VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD€¦ · Vraag nr. 6 van 10 januari 2018 van de heer Johan Van...
Transcript of VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD€¦ · Vraag nr. 6 van 10 januari 2018 van de heer Johan Van...
VLAAMSE
GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
DE RAAD
ZITTING 2017-2018 NR.2
BULLETIN
VAN
VRAGEN EN ANTWOORDEN
18 april 2018
INHOUD
Blz.
I. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn
(R.v.O., art. 57, 3)
Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming
en Studentenzaken ....................................................................................................... 2
Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Stedelijk beleid ....... 12
Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en
Gelijke Kansen ............................................................................................................ 31
REGISTER
- 2 -
GUY VANHENGEL,
COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR BEGROTING, ONDERWIJS, VORMING EN
STUDENTENZAKEN
Vraag nr. 4 van 15 december 2017 van de heer Jef Van Damme
Onderwijs: Het programma Preventie Schoolverzuim
Het ‘Programma Preventie Schoolverzuim’ is een initiatief van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest. Via dit programma stelt het Gewest financiële middelen ter beschikking om projecten voor
spijbelpreventie op te zetten in scholen.
De dienst Scholen bij Perspective.brussels coördineert het programma en werkt hierbij samen met
de VGC.
Uit het antwoord op een schriftelijke vraag kan worden afgeleid dat 61 projectaanvragen
ontvankelijk werden verklaard voor de subsidieronde 2016 en dat ze gezamenlijk een subsidie van
374.000 euro kregen. Voor de subsidieronde 2017 werden 60 projectaanvragen ontvankelijk
verklaard en werd een subsidie van 374.000 euro vrijgemaakt.
Hoeveel subsidies heeft elke school die voldeed aan de ontvankelijkheidscriteria ontvangen?
Graag een overzicht per school en per schooljaar 2016-2017/2017-2018.
Antwoord
In haar strijd tegen het schoolverzuim organiseert de Brusselse Regering -via de gemeenten- sinds
2000 een projectoproep in alle Franstalige en Nederlandstalige basis- en secundaire scholen. Sinds
2015 neemt de gewestelijke dienst Perspective.brussels de organisatie ervan op zich.
Als bijlage de weerhouden projectaanvragen. De tabel bevat de subsidiebedragen per school voor
de schooljaren 2016-2017 en 2017-2018. (bijlage 1)
Vraag nr. 5 van 15 december 2017 van de heer Johan Van den Driessche
Algemene Zaken: Vergaderingen van de Vlaamse schepenen en OCMW-voorzitters met het
College
Geregeld zouden er vergaderingen plaatsvinden tussen de Vlaamse schepenen en OCMW-
voorzitters van de 19 gemeenten in ons het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op het kabinet van de
collegevoorzitter en/of collegeleden.
Hoeveel vergaderingen vonden er plaats in het jaar 2014, 2015, 2016 en 2017?
Wie neemt het initiatief daartoe? Wat is het doel van die vergaderingen?
Wie zat die vergaderingen telkens voor? Wie nam er telkens deel aan de vergaderingen?
Worden er notulen en conclusies van die vergaderingen opgesteld? In bevestigend geval, waar
kunnen die worden geraadpleegd?
Wat was de agenda van de jongste vergadering en waar vond die plaats?
- 3 -
Antwoord
In de vraagstelling wordt vermoedelijk verwezen naar de Conferentie van Vlaamse schepenen en
OCMW-voorzitters, een orgaan dat wordt geïnstalleerd na elke gemeenteraadsverkiezing.
De collegevoorzitter en de collegeleden bepalen noch de agenda van de Conferentie, noch wie er
deel van uitmaakt, noch wie voorzitter is van deze Conferentie.
Meer informatie over de handelingen van deze Conferentie kan bij de griffie van de Raad van de
VGC worden verkregen; zij treedt op als secretariaat.
Daarnaast staat het de collegeleden uiteraard volledig vrij om al dan niet overleg te plegen, al dan
niet discreet, met lokale en regionale mandatarissen, in functie van het bespreken van beleidsopties,
beleidskeuzes en concrete dossiers.
Vraag nr. 6 van 10 januari 2018 van de heer Johan Van den Driessche
Onderwijs: Het plaatsen van gevelborden met het N-logo
Het nieuwe N-logo is het hoofdlogo in alle publieke communicatie over Nederlandstalige
dienstverlening in Brussel van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie
(VGC).
Volgens de nota van de Vlaamse Regering zal de invoering van de nieuwe huisstijl gebaseerd op
het N-logo gefaseerd en geleidelijk verlopen en moet de nadruk liggen op het informeren,
betrekken, begeleiden en overtuigen van overheids- en middenveldorganisaties in plaats van
verplichten.
Wanneer komt een instelling of organisatie, die gesubsidieerd wordt door de VGC, in aanmerking
voor een N-gevelbord? Zijn er criteria voor de instellingen en organisaties zoals bijvoorbeeld de
grootte van de subsidie die de instellingen of organisaties ontvangen van de VGC?
Wat als die instellingen en organisaties die in aanmerking komen voor het plaatsen van het N-logo
op hun gebouwen weigeren een N-gevelbord aan te brengen?
Op de gebouwen van de instellingen die omwille van werkings- of infrastructuursubsidies zowel
onder de bevoegdheid en aansturing van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse
Gemeenschapscommissie vallen, zal een bijkomende signalisatie uitgewerkt worden die binnen de
krachtlijnen van de huisstijl “Verbeelding Werkt” verwijst naar de Vlaamse Gemeenschap.
Zoals de Beleidsbrief Brussel 2017-2018 van Vlaams minister Sven Gatz vermeldt, werden er
ongeveer 530 organisaties en instellingen in kaart gebracht die in aanmerking komen om een N-
logo en een bijkomende verwijzing naar de Vlaamse Gemeenschap op hun gebouw aan te brengen.
Het gaat hier om de Vlaams-Brusselse organisaties waarvan de werking door de Vlaamse overheid
wordt gedragen. Meer concreet gaat het om ongeveer 240 instellingen die tot het beleidsdomein
Onderwijs behoren (scholen inclusief hoger onderwijs), 180 instellingen die tot het beleidsdomein
Welzijn en Gezondheid behoren (woonzorg, kinderdagverblijven, thuiszorg, jongerenwelzijn,
- 4 -
lokale dienstencentra…), 100 instellingen die tot het beleidsdomein Cultuur en Jeugd behoren
(kunstinstellingen, erfgoedverenigingen, bibliotheken, jeugdverenigingen…) en 10 instellingen die
tot het beleidsdomein Brussel behoren (BRUZZ, Br(ik, Huis voor Gezondheid,
Brukselbinnenstebuiten…).
Zoals de Beleidsbrief Brussel 2017-2018 ook vermeldt, werd in 2017 een brief verstuurd naar al
die betrokken organisaties en instellingen. Organisaties en instellingen die reeds een N-logo hangen
hebben, zullen een verwijzing naar de Vlaamse Gemeenschap moeten aanbrengen. Organisaties en
instellingen die nog geen N-logo hebben, zullen een brief ontvangen om hen te vragen om én het
N-logo én de verwijzing naar de Vlaamse Gemeenschap aan te brengen.
Tijdens de besprekingen van de begroting 2018 van de Vlaamse Gemeenschapscommissie werd
een overzichtstabel van het aantal organisaties en instellingen waar een gevelbord met N-logo reeds
geplaatst is of nog moet geplaatst worden, gegeven. Uit die tabel blijkt dat slechts 294 van de 505
organisaties en instellingen een gevelbord met het N-logo hebben. Teleurstellend is het feit dat
maar liefst 163 instellingen niet eens de moeite hebben genomen om te reageren.
Binnen welke timing moeten de instellingen en organisaties, die in aanmerking komen voor een
gevelbord, voorzien zijn van een N-gevelbord en een verwijzing naar de Vlaamse Gemeenschap?
In de Beleidsbrief 2017-2018 van Vlaams minister Sven Gatz wordt gesproken over 530
organisaties en instellingen; in de door de collegevoorzitter aangeleverde overzichtstabel worden
slechts 505 organisaties en instellingen geteld. Vanwaar het verschil?
