Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

19
Voorstel voor de Ontwikkeling van een 1 e Ontwerp voor een Publieksattractie op Lauwersoog © J. J. Douma In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) & Stichting Verdronken Geschiedenis Maart 2013

Transcript of Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

Page 1: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

Voorstel voor de Ontwikkeling

van een 1e Ontwerp

voor een

Publieksattractie op Lauwersoog

© J. J. Douma

In samenwerking met

Kenniscentrum Landschap (RUG)

&

Stichting Verdronken Geschiedenis

Maart 2013

Page 2: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

2

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

Voorstel voor de ontwikkeling

van een 1e Ontwerp

van een Publieksattractie

op Lauwersoog

1 Aanleiding

Op 3 december 2012 bracht ondergetekende op uitnodiging van de projectorganisatie voor het

Lauwersmeergebied een bezoek aan het Lauwersmeer en Lauwersoog. Na afloop van het

bezoek kwam het verzoek om een voorstel te maken op grond waarvan nadere besluitvorming

kan plaatsvinden over het al dan niet verder ontwikkelen van een publieksattractie op

Lauwersoog. Dit voorstel werd begin januari 2013 door ondergetekende ingediend.

Op 22 januari 2013 vond er onder voorzitterschap van Wethouder Herwil van Gelder van de

gemeente Marne een brainstormsessie in Groningen plaats. Naast ondergetekende waren hier

de volgende personen bij aanwezig: Theo Spek (hoogleraar Landschapsgeschiedenis en hoofd

Kenniscentrum Landschap van RUG), Joop Mulder (artistiek directeur van Oerol), John

Körmeling (beeldhouwer en architect, Digna Sinke (filmregisseur), Dirk Mulder (directeur van

het Herinneringscentrum Kamp Westerbork), Rudy Wester (internationaal cultureel adviseur

van Culturele Hoofdstad Leeuwarden 2018), Jos Huis in ‘t Veld (projectleider gebiedsopgave

Lauwersmeer/Lauwersoog provincie Groningen), Thijs Klompmaker (projectleider

gebiedsopgave Lauwersmeer/Lauwersoog gemeente De Marne) en Koos Stevens

(gebiedsregisseur Lauwersmeer/Lauwersoog).

Uit deze brainstormsessie kwamen de volgende punten naar voren:

Alle aanwezigen drongen er op aan om de vissers en hun cultuur een centrale plaats in

de centrum te geven

Met name Joop Mulder pleitte ervoor om niet een Werelderfgoedcentrum op één

locatie te ontwikkelen, maar om de Waddenzee als Werelderfgoedgebied in een reeks

van lokale voorzieningen presenteren en dit aspect verder gestalte te geven in de vorm

van een nauwe samenwerking tussen de voorzieningen onderling.

Iedereen twijfelde over het nut van een klassiek bezoekerscentrum met opgezette

dieren en diorama’s met landschappen.

De tentoonstellingen hoefden niet per se “leuk” te zijn, maar moesten vooral

betekenisvol en inhoudelijk zijn.

1.1 Doel van het 1e Ontwerp

Het 1e Ontwerp dient alle betrokken bestuurders in het gebied in staat te stellen om een

verantwoorde beslissing te nemen over de eventuele realisatie van een publieksattractie op

Lauwersoog.

1.2 Samenwerking

Dit voorstel is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met het Kenniscentrum Landschap

van de RUG en de Stichting Verdronken Geschiedenis.

Page 3: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

3

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

1.3 Inhoud van het 1e Ontwerp

Het 1e Ontwerp zal uit de volgende onderdelen bestaan:

Missie en doelstellingen

Een visualisatie en beschrijving van het semipermanente aanbod en de programmering

voor de eerste drie jaar

Een profilering en raming van het aantal bezoekers en gebruikers

Eerste aanzet voor een marketing- en PR-strategie

Voorlopig programma van eisen van het gebouw (inclusief een beschrijving van alle

individuele ruimten en totale omvang)

Een raming van de initiële en operationele kosten

Planning en eventuele vervolgstappen

Inventarisatie van mogelijke sponsoring, inclusief de productie van een separate

presentatie van de clusters en exhibits

Voorstellen voor de rechtsvorm en comité van aanbeveling

Een analyse van de (slaag)kansen en risico’s t.b.v. verdere besluitvorming

Het 1e Ontwerp wordt in de vorm van 50 exemplaren aangeboden.

1.4 Leeswijzer

Dit voorstel bevat de volgende onderdelen:

2. Basisregels voor de ontwikkeling van een succesvolle attractie

3. Ontwerpuitgangspunten voor de publieksattractie op Lauwersoog

4. Voorgestelde werkzaamheden

5. Raming van de voorgestelde werkzaamheden

Bijlagen:

Lijst van mogelijke thema’s voor het bezoekerscentrum Lauwersoog (Professor. T, Spek)

Korte ‘bio’ Professor T. Spek

Korte ‘bio’ J.J. Douma

Page 4: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

4

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

2 Basisregels voor de ontwikkeling van een succesvolle attractie

We beginnen ons voorstel met een beschrijving van een aantal algemene basisregels voor de

ontwikkeling van een publieksattractie, aangevuld met een aantal specifieke opmerkingen over

het gebied zelf. De algemene regels garanderen geen succes, maar voorkomen dat er al bij

aanvang basisfouten gemaakt worden in de ontwikkeling van het concept.

2.1. “Stand-together” of “stand-alone/destination”

Er bestaan twee soorten publieksattracties. Er zijn attracties, waar mensen:

ca. maximaal een uur kunnen doorbrengen (bijv. Madame Tussaud in Amsterdam) of

minimaal een dag(deel), zoals themaparken en grotere musea.

De eerste categorie is alleen succesvol indien de attractie zich in een stedelijk omgeving

bevindt en het bezoek een onderdeel vormt van een langer verblijf waarbij de bezoekers ook

andere activiteiten kunnen ontplooien (winkelen, eten, andere musea, enz.). In het jargon van

attracties kunnen deze publieksvoorzieningen alleen als een “stand-together” attractie

functioneren. In Nederland en elders zijn er talloze voorbeelden van mislukte attracties, die

niet aan deze basisregel voldeden. Deze attracties hadden te weinig te bieden voor een bezoek

langer dan een uur, terwijl er in de directe omgeving geen activiteiten ontplooid konden

worden.

