, researchers continue to employ a vast diversity of potentially related concepts. In one of my dissertation projects, I brought clarity to this fragmented area of research and performed a systematic literature review of papers concerned with entrepreneurial team. Based on the published literature, I identi-fied key properties (i.e. emerge and content) of the concept and developed an overarching defi-nition of entrepreneurial team cognition compri-sing these properties. Moreover, I outlined how entrepreneurial team cognition interacts with other variables within a comprehensive input-mediator-output framework. Finally, I addressed how future research can build on the proposed definition and our framework to advance the theoretical depth and empirical investigation of entrepreneurial team cognition. The paper is conditionally accepted for publication in a special issue on cognition in entrepreneurial teams in the International Journal of Manage-ment Reviews (forthcoming January 2015).

tussenstandonderzoek

Wat brengt mensen ertoe in actie te komen? Evaluatie van Twaweza’s theory of change

Naam onderzoeker: Prof.dr. Chris ElbersAfdeling: Ontwikkelingseconomie

Echte ontwikkeling komt van onderop. Dat zeggen veel onderzoekers die zich bezig houden met ontwikkelingslanden. De Oost-Afrikaanse organisatie Twaweza (www.twaweza.org) is het met hen eens. Directeur Rakesh Rajani bena-drukt keer op keer dat mensen een groot impro-visatievermogen nodig hebben om dagelijks de eindjes aan elkaar te knopen. Diezelfde energie zou moeten worden gebruikt om het plaatselijke onderwijs, de gezondheidszorg en de watervoor-ziening te verbeteren. Rajani ontwikkelde een theory of change op basis van dat idee: infor-meer mensen over het beroerde onderwijs, over hun recht op gratis geneesmiddelen en veilig water, dan zullen ze actie ondernemen die leidt tot betere openbare dienstverlening. Twaweza heeft het Amsterdam Institute for International Development (AIID) gevraagd deze theorie te onderzoeken. Daarvoor heeft een team van de VU samen met medewerkers van de Universiteit van Dodoma in Tanzania ruim een jaar lang met telefonische respondenten bijgehouden wat er in 250 dorpen verspreid over heel Tanzania gebeurt. Deze telefonische interviews heb-ben geresulteerd in meer dan 60.000 quotes, ingedeeld naar tijdstip, sector, type (informatie/actie/resultaat) die allereerst antwoord moeten geven op de vraag “leidt nieuwe informatie ook daadwerkelijk tot lokale actie?”. De eerste resul-taten lijken niet gunstig voor Twaweza’s theory of change. Statistische analyse van de gegevens suggereert dat minstens zoveel is te zeggen voor het omgekeerde: dat actie rond een onderwerp leidt tot meer informatie erover, een idee dat actievoerders over de hele wereld al eeuwenlang in de praktijk brengen. Wordt vervolgd.

Page 15: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

151515

Behoud draagvlak door modernisering en verbreding van de ontwik-kelingsagenda, AGE BAKKER, HET FINANCIEELE DAGBLAD, 10 JUNI 2014. Interessant is dat de Britten nu willen dat de werkgever zijn bijdrage gaat baseren op een ambitieniveau van het toekomstig pensioen. Dit zou ook voor de Nederlandse situatie te prefereren zijn. RAYMOND GRADUS, HET FINANCIEELE DAGBLAD, 25 JUNI

2014. Het accountantsberoep moet in september met voorstellen komen om het eigen functioneren te verbeteren. Ik heb het graag mis, maar ik voorspel nu al wat de teneur van de reacties zal zijn: “too little, too late.” KEES CAMFFERMAN, HET FINANCIEELE DAGBLAD, 22 JULI 2014. VU (ADRIBA, @MARIUSRIETDIJK) ontwikkelt concreet stappenplan tegen #pesten op de werkvloer. Ik sta op nummer één van de Economentop 40. Dat is goed voor de VU en mijn profiel. Groot nadeel is dat studenten te veel ontzag voor je krijgen. Ze worden terughoudend om een gesprek met me aan te gaan. Dat is heel jammer. RICHARD TOL, ELSEVIER, 6 AUGUSTUS 2014. Voorspellen hoe de vlag er over tien jaar bij hangt, dat kan helemaal niet. Ik kan een logisch verhaal verzinnen met lage groei en een met hoge groei. Hangt af van beleid, schokken en verwachtingen. Enige goede ant-woord is: “We weten het niet.” PIETER GAUTIER, TROUW, 14 SEPTEMBER 2014. VU gaat finan-ciële leiders ander gedrag aanleren. “Bedrijfsvoering wordt zo beter afgestemd op menselijk gedrag.” HTTP://WWW.ACCOUNTANT.NL. Verkoop SNS niet aan buitenland. DIRK SCHOENMAKER, NU.NL, 13 OKTOBER 2014. Het valt me op in onderwijs over ondernemerschap dat studenten het idee hebben dat ze het in één keer goed moeten doen en dat ze veel geld nodig hebben om te starten. Dat klopt niet. ELCO VAN BURG, REFORMATORISCH DAGBLAD, 21 OKTOBER 2014. Als managers gaan denken dat zij zelf het bedrijf zijn, word ik heel erg boos en ga ik de bovenverdieping schoonmaken, schoonmaken, schoonmaken. SYLVIE BLEKER-VAN EYCK, NRC HANDELSBLAD, 24 OKTOBER 2014.

[email protected]

Page 16: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

Tekst: Frank Bruinsma Illustratie: Berto Martinez

16

Interview

Page 17: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

1717

hoogleraar Economics of Accounting and Tax Jacco Wielhouwer

“ Ach, de lijst met onderwerpen op mijn onderzoekagenda is al zo lang”

Page 18: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

1818Op 17 september jongstleden aanvaardde Jacco Wielhouwer het ambt van hoogleraar Economics of Accounting and Tax aan onze faculteit met het uitspreken van zijn oratie “Economische verklaringen van accounting- en belastingkeuzes: Te waar om mooi te zijn?!”

Tilburg Jacco is in 1996 afgestudeerd in Tilburg als econometrist met de specialisatie Operational Research. Dit lijkt ver af te liggen van Accounting, maar toch is in zijn afstudeerscriptie al de kiem gelegd voor zijn huidige functie. Jacco werd door Anja de Waegenaere en Menachem Berg, die zich beide hadden toegelegd op OR-toepassingen binnen Accounting, uitgedaagd zijn scriptie te schrijven over hoe je het beste kan afschrijven voor belastingdoeleinden als de toekomstige cash flows onzeker zijn. Aan de basis van zijn afstudeerscrip-tie lag een artikel van Wakeman uit 19801, maar de uitdaging lag er in dat Jacco ‘onzekerheid’ toevoegde.

Naar het bedrijfsleven Na zijn afstuderen kreeg Jacco weliswaar een aanbod om in Tilburg te blijven, maar kon hij de verleiding toch niet weerstaan het bedrijfsleven in te gaan. Jacco ging “de financiële wereld” ontdekken bij de ING bank, waar hij zich toelegde op asset and liability management. Tegelijkertijd kon hij de universitaire wereld niet loslaten. Hij schreef in de avonduren twee artikelen die voortborduurden op zijn afstudeerscriptie en een jaar na zijn aanstel-ling bij de ING begon hij eerst één dag in de week maar al snel twee dagen in de week te werken aan zijn proefschrift, wederom bij de Universiteit van Tilburg. Het werk voor zijn proefschrift had geen overlap met zijn werkzaam-heden bij de ING, maar toch had Jacco maar 5 jaar nodig om zijn ‘proeve van bekwaamheid’ te voltooien. Op 14 juni 2002 promoveerde hij op zijn proef-schrift ‘Optimal tax depreciation and its effects on optimal firm investments’. Centraal staat de vraag hoe een bedrijf de beschikbare vrijheid bij de keuze

van afschrijvingsmethodes kan gebruiken om de verwachte belastingbetalin-gen te minimaliseren. Dit strategisch plannen van belasting resulteert in extra waarde en heeft op zijn beurt invloed op de investeringsbeslissing. De over-heid kan op haar beurt via afschrijvingsrichtlijnen investeringen motiveren of demotiveren. Bijzonder om te vermelden is dat onze huidige rector magnifi-cus, Frank van der Duyn Schouten, de promotor van Jacco was, omdat zijn beide dagelijkse begeleiders en co-promoteren, Anja de Waegenaere en Peter Kort, op dat moment nog geen hoogleraar waren.

Na de promotie Ook na zijn promotie kon Jacco weer de overstap van het bedrijfsleven naar de wetenschap maken, maar weer verkoos hij een hoofdfunctie in het bedrijfsleven met slechts een beperkte deeltijdaanstelling bij Accounting en Econometrics and Operational Research in Tilburg.

Belangrijk voor hem was dat in die tijd Accounting nog erg op het accoun-tantsberoep gericht was en men vooral in praktijkbladen publiceerde. Er was vergeleken met enkele andere vakgebieden nog weinig aansluiting bij de wetenschappelijke literatuur, die bovendien sterk door de Amerikanen werden gedomineerd.

In 2003 vond Jacco een nieuwe uitdaging bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) waar hij als senior analist aan de slag kon. De tijd bij AFM heeft Jacco als leuk en leerzaam ervaren. Het was ook een dynamische tijd waarbij de AFM vele nieuwe taken werden toebedeeld zoals het toezicht op tussen-personen en beleggingsobjecten.

Politieke spelletjes In 2008 was Jacco echter toch een beetje uitgekeken op zijn toenmalige werkzaamheden. In de senior posities die hij inmiddels vervuld had binnen

“Als één van zijn belangrijkste taken ziet Jacco het dan ook het onderzoek in de breedte

uit te breiden”

Page 19: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

1919

het bedrijfsleven merkte hij dat hij steeds meer tijd moest besteden aan interne politieke spelletjes. Het ging er niet om dat je veel goed gedaan moest hebben, nee, het ging er vooral om geen fouten te maken bij het omhoog klimmen in de hiërarchie. Hij was nog maar voor 20% bezig met zaken die hij leuk vond, namelijk het inhoudelijk verbeteren en vertalen van complexe materie naar handzame concepten en hij was voor 80% bezig met het verko-pen van ideeën en de interne politiek. Daarnaast had hij door zijn christelijke achtergrond steeds meer moeite met de manier van bedrijfsvoering.

Overstap naar de VU Toen hij in 2008 weer om zich heen ging kijken naar alternatieven, ervoer hij al snel de contacten met Tom Groot en de afdeling Accounting als een warm bad. Het besluit was dan ook snel genomen om over te stappen naar de VU. Op het terrein van Accounting lag Europa qua internationale toppublicaties nog steeds een stuk achter op Amerika, maar bij Accounting liepen al een aantal mensen rond zoals Tom Groot, Henri Dekker en Kees Camfferman die hun mannetje wel stonden in het internationale vakgebied. Bovendien bood de afdeling Accounting via het Amsterdam Research Center for Accounting (ARCA) de mogelijkheid om nieuw onderzoek te initiëren.

Als één van zijn belangrijkste taken ziet Jacco het dan ook het onderzoek in de breedte uit te breiden. Gedreven door zijn eigen ervaringen bij de ING Groep en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft Jacco al een onder-zoekagenda weten op te stellen waar hij nog jaren mee vooruit kan.

Onderzoeksagenda Vertrouwen binnen de financiële markten is een centraal thema in zijn onder-zoek. Wanneer er vertrouwen is, zijn er grote maatschappelijke en economi-sche voordelen te behalen wanneer er door openheid en transparantie een re-ductie van informatieasymmetrie plaatsvindt in de financiële verslaglegging. Er kunnen dan ook betere contracten afgesloten worden tegen lagere agency kosten en als de investeerders meer informatie hebben over het bedrijf, lopen zij lagere risico’s. Hierdoor is er sprake van lagere kapitaalskosten met als gevolg dat er een lager rendement vereist is.

In de toekomst wil Jacco zijn onderzoek meer richten op compliance. Hoe wordt het spel gespeeld tussen vertrouwen, toezicht en handhaven? Als alle bedrijven zich aan de regels houden dan hoef je minder te controleren. Hoe zorg je ervoor dat bedrijven zich aan de regels houden? Wat is de rol van sociale controle en wat kan vertrouwen hieraan bijdragen? Als je het met de regels eens bent zul je je er sneller aan conformeren.

Samenwerken Op het terrein van Accounting zou Jacco ook graag meer samenwerken met de afdeling Econometrie. De speltheorie wordt binnen accounting bijvoor-beeld veel gebruikt voor disclosure modellen. Speltheorie leent zich uitste-kend om het gedrag van ondernemers te bestuderen met betrekking tot het wel of niet doorgeven van bepaalde informatie aan de markt.

Een ander belangrijk onderzoeksthema wordt het effect van belastingen op investeringen. Op dit terrein ziet Jacco mogelijkheden tot samenwerking met de afdeling Economics. Waar algemeen economen geïnteresseerd zijn in de macro-economische doorwerkingen richt Accounting zich op het micro- economische schaalniveau van individuele bedrijven.

Getriggerd door de opmerking dat de NS zelden in de ochtendspits op ver-voersbewijzen controleert – het percentage zwartrijders is dan naar verwach-ting laag omdat forenzen over het algemeen een abonnement hebben – maar tijdens de daluren wel controleert omdat er dan meer incidentele reizigers in de trein zitten, die eventueel wel een gokje durven te wagen, en dus hier compliance ook een rol speelt waardoor de afdeling Ruimtelijke Economie wellicht ook een interessante onderzoekpartner is, twinkelen de ogen van Jacco, maar dan verzucht hij: “ach, de lijst met onderwerpen op mijn onder-zoekagenda is al zo lang.”

1 Wakeman, L.M. (1980), Optimal Tax Depreciation, Journal of Accounting and Economics, 1, 213-237

JACCO WIELHOUWER

is hoogleraar Economics of Accounting and Tax,

afdeling Accounting

De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam,

[email protected]

“ Hoe zorg je ervoor dat bedrijven zich aan de regels houden?”

Page 20: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

20

With these insightful words, Countess Bettina Bernadotte kicked off the 5th Lindau Meeting on Economic Sciences on August 20, 2014. The Meeting, held every three years on a picturesque island on Lake Constance, reunites Nobel Laureates, young researchers, journalists, policymakers, and heads of state in a veritable celebration of knowledge. This year, nominated by the Tinbergen Institute and the KNAW, I had the literal once-in-a-lifetime opportunity to attend as a young economist. As the Countess emphasized at the end of the Meeting, a second participation only comes with the Nobel Prize.

‘It’s not about papers.

It’s about people’

Page 21: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

21

Lindau Meeting: 17 Nobel LaureatesThe intense program featured 17 Nobel Laureates giving plenary lectures on topics ranging from moral hazard in banking (Myerson) and interconnectedness in finance (Merton) to developments in neuroecono-mics (McFadden) or repugnant markets (Roth). The morning plenary lectures were complemented by afternoon discussion sessions where Nobel Laureates directly interacted with young economists. Evenings featured informal dinners where young researchers socialized with Nobel Laureates and their families. At the end of a very full day, I found myself talking with William Sharpe about teaching computer science to young children and to Roger Myerson about his motivation to become a scientist.