Volgt het College van de VGC systematisch op of de instellingen en organisaties, die van beide
overheden een werkings- of infrastructuursubsidie ontvangen en die reeds over een N-logo
beschikken, een verwijzing naar de Vlaamse Gemeenschap aanbrengen?
Heeft de collegevoorzitter zicht op de vraag waarom 163 instellingen en organisaties niet
geantwoord hebben of ze al dan niet een gevelbord met N-logo hebben of nog moeten aanbrengen?
Worden die instellingen en organisaties opgevolgd? Wat is de volgende stap?
Voor vijf organisaties en instellingen werd het plaatsen van een N-gevelbord geweigerd. Wat zijn
de redenen? Wat zal er gebeuren om alsnog het N-logo (en een verwijzing naar de Vlaamse
Gemeenschap) zichtbaar te maken op die gebouwen?
Antwoord
Vooreerst een actualisering van de cijfers. Er werden ondertussen 331 borden geplaatst. Vier
borden worden nog voor 2 februari 2018 geplaatst. 14 organisaties kozen voor een alternatief zoals
stickers, panelen of banners.
Alle organisaties, instellingen en verenigingen die tot het Nederlandstalig netwerk in Brussel
behoren, komen in aanmerking om een N-gevelbord te plaatsen. Er zijn geen bijkomende criteria
zoals de grootte van de subsidie die de instelling of organisatie ontvangt van de VGC.
- 5 -
De VGC informeerde de organisaties op verschillende momenten via de eigen website en mailings
over de gevelborden en de alternatieven.
Organisaties en instellingen die een gevelbord willen plaatsen en tot het Nederlandstalig netwerk
behoren, kunnen daar op elk moment naar vragen bij de VGC.
Het plaatsen van een gevelbord met het N-logo is, wat de VGC betreft, geen verplichting voor
gesubsidieerde organisaties. Het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft ervoor
gekozen om de organisaties te overtuigen van het belang om een gevelbord te plaatsen in functie
van de zichtbaarheid van het Nederlandstalig netwerk in Brussel.
De VGC stelt geen afronding van het proces voorop, maar werkt continu aan het uitnodigen van
organisaties en aan het opvolgen van nieuwe opportuniteiten (nieuwe partners, nieuwe
infrastructuur, nieuwe vormen van visualisering die de zichtbaarheid verhogen). De verdere uitrol
is structureel opgenomen in de werking van de administratie en is een continu gegeven.
De Vlaamse Gemeenschapscommissie kent de criteria niet die Vlaams minister Sven Gatz
hanteerde om tot een lijst van 530 organisaties en instellingen te komen.
De opvolging of instellingen en organisaties, die van beide overheden een werkings- of
infrastructuursubsidie ontvangen en die reeds over een N-logo beschikken, een verwijzing naar de
Vlaamse Gemeenschap aanbrengen, gebeurt niet door de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Het
is de bedoeling dat de diensten van de Vlaamse overheid die opvolging doen.
De VGC voert geen systematische controle uit van de redenen waarom instellingen en organisaties
niet antwoorden of waarom zij al dan niet een gevelbord met N-logo hebben of nog moeten
aanbrengen, maar zal het plaatsen van borden blijven stimuleren.
Het overgrote deel van de 163 organisaties zijn (lokale) jeugdverenigingen en bibliotheken. Die
organisaties werden in eerste instantie, bij de start van het project in 2015, niet door de VGC
aangeschreven om een bord te plaatsen. Bij een nieuwe oproep in september 2017 werden zij wel
uitgenodigd om een bord te plaatsen.
De VGC voert geen systematische controle uit van de redenen waarom organisaties nog geen
gevelbord hebben. Zoals eerder gezegd, is het plaatsen van een gevelbord met het N-logo nooit een
verplichting geweest voor gesubsidieerde organisaties. Er is geen enkele sanctie verbonden aan het
niet hangen van een bord.
Vraag nr. 7 van 2 februari 2018 van de heer Jef Van Damme
Onderwijs: Aandacht voor de noden van kansarme jongeren
Volgens onderzoekers van de Universiteit Antwerpen is ons secundair onderwijs onvoldoende
aangepast voor scholieren uit kansarme wijken. Dit onderzoek biedt een beter inzicht in de redenen
waarom jongeren afhaken en het middelbaar onderwijs zonder diploma verlaten.
In 2014 verliet in Brussel 14,4 % jongeren de school zonder secundair diploma en zonder nog een
verdere opleiding te volgen. 16,2 % van de leerlingen in het eerste jaar secundair onderwijs heeft
- 6 -
al twee jaar schoolachterstand opgelopen. In de armste gemeenten komt dat in de buurt van 20 %.
In Sint-Joost-ten-Node is het zelfs 22,4 %.
Welke structurele maatregelen worden in onze Brusselse Nederlandstalige scholen voorzien om
meer onderwijs op maat mogelijk te maken?
In het onderzoek zou het aanpakken van pestgedrag ertoe dragen dat leerlingen niet afhaken.
Hoeveel Brusselse Nederlandstalige scholen hebben een pestbeleid ingevoerd?
Beschikt de collegevoorzitter over recente cijfers met betrekking tot het aantal leerlingen die de
school verlaten zonder diploma?
Antwoord
Onderzoek heeft uitgewezen dat gebrek aan binding een belangrijke factor is bij vroegtijdig
schoolverlaten. Daarop inzetten is dus de beste preventieve aanpak tegen schooluitval.
Binding omvat verschillende aspecten.
Ten eerste is binding met het zelfconcept en de zelfwaarde van de jongere noodzakelijk. Enerzijds
om het leren te bewerkstelligen en anderzijds om ambities aan te wakkeren. Gebrek aan ambitie
verhoogt de kans dat de jongere uitstroomt zonder kwalificatie.
Ten tweede is binding vinden met belangrijke rolmodellen, zoals ouders, essentieel voor het
benutten van leeropportuniteiten, alsook voor de motivatie en de betrokkenheid ten aanzien van
het leerproces. Ouders die onderwijs zien als een essentiële voorwaarde om succesvol te zijn in het
leven, tonen vaker betrokkenheid ten aanzien van de schoolse loopbaan van hun kind.
Tenslotte is binding met de schoolse context essentieel om de jongere het gevoel te geven dat hij
zijn plaats heeft binnen deze context. Spijbelen is een signaal dat deze binding is verminderd en
blijkt bovendien een goede voorspeller te zijn voor toekomstig schoolverlaten.
Hieruit kunnen we afleiden dat binding als preventieve factor meer moet inhouden dan enkel
werken op schoolniveau, zoals de formulering “onderwijs op maat” van het raadslid slijkt te
suggereren. Om een maximale impact te behalen, moet worden ingezet op de volledige brede
context rond de jongere.
Daartoe onderneemt de VGC zelf acties en subsidieert zij ook externe partners.
Hieronder vindt u een overzicht:
OCB ondersteunt scholen m.b.t. verschillende thema’s: omgaan met meertaligheid, ouder-
en buurtbetrokkenheid, diversiteit… Het omgaan met kansarmoede blijft voor het
Onderwijscentrum Brussel een centraal thema. Om de werking van het OCB nog beter af
te stemmen op kansarmoede, is er sinds 2015 een ervaringsdeskundige in de armoede
aangesteld en werden er zes extra VTE aangeworven, die zich expliciet gaan verdiepen in
ouderbetrokkenheid en armoede.
- 7 -
Sinds het schooljaar 2016-2017 heeft het OCB eveneens een specifieke vorming rond
kansarmoede;
Ouderbetrokkenheid is binnen dit kader niet onbelangrijk. Het betreft de samenwerking en
communicatie tussen de school en de ouders in de breedste zin van het woord. Uit
onderzoek is immers gebleken dat ouderbetrokkenheid een positief effect heeft op de
schoolprestaties;
Via de Brede Scholen wordt er gewerkt rond het hele brede netwerk rond de scholen:
partnerorganisaties, ouderbetrokkenheid, lokale verankering...;
Samen met Solidariteit voor het Gezin wordt het project ‘Connect’ in vijf basisscholen
uitgewerkt. Het doel is ouders en school dichter bij elkaar te brengen. Ook moeilijk
bereikbare ouders of mensen voor wie de schooldrempel hoog is, moeten de nodige hulp
en informatie krijgen. Vrijwilligers zullen een vertrouwensfunctie uitbouwen en nemen de
rol van brugfiguur op vanuit hun positie naast de ouders;
Met het project ‘Mijn kind gaat naar school. Ik ook!’ (het vroegere Scholenproject) wil
Brusselleer laaggeletterde ouders versterken zodat ze hun kinderen beter kunnen volgen en
stimuleren op school;
Met het project ‘Nederlands voor ouders’ richt het Huis van het Nederlands zich naar
anderstalige ouders met kinderen in het Nederlandstalig onderwijs.
