Vogelnieuws 209

24
#02 Vogelbescherming NEDERLAND VOGELNIEUWS APRIL 2009

description

Vogelnieuws, vakblad voor vogelbeschermers, is een uitgave van Vogelbescherming Nederland, in samenwerking met SOVON Vogelonderzoek Nederland. Het blad verschijnt zes keer per jaar

Transcript of Vogelnieuws 209

Page 1: Vogelnieuws 209

#02

VogelbeschermingN E D E R L A N D

VOGELNIEUWSAPRIL2009

Page 2: Vogelnieuws 209
Page 3: Vogelnieuws 209

De hit was dit jaar behoorlijk groter dan anders. Maar liefst 23.000 mensen deden mee met de Nationale Tuinvogeltel-ling van Vogelbescherming Nederland: een uur lang vanuit je luie leunstoel alles tellen wat op je voedertafel afkomt. Dat de telling midden in de winter wordt georganiseerd is natuurlijk geen toeval. Veel dieren verliezen hun natuurlijke schuwheid in tijden van schaarste. Dat maakt het tellen wel zo leuk. Bij mij zat het een beetje tegen dat weekeinde. Het leukst waren twee roodborsten op het stoepje voor de keukendeur. En twee roodborsten in één tuin in de winter, dat betekent hommeles. De veren vlogen nog net niet in het rond.

Alle mooie vergelijkingsstaatjes in de maandagochtend-kranten ten spijt; het gaat de organisatoren van de telling – dat gold zeker de eerste jaren – vooral om het enthou-siasmeren van een groot publiek. Op de lange termijn hoopt Vogelbescherming ook interessante trends uit dit

onvervalste staaltje van citizen science te halen. Maar het viel mij op, dat ook op de diverse internetfora staatjes wer-den ingevuld door mensen die zich normaal vooral druk lijken te maken over de laatste twitch in de regio. ‘Lijken’, want blijkbaar zijn stadsvogels niet alleen een leuke ingang voor de geïnteresseerde leek, ze geven ook plezier aan de meest doorgewinterde vogelaar.

Op pagina 10 van dit blad vindt u daar een voorbeeld van; twee cracks die met hele broden in het weekeinde naar het stadspark trekken om zwanen te voeren. En om ze te ringen. Ook de vogels die zij in hun tuin voeren lopen een grote kans om hun leven in dienst van de wetenschap ver-der te vliegen. Want met enige regelmaat zetten de man-nen hun voedertafels ‘op scherp’ en blijken het eigenlijk vanginstallaties te zijn. Zelfs stadsvogels zijn voor vogelrin-gers een prachtige bron van informatie.Reacties, ook op de andere informatie in dit Stadsvogel-nummer zijn – zoals altijd – van harte welkom.

Namens de redactieRob Buiter

4 Vogelnieuws – prikkelende berichten

6 De Kwestie – dubbelvisie op bouwen in IJmeer

8 De dunbekwulp lijkt definitief zoek

9 Alles over verstoringsgevoeligheid van vogels

10 Stadszwanen ringen levert veel kennis op

12 What’s Up? – Theunis Piersma

13 Ekster – thema Stadsvogels

14 Urbane slechtvalk houdt van openheid

16 Bescherming stadsvogels gaat internationaal

17 Een keuzemenu om stadsvogels te lokken

18 In Oosterheem 50 gaan VINEX en vogels samen

20 De stadsvogelindicator voorspelt vogelrijkdom

22 Vogelbescherming begint in de klas

24 Koud kunstje

Stad

VOGELNIEUWS 02/�

Inhoud

Oorlog op de stoep

rood

bors

t kin

a

Page 4: Vogelnieuws 209

�/02 VOGELNIEUWS

D e k e n n i s k r i n g W e i d e v o g e l l a n d s c h a p h e e f t e e n r e e k s r a p p o r t e n o v e r w e i d e v o g e l s g e p u b l i c e e r d .

D e v e r z a m e l d e k e n n i s i s v e r t a a l d n a a r c o n c r e t e m a a t r e g e l e n v o o r b e h e e r . O p d e z e p a g i n a ’ s

v a t t e n w e e n k e l e v a n d e r a p p o r t e n k o r t s a m e n .

Spot op de weidevogels

W e i d e v o g e l s n i e t z o t r o u w a a n e e n v a s t e b r o e d p l a a t sHet gevestigde beeld is dat wei-devogels nogal trouw zijn aan hun vaste broedplaatsen. Maar weide-vogels bewegen zich van jaar op jaar dynamisch door het landschap om te broeden en laten hun nest-plaatskeuze wellicht eerder bepalen door de kwaliteit van een perceel. Hoe weidevogels die kwaliteit be-palen tijdens de vestigingsfase is onbekend. Wel bekend is welke fac-toren de dichtheden van broeden-de weidevogels beïnvloeden. De belangrijkste zijn vochtigheid en in-dringingsweerstand van de bodem, grondwaterstand en dichtheid aan prooidieren. Door de juiste condi-ties aan te bieden in die gebieden waar speciaal wordt geïnvesteerd in het behoud van weidevogels, kun-nen de vogels worden ‘verleid’ om ook daar te gaan broeden.Uit de studie bleek dat de nest-plaatsen van grutto en tureluur een sterke associatie hebben met een hoge grondwaterstand. Samen met bodemvochtigheid geeft dit weide-vogels mogelijk een indicatie van de kwaliteit van een plek als toekomstige kuikenopgroeihabitat. De ervaringen die oudervogels hebben opgedaan toen ze zelf kuiken waren zouden daarbij leidinggevend kunnen zijn. Of kuikengroei en –overleving door hoge peilen wordt bevorderd blijft vooralsnog onbekend.KLEIJN, D., F. BERENDSE, J. VERHULST, M. ROOD-BERgEN, C. KLOK & R. VAN ’T VEER. 2008. RUIMTE-LIJKE DyNAMIEK VAN WEIDEVOgELPOPULATIES IN RELATIE TOT DE KWALITEIT VAN DE BROED-HABITAT. RAPPORT DK NR. 2008/091, DIRECTIE KENNIS, MIN. VAN LNV.

W e i d e v o g e l s o p l a n d s c h a p s s c h a a lWat zijn de landschappelijke kenmerken van een goed weidevogelgebied? Om deze vraag te beantwoorden zijn de gegevens van grootscha-lige gebiedstellingen en van het nationaal Meetnet Weide-vogels geanalyseerd. goede en stabiele weidevogelge-bieden zijn zeer open; bos en andere opgaande begroeiing ontbreken vrijwel geheel en er zijn nauwelijks gebouwen. De

verstoringsafstand van boom-groepen bedraagt ongeveer 250 meter, die van gebouwen 175 meter. Stabiele, goede weidevogelgebieden hebben een hoog waterpeil, met een drooglegging van twintig tot veertig centimeter. Verder bestaan ze voor een groot deel uit kruidenrijk grasland, dat bovendien voor maar een klein deel vroeg gemaaid wordt. Hoge waterpeilen zorgen voor late maaidata: eerder is landbouwkundig niet mogelijk. Verder bleek dat

in goede weidevogelgebie-den de boeren ouder zijn en dat velen problemen hebben met bedrijfsopvolging. De onderzoekers melden dat een reeks andere factoren niet is onderzocht. Hierdoor blijft de rol van predatie, de ruimtelijke samenhang van het landge-bruik en omgevingsfactoren onbelicht.VEER, R. VAN ‘T, H. SIERDSEMA, C.J.M. MUSTERS, N. gROEN EN W.A. TEUNISSEN. 2008. WEIDEVOgELS OP LANDSCHAPS-SCHAAL. RUIMTELIJKE EN TEMPORELE VERANDERINgEN. RAPPORT DK NR. 2008/DK105, DIRECTIE KENNIS, MIN. VAN LNV.

grut

to W

im W

ilmer

s /ag

ami

grut

to’s

han

s geb

uis /

agam

i

Page 5: Vogelnieuws 209

VOGELNIEUWS 02/�

Eén van de belangrijkste oorza-ken voor de achteruitgang van weidevogels in ons land is de geringe reproductie. Er worden eenvoudig te weinig jongen vliegvlug om de verliezen door sterfte te compenseren. Tege-lijkertijd blijkt dat er, voor beter weidevogelbeheer, te weinig kennis is over factoren die van belang zijn voor de overleving van weidevogelkuikens. Vooral over de invloed van weer, voedsel en beheer is te weinig bekend. Uit analyses van be-staande gegevens blijkt dat een goede conditie bij geboorte (een zwaar geboortegewicht) gunstig is voor de overleving.

De conditie of de kwaliteit van de oudervogel speelt hierin vermoedelijk ook een rol. grut-tokuikens die vroeg in het seizoen zijn geboren hebben een tot driemaal zo grote over-leving als laat geboren kuikens. Verder zijn er aanwijzingen dat temperatuur, wind en regen de groei van kuikens sterk beïn-vloeden. Zo wordt bij regen de foerageertijd voor kuikens be-langrijk beperkt omdat ze vaker bebroed moeten worden.Op grond van de uitkomstperi-ode van gruttokuikens hebben de onderzoekers berekend dat in West-Nederland minimaal tot 8 juni en in Noord-Nederland

tot 17 juni het beheer gericht moet zijn op een optimale in-richting van de opgroeihabitat van gruttokuikens. Dan gaat het vooral om vertraging van de vegetatieontwikkeling: door steeds warmere voorjaren is het gras te vroeg in het jaar te hoog. Welke maatregelen het meest effectief zijn en hoe uitvoerbaar die zijn zal onderzocht moeten worden, maar hoge peilen en weinig bemesting vertragen de grasgroei.TEUNISSEN, W., C. KLOK, D. KLEIJN EN H. SCHEKKERMAN. 2008. FACTOREN DIE DE OVERLEVINg VAN KUIKENS BEïNVLOEDEN. RAPPORT DK NR. 2008/DK102, DIRECTIE KENNIS, MIN. VAN LNV.

vogelnieuwsg r u t t o ’ s b e s c h e r m j e i n n a t , e x t e n s i e f b o e r e n l a n dDe huidige gruttopopulatie in Ne-derland is sterk gefragmenteerd. Om ze te behouden is inzicht in de populatiedynamiek belangrijk. Daarvoor is de bloeiperiode van de grutto in Nederland in de jaren 1960 - 1970 onderzocht. Zo ook de daarop volgende afname én de dynamiek van de huidige grut-topopulatie in een netwerk van kerngebieden in Zuidwest-Fries-land. Het blijkt dat de goede grut-togebieden van toen, die als bron-gebieden fungeerden voor ‘over-loop’-gebieden, nu nog steeds relatief veel grutto’s herbergen. Of het broedsucces in deze bron-gebieden hoger was dan in de overloopgebieden kon niet aange-toond worden. Toch is het verstan-dig om weidevogelbescherming op de kerngebieden te focussen. Het beste is om nat, open en ex-tensief agrarisch landschap te be-schermen; het uitkomstsucces van gruttonesten is hier hoger dan op intensief agrarisch landschap. Ook lijken grutto’s die zich verplaatsen weer voor extensief agrarisch ge-bied te kiezen. KENTIE, R., J. HOOIJMEIJER, C. BOTH & TH.