De tweede categorie betreft attracties die een verblijfsduur garanderen van minimaal een

dagdeel. Gezien het feit dat Lauwersoog relatief geïsoleerd ligt en potentiële bezoekers er

bewust voor moeten kiezen om er naar toe te gaan (stand-alone/destination-attractie), houdt dit

in dat de attractie over een kritische massa aan “vertier ende leerzaam vermaeck” moet

beschikken voor een verblijfsduur van ca. 4 uur, inclusief lunch of diner (dit geldt voor het

hoogseizoen en zeker voor het voor- en naseizoen).

Dit uitgangspunt houdt overigens niet in, dat de publieksattractie vanaf het eerste moment ook

over deze omvang moet beschikken. Het attractie zou bij aanvang kleiner kunnen zijn en

geleidelijk aan kunnen groeien, afhankelijk van het succes. Dit groeimodel zou dan wel

vertaald moeten worden in meerdere exploitatiescenario’s, waarbij overwogen kan worden om

de attractie in het laagseizoen niet voor een breed publiek open te houden.

2.2 Herhaalbezoek uit de (super)regio

Alle nieuwe publieksattracties zijn onderhevig aan de volgende bezoekerscurve:

eerste jaar veel bezoek,

tweede jaar minder,

derde jaar de diepe “dip”.

Veel attracties klimmen daarna nooit meer uit het dal, anderen weten tijdig herhaalbezoek te

generen en kunnen zich over langere tijd handhaven of zelfs het eerste jaar overstijgen (zoals

Nemo in Amsterdam).

Hoe groot het aandeel van (inter)nationale bezoekers ook moge zijn, er is geen

publieksattractie die het zonder herhaalbezoek uit de omliggende (super)regio kan redden.

Zelfs voor de Efteling is dit de kurk waarop het uiteindelijk drijft. Herhaalbezoek uit de

(super)regio draagt zorg voor de minimale kasstroom en vormt de ruggengraat voor een

gezonde exploitatie. In Nederland bestaan talloze noodlijdende musea, waar men slechts drie

keer in het leven komt: als kind, als ouder en als grootouder.

De superregio van de attractie op Lauwersoog zou naar ons idee gevormd worden door

Groningen, Friesland, Drenthe, de kop van Noord-Holland, de Waddeneilanden en het

westelijk deel van Nieder-Sachsen.

Page 5: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

5

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

2.3 De wisselende dynamiek van vernieuwing en “eeuwige iconen”

Om herhaalbezoek te generen zijn er twee, op het eerste gezicht, tegenstrijdige vormen van

aanbod vereist:

a) Wisselende programmering en vernieuwing in het semipermanente aanbod

b) Eeuwige iconen

a) Wisselende programmering en vernieuwingen in het semipermanente aanbod

Voor het generen van voldoende herhaalbezoek is het noodzakelijk om een dynamische relatie

te ontwikkelen tussen de wisselende programmering en het semipermanente aanbod.

Succesvolle publieksattracties bieden in een tijdsbestek van seizoenen/maanden/weken een

steeds wisselende reeks van activiteiten aan, zoals tijdelijke tentoonstellingen, evenementen,

concerten, acties, toneel- en/of filmvoorstellingen, enz. Terwijl het publiek hier op afkomt,

ontdekt men tegelijkertijd dat er ook in het semipermanente aanbod vernieuwingen zijn

aangebracht, waardoor men tot de conclusie komt dat het interessant genoeg is om vaker langs

te komen. Het semipermanente aanbod dient zich te vernieuwen op basis van een twee- tot

driejaarlijkse dynamiek.

b) Eeuwige iconen

Het sprookjesbos van de Efteling is een goed voorbeeld van een eeuwige icoon. Het vormde

het begin van het themapark (samen met het diorama) en genereert een emotioneel geladen

bezoek. Grootouders bezoeken het met hun kinderen en kleinkinderen en terwijl ze er

doorheen lopen, herbeleven ze hun eigen jeugd, het opgroeien van hun kinderen en het

doorgeven van hun ervaringen aan hun kleinkinderen. De tweede generatie herbeleeft zijn

jeugd, het bezoek met hun ouders en wisselen hun ervaringen uit met hun eigen kinderen. Het

leidt tot allerlei vormen van unieke gezinservaringen en de aantrekkingskracht hiervan is zo

groot, dat mensen bereid zijn om drie uur te reizen om al was het maar een kwartier dit alles

opnieuw te beleven. Elke nieuwe publieksattractie moet werken aan het tot stand brengen van

deze icoon beleving. Een en ander houdt in dat men er zich bewust van moet zijn bij het

vernieuwen van het semipermanente aanbod dat sommige onderdelen kunnen uitgroeien tot

iconen en dus niet vervangen moeten worden. Dit is niet altijd vooraf in te schatten. In het

Technologie Museum NINT (voorganger van Nemo) in Amsterdam was een “mechanisch

paard”, waarvan men pas de icoon beleving doorhad, nadat men het had weggehaald en veel

trouwe herhaalbezoekers teleurgesteld waren, toen ze het niet meer zagen.

2.4 Verankering in de lokale cultuur

Het is van groot belang voor elke nieuwe publieksattractie, dat deze vanaf het begin af aan een

inhoudelijke relatie vertoont met de lokale cultuur van de regio, waarin het zich bevindt. Go-

Planet in Enschede is een tragisch voorbeeld van een initiatief dat geen enkele binding had

met de cultuur in Twente. De voorgestelde attractie op Lauwersoog kan niet geparachuteerd

worden als een wezensvreemd element en zowel in de programmering als in de vaste

elementen moeten de lokale cultuur van het Noorden, de bewoners, de Waddenzee en het

Lauwersmeergebied “doorklinken”. Het moet zich verankeren. Het verkrijgt hierdoor een

uniek karakter die het niet alleen voor bezoekers uit het Noorden aantrekkelijk maakt, maar

juist ook voor bezoekers uit andere delen van Nederland en Europa.

Page 6: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

6

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

2.5 Werelderfgoed, status en marketing

De Waddenzee van Nederland en Duitsland is sinds 2009 werelderfgoed. Het streven is dat het

Deense deel er ook bij komt. De Waddenzee deelt deze status met acht andere monumenten in

Nederland: Schokland en omgeving, de Stelling van Amsterdam, Molencomplex Kinderdijk-

Elshout, het Woudagemaal, Willemstad Curaçao, Droogmakerij De Beemster, het Rietveld

Schröderhuis, de Waddenzee en de Grachtengordel van Amsterdam. In het lijstje vallen twee

aspecten met betrekking tot de Waddenzee op, i.c. de schaal van het gebied en het

internationale aspect.