De volgende drie initiatieven werken meer specifiek rond de jongeren zelf en rond spijbelen:
De VGC subsidieert de vzw Triptiek – een samenwerkingsverband van de Brusselse CLB’s
van de drie onderwijsnetten voor de uitbouw van Kans, het Centraal Meldpunt Brussel. Dit
initiatief zet in op een daling van het aantal vroegtijdige schoolverlaters, het tegengaan van
spijbelen en het garanderen van leerrecht;
De vzw Abrusco levert een positieve bijdrage aan het welbevinden van de doelgroep en
streeft naar een zo hoog mogelijke en passende kwalificatie voor deze jongeren. De
organisatie voorziet in een preventief en remediërend aanbod om jongeren die dreigen uit
te vallen op school, terug aansluiting te doen vinden bij hun schoolloopbaan of hen te laten
doorstromen naar een opleidingstraject;
De vzw Tabora biedt jongeren en jongvolwassenen via het project ‘Athena Brussel’ een
specifieke opleiding en begeleiding op maat aan, zodat zij alsnog een diploma behalen via
de Examencommissie secundair onderwijs.
Elke school heeft de opdracht om via eindtermen en ontwikkelingsdoelen kinderen en jongeren tot
gezonde, evenwichtige volwassenen te laten uitgroeien. Tot deze opdracht hoort ook het
voorkomen van en leren omgaan met pesten. Heel wat scholen hebben onder meer in dat kader een
specifiek antipestbeleid ontwikkeld of ontwikkelen het, dat ze al dan niet invullen of combineren
- 8 -
met acties die schoolexterne partners opzetten. Een zichtbare actie van de afgelopen weken was de
‘Stip It-actie’ van Ketnet en het Vlaams Netwerk ‘Kies Kleur tegen Pesten’.
Daarnaast loopt met VGC-ondersteuning dit schooljaar de voorstelling ‘Ik zeg niks’ in het lager en
secundair onderwijs. Een acteur brengt een verhaal waarin elementen van pestgedrag aan bod
komen. Daarna vindt er een spelworkshop plaats, waar ervaren wordt dat samenwerken en
samenspelen een fijne klasgroep tot stand brengt, waar respect voor ieders eigenheid kan ontstaan.
De meest recente cijfers van de Vlaamse Gemeenschap m.b.t. het vroegtijdig schoolverlaten
betreffen die van het schooljaar 2014-2015. Volgens het departement Onderwijs en Vorming van
de Vlaamse Gemeenschap zal het rapport voor het schooljaar 2015-2016 pas over enkele weken
beschikbaar zijn.
Tijdens dat schooljaar 2014-2015 waren er 306 vroegtijdige schoolverlaters in de school-
vestigingen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. In het schooljaar 2013-2014 waren dat
er nog 339, hetzij een daling van 17,16 % naar 15,25 %.
Vraag nr. 8 van 8 februari 2018 van mevrouw Carla Dejonghe
Onderwijs: De EHBO-opleiding van leerkrachten en schoolpersoneel
Elke school moet de nodige maatregelen voorzien om gepast op te kunnen treden bij medische
noodgevallen en gevallen van brand. Een koninklijk besluit legt hiervoor een kader vast
waarbinnen het schoolbestuur de hulpverlening dan kan organiseren.
Het aantal personen dat belast wordt met de hulpverlening zelf is niet meer zo strak voorgeschreven
als dat in het verleden het geval was. Scholen moeten wel voorzien in een aantal personen die een
eenmalige basisvorming krijgen en jaarlijkse bijscholingen. Hoeveel mensen daarmee belast
worden per school, hangt af van het totaal aantal personeelsleden, de karakteristieken van de school
en de resultaten van de risicoanalyse die uitgevoerd wordt over de school.
In de praktijk blijkt het echter door personeelsverloop vaak moeilijk om voldoende geschoold
personeel te vinden/houden dat de juiste beslissingen kan nemen op het juiste moment bij
noodgevallen.
De taken en regelgeving rond EHBO en dergelijke worden ook alsmaar complexer, zoals het
onderwijsgebeuren trouwens zelf ook. Het M-decreet eist bijvoorbeeld leerkrachten die een
veelzijdigere opleiding hebben dan vroeger het geval was.
Daarom zou het ook nuttig zijn, mocht de basisopleiding EHBO verplicht geïntegreerd worden in
de algemene leerkrachtenopleiding. Die kennis dient uiteraard jaarlijks opgefrist en bijgeschoold
te worden, maar het zou al een goed begin zijn, mocht de basiskennis voorhanden zijn. Op die
manier zorgen we er overigens ook voor dat een grotere groep mensen vertrouwd is met de
handelingen die nodig zijn in noodgevallen. Buiten de schoolmuren blijft dat ook relevant.
Hoeveel scholen maken momenteel gebruik van de VGC-subsidies voor educatieve initiatieven,
specifiek om deze in te zetten voor projecten rond eerste hulp?
- 9 -
Kreeg de VGC al vragen vanwege de Brusselse Nederlandstalige scholen rond de uitwerking van
een EHBO-opleiding- en vormingsaanbod?
Antwoord
De VGC-subsidielijn ‘educatieve initiatieven’ is bedoeld voor educatieve initiatieven ten voordele
van leerlingen. Op de website vgc.be staat: “’Educatieve initiatieven’ dekt een brede waaier aan
inhouden en thema's: muzische projecten, projecten rond techniek en technologie, projecten rond
de schoolbuurt en op de stedelijke omgeving, extra-murosactiviteiten...”.
Deze subsidielijn is dus niet bedoeld voor opleidingsinitiatieven van het schoolteampersoneel.
Voor de bijscholing van schoolteampersoneel ontvangt elke school middelen van de Vlaamse
overheid. Die middelen kan ze gebruiken om haar nascholingsplan uit te voeren. Dat
nascholingsplan moet opgesteld zijn op basis van een behoefteanalyse. De VGC-administratie
heeft geen zicht op de nascholingsplannen van de scholen.
De VGC heeft nog geen vragen van Nederlandstalige scholen in Brussel ontvangen rond de
uitwerking van een EHBO-opleidings- en vormingsaanbod. Wel staat EHBO in de eindtermen en
ontwikkelingsdoelen. Scholen doen voor de praktische organisatie van een cursus EHBO of
levensreddende handelingen een beroep op partners. In principe dienen ze de vraag daartoe te
stellen aan de pedagogische begeleidingsdiensten en/of de centra voor leerlingenbegeleiding
(CLB’s).
De aandacht die scholen hieraan schenken varieert, maar de Vlaamse overheid formuleert wel een
aanbeveling. Ideaal zou hier in de kleuterklas al rond gewerkt worden. In het 5de en 6de leerjaar
van het secundair onderwijs moeten minimum twee lesuren ‘levensreddende handelingen’ met
oefeningen in reanimatie en defibrillatie ingepland worden. Om deze eindtermen te kunnen halen,
moeten secundaire scholen dus minimaal zowel over het nodige materiaal beschikken als over een
leerkracht met de nodige competenties. Op de website van de Vlaamse Gemeenschap kan een
overzicht worden teruggevonden, zowel voor basis- als voor secundair onderwijs:
https://www.onderwijs.vlaanderen.be/nl/directies-en-administraties/onderwijsinhoud-en-
leerlingenbegeleiding/basisonderwijs/ehbo-op-school.