Master classesPolicymakers and representatives of the financial in-dustry also joined the international dialogue. The Ger-man chancellor Angela Merkel addressed the audience on the challenges of the European Union: from the ageing population to regulatory challenges posed by shadow banking, prefacing some of the topics on the G20’s agenda in November. She pointed out that the primary role of economists is to inform policymakers:

“Even the most complicated matters can be formula-ted in simple terms.” An opportunity I am particularly grateful for was to present my research in front of a Nobel Laureate. The 2014 Meeting inaugurated the concept of “Master Classes” – in essence, workshops allowing the new generation to receive feedback from the best minds in economics. Ten young economists were selected from the pool of participants by Nobel Prize winners in their field. I was selected by Professor Roger Myerson from the University of Chicago to present my job market paper in a Master Class on Game Theory and Mathematical Economics.

The Lindau BlogThe Lindau Blog (http://blog.lindau-nobel.org/) pro-vides yet another important tool for young economists to present themselves to the world. Before the mee-ting, the platform offered the opportunity to discuss current research with the Lindau Meeting community. During and after the meeting, summaries of plenary lectures were provided for further thought, together with pertinent analysis by invited journalists. In our truly interconnected world, the Lindau Meetings made no exception.

NetworkingAttending the Lindau Meeting allowed me to interact with fellow Ph.D. candidates from all over the world and in a variety of fields. This is at the same time a fantastic chance for networking, but also for self-reflection. As a doctoral student it is often too easy to develop “tunnel vision”, i.e., fixate on the technical aspects of your own research. The sheer scale of the Lindau Meeting allows one to regard economics in perspective. We are fundamentally a social science studying human behavior. All economists, whether they focus on financial or labor markets, macroecono-mics, or behavioral economics, need to come together from time to time and share insights. Gatherings such as the Lindau Meeting help us connect the puzzle pieces, understand what challenges lie ahead, and develop lasting relationships. It is the same spirit of scientific synergy the Tinbergen Institute was built upon.

MARIUS ZOICAN

is PhD student at the department of Finance

De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam,

[email protected]

Page 22: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

22

Het is een veelgehoord grapje: de enige regio die niet Silicon Valley wil zijn, is Silicon Valley zelf. Wat er in Neder-land gebeurt, is dat alle clusters van gelijksoortige bedrijven zich een valley noemen. Als je puur naar geografische ligging kijkt is Food Valley een minuscule vlek, vergeleken met Silicon Valley. Het nabootsen van het Amerikaanse voor-beeld heeft geen zin. Innovatiegebieden ontstaan spontaan. Hoe meer je het pro-beert op te leggen, hoe minder het lukt.

MARTIJN SMIT, NRC HANDELSBLAD, 12 JUNI 2013

De ontwikkelingslanden bestaan niet meer. De landenlijst die bepaalt welke landen in aanmerking komen voor ontwikkelingshulp is dringend aan opschoning toe. Er staan maar liefst 148 landen op, waaronder Brazilië, China en Turkije. Die landen financieren inmiddels zelf ontwikkelingsprojecten in andere landen. Deze ‘one size fits all’-benadering kan niet langer.

AGE BAKKER, HET FINANCIEELE DAGBLAD, DINSDAG 10 JUNI 2014

Christelijke ondernemers ervaren meer roepingsbesef dan christenen in loon-dienst. Ze zien hun werk vaker als leiding van God en zijn meer bezig met hun plicht om iets voor de samenleving te doen.

ELCO VAN BURG, REFORMATORISCH DAGBLAD, ZATERDAG 14 JUNI 2014

Onderzoek wijst uit dat banenplannen meestal geen extra werk opleveren. Het is bovendien raar dat er geld gaat naar sectoren waarop het kabinet tegelijk stevig bezuinigt. Dat gebeurt in de kinderopvang en de zorg. Het is bizar dat het ene ministerie daarop bezuinigt en het andere er geld instopt om banen te behouden.

BAS VAN DER KLAAUW, AD/HAAGSCHE COURANT, ZONDAG 29 JUNI 2014

Is Brabant economisch zo sterk als bestuurders willen doen geloven? De industriële basis van de regio Eindhoven is erg smal en vooral gebaseerd op de technologische sector. Dat is een be-drijfstak waarvan de activiteiten relatief gemakkelijk verplaatsbaar zijn naar andere regio’s in de wereld. Deze zal niet van vandaag op morgen verdwijnen, maar de regio moet er wel bij stilstaan dat dat kan gebeuren.

HENRI DE GROOT, BN/DESTEM, VRIJDAG 11 JULI 2014

Door de lange periode van voortdurende stijging van de woningprijzen waren we het een beetje vergeten, maar een woning kopen die volledig met een hy-potheek is gefinancierd lijkt echt op gok-ken met geleend geld. Het is helemaal niet onverstandig om eerst te sparen, zodat althans een deel van de te kopen woning met eigen geld kan worden gefi-nancierd en je de NHG niet nodig hebt. Dat geldt natuurlijk ook voor mensen zonder gemoedsbezwaren tegen verzeke-ren. Het is niet voor niets dat de royale kredietmogelijkheden die de Nationale Hypotheek Garantie nog steeds biedt op termijn wat worden teruggeschroefd.

JAN ROUWENDAL, REFORMATORISCH DAGBLAD, VRIJDAG 11 JULI 2014

Grappig dat Weidmann, de baas van de Bundesbank, de inflatie probeert aan te wakkeren via hogere lonen. Normaal ge-sproken gaat het andersom en reageren vakbonden op hoge inflatie met hoge looneisen. Het Duitse recept is niet zo-maar op Nederland van toepassing. Hier kunnen sommige bedrijven 4 à 5% meer bieden, maar grosso modo gaat het in Nederland nog lang niet zo goed als inDuitsland.

PIETER GAUTIER, DE TELEGRAAF, WOENSDAG 6 AUGUSTUS 2014

Het probleem is niet nieuw: onze com-plexe economie is niet vanzelf transpa-rant. Er is voortdurend financiële infor-matie nodig om organisaties inzichtelijk te maken en te beheersen. Die financiële informatie is kwetsbaar. We nemen maatregelen om die kwetsbaarheid te beperken, en accountantscontrole is er één van. Maar ook accountantscontrole is kwetsbaar: slordigheid, onkunde, mis-plaatst optimisme, belangenverstrenge-ling en fraude liggen ook hier op de loer.

KEES CAMFFERMAN, HET FINANCIEELE DAGBLAD, DINSDAG 22 JULI 2014

De Europese Commissie stelt voor dat Europeanen, die nu 32% van hun afval recyclen, dat meer dan verdubbelen naar 70% in 2030. Er gaan stemmen op om dit verplichtend op te leggen. Met recycling is niets mis, maar dit laatste gaat veel te ver. Feit is dat het verplicht opleggen van een recyclingsdoelstel-ling vanuit Europa niet efficiënt is. Het houdt onvoldoende rekening met verschillen tussen landen en gemeenten. Verplichtend opleggen houdt boven-dien onvoldoende rekening met het kostenopdrijvend effect daarvan, zeker in een sterk gemonopoliseerde markt. Die hogere kosten moeten de burgers opbrengen. Tegenover die hogere kosten staat te weinig milieuwinst.

RAYMOND GRADUS, HET FINANCIEELE DAGBLAD, DONDERDAG 17 JULI 2014

stellingnemen

Page 23: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

23

De ernstiger gevolgen van klimaatver-andering zijn veelal symptomen van andere problemen. Opwarming van de aarde doet de opbrengst van de land-bouw in zuidelijk Afrika halveren, is de verwachting. Maar Afrikaanse boeren produceren tien keer minder voedsel dan ze met de huidige stand van de technolo-gie in Afrika zouden kunnen. Dat komt doordat ze niet investeren, bijvoorbeeld omdat ze niet kunnen bewijzen dat de grond van hen is. Klimaatverandering is een veel kleiner probleem dan dat soort dingen, en als je die problemen oplost, zijn ze in Afrika ook veel beter bestand tegen klimaatverandering.

RICHARD TOL, ELSEVIER, WOENSDAG 6 AUGUSTUS 2014

De vrees is dat de rente in de toekomst alleen nog maar omhoog kan, omdat hij nu laag is. Een niet al te slimme gedach-te, want je weet niet wat er met de rente gaat gebeuren. Het kan zijn dat hij juist nog lang laag blijft vanwege de vergrij-zing en het massaal aflossen van schul-den. Toch neem ik het de nieuwe coalitie niet al te kwalijk, omdat het risico van hogere rente wordt gebruikt als argu-ment om prudent te zijn. Ik denk echter wel dat het tot problemen kan leiden als meer gemeenten gaan aflossen, omdat ook de Nederlandse huishoudens net als de banken bezig zijn om hun schulden af te lossen. Als de lokale overheden dat ook nog gaan doen, valt de consumptie verder stil. Dat vertraagt de groei.

THEO KOCKEN HET PAROOL, WOENSDAG 13 AUGUSTUS 2014

Meer dan tien jaar is over de herziening van de Faillissementswet al gediscus-sieerd, waarbij vooral de Nederlandse Orde van Advocaten en de Nederlandse Verenigingen van Banken stelling ne-men. Zij spelen natuurlijk wel een rol, maar zij zijn niet de primaire belang-hebbenden. De direct belanghebbenden zijn de bedrijven zelf, de werknemers, de aandeelhouders en de maatschappij als geheel. Het doel is maatschappelijke vooruitgang om een efficiënte en pro-ductieve economie draaiende te houden. De politiek is nu aan zet.

FRANK VAN DEN BERG, HET FINANCIEELE DAGBLAD, VRIJDAG 5 SEPTEMBER 2014

Job crafting is in Nederland nog vrij nieuw. Een vervelende baan maak je echt niet leuk door vervelende taken af te stoten en andere taken op je te nemen. Maar het passend maken en houden van je werk past natuurlijk uit-stekend bij het langer doorwerken dat van ons allemaal wordt verwacht.

MARIA TIMS, DE VOLKSKRANT, DINSDAG 9 SEPTEMBER 2014

Wat de vakbeweging betreft moet de overheid stoppen met de megabezui-nigingen op de thuiszorg. Dan blijven meer banen van huishoudelijke hulpen behouden. Over dertig jaar hebben we voor de huidige productie de helft van het werk nodig. Dus zet in op investerin-gen in de sectoren van de toekomst als zorg, onderwijs en vrije tijdbesteding. Dat zijn nou net de sectoren waarop de regering bezuinigt.

ERIC BARTELSMAN, HET FINANCIEELE DAGBLAD, VRIJDAG 12 SEPTEMBER 2014

Bovag is boos over de accijnsverhoging van staatssecretaris Wiebes van Finan-ciën. Nederlanders zouden massaal over de grens tanken. Maar in België en Duitsland is de afzet van diesel ook gedaald. Dat is vreemd, toch? Als we massaal daar tanken, dan had de afzet daar toch moeten stijgen? Al enkele jaren daalt het dieselverbruik. De weg-transportsector heeft ingezet op zuiniger rijden. Bovendien plannen de transport-ondernemers steeds beter; minder lege kilometers met vollere vrachtwagens. Ook consumenten kopen minder benzine en LPG. Misschien komt het door elek-trisch rijden, meer kilometers in hybride voertuigen, of door gewoon zuiniger te rijden. Vorige week meldde het Cen-traal Bureau voor de Statistiek nog dat jongeren steeds minder vaak een auto bezitten en de fiets en het openbaar vervoer kiezen. Ook deze trend is enkele jaren geleden ingezet. Als we minder, zuiniger en schoner rijden dan heeft dat gevolgen voor iedereen die nu nog zijn boterham verdient met automobiliteit. Dan past het Bovag niet om enkel naar de staatssecretaris te wijzen.

WALTHER PLOOS VAN AMSTEL, HET FINANCIEELE DAGBLAD, VRIJDAG 29 AUGUSTUS 2014

De mening overheerst dat het met ons onderwijs op de universiteit goed gesteld is. De politiek denkt dat ook. Al die mensen hebben geen flauw benul wat voor bagage een 18-jarige meebrengt als die aan een wetenschappelijke studie begint. Er zijn reuze aardige studenten, intelligente ook, maar ze weten weinig. Op de middelbare school wordt hun niet veel meer geleerd. Algemene kennis hebben ze nauwelijks. Ze kijken raar op als ze een boek moeten lezen. Dat is al jaren zo.

REIN NOBEL, DE STENTOR / ZWOLSE COURANT, ZATERDAG 30 AUGUSTUS 2014

Page 24: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

2424

Jelle

van

Ba

arde

wijk

Er hangen nieuwe bordjes op de VU. Alle teksten

daarop zijn nu in het Engels. In de vleugel van het bestuur is executive board te lezen. Dat is een nogal ongelukkige vertaling, zeker op het moment dat de VU toch al met een negatief imago kampt. Executive board klinkt naar hiërarchisch beleid uitgevoerd door een chief executive officer.

Executive board past bij een verouderde denkwijze uit het begin van dit millennium, de bubbeltijd van de marktwerking. Universiteiten waren opeens quasi pu-blieksbedrijven en werkten met managers die ervaring hadden met het effectiever en efficiënter maken van organisaties. Het toenmalige bestuur vestigde zich in een kantoor in Amstelveen vanwege ruimtegebrek. Dat was een begrijpelijke verhuizing die enigszins ongeluk-kig uitpakte. Zij werd namelijk symbool van de afstand tussen bestuur en medewerkers. Wat ook niet hielp voor de beeldvorming, was dat het bestuur zich dage-lijks liet chaufferen naar het hoofdgebouw. Het ontnam het personeel in diezelfde tijd een eigen werkplek en installeerde overal flexplekken. Ongetwijfeld heeft dat de nodige bezuinigingen opgeleverd. Inmiddels zijn ook de nadelen duidelijk: studenten kunnen niet langer zomaar bij docenten langskomen, wat op een univer-siteit niet erg handig is. En collega’s lopen elkaar de hele dag te zoeken. De verbouwing is dermate serieus uitgevoerd dat de zaak niet kan worden teruggedraaid. Wij doen het er dus maar mee, maar wel zonder de oude executive board trouwens, want die is ontbonden wegens gebrek aan vertrouwen onder medewerkers. Ik voel oprecht enige sympathie voor het nieuwe bestuur: het lijkt te beseffen dat een universiteit geen bedrijf is en dat studenten geen consumenten zijn. Studenten kunnen zich wel beklagen over een vak of docent, maar als ook de klachtenbehandeling niet bevalt, kan het vak niet zomaar worden omgeruild. Een universi-teit lijkt wat dat betreft meer op de politie dan op de H&M: een bekeuring kun je ook niet zomaar omruilen, een trui wél. Wie herhaaldelijk voor een vak zakt, loopt risico een hele studie niet te mogen afronden. Dit is zelfs in de achterliggende marktjaren niet veranderd.