PIERSMA. 2008. gRUTTO’S IN RUIMTE EN TIJD.

RAPPORT DK NR. 2008/097, DIRECTIE KENNIS,

MIN. VAN LNV.

r u i m t e l i j k e b e s c h e r m i n g w e i d e v o g e l g e b i e d e nAfname van de openheid, verdroging en oprukkende bebouwing zijn ruimtelijke aspecten die weidevogelgebieden bedreigen. Met de veranderingen in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) kunnen weidevogelgebieden op het punt van die ruimtelijkheid juridisch beter beschermd worden. Tot voor kort was dat nog erg moeilijk. Weidevogelgebieden vallen immers doorgaans buiten de Natura 2000-gebieden, terwijl de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de Nationale Landschap-pen zich meestal beperken tot planologische sturing, maar zonder de noodzakelijke juridische sturingsinstrumenten. En juist die zijn nodig om voor weidevogels de nodige openheid, waterpeilen en rust te waarborgen. Een kansrijk middel lijkt de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Provincies kunnen daarmee een ‘weide-vogel-PRV’ opstellen en de voor weidevogels noodzakelijke ruimtelijke bescherming waarborgen en afdwingen. Dit rapport maakt het ook voor mensen zonder juridi-sche achtergrond inzichtelijk hoe het werkt.KISTENKAS, F. EN D. MELMAN. 2008. RUIMTELIJKE BESCHERMINg WEIDEVOgELLANDSCHAP. NAAR EEN PROVINCI-ALE WEIDEVOgELVERORDENINg? RAPPORT DK NR.2008/095, DIRECTIE KENNIS, MIN. VAN LNV.

V r o e g g e b o r e n w e i d e v o g e l j o n g e n o v e r l e v e n b e t e r

KieV

itjo

ng W

im W

ilmer

s /ag

ami

ture

luur

Jari

Pelt

Omäk

i /ag

ami

Page 6: Vogelnieuws 209

�/02 VOGELNIEUWS

DOOR RENé DE VOS

Is deVBIJ wel real ist isch? DeoverleggroepwaarinookNatuurmonumentenz it ,meent dat je natuur kunt betalenuit deverkoopvanhuizen.

Deze Stuurgroep, waar wij geen deel van uitmaken, is altijd open geweest over dat standpunt. Als je nou de natuur maar genoeg ontwikkelt, dan kun je er ook wel in bouwen. Uit de winsten van de woningbouw (rood) worden de ingrepen voor natuurverbetering (groen/blauw) betaald. Maar deze rood-voor-groen gedachte gaat niet op; bou-wen in het water is veel te duur om er iets aan over te houden voor de natuur. Ideeën om buitendijks te willen bouwen zouden eigenlijk niet eens moeten bestaan; we hebben het hier over een Vogelrichtlijngebied! Wij zijn als VBIJ niet onrealistisch, maar hebben wel een duidelijk standpunt.

Economischeenmaatschappel i jkebelangenmo-genhelemaal niet meetel len?

Ze gaan hier niet op. Een buitendijkse verbinding tussen Amsterdam en Almere zal van Almere nóg meer een slaap-stad maken. Je zou juist Almere zélf economisch moeten versterken. En de noodzaak om buitendijks te bouwen is er niet, omdat er op land alternatieven zijn. Je kan het water ook naar binnen halen! Daarnaast trekken we het aantal te bouwen huizen, nu 60.000, in twijfel. Het gooi en Heemstede tellen al minder inwoners dan een paar jaar geleden. De komende decen-nia loopt de vraag naar woningen verder terug. En nie-mand zit te wachten op leegstand in de toekomst.

Maarals ze nuwél nodigz i jn; wat is er tegenhui-zen in het water?

Het is strijdig met de kernwaarden die we nu juist met zijn allen, ook Natuurmonumenten en Vogelbescherming

bijvoorbeeld, voor het IJmeer en het Markermeer hebben vastgesteld. Die kernwaarden zijn openheid, ruimte, stilte, duisternis en natuur. Dat moet je dus niet verrommelen met woningbouw en hoge kantoorgebouwen. Maar bouwen is ook strijdig met de betekenis van dit ge-bied als stepping stones in een flyway. IJmeer, Markermeer en IJsselmeer zijn samen van internationaal belang voor trekvogels om er te foerageren en te rusten.

HoezoudeVBIJ de IJsselmeernatuur danwi l lenversterken?

Als je kijkt naar wat goed is voor de natuur, zou je moeten kiezen voor meer dynamiek in het systeem. En uit moeten gaan van de kracht van de natuur zelf. Een groot deel van de huidige problematiek met erosie en verslibbing is het gevolg van compartimentering. Verbind al die meren weer met elkaar! Laat het doorstromen en op elkaar inwerken van het IJ tot de Waddenzee. Als je die dy-namiek terugbrengt, dan kan de natuur zelf de problemen oplossen. Structureel, in plaats van steeds de brokken te moeten opvegen zoals wij nu doen.We weten dat onze toekomstvisie voor het hele IJs-selmeergebied recht tegen de huidige ideeën van het kabinet ingaan. Dat wil, omwille van de veiligheid en de zoetwatervoorziening, maar ook om buitendijks te kunnen bouwen, juist een sterkere compartimentering.

WatkandeVBIJ nogdoenomhet t i j te keren?

Wij zijn geen actiegroep, wij gaan de straat niet op. We zullen de andere partijen blijven proberen te overtuigen van onze ideeën. Er zijn nog steeds kansen. Met Natuurmo-numenten hebben we gemeen dat we er allebei het beste voor de natuur willen uithalen. Wij zijn er alleen principiëler in. De eerste twintig jaar gaat er waarschijnlijk nog geen paal de grond in. En tegen die tijd ziet de wereld er heel anders uit. Reken maar.

D i t n a j a a r b e s l i s t h e t k a b i n e t o v e r d e t o e k o m s t v a n i J m e e r e n m a r k e r m e e r .

e e n v a n d e p a r t n e r s i n h e t v o o r o v e r l e g , V e r e n i g i n g n a t u u r m o n u m e n t e n , s l u i t w o n i n g b o u w e n i n f r a s t r u c t u u r i n h e t

i J m e e r n i e t u i t . O p v o o r w a a r d e d a t e r e e r s t f l i n k i n n a t u u r w o r d t g e ï n v e s t e e r d .

V e r a n t w o o r d b e h e e r i J s s e l m e e r – v r o e g e r : V e r e n i g i n g b e h o u d i J s s e l m e e r –

i s m o r d i c u s t e g e n . h e t b o t s t c o m p l e e t m e t d e o v e r e e n g e k o m e n k e r n w a a r d e n .

“Die huizenzijn niet nodig

en dit is ook nog Vogelrichtlijngebied!

”F l o r F l e i s c h e r v a n V e r a n t w o o r d b e h e e ri J s s e l m e e r v i n d t d a t a l l e e n d e n a t u u r

r e c h t e n k a n d o e n g e l d e n i n h e t i J s s e l m e r e n g e b i e d . ‘ b o u w e n ?

n i e m a n d w a c h t o p l e e g s t a n d .

F l o r F l e i s c h e r

Page 7: Vogelnieuws 209

VOGELNIEUWS 02/�

Natuurmonumentenheeft geenbelangals e ige-naar of beheerder, waaromdantocheenmeningover het IJmeer?

Dat heeft een historische achtergrond. Wij hebben ons in ’97 verzet tegen IJburg en een referendum verlangd. De opkomst voor het referendum was te laag om de uitslag geldig te laten zijn, maar die luidde wel ‘tegen’. Maar ja, wat was de natuur daar nu mee opgeschoten? We hebben toen samen met de provincie Noord-Holland en de ge-meente Amsterdam een ontwikkelingsfonds voor natuur rond het IJmeer in het leven geroepen. We wilden de lan-delijke overheid aan het verstand brengen dat het IJmeer óók natuur is.

Danzou je er toch juist níet wi l lenbouwen?

Eind 2005 heeft Natuurmonumenten samen met een aan-tal andere partijen een visie gepresenteerd; er moet fors worden geïnvesteerd in de natuur van het IJmeer. Nu ka-chelt die alleen maar hard achteruit. Daar is veel geld voor nodig en dat komt er alleen als de betrokken overheden die opgave voor de natuur zien in samenhang met andere, zoals wonen en bereikbaarheid.

Waarommoet dat bouwendan in het IJmeer zelf?

Dat móet ook helemaal niet per se. Wij hebben alleen aangegeven dat we niet op voorhand tegen buitendijks bouwen zijn, Met als voorwaarden: éérst investeren in de natuur en bovendien extra ten opzichte van datgene wat wettelijk verplicht is vanwege Natura 2000 of eventuele compensatie. Veel andere partijen denken er net zo over en daarom is er onder leiding van de twee betrokken provincies een plan van aanpak gemaakt, waarbij ook het Markermeer is betrokken.Het heeft geleid tot de Toekomstagenda Markermeer-IJmeer, waarin de extra natuurinvesteringen beschreven staan. Komend najaar zal het kabinet er een besluit over nemen, in samenhang met de woningbouw en een even-tuele openbaar vervoersverbinding.

In Almere loopt een ideeëntentoonstel l ing. Ver-antwoordBeheer IJsselmeer laat er z iendat bui-tendijks bouwennergensvoor nodig is .

Het naar binnen halen van het water zit ook in onze inzen-ding en juridisch is dat ook veel makkelijker haalbaar. Bui-

tendijks bouwen is juridisch nog lang geen gelopen race. Wij vinden echter dat je moet onderkennen dat de ambi-ties ook gaan over huisvesting, infrastructuur en recreatie.

Als deplannenonverkort zoudendoorgaan, watis dandewinst voor de IJmeernatuur?