De status van de Waddenzee als Werelderfgoedgebied biedt aanknopingspunten voor de

publieksattractie op Lauwersoog, maar dit geldt in wezen ook voor de andere, reeds bestaande

publieksvoorzieningen in het hele gebied. Er zijn voorbeelden, waarbij steden en/of gebieden

de status van werelderfgoed actief hebben ingezet als een marketingmiddel en in een beperkt

aantal gevallen zijn er ook speciale publieksattracties rond dit thema ontwikkeld, zoals in

Regensburg, in Durham, in New Lanark en het Shark Bay World Heritage Discovery and

Visitor Centre.

In dit voorstel volgen wij de lijn zoals deze door Joop Mulder tijdens de brainstormsessie is

bepleit. De voorgestelde thematiek, missie en doelstellingen richten zich primair op het

Lauwersmeergebied zelf, maar wel binnen de context van het hele Waddenzeegebied. Ten

aanzien van de programmering stellen wij voor om naast lokale initiatieven ook een nauwe

samenwerking met de andere publieksvoorzieningen te ontwikkelen.

2.6 Kop- en schoudermaanden

De "kop"maanden (hoogseizoen) bieden talloze aanknopingspunten, maar de echte uitdaging

zit in de "schouder"maanden (het voor- en naseizoen en het laagseizoen). Het hoogseizoen is

kort. Ons inziens spreken we bij de attractie op Lauwersoog over een aanbod gedreven

concept, dat alleen kan gaan werken als we de latente vragen die er ook in het gebied zijn,

apert maken en integreren in zowel het semipermanente aanbod als in de programmering

gedurende de schoudermaanden. Naast tijdelijke evenementen en tentoonstellingen voor een

breder publiek moet de attractie ook een actieve programmering ontwikkelen voor specifieke

doelgroepen uit de superregio met een meer besloten karakter. Wij denken hierbij aan

expertmeetings, bedrijfspresentaties, kenniscongressen, manifestaties en kort lopende MKB -

activiteiten, maar ook aan zeer lokale initiatieven in de sfeer van de lokale economie en

culturele activiteiten. Een en ander zal een speurtocht vergen naar de lokale potenties, wensen

en behoeften. Uiteraard bieden de bestaande toeristisch recreatieve voorzieningen en hun

programma’s ook mogelijkheden voor samenwerking en voor de gezamenlijke ontwikkeling

van nieuwe producten en diensten. Dit geldt tevens voor het beschikbaar stellen van

verblijfsaccommodaties voor overnachtingen en het organiseren van shuttle faciliteiten van en

naar Lauwersoog.

Kortom het centrum zal pas echt gaan leven, als het in de schoudermaanden een bruisend hart

vormt. Dit is niet alleen van belang voor het lokale draagvlak, maar ook omdat het een buffer

geeft voor de exploitatie.

Page 7: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

7

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

2.7 Het waddengebied, een cultuurlandschap van wereldklasse

In een recente publicatie van de Waddenacademie (‘Het waddengebied, een cultuurlandschap

van wereldklasse’, 2012, Leeuwarden) wordt naast de landschappelijke kwaliteit van het

gebied ook ruime aandacht besteed aan de invloed van de mens in het gebied. ‘Mensen zijn al

duizenden jaren met het waddengebied verbonden. Daardoor hebben ze bijgedragen aan de

vorming van het gebied. Zo werden onder andere kwelders ingepolderd om gras- en

landbouwgrond van te maken en dijken gebouwd om het land te beschermen. Nog steeds

maken mensen gebruik van het gebied. Zo worden de vaargeulen gebruikt om goederen te

transporteren, wordt er op vissen, garnalen en mosselzaad gevist en varen veerboten naar de

eilanden om bewoners en toeristen te vervoeren. Ook genieten en ontspannen mensen er. Op

de droogvallende platen wordt wadgelopen en in de geulen wordt gezeild.’

Zonder de mens zou Lauwersoog er niet zijn en een suggestie zou kunnen zijn om als ‘centrale

boodschap’ voor de publieksattractie de insteek te kiezen van ‘cultuurlandschap’ en ‘mens en

natuur’. Dit uitgangspunt biedt vele aanknopingspunten en voorziet de attractie van een

‘emotionele lading’ die complementair zou kunnen werken op de thematiek van de reeds

bestaande publieksvoorzieningen in het gebied. Een voorbeeld hiervan is duurzaam

kustbeheer. Bij duurzaam kustbeheer zijn de mens en de zee partners. De zee wordt als een

kracht benut en niet gezien als een vijand. Het is een nieuwe, innovatieve invalshoek waar

Nederland al kennis en ervaring mee heeft opgedaan. Tegelijkertijd vormt duurzaam

kustbeheer wereldwijd hét vraagstuk van de 21e eeuw.

2.8 Lauwersoog, een ruwe diamant

Tot slot een enkel woord over Lauwersoog. De bestaande bebouwing straalt een industrieel

karakter uit, functioneel, maar zonder bezieling, zonder warmte. De kades, het straatmeubilair

en de publieke aankleding tonen tekenen van verval en verwaarlozing. Dit aanblik staat in

schrille tegenstelling tot de schoonheid van het omringende land, met de zwermen vogels, het

bruine riet omfloerst door mistflarden, de donkere bosschages afgewisseld met vergezichten

en het hoge licht.

Hoe gracieus de architectuur van een eventuele publieksattractie ook moge worden, het zal als

een vlag op een modderschip gaan werken als Lauwersoog zelf ook niet bemind en gekoesterd

wordt en we pleiten ervoor dat in elke planvorming ook het aanzien van Lauwersoog zelf

ruime aandacht krijgt.

In onze beleving is Lauwersoog een ruwe diamant, die, als deze met liefde wordt behandeld,

kan gaan schitteren als een sieraad rond de hals van het Lauwersmeer.