Werkplek

Faculteit der Letteren

De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam

Onderzoek

Zijn onderzoek richt zich op de filosofie van bedrijf, economie en onderwijs. Ondanks verscheen

mede onder zijn redactie de bundel ‘Waartoe is de universiteit op aarde?’ bij Uitgeverij Boom

[email protected]

Doc

ent-

prom

oven

dus

wijs

beg

eert

e

Page 25: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

25

Hoogwaardig onderwijs blijft een kerntaak van de VU. Wij kunnen studenten inwijden in de ‘geestelijke ruimte’ van onze cultuur. We doen graag ons best deze lastige taak uit te drukken in cijfers die kunnen worden verzameld in grafieken. Het is echter belangrijk te beseffen dat academisch onderwijs in de kern lastig meetbare inhoud omvat: het kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken, het ontleden van een gedach-tegang, het niet zomaar alles voor waar aannemen, het kunnen interpreteren van berekeningen, enzo-voort. Het gaat ons bovendien om de academische kunde een gedachte of berekening te vertalen naar de wereld waarin we leven en werken. Hier hebben we het niet alleen over talenkennis sec, maar ook over het vermogen iets te kunnen interpreteren en in een groter verband te plaatsen. Dit geldt natuurlijk ook in het bedrijfsleven: iemand kan met behulp van big data een rendabele organisatorische verandering adviseren voor een ziekenhuis. Daarmee is dit inzicht echter nog niet vertaald naar de werkvloer en de cliënten van het ziekenhuis. En zolang deze vertaalslag niet is gemaakt, mist het draagvlak voor verandering. Er is een kwalita-tief en overtuigend oordeel nodig, ook als je met cijfers werkt. Op dit punt weet de ware academicus zich te onderscheiden.

Taal is van levensbelang voor de wetenschap en voor de vertaling daarvan naar de samenleving en het bedrijfsleven. Ik schrok daarom toen Jaap Winter, de huidige collegevoorzitter van de VU, het academisch jaar opende met de woorden: “Op termijn zal Engels onze taal van communicatie worden en houd ik deze speech in het Engels.” Eerder dit jaar werd al mede-gedeeld dat alle masters aan de VU in de toekomst bij voorkeur in het Engels worden gedoceerd. Nu gaan we kennelijk ook nog met elkaar in het Engels vergaderen. Zou dat de inhoud en lengte van de gesprekken ten goede komen?

De universiteit zou juist een plek moeten zijn waar onze eigen taal in haar hoogste vorm wordt geculti-veerd. Natuurlijk moet er ruimte zijn om in het Engels

te spreken en schrijven. De universiteit heeft een schakelfunctie tussen Nederland en de rest van de we-reld. En Engels is nu eenmaal de taal waarin zij deze functie vervult. Maar het Nederlands moet ook een academische taal blijven. Men beseft onvoldoende dat te veel Engels ons afsnijdt van de maatschappij. Engels kan zelfs spanning geven tussen de toch al groeiende verschillen tussen hoog- en laagopgeleiden. Nu is er iets voor te zeggen dat veel wetenschappers publiceren in Engelstalige peer reviewed tijdschriften. Het gaat ech-ter fout wanneer al het masteronderwijs op dit soort onderzoek wordt geënt. De meeste studenten komen later in een Nederlandse context te werken. Zij zijn er bij gebaat om verfijnd Nederlands te leren spreken aan de universiteit. Niet noodzakelijk direct, maar wel via een eloquent college over marketing of filosofie. We zouden het ook als een cultureel doel kunnen zien dat Engelstalig onderzoek tijdens college naar onze situatie wordt ‘vertaald’. Het getuigt van weinig zelfvertrouwen dat wij onze taal zo gemakkelijk opgeven omdat een onderzoek in het Engels is gepubliceerd of omdat een deel van de studenten uit het buitenland komt. Van hen kunnen we niet vragen om meteen Nederlands te leren, maar van buitenlandse docenten die hier jaren werken wel.

Wat hier ook meespeelt, is dat wij vaak geen Engels maar globish spreken en schrijven. Dat is een eenvoudige variant van het Engels, bestaande uit zo’n 1500 woorden, vaak aangevuld met zo’n 50 technische termen uit een specifiek vakgebied. Een taal waarin veel wordt ‘gehoweverd’ en weinig ambivalenties overeind blijven. Een uitstekende taal voor op reis, op de zaak en wellicht zelfs voor vriendschap. Globish is echter minder geschikt om het kritische denkvermogen te verfijnen. We maken het contact tussen studenten en toekomstige collega’s en werknemers niet gemak-kelijker door hen in deze ‘taal’ te onderwijzen. Het is al moeilijk om de eigen taal te ontwikkelen tot het niveau waarop men snel tot de kern van de zaak komt, zonder ambivalenties te niet te doen en mensen voor het hoofd te stoten.

Het is overigens niet helemaal logisch dat wij, te midden van een wereld die tegelijkertijd internatio-naliseert en lokaliseert, zo eenzijdig kiezen voor het globish. Waarom zouden we niet meer tijd nemen voor Duits en Frans? Die talen zijn van cultureel en economisch belang voor Nederland. Meertaligheid zou ook uitstekend passen bij onze excellentiedoelstelling. Bovendien waarderen buitenlanders het als je hun taal enigszins kent.

Als het Nederlands aan de VU verdwijnt, zou dat een aanslag zijn op onze eigen intellectuele cultuur. Het Engels mag best belangrijker worden, maar het moet ruimte laten voor onze moedertaal. Het is ach-terhaald marktdenken om een hele universiteit aan te passen aan de mogelijkheid dat er meer buitenlandse studenten komen. Het zou bovendien ook economisch gezien irrationeel zijn. De kosten van de VU worden hoofdzakelijk gedekt door de Nederlandse belasting-betaler. Het draagvlak voor die steun zou weleens kunnen eroderen, zoals de afgelopen jaar ook in de wereld van de kunst gebeurde. Ook daar was de kritiek dat men internationaal meedeed, maar het contact met de eigen omgeving was kwijtgeraakt. Het is ook om die reden verstandig dat de VU de taal blijft spreken van de wereld waar haar studenten vandaan komen en waar zij naar terugkeren.

Voor alle duidelijkheid: dit is geen betoog tegen het Engels. Het heeft terecht een hoofdrol naast het Nederlands. Wij zouden beide talen serieuzer moeten onderwijzen (om maar te zwijgen over het Duits en Frans). Een goede taalbeheersing past bij de academi-sche houding. En het is wenselijk dat er meer aandacht komt voor taalonderwijs. Mocht dat er in de toekomst inderdaad van komen, en er nog steeds een bordje exe-cutive board in de vleugel van het bestuur hangen, dan verschijnt er vast een kritische column. Het is immers een blunder die getuigt van naïef marktdenken, weinig maatschappelijk besef en slecht taalgevoel.

25

Executive Board

Page 26: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

26

“Voor de toekomst van studenten en de faculteit is het belangrijk om `connected’ te zijn met de praktijk. Ik vind het leuk om een stukje van die connectie in te vullen.” Arthur Oudendijk, alumnus Business Eco-nomics and Online Customer Analytics IBM Europe

Talent werven via de faculteitHeeft u een interessante onderzoeks-vraag, maar geen tijd om deze zelf op te pakken dan zou een stagiair een uitkomst zijn. Of wellicht zit u aan de wervende kant van de tafel en heeft u de mogelijk-heid om een ‘young professional’ aan te nemen. In beide gevallen wilt u in contact komen met slimme, ondernemende studenten of recent afgestudeerden van FEWEB. Kandidaten genoeg, maar echt talent is moeilijk te vinden.

FEWEB Career Services & Alumni Relations biedt u de mogelijkheid om vacatures onder de aandacht te brengen van studenten. U kent hun opleiding van binnenuit, en weet daardoor precies wat deze doelgroep u kan brengen. Via www.feweb.vu.nl/careers kunt u uw stages en banen kosteloos aanmelden.

Deelname aan Career EventsOm uw bedrijf onder de aandacht te brengen, kan het ook interessant zijn om deel te nemen aan een ‘career event’ of voorlichtingsbijeenkomst. Deze events helpen studenten om een beeld te vormen van beroepsmogelijkheden na afstuderen en goed voorbereid de arbeidsmarkt te betreden. Een voorbeeld hiervan zijn de

FEWEB Training Days, die de faculteit tweemaal per jaar organiseert. Gedurende een week spijkeren studenten van alle FEWEB opleidingen hun professionele vaardigheden bij in workshops van een dagdeel. Veel van deze workshops wor-den verzorgd door alumni. Deelnemende bedrijven dit jaar zijn onder andere Unilever, Canicas, Tuvalu Media, State of Cotton en YER. Andere voorbeelden zijn Meet the employer events, gezamenlijke netwerkbijeenkomsten voor alumni en studenten en workshops in het kader van de masterkeuze. Voor het aanbieden van bedrijfspresentaties of business cases brengen wij u daarnaast graag in contact met de facultaire studieverenigingen.

“Het voelt als thuiskomen. Ook het adviseren en enthousiasmeren van studenten geeft me veel energie en voldoening.” Valeriya Dovator, alumna Master Finance en consultant bij YER

Training sollicitatievaardighedenHet FEWEB Office of Career Services and Alumni Relations biedt gedurende het jaar workshops aan waarin studenten hun sollicitatie- en netwerkvaardigheden ontwikkelen. Studenten reageren enthou-siast als hier gasttrainers of sprekers uit de beroepspraktijk bij betrokken zijn. In de interviewtraining kunt u bijvoorbeeld sollicitatiegesprekken met studenten voeren en in een netwerktraining leert u studenten zich beter te presenteren. Alle workshops worden begeleid door onze professionele career counsellors.

26

U hebt vier - of meer - jaren gestudeerd aan

de faculteit Economische Wetenschappen en

Bedrijfskunde. Dit was een bijzondere en leer-

zame tijd van ontdekken, ontwikkelen en keuzes

maken. U ontwikkelde kennis en vaardigheden

die een stevige basis vormden voor het vervolg

van uw loopbaan. Nu, jaren later, denkt u hier

vast nog regelmatig aan terug. Mogelijk wilt u

nu graag iets terug geven aan uw ‘alma mater’.

FEWEB stelt dit erg op prijs: als alumnus kent

u zowel opleiding als beroepenveld, en kunt u

een waardevolle bijdrage leveren aan het verbin-

den van theorie aan praktijk. Het FEWEB Office

of Career Services and Alumni Relations denkt

graag mee over een bijdrage die bij u past. In dit

artikel belichten we een aantal manieren waarop

u betrokken kunt blijven bij uw opleiding en de

faculteit.

Delen is vermenigvuldigen

Illustraties: Sarah-Lotte Rietdijk

Page 27: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

27

“Ik draag graag bij aan de ontwik-keling van de huidige populatie studenten, door ze bewust te ma-ken van de ontwikkelingsmoge-lijkheden die de VU biedt en die ik zelf toentertijd heb gebruikt.” Kleis Krebbers – Alumnus Master Business Administration en Recruiter bij ING

Samenwerking kan ook heel dicht bij het curriculum liggen. Een goed voorbeeld is het Personal Branding and Sales programma voor de MSc Marketing stu-denten. Dit programma heeft als centrale thema ‘Waar sta jij op 1 september 2015?’ In een serie workshops worden studenten voorbereid op de loopbaan direct na af-ronding van het curriculum. Alumni met een gemeenschappelijke onderwijsachter-grond doch verschillende carrièrepaden zijn betrokken als gastspreker of trainer. Ze vertellen over hun eigen carrièrekeu-zes en helpen studenten hun talenten te ontdekken of een plan te ontwikkelen.

“Voor een opleiding die impact in de maatschappij wil hebben, zijn alumni een belangrijke graadme-ter: Voelen zij zich (nog steeds) goed genoeg toegerust voor hun huidige werkpraktijk? Of moet de opleiding worden bijgesteld aan ontwikkelingen? Maar ze zijn ook graadmeter en rolmodel voor de huidige studenten: Wie of wat wil ik worden? Kan ik zijn?” Prof.dr. Jaap Boter – Programme Director Master Marketing

Breng de praktijk in de opleidingTenslotte is er binnen de curricula van de opleidingen regelmatig behoefte aan gastsprekers of praktijkcases. Gastcolleges zijn inhoudelijk gedreven sessies, die stu-denten zicht geven op de manier waarop de theorie uit de module in de praktijk wordt toegepast en op actuele ontwik-kelingen in het werkveld. Bij praktijkcases kan worden gedacht aan een adviesvraag of onderzoeksproject waar studenten als onderdeel van een vak gedurende een aantal weken aan werken. Afhankelijk van de timing, de inhoudelijke voorwaar-den en het niveau van het vak zal geke-ken worden waar uw bijdrage de grootste impact zal kunnen hebben.

“Een opleiding die midden in de maatschappij wil staan, moet ook vaak die maatschap-pij uitnodigen in de collegezaal om als case en uitdaging te dienen. Een win-win relatie voor alumni: een bijdrage leveren aan het onderwijs, maar daarna zelf naar huis gaan met inspiratie en nieuwe inzichten van een grote groep meedenkende studenten.” Prof.dr. Jaap Boter – Programme Director Master Marketing

Structurele inbrengNaast deze mogelijkheden om zelf een bijdrage te leveren, is het goed om te weten dat FEWEB de inbreng van alumni een vaste plaats heeft gegeven in de Raden van Advies voor alle bachelor- en masteropleidingen. Deze Raden hebben tot doel om de aansluiting van het cur-riculum op de wensen en eisen van het beroepenveld te borgen. In iedere Raad van Advies van de faculteit heeft mini-maal één alumnus zitting.

Betrokken blijven?Inspireren deze voorbeelden u om (weer) betrokken te zijn bij uw opleiding of de faculteit? Of wellicht heeft u na het lezen van dit artikel andere ideeën die u aan ons voor wilt leggen. Wij nodigen u van harte uit om contact met ons op te nemen. We denken graag mee over de mogelijkheden en staan open voor nieuwe initiatieven.

Wie zijn wij?Het FEWEB Office of Career Services and Alumni Relations is een verbindingspunt voor studenten, alumni, werkgevers en de opleidingen van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfs-kunde (FEWEB). Het office heeft tot doel studenten beter op de beroepsloopbaan voor te bereiden en een sterkere binding van studenten en alumni met hun facul-teit tot stand te brengen. Voor meer infor-matie of om te bespreken wat u voor uw opleiding wilt betekenen, kunt u contact met ons opnemen. We kijken er naar uit om van u te horen.

T: +31 (0)20 598 30 67E: [email protected] W: http://careerservices.feweb.vu.nl

Bekijk het speciaal aanbod voor young alumni achterop deze uitgave van Vuurwerk

LONNEKE KORENROMP IRIS VISSER MAAIKE WESSELING ANITA MONTOLALU

Page 28: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

28

DE BOEKENKAST VAN...

Het verrichten van specifieke werkzaamheden,

zo rond de 10.000 werkuren, is een

voorwaarde voor succes

28

Page 29: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

2929

SVETLANA KHAPOVASvetlana Khapova leest veel en graag. Als ‘carrière’ wetenschapper heeft ze een professionele inte-resse in boeken over persoonlijk en professionele groei van individuen. Maar niet alleen de theorie heeft haar aandacht. Ze leest ook veel non-fictie over mens en werk. Waaraan beleeft een mens plezier in zijn werk? Hoe bereikt iemand succes? Malcolm Gladwell is zo’n non-fictie schrijver over mens en werk.