In IJmeer én Markermeer zou de waterkwaliteit aanzienlijk verbeteren. Dat is goed voor het leven ín het water en voor de watervogels. De harde badkuipranden van nu zouden natuurlijke oevers worden. We krijgen meer luwtes zoals bij de Hoekelingsdam en verbindingen met binnendijkse natuurgebieden als de Lepelaarplassen en de Oostvaar-dersplassen. Er is dan ook meer ruimte voor zonering van natuur en recreatie. Los van de vraag waar die woning-bouw bij Almere plaats gaat vinden: het aantal recreanten zal in elk geval flink toenemen. Noem ons standpunt maar een vlucht naar voren.

de kwestie

“De ambities

gaan ook over huisvesting, infra-

structuur en recreatie.”

l u c b e r r i s , a d j u n c t r e g i o d i r e c t e u r v a nn a t u u r m o n u m e n t e n i s n i e t p e r s e t e g e n

b u i t e n d i j k s b o u w e n i n h e t i J m e e r . ‘ m a a r j u r i d i s c h i s h e t n o g l a n g

g e e n g e l o p e n r a c e . ’

l u c b e r r i s

Page 8: Vogelnieuws 209

De dunbekwulp, een Europese steltloper van het formaat regenwulp, werd in 1817 voor het eerst beschreven. De laatst bekende foto’s zijn van 1995 uit Marokko. De soort broedde vermoedelijk in Noord-Kazachstan en het West-Siberische laagland, waar in 1925 het laatste nest is gevonden. De vogels overwinterden vooral in steppeachtige wetlands rond de Middellandse Zee – met name Italië – maar er zijn ook veel doortrekwaarnemingen uit Hongarije en zelfs zes midwinterwaarnemingen uit Nederland. De achter-uitgang zette waarschijnlijk al in de eerste decennia van de negentiende eeuw in. De bekende ornitholoog Erwin Stresemann realiseerde zich in 1943 echter als eerste dat de dunbekwulp zeer schaars was geworden en dreigde uit te sterven. Eén oorzaak is de intensieve jacht in het Middel-landse zeegebied, een vermoedelijke andere de verdwij-ning van de broedbiotoop door ontginning. Vanaf 1890 zijn Siberië en Noord-Kazachstan ontslo-ten door Slavische kolonisten en tijdens de Virgin Land Campaign van Chroesjtsjov zijn de nog resterende step-pegebieden omgeploegd. Het gebied werd bovendien regelmatig geteisterd door droogteperioden die in de tijd van Stalin tot de beruchte hongersnoden van 1930 - 1933 leidden.Het duurde tot eind jaren tachtig voordat BirdLife In-ternational een internationaal actieplan opzette. In die tijd overwinterden nog regelmatig drie tot vijf vogels in Merja Zerga, Marokko. Arnoud van den Berg heeft – in

�/02 VOGELNIEUWS

DOOR TOM VAN DER HAVE, STICHTINg WIWODUNBEKWULP CHRIS gOMERSALL/RSPB

De dunbekwulp lijkt definitief zoeki n 1 9 9 9 w e r d i n O m a n v o o r h e t l a a t s t e e n d u n b e k w u l p g e z i e n . D e k a n s i s g r o o t d a t d e z e e u r o p e s e s t e l t l o p e r d e f i n i t i e f u i t s t e r f t . D e n e d e r l a n d s e s t i c h t i n g W i W O o n d e r n a m t o t i n f e b r u a r i v a n d i t j a a r s p e u r t o c h t e n . Z o n d e r r e s u l t a a t . b i r d l i f e i n t e r n a t i o n a l z a l n u e e n l a a t s t e i n s p a n n i n g d o e n .

samenwerking met Stichting WIWO en BirdLife – in 1988 de eerste en tegelijk laatste veldstudie gemaakt van de dunbekwulp in dit wetland. Ondanks de strikte bescher-ming in het reservaat is een van de vogels daar door jagers aangeschoten en een winter later niet meer teruggekeerd. Stichting WIWO heeft een aantal zoektochten verricht in Tunesië (1994), Iran (2000, 2001) en begin dit jaar in Oman en Iran.

Veel vogelbeschermers vrezen nu dat de dunbekwulp na de reuzenalk (1844) en de Canarische scholekster (1981) de eerstvolgende soort in het Europese gebied zal zijn die we-reldwijd uitsterft. Dat is des te schrijnender omdat wij van de biologie van deze soort vrijwel niets weten. Het maakt het bijzonder moeilijk om beschermingsacties te onder-nemen. Zonder een locatie waar de soort voorkomt om te broeden, ruien of overwinteren kunnen we simpelweg niets ondernemen.

Zoekennaar éénexemplaarBirdLife International onderneemt nu een laatste poging om tenminste één individu te vinden. De aandacht gaat vooral uit naar de (potentiële) overwinteringsgebieden, zodat de vogel hopelijk langere tijd bestudeerd kan wor-den. Of mogelijk zelfs gevangen om een kleine satelliet-zender om te doen. Zo zouden de broed- en ruigebieden gevonden kunnen worden. Het laatste beetje hoop wordt gevoed door de spectaculaire ontdekking van grote aan-tallen (zeldzame!) steppekieviten die op doortrek in Syrië en Turkije rustten. Eén steppekievit, die een satellietzender in het broedgebied had meegekregen, maakte een stop in Turkije. Turkse vogelbeschermers bezochten deze stop-plaats direct en troffen er 1500 vogels. Deze gezenderde vogel is doorgevlogen om in Soedan te overwinteren.BirdLife International roept nu ervaren vogelwaarnemers op om de komende winters een intensieve speurtocht te starten naar de dunbekwulp in landen in het Middellandse zeegebied, zoals Marokko, Algerije en Tunesië. Stichting WIWO zal deze initiatieven graag met raad en daad onder-steunen.l

MEER INFORMATIE OP WWW.SLENDERBILLEDCURLEW.NET.

Page 9: Vogelnieuws 209

VOGELNIEUWS 02/�

Er bestaat een groot verschil in de mate waarop verschil-lende vogelsoorten reageren op wandelaars, watersporters, vliegtuigen of andere vormen van recreatie. Het draait er allemaal om in hoeverre vogels andere gebruikers van een gebied als gevaar ervaren. Een stelling die vrijwel altijd op-gaat is dat vogels het sterkst reageren op lawaai en snelle bewegingen. Ook de duur van de verstoring is belangrijk: een vliegtuig maakt weliswaar veel herrie, maar verlaat de omgeving van de vogels ook weer snel. ganzen reageren daarom bijvoorbeeld snel op een sportvliegtuigje, maar de verstoring is meestal van kortere duur. Voorspelbaar-heid speelt ook een rol: als een vogel bekend is met een bepaald type verstoring kan hij op termijn gewenning vertonen.Verstoring kun je meten door de afstand te bepalen waar-bij een vogel zich anders gaat gedragen dan dat hij van nature doet. Maar dat wil niet zeggen dat alle verstoring zichtbaar is. Zo blijkt van veel vogels de hartslag tot vier-maal te versnellen wanneer een verstoorder nadert. De vogel wordt waakzamer en zal op zeker moment op de

wieken gaan. De verstoringsafstand waarop een vogel een verhoogd hartritme krijgt wordt de alertafstand genoemd; hij is ongeveer 2,3 maal zo groot als de gemiddelde vlucht-afstand. Deze maat kan worden gebruikt om te bepalen vanaf welke afstand verstoring wordt voorkómen. De tabel laat zien dat die voor een meerkoet bijvoorbeeld anders ligt dan voor een brilduiker.

GeenabsolutewaardenIs het nieuwe rapport een soort effectenbijbel waarmee alle verstoringsvraagstukken kunnen worden beantwoord? Nee; dit rapport is bedoeld als instrument en niet als kook-boek met kant en klare recepten. De verstoringsafstanden zijn gebaseerd op onderzoek van op zichzelf staande situ-aties. Ze kunnen daarom niet geïnterpreteerd worden als universele, absolute waarden, maar ze vormen handvatten waarmee effecten bij min of meer vergelijkbare situaties kunnen worden ingeschat. Elke situatie heeft zijn eigen variabelen, zoals de betrokken vogelsoorten, het aantal vogels, het type gebied en de recreatievorm en -intensiteit. Met andere woorden: de gebruikers van het rapport zullen goed moeten kijken in hoeverre de voorbeelden toepas-baar zijn op hun eigen situatie. De verstoringsafstanden per soort en soortgroep kunnen worden gebruikt voor effectbepalingen in de breedste zin van het woord. Beheerplannen zijn een bijzonder voor-beeld. Voor elk Natura 2000-gebied moet een beheerplan worden opgesteld waarin het toekomstig gebruik van dat natuurgebied wordt geregeld. Met de informatie uit dit rapport kan beter worden geschat in welke mate en vorm recreatie en vogels in één gebied samen kunnen gaan. l

HET RAPPORT VERSTORINgSgEVOELIgHEID VAN VOgELS IS gRA-TIS TE DOWNLOADEN VAN WWW.VOgELBESCHERMINg.NL OF VIA [email protected] TE BESTELLEN BIJ DE OPSTELLERS: BUREAU WAARDENBURg.

TEKST EN FOTO: LUC HOOgENSTEIN, VBN

Fotoboven:Wandeleniséénvandeminstverstorendevormenvanrecreatie:zekeralsditopdepadengebeurtblijkenmaarweinigvogelserlastvantehebben.

Rechts:Dereactieengemid-deldeverstoringsafstandvoortweewatervogelsoortenbijverschillendevormenvanrecreatie.Devogelswarenaanhetrustenoffoerageren.Debrilduikerisduidelijkverstoringsgevoeligerdandemeerkoet.

V o g e l b e s c h e r m i n g n e d e r l a n d b r a c h t k o r t g e l e d e n e e n v e r b e t e r d e v e r s i e u i t v a n h e t r a p p o r t V e r s t o r i n g s g e v o e l i g h e i d v a n V o g e l s . h e t b e v a t a l l e b e s c h i k b a r e i n f o r m a t i e o v e r d e a f s t a n d e n w a a r b i j e e n g r o o t a a n t a l v o g e l s o o r t e n d o o r r e c r e a t i e v e r s c h r i k t w o r d e n .

Alles wat we weten over de gevoeligheid van vogels voor verstoring

Verstoring Reactieopverstoring

Gemiddeldever-storingsafstandinmeters

Brilduikerzeilboot vluchten 350kitesurfer vluchten 500motorboot vluchten 625scheepvaart opvliegen 750Meerkoetwatersport vluchten 10windsurfer vluchten 50zeilboot wegzwemmen 50zeilboot vluchten 350scheepvaart opvliegen 100

Page 10: Vogelnieuws 209

Of vogelringer Ton Eggenhuizen geen zin had om zwanen te gaan ringen in Almere? Jarenlang had Henk Koffijberg zich in de provincie groningen ingezet voor de zwanen-werkgroep. Maar ook na zijn verhuizing naar Almere bleef het kriebelen. Hij wilde weer aan de slag met zwanen. “Ik had daar zo mijn bedenkingen bij,” herinnert Eggenhuizen zich. “Vogels ringen midden in de stad, dat was volgens mij vragen om problemen.” Maar Eggenhuizen zette zich over zijn schroom heen en ging samen met Koffijberg aan de slag.“In eerste instantie stuitten we inderdaad soms op on-begrip”, vertelt Eggenhuizen. “Dan zag je mensen heel driftig gesticulerend telefoneren achter het raam als wij een zwaan hadden gevangen. Een enkele keer kwam even later ook de politie voorrijden. Maar binnen de kortste ke-ren wisten die van ons bestaan, onze vergunning en onze

intenties. We bellen meestal ook met de meldkamer vóór een vangactie.” Hoe rustig Almere de werkzaamheden tegenwoordig opvat, blijkt op een gemiddelde winterdag. Eggenhuizen en Koffijberg gaan uit een knobbelzwanen-soos in de Noorderplassen enkele ongeringde – ‘Dat kan dus écht niet,’ grappen de onderzoekers – zwanen vangen.

