Voorstellingen die baden in de lach · 2017. 7. 12. · chel Uytterhoeven (Antwerpen 93) als het...

1
Voorstellingen die baden in de lach Interview met koreografe Michèle Anne De Mey, naar aanleiding van ’Pulcinella’ Het was de bedoeling dat Michèle Anne De Mey met Anne Teresa De Keersmaeker opnieuw zou dansen in ’Fase’, maar omdat ze zwanger is gaat dat niet door. Toch blijft ze opvallend aanwezig dit seizoen. Het recente ’Pulcinel- la’ beleeft deze avond zijn Vlaam- se première in deSingel in Ant- werpen (waarna het naar de Gentse Opera doorreist). Eind deze maand wordt ’Sonatas 555’ opnieuw opgevoerd ; later op het jaar het oudere ’Sinfonia Eroica’. En een nieuw stuk op pianomu- ziek van onder anderen Ravel en Thierry De Mey, dat in het Zuid- franse Sète in première zal gaan, is voor volgend jaar gepland. Â ls kind zei ze dat ze een danseres, een circusartieste of een herder wou zijn. In zekere zin is ze dat alle drie geworden. Michèle Anne De Mey danste vanaf het allereerste uur bij Anne Teresa De Keersmaeker, bij wie ze — zij het na verloop van tijd wel op losse basis — tot Ottone, Ottone bleef. Parallel daarmee en vanaf 1990 met haar eigen gezelschap, bracht ze werk op de planken waarin het schalkse en het speelse, maar ook het cir- cuselement niet ontbraken, zoals de kabelbaan in Sinfonia Eroica en de trapeze in het jonge Pulci- nella. In Sonatas 555 werd de kinderdroom kompleet, toen te midden van negen dansende en springende jongelui een schaap op de bühne stond. "Ik hou enorm van het echte van zo’n dier op de speelvloer,” zegt de 35-jarige koreografe. ”Het staat er maar te staan. Het kan natuurlijk een verwijzing zijn naar het platteland of zo, maar in de eerste plaats is het wat het is : die onverstoorbare brok realiteit, hier en nu.” Ook het trapezenum- mer in Pulcinella is van die orde. Zoals De Mey in een interview met Andrea Philips zei : ”Het is belangrijk dat we het trapezewerk niet prezenteren als een demon- stratieles — het moet deel uitma- ken van het werk. De dynamiek ervan moet afgestemd zijn op zijn kleur. Het is echt. Het publiek kijkt op — en ze zien een magi- sche, bovenmenselijke gebeurte- nis die zich aan het voltrekken is.” Het werk van Michèle Anne De Mey lijkt steeds te balanceren op de grens tussen een verhevigde werkelijkheid en fiktie. Niet zel- den verwijzen bijvoorbeeld de scenografie en de dans naar het dansgegeven zelf. Het publiek dat destijds Sinfonia Eroica ging be- kijken in Théâtre Varia, waar De Mey vier jaar koreografe-in-resi- dentie was, belandde volgens Mi- chel Uytterhoeven (Antwerpen 93) als het ware in een dansstu- dio, "om er bijna stiekem getuige te zijn van hoe er wordt gewerkt aan een koreografie op Beetho- vens Eroica. Het tonen van het scheppingsproces vormt er een wezenlijk bestanddeel van de uit- eindelijke opvoering. De toe- schouwer als voorbijganger, die toevallig even binnengluurt en meegesleept blijft kijken.” Een spel Met de jaren bleef het gevoel een repetitie bij te wonen bestaan, maar kwamen daar meer en meer werelden bij kijken. De barokke klavecimbelmuziek van Scarlatti in Sonatas 555 roept langs een omweg ook de Gouden Eeuw op. Het schaap en de idyllische sfeer doen de rest. Sonatas 555 lijkt nog het meest op een gedanste pastorale, een bukolische dansode aan de geneugten van het (platte- landsleven. In Pulcinella kwam dan weer een hele traditie van commedia dell’arte-figuren en zuiderse folklore tot leven. Is er sprake van een groeiende fiktio- nalizering in het werk van De Mey? . ”Nee, wat ons betreft niet,” ant- woordt de koreografe. "Maar mis- schien heeft het publiek nu een- maal die opening in het werk nodig, om er zijn eigen univer- sumpje in te bergen. Want weet je, eigenlijk is het net andersom, en neemt de fiktionalizering zelfs af.” Zo blijkt het eerste stuk van het gezelschap, Sinfonia Eroica, een zeer narratieve struktuur te heb- ben. ’’Uiteraard verschilt dat van een verhaaltje zoals dat in de cinema of in het teater verteld wordt, want