VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft...

104
Ontwikkelingspsychologie 1 1 GESCHIEDENIS, THEORIE EN ONDERZOEKSSTRATEGIEËN 1.1 INLEIDING Wetenschappelijk wil stabiliteit en verandering van gedrag begrijpen over levensloop vss domeinen: fysiek, perceptueel, cognitief, emotioneel, sociaal interesse vr beïnvloedende factoren vr ontw. Toegepast belang vr praktijk Interdisciplinair ontwikkeld dr gecombineerde inspanningen uit vss wet. 1.1.1 THEORIEËN OVER ONTWIKKELING Theorie: geordend en samenhangend geheel van uitspraken dat gedrag beschrijft, verklaart en voorspelt Nut van theorie Begrijpen: geeft richting en bet. a wat we zien Basis voor praktijk (weten wat te doen) Behoefte a wet. Bevestiging = belang van replicatie 1.2 BASISVRAGEN OF STRUCTURELE KENMERKEN VAN ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGISCHE THEORIEËN 1.2.1 CONTINU OF DISCONTINU Waarheid tussenin ~metafoor wolkenformatie: plotse wolk: discontinu, MAAR voorb. aan vooraf: continu VB. 1 e woordje / 1 e stapje: discontinu maar eig gevolg van continue geb. nl. brabbelen en rechtop zitten Discontinu Continu Kwalitatieve verandering: nieuwe manier van reageren in specifieke periodes Kwantitatieve verandering: uitbreiden van al bestaande vaardigheden Abrupte verandering: plotse ommezwaai – crisis Vaak geleidelijke verandering – gradueel (nt altijd) Morele waarden VB. overstap creche-school: totaal nieuwe wereld met andere wetten en vaardigheden VB. Motoriek: kruipen-stappen- lopen VB. romantische relatie: helemaal anders dan vriendschapsrelatie VB. Kennis over wereld: leert meer naarmate je veroudert & WS: je leert woord per woord VB. Zelfst. Wonen: levensplan fundamenteel herdenken VB. Lengte: je groeit mm per mm Louise De Meulenaer 2017-2018

Transcript of VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft...

Page 1: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 1

1 GESCHIEDENIS, THEORIE EN ONDERZOEKSSTRATEGIEËN1.1 INLEIDING

Wetenschappelijk

wil stabiliteit en verandering van gedrag begrijpen over levensloop vss domeinen: fysiek, perceptueel, cognitief, emotioneel, sociaal interesse vr beïnvloedende factoren vr ontw.

Toegepast

belang vr praktijk

Interdisciplinair

ontwikkeld dr gecombineerde inspanningen uit vss wet.

1.1.1 THEORIEËN OVER ONTWIKKELINGTheorie: geordend en samenhangend geheel van uitspraken dat gedrag beschrijft, verklaart en voorspelt

Nut van theorie

Begrijpen: geeft richting en bet. a wat we zien Basis voor praktijk (weten wat te doen) Behoefte a wet. Bevestiging = belang van replicatie

1.2 BASISVRAGEN OF STRUCTURELE KENMERKEN VAN ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGISCHE THEORIEËN

1.2.1 CONTINU OF DISCONTINUWaarheid tussenin ~metafoor wolkenformatie: plotse wolk: discontinu, MAAR voorb. aan vooraf: continuVB. 1e woordje / 1e stapje: discontinu maar eig gevolg van continue geb. nl. brabbelen en rechtop zitten

Discontinu ContinuKwalitatieve verandering: nieuwe manier van reageren in specifieke periodes

Kwantitatieve verandering: uitbreiden van al bestaande vaardigheden

Abrupte verandering: plotse ommezwaai – crisis

Vaak geleidelijke verandering – gradueel (nt altijd)

Morele waardenVB. overstap creche-school: totaal nieuwe wereld met andere wetten en vaardigheden

VB. Motoriek: kruipen-stappen-lopen

VB. romantische relatie: helemaal anders dan vriendschapsrelatie

VB. Kennis over wereld: leert meer naarmate je veroudert & WS: je leert woord per woord

VB. Zelfst. Wonen: levensplan fundamenteel herdenken

VB. Lengte: je groeit mm per mm

VB. Puberteit: manier van denken VB. Puberteit: groei en geslachtsrijpheid

1.2.2 1 VERLOOP OF MEERDERE?Vroeger: aanhangers van stadiatheorieën (Piaget & Kohlberg)

Zelfde sequentie (= volgorde) v ontwikkeling Universeel Unidimensioneel

Nu: meerdere vormen v ontw. mog. dr unieke combinaties v pers. omgev. kenmerken

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 2: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 2

1.2.3 ERFELIJKHEID OF OMGEVINGBiologische theorieën erfelijkheid NATUREaangeboren biologische eig.

Nadruk op ontw. als endogeen: van binnenuit gestuurd Benadrukken stabiliteit en belang v erfelijkheid Omgeving: belangrijk bij vroege ervaring

Milieutheorieën omgeving NURTUREfysische en soc. Invloeden uit omwereld

Nadruk op ontw. als exogeen: van buitenuit gestuurd Beklemtonen plasticiteit en veranderbaarheid Omgeving: hele leven belangrijks

Tegenwoordig: nature en nurture spelen op complexe manier in op elkaar, nu= genuanceerde visie, ipv klassieke gedragsgenetica moleculaire genetica

1.3 LEVENSLOOPPERSPECTIEF Extreem kiezen balans = levensloopperspectiefTheorie: gegroeid uit dynamisch systeem: ziet leven als dynamisch proces

Belangrijke vertegenwoordiger van dynamische systeembenadering Gegroeid uit onderz. Nr volwassenen en ouderen Ontwikkeling als

o Levenslango Multidimensioneel en veelvormigo Plastischo Ingebed in vss contexten

1.3.1 LEVENSLANG In tegenstelling tot Freud, Piaget en Kohlberg Volwassenheid: ontw. V vele mog. Levenslange ontw. 3brede domeinen v ontw. Die interageren

o Fysieko Cognitiefo Emotioneel en sociaal

Prenataal Bevruchting – geboorteBaby en peuter Geboorte – 2 jaarVroege kindertijd 2 – 6 jaarLagere schoolleeftijd 6 – 11 jaarAdolescentie 11 – 18 jaarVroege volwassenheid 18 – 40 jaarMiddelbare volwassenheid 40 – 65 jaarLate volwassenheid 65 - overlijden

1.3.2 MULTIDIMENSIONEEL EN – DIRECTIONEELMultidimensioneel: bepaald door complex samenspel v biologische, psychologische en sociale factoren

Bv. Taal: voc omgeving / grammatica natuurMultidirectioneel of veelvormig

Voor- en achteruitgang over alle domeinen heen: tussen ontw.lijn ontw.o Sport: tactiek achteruit, uithoudingsvermogen vooruit

Voor- en achteruitgang binnen zelfde domein: binnen ontw.lijn ontw.o Fysiek achteruit, emotioneel vooruit

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 3: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 3

Collectieve ervaringen ku trauma’s opl. : gn liefhebbende ouders, liefhebbende partner kan dit trauma verhelpen

1.3.3 PLASTICITEIT Kneedbaarheid, veranderbaarheid Grote vss tss individuen Capaciteit tot veranderbaarheid neemt af over tijd, toenemende rigiditeit (stijfheid,

starheid)

1.3.4 VSS CONTEXTENLeeftijdsgebondenGebeurtenissen sterk gebonden aan leeftijd en dus voorspelbaar (normatief (:bepalen functioneren ve grote groep) IEDEREEN

Vb. scherper differentieëren v emoties: capaciteit neemt af afh. Vd leeftijd

Geschiedenisgebondenervaren dr mensen geboren rond zelfde tijdstip (normatief) COHORT, GENERATIE: afh. V gebeurtenis w bepaalde categorie of generatie getroffen, oorlog treft ene, uitkomst ve verkiezing een andere

Oorlogen, terreurmisdaden, digitalisering… onvoorspelbaar Vergrijzing, klimaatverandering… voorspelbaar

Niet-normatiefOnregelmatige gebeurtenissen, beperkt aant. Mensen, niet voorspelbaar ENKELE PERSONEN. Invloeden specifiek voor jezelf als persoon zorgen voor een leven dat anders is dan de andere, vaak unieke gevolgen

Ernstige ziektes, trauma, verhuizen nr buitenland, lotto, uitvinding, boek geschreven, verlamming…

1.3.5 INVLOEDEN OP ONTWIKKELINGBabyboomgeneratie: ’40-’60, geëngageerde, geëmanicpeerde generatie v wereldverbeteraars

Generatie X: ’60-’80, individualisten, donkerder, postmoderne geest, leegte, nihilisme, pessimisme

Generatie Y: ’80-’00, dromen, individualistisch maar EN-EN generatie: willen goed doen vr anderen maar lokaal en indiviualistischer balans

Opm. generatie Y: alles moet plezant zijn, ouders ruimen elk ongemakje weg, we mogen nooit eens ongelukkig zijn applaus-, fopspeengeneratie met helikopter-, droneouders + Narcisme en generation Me

1.4 INHOUDELIJKE TYPERING VAN ONTW.PSYCHOLOGISCHE KENMERKEN1.4.1 WETENSCHAPPELIJKE VOORVADERS

1.4.1.1 EVOLUTIETHEORIE DARWINNatuurlijke selectie: organismen met bep. Eig. (adaptaties) overleven beter (giraf: nek)Seksuele selectie:Eig die bijdragen tot reproductieve succes v organisme (pauw: staart) beide soorten eig. grote kans op overerving: Survival of the fittest

1.4.1.2 BETEKENIS EVOLUTIETHEORIE VR ONTW.PSY Toepasbaar op mens : bep eig. en gedragingen nuttig vr onze overleving Recapitulatietheorie : ontogenese als herh. Van fylogenese (eenvoudig complex)

Ontogenese: ontw. ve mens v geboorte tot dood (gedurende mensenleven)Fylogenese: ontw., evolutie V mens als soort (over vss generaties heen)

Recapitulatietheorie toegepast op ontw. v spel

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 4: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 4

Vroege kindertijd (0-4): dieren (kruipen) Kindertijd (4-8): nomadische mensachtigen (anthropoids): jagen, vissen (tikkertje) Pre-adolescentie (8-12): overgang nr sedentair bestaan (huisje spelen) Adolescentie (12-24): georganiseerde beschaving (hobby’s)

1.4.1.3 NORMATIEVE BENADERING HALL, GESELL, BEGIN 20E E Onderzoek om leeftijdsgem. & typische ontw. (norm) in kaart te brengen Vaststelling: geordend patroon v veranderingen bevestigt maturatie-idee (rijping)

1.4.1.4 TESTBEWEGING Binet, begin 20e E: Stanford Binet intelligentietests: identificeren kinderen met

leerproblemen (BSO) : voorspellen hoe kinderen zouden scoren op schoolo Interesse in individuele vss in ontw. groeito Norm / curve opstellen

1.4.1.5 ALGEMEEN Darwin: verklaring Hall: beschrijving Binet: voorspelling

1.5 KLASSIEKE THEORIEËN UIT 20STE EPsychoanalyse: Freud, EriksonLeertheorie: traditioneel behaviorisme, sociaal leren theoriePiaget

1.5.1 PSYCHOANALYSE: FREUDVisie: kinderen gaan dr reeks stadia met conflicten tss biologische driften (agressief, seksueel) en sociale verwachtingen Opl. Bepaalt psychisch functioneren

Psychoseksuele theorie: manier waarop ouders omgaan met driften v kind in 1e jaren bepaalt ontw. vd persoonlijkheid

Mens. Psyche bevat interne bron van vaste psychische energie die gedrag motiveert (driften)2 basisdriften: Libido (gericht op leven en plezier: sociale integratie) & Thanatos (dood, destructie: onafhankelijkheid, differentiatie)Driften 1 doel: lust bevrediging. MAAR irrationele driften: denken nt a MS, zijn egocentrisch

Persoonlijkheidsontw. = gevolg van hoe individu met driften omgaat Mens. Geest deelt zich op in 3 structuren

o ID / ES: bron v biologische basisbehoeftes en verlangens Geregeerd dr primair denkproces zonder logica Opereert vlgns lustprincipe

o EGO /ICH: bewuste rationele kant vd mens (~scheidsrechter) Werkt adhv realiteitsprincipe Geregeerd dr secundair proces denken probeert energie v driften om

te zetten: sublematieo SUPEREGO/ UBERICH: (geweten) regels v MS volgen

Vertegenw. Deel dat normen en waarden vd MS internaliseert Aangeleerd dr socialisatie ‘goede’ w beloond (trots), ‘slechte’ bestraft (schaamte, schuld)

Metafoor persoonlijkheidsontw. ~waterbuizensysteemo Kranen open: ID / ES predomineert (neurotische angst)o Kranen dicht: SUPEREGO/UBERICH domineert (morele angst: krampachtig

voortdurend kritisch stemmetje in je hoofd)o Druk afleiden: EGO/ICH bemiddelt

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 5: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 5

1.5.1.1 PSYCHOSEKSUELE STADIA1) Oraal geboorte-1jaar

o Kinderen steken alles in mond, eerste hechtingsfiguren, ontw. hechting en liefde…o Problemen: nagelbijten, afhankelijkheid orale fixatie

2) Anaal 1-3 jaaro Zindelijk worden = onafhankelijkheid & zelfstandigheid, je ondervindt dat je kan

ingrijpen op omgevingo Problemen: dwangneurose (Obsessive Compulsion Disorder) anale fixatie

3) Fallisch 3-6jaar SLEUTELMOMENT IN PERS.ONTWo Oedipuscomplex (verliefd w op ouder v ander geslacht (eerste libidinale driften w

ontw. Ouder van eigen geslacht komt tss (triadische tsskomst) & introduceert wet/regel UBERICH w gevormd (electracomplex: oedipuscomplex bij meisjes)

o Problemen: perfectionisme, groepsdruk, slaafs a anderen dr te obsessief bezig te zijn met regels, faalangst fallische fixatie

4) Latentie 6-11jaaro Driften nt zo sterk aanw.

5) Genitaal adolescentieo Driften gericht op lichaam v iemand anders, nt meer partieel en auto-erotischo Problemen: psychoseksueel

In elke nieuwe ontw.fase: libido zet zich vast op andere erogene zone: zone die lust verschaft door bevrediging vh eros te bieden

DUS: discontinue ontw. in fasen, 1 verloop // iedereen maakt hetzelfde mee, zou dus vr iedereen in principe hetzelfde moeten zijn // nature: driften biologisch geprogrammeerd, nurture: ouders zeer belangrijk beide, nadruk op nature

1.5.1.2 KRITIEK OP FREUD Te grote klemtoon op rol v seksuele gevoelens Theorie is cultuurspecifiek (nl 19e E, victoriaanse ms) Gn onderzoek bij kinderen Theorie gebaseerd op ervaringen

1.5.2 PSYCHOANALYSE: ERIKSON Rol ego (och) vss

o Freud: defensief: verdedigt zich tgn dreigingen v es (id) en uberich (superego)o Erikson: constructief: actief opl. v conflicten waarmee individu geconfronteerd w,

constant op zoek nr mog. om te groeien, leven rijker te maken, te integreren Visie

o Freud: pessimistisch, donker, ego levert voortdurend strijd kind w geboren als duivelskind

o Erikson: optimistisch, globaal, ego is sturende positieve kracht die voortdurend streeft nr ontw. v psycho-sociale identiteit kind w geboren met ego dat pos. Ingesteld is en ons steeds verder brengt

Belang van sociale omgevingo Freud: minimale rol: intrapsychischo Erikson: substantiële rol interpsychisch proces psychosociale ontw. centraal

Duur ontw.o Freud: na 5j ligt persoonlijkheid vasto Erikson: ontw.= levenslang proces, voegt aant. Stadia toe a theorie van Freud. 1e

levenslooppsycholoog, gaat verder waar Freud stopt door door te gaan tot sterven Epigenetisch model

o leven ontwikkelt zich volgens vast stramien van binnenuit universele geldigheid, maar contextuele invulling

o groeit van binnenuit (op groei gericht mechanisme via ego)

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 6: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 6

o opeenstapeling vss lagen goed doorkomen ve crisis: implicaties vr verder pers.heidsontw.

Psychoseksueel stadium (Freud)

Psychosociaal conflict (Erikson)In elke levensfase ligt conflict, als je nog problemen hebt uit vorige fasen kunnen deze vr problemen zorgen in volgende ontw.fasen = epigenetisch model

Oraal Anaal Fallisch Latentie Genitaal

Vertrouwen wantrouwen Autonomie schaamte Initiatief schuld Vlijt minderwaardigheid Identiteit verwarring Generativiteit (iets dat jou overleeft na je

dood) stagnatie (nergens ter wereld product v je identiteit)

Ego-integriteit wanhoop1.5.2.1 PSYCHOANALYSE VOOR- EN NADELEN

Voordelen Nadelen Nadruk op unieke ind. Levensgesch.

(klinische meth.) Inspireerde ond. Over vele aspecten

van mens. Psycho-sociale ontw.

Weinig aandacht vr andere methodes, daardoor geïsoleerd

Vele ideeën moeilijk te onderzoeken (ego-sterkte bv.)

1.5.3 BEHAVIORISME EN SOCIAAL LEREN Filosofische achtergrond v behaviorisme

17e E: Locke : tabula rasa: kind als onbeschreven blad men wilde zeer direct nr gedrag kijken, ging er nt langer van uit dat mensen zeer goed of zeer slecht geboren w.

o Continue ontw.o Vele richtingeno Kind: passief

Geen stagemodellen meer (~Freud, Erikson), alles komt zeer gradueel tot stand (stimulus-respons)

Klassieke conditionering: stimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je over zijn hoofdje wrijft. Ongeconditioneerde stimulus: aanbieden v moederborstOngeconditioneerde reactie: zuigreflex bij aangeboden krijgen moederborst reactie die nt aangeleerd m. w Neutrale stimulus: wrijven over hoofdje ih beginGeconditioneerde stimulus: wrijven over hoofdje op moment dat het al geassocieerd w met moederborstGeconditioneerde reactie: zuigreflex bij wrijven over hoofjd

Operante conditionering: straffen en bekrachtigen

1.5.3.1 IVAN PAVLOV: geinteresseerd in manier waarop gedragingen a elkaar gekoppeld w via associaties

Klassieke conditionering

Experiment: Voedsel (UCS) Salivatie (UCR)

Voedsel + belgeluid (NS) Salivatie (UCR)

Belgeluid w met voedsel geassocieerd waardoor

Belgeluid (CS) Salivatie (CR)

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 7: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 7

Concept klassieke conditionering: adhv experiment op Kleine Albert

Hamergeluid (UCS) schrikreactie (UCR)

Hamergeluid + rat (NS) Schrikreactie (UCR)zien v rat w geassocieerd met hamergeluid waardoor

Rat (CR) Schrikreactie (CR)

Klassieke conditionering = 100% afhankelijk vd stimulus

Operante conditionering

Gedrag straf of bekrachtiging gedrag w aangepast

1.5.3.2 BURRHUS FREDERIC SKINNERBeschrijft operante of instrumentele conditionering

Operant: operatie uitvoeren op omgeving: intentioneel ingrijpen om iets gedaan te krijgenInstrumenteel: gedrag is instrument om in te grijpen op omgeving

Zowel stimulus wegnemen als toedienen kan zorgen voor toename/afname vh gedrag

Frequentie van gedragNeemt toe Neemt af

Stellen van gedrag leidt tot

Toedienen van stimulus

Positieve bekrachtiging toedienen van gewenste stimulus

Positieve straf: toedienen van ongeweste (aversieve) stimulus

Vermijden van stimulus

Negatieve bekrachtiging: wegnemen van aversieve stimulus

Negatieve straf: wegnemen gewenste stimulus

Klassiek Operant S R sequentie Passief: gedrag is fctie v aanw. V

stimulus die reflexmatig gedrag uitlokt BV. Wrijven over hoofdje bij zuigen

RS sequentie Actief: individu probeert actief bep.

Vormen van stimulus te bekomen BV. Buiten spelen beloning

Huilen van baby kan in beide vormen geïnterpreteerd worden.

Operant: huilen om aandacht te krijgen (S: wenen / R: aandacht)Klassiek: huilen door pijn, honger… (S: pijn, honger / R: wenen)

1.5.3.3 KERNASSUMPTIES Mens= passief

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 8: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 8

o Geen interne groeiprocessen / introspectieo Mens. Gedrag: verkapt in gedragseenheden (atomistisch wereldbeeld)o Gedragseenheden ku a elkaar gekoppeld w op toevallige wijze via alg. wetten

complexero Soc. Omg. Programmeert mens. Gedrag (= mechanisch)

Vele ontw.lijnen mog. Ontw= kwantitatief accumulatieproces op grond v omg.invloeden continue

ontw.o Gevolg

Weinig aandacht vr leeftijdspecifieke processen Fasetheorieën: zinloos

1.5.3.4 SOCIAAL LEREN THEORIE Albert Bandura

o Modeling / imitatie (zeer krachtig leerprincipe)/ observerend leren: opnieuw passiefo Later uitbreiding nr soc-cogn. Theorie: meer actieve bijdrage in leerproces

3 stappen plano Observatie: observeren v gedrag en reactie daaropo Selectie: vanuit observatie maak je selectie v pers. Standaarden o Competentie: ontw. v gevoel v self-efficacy (pers. Comp.) : je overtuigt jezelf dat je

capabel bent om eigen doelen te behalen

1.5.3.5 VOOR- EN NADELEN Voordeel: toegepast n gedragstherapie (behavior modification) = comb. V conditionering en

model-leren Nadelen

- Omgeving meer invloed dan in theorie + motivatie is belangrijk- Onderschatten v eigen bijdrage tot ontw. - Token economy: bonnen om kinderen te belonen. Werkt nt altijd zoals je initieel

verwacht. Zeer instrumentief: kinderen weten dat ze beloning krijgen op langere termijn :

beloning vr alles en steeds meer Bv. Vroeg slapen want straf maar ze gebruiken bon om langer op te blijven Systeem kan tgn je beginnnen werken + liefde v ouders w voorwaardelijk Bv. 1 snoepje per keer dat kind vriendelijk is indruk dat er iets tegenover

vriendelijkheid moet staan Politie ook geldboete bij ongepast gedrag

1.5.4 PIAGETFilosofische achtergrond

18e eeuw (Rousseau)o Kind gezien als gezond en ethisch v nature o Discont ontw.:4 stages (vroege, midden, late kindertijd & adolescentie) ontw. psy o Maturatie: the sequence of organismic changes in the course of development that are

goverened by instructions in the genetic code rijpingo Kinderen: actieve impact op eigen ontw.

Cognitieve ontw: kinderen bouwen actief kennis op dr omgaan met en verkennen v wereld Doel cogn. Ontw. :adaptatie (universeel)

o Structuren v denken passen zich aan om externe wereld te begrijpen en evenwicht te bereiken

o bv. Adaptatie a objectpermanentie: eerst hebben kinderen nt door dat een vw blijft bestaan als je er een doek over legt

wat zijn structuren;o georganiseerde gehelen v reeks uiteenlopende schema’so dominante mentale denkvormen die typisch zijn vr elke fase

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 9: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 9

o schema’s w vaak samengebracht onder noeer ve structuur omdat men ontdekt dat er organisatorisch principe a ten grondslag ligt

o Gaandewel ontw. kinderen schema’s in hun hoofdo Als je zit-/stuur-/trapschema maakt en combineert kan kind leren fietsen

Schema: specifieke psychologische elementen die grondslag zijn v bep. Vaardigheid

Structuur: georganiseerd geheel v schema’s waartussen relatie is

1.5.4.1 PIAGET’S STADIA / FASESSensorimotorische fase (0-2j) Vroege kindertijd

Leert wereld kennen dr te handelen en via zintuigen Toevallig zuigen op duim: sensorieel genot

o Reactie w motorisch herh. En duimzuigschema w opgebouwd

zintuigen gebruiken, eerste schema’s ontw.

Pre-operationele fase (2-6j) Midden kindertijd

Peuters reageren op wat ze actueel waarnemen + bep. Voorstellingen Beschikt over capaciteit om wereld symbolisch voor te stellen

o Virtuele werelijkheid ipv fysieke werkelijkheido Vb. uitgestelde imitatie, objectpermanentie, doen-alsof spelletjes

Beter in staat om mentale representaties vd wereld op te bouwen, denken w stabileren en symbolisch denken : mog.

Concreet operationele fase (6-12j) Late kindertijd

Logische bewerkingen (operaties) uitvoeren Betere organisatie in redeneren Operaties moeten compleet blijven Goed in afwegen optie

Denken w accurater / saaier: magische aspect verdwijnt, ku ng niet denken over dingen die ze nt zien of dingen in de toekomst

Formeel operationele fase (12-ouder) Adolescentie

Abstract en hypothetisch redenereno Denken in termen v doelen en mog.o A wet doen en experiment opstellen

Ku denken over toekomst en dingen die we nt zien

1.5.4.2 METHODEN ONDERZOEK Begin: observeert eigen kinderen (0-2j) Later: klinische interviews (oudere kinderen)

1.5.4.3 VOOR- EN NADELENVoordelen Nadelen

Kinderen leren actief, hebben rijke gestructureerde intelligentie

Stimuleerde veel onderzoek over kinderen Ontdekkingsleren w gestimuleerd in

scholen

Onderschatte competentie v baby’s en peuters

Prestatie kan verbeterd w dr training ontdekkingsleren

Bep. Theorievorming na adolescentie1.6 RECENTE THEORIEËN1.6.1 INFORMATIEVERWERKINGSTHEORIE

Metafoor vd pc: mens. Geest = systeem dat symbolen manipuleert en waardoor info stroomt Gebruik diagrammen (flowcharts) v stappen in opl. Problemen Gradueel kwantitatief & multidimensioneel

Louise De Meulenaer 2017-2018

Doelgericht iets dat veraf ligt te pakken

krijgen

Kijkschema

Grijpschema

Loopschema

Page 10: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 10

Recente ontw. binnen theorie: neuropsychologie v cogn. Ontw. o Hoe zijn veranderingen in hersenen gerelateerd a veranderingen in cogn. Funct.ereno Welke ervaringen stimuleren / ondermijnen hersenontw.

Voordelen Nadelen Kind: actieve denker (~Piaget) mr geen

stadia Zorgvuldige, rigoureuze ond.meth.