Page 8: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

8

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

3. Ontwerpuitgangspunten voor de Publieksattractie op Lauwersoog

3.1 Waarom, wat, voor wie en hoe

De leidraad voor de ontwikkeling van het 1e Ontwerp ligt in het stellen en beantwoorden van

vier opeenvolgende kernvragen: waarom, wat, voor wie en hoe. Pas als het ‘waarom’

(missie en doelstellingen) van de attractie helder is, kan een nadere beschrijving volgen van

het ‘wat’ (semipermanent aanbod voor de eerste drie jaar en de programmering voor de eerste

twee jaren). Dan volgt ‘voor wie’ (analyse van de potentiële bezoekers/gebruikers) en daarna

kan men zinvol beginnen aan de beschrijving van het ‘hoe’ (omvang en vormgeving van de

tentoonstellingen).

De genoemde analyses en beschrijvingen stellen ons vervolgens in staat om de omvang van de

gehele attractie te bepalen, een raming te maken van de initiële en operationele kosten,

potenties voor sponsoring, planning en het opstellen van aandachtpunten voor de marketing en

de PR strategie.

3.2 Missie en doelstellingen (waarom)

Mede gelet op eerdere besprekingen en de brainstormsessie die op 22 januari 2013 plaatsvond,

stellen wij voor om de volgende missie voor de publieksattractie op Lauwersoog te hanteren:

De missie van de publieksattractie op Lauwersoog is om de liefde, waardering en

betrokkenheid van bewoners en bezoekers voor het Lauwersmeergebied te vergroten en

te versterken.

Als doelstellingen van de publieksattractie, stellen wij het volgende voor:

Het plaatsen van het Lauwersmeergebied in de context van de ontwikkeling van het

hele Waddenzeegebied als cultuurlandschap

Waardering en kennis vergroten voor de wisselwerking tussen mens en landschap met

het Lauwersmeergebied als aansprekend voorbeeld.

Stimuleren en vergroten van de kennis over duurzaam kustbeheer met het

Lauwersmeergebied als aansprekend voorbeeld.

Waardering en begrip vergroten voor de plaatselijke cultuur, taal, geschiedenis en

gewoonten in en rond het Lauwersmeergebied

Waardering en begrip vergroten en versterken voor de visserscultuur in het gebied

Stimuleren van de plaatselijke economie door het ontwikkelen van actieve

programmering voor ondernemers, kennisinstellingen en culture organisaties

Realiseren van een slecht weer voorziening

3.3 Semipermanent aanbod voor de eerste drie jaar (wat)

Op verzoek van ondergetekende en aan de hand van een aantal voorbeelden van succesvolle

exhibits in science centers heeft professor Theo Spek een eerste voorlopige lijst samengesteld

van onderwerpen die in het bezoekerscentrum tentoongesteld kunnen worden. Deze

onderwerpen zijn vervolgens door ons in clusters omgezet. Ons voorstel is om deze lijst van

mogelijke clusters te gebruiken als voorbeelden tijdens de beoogde consultatierondes (zie

hieronder). We onderscheiden in totaal zes clusters.

Page 9: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

9

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

Cluster 1: Nationaal Park Lauwersmeer

De Waddenzee is relatief jong en wij stellen voor om in de vorm van een versnelde

visualisatie het ontstaan en de geschiedenis van de Waddenzee (inclusief de verdwenen

eilanden) en het Lauwersmeer te verbeelden. Naar de mening van Professor Theo Spek

beschikken we over voldoende wetenschappelijke informatie om een dergelijke visualisatie

inhoud te geven. De echte specialist is hierbij dr. Albert Oost, geoloog bij the Netherlands

Geological Survey en de Universiteit Utrecht, die een proefschrift heeft geschreven over de

morfodynamiek van het Waddengebied. Dhr. Oost maakt ook deel uit van de Stichting

Verdronken Geschiedenis. Professor Theo Spek is sinds vorig jaar voorzitter. (zie ook:

http://www.verdronkengeschiedenis.nl).

Met de bovenstaande visualisatie als ‘blikvanger’ en ‘geo-historisch’ context stellen wij voor

om in deze cluster het Lauwersmeergebied als Nationaal Park te presenteren in aanvulling op

wat er in het HIP wordt tentoongesteld. Hierbij staat ons een nauwe samenwerking voor ogen

met Staatsbosbeheer en de exploitanten van de toeristisch recreatieve voorzieningen in en rond

het Lauwersmeer. Tegelijkertijd stellen we voor om ook in deze cluster de rol van Defensie als

grootgrondgebruiker/bezitter te belichten inclusief aandacht voor het intrigerende spookdorp

Marnehuizen waar volop geoefend wordt voor onze betrokkenheid en acties in

o.a. Afghanistan.

Cluster 2: Plaatsnamen, taal en mondelinge geschiedenis

Veel mensen vinden de herkomst en oorspronkelijke betekenis van plaatsnamen interessant.

Met behulp van touchscreens worden bezoekers in staat gesteld om vele plaatsnamen te

herleiden. Links stellen bezoekers vervolgens in staat kennis te nemen van lokale sprookjes en

legenden, aangevuld met persoonlijke verhalen (mondelinge geschiedenis). De lokale

geschiedenis wordt hiermee een persoonlijk, levend relaas.

In deze cluster past ook goed een interactieve exhibit over taalverwantschappen en de

taalgeschiedenis zoals deze in het Finse science center ‘Heureka’was verbeeld. Hierbij konden

bezoekers naar zinnen luisteren zoals deze op dit moment worden uitgesproken in de Oeraalse

taalfamilie, maar ook beluisteren hoe deze zinnen in het verleden klonken en meer en meer op

elkaar gingen lijken. Op dezelfde wijze willen wij de verwantschappen belichten tussen de

actuele talen en dialecten uit de nabije en wijde omgeving van Lauwersoog, zoals die van de

Marne, het Groninger Westerkwartier, van Noordoost-Friesland en van de Waddeneilanden.

Wij verwachten dat deze exhibit veel herhaalbezoek uit deze regio’s zal genereren.

Cluster 3: Vissercultuur

Aan de oostkust in de VS hebben een aantal vissersdorpen websites ontwikkeld waarbij

vrouwen in de vorm van gefilmde interviews een beeld schetsen van hun leven en activiteiten

die zij ontplooien in afwezigheid van hun mannen. Naast hun dagelijkse activiteiten zijn deze

vrouwen ook actief geworden op terreinen als quotaregelingen, inrichting van de haven en

wetgeving. We stellen voor dit voorbeeld te volgen. De beoogde interviews zijn in het

bezoekerscentrum te zien, maar een aantal kan ook op de website van het bezoekerscentrum

getoond worden als een soort van ‘trailers’ met als bijkomend voordeel dat hiermee de lokale

binding met het bezoekerscentrum verder versterkt wordt.