het is nog steeds* formeel gezet. Maar toch : er is een trajekt dat de dansers volgen en de onderlinge verhoudingen tussen hen worden vastgelegd — mét de bedoeling betekenisvol te zijn —, zodat er wel degelijk sprake kan zijn van rollen en verhaallijnen.” ”Het latere Sonatas 555 daarente- gen is, als je de konstruktie van het stuk op zich bekijkt, volledig voortgevloeid uit de vorm, geba- seerd op de muzikale vormver- nieuwingen van Scarlatti. Er is geen enkel element van fiktie als dusdanig bedoeld. Het speelt zich af in een leeg kader, op een lege bühne zonder aankleding. Een ruimte die niets voorstelt. De reusachtige mikadostokken waar- mee de dansers spelen, zijn louter spelelementen, zoals alles er ge- woon spel is: een vormenspel, 'un jeu chorégraphique’, 'un jeu d’espace’.” Pulcinella is genoemd naar het gelijknamige 'ballet narrative’ dat Stravinsky In de jaren twintig voor het Russische ballet van Di- aghilev schreef. Maar ondanks het bestaande argument is de ver- sie van De Mey ook hier allesbe- halve een verhalende koreografie geworden. Het is veeleer een web waarin tal van verwijzingen — naar de commedia dell’arte, naar het zuiderse Napels, naar de volksdansen, naar de eigen ont- wikkelde hedendaagse dans- taal — blijven hangen en zinde- ren, en waarnaar de toeschouwer als een spin zit te spieden. ”Ik heb Pulcinella zeker niet voor het scenariootje gekozen, maar omdat ik me vóór alles interes- seerde voor de muziek van Stra- vinsky. Het is muziek die uiter- mate aanzet tot dansen. Zijn ritme, zijn schriftuur, de stijlver- anderingen, de verschuivingen van Stravinsky naar diens voor- beeld Pergolesi, wou ik in dans omzetten." Laboratorium Muziek speelt een belangrijke rol bij Michèle Anne De Mey. Is het ook altijd, zoals bij Pulcinella, het vertrekpunt? ’Tot nog toe wel, ja. Samen met een liefde en une envie om te creëren. De reden Michèle Anne De Mey: aanstekelijke lichtvoetigheid. (Foto Frank Abbeloos) Gevestigde namen en nieuwe gezichten H et dansgedeelte van het deSingelprogramma van dit seizoen heeft na de voorstellingen van Pulcinella van Michèle Anne De Mey nog heel wat moois in het verschiet. Opvallend daarbij zijn enkele terugkerende gevestigde namen. Zo staat naar goede maar voorspelbare gewoonte ook dit jaar een Amerikaanse koreograaf uit het klubje van postmodernisten op de Antwerpse planken: Merce Cunningham. Dat de keuze gevallën is op deze bewegingspionier, die in mei nog op het Brusselse Kunstenfestival zijn jongste werk Ocean heeft voorgesteld en twee jaar geleden met een nieuw programma deSingel aan- deed, hoeft niet te verbazen. Merce Cunningham is niet louter een éminence grise van de postmoderne dans maar bouwt steeds verder aan zijn oeuvre. De jongste en nog niet in België vertoonde stukken daaruit, zoals Enter (1992), Doubletoss (1993), CRWDSPCR (1993), Sounddance (1974) en Inlet (1983), zullen half oktober in deSingel te zien zijn. Kort daarop mag de Vlaamse top aantreden: in november is dat Wim Vandekeybus, die met het eerder in première gegane Mountains Made of Bar- king uitgebreid in Vlaanderen op toernee gaat. In december Anne Teresa De Keersmaeker, eveneens op toernee in Vlaanderen, met Toccata en Kinok( ter vervanging van Fase ). In februari keert De Keers- maeker met Rosas naar Antwerpen terug om er, na de Brusselse première ervan, haar nieuwe stuk op muziek van Thierry de Mey voor te stellen. All-round kunstenaar Jan Fabre mocht evenmin ontbreken. Overigens is hij net als De Keersmaeker de centrale gast in het podiumkunstengedeelte. De koreografie die hij voor het Nationale Ballet van Amsterdam schrijft, belooft een tweede hoogtepunt in het dansseizoen te worden. Fabre sluit er dat seizoen ook meteen mee af. Voor het zover is, komen ook Lalala Human Steps, Saburo Teshigawara en Hiroshi Koike aan de beurt. De twee laatstgenoemden doen trouwens voor het eerst hun intrede in deSingel. Ze hebben Tokio als thuisbasis, maar werken voor de rest zeer verschil- lend. Teshigawara, geen