Daarnaast nam de VGC enige jaren terug (2008-2011) het initiatief om een project bij het Rode
Kruis te subsidiëren waarbij lessen EHBO in het Nederlandstalig onderwijs gekoppeld werden aan
een ‘wervingsactie vrijwilligers onder leerkrachten’. Het oorspronkelijke opzet van het project,
namelijk de uitbouw van een pool van vrijwilligers om de lessen eerste hulp in Brussel te geven,
zonder de verdere inzet van een specifieke professional, werd uiteindelijk niet behaald. Het bleek
namelijk zeer moeilijk om vrijwilligers te vinden voor dit project, en dat om twee redenen. In eerste
instantie omwille van de intensieve opleiding die moet worden gevolgd. Daarnaast ook omdat
scholen en leerkrachten van mening waren dat ze onvoldoende bekwaam zijn om eerste hulp zelf
te geven (ondanks de beschikbare handleiding en materiaal) en dat dit beter gedaan wordt door een
‘professional’.
- 10 -
Daarnaast moeten de lerarenopleidingen ervoor zorgen dat hun studenten afstuderen met de door
de Vlaamse Regering vastgelegde basiscompetenties van leraar. EHBO is een onderdeel in de
eindtermen en dient dus ook aan bod te komen in de lerarenopleidingen.
Hoe en via welke onderwerpen de lerarenopleidingen deze basiscompetenties aanreiken bij hun
studenten, behoort tot de autonomie van de lerarenopleidingen. Hogescholen en universiteiten
krijgen via een enveloppefinanciering middelen voor hun opleidingen. Er is geen afzonderlijke
geldstroom of subsidie voorzien om EHBO-opleidingen te financieren binnen de leraren-
opleidingen.
Vraag nr. 9 van 15 maart 2018 van de heer Jef Van Damme
Onderwijs: Inschrijvingssysteem middelbaar onderwijs
In Brussel zijn we al zeven jaar bezig met een centraal aanmeldingssysteem. Dit systeem moest elk
jaar bijgeschaafd worden. Dit jaar is er bij het toewijzen na de eerste keuze, overgeschakeld van
het criterium tijdsregistratie naar toeval.
Hoeveel Nederlandstalige leerlingen hebben een plaats kunnen krijgen in hun eerste, tweede en
derde keuze?
Hoeveel leerlingen hebben zich niet kunnen inschrijven?
Voorziet de collegevoorzitter om extra plaatsen te creëren in het secundair onderwijs?
Antwoord
Het Lokaal Overlegplatform Secundair Onderwijs Brussel, decretaal bevoegd voor de
aanmeldings- en inschrijvingsregels en procedure, kon de hierna volgende gegevens aanbrengen.
1) Aantal in de procedure aangemelde kinderen die een secundaire school kregen toegewezen,
verdeeld over hun opgegeven keuze. Het betreft enkel de deelnemende scholen met een eerste jaar
A-stroom.
ToegewezenAantal
2018-2019
Verdeling
2018-2019
1e keuze 1.169 81,00%
2e keuze 177 12,30%
3e keuze 62 4,30%
4e keuze 23 1,60%
Hogere keuze 13 0,90%
Totaal 1 .444 100,00%
- 11 -
2) Aantal in de procedure aangemelde kinderen dat al dan niet een school kreeg toegewezen.
3) Creatie van bijkomende plaatsen in het secundair onderwijs in Brussel.
De VGC en de Vlaamse Gemeenschap investeren in de capaciteitsuitbreiding van secundair
onderwijs. Eens de volgende dossiers uitgerold, zal er een capaciteitsuitbreiding
gerealiseerd zijn van 4.950 plaatsen secundair onderwijs.
Status 2018-2019
Kinderen aangemeld 1.908
School toegewezen 1.444
School toegewezen % 75,70%
Geen school toegewezen 464
Geen school toegewezen % 24,30%
Site Comenius Koekelberg
Imelda-Instituut Brussel
Kunsthumaniora Brussel Laken
Lucernacollege Anderlecht
Maria Boodschaplyceum Brussel
Mutsaard campus Laken
Nieuwe secundaire school Molenbeek
Porta 1070 Anderlecht
Site Gallait Schaarbeek
Site Saint-Michel Molenbeek
Spoor-West Anderlecht
Unesco campus Koekelberg
- 12 -
PASCAL SMET,
COLLEGELID BEVOEGD VOOR CULTUUR, JEUGD, SPORT EN STEDELIJK BELEID
Vraag nr. 4 van 12 december 2017 van mevrouw Carla Dejonghe
Bibliotheek: Hervorming van het Vlaamse bibliotheeknetwerk en de gevolgen hiervan voor
Brussel
Vlaams minister van Cultuur Sven Gatz kondigde recent aan dat de Vlaamse Gemeenschap met de
vzw Cultuurconnect een overeenkomst heeft gesloten over een eengemaakt bibliotheeksysteem
voor Vlaanderen en Brussel. Via een centraal beheersplatform worden de dagelijkse taken van de
bibliotheken naar verluidt makkelijker, betrouwbaarder én gebruiksvriendelijker.
De hervorming maakt ook komaf met de voorheen bestaande provinciale bibliotheeksystemen.
Door de schaalvergroting zou het nieuwe systeem en beheer een stuk goedkoper uit moeten vallen
voor de gemeenten.
Sinds deze beleidsperiode heeft elke Brusselse gemeente een ‘erkende’ Nederlandstalige
bibliotheek. In de praktijk is de relatie van elke Brusselse gemeente met die bibliotheek en de
manier waarop ze die beheren, wel erg verschillend. Sommige gemeenten doen moeite om de
Nederlandstalige bibliotheek een vaste plek in hun beleid te geven, bij andere is dat veel minder
het geval. De vraag is nu in welke mate deze verschillen zullen doorwerken bij de nu
aangekondigde hervorming en hoe het Streekgericht Bibliotheekbeleid Brussel hier op zal inspelen.
Hoe ver staat men in de 19 Brusselse gemeenten met de implementatie van het nieuwe eengemaakte
bibliotheeksysteem? Welke démarches zijn er reeds gebeurd? Tegen wanneer zal het systeem in
gebruik zijn in de verschillende gemeenten?
Stellen er zich concrete problemen met de invoering van dit systeem in Brussel? Zo ja, welke?
Wat zal er concreet veranderen voor de Brusselse bibliotheekgangers? Welke extra voordelen
krijgen zij met het nieuwe systeem?
Antwoord
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maken de 20 Nederlandstalige openbare bibliotheken (19
gemeentelijke en Muntpunt) gebruik van een gemeenschappelijk bibliotheeksysteem dat door de
VGC wordt beheerd. Terwijl in Vlaanderen door de wijziging van de bevoegdheden van de
provincies de vijf provinciale bibliotheeksystemen voortaan door Cultuurconnect worden beheerd
(in afwachting van de migratie naar het eengemaakte bibliotheeksysteem), blijft in Brussel de
situatie ongewijzigd. Met name de VGC blijft de Nederlandstalige openbare bibliotheken
inhoudelijk en technisch ondersteunen.
Op het college van 30 mei 2013 werd de principebeslissing genomen dat de VGC samen met de
Vlaamse overheid zal inzetten op een gezamenlijke optimalisering van de sectorale infrastructuur
van de digitale bibliotheek en een versterking van de interbestuurlijke samenwerking op dit vlak.
- 13 -
In opvolging van deze collegebeslissing voert de VGC onderhandelingen met Cultuurconnect om
in het kader van het eengemaakt bibliotheeksysteem tot een afsprakenkader te komen dat aansluit
bij de regierol die de VGC heeft ten aanzien van de lokale besturen. Dit zal uiteindelijk aanleiding
geven tot nieuwe convenanten tussen de gemeenten en de VGC, ter vervanging van de huidige
convenanten die de afspraken voor het Brusselse bibliotheeksysteem regelen.
Om de bibliothecarissen en bibliotheekmedewerkers te informeren en voor te bereiden, werden
door de VGC in het najaar van 2017 een 4-tal informatiesessies georganiseerd. Cultuurconnect
heeft eind november 2017 op uitnodiging van de VGC een presentatie gehouden voor de
bibliothecarissen van de Brusselse bibliotheken. Om tegemoet te komen aan verdere praktische
vragen heeft Cultuurconnect op zijn website een overzicht “Veelgestelde vragen over het
eengemaakt bibliotheeksysteem” geplaatst.