“Van hem krijg ik inspiratie en constructieve energie. Hij schrijft vaak over mensen en hun streven naar zelf- realisatie. Eén van mijn favoriete boeken is Outliers: the Story of Succes, waarin Gladwell de factoren onderzoekt die bijdragen aan een hoge mate van professioneel succes. Waarom is Microsoft oprichter Bill Gates zo extreem rijk geworden? Hoe zijn The Beatles één van de meest succesvolle bands in de geschiede-nis geworden? De sleutel tot succes ligt tot op grote hoogte in practicing, zegt Gladwell. Flink veel werken dus, en je bekwamen. Het verrichten van specifieke werkzaamheden, zo rond de 10.000 werkuren, is een voorwaarde voor succes. Hij noemt dit The 10,000-Hour Rule. In een ander recent boek, getiteld David and Goliath: Underdogs, Misfits and the Art of Battling Giants, onderzoekt Gladwell of het hebben van een dis-advantage een mens sterker maakt op de lange duur. Waarom zijn sommige mensen mateloos succesvol en anderen niet? Kan het zo zijn dat mensen met een achterstand deze achterstand juist kunnen gebruiken om tot een grotere hoogte te komen, die zij anders mis-schien niet hadden bereikt? Het hebben van dyslexie leidt tot het ontwikkelen van andere (compenserende) cognitieve vaardigheden. Dit in combinatie met andere persoonlijkheidstrekken, zoals doorzettingsvermogen, genereert een grote kans op succes.”

“Veel boeken in mijn boekenkast gaan over human agency (de keuzemogelijkheid van een mens, red.) in een werkcontext. Een poosje geleden heb ik Dignity at Work gelezen, geschreven door Randy Hodson. Ik raakte geïnteresseerd in het begrip ‘waardigheid’ toen ik mij realiseerde dat een succesvolle carrière meer is dan alleen maar carrière-technische vooruitgang en professionele erkenning. Het gaat vooral ook over het

verwerven en behouden van waardigheid, zowel in je eigen ogen als in die van een ander. Een gevoel van eigenwaarde dat je krijgt door je werk. Dit onderwerp is vooral relevant in het licht van bedrijfsschandalen en onethisch werkgedrag. Ik voorzie dat hier in de nabije toekomst onderzoek naar gedaan gaat worden.”

“Tijdens vluchten naar congressen in het buitenland lees ik vaak verhalen en etnografieën over de mens en zijn werk. Het boek Working van Studs Terkel bijvoor-beeld, bevat interviews met mensen uit verschillende beroepsgroepen. Mensen vertellen wat ze de hele dag doen tijdens hun werk en hoe zij zich voelen bij datgene wat ze doen. Het gaat om de vraag wat werk zo betekenisvol maakt voor mensen in alle mogelijke beroepen. De serveerster, de brandweerman, een financieel topman in het bedrijfsleven.”

Geboren in Rusland, is Svetlana Khapova opgegroeid met de Russische literaire grootmeesters. “Ik ben en blijf gefascineerd door Fjodor Dostojewski en Leo Tolstoj. Ze beschrijven de geschiedenis en de cultuur van het land. Ze zoomen daarbij bijna als professionele psychologen in op een aantal individuele levens en beschrijven op een fantastische wijze de gevoelens en emoties van de hoofdpersonen. Hun boeken dragen bij aan het beter begrijpen van individuele waarden, relaties, geluk, pijn, liefde en vriendschap.” Naast Engelse non-fictie werken en Russische literatuur is Svetlana Khapova zich nu aan het verdiepen in de Nederlandse literatuur, samen met haar 7-jarige doch-ter. “Zij ontwikkelt haar leesvaardigheid, en ik haal ik mijn achterstand in de Nederlandse literatuur in. Tot dusverre hebben we samen het grootste deel van de boeken van Annie M.G. Schmidt gelezen.”

Sinds 2013 bekleedt Prof. dr. Svetlana Khapova de Fenna

Diemer-Lindeboom Leerstoel voor Careers and Organization

Studies aan de VU. Op 27 november 2014 hield ze haar

inaugurele rede getiteld “Ghiberti’s doors to ‘intelligent life’,

or what careers can tell us about the making of institutions.”

Svetlana Khapova is wetenschappelijk directeur van het

Amsterdam Business Research Institute (ABRI). Daarnaast

is ze visiting professor aan de ESMT (European School of

Management and Technology), een particuliere, internationale

non-profit business school, gevestigd in Berlijn.

Svetlana Khapova

is hoogleraar bij de afdeling Management en

Organisatie en wetenschapplijk directeur van het

Amsterdam Business Research Institute (ABRI)

De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam,

[email protected]

Page 30: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

30

Research

WELL, EVEN IF WE CANNOT ALWAYS FIND THE TRULY BEST SOLUTION, AT LEAST WE CAN TRY TO FIND A PRETTY GOOD ONE

Page 31: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

Imagine that you have been tasked with setting up a new and speedy fibre-optic network. The terminal points that need to be connected are fixed (the black squares on the map below). The fibre-optic cables can only be placed underneath the roads shown on the map. Each block has the same length. Laying down the cable is expensive, and the budget is tight: your goal is to find the cheapest possible way of connecting the terminal points. One possible solution is indicated; the total length of this solution is 25 blocks; can you do better?

The Steiner tree problemThe general form of this problem – given a network and some collection of terminal points, find the shortest way of connecting the terminals – is called the Steiner tree problem. Here, a network can consist of any configuration of “roads” connecting intersections, not necessarily confirming to a grid, and with completely arbitrary lengths. While the particular problem above was invented, it shouldn’t be surprising that the Steiner tree problem has many real-world applications. It appears in a wide variety of settings: building com-munications and transport networks, designing efficient supply chains, microprocessor layout, and even in bioinformatics. Very often the practical problem is more

complicated – for example, one might ask that a single failure should not disrupt the entire communication network, or there might be other relevant factors aside from just the total length of the solution. But already in this most basic, fundamental form, the Steiner tree problem is crucially important. It still holds many secrets, despite the history of the Steiner tree problem going back as far as the 17th century. The German mathematician Carl Gauss wrote about it, motivated by the question of constructing the shortest possible rail network between four German cities. Today, there are thousands of research articles on the subject.

Best solutionIf you tried the puzzle earlier, you will have found that finding the truly best solution was not completely straightforward. And this was a very simple example! Problems obtained in practice can be dramatically larger and more complex. Of course, we enlist the aid of computers, but even so, we run into major difficul-ties. One way to “solve” the problem is to list out all the possible solutions (where the terminals are indeed con-nected), compute the length of each, and then choose the best one. But unless the network is very small, this list will be hopelessly long; even with the fastest com-puters, it is absolutely hopeless to apply this method to

What is the cheapest possible way of connecting the terminal points?

31

NEIL OLVER

is Assistant Professor at the department of

Econometrics and Operational Research

De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam,

[email protected]

Page 32: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

32

the large instances we want to solve. What we desire is a fast procedure. It turns out that the existence of such a procedure is one way of formulating one of the dee-pest unsolved problems in mathematics and computer science: the P vs NP problem (which even has a million dollar prize attached!) The strong consensus is that there is likely no such efficient procedure. But still, we need to solve these “hard” problems!

What to do? Well, even if we cannot always find the truly best solution, at least we can try to find a pretty good one. On the theoretical side (which is where my work fits), a popular approach is to try to find a fast procedure which guarantees that the solution it provides is, say, at most 20% more expensive than the cheapest solution. Such a procedure is called, naturally enough, an approximation algorithm. Proving that such procedures really do perform well typically requires some sophisticated mathematical tools. The guarantees one typically gets are not normally strong enough to satisfy in real-world applications, where a percentage point can mean millions of euros (or at least, the ap-proval of your boss). But the insights gained can then be used to inform the design of more ad-hoc, heuristic procedures, which will in addition be refined to the specifics of the problem at hand to eke out the best

possible result. The Concorde solver for the famous travelling salesman problem, another ‘hard’ problem, is an excellent example of this – I recommend down-loading and playing with the app!

We recently presented some progress at the APPROX conference in Barcelona. We were able to provide a much faster approximation algorithm with a good performance guarantee, as long as the network under consideration has a certain special structure. I will be visiting my collaborators in Waterloo, Canada early next year, and our hope is to eventually extend this to handle all possible networks.

Communication networksA deeper understanding of the Steiner tree problem is one major goal of my NWO funded Veni project. Another focus is on the efficient utilization of commu-nication networks. The bandwidth of a communication link is a crucial parameter. Enough bandwidth, and a video call is clear and sharp; not enough, and the video becomes blurry, the sound choppy, and communication becomes difficult. Especially in business settings, and more so as cloud computing gains prominence, it is important that the network can guarantee good perfor-mance; it’s not enough if it’s usually fast, but unusable

just before an important deadline. Throwing an exces-sive amount of network resources at the problem is one approach, but not a very cost-effective one. A recent model proposes a clean way of answering the question “what must this network be able to do for me, in terms of performance?” Roughly speaking, it provides a struc-tured way of describing constraints on the way in which the network will be used. The problem then becomes: what is the cheapest, most efficient way to provision a network that satisfies the given requirements? Once again, this leads to ‘hard’ problems, and so again my work focuses on approximation algorithms with theore-tical guarantees.

These problems fall within the field of combinatorial optimization, which lies in the intersection of mathe-matics, computer science, and operations research. So it’s a rich area with many influences and directions to explore, and the ubiquitous nature of networks means that these problems show up in amazingly diverse set-tings. My personal inclination is towards the mathema-tical aspects, but I find it very satisfying that applicati-ons are so close by.

EVEN WITH THE FASTEST COMPUTERS, IT IS ABSOLUTELY HOPELESS TO APPLY THIS METHOD TO THE LARGE INSTANCES WE WANT TO SOLVE

Page 33: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

33

Publicaties

Page 34: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

34

34

TIJDSCHRIFTARTIKELEN

Buhai, S., Portela, M.A., Teulings, C.N. & Vuuren, A.P. van (2014). Returns to tenure or seniority. Econometrica, 82(2), 705-730. 10.3982/ECTA8688

This study documents two empirical facts using matched employer–em-ployee data for Denmark and Portugal. First, workers who are hired last, are the first to leave the firm. Second, workers’ wages rise with seniority, where seniority is defined as a worker’s tenure relative to the tenure of his colleagues. Controlling for tenure, the probability of a worker leaving the firm decreases with seniority. The increase in expected seniority with tenure explains a large part of the negative duration dependence of the separation hazard. Conditional on ten years of ten-ure, the wage differential between the 10th and the 90th percentiles of the seniority distribution is 1.1–1.4 percentage points in Denmark and 2.3–3.4 in Portugal.

Akkermans, T.J., Brenninkmeijer, V., Schaufeli, W.B. & Blonk, R.W.B. (in press). It’s all about CareerSKILLS: Effectiveness of a Career Development Intervention for Young Employees. Human Resource Management. 10.1002/hrm.21633

Assem, M.J. van den, Zwinkels, R.C.J. & Kliger, D. (in press). Empirical Behavioral Finance. Journal of Economic Behavior and Organization.

Averdijk, M & Bernasco, W. (in press). Testing the Situational Explanation of Victimization among Adolescents. Journal of Research in Crime and Delinquency. 10.1177/0022427814546197

Baltussen, G., Assem, M.J. van den & Dolder, D. van (in press). Risky Choice in the Limelight. Review of Economics and Statistics.

Bartelsman, E.J. & Wolf, Z. (in press). Forecasting Aggregate Productivity using Information from Firm-level Data. Review of Economics and Statistics. 10.1162/REST_a_00395

Basso, L.J. & Silva Montalva, H.E. (in press). Efficiency and Substitutability of Transit Subsidies and Other Urban Transport Policies. American Economic Journal: Economic Policy.

Brink, J.R. van den, Levinsky, R. & Zeleny, M. (in press). On proper Shapley values for monotone TU-games. International Journal of Game Theory. 10.1007/s00182-014-0439-5

Brink, J.R. van den, Herings, J.J., Laan, G. van der & Talman, D. (in press). The Average Tree Permission Value for Games with a Permission Tree. Economic Theory. 10.1007/s00199-013-0796-5

Cole, R., Correa, J., Gkatzelis, V., Mirrokni, V. & Olver, N.K. (in press). Decentralized Utilitarian Mechanisms for Scheduling Games. Games and Economic Behavior. 10.1016/j.geb.2013.03.011

Cornelissen, J.P. & Durand, R. (in press). Moving forward: developing theoretical contributions in management studies. Journal of Management Studies. 10.1111/joms.12078

Creal, D.D., Schwaab, B., Koopman, S.J. & Lucas, A. (in press). Observation Driven Mixed-Measurement Dynamic Factor Models with an Application to Credit Risk. Review of Economics and Statistics. 10.1162/REST_a_00393

Czerny, A.I. & Zhang, A. (in press). How to mix per-flight and per-passenger based airport charges. Transportation Research. Part A: Policy & Practice.

De Waegenaere, A.M.B., Sansing, R.C. & Wielhouwer, J.L. (in press). Financial accounting effects of tax aggressiveness: Contracting and measurement. Contemporary Accounting Research. 10.1111/1911-3846.12068

Derks, D., Van Duin, D., Tims, M. & Bakker, A.B. (in press). Smartphone use and work-home interference: The moderating role of social norms and employee engagement. Journal of Occupational and Organizational Psychology.

Di Cesare, A., Stork, P.A. & Vries, C.G. de (in press). Risk measures for Autocorrelated Hedge Fund Returns. Journal of Financial Econometrics. 10.1093/jjfinec/nbu023

Dijkgraaf, E. & Gradus, R.H.J.M. (in press). Efficiency Effects of Unit-

based Pricing Systems and Institutional Choices of Waste Collection. Environmental and Resource Economics. 10.1007/s10640-014-9811-y

Elbers, C.T.M. & Gunning, J.W. (in press). Evaluation of Development Programs: Randomized Controlled Trials or Regressions? World Bank Economic Review. 10.1093/wber/lht025

Galsband, V. & Nitschka, T. (in press). Foreign currency returns and systematic risks. Journal of Financial and Quantitative Analysis.

Gautier, P.A. & Teulings, C.N. (in press). Sorting and the output loss due to search frictions. Journal of the European Economic Association.

Groot, T.L.C.M., Quadackers, L.M. & Wright, A. (in press). Auditors’ Professional Skepticism: Neutrality versus Presumptive Doubt. Contemporary Accounting Research. 10.1111/1911-3846.12052

Gross, C., Heusinkveld, H.S. & Clark, T. (in press). The active audience? Gurus, management ideas and consumer variability. British Journal of Management.

Gutierrez Puigarnau, E. & Ommeren, J.N. van (in press). Labour supply and commuting revisited. Urban Studies. 10.1177/0042098014550452

Hautsch, N., Schaumburg, J. & Schienle, M. (in press). Financial Network Systemic Risk Contributions. Review of Finance. 10.1093/rof/rfu010

Heijungs, R., Groen, E.A., Bokkers, E.A.M. & de Boer, I.J.M. (in press). Methods for uncertainty propagation in life cycle assessment. Environmental Modelling & Software.