Page 10: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

10

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

Andere mogelijke onderwerpen zijn: vroegere cultuur van de farmers-fishermen langs de

Waddenkust (inclusief de eilanden); het lezen van het Waddenlandschap door garnalenvissers

en andere vissers (oriëntatie op zee; kennis van geulensystemen; kennis van het getij;

afbakening van rechten op de vis; vissersrampen in het verleden zoals die in 1883 in

Paesens/Moddergat). In aansluiting op deze onderwerpen stellen wij voor om ook ruime

aandacht te besteden aan de garnalenvisserij, het garnalenpellen, de toekomst van deze

bedrijfstak en innovaties, zo mogelijk in relatie tot het kenniscentrum in Urk.

Cluster 4: De zee geeft en neemt

In den beginne waren er de wierden en terpen en de zee had vrij spel. Eilanden verplaatsen

zich, kwelders groeiden aan of werden weggeslagen, het patroon van geulen en kreken was

veranderlijk, getijdebekkens vulden zich op of werden groter. Wat zee of wad was, kon

bewoonbaar land worden, maar ook kon bewoonbaar land weer overspoeld raken. Het water

bracht vruchtbaar slip voor deze maritieme gemeenschappen, waar men zich in stand hield met

akkerbouw, veeteelt, visvangst en de jacht. Daarna kwamen de dijkenbouwers en konden de

tussenliggende velden gebruikt worden voor landbouw en veeteelt, die een grote welvaart

brachten, maar waarbij de zee ervaren werd als een vijand. Nu breekt er een derde periode aan

waarin wij de verworvenheden uit het verleden willen combineren met een flexibele vorm van

kustverdediging, die in een aantal opzichten teruggrijpt op de periode van de wierden en

terpen.

In deze cluster komen oude en nieuwe, innovatieve vormen van kustverdediging en

kusteconomie aan bot. Speciale aandacht zal hierbij uitgaan naar de afsluiting van de

Lauwerszee en de overgang van zout naar zoet water. Het is een proces geweest met vele

voordelen, maar het is ook gepaard gegaan met verliezen, vooral voor de vissersgemeenschap

in Zoutkamp. Aan de hand van persoonlijke interviews vertellen betrokkenen hun verhaal

hierover. Deze persoonlijke verhalen worden omgeven door een aantal exhibits over

kustverdediging in het verleden, dwarsdoorsneden van diverse soorten dijklichamen en nieuwe

vormen van aquatisch wonen en werken. Ook de actuele thema’s zoals de stijgende zeespiegel,

de bodemdaling en de aanvoer van grote hoeveelheden regenwater komen hierbij aan de orde.

Cluster 5: Energielandschap

De winning van energie is van oudsher een belangrijke landschapsvormende factor en in

Groningen treffen we voorbeelden van de drie generaties aan. Tijdens de eerste generatie was

de zon de energiebron voor de landbouw en bepaalden zeilschepen en windmolens beeld. In

Oost-Groningen werd op uitgebreide schaal turf gewonnen en de stad Groningen heeft

eeuwenlang veel zeggenschap gehad over het delven, vervoeren en verhandelen van turf. Van

recenter datum zijn de winning van aardgas en de exploitatie van aardolie. De jaknikkers en

boortorens zijn de meest zichtbare elementen van de tweede generatie energielandschappen,

waarbij met de komst van kunstmest ook de aloude praktijk van ‘crop rotation’ verdween. De

huidige of voorziene energielandschappen worden de derde generatie energielandschappen

genoemd. Deze kenmerken zich door duurzame energieopwekking en een nauwe afstemming

op de nabije menselijke en natuurlijke omgeving.

Page 11: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

11

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

In deze cluster komen de drie energielandschappen aan de orde, de scenario’s voor de

duurzame energieopwekking voor het gemaal en wij stellen voor om specifiek aandacht te

besteden aan de gaswinning in Groningen in relatie tot de bodemgesteldheid en aardbevingen.

Doel is om op een aantrekkelijke, maar ook objectieve wijze inzicht te verlenen in de

gaswinning zelf, de bodemgesteldheid, de oorzaak van de bevingen en de

toekomstverwachtingen. Er zal aandacht geschonken worden aan de mening van de

deskundigen, maar ook aan de mening van voor- en tegenstanders.

Cluster 6: het water als partner

Hoewel thematisch nauw verbonden met cluster 4, wordt aanbevolen om een aparte cluster

voor kinderen van 4 tot 14 jaar te scheppen, waar zij naar hartenlust aan de gang kunnen gaan

met interactieve exhibits op gebied van waterkeringen, dammen, sluizen, en gemalen.

3.4 Kritische massa, een modulaire opzet

Bovenstaande clusters kunnen ons inziens in de vorm van modulen goed gecombineerd

worden met de tentoonstellingen van het HIP, de presentatie van de plannen in het kader van

Proloog en zo mogelijk met een verse visafslag. In dit stadium is een en ander nog niet goed te

overzien, maar wij sluiten niet uit dat met het combineren van al deze functies, het gehele

centrum al over voldoende aanbod beschikt om een verblijfsduur van een dagdeel te bieden.

3.5 Programmering

Voor de ontwikkeling van de programmering onderscheiden wij zes hoofdlijnen:

a) Samenwerking met andere publieksvoorzieningen in het hele Waddengebied ter

versterking van de status als Werelderfgoed conform de benadering van Joop Mulder,

artistiek directeur van Oerol

b) Activiteiten op Lauwersoog gedurende de piekmaanden voor een breed publiek

c) Activiteiten in de publieksattractie zelf gedurende de piekmaanden voor een breed publiek

d) Activiteiten in de publieksattractie zelf gedurende de schoudermaanden voor een breed

publiek

e) Activiteiten met een meer besloten karakter voor specifieke doelgroepen uit de superregio

gedurende de schoudermaanden

f) In aansluiting op bovenstaande programma’s is het voorstel om een buitenprogramma

voor het Lauwersmeergebied te organiseren in samenwerking met vrijwilligers van de

Stichting Verdronken Geschiedenis en één of meer ondernemers (bootverhuurders,

horeca). Een jaarlijks excursieprogramma op het terrein van landschap en cultuurhistorie

in Lauwersmeergebied, wierden en polderlandschap van De Marne en terpen- en

polderlandschap van Noordoost-Friesland. Dit programma zou een waardevolle aanvulling

kunnen vormen op het traditionele – sterk op natuur – gerichte buitenprogramma dat reeds

wordt aangeboden.