Gn omvattende ontw. theorie Gn plaats vr verbeelding/creativiteit Ond. In labo’s, gn real life (koel en klinisch)

Piaget Infoverwerking Kind: actief lerende Universeel Stapsgewijze ontw.: maturatie v

ment.structuren Alg. concepten (geheel)

Kind: actief lerende Universeel Continue ontw. v cogn. Deelprocessen Specifieke processen: deelaspecten zoals

geheugen, aandacht en categorisatie 1.6.2 ETHOLOGIE EN EVOLUTIONAIRE ONTW.PSYCHOLOGIE (CONTEXTUELE THEORIE)

Ethologie: evolutionaire of overlevingswaarde v gedrag Evolutionaire ontw.psychologie: adaptieve waarde v aangeleerd gedrag vr de soort

o Sommige eig w als mens. Gezien klopt nt. : Capucijnaapjes: ook gevoel vr moraliteit Taak van ethologie: studie v aanpassingswaarde (overlevingswaarde) v gedrag en belang

ervan in evolutie en overleven ve soorto dus: ethologie focust op fylogenese (darwin)o vb. koeien: wel objectpermanentie, buizerds niet (mtn weten dat muis onder blad daar

nog steeds is) Studieobject v ethologie: Instincten: kant en klare reactieschema’s of gedragspatronen

o die doorheen evolutie vd soort aangeboren zijn (biologisch verankerd)o die nut hebben omdat ze aanpassing en overleving ve soort bevordereno vb. reflexen

instinctsterk: groot gamma a instincten (biologisch geprogrammeerde reactiepatronen) instinctzwak: nt zo vertrouwen op instincten mens vormde basis vr evolutionaire ontw.psy.

o doel: adaptieve waarde v cogn., emo, soc ontw. nagaan

1.6.2.1 IMPRINTING= proces waarbij bep. Stimulus tijdens kritische periode w opgeslagen hechtingsmechanisme

o Eendjes: 1e bewegend object dat ze zien na geboorte = moeder

Belangrijke voorwaardeno Kritische periode: bep. Bio. Rijpingsperiode

om bep. Gedragingen aan te leren (later: sensitieve periode)

bij mensen: gevoelige periode: hechten op latere leeftijd is moeilijk maar niet onmogelijk

bij wolven: hechting moet voor bep. tijd gebeurt zijn of het gaat nt meero Soort stimulus: stimulus nt geprogrammeerd, wel instinctmatig volgedrag

1.6.2.2 HECTHINGSTHEORIE JOHN BOWLBY ethologie vormde basis vr latere hechtingstheorie (John Bowlby)

o imprinting ~hechtingo mens hechting : bio geprogrammeerd (lachen, brabbelen… aangeboren sociale

signalen om hechtingsrelatie te ontw.) hechtingstheorie neemt basisassumpties v ethologie over

o kritische / gevoelige periode: wolfskinderen ku nt hechten a menseno Soort stimulus: bepalend: moeilijk om hechting te ontw. met depri moeder

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 11: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 11

1.6.3 VYGOTSKY’S SOCIOCULTURELE THEORIE (CONTEXTUELE THEORIE) Cultuur: waarden, overtuigingen, gewoonten, vaardigheden v soc. Groep beklemtoont

andere soc. Producten Cogn. Ontw.: sociaal gemedieerd en dus een cult. Bep. proces

o Sociale interactie: samenwerken en dialogeren met mensen die meer weten cogn. vooruitgang

o Taal grote rolo Volwassenen mtn voorop lopen op kinderen, nt te veel te moeilijk, nt te weinig

te makkeljko Cult. Vss w beklemtoond : cogn. Processen: universeel: mensen zoeken manieren om

cogn. te Ontw. en cultuur waarin ze opgroeien heeft hier invloed op Vss culturen selecteren andere taken die kinderen moeten leren Voordeel: kinderen ontw. unieke vaardigheden in elke cultuur Nadeel: verwaarlosing v biologische invloeden en eigen bijdrage tot ontw.

Piaget Infoverwerking Vygotski Kind: actief lerende Universeel Stapsgewijze ontw. Algemene concepten Nature en nurture

Kind: actief lerende Universeel Continue ontw. Specifieke processen Nature en nurture

Kind: actief lerende Cultureel bepaald Continue en

stapsgewijze ontw. Nature en nurture,

klemtoon op nurture1.6.4 ECOLOGISCHE SYSTEEMTHEORIE (BRONFENBRENNER) (CONTEXTUELE THEORIE)

Bronfenbrenner: mens ontw. binnen complex systeem v relaties en is beïnvloed dr vss niveau’s v omgeving (sluit zich aan bij Vygotski want nurture)

Bio-ecologisch model: biologische & sociale factoren bepalen samen ontw. transactioneel Niveau’s: hiërarchische reeks v concentrische cirkels (v binnen nr buiten en multi-layered)

- kind w omringd dr vss concentrische cirkels die ontw. beïnvloeden (hoe dichter hoe meer invloed) kinderen komen zeer vaak met invl. In contact veel impact

SYSTEMEN

1. Microsysteem: Speelt zeer prominente rol, heeft grote impact op wie we w, wat we doen. Bv. Gezin waarin kind opgroei, leerkrachten, mate en stijl v betrokkenheid ouders, vrienden…

2. Mesosysteem: betreft interacties tss vss microsystemen bv. Betrokkenheid v ouders op school, huiswerkproces… ouders grote rol

3. Exosysteem: systeem waar je als kind nt veel mee in contact komt, beïnvloedt jou indirect via andere microsystemen bv. Werksituaties v je ouders. Stress? Mss minder tijd vr jouw interactieve opvoeding, vrienden en kennissen v ouders…

4. Macrosysteem: niveau vd natie, MS, cultuur waarin je opgroeit bv. Tastbare pol. Maatregelen, cultureel klimaat, wetten waarnaar je je moet gedragen, waarden die rol spelen in MS

5. Chronosysteem: temporele dimentie vh hele model, zeer dunamisch, alle systemen voortdurend onderhevig a verandering

Invloed v 5 tov 1: alleen gaan wonen, op kot gaan minder afhankelijkInvloed v 5 tov 3: verhuizen: vriendengroep v ouders verandert, werk verandert…

Conclusie: ontw. = samenspel omgeving en individu. Mens = product en producent v eigen omgeving.

1.7 ONTWIKKELING BESTUDERENHypothese: voorspelling vanuit theorie die kan opgebroken w in predicties

1.7.1 ONDERZOEKSMETHODEN

1.7.1.1 SYSTEMATISCHE OBSERVATIE Naturalistische observatie = Observatie in nat. Omg.

o Voordeel: alledaags gedrag zien

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 12: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 12

o Nadeel: weinig controleo Gestructureerde observatie = Observatie in laboo Voordeel: meer controleo Nadeel: niet-alledaags gedrag

1.7.1.2 ZELFRAPPORTERING Klinisch interview = flexibel, zoals in gesprek

o Voordeel: veel info op korte tijd, sluit goed aan bij alledaags gespreko Nadeel: accuraatheid, problemen met sociale wenselijkheid en verbale vaardigheden

Gestructureerd interview = altijd zelfde vragen op zelfde maniero Voordeel: gestandaardiseerdo Nadeel: geen diepgang zoals in open gespreko Interview w gestructureerd wanneer je geen ruimte laat vr bijvragen / verdieping

1.7.1.3 KLINISCHE GEVALSSTUDIE Veel info over 1 persoon : volledig beeld Comb. V observaties, interviews en testscores W gedaan als er weinig personen zijn, kleine populatie bv. Seriemoordenaars Via proces v triangulatie probeert men vanuit vss invalshoeken de gem. deler v wat er bij die

persoon speelt te pakken te krijgen

1.7.1.4 ETHNOGRAFIE Methoden om cultuur te bestuderen

o Vragenlijstonderzoek: veralgemeenbaarheid v processen nagaano Etnografische methode: culturele bet. V gedrag proberen te achterhalen

Beschrijvende, kwalitatieve techniek Nt individu, maar cultuur/groep Participerende observatie om eigen invloed te minimaliseren Nadeel selectieve interpretatie en gn generalisatie

Je probeert finesse v bep cultuur diepgaander te vatten via participerende observaties Crosscultureel ond. : effecten v ondz. In Belgie ook gemanifesteerd in bv. China?

1.7.2 ALGEMENE ONDERZOEKSDESIGNS

Correlationeel Experimenteel Samenhang tss variabelen Gn oorzaak-gevolg effect

Oorzaak-gevolg effect Laboratorium-experimenten mog. nt

toepasbaar in realiteit1.7.2.1 CORRELATIONEEL ONDERZOEK

Correlationeel designo Info bij bestaande groepen, relatie tss 2 variabelen w bestudeerd

Correlatiecoëfficiënto Getal dat sterkte v samenhang weergeefto Teken geeft richting aan: pos / neg verbando Geeft aan of er verband is tss rel. positie op 1 variabelen en rel. positie op andere

+ : hoe meer het ene, hoe meer het andere (hoe meer eten, hoe dikker) - : hoe meer ene, hoe minder andere (hoe meer roken, hoe korter leven) 0 : gn relatie

1.7.2.2 EXPERIMENTEEL ONDERZOEK Interferentie oorzaak-gevolg mog. Dr toevallige of gerandomiseerde toewijzing Onafhankelijke variabele

o Veroorzaakt veranderingen in andere variabeleo Behandeling / manipulatie waarbij variabele onder controle gehouden w

Afhankelijke variabeleo W beïnvloed dr onafhankelijke variabeleo Variatie v variabele afhankelijk v variatie in onafhankelijke variabele

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 13: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 13

VARIANTEN

Labo-experiment: randomisatie (wij bep.groepen vr pp nt) + gn ecologische validiteit Natuurlijk experiment: gn randomisatie + ecologische validiteit Opl: Veld-experiment: randomisatie + ecologische validiteit

1.7.3 DESIGNS OM ONTWIKKELING TE BESTUDEREN

1.7.3.1 CROSS-SECTIONEEL (TRANSVERSAAL) Voordelen

o Efficiënto gn uitval of praktijkeffecten

Nadeleno alleen alg. trends, gn individuele vss in ontw.o cohort-effecten: iedere leeftijdsgroep behoort tot ander cohort (leeftijdsgebonden

gebeurtenissen!)

1.7.3.2 LONGITUDINAAL Voordelen

o Algemene patronen en individuele vsso Relaties tss vroegere en latere gebeurtenisseno Heterogeniteit a variatie en ontw. + individuele ontw. beter in kaart brengen

Nadeleno Uitval : mensen willen nt meer meedoen, verhuizen…

! selectieve uitval! Bv. Onderzoek nr rebellie en rebellen vallen uit!o Praktijkeffecteno Tijdsintensiefo Gebaseerd op 1 cohort dus zelfde historische context vr alle ppo Ander gedrag als je onderzocht w?

1.7.3.3 LONGITUDINAAL-SEQUENTIEEL Reeks (=sequentie) v steekproeven die elk x-aantal jaren gevolgd w Over vss cohorten en jaren heen Voordelen

o Zowel longitudinale als cross-sectionele vglo Cohort-effecten analyseren : vss 20-jarigen met 30jarige op vlak v depressie?o Nadeelo Uitvalo Praktijkeffecteno Tijdsintensief: eerst meten van data, daarna nog analyseren

Time laged design: leeftijd cte en op zoek nr geschiedenisgebonden invloeden

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 14: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 14

2 FYSIEKE ONTWIKKELING IN DE EERSTE TWEE LEVENSJAREN2.1 LICHAAMSGROEI: VERSCHUIVINGEN EN LICHAAMSPROPORTIE

Groeispurten, toename in babyvet, meisjes kleiner en lichter dan jongens Snelle groei blijft continue ontw., ookal verloopt ze soms exposief Jongens vs meisjes Ethnische vss en individuele vss (skelet) Meisjes lopen bij adolescentie fysiek 2 j voor op jongens, zij beginnen dan aan inhaalbeweg.

Dr radiografie te vgl ku we weten waar kinderen zitten in ontw. proces Lichaamsproportie

o Geboorte: hoofd :1/4 vh lichaamo Volw. Hoofd: 1/8o Belangrijke trend in fysieke ontw.: cephalocausale trend (groeien v kop tot staart)

2.1.1 GROEITRENDS

Cephalocausaal Proximodistaal V hoofd nr staart Onderste deel v lichaam ontw. minder

snel dan hoofd

V dicht nr ver Uitersten groeien later dan hoofd en

romp (romp-ledematen-vingers/tenen)2.2 ONTWIKKELING VAN DE HERSENEN

Ontwikkeling op microscopisch niveauo Bij geboorte: te veel neuroneno Na de geboorte

Verbindingen tss neuronen Neuronen zonder verbindingen sterfen af: programmed cell death

(~synaptisch snoeien) Stimulatie w essentieel

Gestimuleerde neuronen vormen verbindingen & synapsen Nt-gestimuleerde neuronen verliezen synapsen en keren terug nr

ongedifferentieerde staat: synaptic pruningo Proces v myelinisatie

Schacht v myeline rond axonen (adhv gliacellen), waardoor info-overdracht sneller gaat

Gevolg: volume en gewicht vd hersenen nemen toe Begint in 1e levensjaren tot adolescentie

o Multidirectioneel want timing & tempo zeer vss v gebied tot gebied Ont. Op niveau vd cortex

o Eerst ontw. in visuele, auditieve en motorische gebieden: meteen na geboorteo Later: taal en frontale cortex (hogere-orde denken): op moment dat je gevoelige

periode vr taalontw. Meemaakto Initieel: zeer plastischo Lateralisatie: 2 hemisferen krijgen aparte set fcties

LH: verbaal, sequentieel denken, positieve emoties RH: spatiaal, parallel en holistisch denken, negatieve emoties

Omgevingsinvloeden erg belangrijk o Stimulatie om neuronen te activeren en verbindingen te makeno OPM.

Overstimulatie kan cognitieve schade aanbrengen! Te lang in stimulusarme omgeving (~weeshuis) hersenschade

o Experience-expectant brain growth: hersenen verwachten basispakket v input om fundamenten v hersenen te leggen om basisfuncties te activeren

o Experience-dependant brain growth: alles wat je als individu meemaakt laat sporen achter in je brein unieke stimuli zorgen vr unieke hersenen

Slaappatroon verschuift nr dag-nacht ritme tijdens 1e levensjaar

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 15: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 15

Behoefte a slaap daalt van 18 tot 12u /dag doorheen 1e levensjaar

2.3 BEÏNVLOEDENDE FACTOREN OP LICHAAMSGROEI Erfelijkheid (lengte, gewicht, groeisnelheid) zolang omgeving nt extreem negatief is Voeding

o Zeer cruciaal in eerste 2 levensjaren want 2x zoveel energieverbruik als volw.o Borst flesvoeding

Goede balans vetten en proteïnen, verteerbaarheid, volledigheid, gezonde groei, vlottere overgang nr vast voedsel (vss smaken flesvoeding)

Dus: borstvoeding bevorderlijk vr veel vss aspecten v fysieke ontw. Geen gevolgen vr emotionele band tss moeder-kind

Borstvoedingo Grotere overlevingskans in ontw.landeno Meer tijd tss kindereno Geen vss in emo aanpassing

Snelle gewichtstoename in babytijd: gecorreleerd met kans op overgewicht op latere leeftijd Slechte voeding

o Marasmus: complete fysieke achteruitgang tijdens 1e levensjaaro Kwashiorkor: gezwollen buik dr gebrek a proteïnen

Emo welzijno Nt-organisch gebrek a enthousiasme: groeistoornis dr gebrek a ouderlijke liefdeo Teruggetrokken en apathisch gedrag bij kind

2.4 LEERVERMOGENS2.4.1 KLASSIEKE CONDITIONERING

2.4.2 OPERANTE CONDITIONERING Bekrachtiging: gedrag stijgt Straf: gedrag daalt

2.4.3 HABITUATIE= graduele afname v sterkte v respons ten gevolge v repetitieve blootstelling

Herstel (recovery): vaststelling dat nieuwe stimulus resulteert in terugkeer nr hoger niveau v responsiviteit

Voordeel v habituatie: aandacht is meer gefocust Novelty preference: nieuwe stimulus kort na habituatie: voorkeur vr nieuwe stimulus Familiarity preference: Oude en nieuwe stimulus: meer tijd tussen. Kinderen herinneren zich

gehabitueerde stimulus en kijken daar eerst nr indicatie langetermijngeheugen

2.4.4 IMITATIE = capaciteit om gedrag van andere personen te imiteren

Deels aangeboren Mirror of spiegelneuronen id hersenen biologische basis

o Achter imitatie zit activatie v spiegelneuronen: w actief als je zelf iets doet of ziet gebeuren. Activiteit in spiegelneuronen en imitatie: basis v empathie, legt link met eigen acties en die v anderen

! kinderen proberen intentie vh gedrag te doen: als ouders het verkeerd voortonen, zullen ze toch proberen juist te doen

2.5 MOTORISCHE ONTWIKKELINGMotorische ontw. beïnvloedt sociale ontw.

Ruwe motorische ontw.: controle over acties waardoor je omgeving kan exploreren (kruipen) Fijne motorische ontw.: controle over kleinere acties (grijpen) Cephalocausale en proximodistale groeitrends: ook vto motorische ontw.

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 16: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 16

o Grijpen met arm gaat sneller dan grijpen met vingertjes : hoe dichter bij lichaamsas hoe vroeger je het kan

o ! met been grijpen: schending cephalocausale trend: armen redelijk los in schoudergewrichten en dus geen controle, been strakker in heupgewrichten en dus meer controle meer functioneel om te grijpen

Mijlpalen v motorische ontw. zijn universeel! Dynamische systeemtheorie: verklaren hoe snel kinderen stappen doorlopen: coordineren

en intrigreren v andere actie-systemen : vss actiesystemen hebben om die gradueel complexer te maken en samen te brengen nieuwe motorische vaardigheden aanleren impliceert verwerven ve gradueel complexer actiesysteem

4 factoren bij elke nieuwe vaardigheido Ontw. centrale zenuwstelstel (CZ)o Capaciteit vh lichaam te bewegeno Doelen vh kindo Ondersteuning dr omg.

Nieuwe vaardigheid: eerst tentatief (trial and error) daarna vlotter en efficiënter. EMOTIES! Motorische cortex moet in staat zijn bevel te geven om actie uit te voeren Sommige kinderen zitten achter: nt dr motorische problemen mr dr motivatie Fijne motoriek

o Pre-reiken: slecht gecoördineerde zwaaibeweging nr objecto Vrijwillig reiken: neemt toe in efficiëntie en snelheido Reiken voor grijpen: vb v poximodistale trend o Reiken nr vw stoppen want mislukt 2 armen 1arm reiken nr bewegende

obj. grijpen nr iets ih donker: anticiperen waar vw zich bevindto Soorten grepen

Grijpreflex Rijfgreep: volledige arm gebruiken om obj. Dichtbij te brengen Handgreep: vingers tgn handpalm Tanggreep: alle vingers + duim Pincetgreep: kleine objecten want enkel duim & wijsvinger

2.6 ONTWIKKELING ZINTUIGENSensaties : passief indrukken opdoen + adualisme: overdonderd door chaos v indrukkenPerceptie: Actief proces v interpretatie en organisatie + dualisme: onderscheiding tss subj. Indrukken en buitenwereldAdualisme: Stroom van wisselende zintuigen

2.6.1 TASTZIN, REUK EN SMAAK Tastzin : handpalmen, voetzolen en gelaat gevoeligst

o Voorkeur vr matige temp.o Voorkeur huidcontact met verzorger: werkt kalmerend kind w gemakkelijker

getroost dr geur v moeder dan v iem anders Reuk en smaak: goed ontwikkeld

o Voorkeur zoete smaken (zuur en bitter)

2.6.2 GEHOOR < 6maanden

o Vanaf 3 dagen: hoofd draaien nr geluid hersenen weten v welke kant geluid komto Gevoel vr muzikale frasering (voorkeur mozart dan vr pop bv.)o Opgewonden bij hoge intense tonen, rustig bij lage zachte toneno Voorkeur vr mens. stem en moedertaal: herkennen klanken die nt tot m-taal behoren

> 6 maanden o Herkenning gesprekseenheden (speech units) : basis om bet. af te leiden

Vb. pauzes, zinsneden o Ritmische sensitiviteit breidt zich uit nr woorden en lettergrepen

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 17: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 17

4-7 maanden: gevoel vr muzikale frasering 6-8 maanden: gevoeligheid vr geluiden uit eigen taal en vreemde talen 7-9 maanden: herkenning vertrouwde woorden & gesprekseenheden uit eigen taal

2.6.3 ZICHT, DIEPTEPERCEPTIE EN PATROONPERCEPTIE

2.6.3.1 ZICHT Zicht ontw. o impuls v hersenontw.

o 2 maanden: focussen op object en kleurherkenningo 4 maanden: basiskleuren onderscheideno 6 maanden: omgeving scannen, bewegend object volgeno 6-7 maanden: diepte-perceptie (nodig om te kruipen)

In vgl met andere zintuigelijke systemen komt zicht achter

2.6.3.2 DIEPTEPERCEPTIE = capaciteit om afstand tss objecten & afstand tss objecten & onszelf in te schatten

o Belangrijk vr diverse motorische vaardigheden zoals reiken en kruipen Visuele kloof

o 6-14 maanden: nt betreden v visuele kloofo Verandering in hartslago Kritiek: toetsen v capaciteit tot diepteperceptie: afh. v capaciteit tot kruipen

diepteperceptie al vroeger aanw. Stappen in dieptezicht

o <1 maand: gevoelig vr bewegende obj.o 2-4 mnd: binoculaire diepte: integratie v beelden afk. v beide ogeno 5-12 mnd: gevoeligheid vr diepte in tekeningen (perspectief)

Dieptezicht: bevorderd dr kruipen Bij elke nieuwe positie: diepte mt aangeleerd w: verliezen efkes dieptezicht bij leren stappen Kruipen draagt bij tot herinnering v locaties

2.6.3.3 PATROONPERCEPTIE Contrastsensitiviteit: contrast refereert nr vss in hoeveelh licht tss 2 aansl. zone’s: (2mnd) Baby’s verkiezen meest contrasterende patroon patroon met hoogste complexiviteit

o 3 weken: weinig contrastgevoelig & voorkeur vr grote simpele patroneno 2 mnd: meer oog vr detail, voorkeur vr complexere patroneno 4 mnd: ontdekken patronen als grenzen onzichtbaar zijno 12 mnd: objecten herkennen als 2/3 vd figuur ontbreekt

2.6.3.4 GEZICHTSPERCEPTIEo <1 mnd: voorkeur vr eenvoudige gezichtspatronen: rand v gezichto 2-4 mnd: voorkeur complexere elementen in gezicht (= binnenzijde), onderscheid tss

bekende en onbekende gezichten, voorkeur moeder’s gezicht vs vreemd gezichto 5-12 mnd: kan emo uitdrukkingen op gezicht waarnemen

Vroege voorkeur voor normaal gestructureerd gelaat Liever ‘mooie’ gezichten dan lelijke Mooi = symmetrisch Baby’s zoeken nr patronen, info om wereld in te schatten

2.6.3.5 INTERMODALE PERCEPTIE Intermodale perceptie

o Info v vss zintuigen w geïntegreerdo < modus: 1 zintuiglijk systeem

Capaciteit neemt gradueel toe in 1e levensjaar Amodaal: iets wat vss zintuigen tgl aanspreekt: deur opengaan+ mens zien, je voelt hoort en

ziet basketbal botsen… Differentiatie theorie

o Kinderen zoeken actief nr invariante, nt-veranderende kenmerken vd omgevingo Stellen variabele relaties tss stimuli vast

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 18: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 18

o Perceptie w meer en meer sensitief = gedifferentieerdo Interactie met omg. Versnelt zintuigelijke ontw.o Kinderen percipiëren en geven bet. a wat ze zien

Perceptie: zoeken nr structuur die steeds meer verfijnd w

3 COGNITIEVE ONTWIKKELING IN DE EERSTE TWEE LEVENSJAREN 3.1 PIAGET3.1.1 ALGEMENE CONCEPTEN Cognitieve ontw. doorlopen van stadia van kindertijd tot adolescentie

1 e stadium: sensorisch motorisch stadium (0-2j) = baby’s en peuters ‘denken’ met hun ogen, oren, handen en andere sensorisch-motorische middelen

Baby’s handelen obv sensoriële input en herh. Handelingen Baby’s leren wereld kennen via sensorisch en motorisch handelen Activiteiten in het hoofd ku nog nt w uitgevoerd Schema’s: specifieke psychologische componenten

o Georganiseerde manieren om bet. te geven a ervaringo Wat a handeling gem. is en herh kan w

Schema’s veranderen met de leeftijdo Eerst gebaseerd op handelingen (bewegingspatronen)o Daarna mentaal niveau (denken)

3.1.2 COMPONENTEN VAN COGNITIEInhoud: concrete inzichten en vaardighedenFunctie: doel: betere adaptatie v individu a omgeving (universeel)structuur: object v onderzoek bij Piaget. Hoe veranderen schema’s tijdens ontw.

3.1.3 ALGEMENE CONCEPTEN: DEEL II Aanpassing: opbouw v schema’s dr indirecte interactie met omg. Waardoor met op meer

aangepaste wijze weet om te gaan met omg. Bestaat uit 2 compl. Processen assimilatie

o gebruiken v bestaande schema’s om buitenwereld te begrijpen accommodatie

o aanpassen v oude schema’s + vorming nieuwe om zich beter a omg. A te passen evenwicht : assimilatie > accommodatie onevenwicht: assimilatie < accommodatie je schrikt van de wereld

metafoor: equilibratiemodel: golvend model: voortdurend op zoek nr evenwicht alle rondrijdende voortuigen = auto’s concept w opgesplitst in subcatetorieën via proces v

o generalisatie: bestelwagen, persoonswagen, vrachtwageno differentiatie: vss ontdekken tss vss ‘auto’s’ vliegtuig ≠ auto

aanpassing: proces dat plaatsvindt in interactie met buitenwereld ontwerpen schema’s om betere connecties te maken tss wat in hoofd afspeelt en buitenwereld

organisatie: intern herschikken en verbinden v schema’s opbouwen v structuren Metatheorie

o Kind: actieve kenniszoekero Kinderen construeren ideeën over wereld die ze actief verkennen

Holistisch-organismisch mensbeeldo Zoeken nr eenheid en inherente orde via processen v aanpassing en organisatieo Inherente drang / tendens nr hoger niveau v functioneren en stabiliteit

Ontw / evolutie nr een meer aangepast functioneren : fctie vo Rijping zenuwstelstelo Actieve interactie met fysieke werkelijkheido Ervaring in interactie met sociale milieu (verzorging, opvoeding…)o Adaptieve organismische equilibratieproces

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 19: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 19

3.1.4 SENSORIMOTORISCH STADIUM: GEBOORTE – 2JAAR Opbouw schema’s dr sensorische en motorische exploratie Circulaire reacties: manier om eerste schema’s at passen. Kind stuit op nieuwe ervaring dr

eigen bew. reactie is circulair omdat baby gebeuren steeds herh.