De door Cultuurconnect vooropgestelde en met de VGC afgestemde planning is dat de 20 Brusselse
Nederlandstalige openbare bibliotheken in de periode van januari-juni 2020 van het huidige
Brusselse bibliotheeksysteem naar het nieuwe eengemaakte bibliotheeksysteem zullen migreren.
Er stellen zich tot op dit ogenblik geen concrete problemen met de invoering van dit systeem in
Brussel.
Bij een grootschalige migratie naar een nieuw bibliotheeksysteem zijn er natuurlijk wel een aantal
belangrijke aandachtspunten.
In het eengemaakte bibliotheeksysteem zullen op grote schaal persoonsgegevens van leners worden
verwerkt. Voor die persoonsgegevens in het bibliotheeksysteem is de gemeente de verantwoor-
delijke voor de verwerking. De gemeenten zullen moeten zorgen dat ze werken conform de nieuwe
Europese Algemene Verordening Persoonsgegevens (AVG, ook General Data Protection
Regulation of GDPR genoemd) die op 25 mei 2018 van kracht wordt.
Ter voorbereiding van de migratie van de bibliografische data (titelbeschrijvingen) en de
lenersgegevens (uitleenadministratie) heeft de VGC in overleg en in samenwerking met de
bibliotheken reeds een aantal opschoon- en aanvulacties doorgevoerd. Een aantal van deze acties
worden verder nog gepland. De eenmalige migratie van alle gegevens (export uit het huidige
systeem, import in het nieuwe systeem) zal door de VGC worden gefinancierd.
De bibliotheken zullen een nieuw bibliotheeksysteem in gebruik nemen in de kern van hun
werking. Dat betekent dat een migratieperiode van een aantal maanden zal moeten worden
doorlopen en dat alle medewerkers moeten worden opgeleid. Hiervoor zullen de gemeenten kunnen
rekenen op de ondersteuning van de VGC en/of Cultuurconnect.
Na de implementatie van het nieuwe eengemaakte bibliotheeksysteem worden gradueel een aantal
projecten met een innoverend karakter uitgerold. Deze innovatieve ingrepen zullen in de praktijk
leiden tot een grotere gebruikersgerichtheid en gebruiksvriendelijkheid van bibliotheekprocessen.
- 14 -
Een aantal voordelen voor de Brusselse bibliotheekgebruiker zijn:
Via Mijn Bibliotheek kan het lidmaatschap, leengeld, ‘te laat’-geld… online betaald
worden; momenteel moet men hiervoor nog fysiek naar de bibliotheek;
Koppelen van lidmaatschappen, bijvoorbeeld (groot)ouders en kinderen, gescheiden ouders
en kinderen (dit is een vraag van bv. ouders zelf om alle uitleningen van hun kinderen op
een plek te beheren);
Materialen opvragen uit andere bibliotheken dan de eigen bibliotheek (IBL), met
mogelijkheid van aanhuislevering (dit kan nu niet, men moet zich fysiek naar de eigen
bibliotheek verplaatsen om een werk van een andere bibliotheek op te halen);
Automatische aanpassing van adreswijziging;
Door vernieuwing van de bibliotheekwebsite zal het mogelijk zijn om de website ook op
mobiele apparaten te raadplegen;
Door de catalogus, Mijn Bibliotheek en de websites in een platform te integreren zal de
digitale dienstverlening voor de gebruikers verbeteren.
Vraag nr. 5 van 15 januari 2018 van mevrouw Annemie Maes
Media en Cultuur: Vergoedingen vergaderingen
De Brusselse Regering heeft een aantal maatregelen genomen om de zitpenningen die er bij
openbare instellingen worden uitbetaald, aan banden te leggen.
Niet alleen mogen er geen forfaitaire vergoedingen meer uitbetaald worden, de zitpenningen
worden ook beperkt tot maximum 120 euro bruto per bijgewoonde vergadering en dat voor
maximaal 20 vergaderingen per jaar.
Is dit systeem ook geldig voor instellingen die enkel door Vlaanderen en de VGC worden
gesubsidieerd, zoals BRUZZ en Muntpunt?
Hoeveel keer per jaar vergadert de raad van bestuur van BRUZZ en Muntpunt? Hoeveel krijgen de
gewone leden van de raad van bestuur en hoeveel krijgen de voorzitter en secretaris per
vergadering?
Hoeveel keer vergadert het dagelijks bestuur van BRUZZ en Muntpunt? Hoeveel bedragen de
vergoedingen per functie? Zijn er ook andere vergoedingen dan de zitpenningen?
Hoeveel hebben de vergaderingen van het dagelijks bestuur en de raad van bestuur van BRUZZ en
Muntpunt per instelling in totaal gekost in 2017 (vergoedingen en onkosten inbegrepen)?
Worden alle leden van de raad van bestuur van BRUZZ en Muntpunt persoonlijk betaald of zijn er
mensen die via een vennootschap of andere structuur betaald worden?
Zijn er externe consultants verbonden aan BRUZZ en Muntpunt? Hoeveel werd in 2017 besteed
aan consultancy? Waarvoor?
- 15 -
Wat de directie van beide organisaties aangaat; zijn er mensen die niet in loondienst zijn maar een
vennootschap hebben ter optimalisatie van hun inkomen? Over welke functies gaat het en hoeveel
bedragen de vergoedingen?
Hoeveel personeelsleden telde BRUZZ op 31 december 2017? Hoeveel waren er leidinggevend?
En hoeveel van de leidinggevenden zijn vrouwen?
Hoeveel personeelsleden telde Muntpunt op 31 december 2017? Hoeveel waren er leidinggevend?
En hoeveel van de leidinggevenden zijn vrouwen?
Antwoord
Er is geen soortgelijk algemeen kader voor vergoedingen vastgelegd vanuit de VGC. De regeling
bij zowel BRUZZ als Muntpunt (een EVA van de Vlaamse overheid), zoals hieronder beschreven,
komt evenwel grotendeels overeen met de opgesomde bepalingen. Beide organisaties gebruiken
het systeem van presentievergoedingen.
In 2017 is de raad van bestuur van Muntpunt zeven keer bijeengekomen. De presentievergoeding
van een gewoon lid bedraagt 38,32 euro per zitting, de vergoeding van de voorzitter bedraagt 1.724
euro per jaar en daarnaast zijn er voor alle leden ook nog ‘overige kosten’ ter dekking van
vervoersuitgaven. Er is geen aparte regeling voorzien voor de secretaris.
Bij BRUZZ waren er tijdens 2017 zeven vergaderingen van de raad van bestuur. De gewone leden
van de raad van bestuur ontvangen 50 euro per bijgewoonde vergadering. De voorzitter krijgt 2.100
euro per jaar. De secretaris krijgt geen extra vergoeding.
Bij Muntpunt is er bovendien geen dagelijks bestuur in voege.
Tijdens 2017 zijn er negen vergaderingen geweest van het dagelijks bestuur bij BRUZZ. De leden
van het dagelijks bestuur krijgen geen extra vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen
van het dagelijks bestuur.
De totale kost 2017 voor zittingen van de raad van bestuur bij Muntpunt bedroeg 2.968,28 euro,
waarbij de voorzitter en een lid van de vergadering verzaakt hebben aan elke vorm van vergoeding
(kost 0 euro). Bij BRUZZ werd voor de zittingen van het dagelijks bestuur 0 euro vergoedingen en
2.379 euro onkosten uitbetaald. Voor de raad van bestuur kwam dat respectievelijk op 4.950 euro
en 199 euro.
Iedereen bij Muntpunt wordt ten persoonlijke titel betaald en er zijn dus geen vennootschaps- of
andere structuren in omloop. Bij BRUZZ worden tien bestuurders persoonlijk betaald en twee
bestuurders via een vennootschap.
Verder maakt Muntpunt geen structureel gebruik van externe business consultants van de bekende
consultancybedrijven. Wel zet Muntpunt het hele jaar door projectmatig in op externe technische
expertise (fotografen, redacteurs, ICT-specialisten, database-experten, juridisch raadsman,
marketing specialisten, specialisten in verband met organisatievormen, trainers…). Muntpunt
maakte bijvoorbeeld in het kader van de langdurig openstaande boetes gebruik van de diensten van
- 16 -
het advocatenkantoor Modo-Law, en maakte gebruik van de diensten van de bedrijven Pitopia bij
het opstellen van het actieplan 2018 en van Namahn voor een strategische positioneringsoefening
van de Promo Brussel-werking.