Hytonen, K.A., Baltussen, G., Assem, M.J. van den, Klucharev, V.A., Sanfey, A.G. & Smidts, A. (in press). Path Dependence in Risky Choice: Affective and Deliberative Processes in Brain and Behavior. Journal of Economic Behavior and Organization. 10.1016/j.jebo.2014.01.016

Janus, P., Koopman, S.J. & Lucas, A. (in press). Long memory dynamics for multivariate dependence under heavy tails. Journal of Empirical Finance. 10.1016/j.jempfin.2014.09.007

Jong, B.A. de, Bijlsma - Frankema, K.M. & Cardinal, L.B. (in press). Stronger Than the Sum of Its Parts? The Performance Implications of Peer Control Combinations in Teams. Organization Science. 10.1287/orsc.2014.0926

Kautonen, T., Gelderen, M.W. van & Fink, M. (in press). Robustness of the Theory of Planned Behavior in predicting entrepreneurial intentions and actions. Entrepreneurship: Theory and Practice. 10.1111/etap.12056

Kim, extern, Dale, extern, Heijungs, R., Azapagic, A., Darlington, T. & Kahlbaum, D. (in press). Indirect land use change and biofuels. Mathematical analysis reveals a fundamental flaw in the regulatory approach. Biomass and Bioenergy. 10.1016/j.biombioe.2014.09.015

Koopman, S.J. & Lit, R. (in press). A dynamic bivariate Poisson model for analysing and forecasting match results in the English Premier League. Journal of the Royal Statistical Society. Series A. Statistics in Society. 10.1111/rssa.12042

Kotlarsky, J., Hooff, B.J. van den & Houtman, L. (in press). Are We on the Same Page? Knowledge Boundaries and Transactive Memory System Development in Cross-Functional Teams. Communication Research. 10.1177/0093650212469402

Land, S.F. van der, Schouten, A.P., Feldberg, J.F.M., Huysman, M.H. & Hooff, B.J. van den (in press). Does Avatar Appearance Matter? How Team Visual Similarity and Member–Avatar Similarity Influence Virtual Team Performance. Human Communication Research. 10.1111/hcre.12044

Leahu, H., Heidergott, B.F. & Volk-Makarewicz, W. (in press). A smoothed perturbation analysis for Parisian options. IEEE Transactions on Automatic Control. 10.1109/TAC.2014.2326717

Lindegaard, M., Bernasco, W. & Jacques, S. (in press). Consequences of Expected and Observed Victim Resistance for Offender Violence during Robbery Events. Journal of Research in Crime and Delinquency. 10.1177/0022427814547639

Marchetti-Spaccamela, A., Rutten, C., Ster, S.L. van der & Wiese, A. (in press). Assigning sporadic tasks to unrelated machines. Mathematical Programming. 10.1007/s10107-014-0786-9

Menkveld, A.J. & Hendershott, T. (in press). Price Pressures. Journal of Financial Economics.

Moraga Gonzalez, J.L. & Viaene, J.M. (in press). Anti-dumping, Intra-

Page 35: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

35

35

industry Trade and Quality Reversals. International Economic Review. Motamed, M.J., Florax, R.J.G.M. & Masters, W.A. (in press). Agriculture,

Transportation and the Timing of Urbanization: Global Analysis at the Grid Cell Level. Journal of Economic Growth. 10.1007/s10887-014-9104-x

Pradhan, M.P., Suryadama, D., Beatty, A., Wong, M., Gaduh, A., Alishjabana, A. & Artha, R.P. (in press). Improving educational quality through enhancing community participation: results from a randomized field experiment in Indonesia. American Economic Journal: Applied Economics, 6(2).

Reuer, J.J., Klijn, E. & Lioukas, C.S. (in press). Board involvement in International Joint Ventures. Strategic Management Journal. 10.1002/smj.2173

Schalekamp, F., Sitters, R.A., Ster, S.L. van der, Stougie, L., Verdugo, V. & Zuylen, A. van (in press). Split Scheduling with Uniform Setup Times. Journal of Scheduling. 10.1007/s10951-014-0370-4

Schouten, A.P., Hooff, B.J. van den & Feldberg, J.F.M. (in press). Virtual Team Work: Group Decision Making in 3D Virtual Environments. Communication Research. 10.1177/0093650213509667

Seeger, N.J., Rodrigues, P.J.M. & Ignatieva, K. (in press). Empirical Analysis of Affine vs. Nonaffine Variance Specifications in Jump-Diffusion Models for Equity Indices. Journal of Business and Economic Statistics.

Smit, M.J., Abreu, M.A. & Groot, H.L.F. de (in press). Micro-evidence on the determinants of innovation in the Netherlands: The relative importance of absorptive capacity and agglomeration externalities. Papers in Regional Science. 10.1111/pirs.12068

Spisak, B.R., Grabo, A.E., Arvey, R.D. & Vugt, M. van (in press). The age of exploration and exploitation: Younger-looking leaders endorsed for change and older-looking leaders endorsed for stability. The Leadership Quarterly. 10.1016/j.leaqua.2014.06.001

Tims, M., Bakker, A.B. & Derks, D. (in press). Job crafting and job performance: A longitudinal study. European Journal of Work and Organizational Psychology.

Townsley, M., Birks, D., Bernasco, W., Johnson, S.D., Ruiter, S. & White, G. (in press). Burglar Target Selection: A Cross-National Comparison. Journal of Research in Crime and Delinquency. 10.1177/0022427814541447

Tuertscher, P.R., Garud, R. & Kumaraswamy, A. (in press). Justification and Interlaced Knowledge at ATLAS, CERN. Organization Science. 10.1287/orsc.2013.0894

Vliet, J. van, Groot, H.L.F. de, Rietveld, P. & Verburg, P.H. (2015). Manifestations and underlying drivers of agricultural land use change in Europe. Landscape and Urban Planning, 133(January), 24-36. 10.1016/j.landurbplan.2014.09.001

Volberda, H.W., van den Bosch, F. & Mihalache, R.O. (in press). Advancing Management Innovation: Synthesizing Processes, Levels of Analysis, and Change Agents. Organization Studies.

Weerman, F.M., Bernasco, W., Bruinsma, G.J.N. & Pauwels, L.J.R (in press). When is Spending Time with Peers Related to Delinquency? The Importance of Where, What and With Whom. Crime & Delinquency. 10.1177/0011128713478129

Werven, R. van, Bouwmeester, O. & Cornelissen, J.P. (in press). The Power of Arguments: How Entrepreneurs Convince Stakeholders of the Legitimate Distinctiveness of their Ventures. Journal of Business Venturing. 10.1016/j.jbusvent.2014.08.001

Wickert, C.M.J. & Schaefer, S. (in press). Towards Progressive Performativity in Critical Management Studies. Human Relations. 10.1177/0018726713519279

Wickert, C.M.J. (in press). “Political” Corporate Social Responsibility in Small and Medium-sized Enterprises: A Normative Conceptual Framework. Business and Society. 10.1177/0007650314537021

Albergaria Amaral Blasques, F. (2014). Transformed Polynomials for Nonlinear Autogressive Models of the Conditional Mean. Journal of Time Series Analysis, 35(3), 218-238. 10.1111/jtsa.12060

Albrecht, J., Gautier, P.A. & Vroman, S. (2014). Efficient Entry in

Competing Auctions. American Economic Review, 104(10), 3288-3296. 10.1257/aer.104.10.3288

Allen, F., Hryckiewicz, A., Kowalewski, O. & Tumer Alkan, G. (2014). Transmission of Bank Liquidity Shocks in Loan and Deposit Markets: The Role of Interbank Borrowing and Market Monitoring. Journal of Financial Stability, 15(December), 112-126. 10.1016/j.jfs.2014.09.005

Amiryany Araghy, N. & Ross, J.W. (2014). Acquisitions That Make Your Company Smarter. Sloan Management Review, 55(2).

Atanasov, V. & Nitschka, T. (2014). Currency excess returns and global downside market risk. Journal of International Money and Finance, 47(October), 268-285. 10.1016/j.jimonfin.2014.06.006

Batista e Silva, F., Koomen, E., Diogo, V. & Lavalle, C. (2014). Estimating demand for industrial and commercial land use given economic forecasts. PLoS One, 9(3), e91991. 10.1371/journal.pone.0091991

Beloin-Saint-Pierre, D., Heijungs, R. & Blanc, I. (2014). The ESPA (Enhanced Structural Path Analysis) method. A solution to an implementation challenge of dynamic life cycle assessment studies. International Journal of Life Cycle Assessment, 19(4), 861-871. 10.1007/s11367-014-0710-9

Berends, J.J., Jelinek, M., Reymen, I.M.M.J. & Stultiens, R.G.L. (2014). Product innovation processes in small firms: Combining entrepreneurial effectuation and managerial causation. Journal of Product Innovation Management, 31(3), 616-635. 10.1111/jpim.12117

Bergh, J.C.J.M. van den & Grazi, F. (2014). Ecological Footprint Policy? Land Use as an Environmental Indicator. Journal of Industrial Ecology, 18(1), 10-19. 10.1111/jiec.12045

Borovkova, S.A. & Lalaoui El Mouttalibi, H. (2014). Systemic Risk and Centralized Clearing of OTC derivatives: A Network Approach. Social Science Research.

Bos, C.S., Koopman, S.J. & Ooms, M. (2014). Long memory with stochastic variance model: A resursive analysis for U.S. inflation. Computational Statistics and Data Analysis, 76(August), 144-157. 10.1016/j.csda.2012.11.019

Botzen, W.J.W. & Bergh, J.C.J.M. van den (2014). Specifications of social welfare in economic studies of climate policy: Overview of criteria and evaluation of policy insights. Environmental and Resource Economics, 58(1), 1-33. 10.1007/s10640-013-9738-8

Boudt, K.M.R. & Petitjean, M. (2014). Intraday liquidity dynamics and news releases around price jumps: Evidence from the DJIA stocks. Journal of Financial Markets, 17(January), 121-149. 10.1016/j.finmar.2013.05.004

Bouma, J.A., Joy, K.J., Paranjape, S. & Ansink, E. (2014). The Influence of Legitimacy Perceptions on Cooperation – A Framed Field Experiment. World Development, 57(May), 127-137. 10.1016/j.worlddev.2013.12.007

Boyd, S.M., Sitters, R.A., Ster, S.L. van der & Stougie, L. (2014). The travelling salesman problem on cubic and subcubic graphs. Mathematical Programming, 144(1-2), 227-245. 10.1007/s10107-012-0620-1

Brauning, F.U. & Koopman, S.J. (2014). Forecasting Macroeconomic Variables using Collapsed Dynamic Factor Analysis. International Journal of Forecasting, 30(3), 572-584. 10.1016/j.ijforecast.2013.03.004

Brink, J.R. van den, Laan, G. van der & Vasil’ev, V. (2014). Constrained core solutions for totally positive games with ordered players. International Journal of Game Theory, 43(2), 351-368. 10.1007/s00182-013-0382-x

Brink, J.R. van den, Estevez Fernandez, M.A., Laan, G. van der & Moes, N. (2014). Independence of downstream and upstream benefits in river water allocation problems. Social Choice and Welfare, 43(1), 173-194. 10.1007/s00355-013-0771-x

Brink, J.R. van den, Gonzalez-Aranguena, E., Manuel, C. & del Pozo, M. (2014). Order Monotonic Solutions for Genaralized Characteristic Functions. European Journal of Operational Research, 238(3), 786-796. 10.1016/j.ejor.2014.04.016

Burg, J.C. van & Romme, A.G.L. (2014). Creating the future together: Toward a framework for research synthesis in entrepreneurship. Entrepreneurship: Theory and Practice, 38(2), 369-397. 10.1111/etap.12092

Page 36: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

36

Burg, J.C. van, Berends, J.J. & Raaij, E. van (2014). Framing and interorganizational knowledge transfer: A process study of collaborative innovation in the aircraft industry. Journal of Management Studies, 51(3), 349-378. 10.1111/joms.12055

Caragliu, A. & Nijkamp, P. (2014). Cognitive Capital and Islands of Innovation: The Lucas Growth Model from a Regional Perspective. Regional Studies, 48(4), 624-645. 10.1080/00343404.2012.672726

Cornelissen, J.P. & Werner, M.D. (2014). Putting framing in perspective: A review of framing and frame analysis across the sensemaking, social movements and institutional literatures. Academy of Management Annals, 8(1), 181-235. 10.1080/19416520.2014.875669

Cornelissen, J.P., Mantere, S. & Vaara, E. (2014). The contraction of meaning: The combined effect of communication, emotions and materiality on sensemaking in the Stockwell shooting. Journal of Management Studies, 51(5), 699-736. 10.1111/joms.12073

Cucurachi, S., Sala, A., Laurent, A. & Heijungs, R. (2014). Building and characterizing regional and global emission inventories of toxic pollutants. Environmental Science and Technology, 48(10), 5674-5682. 10.1021/es405798x

Cucurachi, S. & Heijungs, R. (2014). Characterisation factors for life cycle impact assessment of sound emissions. Science of the Total Environment, 468-469, 280-291. 10.1016/j.scitotenv.2013.07.080

Culie, J.D., Khapova, S.N. & Arthur, M.B. (2014). Careers, clusters and employment mobility: The influences of psychological mobility and organizational support. Journal of Vocational Behavior, 84(2), 164-176. 10.1016/j.jvb.2014.01.002

Czerny, A.I. & Zhang, A. (2014). Airport congestion pricing when airlines price discriminate. Transportation Research. Part B: Methodological, 65(July), 77-89. 10.1016/j.trb.2014.04.004

De Giovanni, P. & Zaccour, G. (2014). A two-period model of Closed-loop Supply Chain. European Journal of Operational Research, 232(1), 22-40. 10.1016/j.ejor.2013.06.032

Dekker, T., Koster, P.R. & Brouwer, R. (2014). Changing with the Tide: Semiparametric Estimation of Preference Dynamics. Land Economics, 90(4), 717-745.