De meeste vogels in de soos zijn brood-tam en komen zonder problemen uit de hand eten. Koffijberg lokt een eerste slachtoffer zonder metaal aan de poten langszij. Als het dier zich bukt om een stukje brood op te pikken slaat Koffijberg toe. In een flits heeft hij de vogel bij de hals en bij de vleugels te pakken. Voor de zwaan het weet ligt hij met een bandje om de vleugels en een touwtje om de po-ten hulpeloos te wachten op de metingen en de pootring die gaan komen.

TEKST EN FOTO’S: ROB BUITER

10/02 VOGELNIEUWS

s i n d s 2 0 0 4 h o u d t d e Z w a n e n w e r k g r o e p F l e v o l a n d d e p o p u l a t i e s t a d s e k n o b b e l z w a n e n r o n d a l m e r e i n d e g a t e n . h e t r e s u l t a a t : b a s a l e e c o l o g i s c h e k e n n i s , o n t m a s k e r i n g v a n d e v e r o n d e r s t e l d e z w a n e n t r o u w m a a r v o o r a l o o k h e e l v e e l g o o d w i l l b i j d e b e v o l k i n g v o o r v o g e l b e s c h e r m i n g .

‘Eeuwige trouw van zwaan is een fabeltje’

Page 11: Vogelnieuws 209

De buurt blijkt het trucje te kennen. “Zijn jullie daar weer?” roept een man opgewekt, die ook met brood naar de soos is gekomen. Een jong stel, van verderop uit de straat, probeert hun dreumes zijn eerste zwanenervaring bij te brengen. Het kereltje lijkt die ochtend de enige die nog bedenkingen heeft bij het werk. “Niet aajuh,” zegt hij op een vriendelijke uitnodiging van Koffijberg.

Parkvogels in depolder“Ook onder collega-ringers was er de nodige scepsis,” ver-telt Eggenhuizen. “Waarom zou je van die parkvogels gaan ringen? Dat was dus de eerste misvatting die wij konden ophelderen. Tussen de knobbelzwanen in de stad en in de omliggende polders blijkt een levendige uitwisseling te bestaan. Een vogel die het ene moment handtam in het park zit kan een volgend voorjaar diep in de polder broe-den, en andersom. Een paartje dat door Frank Majoor in polder Arkemheen met hun jongen werd geringd, zagen wij enkele seizoenen later midden in de stad terug. We hebben hier in de stad ook broedvogels gehad die op het groningse platteland waren geringd. Het idee dat stadse zwanen niets met wilde vogels te maken hebben is dus absoluut fout.”Eggenhuizen vindt de uitkomsten van het zwanenonder-zoek ook van belang voor een goed begrip van de popu-laties. “Boeren zien zwanen vooral als schadeveroorzakers. Dan zijn vragen als ‘hoe lang is een zwaan een jonge zwaan, wanneer wordt het een broedvogel, of hoeveel vliegvlugge jongen produceert een paartje?’ heel relevant.

Ook de antwoorden op die vragen wil ik met dit werk hel-der krijgen.”

RinglezenopdeknieënDoor het onderzoek hebben de mensen van de zwanen-werkgroep ook een ander hardnekkig misverstand uit de wereld kunnen helpen. Hoort de zwanenzang officieel al tot de mythologie, de veronderstelde zwanentrouw mag daar volgens Eggenhuizen gerust worden bijgezet. “Neem dat vrouwtje waarvan het mannetje door een hond werd doodgebeten. Ze hopte binnen de kortste keren, als een ware sloerie, van het ene mannetje naar het andere. Uit-eindelijk bleef ze bij man vier of vijf hangen. Zwanen zijn blijkbaar ook gewoon praktische, opportunistische dieren, gericht op reproductie.”Tegelijk kan de onderzoeker bijna ontroerd vertellen over de hereniging van vogels die door een tijdelijk verblijf in

VOGELNIEUWS 02/11

een vogelasiel van elkaar waren gescheiden. “We worden nogal eens gebeld door de mensen van de dierenambu-lance, of door buurtgenoten die een gewond of verzwakt dier vinden. Als die in het asiel is opgelapt kunnen wij, dankzij de ringen zo’n vogel vaak weer bij de actuele part-ner terugzetten. De begroeting die je dan soms ziet is echt ontroerend.”

Hoe goed de administratie van de Almeerder zwanenstand is, demonstreert Koffijberg aan de oever van de Noorder-plas. Niet alleen worden de vijf ongeringde vogels uit de soos gevangen, van de andere twintig worden ook de ringen afgelezen; in de meeste gevallen gewoon op de knieën, naast de zwaan, met het blote oog. “Ik overdrijf niet als ik zeg dat we de handel en wandel van de dieren hier in de omgeving vrij goed in kaart hebben,” lacht Koffijberg.

Beschermingbegint met kennisWaar de buurtbewoners in eerste instantie soms sceptisch waren, werken veel mensen nu actief mee met de be-scherming. “Ze zien bepaalde zwanen echt als ‘hun’ vogels. Dan moet je als buurtjochie dus ook niet in de buurt van een nest komen, want dan krijg je het met die mensen aan de stok,” weet Koffijberg. “Het gaat soms wel erg ver. Er is een vrouw die ons heeft laten weten dat zij een bepaalde zwaan graag wil laten cremeren als die is overleden. De urn wil zij op haar schoorsteen…”Naast al deze dierenbescherming in de individuele zin van het woord, vinden Eggenhuizen en Koffijberg dat

hun werkgroep ook het nodige kan betekenen voor vo-gelbescherming in de bredere zin. “Bescherming begint met kennis,” stelt Eggenhuizen, “en we hebben al laten zien dat er rare kronkels in die kennis zaten; die hebben wij rechtgetrokken.” De mannen maken het resultaat van hun werk zelfs nog breder. “Wij kweken hiermee absoluut bewustwording bij de Almeerders voor de natuur om hen heen. Het is ook niet voor niets dat we voor ons ringwerk een subsidie hebben gekregen uit het potje Natuureduca-tie van de gemeente.”De intentie van de Zwanenwerkgroep Flevoland is om het werk op zijn minst een zwanenleven lang vol te houden: pakweg 25 jaar. Pas dan kun je relevante uitspraken doen over de ecologie van het dier, vinden zij. Maar waarschijn-lijk zal het werk ook nog ver daarna wel doorgaan. Onder de jeugdleden van de lokale vogelwerkgroep is het zwa-nenwerk immers al een grote hit. l

Onderzoek

Page 12: Vogelnieuws 209

De wenkbrauw van de wilsterDe brandendedrang omte begrijpen

12/02 VOGELNIEUWS

Stad

Soms verlang ik terug naar het kunnen doen van zuiver wetenschappelijk ecologisch onderzoek. Onderzoek dus, dat maatschappelijk van geen enkele betekenis is, gedre-ven door louter nieuwsgierigheid; het innerlijke vuur om de wereld om je heen beter te begrijpen. In de ecologie is dergelijk zuiver wetenschappelijk onderzoek niet meer mogelijk. Niet omdat de nieuwsgierigheid uit de wereld is verdwenen, maar louter omdat alle ecologische feno-menen onder toenemende druk staan. Als ecoloog kun je geen biotoop, soortgroep of soort onder de loep nemen of je komt iets tegen dat maatschappelijk relevant is.

Zes jaar geleden begonnen we in Zuidwest-Friesland met een intensief onderzoek naar kemphanen. Weliswaar waren ze als broedvogel al uitgestorven, maar we leefden in de veronderstelling dat het met de doortrekkende kemphanen, één van de talrijkste steltlopersoorten op aarde tenslotte, wel goed zat. In nauwe samenwerking met de wilsterflappers begon yvonne Verkuil als promovenda uit te zoeken of er wellicht ‘structuur’ zat in de populatie kemphanen die van maart tot mei doortrekt en waarvan de mannetjes in korte tijd van grijze muizen in opzichtige clowns veranderen.

We wilden uitzoeken of de vroeg doortrekkende vogels die minder zwaar vertrekken, redelijk dichtbij, in Scandinavië bijvoorbeeld, broeden. En of het de late, zware vogels zijn die ver in oostelijk Rusland terechtkomen. Het leek een zuiver wetenschappelijk probleem, waarin we het volgen van individueel gekleurmerkte vogels mooi konden com-bineren met genetische screening.De eerste drie seizoenen gingen fantastisch, want de vangsten waren goed. Sindsdien zien we een trend van neergaande vangsten. Op de slaapplaatsen aan de Friese IJsselmeerkust werden er steeds minder geteld, en inmiddels is duidelijk dat van de bijna honderdduizend doortrekkers van twintig jaar geleden er nog maar enkele duizenden over zijn.

Zo kwamen we noodgedwongen op het spoor van sterk afnemende broedpopulaties in Zweden, Finland en Rus-land. En van de sterk afnemende aantallen in de Sahel-wetlands, waar de jachtdruk op kemphanen verbijsterend hoog is. Toch is die jacht niet de hele verklaring, want in Friesland vetten de kemphanen steeds minder snel op. In-middels verleggen ze hun trekweg naar het oosten. Ik vrees dat binnenkort de kemphaan tot de wereldwijd bedreigde vogelsoorten gerekend moet worden. Een zui-ver wetenschappelijke droom werd een maatschappelijk relevante nachtmerrie.

What’s Up, Theunis?

HET GLoBaL FLyway NetwoRk IS HET KWETSBARE SySTEEM VAN INTERNATIONALE TREKROUTES WAAR-LANgS STELTLOPERS ONgELOOFLIJKE AFSTANDEN AFLEg-gEN. PROFESSOR THEUNIS PIERSMA, SUPERSPECIALIST OP DIT gEBIED, DOET IN HET LOgBOEK whats Up, theUNis? VERSLAg VAN ONDERZOEK.

Page 13: Vogelnieuws 209

Zomertaling Vogelsvanhetagrarischlandschap–kortwegkust

enduinvogels–datishetonderwerpvanhetthema-katernindezeVogelnieuws.Dezomertaling

iszo’nStadvogel.EigenlijkmaarheelkortinNederlandtezieninditprachtkleed.Jemoetdannog

gelukhebbenook,wantdezomertalingisschaars.Eensoortdielatemaaidataenhogepolderpeilen

nodigheeftomtekunnenoverleven.EnéénvandievogelsoortenvanhetStaddieindeverdrukking

zitten.

FOTO: WIM KLOMP/FN

StraatvogelJekoneropwachten;deeksterisditjaarde

Top-TienvanNederlandsetuinvogelsbin-

nengedrongen.Nognietzolanggeledenzag

jehemalleenbuiten,inhetveld.Maardaaris

hetlevenharderengevaarlijkergeworden,

onderhetjukvaneensterktoegenomen

aantalkraaien–eeuwigeonderdrukkers–en

dodelijkehaviken.Insommigestrekenisde

eksterdaaromverdwenen,maarindestad

heefthijnieuwonderdakgevonden.Veilig-

heidenvoedsel,daargaathetallemaalom.