SENSORIMOTORISCHE SUBSTADIA°-1 mnd Oefenen aangeboren reflexen Reflexen pasgeborene1-4 mnd Primaire circulaire reacties Eenvoudige mot. Gewoonten ivm eigen

lichaam4-8 mnd Secundaire circulaire reacties Herh. Interessante effecten in omg.8-12 mnd Coördinatie secundaire circulaire reacties Intentioneel, doelgericht gedrag,

objectpermanentie12-18 mnd Tertiaire circulaire reacties Exploreren eig v vw dr nieuwe hand.18 mnd – 2j Mentale voorstellingen Interne weergave objecten of

gebeurtenissen: uitgestelde imitatie3.1.4.1 SUBSTADIUM 1: INOEFENEN AANGEBOREN REFLEXEN

Aangeboren reflexen = bouwstenen sensorimotorisch denken Baby’s zuigen, grijpen en kijken altijd hetzelfde, ongeacht omstandigheden: invariant

biologisch geprogrammeerd Passieve ontvanger

3.1.4.2 SUBSTADIUM 2: PRIMAIRE CIRCULAIRE REACTIES Herh toevallige hand. Om basisbehoeften te bevredigen (eigen lichaam) Egocentrisch: vanaf eigen behoeftes Nt langer dr externe prikkel, maar dr eigen gedrag Gedrag aanpassen a omst.heden

3.1.4.3 SUBSTADIUM 3: SECUNDAIRE CIRCULAIRE REACTIES Rechtop zitten, aandacht nr externe wereld Herh. V interessante effecten die dr eigen hand. Veroorzaakt w Imitatie v vertrouwde (!) handelingen bij anderen

3.1.4.4 SUBSTADIUM 4: COÖRDINATIE SECUNDAIRE CIRCULAIRE REACTIES INTENTIONEEL GEDRAG: om eenvoudige problemen op te lossen Communiceren met buitenwereld Voorwaarden voor intentioneel gedrag

o Uitwendig gericht op objecto Middelen om doel te bereikeno Gericht op aanpassing a nieuwe toestand, gn herh. V bekende schema’so Vanaf begin doelgericht, nt toevallig

Terugvinden v verborgen objecten objectpermanentie: inzien dat obj. Blijven bestaan als ze uit zicht zijn

o Gwn object bedekkeno Onvolledige (: beginnende) objectpermanentie: A-niet-B-fout: speelgoed onder 2e

kussen: zullen blijven kijken onder 1e (nt meer in fase 5) Bijkomende voordelen

o Intentioneel handelen: begin v probl.opl.denken & ontw. v praktische intelligentieo Beter anticiperen op geb. en intentioneel proberen te verandereno Intentionele imitatieo Meer variabel zijn om te krijgen wat je wil

3.1.4.5 SUBSTADIUM 5: TERTIAIRE CIRCULAIRE REACTIES herh hand. Die op obj. Gericht z., nu met meer variaties (bv. Op andere manier studeren) Ontdekken nieuwe middelen dr actief experimenteren Gevolg: nt meer assimileren, ook accommoderen Gn A-niet-B-fout gevestigde objectpermanentie

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 20: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 20

3.1.4.6 SUBSTADIUM 6: MENTALE VOORSTELLINGEN Interne weergave v info die mens. Geest kan manipuleren

o Mentale beelden v mensen en obj / begrippen Voordelen

o Geïnterioriseerd experimenteren: problemen opl. in hoofd o Uitgestelde imitatie: gedragingen v nt-aanw. Modellen onthouden en later nadoeno Verbeeldingsspel: alledaagse en ingebeelde geb. uitbeelden

6 vss substadia w gekenmerkt dr 3 vss capaciteiten v cogn. Ontw.

1) Herh. Toevallige gebeurtenissen2) Intentioneel gedrag3) Mentale voorstellingen

3.1.5 RECENT ONDERZOEK Baby’s ku dingen veel vroeger dan Piaget beweerde Baby’s weten veel over fysieke eig. v vw indien proceduers gebruikt w waarbij ze nt actief nr

vw mtn zoekeno Methode: habituatie onderzoek dat nagaat of sequentie a gebeurtenissen ingaan tgn

verwachtingen Vaststelling: recovery (langer kijken) bij onmog. Gebeurtenis dan bij mog. Gebeurtenis Suggereert dat baby

o Verwonderd is over afw. V fysieke realiteit & zich dus bewust is vd aspect vd fysieke werkelijkheid

o Over objectpermanentie beschikt: verwacht dat obj. Achter scherm blijft bestaan Kritiek: gn replicatie + onduidelijk wat peuters nu goed begrijpen bij langer staren Mentale voorstelling vanaf 18 mnd Meer recente evidentie

o Herinneren en terugvinden v verborgen obj. Na 1 min (8mnd)o Uitgestelde imitatie komt vroeger

6wkn: imiteren gelaatsuitdrukkingen volgende dag 6-9 mnd: activiteiten volwassene imiteren 12-18 mnd: langere perioden en over veranderende contexten

Problemen opl. Dr analogie: kan vroeger dan Piaget beweerde Men moet mentale voorstelling hebben vd opl. Om deze in nieuwe situatie toe te passen (nt

zomaar trial and error)

3.1.6 EVALUTIE Sommige ontw. doen zich voor op moment v Piaget, andere eerder Verklaring vr cognitieve vaardigheden

o Baby’s w geboren met basiskennis in vss domeinen v denken?o Vlgns Piaget: alle kennis opbouwen via sensorimotorisch handelen

Theorie vd basiskennis (Core knowledge perspective): kinderen w geboren met reeks kennissystemen die toelaten om snel nieuwe info te vatten

Meerdere basisdomeinen v ‘core knowledge’o Fysieke kennis bv. Objectpermanentieo Taalkundige kenniso Psyschologische kenniso Numerieke kennis

Ruime consensus over 2dingeno Vele cogn. Veranderingen gebeuren geleidelijk en continuo Vss aspecten vh denken v baby’s ontw. zich nt tglijk, maar elk op tempo in ftie v

uitdagingen vanuit omg.

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 21: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 21

3.2 INFORMATIEVERWERKING Mentale strategieën: w toegepast op info die dr systeem stroomt waardoor die beter

onthouden en efficiënter gebruikt w 3vss types geheugen

o Zintuigelijk systeem: beelden, geluiden w rechtstreeks voorgesteld+kort opgeslageno KTG: er w actief gewerkt op bep. hoev. Info dr toep. Ment. Strat.o LTG: permanente opslagplaats vr kennis, onbeperkte capaciteit, retrieval: problemen

met terugvinden v info, info w opgedeeld in categorieën Central executive: deel v WG, centrale uitvoerende instantie sturing vh systeem structuur v systeem blijft zelfde, toename in capaciteit in fctie van

o hersenontw.o Verbetering in gebruik ment. Strategieën

AANDACHTo Snellere verwerking nieuwe infoo Efficiëntie en vermogen om focus te veranderen beterto Meer volgehouden aandacht

CATEGORISATIEo Indrukwekkende perceptuele organisatie in 1e jaaro Passieve categorisatie op basis v visuele kenmerken o Conceptuele organisatie in 2e jaaro Proces v actieve categorisatieo Gebaseerd op nt-waarneembare elementeno Verschuiving dr toename in kennis vd wereld objectverkenners en ouders die obj.

Vernoemen GEHEUGEN

o Habituatie-onderzoek en operante cond. focussen beide op herkenning: opm. dat stimulus gelijkaardig/identiek is aan 1 die men vroeger gezien heeft

o ≠ herinnering: zonder perceptuele ondersteuning Positief

o Denken nauwkeurig geanalyseerd in vss componenten Negatief

o Componenten w nt geïntegreerd in omvattende theorie over ontw. vh denken

3.3 SOCIALE CONTEXT VAN COGNITIEVE ONTWIKKELING (VYGOTKSY) Soc. Contexten dragen bij tot cogn. Ontw. Zone van Naaste Ontw.: reks taken die kind nt alleen kan uitvoeren maar kan leren met hulp v

ervaren partners bv. Aanleren v taal

3.4 MENTALE VAARDIGHEDEN Cogn. Theorieën proberen proces v ontw. te verklaren Specialisten inzake mentale VH(vaardigheden) richten zich op cogn. Producten (voorspellen) Bij jongere kinderen: meestal perceptuele en motorische reacties, ook vroege taal & probl.opl. Bayley Sclaes of Infant Development omvatten

o Cognitive scaleo Language scaleo Motor scale

Resultaten v mensen op elke leeftijd: vormen normale / klokvormige verdeling = normen waarmee anderen vgl w in toekomst

IQ: score om prestatie ve kind op IQtest te vgl met die v andere kinderen, zelfde leeftijd Intelligentie aangeboren? NEE: intelligentietests: slechte voorspellers vr latere intelligentie

o Intelligentie schommelt, jonge kinderen snel afgeleid, op jonge leeftijd meer motorischo OQ: ontwikkelingsquotiënten

Predictie beter voor zeer laag scorende baby’s gebruikt als screeningsinstrument Taken gebruikt als meting v ment. Mog.

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 22: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 22

o Habituatie en herstel-snelheid : indicatie v denksnelheid Habituatie en herstel, objectpermanentie en categorisatie: opgenomen in Bayleytest

3.5 TAALONTWIKKELING Snelle ontwikkeling

o Eerste woord op 12 mndo 1.5-2j: 2woord zino 6j: ws < 10.000 woorden

3.5.1 THEORIEËN OVER TAALONTWIKKELING Behavioristisch: operante cond. + imitatie Nativistisch: aang Language Acquisition Device (LAD) bio. vb. om regels v taal te leren Interactionisme: samenwerking innerlijke capaciteiten en omgeving, soc. Context belangrijk

3.5.1.1 BEHAVIORISME Skinner: taalontw. Toeschrijven a invl. Uit omg. 3 visies

o Operante conditionering: ouders versterken klanken die op woorden lijkeno Imitatie: nabootsen zinnen / klankeno Combinatie vd 2

Probleem: kinderen genereren uitspraken die nt versterkt / geïmiteerd zijn imitatie en operante cond. ONDERSTEUNEN vroege taalontw, gn sluitende verklaring

3.5.1.2 NATIVISME Chomsky: taal te complex om aangeleerd /ontdekt te w dr kinderen zonder veronderstelling v

aangeboren potentieel opl: language acquisition devide (LAD): aangeboren systeem, omvat geheel v regels, gem. a

alle talen Systeem laat kinderen toe om te begrijpen & spreken op door regels gedreven manier, zodra

ze genoeg woorden hebben opgepikt Evidentie:

o Over hele wereld: mijlpalen mbt taal in bep. volgordeo Beschikken over ritmische sensitiviteit vr zinnen en woorden o Geïsoleerd opgevoed? blijvende taalproblemen bewijs vr kritische periode vr

taalontw. Waarin aangeborden taalpotentieel kan w toegepast Tegenevidentie:

o Gem. gramm. Systeem (~basisset) vr alle talen nt gevondeno Taalontw. Verloopt geleidelijk (ipv snel) meer leren dan Chomsky veronderstelde

3.5.1.3 INTERACTIONISME Taalontw. Dr interacties tss aangeboren capaciteiten (nature) en invl. Uit omg. (nurture) 3 factoren belangrijk

o Aangeboren capaciteiteno Sterk verlangen om met anderen om te gaan o Rijke taal- en sociale omgeving

3 factoren ku vss belang he vr vss taalcomponenten: uitspraak, gramm, ws, comm.vaardigh

3.5.2 VOORBEREIDING OP PRATEN Eerste taalklanken; vocalisaties (cooing) en brabbelen Echte communicator w: gedeelde aandacht, geven en nemen, pre-verbale gebaren

3.5.2.1 VOCALISATIES EN BRABBELEN 1e levensjaar: pre-linguale periode: basis vr eigenlijke taalgebruik

o <6 weken: interesse in stemgeluiden en vss tss taalklankeno 2mnd: vocalisaties: produceren klinkerachtige geluiden (bv. Ooo, aaa : welbehagen

Pre-linguale periode

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 23: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 23

o Vanaf 4 mnd: brabbelen (babbling): medekl toegevoegd + medekl-klinker combinatie herh. In lange reeksen = nonsense combinaties (polyglot of universeel brabbelen)

o Vanaf 8 mnd: brabbelen wr mr gemodelleerd nr eigen taal (mr taalspecifiek= monoglot of aangepast brabbelen

3.5.2.2 COMMUNICATIEVAARDIGHEDEN Communiceren: interactief proces waarbij beide comm.partners op elkaar afgesteld mtn zijn

(vb. gedeelde aandacht, beurtelings spreken)o Gedeelde aandacht (joint attention)

Vanaf 4 mnd: baby kijkt in zelfde richting als volw. Volw. Kijken in zelfde richting als baby en benoemen omg.

o Geven en nemen Spelletjes waarbij spelers om de beurt meedoen inzicht in beurtelings karakter v conversatie

o Preverbale gebaren Om gedrag v anderen te beïnvloeden inzicht dat taal tot gewenste resultaten kan leiden

3.5.3 BEGINNEN TE PRATEN Eerste woorden

o Onder- en overextensie Twee-woorden zinnen

o Telegramstijl

3.5.3.1 EERSTE WOORDEN 6 mnd: ‘mama’ en ‘papa’ ku onderscheiden 12 mnd: eerste oorden Sommige woorden: samenhang met cogn. Prestaties

o Object-permanentie: ‘weg’o Puzzelstuk ku in puzzel stoppen ‘oh’

Woorden w op meer emotionele wijze uitgesproken ( wemmie: Joepie, we gaan zwemmen) Belangrijke mensen (mama,papa) Alles wat beweegt (auto, bal, kat) Bekende handeling (op, meer) Resultaten bekende handelingen (vuil,nat, warm) 2 kenmerken bij gebruik van woorden

o Onderextensie: term w te eng toegepast (lievelingsknuffel= beer, andere gn beren)o Overextensie: term w te breed toegepast (vliegtuig, tractor, camion = auto’so Meestal overextensie omdat ze woord nt herinneren

Onderscheido spreken (production): zelf benoemen v dingen vaker overextensieso begrijpen (comprehension): minder overextensies: object aanduiden: minder fouten

3.5.3.2 TWEE-WOORDEN ZIN Telegram-stijl: 2 woorden, kortere en minder belangrijke weggelaten (20-26mnd) Eenvoudige vorm (willen…, meer…) Veel vroege combinaties v woorden fout vlgns regels volw. (vanaf 2,5j meer gramm.) Regels wel gevolg? kopie v paren v woorden v volw.

3.5.4 INDIVIDUELE VERSCHILLEN Omgeving: taal gericht nr kind ‘Child directed speech’(CDS) Informatieve waarden zeer hoog

o Kortere zinnen, tragero Hoge stem, meer articulatieo Overdreven expressiviteit (meer emoties)o Duidelijke uitspraako Herh. Nieuwe woorden in nieuwe contexten

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 24: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 24

o Voorkeur vr CDS vanaf geboorteo Vanaf 5 mnd: sterke responsiviteit vr CDS

Geslacht: meisjes lopen vooruit op jongens ovv vroege ontw. WS dooro Snellere hersenontw.o Interactie tss snellere hersenontw. en sociaal responsieve omgeving (volw. praten

meer met meisjes dan met jongens) Persoonlijkheid: teruggetrokken kinderen beginnen later te praten Stijl van praten (beide paden tot zelfde resultaat)

o Referentieel WS: refereren nr objecten Peuters die graag omgeving ontdekken Peuters imitere ouders die objecten benoemen

o Expressief WS: uidrukking geven a wensen, gevoelens meer vnm, soc. Zegswijzen Sociaal georiënteerde kinderen Ouders gebruiken meer routines

Taalnormeno 2 mnd vocalisaties (cooing)o 4 mnd brabbeleno 8-12 mnd brabbelen als volw. Taalo 12 mnd 1e herkenbare woordo 18-24 mnd WS 50-200 woordeno 20-26 mnd 2 woorden combineren

Zorgen maken: substantiële achterstand op deze normeno Laat brabbelen (trage taalontw.)o 2j: gn richtlijnen ku volgen, gedachten moeilijk onder woorden brengen (mog. Probl.

Gehoor / taalstoornis)

3.5.5 ONDERSTEUNEN VAN VROEGE TAALVERWERVING

Baby’s Reageren op vocalisaties en brabbelen Aandacht vestigen en reageren op gedeelde aandacht Sociale spelletjes spelen

Peuters Samen spelen (verbeeldingsspel) Vaak met elkaar praten Voorlezen & over boeken praten

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 25: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 25

4 EMOTIONELE EN SOCIALE ONTWIKKELING IN DE 1E 2 JAREN4.1 ERIKSON

Leeftijd Freud stadium Erikson stadium1e jaar Oraal Basisvertrouwen wantrouwen2e jaar Anaal Autonomie schaamte / twijfel

4.1.1 ERIKSON: EERSTE LEVENSJAAR Freud: nadruk op ID

o 1e levensjaar: orale fase: behoefte a voeding en orale stimulatie cruciaal Erikson: meer nadruk op ontw. Vh EGO

o Goed verloop ontw. Hangt af v kwaliteit v zorg (nit v hoev. Orale stimulatie)o Oraal-sensorisch stadium: alle zintuigen erin betrokken

Basisvertouwen wantrouweno Cruciale rol beschikbare & sensitieve oudero Wederzijdse bevestiging & vertrouwen: tot uiting via rituelen: pos. Fcties zoals geven

v gevoel v veiligheid, erkenning, voorspelbaarheid

4.1.2 ERIKSON: TWEEDE LEVENSJAAR Freud: anale fase

o Driften gecentreerd rond ontlastingo Leren controle verwerven over impulsen

Erikson: toilettraining= 1 aspecto 1jarige peuter: mt ook leren zelfvertrouwen te winnen mtb andere zakeno Eigen wil ‘protestfase’ of ‘koppingheidsfase’

Kernconflict: autonomie schaamte en twijfel Positieve oplossing: aanbieden gepaste begeleiding en redelijke keuzes

o Peuter uit individualiteit en wint a zelfvertrouwen Negatieve uitkomst: twijfel en angst

o tekort a zelfbeheersing en –controle, gepaard met schrik op veroordeling dr anderen o te sterke blootstelling: averechts effect koppigheid en rebellie

4.2 EMOTIONELE ONTWIKKELING4.2.1 BASISEMOTIES

Emoties: belangrijke rol in ontw. Die Erikson belangrijk vond (relaties met verzorgers, verkennen omgeving, ontdekking vh zelf)

Basisemoties (geluk, angst, woede, verdriet, verbazing, walging)o Universeel bij menseno Lange geschiedenis in evolutie en overlevingswaardeo Ku afgeleid w uit gelaatsuitdrukkingen

In begin bij baby: weinig differentiatie, 2 globale toestanden v opwinding (arousal): aantrekking tot aangename en terugtrekking van onaangenaame stimulus

o Vooral weerspiegeling v al dan nt bevredigd zijn v fysiologische behoefteso Solitair en zelfgenoegzaam karakter (nt gericht op anderen)

Primaire circulaire reacties in cogn. Ontw. En adualiteit (cfr) Geleidelijk uitgroeien tot duidelijke, goed georganiseerde signalen

o Op ong. 6 mndo Emoties variëren mee met sociale omgeving (responsieve / depressieve moeder)

Gevolg: interne gemoedstoestand v peuter kan agelezen w v expressie v emoties

4.2.1.1 BASISEMOTIE: GELUK (glim)lach belangrijk

o Verbindt baby en ouders met elkaaro Uitdrukking vh beheersen nieuwe vaardh. bevordert copetentie

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 26: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 26

Glimlacho Eerste wkn: als voldaan + nt gedifferentieerdo 6-10 wkn: eerste sociale glimlach (contactglimlach) uitgelokt dr mens gelaat)

Hangt samen met toenemende gevoeligheid vr complexiteit v vis. Patr. Lach

o 3-4 mnd: als reactie op actieve stimuli (kiekeboespel)o 10-12 mnd: vss vormen v lachen

Meer gereserveerd nr vreemde Kraaien v plezier, lokt zelf glimlach uit en versterkt band met ouders

o Opm. vss lach nr vreemde VS nr bekend gezicht vereist Herkenning (cogn. Ontw.) Voorkeur vr bekend gezicht VS vreemd gezicht

4.2.1.2 WOEDE EN ANGST Woede

o Frequentie / intensiteit neemt toe: uitdrukking v protesto Waarom

Is adaptief bij verkenning omgeving Cogn. Ontw.: intentioneel gedrag stellen (Piaget), waardoor je weet krijgt v

factoren die doelstellingen verhinderen Angst

o Neemt toe in 2e helft 1e levensjaar: w pas nuttig als je kan ontsnappen a angstige situatie stappen

o Meest frequente uitdrukking: tegenover onbekende volw. (vreemdenangst, 8mnd)o Parallel verloop met glimlachen nr vertrouwde menseno Indicatie dat kind onderscheid leert maken tss vss gezichten o Vreemdenangst: hangt af v meerdere factoren: temperament kind, vroegere ervaring

met vreemden, situatie en stijl v vreemdeo Scheidings(/separatie)angst: 8 mnd, angst om dr verzorgingsfiguren verlaten te w

Logisch gevolg v hechte band die w opgebouwd

4.2.1.3 BASISEMOTIES: EERSTE VERSCHIJNENGeluk Glimlach: van bij geboorte

Sociale glimlach : 6-10 wkn Lachen: 3-4 mnd

Woede Algemene ‘distress’(=stress bij geboren worden ~traumatische gebeurtenis) : bij geboorte

Woede: 4-6 mndAngst Eerste angsten: 2e heft 1e jaar

Vreemdenangst: 6-12 mnd Scheidingsanst: 6-15 mnd

4.2.2 BEGRIJPEN EMOTIES VAN ANDEREN Emotionele besmetting: natuurlijk aangeboren eigenschap, overnemen van emoties v mensen

in je omgeving vroege kinderjaren Herkennen gelaatsuitdrukkingen van anderen : 7-10mnd In begin

o Imiteren gezichtsuitdrukking v andereno Vaststellen / ontdekken v emoties v anderen dr automat. Proces v emo. Besmetting

Geleidelijk ontdekken dat emoties gerelateerd z a bep. Gebeurtenissen / personen Sociale bevestiging zoeken (Social referencing): kind baseert zich op emo. Reactie v

vertrouwenspers. om situatie te ku duiden & te ku beslissen hoe te reageren in onzekere sit.o kinderen kijken heel vaak nr ouders om te zien hoe ze situatie mtn inschatten, of iets

veilig is, wat iets is, kijkt vr bevestiging… Voordelen sociale bevestiging

o Krachtige methode om negatieve gebeurtenis te vermijdeno Omg. Leren kennen dr onrechtstreekse ervaring

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 27: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 27

o Eigen interne emo toestand beter benoemen en leren ke dr vgl met die v ouderen Dus: emo signalen v anderen: interne toestanden afleiden + richting geven a eigen handelen

4.2.3 ZELFBEWUSTE EMOTIES Emoties zoals schuld, trots, jaloezie en verlegenheid !! schuld =/= schaamte

o schuldig: specifiek gedrag, reparatieve tendens: fout goedmakeno Schaamte: meer destructieve emotie, volledige persoonlijkheid is aangetast

Komen nr voren rond midden 2e jaar tgv groeiend zelf-bewustzijn Behoefte a richtlijnen volwassenen over wanneer je ze voelt He betrekking op gevoel een eigen ‘zelf’/’ego’ te zijn (Sense of self)

o Hogere ordeo rol in gedragingen v kindn die verb. Houden mt prestaties en in morele gedr.o Situaties waarin ouders emoties aanmoedingen: cultuurvss!

4.2.4 EMOTIONELE ZELF-REGULATIE Jonge kinderen vertrouwen op verzorgers om te troosten Zelf-regulatie: neemt toe in 1e jaar, met hersenontw. Emotionele zelfregulatie: strategieën om emo toestand tot comfortabel niveau te brengen

doelen bereiken ( overweldigd zijn dr emoties) Eerste maanden: beperkt vermogen om emoties te reguleren Verzorgers dragen bij tot (stijl v) emotionele zelfregulering vh kind

o Tolerantie vr stimulatie neemt toe: mate v stimulatie aangepast a mog.heden kindo Ouders die adequaat en sensitief troostend optreden wachten om tss te komeno Ouders leren wat soc. Aanvaard is (pos. Emoties vaker imiteren dan neg.)

! geslachts- en cultuurvss (jongens en collectivistische culturen minder emotie-expressie) 2e levensjaar: peuters beter in staat tot zelfregulatie in stressmomenten

o Dankzij voorstellingsvermogen (Piaget) en taal zichzelf troosten o Fysieke troost zoekeno Moeder opzoeken

Beter emoties benoemen verzorger kan beter meeleven (mt nt mr raden) ~expressieve stijl

4.3 TEMPERAMENT Stabiele ind. Vss in kwaliteit en intensiteit v reactivatie en zelfregulatie Thomas en Chess: bekende longitudinale: basis huidig onz. Over pers.ontw.

o Temp. Voorspelt psychologische aanpassingo Opvoedingsstijl ouders beïnvloedt emo stijl kind

4.3.1 STRUCTUUR VAN TEMPERAMENT Thomas en Chess

o Activiteitsniveau: hoe actief ben je?o Rimiciteit: vaste momenten om te eten, slapen…o Verstrooidheido Toenadering / wegtrekkeno Aanpassing: nieuwe oppas angstig of leuk?o Aandacht en volhardingo Intensiteit v reactie: hoe hevig ben jeo Niveau responsiviteit: gemakkelijk troostbaar of lang in triestige mood?o Kwaliteit v affect: grumpy of goedgezind?