onbekende bij ons, tovert een vaak mistroostig, maar steeds beklemmend en fascinerend landschap te voorschijn. Koike en zijn naar een Indianenstam genoemde gezelschap Pappa Tarahumara maken de laatste jaren furore in de danswereld. Toch zijn zij nog nooit in België ge- weest. Koikes multidisciplinaire voorstellingen, een vervlechting van opera, dans, performance, teater en plastische kunsten, zijn minstens even bizar als de voorstellingen van Teshigawara, maar overtref- fen deze in optimisme en geloof in harmonie. Beide Japanse koreografen moeten samen met de heropgeviste Lalala Human Steps, de rockende dansformatie van Eduard Lock, de (voor het eerst volledige) afwezigheid van de Franse koreografen deels kompenseren. De teleurstellende produkties waarmee onze zuiderburen de jongste jaren deSingel aandeden, zullen daaraan niet vreemd geweest zijn. . (MVf Reservatie en informatie: deSingel, tel. 03/248.38.00. (Foto Jorge Scène uit ’Pulcinella’. wèèrom ik een muziekstuk breng is echter niet altijd dezelfde. Dat kan gaan van een dubbele fascina- tie voor Stravinsky, die zich door Pergolesi laat inspireren, over een voorkeur voor de klankkleur van een bepaald instrument, zoals het klavecimbel in Sonatas, tot het hele oeuvre van een komponist.” ”In de omzetting van muziekpar- tituur naar koreografie hoed ik me ervoor de muziek niet te plagië- ren. Het interesseert me niet om noot na noot te visualiseren, dat doet de muziek zelf. Een grondige muziekanalyse helpt me wel om het veld van koreografische mo- gelijkheden te verbreden. Om een standpunt tegenover de muziek in te nemen, voorbij de letterlijkheid van de muziek, voorbij het toe- val.” ”In mijn nieuwe stuk zal het al- licht anders toegaan. Een andere werksituatie — het kunnen wer- ken in een soort laboratoriumsitu- atie, tussen de toemees in en zonder onmiddellijke première- druk — laat hier immers een an- dere werkwijze toe. Hier zal ik de muzikale analyse een tijd uitstel- len, om eerst de beelden te laten komen. Vooralsnog was ik ook een koreografe die heel veel kore- ografeerde; dat wil zeggen: het merendeel van het bewegingsma- teriaal kwam van mij en werd door de dansers gereproduceerd. Hun verdienste bestaat in de kleur en de persoonlijkheid — een as- pekt dat ik belangrijk vind, ik hou ervan het te ’fragilizeren’— die zij eraan toevoegen. Maar in de laboratoriumfaze zal ik hen nu 1 ook mee bewegingen laten gene- reren. Misschien dans ik opnieuw met ze mee.” "Een basisvocabularium heb ik niet. Het uitbouwen van een eigen gesystematizeerde techniek, zoals Martha Graham of Merce Cun- ningham dat hebben gedaan, inte- resseert me niet. Ik heb uiteraard een stijl, die zich met de jaren ontwikkeld heeft. Die komt soms op een anekdotische manier aan het licht. Bijvoorbeeld wanneer mijn dansers lachen als ik een beweging voorstel, omdat ze haar zo typisch De Mey, van mij, vinden. Of ze zeggen: bij Michè- le Anne moet je als je de ene kant opgaat, met je lichaam de andere kant uitgaan.” (lacht vrolijk) De voorstellingen van Michèle Anne De Mey baden in de lach, die de koreografe trouw vergezelt als de mooie slagschaduwen de dansers in Pulcinella. Ze ademen een onbezorgde luchthartigheid, een aanstekelijke lichtvoetigheid. Als ik, tpt slot, vraag waar ze dat optimisme vandaan haalt, volgt het antwoord kordaat: ”Ik geloof niet dat het een ongebreideld opti- misme is, net zoals ik weiger om de negativistische kaart te trek- ken. We kunnen in deze maat- schappij inderdaad niet ongestraft met oogkleppen oplopen. Maar toch, niettegenstaande dit alles, blijft er... het leven, dat voort- gaat, beweegt. Dat verlangen, dat plezier wil ik niet miskennen.” Myriam Van Imschoot Pulcinella op 13 en 14 september om in deSingel (03/248.38.00), en op 22 sep- tember in de Opera van Gent (09/223.82.01). In de orkestbak zit de Beethoven Academie onder leiding van George-Elie Octors. Sonatas 555 op 29 september in Leuven, op 4 okto- ber in Doornik, en op 24 januari in Brugge.