Destadiserrijkervangeworden.Watstads-

mensenenstadsvogelsaanelkaarhebben,

daargaandevolgendeelfpagina’sover.

Page 14: Vogelnieuws 209

DOOR RUUD VAN BEUSEKOM, VBN ILLUSTRATIES: MARTIN BRANDSMA

1�/02 VOGELNIEUWS

De slechtvalk is bij uitstek een predator van open landschappen, zowel tijdens als buiten de broedtijd. Een echte voedselspecialist is hij niet, maar binnen de beperking van zijn gegeven jachttechniek eerder een opportunist, die jaagt op een zeer grote diversiteit aan vogels. De enige voorwaar-den die de soort stelt is: open ruimte en een rijk aanbod aan voedsel. Ja-gende slechtvalken moet je dan ook zoeken in open landbouwgebieden, open waterrijke gebieden en langs de kust. Met de gestaag af-nemende openheid van het landschap wordt dat als jachtgebied voor de slechtvalk snel minder geschikt. In een besloten landschap neemt de havik de plaats in als vergelijkbare predator.

De voorkeur voor openheid is logisch als je kijkt naar de bouw van de slechtvalk en naar zijn jachttechniek. Hij heeft een zeer scherp gezichtsveld, spitse vleugels en erg krachtige vliegspieren. De beste combinatie om van grote afstanden mogelijke prooien waar te nemen, lange en zeer snelle duikvluchten in te zetten - vaak, maar niet altijd van grote hoogte - en uiteindelijk een vogel bij verras-sing te slaan. De lange, krachtige poten en tenen komen dan goed van pas.Kenmerkend voor op vogels gespeciali-seerde roofvogels is dat man en vrouw sterk in grootte verschillen en op prooien van verschillende omvang jagen. De slechtvalk vormt hierop geen uitzondering. Een paartje

e e n g r o e i e n d e b r o e d p o p u l a t i e s l e c h t v a l k e n i n n e d e r l a n d ; d a t m a g g e r u s t e e n b e s c h e r m i n g s s u c c e s g e n o e m d w o r d e n . D e W e r k g r o e p s l e c h t v a l k n e d e r l a n d t e k e n t e r v o o r . D e c h a r i s m a t i s c h e r o o f v o g e l s t a a t e c h t e r w e l o p d e r o d e l i j s t i n d e c a t e g o r i e g e v o e l i g ; e e n k l e i n e p o p u l a t i e i s a l t i j d k w e t s b a a r .

kan daardoor binnen redelijke afstand van het nest profiteren van een grote diversiteit aan vogelsoorten. Binnen het prooispectrum zijn kleine soorten als graspieper te vinden, maar ook een grauwe gans loopt het risico geslagen te worden. Zulke kleine of grote prooien zijn echter zeer uitzonderlijk: de meeste prooien vallen qua formaat in de ca-tegorie spreeuw-duif.

De ontdekking van torens en pi jpenDe slechtvalk heeft het in Europa decennia-lang moeilijk gehad. Aanvankelijk vooral door vervolging, later door het gebruik van persistente bestrijdingsmiddelen in de land-bouw. Het is een bekend verhaal: de totale ineenstorting van de populatie werd gevolgd door herstel na het verbod op deze midde-len. Stringente bescherming en een intro-ductieproject resulteerden in een florerende populatie, zoals in ons buurland Duitsland. Inmiddels zijn er in veel landen meer broe-dende slechtvalken dan ooit, zoals in Groot-Brittannië.Dat laatste geldt wellicht ook voor Neder-

land: hier is de soort vermoedelijk altijd een zeldzame broedvogel geweest, zeker in het verre verleden. Slechtvalken zijn immers vooral klifbroeders, van gebergten en rotsige kusten. In venen in Finland broeden slecht-valken in solitaire bomen, net zoals vroeger op de Noord-Duitse laagvlakte en zoals ook wel eens op de Veluwe is vastgesteld. Heel soms broeden ze op de grond, zoals op de

Wadden en in 2006 en 2007 in Zeeland.Maar op zoek naar nieuwe

broedgebieden lieten de koloniserende slechtvalken uit Duitsland hun oog vallen op

kunstmatige klif-fen in onze industri-

ele hoogbouw; koeltorens, schoorsteenpijpen en hoge ge-

bouwen. En daar hebben we er veel van. Hierdoor kon de slechtvalk zich

de laatste tien, vijftien jaar verspreiden over het rivierengebied, Zuidwest-Neder-land en het Waddengebied. Vooral na 1995 ging het snel bergopwaarts. De laatste jaren broeden slechtvalken ook in Amsterdam en Haarlem. In Nederland huisden in 2007 maar liefst 43 territoriale paren.

Broedkasten en webcams goed voor succesDe Werkgroep Slechtvalk Nederland heeft in dit succes een belangrijke rol gespeeld. Op kansrijke locaties zorgde de groep, in goed overleg met beheerders en eigenaren, voor degelijke behuizing in de vorm van nestkasten. Hier is het broedsucces hoger dan zomaar op een richel of platform. Daar-naast heeft de groep onderzoek verricht naar broedsucces en voedselecologie van de slechtvalken. Aanvankelijk vooral door traditioneel veldwerk, de laatste jaren ook steeds vaker door het gebruik van digitale camera’s. Het huiselijke leven van verschei-dene slechtvalknesten is nu jaarlijks on line te bewonderen. Dit verschaft niet alleen on-derzoekers inkijkjes waar ze vroeger alleen van konden dromen, maar het draagt ook sterk bij aan de huidige populariteit van de slechtvalk bij het grote publiek. De webcams van slechtvalken van de Hemwegcentrale in Amsterdam (Beleef de Lente) en de Mortel

Ook de urbane slechtvalk houdt nog steeds van open land

Page 15: Vogelnieuws 209

VOGELNIEUWS 02/1�

bij Gemert-Bakel (NB) trokken vele tienduizen-den bezoekers. Zonder uitzondering zijn de be-heerders en eigenaren van slechtvalk-broedlocaties apetrots op ‘hun’ slecht-valken. Zo hing er zelfs in het bedrijfsrestaurant van de Hemwegcentrale een monitor, zo-dat de lunchende werknemers naar de valken konden kijken.

Het bl i jven vogels van het plattelandDe aanpassing van slechtvalken aan het urbane milieu blijkt niet alleen uit de nest-plaatskeuze. Een opmerkelijk fenomeen is dat stadse slechtvalken dankzij kunstlicht regelmatig ook ’s nachts jagen; sommige slechtvalken specialiseren zich hierin en ja-gen bijna uitsluitend ’s nachts. Dit resulteert in een op het eerste gezicht wat merkwaardig prooispectrum, waaronder kwartel, dodaars, geoorde fuut, waterral, kwartelkoning, bok-je en houtsnip! Stuk voor stuk soorten die ’s nachts vliegen en trekken.Zijn slechtvalken dan echt helemaal stads geworden? Het antwoord is nee. Want hoe-wel de meeste Nederlandse slechtvalken voor broeden zijn aangewezen op het urbane gebied, blijft de slechtvalk voor een belang-rijk deel van zijn voedselkeuze afhankelijk van open gebieden, zeker als de omgeving van het nest geheel uit bebouwing bestaat. Hiervoor vliegen de vogels naar het omrin-gende landbouwgebied of grote watervlak-

S t a d

ten in de buurt. Meestal jagen slechtvalken in een straal van één tot vijf kilometer rond het nest, maar afstanden van veertig tot wel tachtig kilometer zijn niet ongewoon.Het menu van de slechtvalk weerspiegelt uit-eindelijk het aanbod aan prooien in geschikt jachtgebied in de buurt van de nestplaats. Daarom spelen in veel Europese voedselstu-dies van urbane slechtvalken stads- en post-duiven een belangrijke rol, met een aandeel van 11 tot 42% in het menu. Ook in Neder-land vormen duiven een belangrijke prooi-soort, net als spreeuw en diverse soorten lijs-ters en steltlopers. Maar slechtvalken weten altijd de beschikbaarheid van een prooisoort uit te buiten. Zo piekt in de herfst het aan-tal koperwieken in het menu. Een slecht-valk van de Hemwegcentrale bracht na een

noordwesterstorm zelfs een kleine alk aan!Het zal de komende jaren interessant zijn om te zien hoe de aantallen en het versprei-dingsbeeld van broedende slechtvalken zich ontwikkelt. De verwachting is dat de groei er nog niet uit is, gezien de habitateisen van de soort. Tegelijkertijd zien we dat de nest-plaatskeuze flexibeler wordt. In België broe-den relatief veel slechtvalken op kerktorens. In Nederland zoeken steeds meer slechtval-ken oude kraaiennesten op in hoogspan-ningsmasten in het open landbouwgebied. Weg van de stad dus, maar wel op een men-selijk bouwsel. l

VOOR MEER INFORMATIE: WWW.WERKgROEPSLECHT-

VALK.NL KIJK OOK OP WWW.BELEEFDELENTE.NL

VOOR DE SLECHTVALK VAN DE MORTEL

Ook de urbane slechtvalk houdt nog steeds van open land

Page 16: Vogelnieuws 209

DOOR ROBERT KWAK, VBNFOTO’S VLNR. VISDIEF ELS BRANDERHORST/BB kokMEEuWEN, ooIEVAAR LUC HOOgENSTEIN ZWARTERooDSTAART HARVEy VAN DIEK

1�/02 VOGELNIEUWS

Veel landen kennen nationale tuinvogeltellingen. De oudste traditie hebben de Britten, maar ook Duitsers, Australiërs en natuurlijk Vogelbescherming Nederland zijn er al jaren actief in. Zulke activiteiten laten de stadse mens ontdekken dat vogels overal zijn; óók in hun eigen tuin. En voor vogels kun je veel doen, met name voor stadsvogels. Hoewel de meeste stadsvogels niet zeldzaam zijn hebben we aan soorten als gierzwaluw en huismus gezien dat ook in het stedelijk gebied vogelbescherming nodig is. Er gaan nestplaatsen verloren en voedsel en veiligheid worden een probleem in al te versteende of aangeharkte woongebieden. Overal in de wereld neemt de verstedelijking toe en dat heeft directe effecten op de leefomgeving van mensen. Activitei-ten in de sfeer van vogelbescherming zijn belangrijk voor de kwaliteit van het leefgebied; dat geldt voor zowel vogels als mensen. De meeste mensen – dus ook leden van vogelbe-schermende organisaties – wonen in steden. Bewustwording van een goede zaak als bescherming kan dan ook het beste in de stad beginnen.