9 dimensies resulteren in 3 typeso Makkelijk (assertief) / moeilijk (aggressief, koppig) / slow-to-warm-up (bang om te snel

en te veel geprikkeld te w) / (nt geclassificeerd) (Grafiek reactiviteit-zelfregulatie p163) Gemakkelijk: 40%

o Als baby: snel tot regelmatige gewoontes (routines)o Meestal opgewerkt

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 28: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 28

o Past zich makkelijk a nieuwe ervaringen a Moeilijk: 10%

o Onregelmatig inzake dag. Gewoontes (routines)o Reageert neg. En intenso Trage aanpassing a nieuwe ervaringen a

Slow-to-warm-up: 15% o Nt actiefo Reageert matig en weinig intens op omg., neg. Stemmingo Trage aanpassing a nieuwe ervaringen

Nt geclassificeerd 35%o Vertonen unieke combinatie v temperament-kenmerken

Problemeno Meeste bij moeilijk kind: angstig en teruggetrokken gedrag en agressief gedrag in

voege en midden-kleutertijdo Bij slow-to-warm-up: overdreven angstig / traag gedrag op school /bij leeftijdsgenoten

Nieuwe classificatie v Rothbart vss op 3 punten v Thomas en Chesso Combinatie v sommige dimensies: verstrooidheid + aandachtspanneo Weglaten v te globale dimensies (ritmiciteit)o Nieuwe dimensie: : irritatie

Thomas en Chess Rothbart Activiteitsniveau Ritmiciteit Verstrooidheid Toenadering / wegtrekken Aanpassing Aandacht en volharding Intensiteit v reactie Niveau v responsiviteit Kwaliteit v affect

Reactiviteito Activiteito Aandacht en volhardingo Angstige distresso Geïrriteerde distresso Positieve affect

Zelf-regulatieo Effortful control

4.3.2 METEN TEMPERAMENT Methoden

o Interviews met / vragenlijsten vr ouderso Gedragsbeoordelingen dr mensen die kind kennen o Laboratoriumobservatieso Fysiologische metingen

Waardeo Beoordelingen v ouders vaak onder kritiek vooringenomen en subjectiefo Correleren matig met gedragsobservaties

4.3.3 STABILITEIT TEMPERAMENT Begrip ‘temperament’ impliceert stabiliteit

o Vele studies: steun a idee v stabiliteit op lange termijno Stabiliteit meestal laag tot matigo Vele kenmerken (schuchterheid, sociabilititeit) enkel stabiel vr extreme waarden

Reden: temperament ontw. Zelf (bet. Activiteitsniveau verandert) Gevolg: predictie op lange termijn: pas vanaf 2e levensjaar en later Maar: veranderingen bij vele kinderen – suggereren dat ervaringen kenmerken v

temperament (bio basis) ku wijzigen Nature en nurture

4.3.4 GENETISCHE INVLOEDEN (NARTURE) Temperament impliceert genetische basis Evidentie

o 1-eiige tweelingen meer gelijkaardig temperament dan 2eeiige tweelingeno Slechts 50% vd ind. Vss terug te voeren op gen. vss

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 29: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 29

o Etnische vss: Aziatische baby’s: minder actief, minder irriteerbaar, minder geluid, makkelijke te troosten dan blanke baby’s

o Geslachtsvss: jongens actiever, durven meer (meisjes meer angstig, terughoudend)

4.3.5 OMGEVINGSINVLOEDEN (NURTURE) Gen. vss w vaak versterkt/geaccentueerd dr opvoeding

o Opv. Consistent mt genderstereotypen: aanvankelijk geobserveerde vss w uitvergroot geneigd om vss te zien mr mening beantwoordt nt per se a realiteit

o Ouders proberen unieke kenmerken te beklemtonen, zullen kinderen opvoeden in fctie hiervan

Conclusie: complexe interactie tss genetica en omgeving

4.3.6 GOODNESS-OF-FIT MODEL (THOMAS & CHESS) Model dat verklaart hoe temperament en omg. Samen tot gunstige result. Ku leiden

o Men richt opvoedingsomg. In waarin temp. V elk kind erkend w (FIT) om zo meer aangepast fctioneren at moedigen

o Verklaart waarom moeilijke kinderen vaak probl. He Hangt af v cult. Waarden bv. Schuchter z

o Westen: sociale incompetentieo China: grote soc. Maturiteit en inzicht

4.4 GEHECHTHEID = sterke affectieve band mt bijzondere mensen in ons leven die zorgt vr plezier, vreugde en

troost i tijden v stress Oudere theorieën

o Psycho-analyse: voeding = primaire context waarin band uitgebouwd w (orale fase)o Voedsel: primaire drijfveer, hechting = neveneffecto Klassieke conditionering: tijdens voeden ontw. Voorkeur vr aanrakingen dr moeder

(pos. Gevoelens (CR) v hongerbevrediging w a moeder toegeschreven)o Operante conditionering: psychological care of infant en child (nt oppakken bij huilen)

TEGENEVIDENTIE TEGEN OUDERE THEORIEËN ‘HECHTING GEVOLG V VOEDSEL’1. Experiment Harlow: aapjes met stalen moeder met of zachte moeder zonder voedsel

o Experiment A: 2 condities Aapjes verkiezen zachte moeder boven draadmoeder nt enkel voeding

o Experiment B: groep 1 bij zachte moeder, groep 2 bij draadmoeder, beide groepen evenveel melk

Bij blootstelling a harde, intense geluiden: 1: toevlucht tot moeder, snel weer rustig / 2: angstig op de grond gaan liggen

2. Ontw. V gehechtheid met familieleden die ons nt voeden (broer, beste vriend…)3. Studie weeskinderen: materieel comfort maar psychisch lijden dr cte personeelswissel

4.4.1 ETHOLOGISCHE THEORIE = inspiratiebron vr Bowlby ‘Attachment and loss’

o Alg: mensen w geboren mt geheel v erf. Geprogram. Strat.: behulpzaam vr instandhouden vd soort

o Concreet: hechtingsgedragingen zorgen vr opbouwen ve emo band mt verzorgingsfig.o Gedragingen= onderdeel ve hechtingssysteem dat id evolutie nr voor is gekomen

bevordert overleving (evolved response) FASE 1: nog gn gehechtheid (geboorte - 6 weken) Pre-attachment fase

o Ondanks asociaal wezen aantal aangeboren signaleno Brabbelen uitlokken pos. Interactieo Vertrouwde verzorger onbekende: gn vss

FASE 2 : beginnende gehechtheid (6 wkn - 6/8 mnd)o Begin differentiële reactie: voorkeur vr bekende gezichten (selectieve soc. Glimlach)o Gevoel v (basis)vertrouwen obv al dan nt contingent reageren vd moeder

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 30: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 30

o Ng gn reactie op separatie v moeder FASE 3 : duidelijke gehechtheid (6/8 mnd – 18-24 mnd) Clear-cut attachment

o Gehechtheid a vertrouwde verzorger = duidelijk aanw.o Separatieangst: paniek wanneer primaire hechtingsfiguur weggaat (6-15mnd)o Baby wil aanw. Verzorger bestendigen (volgen, op schoot klimmen…)o Veilige uitvalbasis: vertrouwde verzorger: punt vanwaaruit omgeving verkend w en

waar men nr kan terugkeren vr emo steun FASE 4: ontstaan wederkerige relatie (vanaf 18/24 mnd)

o Voorstelling en taal (verhaaltje lezen voor weggaan) Uit deze fases: ontw. V intern werkmodel: geheel v verwachtingen over beschikbaarh.

Gehechtheidsfig. En kans op hun hulp in stressmomenten, model vr alle latere intieme relaties OPM: veilig gehechte kinderen snappen nt waarom volw. Nt komen helpen terwijl bij onveilig

gehechte kinderen gwn zijn alles alleen te doen Voorw. Om veilige hechtingsfig. Te w

o Nabijheid / beschikbaarheido Fysieke en emo. Veilge haveo Veilige uitvalsbasis om te exploreren

4.4.2 METEN VAN GEHECHTHEID: 4 HECHTINGSSTIJLEN Strange situation laboratorium situatie

o Vreemde persoon komt binnen, ouder gaat weg = Separatiefase: om separatieangst aan te wakkeren

o Rëuniefase: fase waarin ouder terug binnenkomt Principes

o Veilig gehechte kinderen: ouder veilige uitvalbasis vr verkenning onbekende ruimte o Als ouder weggaat: onbekende= minder troost vreemdenangst ( exp. v 6tot20 mnd)

Veel aandacht vr rëuniefase!! Veilige gehechtheid (60%)

o Ouder= veilige haven: emotioneel bijtankeno Separatie: even van slag, duidelijke voorkeur vr oudero Rëunie: actief contact zoeken, huilen mindert snel, vlot getroost, spelen snel verder

Vermijdende gehechtheid (avoidant) (15%)o Nt-responsief tov oudero Separatie: gn zichtbare (wel fysiologisch meetbare) ‘distress’, zelfde reactie op ouder

als op vreemdeo Rëunie: vermijden ouder, traag in begroeten, ondergaan opgepakt w

Angstig-ambivalente gehechtheid (resistant) (10%)o zoeken nabijheid ouder, weinig exploratieo separatie: huilen opeisen vd moedero Rëunie: woede, verzeot, duwen slaan, bijven huilen, moeilijk getroost

Gedisorganiseerde / gedesoriënteerde gehechtheid (15%)o Vertonen grootse onveiligheido Rëunie: hele reeks verwarde, tegenstrijdige gedragingen (blik afwenden, vlakke,

depressieve emotie, ‘bevroren’ houding

4.4.3 HECHTING EN PSYCHOSOCIALE ONTWIKKELING Veilig gehecht: hoge zelfwaardering, soc. Competent, populair, werkt goed samen Vermijdend (avoidant): geïsoleerd, weinig contacten Afwerend of angstig-ambivalent (resistant): storend en moeilijk gedrag Gedisorganiseerd / gedesoriënteerd: grote vijandigheid en agressie Bedenkingen bij onderzoek

o Causale verbanden ng nt aangetoondo Sommige studies bevestigen trend nt

Verklaring vr effecteno Mog. Continuïteit v opv bep of veilige gehechtheid verbonden zal z mt latere ontw.

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 31: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 31

o Kinderen weerbaar en ku onveilige gehechtheid overkomen

4.4.4 STABILITEIT GEHECHTHEID Kwaliteit v gehechtheid= meestal veilig en stabiel vr baby’s uit midden-SES in gunstige

levensomstandigheden Overgang onveilig veilig: goed functionerende moeders die rol beter beginnen kunnen Overgan (on)veilig onveilig: lage SES: veel stress, weinig steun Conclusie: veilig gehechte baby’s behouden status vaker dan niet-veilig gehechte baby’s

o Uitz.: gedisorganiseerd / gedesoriënteerd: zeer stabiel over 2e levensjaar

4.4.5 CULTURELE VERSCHILLEN Cross-cultureel ond. gehechtheidspatronen vss over culturen Duitse ouders: moedigen aan tot onafhankelijkheid, vermijdend komt vaker voor Japanse ouders: laten kindn zelden alleen bij vreemden, angstig-ambivalent komt meer voor In alle culturen: veilige gehechtheid komt vaakst voor

4.4.6 DETERMINANTEN VAN HECHTINGSKWALITEIT

4.4.6.1 MOGELIJKHEID TOT HECHTING Kinderen in instelling: emo problemen

o Nt dr scheiding vn moeder maar doordat ze gn band konden vormen mt bep. Volw.o Later geadopteerd: goede band met adoptieouders maar sociale en emo probl.

Dus: normale ontw. Gehechtheid hangt mog. af v ku vormen v nauwe band met verzorgers in 1e levensjaren sensitieve / kritische periode

4.4.6.2 KWALITEIT OPVOEDINGSSTIJL Algemeen: sensitieve opv.: snel, consistent, op juiste manier met baby’s omgaan, zacht en

vol zorg vasthouden (kwaLiteit, nt kwaNTiteit v interactie!! Specifiek: interactie-synchronie: verzorger reageert op signalen kind op goed-getimede

ritmische, gepaste manier. Beide partners stellen emo toestanden op elkaar af, vooral pos. Vermijdend (avoidant)

o Overstimulerende / intrusieve opvoedingo Vermijding = ontsnapping

Angstig-ambivalent (resistant)o Gebrek a betrokkenheid op juiste momento Inconsistente opvoeding: gn reactie op signalen, exploratie onderbrokeno Gn objectpermanentie v verzorgingsfigureno Baby sterk afh. + kwaad owv gebrekkige betrokkenheid

Gedisorganiseerd / gedesoriënteerdo Vaak mishandeling (bij alle 3 onveilige vormen)o Vaak depressieve moeders

4.4.6.3 MATERIËLE OMSTANDIGHEDEN GEZIN Stress en instabiliteit (jobverlies, scheiding, fin. Moeilijkheden, vaak verhuizen)

o Direct: discussies en conflicto Indirect: verminderde sensitieve verzorgingo Instabiliteit verminderde sensitieve zorg kwaliteit hechting

4.4.6.4 OUDERKENMERKEN Interne werkmodellen van de ouders zelf

o Objectiviteit & evenwicht in beschrijving eigen ervaring veilige baby’s = percepties v ouders

o Ervaringen onbelangrijk vinden of deze ervaringen woedend of in de war beschrijven onveilig gehechte baby’s

Maar: interne werkmodellen= gereconstrueerde herinneringen, beïnvloed dr o Gebeurtenissen in levensloopo Persoonlijkheid

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 32: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 32

o Huidige levenstevredenheid …

4.4.6.5 KENMERKEN VAN HET KIND Onduidelijke samenhang tss temperament v kind en kwaliteit gehechtheid

o Bv. Kwaad reageren bij scheiding: gevolg v temperament of onveilige hechting? Belangrijke reden waarom kenmerken kind nt sterk samenhangen met gehechtheid invloed

hangt af van goodness-of-fito Vele kenmerken vh kind ku leiden tot veilige gehechtheid, zolang verzorger sensitief is

en opvoeding aanpast ad behoeften vh kind

4.4.7 MEERDERE HECHTINGSFIGUREN Vaders, broers & zussen, grootouders, professionele verzorgers

4.4.7.1 MEERDERE HECHTINGSFIGUREN: VADERS Sensitieve verzorging dr vader voorspelt veilige gehechtheid Vss rol

o Moeder: verzorgero Vader: speelkameraad

Verandering tgv werkende vrouwen Vaders die erg betrokken zijn bij opvoeding kinderen zijn

o Minder stereotiep in opvattingen geslachtsrolleno Hebben sympathieke, vriendelijke persoonlijkheido Zien ouderschap als verrijkende ervaring

Warme, voldoening-gevende huwelijksrelatie ondersteunt betrokkenheid op kinderen, vooral belangrijk vr vaders

4.4.7.2 MEERDERE HECHTINGSFIGUREN: BROERS EN ZUSSEN Geboorte jongere broer/zus

o Vaak moeilijke ervaring: jaloezieo Positieve reacties: bezorgdheid

Conflict tss broers/zussen neemt toe als 1 v hen zeer actief/emotioneel is Veilige gehechtheid & warmte tov kindn hangt samen mt positieve interactie tss broers/zussen

o Omgekeerd: afstandelijkheid hangt samen met wrijvingen tss broers/zussen Speciale momenten voorzien met oudste kind (uitleggen behoeften jongste kind) = bijdrage tot

harmonische relaties tss broers/zussen

4.4.7.3 BARTHOLOMEW EN HOROWITZ

4.5

ONTWIKKELEN VAN HET ZELFBEELD4.5.1 ZELFBEWUSTZIJN

Ikzelf Mij-zelf Gevoel v zichzelf als handelende instantie

(handelende agent) Afgescheiden vd omgeving/wereld Kan eigen gedachten en handelingen onder

controlehouden Ervaring dat je iem. bent die intentioneel kan

handelen, je ervaart jezelf als een afgescheiden iets vd wereld of omgeving,

Gevoel v zichzelf als object v kennis en evaluatie

Kwaliteiten die zelf uniek maken lich. kenmerken, bezittingen, houdingen, overtuigingen, pers.heid

Ervaring v buitenaf, vragen stellen over labels of evaluatie die met jezelf te maken hebben, je treedt in ander perspectief nr

Louise De Meulenaer 2017-2018

Angstig, gepreoccupeerd: vaak jaloezieproblemen, laten identiteit bep. dr ander hyperafhankelijk vd ander in relatie : zeer kwetsbaar

Angstig vermijdend: grootste onzekerheid over zowel jezelf als over de anderen

Vermijdend: zelf sterk op onafh. Staan, inmenging v anderen: gezien als bemoeizuchtig kritisch a anderen

VeiligAngstigGepre-

occupeerd

VermijdendAngstig

Vermijdend

ANDER POSITIEF

ZELF NEGATIEF

ANDER NEGATIEF

ZELF POSITIEF

Page 33: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 33

ervaring van binnenuit jezelf kijken alsof het ander persoon is Eerste stap : bewustzijn lichaam als eigen identiteit

o Meer kijken nr perspectief observator dan nr eigen perspectief bij video over zichzelf Ik-zelf komt eerst

o Begin; in inzicht dat eigen handelingen voorspelbare acgties veroorzaken v voorwerpen en andere mensen (intentioneel stadium bij Piaget)

o Aanmoedigen exploratie bevordert ontw. v ik-zelf Ikzelf goed en grondig ervaren: inzien dat acties en handelingen gev. he op buitenwereld=

belangrijk Mij-zelf komt later (2e levensjaar)

o Zichzelf herkennen op foto’s, in de spiegelo Gebruik pers. Vnm

Verdere ontw.o Ontstaat zelf-bewuste emoties: schaamte, schuld (pas als je je bewust bent v jezelf)o Pogingen perspectief anderen te begrijpen: empathie: vermogen om emo toestand v iem.

anders te begrijpen en mee te voelen of emo. Op gelijkaardige manier te reageren Bv. Anderen troosten op manier waarin men zelf troost vindt ! zien ook hoe ze anderen pijn ku doen of raken

4.5.2 ZELF-CATEGORISATIE Categorisch zelf: hangt samen met taalontw.

o Mij-zelf: zichzelf vgl met andereno Tss 18-30 mnd: zichzelf en anderen indelen in categorieën v leeftijd, fysieke

kenmerken en goed en slecht

4.5.3 ZELF-CONTROLE Vermogen om weerstand te bieden a impulsen tot sociaal on aanvaarbaar gedrag en neg.

Emoties, capaciteit tot onderdrukken v directe impulsen met als doel om op langere termijn doelen te behalen

o Vanaf 12-18 mnd, neemt toe in vroege kindertijd Gebaseerd op

o Inzicht v zichzelf als handelende instantie (agent)o Inzicht v zichzelf als iem. die normen kan overtredeno Herinnering v verzoek

Gehoorzaamheid: verschijnt tss 12-18 mndo Bv. Marshmellowtesto Vereist zelfcontrole en dus ook ‘mijzelf’: mt inzien hoe wachten voordelig kan zijn op

LT

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 34: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 34

5 FYSIEKE EN COGNITIEVE ONTWIKKELING IN DE VROEGE KINDERTIJD: 2-6 JAAR

5.1 FYSIEKE ONTWIKKELING Toename gewicht (8 kg, tot +- 20kg) 110-120 cm: hoofd groeit minder snel dan rest lichaam Einde kleutertijd: verlies melktandjes Asynchronie: vss lichaamsdelen volgen vss groeipatroon

o Gewicht en lengte: algemeen groeipatroono Hoofd, hersenen, genitaliën niet

5.2 MOTORISCHE ONTWIKKELING Ruwe motorische ontw.

o Sterker(e) evenwicht / balans dr hersenontw.o Inhaalbeweging v groei rest lichaam: verschuiving zwaartepunt

Leren lopen als volw.: hielen en armen meebewegen, springen, lopen Gooien en vangen bal 3wieler

Fijne motorische ontw.: sterke toename Gevolg: toegenomen zelfredzaamheid: onafh., gn hulp mr nodig, gevoel v trots…

o 3 – 4 j: vorko 5 j: mes en vorko 6 j = schoenen knopen: aandacht en herinneringo Spelactiviteiten: prikken, knippen, kleuren, tekenen…

5.2.1 MOTORISCHE ONTWIKKELING: TEKENEN 2 j : krabbelstadium: betekenisloze lijnen zonder verwijzingswaarde: ondervinden plezier v

motorisch bezig zijn, proberen nt echt iets uit te drukken 3 – 4 j: betekenis of verwijzingswaarde toekennen = tekenen

o Toevallig realisme: achteraf benoemen v figuur 4 – 5 j: mislukt realisme: op voorhand figuur bepalen maar hier nt in slagen 5 – 6 j: verstandelijk realisme: tekening is uitdrukking v belevingswereld v kind, hoeft nt per

se overeen te komen met realiteit 8 – 9 j: visueel realisme: dingen tekenen zoals ze er werkelijk uitzien

o Meer aandacht vr diepte-elementen, meer organisatie: gn losse figuren meer

5.2.2 MOTORISCHE ONTWIKKELING: SCHRIJVEN Letter schrijven: toenemende vaardigheid (denken eerst dat letters minitekeningen zijn)

o Eerst in omgekeerde richtingo Symmetrische letters w dr elkaar geslagen

5.2.3 MOTORISCHE ONTWIKKELING: INDIVIDUELE VERSCHILLEN Veroorzaakt door

o Geneticao Geslacht: meisjes beter in fijne motoriek en ruwe motoriek met coördinatie (hinkelen),

jongens beter in ruwe motoriek o Oef.o Aanmoediging dr omg.

5.3 COGNITIEVE ONTWIKKELING: PIAGET5.3.1 EINDE SENSORIMOTORISCHE FASE

Subfase 5: tertiaire circulaire fase: systematisch variëren v handelingen om tot opl. Te komen Subfase 6: geïnterioriseerd (in gedachten) experimentere

o Capaciteit op mentale voorstellingen te maken = symboolfctie of semiotische fctie

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 35: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 35

o Loskoppelen v handelen en denkeno Accommodatie v schema’s bij overgang

5.3.2 PRE-OPERATIONELE FASE Capaciteit tot mentale voorstelling

o Uitgestelde mimitatieo Taal= symboolsysteem om obj. Of situaties op te roepen die er nt zijn

Vlgns Piaget taal: minimale rol in cogn. Ontw Via handelen wereld leren ke, intern beeld opbouwen, dan benoemen

o Verbeeldings- of fantasiespel en socio-dramatisch spel: via voorstelling betekenissen toekennen a objecten die op zich die betekenis nt he

o Tekenen Stellen bep. belevingsinhoud voor, realiteit die er fysiek nt is om vw uit

buitenwereld te representeren

5.3.2.1 PRE-OPERATIONELE FASE: BELEVINGSSPEL Make-believe: vanaf 2.5j oud, evolueert

o Meer los v reële levensomstandighedeno Minder zelf-gecentreerdo Meer complexe plot met vss rollen: plot moet gevolgd w, hele familie moet meespelen

en kinderen zeggen op voorhand wat er gaat gebeuren Voordelen socio-dramatisch spel

o Piaget: inoefenen en versterken schema’so Fantasiespel nt enkel reflectie v cong. Vooruitgan, draagt ook toe bij

Sociale vaardigh. (coöperativiteit) Versterken v cogn. Vaardigh. (aandacht, creativiteit, taalontw.) Inzicht in reële levenssituaties

Om te tekenen / fantasiespel te spelen : beseffen dat symbool nr gebeurtenis of situatie verwijst

Ontw. duale representatie:: idee dat symbolisch object zowelo Object op zich iso Symbool is dat nr iets anders verwijst

5.3.3 BEPERKINGEN: EGOCENTRISME, CONSERVATIE EN HIËRARCHISCHE CLASSIFCATIE

5.3.3.1 EGOCENTRISME = Symbolische gezichtspunten v andere mensen nt ku onderscheiden v eigen gezichtspunt (=/

zintuigelijk egocentrisme in babytijd gekenmerkt dr adualiteit (bv. Heeft je broer een broer?) Animisme, finalisme, fysiognomisch waarnemen, magisch denken

o Animisme: levenloze objecten he ziel en dus levende eig. / kenmerken bv teen stoten a deur en boos zijn op deur

o Finalisme: heel veel vragen stellen, eeuwige ‘waarom’ vraag bv. waarom regent het?o Fysiognomisch waarnemen: specifieke vorm van animisme: je ziet emoties

weerspiegeld bv. Je geeft water ad plant dus de plant is blijo Magisch denken: je gedachten en gevoelens ku werkelijkheid beïnvloeden, dr iets te

denken zou het ku gebeuren in werk.heid bv. Nt denken a monsters of ze komen echt

5.3.3.2 CONSERVATIE = idee dat bep. fysieke eig. v vw dezelfde blijven, zelf wnnr uiterlijke verschijningsvorm

verandert Gebrek a conservatie reveleert vss andere gebreken

o Centratie: aandacht richten op 1 aspect en andere verwaarlozen: focus op meest opvallende waarneembare eig.

o Gebrek a transformaties: gn aandacht he vr evolutie tss begin- en eindtoestando Onomkeerbaarheid of irreversibiliteit: kan reeks stappen nt omkeren in gedachten

(statisch denken)

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 36: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 36

5.3.3.3 HIËRARCHISCHE CLASSIFICATIE Organiseren v vw in (sub)klassen en obv gelijkenissen en vss wijst op denkfout in centratie Kritiek: Piaget beschrijft kleuters in termen v wat ze nt ku, en nt in termen v wat ze wel ku Pre-operationeel: ng nt in staat tot operaties: ment. Handelingen die beantw. A logische regels Denken v kinderen in dit stadium is

o Intuïtiefo Rigideo Nt ondersteund dr logisch stabiel georganiseerd systeem

Onvermogen om beweringen te motiveren, moeilijkheid om aan te tonen hoe ze tot bewering komen, affirmeert voortdurend maar bewijst nooit

5.3.4 RECENTER ONDERZOEK Veel Piaget-taken bevatten onbekende elementen of te veel info-elementen om tgl te

verwerken Gevolg: capaciteiten v kinderen (in real-life situaties) onderschat

1. Egocentrisme: kinderen passen taalgebruik a a behoeften v luisteraars2. Animistisch denken: overschatting

Kinderen maken fouten vooral bij vw die uit zichzelf bewegen Misvattingen komen voort uit onvolledige kennis over vw, nt echt geloof in

levend z3. Magisch denken

Meeste 3-4 jarige geloven in elfen en kabouters Ku gebeurtenissen die ze nt snappen verklaren Tss 4-8 j: verdwijnt

4. Nt-logisch denken Taken vereenvoudigd en relevant vr dag. Leven kinderen presteren beter

dan Piaget zou verwachten Logische, causale uitdrukkingen (als-dan) correct gebruikt Analoog redeneren over fysieke veranderingen

5. Categorisatie 7-12 mnd: passief 12-24 mnd: actief= zelf samen plaatsen v objecten Vanaf 2j: differentiatie v categorieën: globaal-basis-subcategorieën

Dr uitbreiding WS en alg. kennis (luidop lezen, benoemen obj. in boek)

Categoriesystemen ng nt complex, vermogen om hiërarchisch te classificeren al vroeg aanw.