Detzen, D. (2014). Inflation, Exchange Rates and the Conceptual Framework: The FASB’s Debates from 1973 to 1984. Accounting Horizons, 28(3), 673-694. 10.2308/acch-50782

Dijk, D. van, Koopman, S.J., Wel, M. van der & Wright, J.H. (2014). Forecasting Interest Rates with Shifting Endpoints. Journal of Applied Econometrics, 29(5), 693-712. 10.1002/jae.2358

Diogo, V., Hilst, F. van der, Eijck, J. van, Verstegen, J.A., Hilbert, J., Carballo, S., Volante, J. & Faaij, A. (2014). Combining empirical and theory-based land-use modelling approaches to assess economic potential of biofuel production avoiding iLUC: Argentina as a case study. Renewable and Sustainable Energy Reviews, 34(June), 208-224. 10.1016/j.rser.2014.02.040

Dolmans, S.A.M., Burg, J.C. van, Reymen, I.M.M.J. & Romme, A.G.L. (2014). Dynamics of resource slack and constraints: Resource positions in action. Organization Studies, 35(4), 511-549. 10.1177/0170840613517598

El-Kebir, M., Brandt, B.W., Heringa, J. & Klau, G.W. (2014). NatalieQ: a web server for protein-protein interaction network querying. BMC Systems Biology, 8(40). 10.1186/1752-0509-8-40

Estevez Fernandez, M.A. & Reijnierse, H. (2014). On the core of cost-revenue games: Minimum cost spanning tree games with revenues. European Journal of Operational Research, 237(2), 606-616. 10.1016/j.ejor.2014.01.056

Evers, L., Glorie, K.M., Ster, S.L. van der, Barros, A.I. & Monsuur, H. (2014). A two-stage approach to the orienteering problem with stochastic weights. Computers and Operations Research, 43(March), 248-260. 10.1016/j.cor.2013.09.011

Fang, K., Heijungs, R. & Snoo, G.R. de (2014). Theoretical exploration for the combination of the ecological, energy, carbon, and water footprints. Overview of a footprint family. Ecological Indicators, 36(January), 508-518. 10.1016/j.ecolind.2013.08.017

Fang, K. & Heijungs, R. (2014). There is still room for a footprint family

without a life cycle approach. Comment on “Towards an integrated family of footprint indicators”. Journal of Industrial Ecology, 18(1), 71-72. 10.1111/jiec.12067

Font Vivanco, D., Kemp, R., Voet, E. van der & Heijungs, R. (2014). Using LCA-based decomposition analysis to study the multi-dimensional contribution of technological innovation to environmental pressures. Journal of Industrial Ecology, 18(3), 380-392. 10.1111/jiec.12118

Gold, A.H., Gronewold, U. & Salterio, S.E. (2014). Error management in audit firms: Error climate, type, and originator. The Accounting Review, 89(1), 303-330. 10.2308/accr-50592

Gotschol, A., De Giovanni, P. & Esposito Vinzi, V. (2014). Is environmental management an economically sustainable business? Journal of Environmental Management, 144(November), 73-82. 10.1016/j.jenvman.2014.05.001

Gradus, R.H.J.M., Dijkgraaf, E. & Wassenaar, M.C. (2014). Understanding mixed forms of refuse collection, privatisation and its reverse in the Netherlands. International public management journal, 17(3), 328-343. 10.1080/10967494.2014.935237

Groot, S.P.T., Groot, H.L.F. de & Smit, M.J. (2014). Regional Wage Differences in the Netherlands: Micro Evidence on Agglomeration Externalities. Journal of Regional Science, 54(3), 503-523. 10.1111/jors.12070

Gubins, S. & Verhoef, E.T. (2014). Dynamic bottleneck congestion and residential land use in the monocentric city. Journal of Urban Economics, 80(March), 51-61. 10.1016/j.jue.2013.09.001

Hautsch, N., Schaumburg, J. & Schienle, M. (2014). Forecasting systemic impact in financial networks. International Journal of Forecasting, 30(3), 781-794. 10.1016/j.ijforecast.2013.09.004

Heijungs, R. & Lenzen, M. (2014). Error propagation methods for LCA. A comparison. International Journal of Life Cycle Assessment, 19(7), 1445-1461. 10.1007/s11367-014-0751-0

Heijungs, R., Koning, A. de & Guinée, J.B. (2014). Maximizing affluence within the planetary boundaries. International Journal of Life Cycle Assessment, 19(6), 1331-1335. 10.1007/s11367-014-0729-y

Heijungs, R. (2014). Ten easy lessons for good communication of LCA. International Journal of Life Cycle Assessment, 19(3), 473-476. 10.1007/s11367-013-0662-5

Heilbich, M., Brunauer, W., Vaz, E & Nijkamp, P. (2014). Spatial Heterogeneity in Hedonic House Price Models: The Case of Austria. Urban Studies, 51(2), 390-411. 10.1177/0042098013492234

Henriksson, P.J.G., Guinée, J.B., Heijungs, R., Koning, A. de & Green, D.A. (2014). A protocol for horizontal averaging of unit process data. Including estimates for uncertainty. International Journal of Life Cycle Assessment, 19(2), 429-436. 10.1007/s11367-013-0647-4

Horen, F. van & Mussweiler, T. (2014). Soft assurance: Coping with uncertainty through haptic sensations. Journal of Experimental Social Psychology, 54(Sept), 73-80. 10.1016/j.jesp.2014.04.008

Husby, T.G., Groot, H.L.F. de, Hofkes, M.W. & Dröes, M.I. (2014). Do floods have permanent effects? Evidence from the Netherlands. Journal of Regional Science, 54(3), 355-377. 10.1111/jors.12112

Iersel, L. van, Kelk, S., Lekic, N. & Stougie, L. (2014). Approximation Algorithms for Nonbinary Agreement Forests. SIAM Journal on Discrete Mathematics, 28(1), 49-66. 10.1137/120903567

Jacobs, W., Koster, H.R.A. & Oort, F.G. van (2014). Co-agglomeration of knowledge-intensive business services and multinational enterprises. Journal of Economic Geography, 14(2), 443-475. 10.1093/jeg/lbs055

Janssens, W., Gaag, J. van der, Rinke de Wit, T.F. & Tanovic, Z. (2014). Refusal bias in the estimation of HIV prevalence. Demography, 51(3), 1131-1157. 10.1007/s13524-014-0290-0

Janssens, W. & Rosemberg, C. (2014). The impact of a Caribbean home-visiting child development program on cognitive skills. Economics of Education Review, 39(April), 22-37. 10.1016/j.econedurev.2013.12.003

Jong, G. de, Kouwenhoven, M., Bates, J., Koster, P.R., Verhoef, E.T., Tavasszy, L.A. & Warffemius, P. (2014). New SP-values of time and reliability for freight transport. Transportation Research Part E: Logistics and Transportation Review, 64(April), 71-87. 10.1016/j.tre.2014.01.008

Ju, Y., Chun, Y. & Brink, J.R. van den (2014). Auctioning and Selling

Page 37: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

37

Positions: A Noncooperative Approach to Queueing Conflicts. Journal of Economic Theory, 153(September), 33-45. 10.1016/j.jet.2014.05.007

Jungbacker, B.M.J.P., Koopman, S.J. & Wel, M. van der (2014). Smooth Dynamic Factor Analysis with Application to the U.S. Term Structure of Interest Rates. Journal of Applied Econometrics, 29(1), 65-90. 10.1002/jae.2319

Kers, J.G., Burg, J.C. van, Stoop, T. & Cornel, M.C. (2014). Trends in genetic patent applications: The commercialization of academic intellectual property. European Journal of Human Genetics, 22, 1155-1159. 10.1038/ejhg.2013.305

Koning, P.W.C. & Meerendonk, A. van de (2014). The Impact of Scoring Weights on Price and Quality Outcomes: An Application to the Procurement of Welfare-to-Work Services. European Economic Review, 71(October), 1-14. 10.1016/j.euroecorev.2014.06.017

Koopman, S.J., Lucas, A. & Schwaab, B. (2014). Nowcasting and forecasting global financial sector stress and credit market dislocation. International Journal of Forecasting, 30(3), 741-758. 10.1016/j.ijforecast2013.10.004

Koster, H.R.A., Ommeren, J.N. van & Rietveld, P. (2014). Agglomeration Economies and Productivity: A Structural Estimation Approach Using Commercial Rents. Economica, 81(321), 63-85. 10.1111/ecca.12038

Koster, H.R.A., Ommeren, J.N. van & Rietveld, P. (2014). Estimation of semiparametric sorting models: Explaining geographical concentration of business services. Regional Science and Urban Economics, 44(January), 14-28. 10.1016/j.regsciurbeco.2013.10.001

Koster, H.R.A., Ommeren, J.N. van & Rietveld, P. (2014). Is the sky the limit? High-rise buildings and office rents. Journal of Economic Geography, 14(1), 125-153. 10.1093/jeg/lbt008

Kraeussl, R.G.W. & Krause, S. (2014). Has Europe Been Catching up? An Industry level Analysis of Venture Capital success over 1985-2009. European Financial Management, 20(1), 179-205. 10.1111/j.1468-036X.2013.12012.x

Kraeussl, R.G.W., Lucas, A., Rijsbergen, D.R., Sluis, P.J. van der & Vrugt, E.B. (2014). Washington Meets Wall Street: A Closer Examination of the Presidential Cycle Puzzle. Journal of International Money and Finance, 43(May), 50-69. 10.1016/j.jimonfin.2013.11.003

Kuang, Y., Qin, B. & Wielhouwer, J.L. (2014). CEO Origin and Accrual-Based Earnings Management. Accounting Horizons, 28(3), 605-626. 10.2308/acch-50810

Lasak, K.A. & Velasco, C. (2014). Fractional cointegration rank estimation. Journal of Business and Economic Statistics, 3-4. 10.1080/07350015.2014.945589

Lin, A.I.J.G. van & Gijsbrechts, E. (2014). Shopper Loyalty to Whom? Chain Versus Outlet Loyalty in the Context of Store Acquisitions. JMR. Journal of Marketing Research, 51(3), 352-370. 10.1509/jmr.11.0499

Linde, J., Sonnemans, J. & Tuinstra, J. (2014). Strategies and evolution in the minority game: A multi-round strategy experiment. Games and Economic Behavior, 86(July), 77-95. 10.1016/j.geb.2014.03.001

Lindner, I.D. & Strulik, H. (2014). From Tradition to Modernity: Economic Growth in a Small World. Journal of Development Economics, 109(July), 17-29. 10.1016/j.jdeveco.2014.03.006

Lucas, A., Schwaab, B. & Zhang, X. (2014). Conditional euro area sovereign default risk. Journal of Business and Economic Statistics, 32(2), 271-284. 10.1080/07350015.2013.873540

Merciai, S. & Heijungs, R. (2014). Balance issues in monetary input-output tables. Ecological Economics, 102(June), 69-74. 10.1016/j.ecolecon.2014.03.016

Mihalache, R.O., Jansen, J.J.P., Volberda, H.W. & van den Bosch, F. (2014). Top management team shared leadership and ambidexterity: A moderated mediation framework. Strategic Entrepreneurship Journal, 8(2), 128-148. 10.1002/sej.1168

Mulalic, I., Ommeren, J.N. van & Pilegaard, N. (2014). Wages and commuting: quasi-natural experiments’ evidence from firms that relocate. Economic Journal, 124(579), 1086-1105. 10.1111/ecoj.12074

Najafi, M., Eshgi, K. & Leeuw, S.L.J.M. de (2014). A dynamic dispatching and routing model to plan/replan the logistical activities in the response phase of an earthquake. OR Spectrum: Quantitative Approaches in

Management, 36(2), 323-356. 10.1007/s00291-012-0317-0 Olver, N.K. & Shepherd, F.B. (2014). Approximability of Robust Network

Design. Mathematics of Operations Research, 39(2), 561-572. 10.1287/moor.2013.0620

Ommeren, J.N. van & Russo, G. (2014). Firm recruitment behaviour: sequential or non-sequential search? Oxford Bulletin of Economics and Statistics, 76(3), 432-455. 10.1111/obes.12027

Ommeren, J.N. van, Groote, J. de & Mingardo, G. (2014). Residential parking permits and parking supply. Regional Science and Urban Economics, 45(March), 33-44. 10.1016/j.regsciurbeco.2013.11.003

Opschoor, A., Taylor, N., Wel, M. van der & Dijk, D. van (2014). Order flow and volatility: An empirical investigation. Journal of Empirical Finance, 28(September), 185-201. 10.1016/j.jempfin.2014.07.002

Ozturan, P., Ozsomer, A. & Pieters, F.G.M. (2014). The Role of Market Orientation in Advertising Spending during Economic Collapse: The Case of Turkey in 2001. JMR. Journal of Marketing Research, 51(2), 139-152. 10.1509/jmr.11.0528

Pachidi, S., Weerd, I. van de & Spruit, M. (2014). Understanding users’ behavior with software operation data mining. Computers in Human Behavior, 30(January), 583-594. 10.1016/j.chb.2013.07.049

Pio, E. & Essers, C. (2014). Self-Sustaining Ethnic Minority Women: Constructing Their Identities. British Journal of Management, 25(2), 252-265. 10.1111/1467-8551.12003

Porter, A.J. & Hellsten, I.R. (2014). Investigating Participatory Dynamics Through Social Media Using a Multideterminant “Frame” Approach: The Case of Climategate on YouTube. Journal of Computer-Mediated Communication, 19(4), 1024-1041. 10.1111/jcc4.12065

Russo, G., Tedeschi, F., Reggiani, A. & Nijkamp, P. (2014). Commuter Effects on Local Labour Markets: A German Modelling Study. Urban Studies, 51(3), 493-508. 10.1177/0042098013498281

Silva Montalva, H.E., Verhoef, E.T. & Berg, V.A.C. van den (2014). Airline route structure competition and network policy. Transportation Research. Part B: Methodological, 67(September), 320-343. 10.1016/j.trb.2014.05.012

Silva Montalva, H.E., Verhoef, E.T. & Berg, V.A.C. van den (2014). Airlines’ strategic interactions and airport pricing in a dynamic bottleneck model of congestion. Journal of Urban Economics, 80, 13-27. 10.1016/j.jue.2013.08.002

Sitters, R.A. (2014). The generalized work function algorithm is competitive for the generalized 2-server problem. SIAM Journal on Computing, 43(1), 96-125. 10.1137/120885309

Stam, W., Arzlanian, S. & Elfring, T. (2014). Social Capital of entrepreneurs and small firm performance: A meta-analysis of temporal and contextual contingencies. Journal of Business Venturing, 29(1), 152-173. 10.1016/j.jbusvent.2013.01.002

Verhagen, T., Vonkeman, C., Feldberg, J.F.M. & Verhagen, P.W. (2014). Present it like it is here: Creating local presence to improve online product experiences. Computers in Human Behavior, 39(October), 270-280. 10.1016/j.chb.2014.07.036

Verhagen, T., Nes, J. van, Feldberg, J.F.M. & Dolen, W.M. van (2014). Virtual Customer Service Agents: Using Social Presence and Personalization to Shape Online Service Encounters. Journal of Computer-Mediated Communication, 19(3), 529-545. 10.1111/jcc4.12066

Vieira Milreu, P., Coimbra Klein, C., Cottret, L., Acuna, V., Birmele, E., Borassi, M., Junot, C., Marchetti-Spaccamela, A., Marino, A., Stougie, L., Jourdan, F., Crescenzi, P., Lacroix, V. & Sagot, M.-F. (2014). Telling metabolic stories to explore metabolomics data -- A case study on the Yeast response to cadmium exposure. Bioinformatics, 30(1), 61-70. 10.1093/bioinformatics/btt597

Vinkenburg, C.J., Jansen, P.G.W., Dries, N. & Pepermans, R. (2014). Arena: a critical conceptual framework of top management selection. Group and Organization Management, 39(1), 33-68. 10.1177/1059601113492846

Vinkenburg, C.J. (2014). Titles matter: Addressing the normalization of othering. Academy of Management Review, 39(3), 382-384. 10.5465/amr.2013.0527

Page 38: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

38

Withagen, C.A.A.M. & Ploeg, F. van der (2014). Growth, renewables and the optimal carbon tax. International Economic Review, 55(1), 283-311. 10.1111/iere.12049

Yeung, G.Y.C., Berg, G.J. van den, Lindeboom, M. & Portrait, F. (2014). The impact of Early Life Economic Conditions on Cause Specfic Mortality During Adulthood. Journal of Population Economics, 27(3), 895-919. 10.1007/s00148-013-0497-1

Zellner, A., Ando, T., Basturk, N., Hoogerheide, L.F. & Dijk, H.K. van (2014). Bayesian Analysis of Instrumental Variable Models: Acceptance-Rejection within Direct Monte Carlo. Econometric Reviews, 33(1-4), 3-35. 10.1080/07474938.2013.807094

Zhou, F. & Oostendorp, R.H. (2014). Measuring True Sales and Underreporting with Matched Firm-Level Survey and Tax-Office Data. Review of Economics and Statistics, 96(3), 563-576. 10.1162/REST_a_00408

BOEKEN

Heusinkveld, H.S. (2014). The management idea factory: Innovation and commodification in management consulting. London: Routledge.