Er ontbreekt nog veel kennisDe praktijk laat zien dat er méér haken en ogen zitten aan bescherming van stadsvogels dan gedacht. Om te beginnen ontbreekt nog behoorlijk wat kennis. Over de ecologie van veel stadsvogels is vaak nog verrassend weinig bekend; het meeste onderzoek vindt immers buiten steden plaats. Ook weten we in veel gevallen gewoon niet hoe het vogels van het stedelijk gebied vergaat. Tuinen en plantsoenen wordt zelden ontworpen of ingericht vanuit vogelperspectief.Daar komt bij dat er steeds weer discussie is over de zin en noodzaak van bijvoedering. Een ander punt is het gevaar dat bescherming buiten de steden wordt ingeruild voor bescher-ming in de stad. Ten slotte is er tot nu toe weinig gecoördi-neerde actie is geweest rond vogels van het stedelijk milieu.

Daar staat tegenover dat BirdLife Partners over heel de we-reld in toenemende mate interesse tonen in de stad als leefge-bied van vogels. In een aantal gevallen is toch al veel kennis en ervaring met het thema opgedaan. Om daar met elkaar beter van te kunnen profiteren, heeft Vogelbescherming Ne-derland het initiatief genomen tot oprichting van een inter-nationale werkgroep binnen BirdLife International.Twee belangrijke uitgangspunten zijn de overtuiging dat stadsvogels het welzijn van stadsmensen ten goede komen én dat bewustwording van natuur(elementen) het draagvlak voor bescherming vergroot. Het betekent versterking van de basis van BirdLife International.

Meer specifieke overwegingen zijn het bestaan van een stadsbiotoop en de noodzaak om effecten van de klimaat-verandering te remmen. Voor een aantal soorten is de stad de hoofdbiotoop; bescherming van deze soorten kan dus alleen binnen de stadsgrenzen. Sommige van die stadsvo-gels staan zelfs op de Rode Lijst. In Nederland zijn dat de huismus en de gierzwaluw. Maar we moeten niet wachten tot het slecht gaat met een soort. Stadse biotopen moeten worden geoptimaliseerd, onder het motto Keep the common birds common!

Intussen kunnen we de opwarming van steden tegengaan door water vast te houden en door meer vegetatie aan te leggen, óók in de vorm van groene daken en wanden. Sa-menwerking met architecten en het bedrijfsleven ligt voor de hand; veel bedrijfsterreinen liggen aan de rand van steden.

Goed onderzoek en stevige netwerkenWat in elk geval vast staat, is dat bescherming science based dient te zijn om vooroordelen te vermijden en om effectieve maatregelen te kunnen nemen. Daarom moet er een plat-

Stadse vogelbescherming gaat internationaal met BirdLife W e r e l d w i j d b r e i d t h e t s t e d e l i j k e g e b i e d z i c h i n a l m a a r h o g e r t e m p o u i t . D a t b r e n g t , o m m e e r d a n é é n r e d e n , d e n o o d z a a k v a n v o g e l b e s c h e r m i n g m e t z i c h m e e . m a a r h e t i s b e t r e k k e l i j k n i e u w t e r r e i n . V o g e l b e s c h e r m i n g n e d e r l a n d n a m h e t i n i t i a t i e f o m k e n n i s i n t e r n a t i o n a a l t e b u n d e l e n .

Page 17: Vogelnieuws 209

S t a d

DOOR LUC HOOgESTIJN

VOGELNIEUWS 02/1�

Het Keuzemenu beschrijft vier stappen; inventariseren, maatregelen treffen, controleren en kennis delen. Stap een levert een schets op van de vogelstand; welke vogels komen er voor, in welke mate en hoe is het met de beschikbaarheid van groen en water, nestgelegenheid en voedselbeschikbaar-heid? In stap twee worden de nodige maatregelen vastgesteld voor vogels in bestaand en nog te ontwikkelen gebied. Ook wordt er gewerkt aan het betrekken van burgers. Stap drie behelst zowel nazorg als effectmeting. Ideaal is een netwerk van stadsvogelwachten

Met kennisuitwisseling – stap vier – moet toekomstige zorg naar een steeds hoger niveau worden getild. Een van de mo-

gelijkheden is een internetforum; digitale uitwisseling van kennis en ervaring.

Bij het Keuzemenu hoort een uitgebreide brochure waarin de maatregelen worden toegelicht. Binnenkort komt ook een documentatieset (factsheets) over succesvolle vogelvriende-lijke projecten beschikbaar.Met deze stadsvogelcampagne wil Vogelbescherming samen-werkingsovereenkomsten op maat sluiten met gemeenten en bedrijven. Als partijen hun keuze uit het menu hebben ge-maakt, zal Vogelbescherming concrete activiteiten ontplooi-en. Dat gebeurt op basis van een financiële bijdrage aan de stadsvogelcampagne. l

Keuzemenu voor gemeenten; hoe help je stadsvogels?e é n v a n d e m a n i e r e n o m h e t s t a d s k l i m a a t v o o r v o g e l s t e v e r b e t e r e n i s h e t a a n m o e d i g e n v a n g e m e e n t e e n b e d r i j f s l e v e n o m z e l f a c t i e f t e w o r d e n . m a a r w a t m o e t e n z e d o e n , w a t h e e f t v o o r r a n g e n w a a r h a l e n z e k e n n i s ? V o g e l b e s c h e r m i n g o n t w i e r p e e n K e u z e m e n u d a t h e t m a k k e l i j k m a a k t o m e e n p l a n v a n a a n p a k o p t e z e t t e n .

form gecreëerd worden voor wetenschappelijk onderzoek aan stadsvogels. Tegelijk willen we het makkelijker maken om tot internationale samenwerking te komen. Bijvoorbeeld door een systeem van partnersteden over de hele wereld. En natuurlijk moeten er stevige contacten komen met andere internationale werkgroepen voor stadsecologie.

Hoewel het initiatief nog heel vers is, zijn veel landen geïn-teresseerd. De eerste aanmeldingen zijn er ook: het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Argentinië, Kazachstan,

Letland, Duitsland, Australië en Italië. De werkgroep stelt nu de Terms of Reference op, waarin algemene doelstelling en concrete doelen, taken, lidmaatschap en uitvoeringspro-cedures worden vastgelegd. Daarna gaan we zo snel moge-lijk aan de slag; er valt een boel van elkaar te leren. l

Page 18: Vogelnieuws 209

DOOR JIP LOUWE KOOIJMANSFOTO’S: GIERZWAluW HENK POST/BBHuISWAluW KERSTIN HINZE/FNooSTERHEEM gEMEENTE ZOETERMEER

1�/02 VOGELNIEUWS

Een stad is geen monotoon landschap. Binnen de stads-grenzen kan een grote verscheidenheid aan landschapsty-pen worden aangetroffen. In de loop der jaren zijn steden gegroeid tot hun huidige omvang en structuur. Toegegeven; er is geen grote variatie aan grondsoorten. Waar zo’n vari-atie wél bestaat – buiten de stad – leidt dat tot een rijke en gevarieerde flora. Die zorgt vervolgens voor een overdaad aan organismen, met boven aan de voedselketen een tot de verbeelding sprekende toppredator. De variatie in het stads-landschap wordt daarentegen bepaald door de dichtheid, hoogte en ouderdom van de bebouwing en door aard en omvang van het stadsgroen. Uit onderzoek blijkt dat veruit het meest vogelarme wijktype de nieuwbouwwijk is. Des te dapperder is het streven van de gemeente Zoetermeer om in VINEX-wijk Oosterheem te komen tot vijftig verschillende soorten broedvogels. Met dit project won de gemeente Zoe-termeer de Stadsvogelprijs 2008.

Meer stad, meer stadsvogels?De statistieken liegen er niet om. In 2006 was 16% van het Nederlands landoppervlak bebouwd. De bevolking blijft niet alleen groeien, ook het landgebruik per inwoner neemt toe. “Het stedelijk gebied is de enige biotoop in Nederland die groeit,” is de nuchtere samenvatting van stadsecoloog Johan Vos. Veel vogels verblijven in of in de directe omgeving van steden; voor enkele soorten is de stad zelfs het belangrijkste leefgebied. Met een deel van deze soorten gaat het slecht en sommige staan zelfs op de Rode Lijst van bedreigde soorten, zoals de huismus, huiszwaluw en kuifleeuwerik. De wijze waarop Nederland verstedelijkt en de bebouwde omgeving inricht, heeft grote invloed op de populaties van verschil-lende soorten vogels. Meer stad betekent niet dat er vanzelf meer stadsvogels komen. Want het merendeel van de stads-uitbreiding is van het meest vogelarme type stadswijk.

Vóór al les inventariserenAan de nieuwste VINEX-wijk van Zoetermeer wordt nog volop gebouwd. Uiteindelijk ontstaat hier op 356 hectare een wijk van 8800 woningen, voor het merendeel gerang-schikt in rechte straten met bomen en veel gras en diverse voorzieningen. In 2007 startte Johan Vos in Zoetermeer de locale stadsvogelcampagne. Want als je toch bouwt, doe het dan op een goede manier. Vos: “Bij de start van een stads-vogelproject als dit, krijg je niet direct iedereen enthousiast. We hadden geluk dat we konden aanhaken bij de grote overkoepelende campagne Zoetermeer duurzaam.”De gemeente Zoetermeer gaat grondig te werk. Met de Vo-gelwerkgroep Zoetermeer, woningbouwvereniging Vestia en het Projectbureau Oosterheem werden de krachten gebun-deld om voor de vijftig doelsoorten van Oosterheem vol-doende leef- en broedgelegenheid te creëren. Aan de hand van inventarisaties van het gebied en de omgeving werd eerst gekeken welke vogels er voorkomen. Vervolgens werden de potentiële broedvogelsoorten geclusterd. Zo kwam een groep vogels van bebouwing, vogels van water, vogels van parken, vogels van struweel en vogels van de groene stad.Van elke groep werd vastgesteld welke soorten met weinig inspanning naar de wijk gelokt kunnen worden en voor welke soorten extra inspanning nodig is. Zo ontstond een palet aan maatregelen, die elk als een deelproject worden uitgevoerd. Sommige van deze maatregelen zijn al gereali-seerd, andere zullen komende jaren afgerond worden in de nog steeds groeiende nieuwbouwwijk.

D e g e m e e n t e Z o e t e r m e e r m a a k t e e e n g e d u r f d p l a n o m e e n b i j n a l e v e n l o z e s t e e n w o e s t i j n t o t e e n l u s t o o r d v o o r s t a d s v o g e l s t e t r a n s f o r m e r e n . D e V i n e X - w i j k O o s t e r h e e m m o e t s t r a k s v i j f t i g s o o r t e n b r o e d v o g e l s g a a n h e r b e r g e n . m e t h e t p l a n O o s t e r h e e m 5 0 w o n Z o e t e r m e e r d e s t a d s v o g e l p r i j s 2 0 0 8 .