6. Uiterlijke verschijning en realiteit In bep. situaties: kinderen makkelijk misleid dr uiterlijke verschijning Gn alg. probl. Om verschijning v realiteit te onderscheiden Representatieprobleem: kleuters moeite om reële beeld v vw vr de geest te

halen wnnr geconfronteerd met 2e contradictorische voortelling v datzelfde vw. Belang verbeeldingsspel: hoe vaker spelen, hoe beter onderscheid tss

uiterlijke verschijning en realiteit gevat w Evaluatie preoperationeel stadium: proeven vereenvoudigd:

o kleuters vertonen begin v logische operaties o logische operaties geleidelijk verworven (itt stage-gebonden visie v Piaget)o gevolg: bestaat er preoperationeel stadium?

Nee: informatieverwerkingsprocessen reeds vanaf begin in preliminaire vorm aanw. informatieverwerkingstheoretici

Ja: neo-Piagetiaanse denkers = flewibel stadium-concept

5.3.5 OPVOEDKUNDIGE PRINCIPES AFGELEID UIT PIAGETS THEORIE Ontdekkingsleren (discovery learning): al doende leren of spontaniteit Gevoeligheid vr bereidheid (readiness) v kinderen om te leren: aanpak aangepast a ontw. Aanvaarden v individuele vss: zelfde sequentie, vss tempo

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 37: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 37

5.4 VYGOTSKI’S SOCIOCULTURELE THEORIE Taalontw. Resulteert in toename v sociale dialoog en private taal (praten met zichzelf) Oorsprong private taal: zone v naaste ontw.

o Hoe zone creëren?: ondersteuning (scaffolding): aanpassen vd steun die men geeft tijdens leersessie in overeenstemming met huidige niveau v presteren v kind

o Sociale dialoog w overgenomen = private taalo Empirische steun: scaffolding voorspelt gebruik private taal & zelf ku opl. analoge

taken VOOR

o Belang v onderwijs als soc. Contexto Grote aandacht vr cult. Vss

Tegeno Westerse theorie (westerse ouders doen veel a scaffolding)o Verb. Comm. Nt enige middel dat bijdraagt tot cogn. Ontw. (observatie, imitatie…)o Weinig over basale cogn. Processen en over hoe specifieke vaardigh. Bijdragen tot

hogere cogn. Processen (aandacht, ghg, categorisatie en probl.opl.)

Piaget Vygotsky Evolutie v egocentrische speech

(persp. V andere nt ku innemen) nr sociale peer ervaringen egocentrische speech verdwijnt

Private taal: belangrijke fctie: helpt gedrag te sturen, basis vr hogere cogn. Processen

Innerlijke taal = internaliseren v luidop spreken (praten tegen jezelf: bewijs taal= motor achter cogn. Ontw.)

Gelijkenissen Actieve deelname kinderen Aandacht vr ind. Vss

Actieve deelname kindn

Aandacht vr ind. Vss

Verschillen Begeleid ontw.leren Samenwerking met leeftijdsgenoten v

vss niveau Verbeeldingsspel als unieke zone v

proximale ontw.

Zelfst. Ontw.leren Samenwerking met

leeftijdsgenoten zelfde niveau Nt zoveel aandacht vr

verbeeldingsspel

5.5 INFORMATIEPROCESTHEORIE5.5.1 AANDACHT

Beperkt, moeilijk om langdurig te concentreren, om op details te letten, makkelijk afgeleid Beter in plannen: vooral opeenvolging v handelingen uitdenken en aandacht verdelen in fctie

vh bereiken ve doelo Enkel bij complexe en meer vertrouwde takeno Zelfs als ze plannen vergeten ze belangrijke stappen

5.5.2 GEHEUGENSTRATEGIEËN Makkelijk te bestuderen want

o Ku met taal beschrijven wat ze zich herinnereno Ku instructies volgen in eenvoudige ghgtaken

Herkenning (recognition) herinneing (recall)= passief herkennen v stimuli staat op sterk Herkenning: 4 – 5j: perfect Herinnering: 2j= 2 items, 4j: 3 a 4 items Verklaring: kleuters minder goed in gebruik v ghgstrategieën= bewuste ment. Activiteit die

kans op herinnering doet toenemen (bv. herh. en organiseren) Kleuters: al begin ghgstrategieën: te moeilijk: vergen veel WG

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 38: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 38

Script: algemene beschrijvingen v wat en wanneer (het) gebeurd in specifieke situatie (bv. Nr bed/pretpark/dokter gaan), veel details, uitgebreider, w gebruikt om te voorspellen wat er gaat gebeuren in gelijkaardige situaties

Autobiografisch ghg: voorstellingen v pers. Betekenisvolle en eenmalige gebeurtenissen (op reis gn), meer uitgebreid, specifieker en meer geïntegreerd

2 stijlen om vertellen at moedigeno Elaboratieve stijl: bv. Wat heb je gedaan? Oei was het mooi? En vond je het leuk?o Repetitieve stijl: bv. Wat heb je gedaan? Wat nog? Wat nog? steeds zelfde

vragen

5.5.3 THEORY OF MIND Bewustzijn v mentaal leven -baby – 2-3j Begrijpen false belief rond 4j( mensen ku misleid en gefopt w): om te liegen moet je weten wat

jij weet, dat iem. anders deze info nt weet en voldoende slim zijn om andere persoon te foppen

‘false belief’: overtuiging die nt overeenkomt mt realiteit, die gedrag v mensen kan beïnvloeden

Kind heeft nt door dat ‘valse’ overtuigingen of verwachtingen gedrag ku sturen (HLVC: aap met snoep en spruiten)

Maakt gn onderscheid tss fysieke realiteit en gedachtenwereld Taak met tennisbal, doos en koffer

o 4jarig kind, 2 volw: tennisbal in koffer, volw. Verlaat lokaal; tennisbal w in doos gestop, volw. Komt terug, waar gaat volw. Zoeken achter bal?

o In doos: ng gn beheersing false beliefo In koffer: doorhebben dat foutieve overtuigingen gedrag v anderen kan sturen

Beheersen ‘False Belief’: wijst op denken over denken: metacognitie Theory of mind: samenhangend geheel v ideeën over mentale activiteitn Geleidelijke groei

o 2j: bewustzijn van mentaal leven: ww.: denken, onthouden, doen alsofo Vanaf 4j: inzicht dat foute overtuigingen gedrag ku sturen (False belief taak: juist

antw.)o Tot 6j: inzicht in false belief neemt toe

Factoren die bijdragen tot Theory of mindo Taal: rijke WS over mentale toestandeno Cogn. Vaardigh.: ongepaste reacties onderdrukken, flexibel denken, planneno Sociale vaardigh.

Oudere broers/zussen Leeftijdsgenoten: doorhebben dat andere kinderen andere ideeën ku hebben

(verbeeldingsspel) Volwassenen

Bij kleuters inzicht in mentale leven nog onvolledigo Denken dat ment. Act. Ophoudt als er gn uiterlijke tekenen mr zijno Besteden weinig aandacht a proces v denkeno Begrijpen nt dat ment. Inferenties bron v kennis ku zijn kennis: iets wat men direct

heeft waargenomen

5.6 TAALONTWIKKELING5.6.1 WOORDENSCHAT

2-6j: 20010000 woorden (5nieuwe/dag) Hoe?: fast mapping: verbinden woord mt onderliggend concept (mapping) na korte

kennismaking mt woord (fast) 1x woord zeggen dt verwijst nr onderliggend concept: opgeslagen

o Woorden vr vw: snel geleerd want tastbaaro Ook actiewoorden bv. Lopeno Adjectieven: bv. Vuile tas, proper hemd

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 39: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 39

Specifieke processen? Groei v ws blijft onduidelijk Principe v wederzijdse exclusiviteit

o Aangeboren capaciteito Kinderen veronderstellen dat woorden verwijzen nr nt-overlappende categorieëno Idee dat nieuwe woorden verwijzen nr nieuwe objecteno Gaan er van uit dat elk obj. 1 naam heeft omg. Zeer snel screenen maar:

synoniemen Info uit soc. Omgeving gebruiken

o Bet. afleiden uit structuur vd zin (gele auto: geel staat voor auto en slaat dus op auto)o Volledig object en deel v objecto Linguïstisch contrast

Aangeboren principes kun t alles verklaren Hoe komt het dat ws zo snel kan groeien?

o Toenemende ghgcapaciteito Capaciteit tot categorisering: objecten in dezelfde categorie krijgen zelfde label o Naamvragen: wat is dit? o Interactie omgeving

5.6.2 GRAMMATICA = manier waarop woorden gecombineerd w tot betekenisvolle uitdrukkingen en zinnen

o Basisstructuur leren toepassen: ond-ww-vw: 3,5-4jo Geleidelijke uitbreiding: meervoud, voorzetsels, wwtijden)

Over-regularisatie: regels te ver uitbreiden zodat uitz. Er ook onder valleno fouten bij complexere zinnen o 4-5 j: al vele moeilijke zinsconstructieso Gestage ontw.: gn evidentie vr Chomsky’s theorie aangeboren

Zinnen w uitgebreid viao Juxtapositie: weten dat woord toegevoegd mt w, mr weten nt waar dus gwn

langsachter (papa voordoen)o Topicalisatie: herh. Woord boodschap komt zeker toe (zon schijnt zon zon)

Problemen met negatie, inversie bij vragen en passief Vergissingen: omgekeerde zeggen v wat ze bedoelen: bv. Ik heb te warm terwijl kind trui

vraagt zodanig veel aandacht a gramm dat er fouten in inhoud komen Over-regularisatie (vaak gepaard met hypercorrectie) bv. Wij bennen nr school geweest, de

goeisten zijn gewonnen, een vark, twee voets en twee ammers

5.6.3 CONVERSATIE Pragmatiek: praktische en sociale kant v taal, die kindn mt leren om effectief en op gepaste

manier met anderen te communicereno 2j: persoonlijk gesprek (face-to-face): om beurt praten, gepast reageren op

opmerkingen, ond. Tijdlang aanhouden o 4j: conversatie aanpassen a leeftijd, geslacht, sociale status luisteraaro Probl. in moeilijke situaties: bv. Telefoongesprek ‘hoe oud ben je?’ toont vingers

5.6.4 ONDERSTEUNING TAALONTWIKKELING Sensitieve ouders doen 2 dingen: helpende expliciete feedback geven & fouten nt overmatig

corrigeren want verhindert experimenteren met taal Manieren om nt overmatig te corrigeren: elaboratie en recasting Uitbreidingen (expansions): reacties v volw. Die uitdrukking v kind verder uitwerken en

daardoor complexer maken (bv. Adj, vz toevoegen…) Herformuleringen (recasts): reacties v volw. Die foutief taalgebruik herstructureren tot

correcte vorm ik heb snoep gegeet heb je snoepjes gegeten? Verklaring

o Vygotsky: volw. Brengen kind tot volgende stap in ontw. (warmte en aanmoediging)o Drang v kind om soc. Band te behouden

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 40: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 40

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 41: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 41

6 EMOTIONELE EN SOCIALE ONTWIKKELING IN DE VROEGE KINDERTIJD: 2 – 6 JAAR

6.1 ERIKSON 2-6j : experimenteren gebeurt eerst in spel spelsituatie= zeer veilig, ku gn fouten maken Vss tss autonomie en initiatief

o Autonomie: tegendraads zijn, ingaan tgn autoriteiteno Initiatief: hoeft nt meer, gwn dingen uitproberen

Initiatief Schuld Enthousiast om nieuwe taken te proberen

en deel te nemen a activiteiten met ‘peers’

Spel laat toe nieuwe vaardigheden uit te proberen

Beeldt goed zichtbare beroepen uit in fantasiespel

Overmatig streng superego (of geweten) veroorzaakt te veel schuldgevoel

Verband met overdreven bedreigingen, kritiek en straf door volwassenen

Niet durven experimenteren

6.2 ZICHZELF BEGRIJPEN Zelf-concept: geheel v kenmerken, vaardigh., houdingen en waarden waarvan individu

gelooft dat het omschrijving is v wie hij is Zelfconcept bij kleuters: concreet

o Gebaseerd op observeerbare kenmerkeno 3,5 j: typische emoties, attitudeso 4j: als trekomschrijving gegeven, dan correcte bedoelingen en emoties infereren:

maar nog nt toepassen op zichzelf Sterker zelf-concept: sterkere tendens om rechten doen gelden op vw: VAN MIJ: als

zelfconcept afhangt v speelgoed of tshirt kan je die moeilijk delen helpt zelfconcept ontw. Zelfwaardering: oordeel over eigen waarde en gevoelens die we daarbij hebben

o Globale inschattingo Oordelen over vss aspecten vh zelf

Eigen vaardigh. Heel hoog schatten, moeilijkheid taak onderschatten invloed op initiatief: durven dingen proberen die eig. net boven grenzen liggen

6.3 EMOTIONELE ONTWIKKELING Begrijpen emoties v anderen steeds accurater Emotionele zelf-regulering neemt toe Meer zelf-bewuste emoties (schaamte, schuld) als zelfconcept ontw. Empathie, sympathie en prosociaal gedrag nemen toe

6.3.1 BEGRIJPEN VAN EMOTIES Beter inzicht in emoties: sociaal refereren en actief spreken over emoties

o Oorzaak: hij is blij omdat hij jarig iso Gevolgen: papa is boos en zal niet spelen

Indrukwekkend vermogen om gevoelens v anderen te interpreteren, voorspellen en veranderen

Toch beperkingen in situaties met tegengestelde aanwijzingen Factoren

o Veilige gehechtheid: meer emoties besprekeno Andere kinderen: (socio-dramatisch) spel

6.3.2 EMOTIONELE ZELFREGULATIE Vermogen om expressie v emoties onder controle te houden

o Private speech: zichzelf geruststelleno Blootstelling a sensoriële input beperken: handen vr ogen bij erge scene op tvo V doel veranderen

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 42: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 42

Gevolg: minder emotionele uitbarstingen Beïnvloedende factoren

o Opvoeding (ouders): model lereno Temperamento Maar (kinder)angsten

6.3.3 ZELFBEWUSTE EMOTIES Komen vaker voor naargelang zelfconcept beter ontw. is 3j: duidelijke band met zelf-evaluatie

o Fierheid: positieve zelfwaarde / schaamte en schuld: negatieve zelfwaarde Nog afh. v ouders om te weten wanneer ze voelen Prestatie- en persoonsgerichte feedback (je kan goed tekenen) zelfbewuste emoties Taakgerichte feedback (je tekent graag he, doe dat nog eens?) : minder zelf-bewuste emoties Prestatie hangt af van persoon: zelfwaarde dus heel contigent of wankel Schaamte: gevoel van falen als pers.: geassocieerd mt lage zelfwaarde, depressie,

kwaadheid Schuld: falen tov bep. standaard: adaptiever, tendens tot reparatie, zelfcontrole Maar: differentieel in vss culturen

o Bv. China: schaamte = herinnering a groepsnormen

6.3.4 EMPATHIE, SYMPATHIE EN PROSOCIAAL GEDRAG

Empathie= belangrijke voorspeller v prosociaal (altruïstisch) gedrag: handelingen die ander persoon voordeel brengt zonder eigenbelang

Factoreno Temperament: weinig emo zelfregulering, minder sympathieo Opvoeding ouders: meer bestraffend, minder empathie en sympathie (teg. Warm en

betrokken opvoeden)

6.4 RELATIES MET LEEFTIJDGENOTEN Meer sociaal w in spel met ‘peers’ (= vooruitgang in sociabiliteit met leeftijdgenoten) Oorspronkelijk idee= spelontw. Is te meten adhv mate waarin spel al dan nt sociaal v aard is Frequentie of omvang v elke soort verandert met leeftijd

6.4.1 SPEL

Niet-sociale activiteit Niet betrokken, toeschouwersgedrag (kind speelt niet) Solitair spel (= alleen spelen)

Parallel-spel Speelt in nabijheid v andere kindn mt gelijkaardig speelgoed, probeert nt hen te beïnvloeden

Sociale interactie Associatief spel (uitwisselen en commentaar) Coöperatief spel (zelfde doel)

Maar (longitudinaal onderzoek)o Alle 3 soorten spel komen voor bij kleuters

Louise De Meulenaer 2017-2018

EmpathieAffectief aspect

Empathische zorg of

sympathieBezorgdheid en

medelijden ku tonen vr ongeluk v anderen

Persoonlijk ongemak

Affectieve ongemak en stress bij

confrontatie met lijden v anderen

Cognitief aspect

Perspectief innemen

Wereld door ogen v ander bekijken

1. Ruw (-)2. Geduldig 3. Sensitief

4. Egoïstisch (-)5. Warm6. Genereus

7. Stabiel (-)8. Angstig9. Nerveus

Page 43: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 43

o Niet-sociaal: meest frequent bij 3-4 jarigeno Solitair en parallelspel: vaak bij 3-6 jarigen

Functioneel spel Eenvoudige, repetitieve bewegingen, met of zonder vw

0 – 2 j

Constructiespel Creëren of construeren v iets 3 – 6 jRollenspel Uitbeelden v alledaagse en

ingebeelde rollen2 – 6 j

Alleen spelen enkel probleem als het laag niveau van cognitieve rijkheid weerspiegelt

6.4.2 VRIENDSCHAP (volw.)= wederzijdse relatie die omvat

o Elkaar gezelschap houdeno Deleno Begrijpen v gedachten en gevoelenso Vr elkaar zorgen in tijden v nood

(rijpe) vriendschappen blijven duren in tijd en overleven occasionele conflicten Kleuters begrijpen al iets over uniekheid v vriendschap: speelkameraad (samen lachen,

praten, elkaar steunen) mr ng gn wederzijds vertrouwen & ng nt langdurig (na ruzie eindigt vriendschap)

‘iemand die jou leuk vindt, met jou speelt en speel-goed deelt Vriendschappen ver-anderen vaak vrienden: meer bevestiging, emotioneel expressiever, meer sociale steun dan nt-vrienden

6.4.3 INVLOEDEN VAN OUDERS OP VROEGE RELATIES MET ‘PEERS’Direct Indirect Regelen informele activiteiten met ‘peers’ Richtlijnen over hoe zich gedragen teg.

anderen

Veilige gehechtheid Emotioneel expressieve,

ondersteunende communicatie

6.5 VROEGE ONTWIKKELINGPsycho-analyse Freud: Uber-Ich en schuld

Meer recent: inductie en empathie-gebaseerde schuldSoc leren Modellering van moreel gedragCogn ontw.perspectief Kindn denken actief na over soc. regels

6.5.1 PSYCHO-ANALYSE Freud: installeren Uber-ich, oa via

o Angst voor strafo Angst om liefde v ouders te verliezen

Meer recent: belang v inductieve discipline: ouderfactor: ouders zeggen kindn wat ze wel en nt mogen doen

6.5.2 SOCIAAL LEREN Zelf tonen en demonstreren van goed gedrag Bekrachtigen en belonen v goed gedrag Imitatie w beïnvloed dr

o Warmte en responsiviteito Competentieo Consistentie

Waarom werkt fysiek straffen gem. genomen nt?o Zelf modellering v agressieo Creëert gevoel v bedreigingo Leidt tot vervreemding vd socialisatiefiguuro Kan ‘verslavend’ zijn vr socialisatiefiguuro Kan nr volgende generatie w getransfereerd

Betere alternatieven: time-out, privileges inperken…

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 44: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 44

6.5.3 COGNITIEF ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF Kindn denken actief na over goed en fout en over rechtvaardigheid, nemen gedrag ouder nt

zomaar over, denken zelf eerst Vanaf 3 – 4 j: toenemend inzicht in intenties Nog veel rigiditeit in hanteren v standaarden: liegen mag nt dus geheimpjes houden ook niet Toenemend onderscheid tss soorten standaarden

o Morele imperatieven: habdelingen die rechten en welzijn v anderen beschermenbv. Niet slaan

o Sociale conventies: gewoonten gemaakt obv sociale afsprakenbv. nt eten mt handen (doen niem. Kwaad drmee mr z regels v MS)

o Private kwesties: schenden gn schenden, z nt sociaal afgesproken en te bep. dr ind.bv. Kapsel, kledij

6.5.4 AGRESSIE Evoluties over tijd

o Fysieke agressie neemt af, w vervangen dr verbale o Instrumentele agressie neemt af (uitstel v bevrediging neemt toe)o Vijandige agressie neemt toe (vijandige intenties anderen beter herkend, terugslaan)

Geslachtsverschilleno Jongens meer openlijke agressie, meer agressie i totaal

Mannelijke geslachtshormonen (androgenen) en geslachtsrolleno Meisjes meer relationele agressie en meer indirect

6.5.4.1 SOORTEN AGRESSIE

6.5.4.2 OORZAKEN VAN AGRESSIE Individuele vss: temperament (impulsief, overactief) Gezin

o Harde, inconsistente disciplineo Cycli van disciplineren, jammeren en toegeveno Kritische bestraffende ouders: meer agressie

Televisieo Geweld op tv: model w nt bestrafto Jongens grotere voorkeur want mannen in geweldfilms= sterko Meer tolerantie tov gewelddadig gedrago Usa: sterke druk om er iets a te doen

Behandelingsprogramma’so Vroeg eraan beginneno Doorbreken cycli v vijandigheido Aanleren betere manieren v omgaan met ‘peers’ bv. Empathie en sympathie

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 45: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 45

o Training in opl. V soc. Probl. (: conflicten uitbeelde, manieren v opl. Bespreken, inoefenen succesvolle strategieën)

6.6 STEREOTYPE GESLACHTSROLLEN Geslachtsrol-stereotypering: (gender typing) associatie v vw, activiteiten, rollen of

pers.heidstrekken met 1vd geslachten op manier die aansluit bij cult. Stereotypes 2j: categorisatie als ‘jongen’ of ‘meisje’ Geslachtsgebonden voorkeuren speelgoed Persoonlijkheidstrekken

o Jongens: actief, assertief, openlijke agressieo Meisjes: angstig, afhankelijk, relationeel agressief

Geslachtsgebonden overtuigingen w sterker in kleutertijd Kleuters begrijpen nt dat kenmerken die samenhangen met geslacht nt bepalen of iem. ml of

vrl is (= gebrek a geslachtsconstantie) Geslachtsconstantie: (gender constancy): inzicht dat geslacht bio basis heeft en hetzelfde

blijft als kleding, haarstijl en spelactiviteiten verandereno Inzicht pas verworven op einde kleuterperiodeo Gerelateerd a cong. Probl. V pre-operationeel denken (conservatie en uiterlijke

verschijning – realiteit o Genetisch: evolutionaire aanpassingswaarde, hormonen

Omgeving: Gezin, leraren, leeftijdsgenoten, bredere sociale omg. Ouders (gezin)

o Moedigen vss speelstijlen aano Versterken onafh. Bij jongens en intimiteit bij meisjes

Leerkrachteno Meisjes meer aangemoedigd tot gestructureerde activiteiteno Jongens meer tot ongestructureerde

Leeftijdsgenoteno Versterken gedrag dat past bij eigen geslachto Vooral jongens: kritiek op geslachts-incongruent gedrag

Genderidentiteit (gender identity): gevoel ml of vrl te zijn 3 vormen: ml, vrl of androgyn (noch ml, noch vrl/ en ml en vrl/ iets ertussen) Ml en androgyne genderidentiteit voorspellen goed aanpassing

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 46: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 46

7 FYSIEKE EN COGNITIEVE ONTWIKKELING IN DE LAGERE SCHOOLLEEFTIJD

7.1 FYSIEKE ONTWIKKELING EN DETERMINANTEN7.1.1 LICHAAMSGROEI

Cephalocausale trend zet zich verder: onderlichaam groeit opvallend snel Grote lenigheid: benen en spieren groeien verder, ligamenten ng nt zo vast 20 melktanden vervangen tss 6-12 j lijken te groot maar kaakbenen mtn nog groeien Trage fysieke groei ~peuter en kleuterjaren

7.1.2 GEZONDHEIDSPROBLEMEN Zeer goed imuumsysteem (zeer gezond) Bijziendheid (myopie) stijgt met SES Slechte voeding: samen met ouders 1x thuis eten verhelpt dit (samen eten komt minder voor) Obesitas: meer dan 20% toename in gem. gewicht naargelang geslacht en leeftijd

o Steeds groter wordend probleem: 5-6% vd vlaamse kindn

o Oorzaken Genetica Lage SES: meer stress en gebrek a kennis Overvoeding: ouders forceren kind bord uit te eten, elk ongemak= signaal vr

voedsel kinderen leren nt eigen honger avoelen en eten intern reguleren Gevolg: meer vatbaar vr externe voedslestimuli dan voor interne

hongerstimuli Ongezonde voeding als ‘beloning’ gebruiken Minder fysiek actief: oorzaak en gevolg hoe minder fysiek actief, hoe hoger

lichaamsgewicht maar hoe hoger gewicht, hoe minder fysieke activiteito Gevolgen

Stereotyp beeld: lui, lelijk, onzeker, nt sociaal aanvaard Emo problemen: depressie, lager welzijn Kans op obesitas als volw. Gezondheidsproblemen

o Behandelen: focus op veranderen levensstijl (familie-kwestie en scholen)

7.2 MOTORISCHE ONTWIKKELING (RUWE EN FIJNE MOTORIEK)7.2.1 RUWE MOTORISCHE ONTWIKKELING

Betere beheersing v ruwe motorische handelingen: vooruitgang in 4 domeineno 1) flexibiliteit / elasticiteit neemt toe (bv. Kopstand, molentje)o 2) evenwicht vergroot (bv. Veranderen v richting tijdens lopen)o 3) toename reactiesnelheid & behendigheid v beweging (bv. voetbal, hinkelen,

tikkertje)o 4) kracht neemt toe (bv. Baseball, tennis)

7.2.2 FIJNE MOTORISCHE ONTWIKKELING

Verfijning v fijne motorische ontwikkelingo Alfabet: letters groot owv armbewegingo Tekeningen: meer detail, diepte-elementen en relaties tss fig.