Page 12: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

12

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

4. Voorgestelde werkzaamheden

4.1 Consultatierondes

Ons voorstel is om op ca. 3 locaties rond het Lauwersmeergebied bijeenkomsten te

organiseren met bewoners, ondernemers en gebruikers om de missie, de doelstellingen en de

voorgestelde clusters van de publieksattractie nader te toetsen, bij te stellen en gezamenlijk

voorstellen te ontwikkelen voor de programmering. Wij pleiten ervoor om bij aanvang van de

bijeenkomsten eerst het woord te geven aan de betrokken bestuurder van de betreffende

locatie. Hij of zij kan hierbij dan aangeven op welke wijze en onder welke voorwaarden het

bestuur op dat moment het initiatief ondersteunt en een beeld schetsen van de

vervolgprocedures.

Naast deze drie lokale bijeenkomsten stellen wij voor om nog drie vergelijkbare

bijeenkomsten te organiseren voor specifieke beroeps- en interessegroepen. Wij denken hierbij

in eerste instantie aan vertegenwoordigers van de visserij, vertegenwoordigers van de

toeristisch-recreatieve dienstverlening in het gebied en aan vertegenwoordigers van

organisaties die actief zijn in de sfeer van milieu- en natuurbeheer. Het is belangrijk om bij

aanvang van de bijeenkomsten al bekend te maken dat na afloop van álle bijeenkomsten er een

tweede ronde zal plaatsvinden om iedereen te informeren over de resultaten en uit te nodigen

om hier wederom op te reageren.

In aanvulling op de zes bijeenkomsten, stellen wij voor om een zestal interviews te houden

met experts en bestuurders voor een nadere toetsing en formulering van de missie, de

doelstellingen en de inhoud (het ‘wat’) van de attractie. De keuze voor deze personen zal in

nader overleg plaatsvinden met de Gemeente Marne en de Provincie, maar ons inziens zal er

in ieder geval een interview moeten plaatsvinden met een vertegenwoordiger van het

Ministerie van Defensie .

4.2 Ontwerp clusters en exhibits

Op basis van de voorgestelde clusters en de uitkomsten van de consultatierondes kan nu de

stap gezet van het produceren van het eerste ontwerp van alle clusters en de individuele

exhibits. Deze exercitie zal in nauwe samenwerking met het Kenniscentrum Landschap en de

Stichting Verdronken Geschiedenis plaatsvinden en met ondersteuning van een tweetal

ervaren exhibit-ontwerpers van het Deens Science Center Experimentarium in Kopenhagen.

Doel is om te komen tot een zodanig gedetailleerde beschrijving en visualisatie dat er op deze

basis een kostenraming opgesteld kan worden en contacten gelegd kunnen worden met

potentiële sponsors van de exhibits.

4.3 Programmering

Ons voorstel is om een inventarisatie te maken van mogelijke activiteiten, kansrijke

initiatieven en ideeën voor de eerste twee jaar met als uitgangspunt de onder 3.5 genoemde

hoofdlijnen voor de programmering. Deze inventarisatie vindt plaats gedurende de

consultatierondes en in overleg met vertegenwoordigers van de publieksvoorzieningen in het

Waddengebied. Vervolgens maken we een long list en daarna een short list op basis van

kostenramingen, haalbaarheid, potentiële publieke interesse en voldoende draagvlak onder de

samenwerkende publieksvoorzieningen.

Page 13: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

13

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

4.4 Bezoekers en gebruikers in relatie tot de omvang en inhoud van de attractie

Op basis van reeds bestaand onderzoek naar het bezoekersprofiel van het gebied, de

consultatierondes en het eerste ontwerp van de clusters, vindt er een nadere analyse plaats van

het potentieel bezoek en gebruik van de attractie. Deze analyse wordt verder verfijnd op basis

van indelingen aan de hand van inkomensgroepen, levensstijlen en interesses. Doel is om meer

inzicht te verwerven in de dagelijkse bezoekpatronen per seizoen met het oog op de gewenste

omvang van het semipermanente aanbod en de overige publieksfaciliteiten zoals de

ontvangsthal, toiletgroepen, restaurant, enz. We gaan er van uit dat deze gegevens ook deels

beschikbaar zijn bij een aantal exploitanten van toeristische voorzieningen in het gebied.

4.5 Marketing en PR strategie

Aan de hand van de eerste schetsontwerpen stellen wij voor om een tweetal sessies te

beleggen met vertegenwoordigers uit de diverse doelgroepen voor een nadere toetsing van het

concept en voor het formuleren van een eerste aanzet voor de marketing- en PR strategie in het

eerste operationele jaar. Het is altijd weer verrassend hoeveel nieuwe inzichten tijdens deze

sessies verkregen kunnen worden over het te verwachten bezoek en gebruik van de attractie.

4.6 Voorlopig programma van eisen van de attractie

Na afronding van bovengenoemde activiteiten is het mogelijk om een eerste programma van

eisen (p.v.e.) voor de attractie op stellen. Dit p.v.e. omvat een beschrijving van alle individuele

ruimten, gebruik, faciliteiten, techniek, gewenste vloerbelasting, hoogten, logistiek, bruto-

netto verhouding, buitenruimtes en de totale gewenste omvang. Speciale aandacht zal hierbij

uitgaan naar de verhouding tussen de ruimten/faciliteiten voor de programmering en het

semipermanente aanbod. Uitgangspunt is een deels overlappend gebruik mede omdat de

tentoonstellingen ook voor een juiste ambiance zorgen, maar er zullen ook separate ruimten

nodig zijn.

4.7 Een raming van de initiële en operationele kosten

Alle eerdere verzamelde gegevens stellen ons vervolgens in staat om een raming te maken van

de ontwikkelingskosten, de bouwkosten van het gebouw en de tentoonstellingen, de

inrichtingskosten en de operationele kosten. Structureel geld is schaars en de exploitatieopzet

kan alleen plaatsvinden in nauw overleg met de betrokken overheden en er zullen, naar wij

aannemen, meerdere scenario’s ontwikkeld moeten worden.