Transcript of Voorstellingen die baden in de lach · 2017. 7. 12. · chel Uytterhoeven (Antwerpen 93) als het...

Page 1: Voorstellingen die baden in de lach · 2017. 7. 12. · chel Uytterhoeven (Antwerpen 93) als het ware in een dansstu dio, "om er bijna stiekem getuige te zijn van hoe er wordt gewerkt

Voorstellingen die baden in de lachInterview met koreografe Michèle Anne De Mey, naar aanleiding van ’Pulcinella’Het was de bedoeling dat Michèle Anne De Mey met Anne Teresa De Keersmaeker opnieuw zou dansen in ’Fase’, maar omdat ze zwanger is gaat dat niet door. Toch blijft ze opvallend aanwezig dit seizoen. Het recente ’Pulcinel­la’ beleeft deze avond zijn Vlaam­se première in deSingel in Ant­werpen (waarna het naar de Gentse Opera doorreist). Eind deze maand wordt ’Sonatas 555’ opnieuw opgevoerd ; later op het jaar het oudere ’Sinfonia Eroica’. En een nieuw stuk op pianomu­ziek van onder anderen Ravel en Thierry De Mey, dat in het Zuid- franse Sète in première zal gaan, is voor volgend jaar gepland.

Âls kind zei ze dat ze een danseres, een circusartieste of een herder wou zijn. In zekere zin is ze dat alle drie