7.2.3 GESLACHTSVERSCHILLENo Meisjes: beter in fijne motorische vaardigh.o Jongens: ruwe motorische vaardigh. Die kracht vergeno Gen. Vss, maar ook omg. Die op stereotype manier reageert

7.2.4 SPELLETJES MET REGELS Bevorderlijk vr ontw.

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 47: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 47

o Toename in perspectief innemen: kan begrijpen hoe andere spelletje spelen verstoppertje: zoeker kijkt in plaatsen waar hij zich zou verstoppen en verstopt zich waar hij nt zou kijken als zoeker

o Samen ontdekken welke regels goed z en welke nto Inzicht in wat fairheid en rechtvaardigheid betekent

7.3 PIAGET: CONCREET-OPERATIONELE STADIUM Spatiaal redeneren, classificatie, conservatie, seriatie

7.3.1 CONCREET-OPERATIONELE STADIUM Kleuters laten zich leiden dr schijn en meest opvallende element Lagere school: schijn kan bedriegen en oordeel beter baseren op ment. Bewerkingen =

operaties Conservatie: idee dat bep. fysieke eig. v vw dezelfde blijven, zelf wanneer uiterlijke

verschijningsvorm verandert

Pre-operationele fase Concreet-operationele fase Centratie: aandacht richten op 1 aspect

en andere verwaarlozen (bv. Enkel hoogte, nt breedte v glas)

Geen transformaties: enkel aandacht vr begin- en eindtoestand v situatie, nt vr overgang

Onomkeerbaarheid: kan reeks stappen nt omkeren in gedachten

Decentratie: focussen op meerdere aspecten vh probleem en ze mt elkaar in verband brengen, ipv zich op 1 aspect te richten

Transformaties: vermogen om proces tss begin- en eindtoestand te gebruiken bij beoordeling vd situatie

Omkeerbaarheid: vermogen om te denken in reeks v stappen, in gedachten richting om keren, weer op uitganspunt terugkeren

Dr operaties: mentale handelingen die gehoorzamen a logische regels Fases ku overlappen!: bv. zelfde kind op sommige vlakken ng pre, op andere al concreet Classificatie: klasinclusie taak correct opgelost

o Bewustzijn v hiërarchie in classificatieo Focussen op 3 soorten relaties tgl

Klasseren verloopt vlotter, sorteren v object obv bep. criteriao Slechts 1 dimensie, later ook obv 2e dimensie

Seriatie: capaciteit om items langs kwantitatieve dimensie te ordenen (6-7j) Transitieve inferentie: uitvoeren mentale seriatie of ordening

o Obj. A groter dan B. B groter dan C relatie A-Co Opnieuw tgl integreren v 3 soorten relaties

Spatiaal redeneren: begrip van ruimteo Object benoemen links of rechts v andere persoon: 5-6 jarige kan dit nr, 7-8jarige wel,

dankzij mentale rotatie: ruimtelijk standpunt innemen vd andere Cognitieve kaart: mentale representatie v bekende plaatsen: buurt, huis, school

o Landmarks (herkenningspunten) eerst fragmentarisch getekend, later meer organisatie en integratie

o uitleggen v weg a anderen: duidelijk en goed georganiseerd ruimtelijke wandeling in gedachten maken (vanaf 8à10 j)

7.3.2 BEPERKINGEN Enkel georganiseerd en logisch denken als omgaan met

o Concrete info die waarneembaar iso Nt met abstracte categorieën

Owv concrete en situatiegebonden karakter verloopt denkproces gradueel= geleidelijk verworven (eerst conservatie v aantal, daarna andere vormen)

Dus: nog gn alg. principes die op tal v situaties toegepast ku w

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 48: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 48

7.3.3 RECENT ONDERZOEK Piaget: hersenmaturatie en eigen ervaring Recent: invloed v cultuur en formele opleiding (school)

o Cultuur: nt westerse-culteren (weinig nr school): conservatie vaak veel later (11j.)o School: kinderen langer op school: betere prestatie op Piaget-taken

Logisch denken ontw nt spontaan, mr invloed v opleiding, contex en cultuur (theorie Vyogtsky) Piaget: abrupte stagegebonden verschuiving nr operationeel stadium Informatieverwerkingsbenadering: graduele toename: Neo-Piagetiaanse theoretici

o Cogn. Schema’s w geautomatiseerd routineo Gevolg= meer plaats in WG: oude schema’s combineren of integreren

Concrete ervaringen: geïntegreerd tot centrale conceptuele structuren: netwerken v begrippen & relaties die meer algemeen, complex & systematisch denken bevorderen in veel vss situaties

7.3.4 EVALUATIE Piaget: gelijk: kindn lage school veel systematischer en rationeel Onduidelijkheid: 1 of 2?

o 1) Continue verbetering v logische vaardigh. (informatieverwerking)o 2) Discontinue herstructureringen v denken

Wss beideo Geleidelijke uitbreiding v logisch denken nr aantal takeno Vgl begin-einde lagere schoolleeftijd: kwalitatief vss

7.4 INFORMATIEVERWERKINGSTHEORIEËN7.4.1 ALGEMENE PRINCIPES Verandering in 2 basale informatieverwerkingsvaardigh. dr

hersenontw.

7.4.2 AANDACHT

Selectief Focus op relevante infoFlexibel Sorteren op 2 dimensiesPlanmatig Gestructureerde aanpak

Systematische vgl Wat eerst, wat later? Leren v ouderen

7.4.3 GEHEUGENSTRATEGIEËN Bewuste strategieën om info te onthouden Herhalen: (voor zichzelf) herhalen v info

o Vanaf begin lagere schoolleeftijdo Eerst 1 woord, daarna reeks

Organiseren: groeperen v items die tot zelfde categorie behoreno Vanaf begin lagere schoolleeftijd

Later combinatie v strategieën: bv. Organiseren, opsommen v namen categorieën en herh. Cat.

Meer systematisch toepassen v strategieën Elaboratie: relatie of gedeelde bet. tot stand brengen tss 2/meer stukken info die nt tot zelfde

categorie behoren: mentaal beeld oproepen (einde lagere school want meer WG nodig) Organisatie en elaboratie= effectiever

o Elementen w tot betekenisvolle eenheden (chunks adhv elaboratie) gegroepeerd Komt meer plaats vrij in WG Info kan beter opgeroepen w

7.4.4 KENNISBESTAND LTG meer uigebreid en meer hiërarchisch gestructureerd netwerk Verklaring vss tss kenners en nt-kenners in herinneren v items

o Rol v steeds aanw. Kennis

Louise De Meulenaer 2017-2018

Bevordert vss informatie-

verwerkings-processen

Info-verwerkings-capaciteit: snelheid

cogn. inhibitie neemt toe: capaciteit om irrelevante info te

weren

Page 49: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 49

o Rol v motivatie Opm: cultuur speelt rol: in Westen: gebruik mentale strategieën meer aangemoedigd

7.4.5 THEORY OF MIND Metacognitie: capaciteit om te denken over eigen denken w meer uitgebreid en verfijnd Geest: actief, constructieve rol

o Mentale inferenties = bron van kenniso Inzicht dat prestaties afhangen v mate v concentratieo Inzicht in welke ghgstrat. Beste werken

Wat bevordert inzichto Private speech + observaties eigen denkeno Ervaringen op school

Theory of mind: nt weten dat je iets anders kan denken dan de waarheid, dat je misleid kan w Schoolkinderen: denken meer over denken maar zetten dit nt altijd om in praktijk Cogn. Zelfregulering: proces v continu opvolgen v vooruitgang i richting v gestelde doel,

probl. Detecteren en opl. Zoeken

7.5 TAALONTWIKKELING7.5.1 WOORDENSCHAT

Uitbreiding WS: 4x toename: 40000woorden (20/dag) (afleidingen v deze die ze al kennen) hoe?

o Structuur v complexe woorden analyseren (blijheid < blij)o Begrijpen vanuit context (lezen)

Grote precisie in denken over en gebruik v woordeno Eerst: definities gebaseerd op fcties of uitzichto Later: synoniemen en uitleg over categoriale relaties

Inzicht in meervoudige betekenissen (bv. cool)o Metaforen bv. Scherp als een meso Raadsels en woordspelletjes

7.5.2 GRAMMATICA Passieve wijze beter gebruiken Infinitiefzinnen beter begrijpen Bv. Verschil tss ‘Jan wil anderen een plezier doen’ het is goed om Jan een plezier te

doen

7.5.3 PRAGMATIEK (= communicatieve aspect vd taal) Preciezere beschrijving v vw Meer verfijnde communicatiestrategieën (bv. Iets beleefd vragen) Meer georganiseerde verhalen vertellen

o Topic-gefocuste stijl (typisch Noord-Amerikaans)o Associatieve stijl (Afro-Amerikaanse kindn

7.5.4 TWEE TALEN LEREN, TWEETALIGE ONTWIKKELING Tweetalige ontwikkeling

o Beide talen tgl lereno Eerst eerste taal, dan tweedeo Gevoelige periode: kindertijd

Tweetalig onderwijs Onderdompeling of taalbad (language immersion) Tweetaligheid: positieve gevolgen vr ontwikkelin

o Aandacht, redeneren, conceptvorming, flexibiliteito Meer nadenken over taal

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 50: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 50

8 EMOTIONELE EN SOCIALE ONTWIKKELING TIJDENS LAGERE SCHOOLLEEFTIJD

8.1 ERIKSONVlijt Inferioriteit Gevoel v competentie ontw. tav

cultureel gewaardeerde activiteiten (tafels, spellen)

School biedt zeer veel mog.heden

Pessimisme en gebrek a vertrouwen om dingen goed te doen

Gezin, leerkrachten en peers ku hiertoe bijdragen

Vlijt inferioriteito Positief en realistisch zelfconcept

Fierheid bij behalen resultaat Morele verantwoordelijkheid Coöperativiteit met peers

8.2 ZELFBEGRIP EN ZELFWAARDE2 – 6 j 5 – 11 j Basis Vaardigh. Geen trekomschrijvingen Positieve elementen Gn oorzaken aangegeven

Meer verfijnd Vaardigh.: vgl meerdere pers. Trekkomschrijvingen Positief en negatief Oorzaak aangegeven

Trekomschrijvingen ( woorden die je gebruikt om jezelf of anderen te omschrijven(bv. Ik ben slim), je kan jezelf omschrijving toekennen obv zelf-evaluatie ofevaluatie ve ander) ontstaan owv

o Cogn. Ontw.: comb. V ervaringeno Sociale feedback vd omg.: ikzelf neemt het ‘mijzelf’ zoals dr omgeving aangereikt over

Verwachtingen anderen ideaal zelf reëel zelf Hiërarchische organisatie: evolutie: beginjaren= lichte daling, daarna stijging Invloeden op zelfwaarde

o Cultuur (Azië < Europa < Afro-Amerikaneno Opvoeding

Democratisch en warm opvoeden controlerend en kritisch Permissief opvoeden: onrealistisch hoog self-esteem

o Attributiestijl: bv. slechte punten: vroeger boos op kind, nu boos op jufo Geslacht (meisjes<jongens)o Uiterlijk correleert sterk met algemeen gevoel v zelfwaardeo Causale attributie: verklaring ve persoon vd oorzaak ve gebeurteniso Verklaringsstijl: tendens v mensen om bep attributionele verklaringen te gebruiken bij

verklaren v gebeurtenissen

8.2.1 ATTRIBUTIES Intern extern: a jezelf toeschrijven (ik ben dom) a externe oorzaak ve gebeurtenis

toeschrijven (leerkracht is fout, examen te moeilijk) Stabiel veranderbaar: oorzaak temporeel (te weinig geleerd) of blijft deze aanw. (ik ben

dom)? Specifiek globaal: geboden verklaring relevant vr deze ene situatie (ik ben slecht in

wiksunde) of ook vr andere situaties (ik ben dom)

8.2.2 VERKLARLINGSSTIJL Pessimistische verklaringsstijl

o Benadrukt interne, stabiele en globale oorzaak vr negatieve gebeurtenissen (ik ben dom)

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 51: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 51

o Geassocieerd met gevoelens v hulpeloosheid en gebrekkige aanpassingo Bepaalt zelfwaarde vr groot deel vd persoon

Specifiek mbt schoolse prestatieso Leeroriëntatie: gericht op begrijpen en onder knie krijgen mat.o Aangeleerde hulpeloosheid: verwachting dat competentie zal tekortschieten in

behalen doel

Falen Aangeleerde hulpeloosheid Gebrek a capaciteitleeroriëntatie Gebrek a inspanning

Succes Aangeleerde hulpeloosheid GelukLeeroriëntatie Capaciteit

8.2.3 ATTRIBUTIES (DEEL 2) Impact vd soc. Omg. Op aangeleerde hulpeloosheid en leeroriëntatie

o Ouders en leerkrachten: leren aanmoedigen boven soc. Vgl en prestatieso Pers.gerichte feedback vermijden (Dat heb je goed gedaan ipv je bent een slim

meisje) Zelfwaarde: heel wat meer facetten tijdens lagere schooltijd dan kleutertijd

8.3 EMOTIONELE ONTWIKKELING8.3.1 ZELFBEWUSTE EMOTIES

Aanw. Volw. Nt langer nodig: men weet zelf beter wnnr men zich schuldig, fier of beschaamd moet/mag voelen

SCHULD: enkel geassocieerd met intentionele fout (expres) FIERHEID: uitdagingen en vlijt SCHAAMTE: inferioriteit en kwaadheid tov kritische ouder/leerkracht

8.3.2 EMOTIONEEL BEGRIJPEN 1 emotie mix v emoties bij 1 zelfde activiteit

o Bv. Kerstdag mr nt zo’n leuk cadeau beter inzicht in zelfbewuste emoties

o bv. Fierheid: blijdschap owv resultaat en behagen andere persoon contradictorische info kan verwerkt w

o bv. Gebroken fiets en lachend kind (want papa gaat hem maken) empathie: nt enkel begrip vr ervaren ongemak vd andere persoon, ook vr situatie

o bv. Kindjes in Afrika, ontslag papa v vriend

8.3.3 EMOTIONELE ZELF-REGULATIE +- 10j: balans tss 2 alg. strat. W gezocht Probleem-gerichte copingstrategie

o Als gebeurtenis onder controle is: steun zoeken en proberen oplossen (bv. toets: leren)

Emotie-gerichte copingstrategieo Geb. buiten controle: herdefiniëren vd situatie, ontkennen v belang v gebeurtenis (bv.

Toets: bij buis) Emotionele zelf-regulatie: strategieën om emoties tot comfortabel niveau te brengen Emotionele zelf-efficaciteit

o = capaciteit om zelf-regulatieve strategieën op effectieve wijze te ku hantereno Gevoel dat je emoties onder controle hebto Bevordert soc. Competentie, empathie en vermindert neg. Gevoelens

8.4 MORELE ONTWIKKELING Leerprincipes vr moreel gedrag: modelleren, bekrachtiging en zelf actief nadenken In kindertijd neemt morele ontw. vlucht owv

o Toenemende soc wereld: meer vriendjeso Toenemende capaciteit tot perspectief innameo Cognitieve ontw.: met meer gezichtspunten tgl rekening houden

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 52: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 52

Distributieve rechtvaardigheid: regels mbt wijze waarop schaarse goederen verdeeld mtn w Evolutie

o Eigenbelang (3-4j): delen op faire wijze want ander minder dan resto Gelijkheid (5-6j): iedereen heeft recht op evenveelo Verdienste (6-7j) inspanning of excellente prestatieo Helpen (8j): meest benadeelde mag meer krijgen

Begrip morele en sociale conventies w complexer en verfijndero Meer flexibiliteito Soc. Afspraken die duidelijk doel hebben gn doel: transgressieo Intentie / bedoeling v actie w in acht genomen

Begrip individuele rechteno Meer zaken w als private kwestie gezieno Legitimiteit (rechtmatigheid) v gezag neemt af in private kwesties o Vrijheid v meningsuiting

Begrip v diversiteit en ongelijkheido Begin schooljaren: vooroordeelo Verandert na 7-8j

Grote inpers. Variatie: hangt af vo Hoge zelfwaarde: denigrerend optreden om zelfevaluatie te rechtvaardigeno Categorisatie in sociale groepen: op sociale ladder plaatseno Stabiele visie op pers.heidskenmerken: goed vs slecht = onveranderbaar

8.5 RELATIES MET LEEFTIJDSGENOTEN8.5.1 PEERGROEPEN

Peergroep: groepje vrienden die unieke waarden en gedrag delen en dr leider-volgers w gekenmerkt peercultuur: bv. Specifieke kleren, woordgebruik, plaats om samen te komen

Kenmerkeno Nabijheid (bv. Zelfde buurt)o Geslachto Etniciteito Populariteit

Voordelen Nadelen Zelfwaarde dr groepsidentiteit Sociale vaardigh.

o Samenwerkingo Loyaliteit tot groepo Leiderschap

Relationele agressie Rivaliteit tss groepen Insiders en outsiders

8.5.2 VRIENDSCHAPPEN Speelkameraad mr ook aandacht vr pers. Kwaliteiten en wederzijds vertrouwen Meer selectiviteit Meer langdurige band: leren conflict overwinnen Wederzijdse beïnvloeding: prosociale antisociale vrienden

8.5.3 PEER AANVAARDING Graag gezien z dr groep personen Dus: geen wederzijdse relatie (vriendschap) maar eenzijdig Meting v sociale voorkeur en bewondering

Populaire kindn

o Prosociaal populair: populair want vriendelijko Antisociaal populair: populair want rebels

Verworpen kindn

o Agressief of teruggetrokken Controversiële kindn

Louise De Meulenaer 2017-2018

weinig positief, veel negatief

weinig positief, weinig negatief

veel positief, weinig negatief

veel positief, weinig negatief

Populair Contro-versieel

Ver-worpen

Ge-negeerd

Page 53: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 53

o Tgl prosociaal en agressiefo Enkele goede vrienden

Genegeerde kindn

o Goed aangepast, nt eenzaamo Extraversie: nt altijd nodig om soc. Goed te ku fctioneren

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 54: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 54

9 FYSIEKE EN COGNITIEVE ONTWIKKELING IN DE ADOLESCENTIE9.1 INLEIDING: VISIES OP DE ADOLESCENTIE

= overgang tss kindertijd en volwassenheid (10-20j) Biologisch perspectief

o Puberteit: hormoneno Storm and stresso Freud: genitale stadium

Seksuele drift ‘ontwaakt’ na latentiefase, veroorzaakt psychologisch conflict en losgeslagen gedrag

Tegen einde adolescentie geraakt drift gekanaliseerd en mondt dit uit in capaciteit om intieme relatie a te gaan

Sociaal perspectiefo Culturele invloeden: nt in elke cultuur verloopt adolescentie zo turbulent

Naar een evenwichto Sommige zaken (bio veranderinge, soc. Verwachtingen) = universeelo Soort verwachtingen en mate v druk op adolescenten vss tss cultureno In onze geïndustrialiseerde cultuur: lange adolescentie

Vroege adolescentie: 11-14j Midden adolescentie: 14-16j Late adolescentie: 16-18j

CONCLUSIE Adolescentie: periode v normatieve toenames in probl.gedrag, losgeslagen emoties en ouder-

kind conflicten?(beeld bijgesteld in ’80) Heel wat snelle en spectaculaire veranderingen (op bio, cogn.n en soc vlak)

9.2 BIOLOGISCHE VERANDERINGEN9.2.1 HORMONALE VERANDERINGEN

Groeihormoon en thyroxine (toename rond 8-9j) lengte en botten Geslachtshormonen

o Meisjes: meer oestrogeen: Hypothalamus hypofyse (FSH/LH) ovaria oestrogenen borstvorming en menstruatie / progesteron: eicelrijping en eisprong

o Jongens: meer androgenen (bv. Testosteron) : Hypothalamus hypofyse (FSH/LH) testes testosteron zaadvorming, spermarche

o FSH: follikel stimulerend hormoon / LH: luteïniserend hormoon o Testosteron / progesteron en oestrogenen: feedbackmechanismen op hypothalamus

9.2.2 LICHAMELIJKE GROEI: HERSENONTWIKKELING

Synaptisch snoeien Frontale cortex Cogn. Voordeleno Aandachto Planneno Integreren van infoo Zelf-regulatie

Versnelling van myelinisatie Connecties tss regio’s w versterkt

Respons op neurotransmitter neemt toe

Meer sensitief voor exciterende prikkels

Intensere reactie op stress, plezier en nieuwe stimuli

9.2.3 LICHAMELIJKE GROEI: SLAAPGEWOONTEN Nog evenveel slaap nodig als jongere kinderen, gaan typisch later slapen

o Veroorzaakt dr biologie & gewoonten en sociale ontw. (vb. fb, Tv, uitgaan) Gebrek a slaap: interfereert met aandachts- en emotieprocessen, leidt tot

o Slechtere schoolresultateno Humeurigheido Risicogedrag

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 55: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 55

9.2.4 LICHAMELIJKE GROEI: GESLACHTSVERSCHILLEN

Jongens MeisjesGroeiversnelling Begint op 12,5 j Begint op 10jProporties Bredere schouders, langere benen Bredere heupenSpier-vet verhouding Meer spiertoename (aerobic efficiency) Meer vettoename

9.2.5 SEKSUELE RIJPING

Primaire geslachtskenmerken Secundaire geslachtskenmerken Rijping voortplantingsorganen Meisjes: menarche: eerste

menstruatie, na borstontwikkeling, groeispurt en ontstaan schaamhaar

Jongens: spermarche: 1e keer dat zaad vrijkomt

Andere zichtbare lichaamssignalen van seksuele rijpheid

Meisjes: borsten Jongens: haar in gezicht, stem verandert Beide: haar onderarmen en schaamhaar

9.2.6 INDIVIDUELE VERSCHILLEN IN TIMING VAN PUBERTEIT Erfelijkheid Voeding, lichaamsbeweging Ses Ethnische groep Ervaringen ih gezin Seculaire trend: statistische tendens, waargenomen over vss generaties

9.3 PSYCHOLOGISCHE IMPACT V PUBERTEIT9.3.1 DIRECTE REACTIES

Reacties op menarche en spermarche ku erg gemengd zijn: zelfvertrouwen, teken v volw. -> schrik, onzekerheid

Type reactie: afh. vd mate waarin en manier waarop dit w aangekondigd (voorlichting ouders)

9.3.2 HUMEURIGHEID Relatie met hormonen: zwak Larson onderzoek met biepers: 3x/dag onverwacht gevoelens aanduiden

o Adolescenten meer negatieve stemmingen Meer negatieve gebeurtenissen! (hogere verwachtingen, uitgebreider soc

netwerk) en heftigere reactieso Gevoelens minder stabiel dan tijdens volw.heid (mood swings)

Maar vaker v ene situatie in andereo CONCLUSIE: bio en soc. Factoren bepalen samen toegenomen humeurigheid

9.3.3 CONFLICT MET OUDERS Dieren, nt industriële SL: fysieke afstand Mense, geïndustrialiseerde SL: psychologische afstand als alternatief (afstand zoeken

(jongere) vaak gepaard met conflicten, vorm v zelfst.heid) Conflicten: meestal over alledaagse zaken waarbij ouders en adolescenten vss in visie Meeste conflicten = mild en beperkt, maar heel veel conflicten= neg. Gevolgen

9.3.4 GEVOLGEN VAN TIMING VAN PUBERTEIT

Jongens MeisjesVroeg rijpen Populair

Zelfvertrouwen Onafhankelijk Positief lichaamsbeeld

Niet populair Weinig zelfvertrouwen Teruggetrokken, meer deviant

(grensoverschrijdend) gedrag Negatief lichaamsbeeld

Late rijping Niet populair Angstig, praatziek,

zoekt aandacht Negatief lichaamsbeeld

Populair Sociaal, levendig Positief lichaamsbeeld

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 56: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 56

9.4 COGNITIEVE ONTWIKKELING9.4.1 FORMEE-OPERATIONEEL STADIUM

Hypothetisch-deductief redenereno Hypotheses afleiden uit alg. theorieo Denken als wetenschappero Hypothese formuleren en omzetten in toetsbaar experimenteel opzet

Propositie-denkeno Logica van verbale uitspraken evalueren (zonder verwijzing nr echte wereld)o Lagere schoolleeftijd ku dit nt, adolescenten redeneren correct juistheid v

redenering kan beoordeeld w, los v werkelijkheidsgehalte Denken in termen van mogelijkheden

o Over nt-waarneembare en niet-ervaren dingen (bv. Toekomst)o Over zaken die anders ku zijn dan ze nu zijn o Zelfreflectie, dagdromen, gantasieo Thema’s: milieu, oorlog, discriminatie, vrijheid, liefde, rechtvaardigheid

Veranderingen in richting formeel-operationeel denken: gradueel: verschijnt nt plots als nieuw stadium

Formeel-operationeel denken: mog. Nt universeel: gemodereerd dr opleidingsduur en -niveau

9.4.2 INFORMATIEVERWERKING Coördineren theorie en evidentie (wet. Denken) Jonge kindn : gn voorbij a conflicterende evidentie of vervormen ze eigen ideeën bevestigd Adolescenten: gn systematisch mog. Na, leggen verbanden, koppelen hypothesen terug a

beschikbare evidentie Coördineren v theorie mt bevindingen betert mt leeftijd:vanaf kindertijd tot volw, interind. vss Beïnvloedende factoren

o Capaciteit WGo Ervaring met complexe probl.o Meta-cognitie vaardigh (denken over denken)o Openheid v geest

9.4.3 INFORMATIEVERWERKING VOORUITGANG IN ADOLESCENTIE Aandacht (selectie v relevante info, inhibitie v irrelevante) Ghgstrat. W efficiënter, ovv opslaan, verwerken en ophalen info Toename kennis Uitbreiding metacognitie Cogn. Zelf-regulering (bv. Flexibiliteit v denken) Verwerkingscapaciteit: snelheid v denken

9.4.4 GEVOLGEN VAN ABSTRACT DENKEN Belust op discussie Idealisme en kritisch zijn Planning en beslissing nemen

o Probl bij nemen alledaagse beslissingen (onvoldoende opties overwegen)o Intuïtie eerder dan ratio speelt vaak rol

Gebrek a ervaring met complexe problemen KTvoordelen: LT

Zelf-bewustzijn en zelf-gerichtheido Imaginair publiek: sterke focus op zichzelf leidt ertoe dat adolescenten gevoel hebben

dat iedereen op hen gefocust is (nadruk op imago, blozen, verlegen, gevoelig vr kritiek)

o Pers. Legende: adolescenten nemen a dat eigen gedachten en gevoelens uniek zijn (niemand heeft ooit zo lief gehad als zij)

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 57: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 57