In oosterheem 50 gaan vogels en

nieuwbouw samen

Aanvankel i jk verdwijnen er soortenVijftig verschillende soorten broedvogels ‘binnenhalen’ is ambitieus, zeker wanneer je je realiseert dat in de gemiddel-de Nederlandse nieuwbouwwijk slecht de helft van het aan-tal aanwezige soorten tot broeden komt. Nu maken nog veel pioniervogels zoals oeverzwaluw en kleine plevier dankbaar gebruik van de tijdelijk braakliggende terreinen. Die soorten zullen weer verdwijnen.De stadsecoloog is ervaren en heel realistisch. In de pro-jectomschrijving heeft hij het zo geformuleerd: ‘Omdat Oos-terheem een nieuwbouwwijk is met veel braakliggende ter-reinen, komen de pioniervogels hier broeden. Wanneer de ruige braakliggende terreinen zijn volgebouwd, zal er veel inspanning geleverd moeten worden om deze soorten hier te houden. Er is hier nog geen grootschalig groen met een rijke structuur en dood hout. De soorten die hier van afhankelijk zijn zullen pas komen als de centrale parkzone en de groene gordel om Oosterheem tot wasdom komt’.

Page 19: Vogelnieuws 209

S t a d

VOGELNIEUWS 02/1�

Een woonwijk wordt natuurlijk in de eerste plaats gebouwd om in te wonen. Dus spelen de bewoners van Oosterheem een cruciale rol. Voor veel mensen begint de belangstelling voor vogels en natuur in de directe omgeving. Naast de ac-ties voor vogels, kent het project van de gemeente Zoeter-meer een groot aantal acties voor bewoners. Ook hier geldt dat een aantal al is uitgevoerd en dat andere in de komende jaren aan de beurt zijn.

Twee en drie zi jn ook winnaarsSamen met de gemeente Zoetermeer waren ook Heerhugo-waard en Terneuzen genomineerd voor de Stadsvogelprijs, waaraan dit jaar zestien Nederlandse gemeentes deelnamen. Heerhugowaard stuurde twee projecten in; één voor de huis-mus en één voor zwaluwen. Kenmerkend voor de inzending van Heerhugowaard is het grote enthousiasme en de grote betrokkenheid van de bewoners. Het project van Terneu-zen bestaat uit een indrukwekkend actieplan met maar liefst dertien deelprojecten. Net als in Zoetermeer zijn de acties in het plan van Terneuzen gebaseerd op een broedvogelinven-tarisatie van de bebouwde kom.

De Stadsvogelprijs is een projectenwedstrijd voor Neder-landse gemeentes. Vogelbescherming Nederland reikt de prijs uit om gemeentes te motiveren goede projecten voor stadsvogels op te zetten en om mensen bewust te maken van de vogels in hun stad. Met de wedstrijd wordt gestreefd naar creatieve en innovatieve projecten die ten goede komen

aan stadsvogels. De winnaar van het beste stadsvogelproject krijgt een geldbedrag van 20.000 euro, te besteden aan een nieuw stadsvogelproject. Alle inzendingen worden gebun-deld in een brochure die zal dienen als voorbeeld en inspi-ratie voor andere gemeentes. Deze brochure verschijnt bij de start van de Stadsvogelprijs 2009. l

Page 20: Vogelnieuws 209

DOOR BRAM AARTS, HENK SIERDSEMA, JEROEN NIENHUIS; SOVON FOTO: WATERHoEN L.BORWELL/BB

20/02 VOGELNIEUWS

In Nederland doet zich de paradoxale situatie voor dat we het minste weten van de vogels in het gebied waar de meeste vogelaars wonen: de stad. Vogels tellen in bebouwd gebied was lange tijd niet erg populair onder Nederlandse vogelaars. Het belang van deze ‘vergeten’ groep, de stads-vogels, wordt echter de laatste jaren steeds meer onderkend. Dat komt voor een deel voort uit de alarmerende berichten over de achteruitgang van voorheen algemene stadsvogel-soorten als huismus en kuifleeuwerik. Daarnaast is er door aangescherpte wetgeving lokaal meer behoefte aan informa-tie over het voorkomen van vogels in een specifieke stad of gemeente.

Om beter zicht te krijgen en te houden op de toestand van alle algemenere broedvogels in bebouwde gebieden zijn Vogelbescherming en SOVON in 2007 gestart met een nieuw nationaal stadsvogelmeetnet: het Meetnet Urbane Soorten, ofwel MUS (Vogelnieuws februari 2008). In zo’n 400 postcodegebieden in heel Nederland noteren vrijwillige vogelwaarnemers ieder jaar op vaste telpunten alle vogels. Op basis van de gegevens van de eerste twee jaren heeft SO-VON, in opdracht van Vogelbescherming, een Stadsvogelin-dicator ontwikkeld. Hiervoor zijn ook de wintervogels in beeld gebracht.

MUS + PTT-Stad + GISDe aanwezigheid in de winter van vogels in de stad en daarbuiten wordt al sinds 1978 gemeten in het Punt-Tran-sect-Tellingen-project (PTT) van SOVON en CBS. Ook dit langjarig meetnet werkt met vijfminuten-tellingen op vaste

telpunten. In beide meetnetten hoeven de vrijwilligers niet gedetailleerd te beschrijven hoe de directe omgeving van hun telpunten eruit ziet en verandert. In de onderhavige studie hebben we van alle telpunten van MUS en PTT-Stad de bio-topensamenstelling bepaald op basis van GIS-informatie. Door de biotoopvariabelen en de getelde aantallen vogels te combineren in een regressiemodel weten we nu welke bio-toopvariabelen de aantallen vogels van een soort bepalen. Met deze uitkomsten kunnen we voorspellen hoeveel vogels ongeveer voorkomen in wijken van steden waar nooit geteld is, gegeven de biotoopinformatie die de wijken kenmerkt.Met andere woorden: voor iedere wijk in iedere stad in Ne-derland kan nu de gemiddelde vogelsamenstelling voorspeld worden. Een vergelijking van de voorspelde waarden met de concrete vogeltellingen levert lokale afwijkingen op. In stadsdelen met zulk afwijkingen komen dus meer of juist minder vogels voor dan op basis van de aanwezige biotopen verwacht zou mogen worden. Dit geeft dan aanknopings-punten voor het nemen van kansrijke maatregelen om de situatie te verbeteren. Door de tellingen voort te zetten kan het succes van de genomen maatregelen worden gevolgd.

Vogelsoorten en vogelgi ldenOm vanuit de telgegevens van MUS en PTT te komen tot vogelverwachtingen voor heel Nederland zijn enkele reken-stappen noodzakelijk. Met de methode moeten we uiteinde-lijk aan kunnen geven of er in een wijk, vanuit de optiek van vogelvriendelijke inrichting en/of beheer, een probleem speelt en zo ja, welke maatregelen zinvol zijn. Daarom wordt in het model gerekend met zowel individuele vogelsoorten als groepen van soorten, gilden genaamd. In een gilde zijn stadsvogelsoorten gegroepeerd met vergelijkbare eisen aan (onderdelen van) hun leefgebied; die kunnen dus op dezelfde manier profiteren van vogelvriendelijke maatregelen. De broedvogels zijn ingedeeld op basis van nestplaats en broed-biotoop, zoals huizenbroeders, struikvogels, boomvogels, pioniersoorten. De wintervogels zijn ingedeeld op basis van voedsel en foerageerbiotoop, bijvoorbeeld besseneters, zaad-eters en watervogels.

Voor bebouwd gebied is geen gedetailleerde biotoopindeling voorhanden. Voor enkele afzonderlijke steden zijn wel inde-lingen bedacht, maar die zijn niet zonder meer toepasbaar op andere steden en ook niet afleesbaar op de bestaande to-pografische kaarten. In ons project wordt daarom gewerkt met afzonderlijke, objectief meetbare variabelen om vogel-telpunten te karakteriseren: bouwjaar, dichtheid en type van de bebouwing, afstand tot de stadsrand, hoeveelheid groen, ligging binnen Nederland en dergelijke. Dezelfde gegevens zijn ook berekend voor alle stadswijken in heel Nederland. Een lastige biotoopcategorie in de stad zijn de tuinen. Om-

Hoe gaat het met de vogels in mijn stad?Reken het uit met de stadsvogelindicator!V i j f h u i s m u s s e n i n d e s t r a a t , i s d a t v e e l o f w e i n i g ? Z o n d e r v e r g e l i j k i n g s m a t e r i a a l i s d e v r a a g m o e i l i j k t e b e a n t w o o r d e n . i n h e t k a d e r v a n d e s t a d s v o g e l c a m p a g n e v a n V b n h e e f t s O V O n d a a r o m g e w e r k t a a n e e n m e t h o d e o m d e v o g e l r i j k d o m v a n s t a d s w i j k e n t e v o o r s p e l l e n e n t e m e t e n ; d e s t a d s v o g e l i n d i c a t o r .

Dedaadwerke-lijkgeteldeaan-tallenzaadetersindewinterinutrechtenomgevingver-gelekenmetdevoorspeldeaan-tallen.Roodbe-tekent:slechts0-50%vandeverwachteaantallenaan-getroffen;geelbetekent:rondhetgemiddelde(75-125%);groenbetekent:(veel)meerdanverwacht.

Page 21: Vogelnieuws 209

S t a d

VOGELNIEUWS 02/21

dat het privé-eigendom betreft wordt er door geen enkele in-stantie kwantitatieve informatie over tuinen verzameld. Tui-nen beslaan echter wel een aanzienlijk oppervlak binnen een stad; ze zijn voor het voorkomen van vogels zeer belangrijk. Door data van verschillende organisaties zoals CBS en Ka-daster te combineren kon toch een maat opgesteld worden voor het aandeel tuinen in een wijk.

Analyseren en voorspel lenEen regressiemodel maakt het mogelijk om per soort en per gilde te berekenen welke biotoopvariabelen het belangrijkste zijn. Met de resulterende ‘rekenregels’ zijn vervolgens voor-spellingen gedaan voor de vogelsamenstelling van iedere stadswijk in Nederland. Als daadwerkelijke vogeltellingen in een stadswijk lagere aantallen opleveren dan de verwach-te waarden, dan is dat een indicatie dat er lokaal wat aan de situatie verbeterd kan worden. De vogelgilden geven aan waarin verbeteringen mogelijk zijn: nestgelegenheid, voed-selvoorziening in de winter en dergelijke. Het figuur op pagina 20 geeft een voorbeeld van deze werk-wijze, die we ‘benchmarken’ noemen. Op basis van de bio-toopkarakteristieken van wintervogeltelpunten in de stad is een voorspelling gemaakt van het aantal vogels uit het gilde ‘zaadeters’ dat op ieder telpunt aangetroffen kan worden. Dit is vervolgens vergeleken met het daadwerkelijk getelde aantal op ieder telpunt (figuur). In de regio Utrecht valt op dat Baarn voor deze groep wintervogels opvallend goed scoort, terwijl delen van IJsselstein en Nieuwegein laag sco-ren, mogelijk vanwege recente nieuwbouw.Als vogeltellingen andere aantallen opleveren dan verwacht, is het goed door een ecoloog de situatie nader te laten bekij-ken. In samenwerking met Vogelbescherming kan dan heel

gericht over de meest effectieve vogelvriendelijke maatrege-len geadviseerd worden. Door de vogeltellingen te herhalen kan het succes van de maatregelen aangetoond worden.