Although there has traditionally been considerable field-level attention on how consultants market their ideas and practices, there is still a lack of research that discusses the earlier intra-organizational phases in the development process. While the present literature provides important insights that enhance our understanding of consulting, the consultancy industry, and the way that consultants present their ideas and services on the market for management solutions, we know relatively little about the way knowledge-based innovations develop within consultancy firms and the mechanisms that shape the intra-organizational evolution of these ideas and practices.

This book seeks to address this gap by revealing how the development of new ideas and practices takes shape in consultancies. The work addresses questions such as: In which way do consultancies sense the contemporary market needs? How do new ideas and practices become established within a consultancy? How do consultancies seek to main-tain their repertoire? And what role do these new ideas and practices play in their assignments? To provide more insight into these different aspects of knowledge-based innovation in consultancies, the book draws on and integrates literature from diverse relevant fields such as product innovation and market orientation, but also uses institutional and practice-based perspectives. The research presented in this book can be seen in the light of emerging research into ‘knowledge-based innovation’ and ‘new concept development’ that concentrate on empirically studying how knowledge entrepreneurs seek to develop commercially viable ideas and practices that have the potential to have a significant impact on management and organizational praxis.

OVERIGE BOEKEN

Fischer, M.M. & Nijkamp, P. (2014). Handbook of Regional Science. Berlin: Springer.

Havermans, L.A., Savelsbergh, C., Storm, P. & Broekema, H. (2014). Project manager development paths. Newtown Square, Pennsylvania: Project Management Institute.

Huizenga, F.D. & Tack, P.J. (2014). Architectuur van verenigingen. Lelystad: VM Uitgevers.

Kourtit, K., Nijkamp, P. & Stimson, R.J. (2014). Applied Regional Growth and Innovation Models (Advances in Spatial Science). Berlin: Springer.

Ploos van Amstel, W., Goor, A.R. van & Ploos van Amstel, M. (2014).

Fysieke distributie - Werken aan toegevoegde waarde. Groningen: Noordhoff Uitgevers.

Ploos van Amstel, W. (2014). Logistiek - tweede druk. Amsterdam: Pearson.

Een compleet overzicht van de publicaties van de faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde treft u aan op de website van de faculteit: http://www.feweb.vu.nl/nl/onderzoek/research-programmes/index.asp

PUBLICATIES IN DE MEDIA

Op nu.nl, 19 september 2014:Woningen zouden minder waard worden als er in de buurt een wind-molen gebouwd wordt. Dat stellen twee economen van de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam vrijdag op basis van onderzoek. Uit de gegevens van econo-men Martijn Dröes en Hans Koster blijkt dat een windmolen binnen een straal van twee kilometer de prijs van een huis doet zakken. De prijs daalt gemiddeld met 3.500 tot 5.600 euro. Zo’n huis wordt afhankelijk van de afstand tot de windmolen 1,4 tot 2,3 procent goedkoper dan vergelijkbare woningen zonder windmolen in de buurt.

EffectZelfs twee tot drie jaar voor de bouw van de windmolen, zou er al een negatief effect op de prijs zijn. En hoe groter de windmolen, hoe groter de daling. De prijsdaling kan dubbel zo groot zijn als het om een exemplaar gaat met wieken van negentig meter of langer. De komst van een tweede windmolen heeft geen extra gevolgen voor de woningprijs. “Als de horizon eenmaal ‘vervuild’ is, maakt een extra windmolen weinig uit,” meent econoom Dröes.

WoningwaardeIn totaal zou er door de komst van windmolens minstens 403 miljoen tot 642 miljoen euro aan woningwaarde verloren zijn gegaan. Als ook de effecten op huurwoningen worden meegeteld en de onderzoekers van het slechtste scenario uitgaan, kan het verlies zelfs bijna 1,2 miljard euro zijn geweest. Hoewel de onderzoekers naar eigen zeggen nogal wat aannames hebben moeten doen, zou het onderzoek wel aantonen dat het verlies aan woningwaarde door de komst van windmolens “substantieel” is.

VerliesDe economen stellen dat beleidsmakers, gemeenten en eigenaren van windmolens vaak geen rekening houden met dit verlies. De economen hebben gegevens van de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) gebruikt. Het gaat om data over de periode tussen 1985 en 2011. In die jaren zijn meer dan 2 miljoen woningen verkocht. Bij tachtigduizend van die verkochte huizen is tijdens deze periode binnen twee kilometer een windmolen gebouwd.

Bron: Droes, M.I. & Koster, H.R.A. (2014). Renewable Energy and Negative Externalities: The Effect of Wind Turbines on House Prices. (TI Discussion Paper, no 14-124/VIII). Amsterdam: Tinbergen Institute.

Page 39: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

39

Jaaroverzicht

Promoties

Belangrijke Publicaties Onderzoeksgroepen FEWEB

JaaroverzichtAlbers, A.J. (3 december 2014). Consulting projects:

What really matters. The factors that influence the suc-cess of management consulting projects. Vrije Universi-teit (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. L.I.A. de Caluwe & J. Geurts.

Arzlanian, S. (11 juni 2014). Social Networks and Firm Performance. Examining the Relation Between Dimen-sions of Social Capital, Social Network Perception and Firm Performance. Vrije Universiteit (300 pag.) (Am-sterdam: ABRI). Prom./coprom.: prof. dr. T. Elfring & dr. W. Stam.

Berghuis, E. (12 juni 2014). Labour Market Consequen-ces of International Fragmentation of Production. Vrije Universiteit (287 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. F.A.G. den Butter & dr. J.L.F. Hagelaar.

Doeleman, H.J. (26 maart 2014). Leiderschap in planning & control. Een onderzoek naar de grondsla-gen, werking, implementatie en het effect van de A3 methodiek. Vrije Universiteit (301 pag.) (Deventer: Vakmedianet). Prom./coprom.: prof. dr. mr. S. ten Have & dr. C.T.B. Ahaus.

Eijck, K.H.J. van (11 februari 2014). Crafting Spaces. Strategies of Social Entrepreneurs for Managing Agen-das. Vrije Universiteit (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. mr. G.D. Minderman & dr. M. Noordegraaf.

Erkelens, R. (16 juni 2014). Managing Knowledge in Dispersed R&D. A Qualitative Study of Management Challenges and Insights from Practice. Vrije Universiteit (205 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./co-prom.: prof. dr. M.H. Huysman, prof. dr. B.J. van den Hooff & dr. ir. P.W.L. Vlaar.

Essa, S.A.G. (10 september 2014. The role of uncertainty, accounting information, control and trust in buyer-supplier negotiations: An experimental study. Vrije Universiteit (144 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. T.L.C.M. Groot & prof. dr. H.C. Dekker.

Fleisher, C. (7 juli 2014). The Contemporary Career Navigator. Individual and Organizational Outcomes of Self-Directed Career Management. Vrije Universiteit (264 pag.) (Amsterdam: ABRI). Prom./coprom.: prof.

dr. P.G.W. Jansen, prof. dr. S.N. Khapova & prof. dr. M.H. Huysman.

Gerritse, M.J.A. (20 januari 2014). Policy Competition and the Spatial Economy. Vrije Universiteit (214 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. H.L.F. de Groot & prof. dr. E.T. Verhoef.

Hwang, I.C. (10 december 2014). Decision Making under Uncertainty and Learning about Climate Change. Vrije Universiteit (Amsterdam: VU University). Prom./co-prom.: prof. dr. R.S.J. Tol, prof. dr. M.W. Hofkes & dr. F.G.D. Reynes.

Keijzer, B. de (16 juni 2014). Cooperation and Externali-ties in Algorithmic Game Theory. Vrije Universiteit (291 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. G. Schaefer.

Kholis, N. (11 november 2014). Academic Careers of Women and Men in Indonesia: Barriers and Opportu-nities. Vrije Universiteit (309 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. P.G.W. Jansen & dr. C.J. Vinkenburg.

Kleef, M.C. van (5 juni 2014). Customizing Careers. Vrije Universiteit (208 pag.) (Den Bosch: Uitgeverij BOX-Press). Prom./coprom.: prof. dr. P.G.W. Jansen, prof. dr. D. Keuning & dr. C.J. Vinkenburg.

Kourtit, K. (25 juni 2014). Competitive in Urban Systems. Studies on the ‘Urban Century’. Vrije Universiteit (197 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. H.J. Scholten & K.E. Haynes.

Krabbe-Alkemade, Y.J.F.M. (26 juni 2014). The Impact of Market Competition and Patient Classification on Dutch Hospital Behavior. Vrije Universiteit (159 pag.) (Delft: Eburon). Prom./coprom.: prof. dr. T.L.C.M. Groot.

Li, X. (20 Mei 2014). Temporary Price Deviation, Limited Attention and Information Acquisition in the Stock Market. Vrije Universiteit (175 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. A.J. Menkveld.

Loon, R.R. van (26 februari 2014). Tourism and the Eco-nomic Valuation of Cultural Heritage. Vrije Universiteit (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. P. Rietveld † & prof. dr. J. Rouwendal.

Mendoza Rodriguez, J.P. (2 Juni 2014). Trust-Based Regulation. Vrije Universiteit (122 pag.) (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. H.C. Dekker & prof. dr. J.L. Wielhouwer.

Reitsma, E.W. (8 december 2014). Adviseurs aan de slag. Over professioneel handelen in het organisatieadvies-werk. Vrije Universiteit (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. L.I.A. de Caluwe, prof. dr. P.G.W. Jansen & J. Boonstra.

Shen, X. (26 mei 2014). Essays on Empirical Asset pricing. Vrije Universiteit (105 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. A.C.F. Vorst & dr. F. Brevik.

Ster, S.L. van der (23 juni 2014). Approximate feasibility in real-time scheduling. Vrije Universiteit (109 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. L. Stougie & dr. A. Marchetti-Spaccamela.

Volk-Makarewicz, W.M. (6 oktober 2014). Advances in Derivative Estimation: Ranked Data, Quantiles, and Options. Vrije Universiteit (255 pag.) (Amsterdam: Amsterdam Business Research Institute). Prom./co-prom.: prof. dr. B.F. Heidergott.

Ward, G.M.S. (26 februari 2014). A Theory of Executive Coaching in Groups: The Clinical Psychodynamic Ap-proach. Vrije Universiteit (Amsterdam: VU University). Prom./coprom.: prof. dr. mr. S. ten Have & prof. dr. E.L.H.M. van de Loo.

Wojtowicz, M.P. (4 november 2014). Pricing Credit Derivatives and Credit Securitization. Vrije Universiteit (141 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Institute). Prom./coprom.: prof. dr. A.C.F. Vorst.

Wruck, S. (30 juni 2014). Warehouse Operations Revisi-ted. Vrije Universiteit (159 pag.) (Amsterdam: ABRI). Prom./coprom.: prof. dr. I.F.A. Vis & prof. dr. J. Boter.

Zhou, Y. (24 juni 2014). Frictions in Modern Financial Markets and the Implications for Market Quality. Vrije Universiteit (145 pag.) (Amsterdam: Tinbergen Insti-tute/Duisenberg School of Finance). Prom./coprom.: prof. dr. A.J. Menkveld.

Page 40: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

40

JACCO WIELHOUWER (17-9-2014), AFDELING ACCOUNTING

Economische verklaringen van accounting- en belastingkeuzes: Te waar om mooi te zijn?!

Economische verklaringen van het gedrag van mana-gers zijn vaak gebaseerd op individualistische nuts-maximalisatie en rationeel gedrag. In lijn met deze individualistische motieven laat onderzoek bijvoor-beeld zien dat managers helaas bereid zijn om goede investeringsprojecten te laten lopen en zo waarde van hun bedrijf te vernietigen, om hun eigen korte-ter-mijn-doelstellingen te behalen. Zelfgerichte belangen gaan soms ten koste van de welvaart. De economische voorspellingen zijn in dit geval te waar om mooi te zijn. Dit zegt Jacco Wielhouwer in zijn oratie.

Te waar? Dergelijke economische modellen voorspellen op het gebied van handhaving dat je mensen moet motiveren om het juiste te doen door te dreigen met controles en boetes. Maar deze modellen kunnen niet verkla-ren waarom zoveel mensen wel eerlijk hun belasting betalen, want de kans op een controle en boete is erg klein. Bij het naleven van regels spelen minder indi-vidualistische en calculatieve factoren als intrinsieke motivatie, sociale omgeving, eerlijkheid en vertrouwen in de overheid een rol, en soms kan zwaarder straffen dan zelfs averechts werken. Een belangrijke vraag is dus in welke mate de overheid toezicht kan houden gebaseerd op principes van vertrouwen. Wanneer wordt vertrouwen misbruikt en wanneer beantwoord met vertrouwen? Er is ruimte voor toezicht houden op basis van meer dan een harde hand, zegt Wielhouwer.

Niet mooi? Onderzoek naar de economische motieven van bedrij-ven en managers kan bijdragen aan een effectievere en efficiëntere economie. Het inzicht dat deze model-len geeft, helpt bijvoorbeeld om beloningscontracten aan te passen zodat managers wel de juiste beslissin-gen nemen en om te voorspellen hoe accountingregels het gedrag van bedrijven zullen beïnvloeden. Het doorzien van zelfgerichte belangen stelt ons in staat om hierop te anticiperen en om zo via een omweg het maatschappelijk belang te optimaliseren.

WIM BERNASCO (23-10-2014), AFDELING RUIMTELIJKE ECONOMIE

Route, routine en ratio: Hoe misdadigers doelwitten vinden

Hoe vindt een misdadiger een doelwit? Wat maakt het ene doelwit geschikter dan het andere? En maken misdadigers wel een afweging van verwachte kosten en baten van alternatieve doelwitten? Dit bespreekt Wim Bernasco in zijn oratie.

Empirisch onderzoek naar inbraken en overvallen laat zien dat daders een voorkeur hebben voor doelwitten die makkelijk te bereiken zijn (bijvoorbeeld dichtbij huis), die een hoge opbrengst beloven en waar het risico van betrapping en arrestatie klein is. Boven-dien is het belangrijk dat daders al iets weten van de plaats van het misdrijf. Zo plegen ze vaak misdrijven in buurten waar ze vroeger woonden of rond locaties waar zij eerdere misdrijven pleegden. Als daders een misdrijf plegen zonder voorbereiding, wegen zij geen alternatieve doelwitten af. Er is wel sprake van een keuze, namelijk de keuze om het misdrijf wel of niet te plegen. De uitkomst hangt af van omstandigheden op de locatie, in het bijzonder of er andere mensen aanwezig zijn, wat hun functie is, en hoe zij zich gedragen. Bernasco bouwt met zijn onderzoek voort op deze bevindingen.