4.8 Planning, efficiency en eventuele vervolgstappen

Dit onderdeel behandelt de planning van de ontwikkelingsfase van de attractie en de bouw van

het gebouw en de tentoonstellingen. In deze planning zal ook goed rekening gehouden worden

met de termijnen waarop binnen de overheden de besluitvorming over de attractie zou kunnen

plaatsvinden. Dit onderdeel bevat ook een overzicht aan mogelijke vervolgstappen als de

besluitvorming over de attractie positief zou uitvallen.

Page 14: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

14

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

4.9 Inventarisatie van mogelijke sponsoring

Ons inziens bestaan er vele mogelijkheden voor het aanboren van bijdragen van het

bedrijfsleven voor de ontwikkeling en bouw van de tentoonstellingen. De ervaring leert dat het

bedrijfsleven pas bereid is om daadwerkelijke middelen ter beschikking te stellen nadat de

betrokken overheden voor het project definitief groen licht hebben gegeven. Ons voorstel is

om op basis van het eerste ontwerp van de exhibits een afzonderlijke presentatie te maken en

aan de hand hiervan contact te leggen met mogelijke sponsors met als doel om tot

intentieverklaringen te komen.

4.10 Rechtsvorm en comité van aanbeveling

In nader overleg zullen er ook suggesties opgenomen worden voor de meest wenselijke

rechtsvorm en het formeren van een comité van aanbeveling.

4.11 Analyse van de slaagkansen en risico’s

Als slotstuk van het 1e Ontwerp wordt er op basis van alle verzamelde data een sterkte/zwakte

analyse gegeven van de (slaag)kansen, uitdagingen en risico’s van de voorgestelde attractie.

Dit onderdeel dient m.n. om bestuurders in staat te stellen op een politiek verantwoorde wijze

het project voor verdere besluitvorming voor te dragen.

Page 15: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

15

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

5. Geraadpleegde rapporten

Proloog

Haring of Kuit

Programma Lauwersoog

Koers voor het Lauwersmeer

Impact ontwikkeling Lauwersoog

Eb en vloed

Collectie Mader Lauwersmeer

Het Waddengebied, een cultuurlandschap van wereldklasse, 2012, Wadden Academie

Page 16: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

16

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

Bijlagen

Page 17: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

17

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

a) Lijst van mogelijke thema’s voor het bezoekerscentrum Lauwersoog (Professor

T. Spek)

Het valt te overwegen om Lauwersoog vanuit verschillende schaalniveaus en invloedssferen te

zien (steen in vijver met steeds grotere cirkels) die elk hun specifieke cultuurhistorische,

landschappelijke en sociale thematiek hebben:

1. Lokaal: Lauwersoog als bedrijvige vissershaven en ferryhaven. Concrete aanknopingspunten

vanuit cultuurgeschiedenis: leven en cultuur van de huidige vissers en vissersvrouwen;

vroegere cultuur van de farmers-fishermen langs de Waddenkust (inclusief de eilanden); het

lezen van het Waddenlandschap door garnalenvissers en andere vissers (oriëntatie op zee;

kennis van geulensystemen; kennis van het getij; afbakening van rechten op de vis;

vissersrampen in het verleden zoals die in 1883 in Paesens/Moddergat)

2. Microregionaal: als hart van het Lauwersmeergebied, een modern wetland-landschap waarin

waterbeheer, natuurbeheer, recreatie en defensie worden gecombineerd. Concrete

aanknopingspunten vanuit cultuurgeschiedenis: dijkbouw en dijkbouwers in verleden en

heden; archeologie van dijken (hoe ziet een dijk er eigenlijk op dwarsdoorsnede uit en wat lees

je daaraan af over de geschiedenis van die dijk); historisch en actueel waterbeheer met

pompen, zijlen, moderne sluizen, rol van de kloosters, landaanwinningwerken met

slikwerkers; problematiek van de bodemdaling; interessante geschiedenis van Zoutkamp als

vissershaven / oorlogstoneel / schakel in belangrijke verbinding tussen Waddenzee en de stad

Groningen (uitmonding Reitdiep, waardoor vroeger zeeschepen naar de kades in de

binnenstad van Groningen voeren)

3. Regionaal: als brug tussen de maritieme cultuurlandschappen langs de Waddenkust

(terpenlandschap Oostergo, wierdenlandschap en jonge zeekleilandschap De Marne) en die

van de Waddenzee zelf (inclusief de eilanden). Concrete aanknopingspunten vanuit de

cultuurgeschiedenis: verdwenen eilanden zoals o.a. Bosch en Moenkelangenoe, verdronken

nederzettingen, door duinzand overstoven nederzettingen, dynamiek van zeegaten,

getijdegeulen en zandplaten; terpen en wierdenbewoners: living in a tidal landscape;

maritieme cultuurlandschappen met havens, vuurtorens, vuren op duinen, historische

betonning en bebakening, historische vaarroutes van schippers die we kennen vanuit

zeilaanwijzingen in oude archiefstukken; geschiedenis van de walvisvaart; uitingen van het

maritieme verleden in de architectuur van de Waddenkust (visserijdorpen,

commandeurshuizen, vuurtorens; havenwerken etc.); jutters en hun oogst; oogst en

verwerking van zeewier (wierschuren, wierschuiten, arbeiders die zeewier snijden;

middeleeuwse wierdijken die een kern van gedroogd zeewier hebben); veehouderij met

gemeenschappelijke kuddes op de kwelder (met ook oerol = overalbeweiding); eendenkooien

en de specifiek daarmee verbonden landschapselementen, historische gebruiken en jargon;

kerstening van het gebied met ook de vulling van het gebied met kerken door concurrerende

bisdommen, kloosters en andere betrokken partijen; het kloosterleven en de invloed van

kloosters op landschap en waterstaat; de taal van het landschap: plaats- en veldnamen als

uiting van het maritieme cultuurlandschap; historische benaming van geulen en zandplaten in

het Waddengebied.