Bij BRUZZ werd in 2017 voor 28.656 euro aan consultants betaald. Het betreft hier raadgeving met
betrekking tot juridische, redactionele, boekhoudkundige en financiële materies.
Wat de directie van beide organisaties aangaat, staan bij BRUZZ twee directieleden op de loonlijst
en er is geen vennootschaps- of andere structuur aanwezig.
Bij de leidinggevenden van VBM factureerden in 2017 de algemeen directeur en de algemeen
hoofdredacteur hun diensten via een vennootschap.
De commercieel directeur, sinds 9 januari 2017 bij VBM, is al sinds 2014 zelfstandige in
hoofdberoep.
De gemiddelde dagprijs voor deze functies bedraagt 571 euro, alles inbegrepen.
Op 31 december 2017 telde VBM 64 personeelsleden op de payroll.
Van de vijf leidinggevenden zijn er twee vrouwen.
Op 31 december 2017 telde Muntpunt 84 personeelsleden (72,23 VTE), waren er vier
leidinggevenden waarvan een vrouw (hoofdbibliothecaris) en vijf teambegeleiders (middenkader,
managers) die allemaal vrouwen zijn.
Vraag nr. 6 van 25 januari 2018 van de heer Johan Van den Driessche
Cultuur: De doorlichting van Muntpunt
Tijdens de besprekingen van de begroting 2018 in de commissie voor Algemene Zaken, Financiën,
Begroting en Media van 12 december 2017 vermeldde het collegelid dat een doorlichting van
Muntpunt gepland staat.
Wat is de bedoeling van een doorlichting van Muntpunt?
In welke tijdsplanning zal de doorlichting gebeuren?
Staat al vast wie die doorlichting zal uitvoeren en wat ze zal kosten of hoe zal men tewerk gaan in
dit verband?
Antwoord
De doorlichting is een strategisch overleg en focust op de relatie VGC-Muntpunt. Beide partijen
komen vaak met elkaar in aanraking via het Brusselse werkveld en werken intens samen, met name
via de operationele werkingen van de VGC zoals Wonen in Brussel, Paspartoe en
bibliotheekbeleid. De samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Vlaamse
Gemeenschapscommissie en Muntpunt trad in werking op 1 januari 2016. Beide overheden vormen
een prioritaire partner van Muntpunt. In de eerste jaren van haar bestaan heeft Muntpunt terecht
ingezet op het zichzelf in de markt zetten. Dat is succesvol verlopen. Nu dient een fase van
- 17 -
verdieping zich aan én van nauwere afstemming op het globale beleid van de VGC (en van de
Vlaamse Gemeenschap). De doelstelling van het strategisch overleg is een concreet afsprakenkader
tussen de VGC en Muntpunt (en desgevallend de Vlaamse Gemeenschap).
De gesprekken tussen de VGC en Muntpunt zijn opgestart op 21 september 2017, halverwege de
periode van de samenwerkingsovereenkomst. In navolging hiervan hebben een reeks
overlegmomenten plaatsgevonden op 19 oktober 2017, 29 november 2017 en 30 januari 2018. Het
verdere verloop wordt hierna toegelicht.
Voor deze oefening werd nog geen externe consultancy opdracht uitgeschreven. Eerst is er een
open traject tussen de VGC en Muntpunt opgestart, waarbij we trachten uit te kristalliseren hoe
beide partners hun eigen rol kunnen invullen in de praktijk en hoe deze rollen beter op elkaar
afgestemd kunnen worden.
In voorbereiding op het strategisch overleg op 30 januari 2018 bereidden zowel de VGC als
Muntpunt een oefening voor. De VGC bracht aandachtspunten en opportuniteiten voor de
samenwerking met en rolverdeling ten aanzien van Muntpunt in kaart. De VGC vraagt dat de
houding om verantwoordelijkheid op te nemen voor een netwerk centraal komt te staan in de visie
en werkwijze van Muntpunt. Daarnaast worden vanuit de VGC enkele aandachtspunten inzake
promotie, interne rolverdeling en procedures en baliewerking geformuleerd naar Muntpunt toe.
Om te komen tot een gemeenschappelijk gedragen analyse en een concreet afsprakenkader, wordt
verder gewerkt in vier werkgroepen:
1. Bibliotheekbeleid
2. Paspartoe
3. Communicatiedoorstroom en informatieverspreiding
4. Baliewerking
De visie en afspraken vanuit de werkgroepen worden teruggekoppeld op een volgend strategisch
overleg tussen Muntpunt en de VGC op 18 april 2018. Het voornemen is om de uitkomst van dit
overleg grondig te bestuderen binnen het VGC College en op basis hiervan het verdere verloop te
bepalen.
Vraag nr. 7 van 1 februari 2018 van de heer Paul Delva
Cultuur: De werking van de Paspartoe
De Brusselse vrijetijdspas Paspartoe werd in 2016 grondig hervormd. Hiervoor werd de analyse
gedaan van de initiële versie van de Paspartoe. Deze bleek op vele aspecten te ingewikkeld of te
onbekend, of de meerwaarde werd niet meteen gezien. Gelukkig bestaat er altijd de mogelijkheid
om bijsturing te voorzien. Dat werd dan ook volmondig gedaan.
In tussentijd werd al wel eens een zicht over hoe de Paspartoe nu functioneert verkregen, welke
aanpassingen doorgevoerd werden, hoeveel aansluitingen er zijn enzovoort… We zijn nu op een
moment gekomen dat 2016 en 2017 met elkaar kunnen worden vergeleken, of alleszins in kaart
worden gebracht.
- 18 -
Worden de juiste klemtonen gelegd? De doelpublieken van de Paspartoe moeten in kaart worden
gebracht en gemonitord of partners tevreden blijven over de huidige versie van de pas, waar
eventueel nog kan gesleuteld worden. Wordt daarnaast voldoende ingeschat hoeveel financiële
middelen Paspartoe vereist?
Kan het collegelid een overzicht geven van het aantal Paspartoehouders van de afgelopen twee
jaren, zowel de MIA-passen als de niet-MIA-passen?
Kan hij eveneens een overzicht geven van het aantal aangesloten pashouders per leeftijdscategorie
(-26, 26-44, 45-65, +65) en volgens geslacht, van de afgelopen twee jaren?
Graag ook een overzicht van de deelnemende instellingen en de cijfers van het gebruik van de
Paspartoe per instelling. Zijn er verschillen tussen MIA-pashouders en andere pashouders? Neemt
het aantal deelnemende instellingen/organisaties nog toe? Zijn er ook instellingen die afhaakten?
Welke redenen geven zij hiervoor aan? Wordt dit bijgehouden?
Kan een overzicht worden gegeven van het aantal aanvragers van de groepspas (dus voor
verenigingen) van de afgelopen twee jaren? Welke organisaties maakten gebruik van deze
groepspas?
Vorig jaar gaf het collegelid in een commissie aan dat ook de vernieuwde Paspartoe voor scholen
van start ging, maar er nog geen duidelijke tendens kon gegeven worden. In vergelijking tot vorig
jaar, zijn er nu meer of minder scholen die er gebruik van maken? Welke scholen zijn het? Werd
communicatie hiervoor nog bijgestuurd?
Hij gaf vorig jaar aan dat er grote verschillen waren in de hantering van de Paspartoe in de
verschillende gemeenschapscentra. Er zou, om balies beter te ondersteunen, in mei vorig jaar een
overkoepelend vormingsmoment georganiseerd worden. Is de situatie ondertussen verbeterd? Hoe
evalueert het collegelid dit?
Welk budget werd voor de Paspartoe in 2017 vooropgesteld en kan een precies overzicht gegeven
worden van aan wat welk bedrag hiervan besteed werd? Hoeveel financiële middelen worden voor
2018 verwacht uitgegeven te worden en voor welke initiatieven?