geworden. Michèle Anne De Mey danste vanaf het allereerste uur bij Anne Teresa De Keersmaeker, bij wie ze — zij het na verloop van tijd wel op losse basis — tot Ottone, Ottone bleef. Parallel daarmee en vanaf 1990 met haar eigen gezelschap, bracht ze werk op de planken waarin het schalkse en het speelse, maar ook het cir­cuselement niet ontbraken, zoals de kabelbaan in Sinfonia Eroica en de trapeze in het jonge Pulci­nella. In Sonatas 555 werd de kinderdroom kompleet, toen te midden van negen dansende en springende jongelui een schaap op de bühne stond."Ik hou enorm van het echte van zo’n dier op de speelvloer,” zegt de 35-jarige koreografe. ”Het staat er maar te staan. Het kan natuurlijk een verwijzing zijn naar het platteland of zo, maar in de eerste plaats is het wat het is : die onverstoorbare brok realiteit, hier en nu.” Ook het trapezenum- mer in Pulcinella is van die orde. Zoals De Mey in een interview met Andrea Philips zei : ”Het is belangrijk dat we het trapezewerk niet prezenteren als een demon- stratieles — het moet deel uitma­ken van het werk. De dynamiek ervan moet afgestemd zijn op zijn kleur. Het is echt. Het publiek kijkt op — en ze zien een magi­sche, bovenmenselijke gebeurte­nis die zich aan het voltrekken is.”Het werk van Michèle Anne De Mey lijkt steeds te balanceren op de grens tussen een verhevigde werkelijkheid en fiktie. Niet zel­den verwijzen bijvoorbeeld de scenografie en de dans naar het dansgegeven zelf. Het publiek dat destijds Sinfonia Eroica ging be­kijken in Théâtre Varia, waar De Mey vier jaar koreografe-in-resi- dentie was, belandde volgens Mi­chel Uytterhoeven (Antwerpen 93) als het ware in een dansstu­dio, "om er bijna stiekem getuige te zijn van hoe er wordt gewerkt aan een koreografie op Beetho- vens Eroica. Het tonen van het scheppingsproces vormt er een wezenlijk bestanddeel van de uit­eindelijke opvoering. De toe­schouwer als voorbijganger, die toevallig even binnengluurt en meegesleept blijft kijken.”

Een spelMet de jaren bleef het gevoel een repetitie bij te wonen bestaan, maar kwamen daar meer en meer

werelden bij kijken. De barokke klavecimbelmuziek van Scarlatti in Sonatas 555 roept langs een omweg ook de Gouden Eeuw op. Het schaap en de idyllische sfeer doen de rest. Sonatas 555 lijkt nog het meest op een gedanste pastorale, een bukolische dansode aan de geneugten van het (platte­landsleven. In Pulcinella kwam dan weer een hele traditie van commedia dell’arte-figuren en zuiderse folklore tot leven. Is er sprake van een groeiende fiktio- nalizering in het werk van De Mey? .”Nee, wat ons betreft niet,” ant­woordt de koreografe. "Maar mis­schien heeft het publiek nu een­maal die opening in het werk nodig, om er zijn eigen univer- sumpje in te bergen. Want weet je, eigenlijk is het net andersom, en neemt de fiktionalizering zelfs af.”Zo blijkt het eerste stuk van het gezelschap, Sinfonia Eroica, een zeer narratieve struktuur te heb­ben. ’’Uiteraard verschilt dat van een verhaaltje zoals dat in de cinema of in het teater verteld wordt, want het is nog steeds* formeel gezet. Maar toch : er is een trajekt dat de dansers volgen en de onderlinge verhoudingen tussen hen worden vastgelegd— mét de bedoeling betekenisvol te zijn —, zodat er wel degelijk sprake kan zijn van rollen en verhaallijnen.””Het latere Sonatas 555 daarente­gen is, als je de konstruktie van het stuk op zich bekijkt, volledig voortgevloeid uit de vorm, geba­seerd op de muzikale vormver­nieuwingen van Scarlatti. Er is geen enkel element van fiktie als dusdanig bedoeld. Het speelt zich af in een leeg kader, op een lege bühne zonder aankleding. Een ruimte die niets voorstelt. De reusachtige mikadostokken waar­mee de dansers spelen, zijn louter spelelementen, zoals alles er ge­woon spel is : een vormenspel, 'un jeu chorégraphique’, 'un jeu d ’espace’.”Pulcinella is genoemd naar het gelijknamige 'ballet narrative’ dat Stravinsky In de jaren twintig voor het Russische ballet van Di- aghilev schreef. Maar ondanks het bestaande argument is de ver­sie van De Mey ook hier allesbe­halve een verhalende koreografie geworden. Het is veeleer een web waarin tal van verwijzingen— naar de commedia dell’arte, naar het zuiderse Napels, naar de volksdansen, naar de eigen ont­wikkelde hedendaagse dans- taal — blijven hangen en zinde­ren, en waarnaar de toeschouwer als een spin zit te spieden.”Ik heb Pulcinella zeker niet voor het scenariootje gekozen, maar omdat ik me vóór alles interes­seerde voor de muziek van Stra­vinsky. Het is muziek die uiter­mate aanzet tot dansen. Zijn ritme, zijn schriftuur, de stijlver­anderingen, de verschuivingen van Stravinsky naar diens voor­beeld Pergolesi, wou ik in dans omzetten."