4. Internationaal: Lauwersoog en omringende landschap als onderdeel van het aloude

maritieme cultuurlandschap van het internationale Waddengebied. Thema’s vanuit de

cultuurgeschiedenis: de zeer vermaarde vroegmiddeleeuwse lange afstandshandel van de

Friezen tussen DK, D, NL, B, F en GB; geschiedenis van de middeleeuwse en

Page 18: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

18

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

postmiddeleeuwse scheepsbouw in het internationale Waddengebied; historische

scheepswrakken in het internationale Waddengebied; variaties binnen de Friese taal langs de

internationale Waddenkust (inclusief het Noord-Fries in het huidige Schleswig-Holstein);

historische migratie en huwelijkspatronen langs de internationale Waddenkust;

mentaliteitsgeschiedenis van de bewoners van de internationale Waddenkust; internationale

handelsrelaties in de periode van de Hanze; organisatie van de kustverdediging; concrete en

mentale grenzen in het buitendijkse Waddengebied; landschappelijke en cultuurhistorische

variatie tussen de Waddeneilanden van NL, D en DK.

b) Korte ‘bio’ Professor T. Spek

Prof.dr.ir. Theo Spek (1963) is hoogleraar Landschapsgeschiedenis en hoofd van het

Kenniscentrum Landschap van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij leidt aan de RUG de

master- en research masteropleiding Landschapsgeschiedenis, waarin momenteel ca veertig

jongeren fulltime studeren. Daarnaast verrichten promovendi en medewerkers van zijn

kenniscentrum uitgebreid interdisciplinair onderzoek naar de landschapsopbouw en de

landschapsgenese van het Nederlandse waddengebied, onder meer naar de geschiedenis van de

Waddeneilanden, de geschiedenis van het terpen- en wierdenlandschap en de geschiedenis van

kustbeheer en watermanagement in Noord-Nederland. Het Kenniscentrum Landschap van de

RUG voert voorts contractonderzoek uit voor overheden, natuurbeschermingsorganisaties en

erfgoedorganisaties en organiseert ook landschapscursussen voor zowel het maatschappelijk

veld als andere liefhebbers van het landschap.

Theo Spek studeerde in 1988 cum laude af aan de Landbouw Universiteit in Wageningen en

werkte van 1988 tot 2003 als landschapsonderzoeker en projectleider bij de landbouwkundige

onderzoeksinstituten Stichting voor Bodemkartering, DLO-Staring Centrum en Alterra in

Wageningen. Van 2003 tot 2010 werkte hij als senior onderzoeker historische geografie en

programmaleider Archeologie en Landschap bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in

Amersfoort. In 2007 werd Theo Spek benoemd tot bijzonder hoogleraar

Landschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, een aanstelling die in 2010 werd

omgezet in een gewoon hoogleraarschap, waarbij tevens het Kenniscentrum Landschap is

opgericht. Van 2000-2007 was Theo Spek secretaris-generaal van het grootste Europese

onderzoeksnetwerk op het gebied van het landschap (PECSRL; ruim 400 onderzoekers uit 33

Europese landen). Hij adviseert de Europese Commissie op het gebied van cultural heritage en

beschikt zowel in Nederland als in Europa beschikt hij over een zeer groot netwerk in zowel

de wetenschappelijke wereld als de praktijkwereld van landschapsbeleid, landschapsbeheer en

erfgoedzorg. Naast zijn hoogleraarschap heeft Theo Spek een reeks van nevenfunties bij

wetenschappelijke en maatschappelijke organisaties in diezelfde werkvelden.

c) Korte ‘bio’ J. J. Douma

Joost Douma is een culturele ondernemer in hart en nieren. Tijdens zijn studietijd was hij een

van de medeoprichters van de eerste wetenschapswinkel in Amsterdam. Hij begon zijn

professionele carrière als voorzitter voor de stadvernieuwing in de hoofdstad, waar hij naast

grootschalige stadvernieuwingsprojecten ook voor de totstandkoming van het eerste Arabische

badhuis (Hamman) zorgde en voor het veilig stellen van de financiële middelen voor het

opknappen van een van de eerste bedrijfsverzamelgebouwen in een pakhuis aan het IJ. Hij

functioneerde als adviseur voor het College van B & W in Amsterdam voor de nieuwe

economische mogelijkheden in de sfeer van telematica en droeg zorg voor de totstandkoming

van het Informaticahuis.

Page 19: Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog 0.1

19

Voorstel voor de ontwikkeling van een 1e Ontwerp van een Publieksattractie op Lauwersoog

© J.J. Douma, Maart 2013. In samenwerking met Kenniscentrum Landschap (RUG) en de Stichting Verdronken Geschiedenis

Joost Douma werd in 1987 directeur van het Technologie Museum het NINT en vanuit deze

positie ontwikkelde hij het eerste nationale, interactieve wetenschapscentrum, Nemo, te

Amsterdam. Als algemeen directeur was hij hierbij verantwoordelijk voor de fondswerving, de

bouw en de eerste tentoonstellingen van Nemo. Tegelijkertijd was hij een van de

medeoprichters van ECSITE, een Europees samenwerkingsverband van musea en centra op

het gebied van technologie en wetenschap. Na voltooiing van Nemo, werkte Joost Douma aan

de totstandkoming van nieuwe science centers in Ierland, Schotland, Duitsland, Mexico,

Turkije en de Verenigde Staten. Samen met het science center in Mexico City, Papalote,

ontwikkelde hij het concept voor het Mexicaanse paviljoen voor de Wereldtentoonstelling in

2000 in Hannover.

Gedurende het eerste decennium van deze eeuw raakte Joost Douma betrokken bij initiatieven

op gebied van duurzaamheid en innovatie. In Groningen werkte hij samen het bureau PAU aan

de conceptontwikkeling voor een bezoekerscentrum van de ‘Blauwe Stad’. Hij functioneerde

later als projectleider voor MKB Nederland voor het scheppen van nieuwe product-markt-

combinaties en voor een consortium van Zeeuwse bouwers werkte hij aan de totstandkoming

van “Innovation Island”, een omvangrijk project in de sfeer van een duurzame wooneconomie

en nieuwe vormen van kustbeheer. Tegelijkertijd richtte hij een wereldwijd

samenwerkingsverband op van religieuze pensionfondsen voor het stimuleren van duurzame

investeringen onder de naam International Interfaith Investment Group (3iG).

In december 2011 publiceerde Joost Douma zijn eerste roman onder de naam Cornelia,

moeder van de Gracchen, het verraad van de Republiek; een politiekhistorische roman over de

ondergang van de Romeinse Republiek. Joost Douma studeerde filosofie aan de Universiteit

van Utrecht en economische geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.