Antwoord
Er is een sterke aangroei van het aantal passen en dit zowel bij de MIA-passen als bij de niet-MIA-
passen. Eind juni 2015 werden 2.060 niet-MIA-pashouders geteld en 4.346 MIA-pashouders. In
december 2017 werden 4.332 niet-MIA-pashouders en 7.856 MIA-pashouders geteld.
Zoals blijkt uit de onderstaande grafiek, blijft er een groot overwicht bij de pashouders bij de
kinderen. De evolutie over de twee jaren toont een sterke aangroei van de leeftijdsgroep 35-44 en
de senioren, vooral bij de niet-MIA-pashouders. Er zijn steeds iets meer vrouwen pashouder als
mannen. En dit blijft een constante.
- 19 -
De huidige partners van Paspartoe zijn AB, Anima, Argos, Aventure, Be.Brusseleir, Belgisch
Stripcentrum, Belvue Museum, Beursschouwburg, Bozar, Bronks, Bruskselbinnenstebuiten,
BBJJA, Brussels Operettetheater, Bop, Brusselse museumraad, Bru-West, Citizenne, CIVA,
Flagey, de 22 GC, Aximax, Kaaitheater, KVS, Kultuurkaffee, Kunst en cultuur Sint-Pieters-
Woluwe, KFDA, MIMA, Muntpunt, Museum voor Natuurwetenschappen, Muziekpublique,
PassaPorta, Stichting Vlaamse Schoolsport, Tempora, UPV, VGC jeugddienst, VGC sportdienst,
Wiels, Zinnema.
In 2017 traden UPV, Tempora, Aventure, BBJJA en CIVA toe. Alleen het Koninklijk Museum
voor Kunst en Geschiedenis haakte af in het voorjaar 2017 omwille van reorganisatie in de
instelling en infrastructuurwerken. Het KMKG zou terug willen starten als deze werken achter de
rug zijn. In 2017 zijn er 170.042 punten gespaard door niet-MIA-pashouders en 13.412 door MIA-
- 20 -
pashouders. Er is een groot verschil in spaargedrag bij deze twee groepen. De meeste punten
werden gespaard bij het Bop, Muntpunt, Bozar en een aantal gemeenschapscentra (Essegem, De
Kriekelaar, Vaartkapoen, De Markten). De MIA-pashouders gebruiken vooral kansentarieven en
kortingen. Deze aanwending van Paspartoe wordt vooral toegekend in verschillende instellingen
waaronder bijvoorbeeld Kaaitheater, KVS, KFDA, Flagey, BBJJA, SNSpas, sportdienst VGC, het
Bop, Bozar, GC De Kriekelaar, GC Everna en Muziekpublique.
Er zijn momenteel 381 groepspassen aangevraagd en in omloop. Groepspassen zijn toegekend aan
sociaal-culturele verenigingen maar ook aan scholen, lokale dienstencentra en andere erkende
verenigingen.
GROEPSPASSEN VOLGENS TYPE
Rijlabels Aantal van Type
Jeugd 53
Organisatie 53
School 76
Dagcentra 10
Vereniging 189
Eindtotaal 381
Ondanks dat de groepspas vlot aangevraagd wordt, kan worden vastgesteld dat het gebruik van de
groepspas vandaag nogal varieert. Er zijn verenigingen die al zeer regelmatig de groepspas
gebruiken. Bij andere blijft dit instrument voorlopig in de kast liggen. Via de intermediaire
organisaties, Lasso, Citizenne en BPA en gerichte communicatie wil de VGC het gebruik van de
groepspas verder promoten en uitleggen.
Een aantal scholen heeft ondertussen een groepspas aangevraagd. De pas wordt nog heel weinig
gebruikt in de scholen.
De ondersteuning van de balies in de gemeenschapscentra (GC) en ook bij de andere partners blijft
een aandachtspunt. De verschillende omgevingen, publiek en werkingen in de GC vragen telkens
om andere benaderingen van potentieel geïnteresseerden. Door de talrijke personeelswissels dienen
de handleidingen voortdurend terug toegelicht te worden. De vorming in mei vorig jaar was zeker
een interessant leermoment voor de deelnemers, maar systematische opvolging is nodig.
De administratie plant een nieuwe opleidingscyclus dit voorjaar. De verschillen tussen de
gemeenschapscentra blijven markant. Door de toename van het aantal Paspartoe’s kan wel in het
algemeen een toename van het gebruik ervan in de GC worden geconstateerd.
In de begroting 2017 en 2018 werd 345.000 euro ingeschreven voor het actieplan Paspartoe.
- 21 -
Uitgaven 2017
Kosten back-office en communicatie 2017:
Promomateriaal 2.590,34 euro
Hardware systeem 2.178,06 euro
Advertenties en mediapromotie 42.627,26 euro
Abonnementskosten mobiele data 1.732,24 euro
Sms verkeer en Facebookadvertenties 2.000,00 euro
Kosten betalingen bancontact 2.611,23 euro
Uitbetaling tussenkomsten (kansentarief/korting)
Uitbetaling partners (kansentarief, kortingen) 164.508,80 euro
Het bedrag van de uitbetalingen (kortingen/kansentarieven)
verdriedubbelde in 2017 t.o.v. 2016 51.962,44 euro
Evenementen:
TAZ 2017 16.870,30 euro
Seniorenevent 21/12/2016 6.311,00 euro
(nog te betalen kosten na event 2016 wegens andere leverancier)
Seniorenevent 08/12/2017 28.987,89 euro
Klarafestival voor 2018 11.217,00 euro
(opdracht en aankoop voor jongerenevent in maart 2018)
Wintercampagne 2017-2018- omruilvoordelen 4.000,00 euro
Bij de begrotingswijzing 2 en B werd 80.000 euro doorgeschoven naar artikel 50001/332-02 voor
het ondersteunen van het actieplan via subsidies:
- 20.000 euro voor vzw Citizenne. Ondersteuning van het actieplan Paspartoe voor de begeleiding
van groepen en verenigingen met Paspartoe , ontwikkeling van een aanbod op maat, incentives
voor cultuur- en vrijetijdsparticipatie, ondersteuning van de evenementen Paspartoe.
- 7.180 euro voor vzw Brussels Platform Armoede. Ondersteuning van het actieplan Paspartoe
voor de informatie en begeleiding van mensen en groepen in kansarmoede, ondersteuning van
evenementen Paspartoe.
- 3.250 euro voor vzw Pigment/sportwerking. Toeleiding naar sportaanbod, sportaanbod op maat.
- 19.500 euro voor vzw TAZ. Voorbereiding laagdrempelig Brussel-Oostendeprogramma 2018
Voor 2018 verwacht de administratie een stijging van de kosten voor de uitbetalingen van de
tussenkomsten kansentarieven en cultuurbonnen tot 250.000 euro. Andere kosten worden ongeveer
gelijk geraamd.
- 22 -
Vraag nr. 8 van 7 februari 2018 van mevrouw Carla Dejonghe
Cultuur: De gewestelijke campagne tegen geluidsoverlast Happy Ears en de effecten daarvan
voor Gemeenschapscentra en Jeugdhuizen
Vanaf 21 februari 2018 gaat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het besluit ‘versterkt geluid’
in. Daarin staat een nieuwe algemene norm voor het niveau van versterkt geluid; 85 decibel. Er
zijn twee uitzonderingen voorzien op deze norm: etablissementen mogen onder bepaalde
voorwaarden volumes tot 95 decibel en zelfs tot 100 decibel produceren.
Wanneer een geluidsniveau van 95 decibel gehaald wordt, moeten de uitbaters het publiek middels
pictogrammen informeren over de risico’s van verspreide geluidsniveaus en dat geluidsniveau in
real time afficheren.
Bij een geluidsniveau van 100 decibel moeten de uitbaters gehoorbeschermers voorzien en een
zone waar het gehoor tot rust kan komen. De geluidsniveaus moeten geregistreerd worden en de
historiek van die registraties moet bewaard worden. Er moet ook een referentiepersoon aangewezen
worden om de inachtname van de voorwaarden te verzekeren.