Betere kennis over hoe misdadigers doelwitten vinden vereist gedetailleerde gegevens over hun locaties, activiteiten en sociale contacten. Bernasco ziet een belangrijke rol voor de smartphone als instrument om gegevens te verzamelen over de betrokkenheid van burgers bij criminaliteit. Met gegevens uit smartpho-nes van aangehouden verdachten gaat hij hun routes, routines, sociale contacten en misdrijven in kaart brengen. De smartphone zal ook worden gebruikt om onder onderzoeksdeelnemers gegevens te verzamelen over waar ze zijn, wat ze doen, en met wie, en over hun betrokkenheid bij misdrijven, als dader, als slacht-offer of als getuige.

Svetlana Khapova (27-11-2014), AFDELING MANAGEMENT EN ORGANISATIE

Ghiberti’s doors to ‘intelligent life’, or what contemporary careers can tell us about the making of institutions

In understanding individual careers, the focus has been mainly on what makes some individuals more successful than others in the ‘context’ of a single organization. In her inaugural lecture, Svetlana Khapova proposes that a lens of ‘social space’ can help both practitioners and scholars to see a broader link between individual career actions and their implica-tions for organizations and the economy at large. On 27 November, Khapova will be installed as Chair in Careers and Organization Studies.

Khapova argues that the concept of ‘social space’ is different from the concept of ‘context’ in which individual careers unfold. Context, while mapping out the landscape for careers, draws attention to the imperfections and limitations of a given career land-scape. Among such limitations we can see organiza-tional rules and procedures, and many other socially constructed boundaries that can constrain individual activities. This view is limiting, Khapova argues.Today’s careers of individuals unfold across organi-zations, making contributions to different organiza-tions along the way. And, although concerns about individual career success remain, the future of society and the global economy deserves much more urgent consideration. Khapova proposes that a lens of social space can help both practitioners and scholars to see a broader link between individual actions and instituti-ons. This lens invites us to zoom out from the person in their context, and zoom in on the social space in which the person is a participant. To explain this, she will draw a parallel with the work of the Florentine Italian sculptor Lorenzo Ghiberti, who drew on the idea of social space in his depiction of biblical scenes on the bronze east doors of the Florence Baptistery at the beginning of 15th century.

While other sculptures of that time had been focusing on depicting characters of the main actors, Ghiberti subordinated a cast of actors to the larger scene on the ten plates comprising the Baptistery’s east doors. He also integrated multiple stories in each plate of the door, signaling that many simultaneous stories unfold around the key actors, and that these stories together determine the actors’ situations and their cognitive interpretations of those situations. As many critics have noted, this approach allowed Ghiberti to shift the focus from a single person to the ‘intelligent life’ surrounding the person.

Drawing on four examples of social spaces in which careers of contemporary actors unfold (i.e., organiza-tion, industry, start-ups, and the World Wide Web),

Oraties

Jaaroverzicht

Page 41: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

41

Prijzen en benoemingen

in this lecture illustrations of how meetings of career actors in different social spaces influence institutional logics and conversations within industries will be of-fered. Khapova also discusses how they consequently give rise to new organizational and new global initiatives. With this, her aim is to invite a broader consideration of individual careers not only by busi-ness practitioners, but also by a wider community of management and organizational scholars.

Marius Zoican wint Outstanding Paper in Investments Award

Marius Zoican, PhD student bij de afdeling Finance, heeft de ‘Outstanding Paper in Investments Award’ gewonnen tijdens de Eastern Finance Association Conference in Pittsburgh (USA) met zijn artikel “Need for Speed. Exchange Latency and Market Quality.”

NWO TOP-financiering voor logistiek onderzoek

Een NWO TOP-subsidie ter waarde van 885.000 euro is toegekend aan logistiek onderzoek naar “Netwerk-planning en contractontwerp voor ketenbesturing in geldnetwerken.” De logistieke onderzoeksgroep van FEWEB (Wout Dullaert, Sander de Leeuw, Olli Bräysy, Pietro De Giovanni en Karin de Smidt-Destombes) hebben samen met leden van de Operations Research groep (Bernd Heidergott, Joaquim Gromicho en Leen Stougie) een NWO TOP-subsidie gekregen voor het onderzoek naar optimalisatie van netwerken voor dis-tributie van cash geld. Deze subsidie is toegekend in de afgelopen TOP subsidieronde, waarbij 4 voorstel-len uit 26 voorstellen zijn gehonoreerd. De subsidie bestaat voor 20% uit financiering uit het bedrijfsleven. Externe partners die betrokken zijn in het project zijn Geld Services Nederland, een joint venture van banken die verantwoordelijk is voor gelddistributie in Nederland, en softwarebedrijf ORTEC. Het project biedt ruimte om 2 promovendi en een postdoc aan te stellen. Het onderzoek duurt 4 jaar.

Hans Koster wint August Lösch Prize 2014

Hans Koster, universitair docent bij de afdeling Ruim-telijke Economie, is de winnaar van de prestigieuze August Lösch Prize voor zijn dissertatie “The Internal Structure of Cities: The Economics Agglomeration, Amenities and Accessibility.” De prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan uitstekend academisch onderzoek op het gebied van ruimtelijke economie en bedraagt 4000 euro. De prijs is op 28 juni 2014 uitgereikt tijdens het congres van de Regional Science Association.

Joep Cornelissen lid van de editorial board van het tijdschrift Academy of Management Review

Vanaf 1 juli 2014 is Joep Cornelissen, hoogleraar van de afdeling Management en Organisatiekunde, toegetreden tot de redactieraad van de Academy of Management Review (AMR). Dit tijdschrift staat in de top 5 van beste bedrijfskunde tijdschriften.

NWO beurs voor Fleur Deken en Marleen Huysman

Fleur Deken en Marleen Huysman (afdeling Informa-tiekunde, Logistiek en Innovatie) hebben een NWO-beurs ontvangen voor hun project “Knowledge sharing on cross-over creativity.”

Best PhD paper award voor Hugo Silva Montalva

Hugo Silva Montalva (promovendus bij Ruimtelijke Economie) heeft de Best PhD Paper Award gewon-nen voor zijn artikel over “Input third-degree price discrimination by congested facilities”. De prijs werd uitgereikt tijdens de 3rd Symposium of the European Association for Research in Transportation, die op het Institute for Transport Studies van the University of Leeds werd gehouden van 10 tot 12 september 2014.

Raymond Florax wint EIB-ERSA Prize

Op vrijdag 29 augustus 2014 heeft Prof. dr. Raymond Florax van de afdeling Ruimtelijke Economie de EIB-ERSA Prize ontvangen. De prijs werd uitgereikt tijdens het ESRA congres (European Regional Science As-sociation) dat gehouden werd in St. Petersburg. Florax ontving de prijs voor zijn bijzondere bijdrage aan het ruimtelijk wetenschappelijk onderzoek.

Page 42: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

42

Jaaroverzicht

Herman van Dijk gekozen als lid van het International Statistical Institute

Herman van Dijk is hoogleraar bij de afdeling Econo-metrie en OR. Het ISI is een non-profit en non-gou-vernementele organisatie die ongeëvenaard is in zijn bereik tussen statistici en diegenen die geïnteresseerd zijn in statistiek. Een meerderheid van de nationale centrale statistiekbureaus in de wereld is vertegen-woordigd binnen het ISI netwerk.

NWO subsidie voor Paul Jansen, Brian Spisak en Annet de Lange

Paul Jansen is hoogleraar bij de afdeling Management en Organisatiekunde, Brian Spisak is Universitair Docent bij de afdeling Management en Organisatie-kunde en Annet de Lange is docent bij de Hogeschool Arnhem-Nijmegen. Zij hebben een subsidie van € 133.000 van NWO ontvangen van het programma ‘Promotiebeurs voor leraren’ voor het project “Facing the angry client: the distribution of working memory space between interpersonal emotion regulation and job task execution, and the role of executive control.”

Ezgi Akpinar wint McKinsey Marketing Dissertation Award 2014

Ezgi Akpinar, Universitair Docent bij de afdeling Marketing, heeft de McKinsey Marketing Dissertation Award ontvangen voor haar dissertatie “Consumer Information Sharing: Understanding Psychological Drivers of Social Transmission” en ontving daarmee een geldprijs van €7.000. De prijs werd voor de zesde keer uitgereikt op de EMAC Annual Conference in Valencia in juni 2014.

Hans Berends heeft TIM Best Reviewers Award gewonnen

Hans Berends is Universitair Hoofddocent bij de afde-ling Informatkunde, Logistiek en Innovatie en ontving de prijs voor beste reviewer voor de Technologie en Innovatie Management (TIM) divisie tijdens de Aca-demy of Management Meeting in Pennsylvania.

Veni-beurs voor Hans Koster

Hans Koster (Universitair Docent bij de afdeling Ruim-telijke economie) is één van de acht onderzoekers die een prestigieuze Veni-beurs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft ontvangen. De Veni-beurs wordt uitgereikt aan veelbelovende jonge wetenschappers. De onderzoekers krijgen elk maximaal 250.000 euro om drie jaar lang onderzoek te doen. Het onderzoek van Hans Koster gaat over de economie van het ruimtelijke ordeningsbeleid. Hij analyseert economische redenen om ruimtelijke ordening toe te passen. Door gebruik te maken van theoretische modellen en unieke microdata kunnen we de invloed van bijvoorbeeld hoogte restricties, het beschermen van erfgoed en sociale huurwoningen op de stedelijke economie analyseren.

NWO Subsidie voor Wout Dullaert en Sander de Leeuw

Wout Dullaert en Sander de Leeuw, beide hoogleraar bij de afdeling Informatiekunde, Logistiek en Innovatie hebben een NWO beurs ontvangen voor hun project “Capitalizing on collaboration in sustainable logistics in food and flower chains” dat ze hebben geschreven samen met de Wageningen Universiteit en ondersteund door de Superunie retail group, FloraHolland en Argusi Consultants. Op dit project zullen twee promovendi worden aangesteld, waarvan een op de VU.

Koninklijke onderscheiding voor Michiel Keyzer

Michiel Keyzer ontving tijdens zijn afscheid als hoogleraar Wiskundige economie en directeur van de Stichting Onderzoek Wereldvoedselvoorziening op 27 juni 2014 een Koninklijke onderscheiding. Keyzer is benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau en kreeg de Koninklijke onderscheiding uitgereikt door Herbert Raat, loco-burgemeester van Amstelveen. Keyzer was sinds 1973 als wiskundig econoom verbonden aan de VU met als onderzoeks-gebied de voedselvoorziening en armoedebestrijding in de wereld. Hij heeft onder andere gewerkt voor het MOIRA Project, dat zich bezighield met voedsel-voorziening voor een snelgroeiende wereldbevolking. Vervolgens werkte hij voor de Stichting Onderzoek Wereldvoedselvoorziening (SOW-VU). Sinds 1995 was hij hoogleraar op het gebied van wiskundige economi-sche analyse en methoden van toegepast economisch onderzoek. Keyzer neemt al jaren actief deel aan beleidsdiscussies en openbare debatten op het gebied van wereldvoed-selvoorziening, armoedebestrijding, landbouwbeleid, ontwikkelingssamenwerking en recentelijk ook duur-zame energie. Alle bijzondere verdiensten van Keyzer hebben een internationale of mondiale uitstraling.

Anne-Madeleine Kranzbühler en Mirella Kleijnen winnen MSI Research Competition

Anne-Madeleine Kranzbühler (promovendus bij de afdeling Marketing) en Mirella Kleijnen (Universitair Hoofddocent bij de afdeling Marketing) hebben de Marketing Science Institute wedstrijd gewonnen met hun onderzoeksproject “Moments that matter: The impact of online social interaction on the customer journey” en ontvingen daarvoor een prijs van $9.400. De prijs wordt uitgereikt aan vernieuwend onderzoek op het gebied van sociale interactie en sociale media dat relevant is voor zowel academia als marketing pro-fessionals. In dit onderzoek werken Anne-Madeleine en Mirella samen met marketingbureau VODW.

Prijzen en benoemingen

Page 43: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

NWO Onderzoekstalent subsidie voor Yajie Sun

Voormalig MPhil student Yajie Sun (Tinbergen Insti-tute) heeft samen met haar promotor José Moraga Gonzalez (hoogleraar bij de afdeling economics) de NWO onderzoekstalent subsidie toegekend gekregen voor 3 jaar. Yajie Sun zal gedurende 3 jaar promo-tieonderzoek verrichten op het project “Consumer Search, Quality Provision and the Efficiency of Frictio-nal Markets.”

Aspasia subsidie voor Zuzana Sasovova

Zuzana Sasovova van de afdeling Accounting heeft een Aspasia subsidie van NWO ontvangen. Aspasia is gekoppeld aan de Vidi- en Vici-competitie uit de ver-nieuwingsimpuls van NWO. Het programma voorziet in een premie voor universiteiten, bestemd voor de be-noeming van vrouwelijke Vidi-kandidaten tot uhd en vrouwelijke Vici-kandidaten tot hoogleraar. De Vidi-aanvraag van Zuzana werd als zeer goed beoordeeld, maar kwam helaas niet in aanmerking voor subsidie. Doordat de aanvraag als zeer goed beoordeeld werd komt zij in aanmerking van de Aspasia premie.

StudentencijfersInstroom en herinschrijvers voor 2014-2015.

Week 40 (01.10.2014)

1e jaar opleiding her inschrijvers

B Bedrijfskunde 307 770B Econometrie en Operationele Research 100 120B Economie en bedrijfseconomie 243 365B International Business Administration 147 314M Entrepreneurship (joint degree) 113M Accounting and Control 92 35M Accounting and Control (deeltijd) 47 420M Business Administration 505 370M Econometrics and Operations Research 59 44M Economics 30 19M Finance 81 66M Marketing 130 42M Spatial, Trans and Environmental Ec 19 25M TI Master of Philosophy in Economics 10 6

Aantal afgestudeerden 2013/2014

Totaal Bachelor 556Totaal Master 1.104Totaal FEWEB 1.660

Jaaroverzicht

43

Page 44: Vuur werk - Vrije Universiteit Amsterdam · 2019-12-02 · scheid en is dat nuttig voor ons, Frans? FELDBERG: Er is een heel spectrum aan valorisatiemechanismen. Als we naar die bètawetenschappen

Speciaal aanbod voor young alumni

Aanbod

Bent u net afgestudeerd en heeft u zelf interesse in de activiteiten die in het artikel op pagina 26 en 27 genoemd worden? Als alumnus van de faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde kunt u tot één jaar na afstuderen nog gratis gebruik maken van onze diensten. Aanmelden voor workshops en loopbaancoaching kan via de website.

Wie zijn wij?Het FEWEB Office of Career Services and Alumni Relations is een verbindings-punt voor studenten, alumni, werkgevers en de opleidingen van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB). Het office heeft tot doel studenten beter op de beroepsloopbaan voor te bereiden en een sterkere binding van studenten en alumni met hun faculteit tot stand te brengen. Voor meer infor-matie of om te bespreken wat u voor uw opleiding wilt betekenen, kunt u contact met ons opnemen. We kijken er naar uit om van u te horen.

T: +31 (0)20 598 30 67E: [email protected] W: http://careerservices.feweb.vu.nl