9.4.5 GEVOLGEN VAN ABSTRACT DENKEN RISICOGEDRAG Pers. Legende gepaard met gevoel v onkwetsbaarheid: geneigd om risicovol gedrag te stellen

dat volw. Nooit zouden durven

10 EMOTIONELE EN SOCIALE ONTWIKKELING TIJDENS ADOLESCENTIE

10.1 IDENTITEITSVORMING10.1.1 ERIKSON: IDENTITEIT

Identiteit= bepaalt wie je bent, wat je belangrijk vindt, en richting die je uitwil in je leven Uiting in veel vss domeinen: beroeps/studiekeuze, relaties, moreel-politieke keuzes, etnische

identiteit Niet geslaagd: identiteitsverwarring: bv. Negatieve of synthetische identiteit ! negatieve EN synthetische identiteit : Erzats-identiteit (false self) Invloed vorige fasen: epigenetisch principe id theorie v Erikson

o Basisvertrouwen wantrouwen (0-2 j): gn vertrouwen, nergens in geloveno Autonomie schaamte (2-3j): gn autonomie/initiatief, gn wilskracht, gn exploreren

v alternatieveno Initiatief schuld (4-5): gn ondernemerschap/creativiteit, gn doelgerichtheid in

exploreren en maken v keuzeso Vlijt minderwaardigheid (6-12j): gn competentie, gn beroepskeuze

10.1.2 CRISIS OF EXPLORATIE (Erikson): identiteitscrisis: tijdelijke periode v verwarring en onbehagen tijdens

experimenteren met alternatieven “soul-searching” met als optimale uitkomst = gevoel v temporeel-spatiale continuïteit

(andere auteurs, heden): Exploratie: geleidelijke en rustige aanpak v vorming identiteit (crisis nt meer nodig)

10.1.3 ERIKSONS THEORIE: IDENTITEIT VERWARRING

Identiteit Identiteitsverwarring Bepalen wie je bent, wat belangrijk is,

richting geven a leven Bindingen inzake beroep, pers. Relaties,

seksuele oriëntatie, ethnische groep, idealen

Oplossing vr ‘identiteitscrisis’ of exploratie

Gebrek a richting en zelfdefiniëring Beperkte exploratie in adolescentie

o Vroeger psychosociale conflicten nt opgelost

o MS beperkt keuzes Nt voorbereid op stadia v volwassenheid

10.1.4 MARCIA: IDENTITEITSSTATUSSEN Status: mogelijke uitkomst identiteitsproces Marcia: halfgestructureerd interview over allerlei domeinen (beroep, go., pol, ideologie,

seksrol) 2 criteria

o Mate v exploratie (openstaan voor): afwegen v, uitproberen v keuzemog. o Mate v bijnding: in stat zijn bindingen en verplichtingen a te gaan

4 statussen:

10.1.5 IDENTITEIT: BEPALENDE FACTOREN Persoonlijkheid adolescent Opvoeding en gezien (secure base to explore)

Louise De Meulenaer 2017-2018

-Exploratie

-

Binding

Diffusion Moratorium

ForeclosureAchievement +

+

Page 58: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 58

Interacties met peers, in vrije tijd en op school Scholen en gem.schappen die ruimte bieden vr exploratie en opnemen v verantw.heid Culturele invloeden

Persoon x omgeving

10.1.6 ZICHZELF BEGRIJPEN Zelfconcept (cognitief)

o Brengt afz.. trekken samen in grotere abstracte trekken (slim+getalenteerd = intelligent)

o Kan verwijzen nr contradictorische trekken tijdens vroege adolescentie (verlegen + extravert)

o Geleidelijk trekken gecombineerd in georganiseerd systeem, mt mr zin vr nuance (midden en late adolescentie)

o Inhoudelijk: mr nadruk op persoon i relatie t andere Zelfwaardering (evaluatief)

o Steeds meer gedifferentieerd: nieuwe dimensies w toegevoegd (hechte vriendschap, romantische relaties, competentie in job / studie)

o Niveau v zelfwaardering neemt meestal toe op einde vd adolescentieo Grotere stabiliteit: zelfwaardegevoel w gekristalliseerd

10.1.7 ZELFWAARDERING – INVLOEDEN Democratische opvoeding (hoog) Aanmoediging leraren (hoog) Steun voorwaardelijk: enkel als voldaan a hoge norme (onecht gedrag)(laag, stabiel) Ethische groep: blanke adolescenten lager dan Afro-Amerikaanse

10.2 MORELE ONTWIKKELING10.2.1 PIAGETS THEORIE VAN MORELE ONTWIKKELING

Heteronome moraal (5-10j) Autonome moraal Regels overgeleverd dr autoriteit, blijvend,

onveranderlijk, strikte gehoorzaamheid ‘Slechtheid’ beoordeeld vanuit resultaten,

nt vanuit bedoelingen

Regels als soc. Overeenkomst, veranderlijk Norm v ideale wederkerigheid Beoordelingen v resultaten en intenties verantwoordelijkheid

10.2.2 KOHLBERG Methode: morele dilemma’s (bv. Heinzdilemma (vrouw op sterven en geneesmiddel veel te

hoog, recht op stelen? ) Belangrijk: manier v redeneren, nt inhoud v antwoord 3 niveaus, 6 stadia

o Preconventioneel, Conventioneel, Post-conventioneel / principeel

Preconventioneel niveau

Stadium 1: straf en gehoorzaamheidStadium 2: instrumentele gerichtheid

Conventioneel niveau

Stadium 3: Good boy- good girl: moraal v coöperatie tss mensenStadium 4: behoud sociale orde

Post-conventioneel of principieel niveau

Stadium 5: sociaal contactStadium 6: universele Ethische Principes

Preconventioneel niveauo Moraal gecontroleerd dr instanties buiten persoon (heteronome moraal)o Stadium 1 : straf en gehoorzaamheid: kind kan nt letten op 2 standpunteno Stadium 2: instrumentele gerichtheid: kind weet dat er 2 standpunten zijn maar

concreet: eigenbelang: dienst, wederdienst Conventioneel niveau

o Conformiteit sociale regels (gn eigenbelang), behoudt sociaal systeemo Stadium 3 : brave jongen , meid (sociale samenwerking); ideale wederkerigheid (3e

pers.) ‘Gulden Regel’

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 59: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 59

o Stadium 4 : behoud sociale orde: nt volgen van regels is onmogelijk Post-conventioneel niveau

o Overstijgen onvoorwaardelijke steun wetten, abstracte principes, altijd toepasbaaro Stadium 5: sociaal contact: wetten samen gemaakt en dus veranderbaaro Stadium 6: universele ethische principes: gelijke aandacht voor ieders aanspraken;

respect voor ieders waarde of waardigheid Onderzoek

o Longitudinaalo Meeste mensen doorlopen stadiao Post-conventioneel niveau zelden bereikto Ontwikkeling traag en geleidelijko Relatie tss moreel redeneren en moreel gedrag nt perfect: praktische overwegingen

en intense emoties

10.2.3 GESLACHTSVERSCHILLEN IN MOREEL REDENEREN? Kohlberg: rechten en rechtvaardigheidsoriëntatie Gilligan: zorgen voor anderen oriëntatie (Ethiek van zorg) Beide geslachten beide oriëntaties, vrouwen meer zorg grotere ervaring als zorgverleners

10.3 SOCIALE ONTWIKKELING10.3.1 VRIENDSCHAP IN ADOLESCENTIE

Minder ‘goede vrienden’ Meer intimiteit, loyaliteit

o Nabijheid, vertrouwen, zelfonthulling, pers.heid ve vriend leren ke Vrienden (meer) gelijkaardig

o Identiteitsstatus, aspiraties, politiek, deviant (grensoverschrijdend) gedrag Geslachtsverschillen

o Meisjes: emotionele activiteito Jongens: activiteiten, status

Potentiële gevaren v intieme vriendschappeno Co-ruminatie (herh. Overdenken), relationele agressie

10.3.1.1 VRIENDSCHAP OP HET INTERNET Ondersteunt gevoel v intimiteit en nabijheid in bestaande vriendschappen Mogheid om nieuwe mensen te leren ke Mogheid om delicate ond. Te bespreken in niet-bedreigende context Gevaren

o Romantische relatie via interneto Enkel vrienden via internet, nt meer ih echte leveno Gevaarlijke uitwassen (ongewenst gevolg of ongewenste ontw.)

10.3.1.2 VOORDELEN VAN VRIENDSCHAPPEN Mogelijkheid zelf-exploratie, iem. anders echt begrijpen Basis vr latere intieme relaties Helpen omgaan met dag. Stress Bevordering houding en betrokkenheid (school)

10.3.2 CLIQUES EN CROWDS Clique

o Kleine groep: 5-7o Goede vriendeno Bepaald dr interesses, sociale statusn populair of niet-populair

Crowdo Groter: meerdere cliqueso Lidmaatschap gebaseerd op reputatie en stereotypeo

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 60: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 60

Afhankelijk van in welke groep je zit, stel je ander gedrag

10.3.3 DATING -BIJ ADOLESCENTEN komt voort uit gemengde cliques

o cliques trekken samen opo vss koppels gevormd en samen dingen doeno individuele koppels

veranderingen in adolescentieo vroeg: ontspanning, groepsactiviteiten, oppervlakkige intimiteit (kortstondig)o geleidelijk meer intimiteit zoekeno te vroeg daten: samenhang met problemen met wet en op school

10.3.4 CONFORMITEIT MET PEERS Druk tot conformeren inzake

o Kleding, uiterlijk, activiteiteno Pro-adult gedrag (braaf)o Onbehoorlijk gedrag (neemt toe in vroege adolescentie, laag)

Meer in vroege adolescentie Authoritative (= gezaghebbende) opvoeding helpt weerstand bieden

10.4 ONTWIKKELINGSPROBLEMEN10.4.1 DEPRESSIE BIJ ADOLESCENTEN

Vaakst voorkomend psychologisch probleem (15-20%) 2x zoveel meisjes als jongens (vroeg-rijpe meisjes) Vaak nt ernstig genomen (sturm und drang / storm and stress) Vss wel van gwn verdriet! Beïnvloedende factoren

o Genetischo Opvoedingspraktijkeno Aangeleerde hulpeloosheid

10.4.2 SUÏCIDE BIJ ADOLESCENTEN Belangrijke doodsoorzaak bij jongeren 4-5keer meer jongens dan meisjes (meisjes meer zelfmoordpogingen) Hoogste risico: blanke of Afrikaans-Amerikaanse jongens, holebi’s Erg intelligent en sociaal teruggetrokken of anti-sociale jongeren Preventie

o Signalen opvangeno Contactpersenen zoals zorgleerkrachteno Uitdrukken v belangstelling en zorgo Behandelingo Vele: medicatie en/of therapieo Verkrijgbaarheid wapens (wetten) beperkeno Opvang gezinsledeno Rol media (suïcide niet mediatiseren)

10.4.3 DELINQUENTIE = misdaad Leeftijdstrends: stijging, dan daling Geslacht: jongens 3-8x meer dan meisjes Determinanten: SES, etnisch (vervolgingsbeleid), opvoedingsproblemen, armoede Preventie

o Authorative (= gezaghebbende) opvoedingo Goed onderwijso Welvarende buurto Zero-tolerantie werkt niet : ONMOGELIJK vol te houden

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 61: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 61

Behandeling: lang en intensiefo Thuis houden, weghalen uit delinquente peergroepo Aanleren vaardigh. (sociaal, cognitief)o Niet-agressieve omgeving (buurt, cultuur, gezin)

2 wegen nr delinquentie bij Adolescentieo Vroeg beginnen: gedrag begint op lagere school

Risicofactoren: biologische, opvoedingspraktijken + peerprocesseno Laat beginnen: gedrag begint rond puberteit Peer invloeden

10.5 BESLUIT Adolescentie = tijd van transities en overgangen Soorten veranderingen

o Biologieo Cognitie en moreelo Sociaal: gezin en leeftijdsgenoten

Ontwikkeling tot uniek persoon identiteito Kan gepaard gaan met 2 soorten problemen

Internaliserende (nr binnen gericht) Externaliserende (nr buiten gericht)

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 62: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 62

11 EMOTIONELE EN SOCIALE ONTWIKKELING TIJDENS DE VROEGE VOLWASSENHEID (18-40)

11.1 DE OPKOMENDE VOLWASSENHEID Fase van multidimensionele en multidirectionele ontwikkeling Graduele overgang vanaf vroege 20er jaren

o Exploratie v studiekeuze, werk, waarden en relatieso Weinig sociale verwachtingeno Verdieping v attitudes en waarden 6

Twee-cyclus model v identiteitsontwikkeling in opkomende volwassenheid

1 2 / 34 maken van verbindingen

Vrij recent fenomeen, vooral in rijke, geïndustrialiseerde landen, minder in ontw.landen en in omstandigh. V lage SES

Universele criteria voor volwassenheid Specifieke criteria in collectivistische context

Pscyhologische kenmerkeno Voor jezelf ku zorgeno Verantw opnemen vr eigen

dadeno Zelf beslissen over overtuigingeno Egalitaire relatie met ouders

ontw.o Financiële onafhankelijkheid

Zorgen vr gezin Minder zelf-

georiënteerd w

Belastende en uitdagende periode Vereist veerkracht en flexibiliteit, capaciteiten die ondersteund w

o Cogn. Attributen (bv. Goed ku plannen en opties afwegen)o Soc-emo: attributen (bv. Pos zelfwaarde, persistentie, moraliteitsgevoel)o Soc ondersteuning (bv. Veilige band met ouders en leeftijdsgenoten)

11.2 ERIKSON: INTIMITEIT ISOLEMENT psy conflict vroege volw intimiteit isolement: uit zich in gedachten en gevoelens v jonge

mensen omtrent aangaan v permanent engagement tav intieme partner

Intimiteit Isolement permanente keuze (commitment)

maken vr levenspartner verworven deugd of kwaliteit: liefde Opgeven pas-verworven onafh.,

opnieuw omschrijven identiteit

Eenzaamheid, zelf-absorptie Aarzelen om intieme relaties aan te

gaan

Succes bij opl conflict vb op generativiteit: zorgen vr volgende generatie en MS helpen verbeteren

Ondz: intimiteit belangrijk, generativiteit al aanw. (kinderen), veel vss

11.3 LEVINSON: VROEGE VOLWASSENHEID Seasons of life: biografische interviews met mensen uit vss beroepen

Louise De Meulenaer 2017-2018

1) exploratie in breedte

2) binding3)

exploratie in diepte

4) identificatie met binding

Page 63: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 63

Deelt levensloop in in stadia (net zoals Erikson), elk stadium begint met overgang v +- 5j, tss overgangen stabiele perioden v 5-7j

Levensstructuur: onderliggende design v iem leven (bv. relaties en werk) Jongvolwassenheid: era of greatest energy and abundance, contradiction and stress Overgang vroege volw.

o Droom: beeld v jezelf dat levensbeslissingen bepaalto Mentor: oudere vriend of collega die helpt bij realiseren vd droom

Onderzoek met DOT (dromen over je toekomst)o Soort dromen: relationele, beroeps, over de wereld (engagement), materiëleo Mannen vs vrouwen

Beroepsdromen (individualisme, prestatie, status) relationele (gezin, kindn, vrienden

Eenduidige complexe (split dreams) Overgang v 30er jaren

o Opnieuw evalueren levensstructuuro Klemtoon op onderontw. Aspecteno Mannen: herzien zelden prioriteiten v werk en gezin, carrièregerichte vrouwen soms o Ontevreden? overgang kan crisis zijn

Settling down vr mannen, blijvende instabiliteit vr vrouweno Mannen: richten zich op bep. relaties en aspiraties o Vrouwen: vaak commitment erbij (werk / relatie), bereiken pas stabiliteit in middelbare

volw.

11.4 VAILLANT: AANPASSING AAN HET LEVEN Ondz: 250 mannen gevolgd drheen levensloop 20ers: zorgen omtrent intimiteit 30ers: consolideren loopbaan (zeker stellen) 40ers: generativiteit 50-60ers: behoeders v betekenis 70ers: spiritueel, reflexief Theorie sluit aan bij Levinson, gn strikte leeftijdsafbakeningen Bevestigt stadia v Erikson, vult gaten ertussen op Bestudeerde aanvankelijk enkel mannen, later kleine steekproef v vrouwen gelijkaardige

veranderingen bij vrouwen

11.5 BEPERKINGEN LEVINSON EN VAILLANT Conclusies gebaseerd op mensen geboren in 1920-1940 Levinson

o weinig mensen zonder opleiding hoger onderwijs en van lage SES o Deelnemers waren in middelbare leeftijd, herinnerden vroege volw. Nt meer zo goed?

Prospectieve studies op nieuwe generaties met uiteenlopende SES en cult achtergrond nodig

11.6 SOCIALE KLOK Sociale klok: leeftijdsgebonden verwachtingen vr levensgebeurtenissen Minder rigide dan bij vroegere generaties Volgen geeft vertrouwen, draagt bij tot soc. Stabiliteit ‘Distress’ bij achterop geraken of niet volgen Onderzoek

o Vrl soc klok: meer verantw, meer zelfcontrole, meer tolerant en verzorgen, minder zelfwaardering, gevoel v grotere kwetsbaarheid naarmate ouder

o Ml soc klok: meer dominant, sociaal, onafh en intellectueelo Vrouwen zonder soc klok: zelftwijfel, gevoelens v incompetentie en eenzaamheid

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 64: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 64

11.7 INTIEME RELATIES11.7.1 PARTNERKEUZE

Partners die op zichzelf lijken (nt opposites attract) Geslachtsverschillen

o Vrouwen: intelligentie, ambitie, fin. Situatie, iets oudero Mannen: aantrekkelijkheid, huish. Vaardigh., iets jonger

Evolutietheorie: voortplantingo Vrouwen: beperkte reproductie-capaciteit, man nodig die nakomelingen beschermto Mannen: grotere reproductie-capaciteit

Sociale leertheorie: geslachtsrolleno Vrouwen: verzorgend zorgtakeno Mannen: assertief, onafh werko In culturen met grotere gelijkheid tss geslachten (gender equality): man en vrouw

zelfde partnervoorkeuren DUS: biologische en sociale krachten beïnvloeden keuze

11.7.2 DRIEHOEKSTHEORIE VAN LIEFDE (STERNBERG) liefde: 3 componenten

o passie (fysiek)o intimiteit (emotioneel)o engagement (cognitief)

passionele liefde vroeg, bij elkaar passen latero passie neemt af, intimiteit en engagement nemen toe

studie eerste jaar huwelijk: geleidelijk minder verliefd (passie)o minder praten, minder gezamenlijke leuke activiteiten, meer huishoudtaken, minder

standpunt v ander innemen als relatie blijft duren houden nog meer van elkaar wat bepaalt of relatie blijft bestaan

o engagement (commitment) voorspelt duur en kwalitieit vd relatieo engagement moet meegedeeld w (communicatie)o constructie opl. V probl.

Cultuurvsso 20ste eeuw, westerse landen: passie en intimiteit= basis huwelijko Oosterse cult: gevoelens gespreid over soc. Netwerk, intensiteit minder groot vr

iedere relatie afz., denken a verplichtingen teg. Anderen bij partnerkeuze (bv. Teg ouders)

11.7.3 VRIENDSCHAP Vrienden versterken zelfwaardering, bieden sociale ondersteuning, maken leven interessanter Geslachtsvss

o Vrouwen: meer intieme vriendschappen zelfde geslacht, praten liefst met vriendinneno Mannen: doen liefst iets samen met vrienden

Individuele vss:o Hoe langer vriendschap, hoe intiemero Invloed gezinsrelatie

Vriendschappen ander geslachto Jongvolwassenen leren veel over ml en vrl stijlen inzake intimiteito Seksuele aantrekking gereguleerdo Kan evalueren nr romantische relatie (kan stabieler z dan relaites zonder vriendschap

vooraf) Broers en zussen als vrienden

o Lijken vaak op vriendschapo Gaan langst meeo Kan verstoord w dr ouderlijjk favoritisme of sibling rivaliteit

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 65: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 65

o Beste predictor mentale gezondheid op latere leeftijd: nauwe band met broer / zus in vroege volw.

11.7.4 EENZAAMHEID Eenzaamheid: gevoel v ongelukkig z dat voortvloeit uit kloof tss soc. Relaties die we hebben

en degene die we willen hebben Volw. Voelen zich eenzaam als ze intieme partner of vrienden missen Bereikt piek bij oudere tieners en vroege 20ers, daalt tot in 70jaren Determinanten

o Samenlevingsvorm (gescheiden, weduwe…)o (collectivistische) cultuuro Persoonlijkheid: negatieve vicieuze cirkel (bv. Sociale angst)

Langdurige / aanhoudende eenzaamheid hangt samen met self-defeating houdingen en gedragingen (neg. Teg. Zichzelf en anderen)

11.8 LEVENSCYCLUS VAN HET GEZIN Levenscyclus vh gezin: opeenvolging v fasen kenmerken vr meeste gezinnen wereldwijd

o Vroege ovlw.: alleen wonen, huwelijk, kindere opvoedeno Middelbare volw: kinderen verlaten huis, minder verantw.o Late volw.: pensionering, oud worden en overlijden v echtgeno(o)t(e)

Vandaag grote verscheidenheid in opeenvolging en timing v gebeurtenissen in gezin Model v levenscyclus ve gezin blijft bruikbaar als georganiseerd denkkader

11.8.1 OUDERLIJK HUIS VERLATEN Gem leeftijd laatste decennia gedaald Timing hangt af van reden

o Opleiding volgen (jonger)o Ontsnappen a wrijvingen in gezin (jonger)o 1-ouder gezin na echtscheiding (jonger)o Financiële problemen (jonger)

Helft jongvolw keert terugo Meestal dr rolveranderingeno Minst waarschijnmokl: nij gehuwde jongvolwo Veel voorkomende gebeurtenis bij ongehuwde jongvolw

Effect v SES en etnische achtergrondo Etnische groep: allerlei minderheidsgroepen en Aziatische-Amerikanen (belang

uitgebreide fam.)o Vroeg ouderlijk huis verlaten ~grotere kans op niet-succesvol huwelijk en loopbaan

(jongeren die gn hogere opleiding volgen)o Ouderlijke huis verlaten ~meer voldoeninggevende relatie tss ouders en kindn en

succesvolle overgang nr volw. Rollen

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 66: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 66

12 EMOTIONELE EN SOCIALE ONTWIKKELING TIJDENS DE MIDDEN-VOLWASSENHEID (40-65)

12.1 ERIKSON: PSYCHOSOCIALE STADIA Vertrouwen VS Wantrouwen Autonomie VS Schaamte En Twijfel Initiatief VS Schuld Vlijt VS Minderwaardigheid Identiteit VS Verwarring Intimiteit VS Isolement Generativiteit VS Stagnatie Ego-Integriteit VS Wanhoop

12.1.1 ERIKSONS THEORIE: GENERATIVITEIT VS STAGNATIE

Generativiteit Stagnatie Al in vroege volw Zich openstellen vr anderen op manieren die

volgende generatie helpen en begeleiden Engagement reikt verder dan eigen zelf (en

partner) Typisch gerealiseerd dr opvoeden v kinderen Andere famrelaties, mentorrelaties op werk,

creativiteit ook generatief Einddoel= symbolische onsterfelijkheid

Plaatst eigen comfort en zekerheid boven uitdaging en opoffering

Op zichzelf gericht, genotzuchtig, opgeslorpt door zichzelf

Gebrek aan betrokkenheid op of bezorgdheid vr jonge mensen

Weinig interesse vr productiviteit op werk, aan zichzelf werken (self-improvement)

12.1.2 ONDERZOEK OVER GENERATIVITEIT Neemt toe met leeftijd Grote mate v generativiteit

o = goed aangepast: weinig angst, depressie, grote zelfaanvaardig, levenstevredenheido Staan meer open vr vss standpunteno Politiek actief / proberen wereld te verbeteren (als 20ers)

Groepsverschillen: hier: geslachto Vaders: meer generatief dan niet-vaderso Moeders even generatief als niet-moeders

12.2 ANDERE THEORIEËN OVER PSYCHOSOCIALE ONTWIKKELING TIJDENS MIDDEN-VOLWASSENHEID

12.2.1 LEVINSON: MIDDELBARE VOLWASSENHEID Overgang nr middelbare leeftijd (40-45)

o Gevoel dat tijd ‘opraakt’o Evalueren vroege volwassenheido Ingrijpende of kleine veranderingen

Intrede in levensstructuur (45-50) 50jaar overgang (50-55) Hoogtepunt levensstructuur (50-60) Overgang vd middelbare leeftijd (40-45j): succes bereiken eigen doelen evalueren, focussen

op eigen leven veranderen om betekenisvolle toekomst te hebbeno Soms grote veranderingen (echtscheiding, nieuwe job) vaak kleinere

Louise De Meulenaer 2017-2018

leeftijd + geslacht generativiteit

persoonlijk welzijn, sociale aanpassing,

openheid vr vss standpunten,

opvoedingsvaardigheden

Page 67: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 67

o Blik meer nr binnen gericht, mog. Vooruitgang op werk z beperkto Opbouwen nieuwe levensstructuur: confrontatie met 4 ontwikkelingstaken

12.2.2 LEVINSONS 4 TAKEN VAN MIDDELBARE VOLWASSENHEID Jong-oud: nieuwe manieren vinden om tgl oud en jong te zijn

o Veel vrouwen: zorgen over verminderde fysieke aantrekkelijkheido In toenemende mate: w ook verwacht v mannen

Vernietigen-scheppen: erkennen dat mensen veel stuk maken, proberen nieuwe waardevolle producten te creëren

o Bewust w v vernietigende kracht in menseno Tegengewicht: scheppende krachten beklemtoneno Resultaat: schenking, erfenis nalaten vr volgende generaties

Mannelijk-vrouwelijk: evenwicht vinden tss ml en vrl aspecten vh zelfo Mannen: meer aanvaarden eigen ‘vrl’ trekken: verlangen nr verzorgen en verzorgd w,

ook emotioneelo Vrouwen: meer aanvaarden eigen ‘ml’ trekken: autonomie, dominantie en assertiviteit

Binding-afzondering: evenwicht tss betrokkenheid op externe wereld en daarvan afgesloten zijn

o Mannen en carrièregerichte vrouwen: minder focus op ambitie en prestatieo Gezinsgerichte vrouwen (of met onbevredigende job): grotere betrokkenheid op werk

of bredere gemeenschap

12.2.3 LEVENSSTRUCTUUR IN SOCIALE CONTEXT Armoede, werkloosheid, gebrek aan respect: meer overleven dan bevredigend leven

nastreven Te veel klemtoon op productiviteit en winst: weinig kans vr pers. Ontplooiing

12.2.4 VAILLANT Generativiteit: bewaren van zin (keepers of meaning) Komende generatie staat te drummen om fakkel over te nemen

o Middelbare volw. Verweren zich: verworven positie bevestigeno Willen tgl tradities of pos aspecten v cultuur bewaren en doorgeven a volg. Generaties

In vele cult: mensen v middelbare leeftijd: tegengewicht tegen te snelle veranderingen veroorzaakt dr adolescenten en jongvolw.