Gemeenten en andere geïnteresseerden in stadsvogels kun-nen nu dus beschikken over referentiewaarden voor een vo-gelvriendelijke stad (wat is ‘gemiddeld’ of ‘normaal’), zodat vogeltellingen in perspectief geplaatst kunnen worden. In de meeste steden is wel een vogelwerkgroep actief die deelneemt aan MUS- en PTT-tellingen. Dit kun je stimuleren, bijvoor-beeld door het aanstellen van een coördinerende stadsvogel-wacht, om vervolgens een representatieve steekproef van een stad te bewerkstelligen; een lokaal stadsvogelmeetnet. Heeft u interesse om met deze praktische instrumenten aan de slag te gaan, aarzel dan niet om contact op te nemen met SOVON of Vogelbescherming. l

t w e e j a a r s t a d s v o g e l m e e t n e t m u sHet Meetnet Urbane Soorten is een nieuw monitoringmeetnet met een een-voudige opzet, waardoor meedoen weinig tijd kost en toch de gewenste re-sultaten oplevert om de vogelbevolking van bebouwde gebieden op de voet te kunnen volgen. In 2007 en in 2008 zijn er landelijk ongeveer 450 postcode-gebieden geteld. Dit leverde in beide jaren ruim een kwart miljoen vogels op, verdeeld over 155 soorten. De huismus nam zoals verwacht verder af en ook de roodborst laat een duidelijke afname zien. Houtduif en stadsduif namen toe, de Turkse tortel bleef stabiel. Zo ook ekster, wilde eend en gierzwaluw. Na twee jaar monitoren beginnen we al een aardig goed beeld te krijgen van de talrijkheid van de meeste stadsvogelsoorten. Daarbij doen alle soorten mee, ook minder voor de hand liggende ‘stads’-vogels als waterhoen.

Page 22: Vogelnieuws 209

S t a d

22/02 VOGELNIEUWS

Aan de wand van mijn basisschool hin-gen boom, roos, vis en vuur – en een grote wandplaat met allerlei vogels erop. Een uit-gave van Vogelbescherming, geïllustreerd door Slijper. Hoe vaak heb ik niet achterste-voren op mijn stoel gezeten en de vogels op de plaat op mij laten inwerken, in plaats van de rekenles? De school lag aan de rand van een bos en een flink deel van die vogels had ik uit het raam al eens langs zien komen. Die romantiek staat in schril contrast met de boekjes waaruit kinderen die nu op een basisschool zitten, hun kennis van natuur moeten opdoen: vogels hebben op z’n best een plekje in de biologieles, en één uur in de week moet genoeg zijn om kinderen alles te leren over zichzelf en hun omgeving. Dat valt niet mee en vogels komen er dan ook bekaaid vanaf. Geen goede basis om de aan-staande generatie beschermers en beleidsma-kers een positief gevoel over vogels te geven.

De klas als biodiverse omgevingNederland heeft zo’n 10.000 basisscholen. Ongeveer één vijfde daarvan doet inmid-dels mee met Vogels op School. Onder de vlag van WILDzoekers – de jeugdclub van Vogelbescherming en Natuurmonumenten in samenwerking met SOVON en andere groene organisaties* – wordt docenten een lespakket aangeboden. Een complete kit met materialen, waarmee de klas opeens een biodiverse omgeving is geworden, ge-vuld met kinderen die – tot genoegen van de leerkracht! – een open oog hebben voor wat zich buiten afspeelt.

Samen met SchoolTVVogels op School wordt voor zowel leerlin-gen als docenten ondersteund met de web-site van WILDzoekers. Elke klas die aan het project meedoet krijgt een eigen Vogels op School-pagina op de site. De docentenhand-leiding bij het lespakket verwijst met regel-maat naar de site, of naar die van Vogelbe-scherming. Bijvoorbeeld om vogelzang te

Vogelbescherming begint in de klasV r o e g e r w a s a l l e s b e t e r . e e n v a n d e w e i n i g e z a k e n w a a r d a t e c h t v o o r o p g a a t i s k e n n i s v a n d e n a t u u r . D a t l e e r d e j e v r o e g e r o p s c h o o l , v a n m e e s t e r s d i e e r v e r s t a n d v a n h a d d e n . D e m e e s t e r s v a n d e z e t i j d z i j n e r n a u w e l i j k s i n o p g e l e i d e n k r i j g e n e r g e e n u r e n v o o r . D a a r o m i s e r V o g e l s O p S c h o o l .

Page 23: Vogelnieuws 209

DOOR LARS SOERINK, VBNFOTO:

VOGELNIEUWS 02/2�

Vogelbescherming N E D E R L A N D

ColofonVogelnieuws, vakblad voor vogelbeschermers, is een uitgave van Vogelbescherming Nederland, in samenwerking met SOVON Vogelonderzoek Nederland. Het blad verschijnt zes keer per jaar en wordt kostenloos verstuurd aan personen en organisaties die een actieve rol vervullen in de be-scherming van vogels en natuur. Overige geïnteres-seerden kunnen een betaald abonnement nemen; voor leden van Vogelbescherming € 14,50, voor niet-leden € 24,- per jaar. Informatie en reacties via [email protected]. Actueel nieuws over de bescherming van vogels vindt u ook in de gratis digitale nieuwsbrief. Meld u aan op www.vogelbescherming.nl/nieuwsbrief.

Redactie

Rob Buiter (hoofdredacteur), René de Vos (eind-

redacteur), Ruud van Beusekom, Lars Soerink,

Redactiesecretariaat Pauline van Mechelen

Vormgeving

Kees Klaver, Badhoevedorp

Druk

Roto Smeets grafiServices

Oplage: 5000

Foto’s

Voorplaat: Slechtvalk Wil Leurs/Agami

Pag. 13: Ekster Natalia Paklina /Buiten-Beeld

Achterplaat: Zilvermeeuw Thomas.Kuppel

Reacties naar

Vogelbescherming Nederland

Postbus 925

3700 AX Zeist

[email protected]

Overname van artikelen en/of figuren mag

alléén met voorafgaande toestemming van

Vogelbescherming Nederland.

De redactie hanteert de Witte Spelling.

Het werk van Vogelbescherming

Nederland wordt ondersteund door de

Nationale Postcode Loterij

leren herkennen of voor instructies om een Schoolplein Vogeltelling te organiseren. De ‘doe-factor’ in het lespakket is groot. In veel opdrachten zit een competitie-element en er vallen ook prijzen te winnen, zoals voor het meest vogelvriendelijke schoolpleinontwerp. Leerlingen kunnen als natuurreporter op pad gaan en hun verslag op de website plaatsen. Alsof ze voor Vroege Vogels werken!Een mooie vondst is Nu in de Nestkast. Een kind dat één keer in een bezet nestkastje heeft gekeken plaatst een beschrijving van zijn waarneming op de WILDzoekers site. Daarna kan het per dag virtueel de vorde-ringen in de kast op de site volgen. De echte kast wordt dus met rust gelaten. Educatie mag ook best een tikje venijnig zijn. Zo worden jonge bezoekers uitgedaagd om een blinde quiz-wedstrijd met hun ouders aan te gaan. Ze beantwoorden vier natuurvragen waarna WILDzoekers met diezelfde vragen per mail de ouders overhoort. WILDzoekers laat daarna weten wie het beste gescoord heeft. Vogels op School begon in 2007 met de be-

scheiden ambitie om 300 tot 350 groepen 5, 6 of 7 te betrekken bij de vogels rondom de eigen school. Een team van vrijwilligers en medewerkers van Vogelbescherming maakte daartoe een lespakket met een palet aan ac-tiviteiten en opdrachten. Dit werd uitgebreid met een setje stickers voor op de ruiten van het lokaal, een mooie vogelposter, een bouw-pakket om een nestkastje te timmeren en een eerste vetbol om vogels aan te trekken. Een belangrijke samenwerkingspartner werd Nieuws uit de Natuur van SchoolTV. Toen werd het even stil – en vervolgens stonden e-mail en telefoon roodgloeiend vanwege de belangstelling onder docenten voor Vogels op School.

Overdonderend succes evaluerenInmiddels hebben zo’n 150.000 kinderen via Vogels op School kennis gemaakt met de vogels die in hun dagelijkse omgeving voor-komen. Een deel van hen heeft nestkasten getimmerd, voer opgehangen of een onder-zoekje gedaan. Vogelbescherming ontvangt veel positieve reacties van docenten. In de komende periode moet een grondig onder-zoek onder deelnemende scholen en kinde-ren leren welke bijdrage aan de vogelkennis en allerlei positieve gevoelens over vogels het lesmateriaal daadwerkelijk heeft geleverd en welke mogelijkheden er zijn om dat nog te verbeteren. Een groot punt van zorg is de voortzetting van Vogels op School. Het maken van het lesmateriaal kost veel geld. Dankzij bijdra-gen van VSB Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds konden we dit lesmateriaal de eerste twee schooljaren gratis aanbieden. In toekomstige jaren wil Vogelbescherming het project voortzetten en uitbouwen. Daar zal voor scholen een klein prijskaartje aan ko-men te hangen. l

m e e h e l p e n o f l i d w o r d e nWilt u een bijdrage leveren aan Vogels op School? Dat kan. Scholen hebben veel behoefte aan ‘experts in de klas’; mensen die over vogels komen vertellen en die hun enthousiasme over vogels laten uitstralen naar een klas vol kinderen. Stuur een e-mail naar [email protected] voor meer informatie.De jeugdclub van Vogelbescherming en Natuurmonumenten heet WILDzoekers. In nauwe samenwerking met SOVON, De Vlinderstichting, Zoogdiervereniging VZZ en de jeugdbonden voor natuurstudie JNM en NJN geeft WILDzoekers 10x per jaar het jeugdnatuurmagazine WILDzoekers Expres uit. Een lidmaatschap kost 20 euro per jaar.

Page 24: Vogelnieuws 209

Koud

kun

stje

Een

van

dea

antr

ekke

lijke

kan

ten

aan

des

tad

zijn

de

tallo

zee

etge

le-

genh

eden

.Dat

heb

ben

voge

lsa

ls

kraa

i,ek

ster

en

blau

we

reig

ero

ok

ontd

ekt.

Voor

mee

uwen

hee

ftd

e

stad

alh

eell

ang

geen

geh

eim

en

mee

r.Bi

jsna

ckba

rs,p

offe

rtje

skra

-

men

en

ijste

ntje

sre

gele

nze

hun

eige

npl

ate

serv

ice.

Het

ijsp

ikku

nstj

e

leve

rta

ltijd

hila

risc

heta

fere

len

op.

Dez

em

eeuw

moe

tin

deh

erka

nsin

g.