LaboratoriumMuziek speelt een belangrijke rol bij Michèle Anne De Mey. Is het ook altijd, zoals bij Pulcinella, het vertrekpunt? ’Tot nog toe wel, ja. Samen met een liefde en une envie om te creëren. De reden

Michèle Anne De Mey: aanstekelijke lichtvoetigheid. (Foto Frank Abbeloos)

Gevestigde namen en nieuwe gezichtenHet dansgedeelte van het deSingelprogramma

van dit seizoen heeft na de voorstellingen van Pulcinella van Michèle Anne De Mey nog heel

wat moois in het verschiet. Opvallend daarbij zijn enkele terugkerende gevestigde namen. Zo staat naar goede maar voorspelbare gewoonte ook dit jaar een Amerikaanse koreograaf uit het klubje van postmodernisten op de Antwerpse planken: Merce Cunningham.

Dat de keuze gevallën is op deze bewegingspionier, die in mei nog op het Brusselse Kunstenfestival zijn jongste werk Ocean heeft voorgesteld en twee jaar geleden met een nieuw programma deSingel aan­deed, hoeft niet te verbazen. Merce Cunningham is niet louter een éminence grise van de postmoderne dans maar bouwt steeds verder aan zijn oeuvre. De jongste en nog niet in België vertoonde stukken daaruit, zoals Enter (1992), Doubletoss (1993), CRWDSPCR (1993), Sounddance (1974) en Inlet (1983), zullen half oktober in deSingel te zien zijn.

Kort daarop mag de Vlaamse top aantreden: in november is dat Wim Vandekeybus, die met het eerder in première gegane Mountains Made of Bar- king uitgebreid in Vlaanderen op toernee gaat. In december Anne Teresa De Keersmaeker, eveneens op toernee in Vlaanderen, met Toccata en Kinok(ter vervanging van Fase ). In februari keert De Keers­maeker met Rosas naar Antwerpen terug om er, na de Brusselse première ervan, haar nieuwe stuk op muziek van Thierry de Mey voor te stellen. All-round kunstenaar Jan Fabre mocht evenmin

ontbreken. Overigens is hij net als De Keersmaeker de centrale gast in het podiumkunstengedeelte. De koreografie die hij voor het Nationale Ballet van Amsterdam schrijft, belooft een tweede hoogtepunt in het dansseizoen te worden. Fabre sluit er dat seizoen ook meteen mee af.

Voor het zover is, komen ook Lalala Human Steps, Saburo Teshigawara en Hiroshi Koike aan de beurt. De twee laatstgenoemden doen trouwens voor het eerst hun intrede in deSingel. Ze hebben Tokio als thuisbasis, maar werken voor de rest zeer verschil­lend. Teshigawara, geen onbekende bij ons, tovert een vaak mistroostig, maar steeds beklemmend en fascinerend landschap te voorschijn. Koike en zijn naar een Indianenstam genoemde gezelschap Pappa Tarahumara maken de laatste jaren furore in de danswereld. Toch zijn zij nog nooit in België ge­weest. Koikes multidisciplinaire voorstellingen, een vervlechting van opera, dans, performance, teater en plastische kunsten, zijn minstens even bizar als de voorstellingen van Teshigawara, maar overtref­fen deze in optimisme en geloof in harmonie.Beide Japanse koreografen moeten samen met de heropgeviste Lalala Human Steps, de rockende dansformatie van Eduard Lock, de (voor het eerst volledige) afwezigheid van de Franse koreografen deels kompenseren. De teleurstellende produkties waarmee onze zuiderburen de jongste jaren deSingel aandeden, zullen daaraan niet vreemd geweest zijn.. (M V f

Reservatie en informatie: deSingel, tel. 03/248.38.00.