Lange-termijn doelen (mens. Relaties in MS bv.) Meer filosofisch (nt alle probl. Oplosbaar)

12.2.5 MIDLIFE CRISIS = twijfel aan zichzelf, evaluatie, stress erg uitgesproken in 40er jaren, leiden tot belangrijke

herstructurering pers.heid Tegengestelde bevindingen

o Levinson: meeste mannen en vrouweno Vaillant: weinig frequent

Geslachtsverschilleno Timing

Mannen: vroege jaren 40 (Levinson) Vrouwen: late jaren 40 en 50er jaren)

o Richting Mannen: 1 richting Vrouwen: meerdere richtingen

Sterke verstoring en opwinding: ongewoono ¼: crisiso Veel losser gedefinieerd dan dr onderzoekerso Breder leeftijdsgebrek: van voor 40 tot na 50o Nt toegeschreven a leeftijd, mr a ingrijpende levensgebeurtenissen

Ondz over ‘life regrets’ bij vrouwen id 40

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 68: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 68

o Spijt zonder levensveranderingen: minder welbevinden en slechtere gezondheido Spijt met levensveranderingen: meer vertrouwen en assertiviteito Interpretatie is cruciaal: blijvende ontgoocheling aanvaarding

12.2.6 STADIA VS LEVENSGEBEURTENISSEN Nt iedereen midlifecrisis Minder strakke sequentie v normatieve levensgebeurtenissen dan vroeger Is middelbare leeftijd dan wel stadium?

12.3 STABILITEIT EN VERANDERING IN ZELFCONCEPT EN PERSOONLIJKHEID12.3.1 MOGELIJKE ZELVEN

= wat men hoopt of vreest te w Vormen temporele dimensie vh zelf, waarnaar ind. Streeft en wat het hoopt te w Beschrijvingen v actuele zelf blijven stabiel, die v mog. Zelf veranderen sterk Minder in aantal, bescheidener, concreter bv. Vd beste z goede vader en echtgenoot z Wat men hoopt en vreest w aangepast om mentaal gezond te blijven Bel. fctie tot blijvend welbevinden: droom levendig houden: blijven nieuwe doelen aspireren Middelbare volw. Hoge zelfwaardering (dr beschermende rol mog. Zelven?)

12.3.2 ZELFAANVAARING 3 bel. Persheidskenmerken nemen toe tijdens midden-volwheid

o Zelfaanvaarding (goede en slechte eig.)o Autonomie (nt anderen, zelf)o Beheersing vd omg. (reeks complexe taken goed aanku)

Alg.: meer expertise, beter opl. Praktische probl.: ondersteunt toegenomen vertrouwen vormt hoogtepunt v leven

12.3.3 OMGAAN MET PROBLEMEN (COPING) toename effectieve coping-strategieën (pos. Zien, anticiperen, plannen, gebruik humor)

(jongere mensen: ontkennen, acting out, vermijden, anderen verwijten) effectiefe coping: compinatie probl.gerichte en emotie-gerichte coping waarom beter omgaan met probl. verbeterde zelfkennis (beter georganiseerd) en groter

zelfvertrouwen (dat men problemen aankan) dus: jaren v ervaring in omgaan met stress= belangrijk

12.3.4 GESLACHTSIDENTITEIT Vrouwen: toename in ml trekken / mannen: toename in vrl trekken Theorieën

o Ouderlijke imperatiefo Daling rol geslachtshormoneno Leeftijdsgebonden vereisten

12.4 ‘BIG FICE’ PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN Neuroticisme

o Hoog : zich zorgen maken, emotioneel, kwetsbaaro Laag : rustig, nt-emotioneel, kan tgn stootje

Extraversieo Hoog: actief, houdt v plezier, gepassioneerdo Laag: passief, nuchter, emotioneel nt-reactief

Openheido Hoog: creatief, origineel, progressiefo Laag: nt-creatief, conventioneel (vlgns gewoonte), conservatief

Vriendelijkheido Hoog: genereus, lief, goed v natureo Laag: antagonistisch (tegendraads), kritisch, irriteerbaar

Gewetensvolheid

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 69: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 69

o Hoog: werkt hard, goed georganiseerd, ambitieuso Laag: lui, nt georganiseerd, gn doorzetter

Leeftijdstrendso Neuroticisme, extraversie, openheid: lichte daling v adolescentie nr middelbare leeftijdo Vriendelijkheid en gewetensvolheid: lichte stijgingo In zeer vss culturen: mog gen. Basis

Stabiliteito Alle : neemt toe met leeftijd

2 grafieken p378

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 70: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 70

13 EMOTIONELE EN SOCIALE ONTWIKKELING IN LATE VOLWASSENHEID

13.1 ERIKSONEgo-integriteit Wanhoop

Zich een geheel voelen, volledig, tevreden over verwezenlijkingen

Sereniteit en tevredenheid Hangt samen met psycho-sociale

maturiteit Acceptatie v msilukkingen en successen Innerlijke vrede en harmonie

Gevoeld dat vele beslissingen fout waren, nu te weinig tijd

Verbitterd, komende dood nt aanvaarden Uitgedrukt als woede en minachting vr

anderen Verzet en ontgoocheling Innerlijke onrust

P 380: grafiek!!

13.2 ANDERE THEORIEËN13.2.1 PECK: VERFIJNING

Ego-differentiatie preoccupatie met werkrol Transcendentie v lichaam preoccupatie met lichaam Ego-transcendentie preoccupatie met ego

Link met gerotranscendentie: verschuiving v metaperspectief, v materialistische en relationele naar meer kosmische en transcendente visie, gevolgd dr toename v levenstevredenheidGevoel v kosmische eenheid en transcendentieUit zich in contemplatie (beschouwing v, nadenken over leven) blijvende investering in alledaagse dingen

13.2.2 LABOUVIE-VIEF Affect-optimalisatie: capaciteit om pos. Emoties te maximaliseren en neg. Te reduceren

belangrijk ifv omgaan met verlies v fysieke en mentale vermogens meer levendige beschrijving v emo gebeurtenissen meer in harmonie of ‘in touch’ emotie-gerichte coping: meer oemoties zelf aanpakken ipv extern af te reageren emotionele experts

13.2.3 REMINISCENTIE EN LIFE REVIEW Reminiscentie: vertellen v verhalen over mensen, gebeurtenissen, gedachten en gevoelens

uit verledeno Focus op zelf

Verveling tegengaan, ontgoochelingen herbeleven, ruminatie (meermaal overdenken) kan wanhoop verergeren

o Focus op anderen Relaties met anderen versterken, met gestorven pers. Herbeleven

o Kennis-gebaseerd Op verleden en ervaring beroep doen om huidige probl. Op te lossen,

jongeren iets aanleren Life review: betekenis v ervaringen uit verleden delen

Louise De Meulenaer 2017-2018

gero-transcendentieego-integriteit

ego-differentiatiewerk

lichaams-transcendentielichaam

ego-transcendentieidentiteit

Page 71: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 71

o Vorm v reminiscentieo Leidt tot beter begrijpen v zichzelf: helpt om gevoel v integriteit te bekomen, positieve

welzijnseffecten

13.3 ZELFCONCEPT Veilig, complex zelfconcept

o Zelf-aanvaarding: os. Elementen zorgen vr aanvaarding v neg. Elementeno Verhoopt of ideaal zelf-beeld w geformuleerd

Veranderende pers.heidskenmerkeno Vriendelijkheid: hoger: goed humeur, genereuso Sociabiliteit (extraversie) daalto Aanvaarding v verandering neemt toe

Accepteren v verlies en kijken nr oodo Via spiritualiteit: betekenis zoeken en vinden in natuur, soc relaties, kunst en rel.o Religie: deelname a rel. activiteiten en rituelen om symbolische bet. te geven a leven

en om te gaan met verlies Fowler: overgang v kinderlijk over conventioneel nr persoonlijk/symbolisch geloof

o Intuitief –W mythisch conventioneel reflectief conjunctief (VS): rel. betrokkenheid: samenhang met hoger fysiek en emo welzijn, meer fysieke activiteit

en betere relaties met vrienden en familie

13.4 SOCIALE WERELD Paradox: sociaal contact neemt af, welzijn neemt toe Disengagement theory: wederzijds zich terugtrekken v ouderen en SL

o Gevolg: eenmaal teruggetrokken : dood minder nefast vr SLo Gn sluitende verklaring vr paradox j

Veel ouderen blijven actief betrokken Fout v SL, geen pers. Keuze

Activiteitstheorie: willen actieve rol blijven uitoefenen mr krijgen nt altijd kans vanuit SLo Activiteit en grootte sociaal netwerk gn goede verspeller v welzijno Vele ouderen: gn gebruik v soc. Mog.heden

Continuïteitstheorie: gn echte vervanging v sociale rollen dr nieuwe mr voorzetting v soc. Activiteiten die men gewoon is

o Bezorgt gevoel v continuïteit en identiteito Sociale activiteiten en hobby’s blijven vaak dezelfde

Socio-emotionele selectiviteitstheorie: soc netwerken w selectiever, enkel meest bevredigende overleven

Functie v vriendschappen veranderto Info vergareno Bevestiging zoeken vr uniciteito Emotieregulatie: vrienden die pos. Interacties losmaken opzoeken

Naargelang men ouder w: afname info zoeken, emotieregulatie neemt toe Emotioneel evenwicht neemt toe, emotionele experts

o Met kalmte reageren op emo stresserende situatieso Pos. Elementen zoeken in neg. Gebeurtenissen

Verklaart toenames in welzijn ondanks kleiner sociaal netwerko Meer selectief en meer emo evenwichtige relaties

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 72: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 72

Inhoudsopgave1 Geschiedenis, theorie en onderzoeksstrategieën...........................................................................1

1.1 Inleiding.................................................................................................................................. 1

1.1.1 Theorieën over ontwikkeling...........................................................................................1

1.2 Basisvragen of structurele kenmerken van ontwikkelingspsychologische theorieën..............1

1.2.1 Continu of discontinu......................................................................................................1

1.2.2 1 Verloop of meerdere?..................................................................................................1

1.2.3 Erfelijkheid of omgeving..................................................................................................2

1.3 Levensloopperspectief............................................................................................................2

1.3.1 Levenslang...................................................................................................................... 2

1.3.2 Multidimensioneel en – directioneel................................................................................2

1.3.3 Plasticiteit........................................................................................................................3

1.3.4 Vss contexten.................................................................................................................3

1.3.5 Invloeden op ontwikkeling...............................................................................................3

1.4 Inhoudelijke typering van ontw.psychologische kenmerken....................................................3

1.4.1 Wetenschappelijke voorvaders.......................................................................................3

1.5 Klassieke theorieën uit 20ste E.................................................................................................4

1.5.1 Psychoanalyse: Freud....................................................................................................4

1.5.2 Psychoanalyse: Erikson..................................................................................................5

1.5.3 Behaviorisme en sociaal leren........................................................................................6

1.5.4 Piaget.............................................................................................................................. 8

1.6 Recente theorieën..................................................................................................................9

1.6.1 Informatieverwerkingstheorie..........................................................................................9

1.6.2 Ethologie en evolutionaire ontw.psychologie (contextuele theorie)...............................10

1.6.3 Vygotsky’s socioculturele theorie (contextuele theorie)................................................10

1.6.4 Ecologische systeemtheorie (Bronfenbrenner) (contextuele theorie)............................11

1.7 Ontwikkeling bestuderen.......................................................................................................11

1.7.1 Onderzoeksmethoden...................................................................................................11

1.7.2 Algemene onderzoeksdesigns......................................................................................12

1.7.3 Designs om ontwikkeling te bestuderen........................................................................13

2 Fysieke ontwikkeling in de eerste twee levensjaren.....................................................................14

2.1 Lichaamsgroei: Verschuivingen en lichaamsproportie..........................................................14

2.1.1 Groeitrends................................................................................................................... 14

2.2 Ontwikkeling van de hersenen..............................................................................................14

2.3 Beïnvloedende factoren op lichaamsgroei............................................................................15

2.4 Leervermogens..................................................................................................................... 15

2.4.1 Klassieke conditionering...............................................................................................15

2.4.2 Operante conditionering................................................................................................15

2.4.3 Habituatie...................................................................................................................... 15

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 73: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 73

2.4.4 Imitatie.......................................................................................................................... 15

2.5 Motorische ontwikkeling........................................................................................................15

2.6 Ontwikkeling zintuigen..........................................................................................................16

2.6.1 Tastzin, reuk en smaak.................................................................................................16

2.6.2 Gehoor.......................................................................................................................... 16

2.6.3 Zicht, diepteperceptie en patroonperceptie...................................................................17

3 Cognitieve ontwikkeling in de eerste twee levensjaren.................................................................18

3.1 Piaget.................................................................................................................................... 18

3.1.1 Algemene concepten....................................................................................................18

3.1.2 Componenten van cognitie...........................................................................................18

3.1.3 Algemene concepten: Deel II........................................................................................18

3.1.4 Sensorimotorisch stadium: geboorte – 2jaar.................................................................18

3.1.5 Recent onderzoek.........................................................................................................20

3.1.6 Evalutie......................................................................................................................... 20

3.2 Informatieverwerking.............................................................................................................20

3.3 Sociale context van cognitieve ontwikkeling (Vygotksy).......................................................21

3.4 Mentale vaardigheden..........................................................................................................21

3.5 Taalontwikkeling................................................................................................................... 21

3.5.1 Theorieën over taalontwikkeling....................................................................................22

3.5.2 Voorbereiding op praten...............................................................................................22

3.5.3 Beginnen te praten........................................................................................................23

3.5.4 Individuele verschillen...................................................................................................23

3.5.5 Ondersteunen van vroege taalverwerving....................................................................24

4 Emotionele en sociale ontwikkeling in de 1e 2 jaren.....................................................................25

4.1 Erikson.................................................................................................................................. 25

4.1.1 Erikson: eerste levensjaar.............................................................................................25

4.1.2 Erikson: tweede levensjaar...........................................................................................25

4.2 Emotionele ontwikkeling.......................................................................................................25

4.2.1 Basisemoties................................................................................................................. 25

4.2.2 Begrijpen emoties van anderen....................................................................................26

4.2.3 Zelfbewuste emoties.....................................................................................................27

4.2.4 Emotionele zelf-regulatie..............................................................................................27

4.3 Temperament....................................................................................................................... 27

4.3.1 Structuur van temperament...........................................................................................27

4.3.2 Meten temperament......................................................................................................28

4.3.3 Stabiliteit temperament.................................................................................................28

4.3.4 Genetische invloeden (Narture)....................................................................................28

4.3.5 Omgevingsinvloeden (Nurture).....................................................................................28

4.3.6 Goodness-of-fit model (Thomas & Chess)....................................................................29

4.4 Gehechtheid......................................................................................................................... 29

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 74: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 74

4.4.1 Ethologische theorie.....................................................................................................29

4.4.2 Meten van gehechtheid: 4 hechtingsstijlen...................................................................30

4.4.3 Hechting en psychosociale ontwikkeling.......................................................................30

4.4.4 Stabiliteit gehechtheid...................................................................................................30

4.4.5 Culturele verschillen......................................................................................................31

4.4.6 Determinanten van hechtingskwaliteit...........................................................................31

4.4.7 Meerdere hechtingsfiguren...........................................................................................32

4.5 Ontwikkelen van het zelfbeeld..............................................................................................32

4.5.1 Zelfbewustzijn...............................................................................................................32

4.5.2 Zelf-categorisatie..........................................................................................................33

4.5.3 Zelf-controle.................................................................................................................. 33

5 Fysieke en cognitieve ontwikkeling in de vroege kindertijd: 2-6 jaar.............................................34

5.1 Fysieke ontwikkeling.............................................................................................................34

5.2 Motorische ontwikkeling........................................................................................................34

5.2.1 Motorische ontwikkeling: tekenen.................................................................................34

5.2.2 Motorische ontwikkeling: schrijven................................................................................34

5.2.3 Motorische ontwikkeling: individuele verschillen...........................................................34

5.3 Cognitieve ontwikkeling: Piaget............................................................................................34

5.3.1 Einde sensorimotorische fase......................................................................................34

5.3.2 Pre-operationele fase....................................................................................................35

5.3.3 Beperkingen: egocentrisme, conservatie en hiërarchische classifcatie........................35

5.3.4 Recenter onderzoek......................................................................................................36

5.3.5 Opvoedkundige principes afgeleid uit Piagets theorie..................................................36

5.4 Vygotski’s socioculturele theorie...........................................................................................36

5.5 Informatieprocestheorie........................................................................................................37

5.5.1 Aandacht....................................................................................................................... 37

5.5.2 Geheugenstrategieën...................................................................................................37

5.5.3 Theory of mind..............................................................................................................38

5.6 Taalontwikkeling................................................................................................................... 38

5.6.1 Woordenschat...............................................................................................................38

5.6.2 Grammatica.................................................................................................................. 39

5.6.3 Conversatie................................................................................................................... 39

5.6.4 Ondersteuning taalontwikkeling....................................................................................39

6 Emotionele en sociale ontwikkeling in de vroege kindertijd: 2 – 6 jaar.........................................40

6.1 Erikson.................................................................................................................................. 40

6.2 Zichzelf begrijpen.................................................................................................................. 40

6.3 Emotionele ontwikkeling.......................................................................................................40

6.3.1 Begrijpen van emoties..................................................................................................40

6.3.2 Emotionele zelfregulatie................................................................................................40

6.3.3 Zelfbewuste emoties.....................................................................................................41

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 75: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 75

6.3.4 Empathie, sympathie en prosociaal gedrag..................................................................41

6.4 Relaties met leeftijdgenoten..................................................................................................41

6.4.1 Spel............................................................................................................................... 41

6.4.2 Vriendschap.................................................................................................................. 42

6.4.3 Invloeden van ouders op vroege relaties met ‘peers’....................................................42

6.5 Vroege ontwikkeling..............................................................................................................42

6.5.1 Psycho-analyse.............................................................................................................42

6.5.2 Sociaal leren................................................................................................................. 42

6.5.3 Cognitief ontwikkelingsperspectief................................................................................42

6.5.4 Agressie........................................................................................................................ 43

6.6 Stereotype geslachtsrollen....................................................................................................43

7 Fysieke en cognitieve ontwikkeling in de lagere schoolleeftijd.....................................................45

7.1 Fysieke ontwikkeling en determinanten................................................................................45

7.1.1 Lichaamsgroei...............................................................................................................45

7.1.2 Gezondheidsproblemen................................................................................................45

7.2 Motorische ontwikkeling (ruwe en fijne motoriek).................................................................45

7.2.1 Ruwe motorische ontwikkeling......................................................................................45

7.2.2 Fijne motorische ontwikkeling.......................................................................................45

Verfijning v fijne motorische ontwikkeling..............................................................................45

7.2.3 Geslachtsverschillen.....................................................................................................45

7.2.4 Spelletjes met regels.....................................................................................................45

7.3 Piaget: concreet-operationele stadium..................................................................................46

7.3.1 COncreet-operationele stadium....................................................................................46

7.3.2 Beperkingen.................................................................................................................. 46

7.3.3 Recent onderzoek.........................................................................................................46

7.3.4 Evaluatie....................................................................................................................... 47

7.4 Informatieverwerkingstheorieën............................................................................................47

7.4.1 Algemene principes......................................................................................................47

7.4.2 Aandacht....................................................................................................................... 47

7.4.3 Geheugenstrategieën...................................................................................................47

7.4.4 Kennisbestand..............................................................................................................47

7.4.5 Theory of mind..............................................................................................................47

7.5 Taalontwikkeling................................................................................................................... 48

7.5.1 Woordenschat...............................................................................................................48

7.5.2 Grammatica.................................................................................................................. 48

7.5.3 Pragmatiek.................................................................................................................... 48

7.5.4 Twee talen leren, tweetalige ontwikkeling.....................................................................48

8 Emotionele en sociale ontwikkeling tijdens lagere schoolleeftijd..................................................49

8.1 Erikson.................................................................................................................................. 49

8.2 Zelfbegrip en zelfwaarde.......................................................................................................49

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 76: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 76

8.2.1 Attributies...................................................................................................................... 49

8.2.2 Verklarlingsstijl..............................................................................................................49

8.2.3 Attributies (deel 2).........................................................................................................50

8.3 Emotionele ontwikkeling.......................................................................................................50

8.3.1 Zelfbewuste emoties.....................................................................................................50

8.3.2 Emotioneel begrijpen....................................................................................................50

8.3.3 Emotionele zelf-regulatie..............................................................................................50

8.4 Morele ontwikkeling..............................................................................................................50

8.5 Relaties met leeftijdsgenoten................................................................................................51

8.5.1 Peergroepen................................................................................................................. 51

8.5.2 Vriendschappen............................................................................................................51

8.5.3 Peer aanvaarding..........................................................................................................51

9 Fysieke en cognitieve ontwikkeling in de adolescentie.................................................................53

9.1 Inleiding: visies op de adolescentie......................................................................................53

9.2 Biologische veranderingen....................................................................................................53

9.2.1 Hormonale veranderingen.............................................................................................53

9.2.2 Lichamelijke groei: hersenontwikkeling.........................................................................53

9.2.3 Lichamelijke groei: slaapgewoonten.............................................................................53

9.2.4 Lichamelijke groei: geslachtsverschillen.......................................................................54

9.2.5 Seksuele rijping.............................................................................................................54

9.2.6 Individuele verschillen in timing van puberteit...............................................................54

9.3 Psychologische impact v puberteit........................................................................................54

9.3.1 Directe reacties.............................................................................................................54

9.3.2 Humeurigheid................................................................................................................54

9.3.3 Conflict met ouders.......................................................................................................54

9.3.4 Gevolgen van timing van puberteit................................................................................54

9.4 Cognitieve ontwikkeling........................................................................................................55

9.4.1 Formee-operationeel stadium.......................................................................................55

9.4.2 Informatieverwerking.....................................................................................................55

9.4.3 Informatieverwerking vooruitgang in adolescentie........................................................55

9.4.4 Gevolgen van abstract denken.....................................................................................55

9.4.5 Gevolgen van abstract denken risicogedrag.................................................................55

10 Emotionele en sociale ontwikkeling tijdens adolescentie..............................................................56

10.1 Identiteitsvorming.................................................................................................................. 56

10.1.1 Erikson: identiteit...........................................................................................................56

10.1.2 Crisis of exploratie........................................................................................................56

10.1.3 Eriksons theorie: identiteit verwarring...................................................................56

10.1.4 Marcia: identiteitsstatussen...........................................................................................56

10.1.5 Identiteit: bepalende factoren........................................................................................56

10.1.6 Zichzelf begrijpen..........................................................................................................57

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 77: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 77

10.1.7 Zelfwaardering – invloeden...........................................................................................57

10.2 Morele ontwikkeling..............................................................................................................57

10.2.1 Piagets theorie van morele ontwikkeling.......................................................................57

10.2.2 Kohlberg........................................................................................................................ 57

10.2.3 Geslachtsverschillen in moreel redeneren?..................................................................58

10.3 Sociale ontwikkeling.............................................................................................................58

10.3.1 Vriendschap in adolescentie.........................................................................................58

10.3.2 Cliques en Crowds........................................................................................................58

10.3.3 dating -bij adolescenten................................................................................................58

10.3.4 Conformiteit met peers..................................................................................................59

10.4 Ontwikkelingsproblemen.......................................................................................................59

10.4.1 Depressie bij adolescenten...........................................................................................59

10.4.2 Suïcide bij adolescenten...............................................................................................59

10.4.3 Delinquentie.................................................................................................................. 59

10.5 Besluit................................................................................................................................... 60

11 Emotionele en sociale ontwikkeling tijdens de vroege volwassenheid (18-40).............................61

11.1 De opkomende volwassenheid.............................................................................................61

11.2 erikson: Intimiteit isolement..........................................................................................61

11.3 Levinson: vroege volwassenheid..........................................................................................61

11.4 Vaillant: aanpassing aan het leven.......................................................................................62

11.5 Beperkingen Levinson en Vaillant.........................................................................................62

11.6 Sociale klok........................................................................................................................... 62

11.7 Intieme relaties..................................................................................................................... 62

11.7.1 Partnerkeuze................................................................................................................. 62

11.7.2 driehoekstheorie van liefde (sternberg).........................................................................63

11.7.3 Vriendschap.................................................................................................................. 63

11.7.4 Eenzaamheid................................................................................................................63

11.8 Levenscyclus van het gezin..................................................................................................64

11.8.1 Ouderlijk huis verlaten..................................................................................................64

12 Emotionele en sociale ontwikkeling tijdens de midden-volwassenheid (40-65)............................65

12.1 Erikson: psychosociale stadia...............................................................................................65

12.1.1 Eriksons theorie: generativiteit VS stagnatie.................................................................65

12.1.2 Onderzoek over generativiteit.......................................................................................65

12.2 Andere theorieën over psychosociale ontwikkeling tijdens midden-volwassenheid..............65

12.2.1 Levinson: middelbare volwassenheid...........................................................................65

12.2.2 Levinsons 4 taken van middelbare volwassenheid.......................................................66

12.2.3 Levensstructuur in sociale context................................................................................66

12.2.4 Vaillant.......................................................................................................................... 66

12.2.5 Midlife crisis.................................................................................................................. 66

12.2.6 Stadia VS levensgebeurtenissen..................................................................................67

Louise De Meulenaer 2017-2018

Page 78: VPPK — Vlaamse Psychologische en Pedagogische … · Web viewstimulus-responsBV. Moeder wrijft altijd over hoofdje baby bij borstvoeding. Na tijdje begint kind te zuigen als je

Ontwikkelingspsychologie 78

12.3 Stabiliteit en verandering in zelfconcept en persoonlijkheid..................................................67

12.3.1 Mogelijke zelven...........................................................................................................67

12.3.2 zelfaanvaaring...............................................................................................................67

12.3.3 omgaan met problemen (coping)..................................................................................67

12.3.4 Geslachtsidentiteit.........................................................................................................67

12.4 ‘Big Fice’ persoonlijkheidstrekken.........................................................................................67

13 Emotionele en sociale ontwikkeling in late volwassenheid...........................................................69

13.1 Erikson.................................................................................................................................. 69

13.2 Andere theorieën.................................................................................................................. 69

13.2.1 Peck: verfijning..............................................................................................................69

13.2.2 Labouvie-Vief................................................................................................................69

13.2.3 Reminiscentie en Life review........................................................................................69

13.3 Zelfconcept........................................................................................................................... 70

13.4 Sociale wereld...................................................................................................................... 70

Louise De Meulenaer 2017-2018