(Foto JorgeScène uit ’Pulcinella’.

wèèrom ik een muziekstuk breng is echter niet altijd dezelfde. Dat kan gaan van een dubbele fascina­tie voor Stravinsky, die zich door Pergolesi laat inspireren, over een voorkeur voor de klankkleur van een bepaald instrument, zoals het klavecimbel in Sonatas, tot het hele oeuvre van een komponist.” ”In de omzetting van muziekpar­tituur naar koreografie hoed ik me ervoor de muziek niet te plagië­ren. Het interesseert me niet om noot na noot te visualiseren, dat doet de muziek zelf. Een grondige muziekanalyse helpt me wel om het veld van koreografische mo­gelijkheden te verbreden. Om een standpunt tegenover de muziek in te nemen, voorbij de letterlijkheid van de muziek, voorbij het toe­val.””In mijn nieuwe stuk zal het al­licht anders toegaan. Een andere werksituatie — het kunnen wer­ken in een soort laboratoriumsitu­atie, tussen de toemees in en zonder onmiddellijke première- druk — laat hier immers een an­dere werkwijze toe. Hier zal ik de muzikale analyse een tijd uitstel­len, om eerst de beelden te laten komen. Vooralsnog was ik ook een koreografe die heel veel kore- ografeerde; dat wil zeggen: het merendeel van het bewegingsma- teriaal kwam van mij en werd door de dansers gereproduceerd. Hun verdienste bestaat in de kleur en de persoonlijkheid — een as- pekt dat ik belangrijk vind, ik hou ervan het te ’fragilizeren’— die zij eraan toevoegen. Maar in de laboratoriumfaze zal ik hen nu

1 ook mee bewegingen laten gene­reren. Misschien dans ik opnieuw met ze mee.”"Een basisvocabularium heb ik niet. Het uitbouwen van een eigen gesystematizeerde techniek, zoals Martha Graham of Merce Cun­ningham dat hebben gedaan, inte­resseert me niet. Ik heb uiteraard een stijl, die zich met de jaren ontwikkeld heeft. Die komt soms op een anekdotische manier aan het licht. Bijvoorbeeld wanneer mijn dansers lachen als ik een beweging voorstel, omdat ze haar zo typisch De Mey, van mij, vinden. Of ze zeggen: bij Michè­le Anne moet je als je de ene kant opgaat, met je lichaam de andere kant uitgaan.” (lacht vrolijk)De voorstellingen van Michèle Anne De Mey baden in de lach, die de koreografe trouw vergezelt als de mooie slagschaduwen de dansers in Pulcinella. Ze ademen een onbezorgde luchthartigheid, een aanstekelijke lichtvoetigheid. Als ik, tpt slot, vraag waar ze dat optimisme vandaan haalt, volgt het antwoord kordaat: ”Ik geloof niet dat het een ongebreideld opti­misme is, net zoals ik weiger om de negativistische kaart te trek­ken. We kunnen in deze maat­schappij inderdaad niet ongestraft met oogkleppen oplopen. Maar toch, niettegenstaande dit alles, blijft er... het leven, dat voort­gaat, beweegt. Dat verlangen, dat plezier wil ik niet miskennen.”

Myriam Van ImschootPulcinella op 13 en 14 september om in deSingel (03/248.38.00), en op 22 sep­tember in de Opera van Gent (09/223.82.01). In de orkestbak zit de Beethoven Academie onder leiding van George-Elie Octors. Sonatas 555 op 29 september in Leuven, op 4 okto­ber in Doornik, en op 24 januari in Brugge.