Zowel de gemeenschapscentra als de Brusselse jeugdhuizen vallen onder deze regel; de meesten
daarvan kunnen gerangschikt worden onder de zogenaamde categorie 2. Tussen de activiteiten die
hieronder vallen, zitten bijvoorbeeld scouts- of laatstejaarsfuiven. De instellingen zelf moeten voor
dit soort activiteiten aan een hele resem voorwaarden voldoen, en zo bijvoorbeeld ook bepaalde
iconen aanbrengen op hun tickets.
De display die ze moeten installeren moet ook de geluidsniveaus in het etablissement weergeven,
met uiteraard de navenante administratieve opvolging.
Waarschijnlijk zullen er ook een aantal gemeenschapscentra of jeugdhuizen eerder onder categorie
3 vallen, waardoor ze bijvoorbeeld ook nog verplicht oordopjes moeten voorzien voor de
bezoekers.
Zowel de kosten voor aanschaf en installatie van het toestel en de jaarlijkse ijking ervan als de extra
administratieve lasten, lijken heel wat VGC-organisaties een bom geld en tijd te zullen kosten. Het
is vooralsnog onduidelijk hoe er aan dit probleem tegemoet zal worden gekomen vanuit de VGC-
administratie.
Kan het collegelid meer uitleg geven over de gevolgen van de nieuwe regeling rond het ‘versterkt
geluid’ voor VGC-instellingen, zoals de gemeenschapscentra en jeugdhuizen?
Werd er reeds overleg gepleegd met de gemeenschapscentra en jeugdhuizen hierover? Zo ja, wat
was dan de conclusie van dit overleg?
Voorziet de VGC tegemoetkomingen in de kosten voor de plaatsing van de apparaten/displays die
nodig zijn om de registratie te doen? Voorziet de VGC financiële tegemoetkoming voor de aankoop
van oordopjes (bijvoorbeeld via groepsaankoop)?
Op welke manier kan de extra administratieve last die gepaard gaat met de registratie van het
systeem beperkt worden?
- 23 -
Werd de VGC door Leefmilieu Brussel betrokken bij de onderhandelingen over dit voorstel; heeft
de VGC Dienst Cultuur of Jeugd een adviserende rol gespeeld bij de totstandkoming van dit
voorstel?
Antwoord
Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de voorwaarden voor
het verspreiden van versterkt geluid in voor publiek toegankelijke inrichtingen werd goedgekeurd
door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering op 26 januari 2017 en werd gepubliceerd op 21
februari 2017 in het Belgisch Staatsblad. Het besluit trad op 21 februari 2018 in werking.
Bij de totstandkoming van de nieuwe regelgeving raadpleegde de bevoegde administratie,
Leefmilieu Brussel, een groot aantal vertegenwoordigers van de geluidssector, podiumkunsten, de
evenementensector, de horeca… Onder andere vzw Jeugdhuizen Ondersteuning Brussel (JHOB)
en de Ancienne Belgique werden uitgenodigd voor een rondetafelgesprek. Hierbij werden de
betrokken sectoren geïnformeerd en kregen zij ook de mogelijkheid om advies te geven rond de
voorgestelde maatregelen. De gemeenschapscentra werden niet bevraagd en betrokken bij de
onderhandeling over dit voorstel en hebben dus geen adviserende rol gehad.
De wetgeving ‘versterkt geluid’ heeft betrekking op alle activiteiten die toegankelijk zijn voor het
publiek en die versterkt geluid verspreiden (zowel binnen als buiten).
Daarbij werden drie categorieën vastgelegd:
- Voor activiteiten die vallen onder categorie 1 hoeft de organisator geen extra maatregelen
te nemen. Hij kan het publiek wel informeren en het pictogram 85dB gebruiken.
- Voor evenementen die vallen onder categorie 2 verplicht de wet dat de uitbater het publiek
informeert dat het zich bevindt in een lawaaierige geluidsomgeving. De uitbater moet:
1. Het pictogram categorie 2 duidelijk zichtbaar uithangen (minstens 15 x 15 cm);
2. Op de tickets en/of affiches het pictogram 95dB plaatsen;
3. Een toestel installeren met display die de geluidsniveaus weergeeft (en indien het
etablissement na middernacht versterkt geluid verspreidt, het geluidsniveau
registreren en de geschiedenis bijhouden).
- Organisatoren van evenementen die vallen onder categorie 3 moeten:
1. Het pictogram categorie 3 duidelijk zichtbaar uithangen (minstens 15 x 15 cm);
2. Op de tickets en/of affiches het pictogram 100dB plaatsen;
3. Een rustzone inrichten en ter beschikking stellen van het publiek. In deze rustzone
het groen pictogram duidelijk zichtbaar uithangen;
4. Het publiek gehoorbescherming (gratis of betalend) aanbieden;
5. Een referentiepersoon aanstellen die de naleving van de wetgeving verzekert;
6. Een registreertoestel met display installeren dat de geluidsniveaus weergeeft en
registreert.
- 24 -
De nieuwe normen hebben een directe invloed op de werking van de Brusselse jeugdhuizen en
gemeenschapscentra. Om deze in regel te stellen met de nieuwe geluidsnormen, is het noodzakelijk
dat er meetsystemen voorzien worden op bepaalde locaties die evenementen organiseren die vallen
onder categorie 2 en 3.
Organisaties die tussen middernacht en 7 uur versterkt geluid willen verspreiden, zullen ook een
aangifte moeten doen bij hun lokaal bestuur, behalve als ze reeds in het bezit zijn van een
milieuvergunning. Voor deze aangifte hebben de betrokken organisaties, als overgangsmaatregel,
tijd tot 21 augustus 2018 (6 maanden na de inwerkingtreding van de reglementering).
De Entiteit Gemeenschapscentra heeft de verschillende gemeenschapscentra geïnformeerd over de
nieuwe wetgeving. Daarbij werd ook een overzicht met richtlijnen en te nemen maatregelen
bezorgd. De gemeenschapscentra zullen nu de analyse maken onder welke categorie een activiteit
valt. Daarbij wordt aangeraden om via de uitleendienst van de Vlaamse Gemeenschapscommissie
(VGC) een geluidsmeter te lenen en steekproefsgewijs de categorieën te bepalen. Vanuit dit
overzicht van activiteiten en vastgestelde noden wordt er nader bepaald welke investeringen nodig
zijn. Er wordt verder afgestemd met Leefmilieu Brussel over de timing van de opleidingen tot
referentiepersonen.
Ook met de Brusselse jeugdhuizen is er overleg rond de nieuwe geluidsnormen. Via de
uitleendienst van de VGC werd reeds een geluidsmeter ter beschikking gesteld om ook in de
jeugdhuizen een aantal steekproeven te doen. Dit moet het mogelijk maken om ook voor de
jeugdhuizen te analyseren onder welke categorieën de verschillende activiteiten vallen. Daarbij
moet echter niet alleen rekening gehouden worden met het produceren van geluid, maar ook of er
voor activiteiten onder categorie 3 binnen bepaalde jeugdhuizen “rustzones” aanwezig zijn. Vzw
JHOB maakt op dit moment deze oefening met de betrokkenen van de verschillende jeugdhuizen.
Voor de gemeenschapscentra zal de VGC op basis van het overzicht van de activiteiten en de
categorieën een aantal vaste en mobiele geluidsmeters aankopen. De VGC zal deze toestellen
aankopen via de opdrachtencentrale van Leefmilieu Brussel. Het door de opdrachtencentrale
aangewezen materiaal zal pas de komende weken bekend zijn, omdat de administratieve procedure
voor gunning van de opdracht nog niet is afgerond. De uitleendienst van de Vlaamse
Gemeenschapscommissie heeft momenteel een geluidsmeter met registratie beschikbaar en plant
de aankoop van twee extra toestellen.
Vzw JHOB diende voor de Brusselse jeugdhuizen een subsidieaanvraag in voor de aankoop van
tien geluidsmeters die beantwoorden aan de vooropgestelde voorwaarden (met meetsysteem,
display en microfoon). Vzw JHOB nam daarnaast ook contact op met de lokale gemeentebesturen
met de vraag naar ondersteuning in de nieuwe geluidswetgeving. Tot op heden kregen de Brusselse
jeugdhuizen geen positief antwoord van de lokale besturen.
De Vlaamse Gemeenschapscommissie onderzoekt met vzw JHOB wat de beste oplossing voor de
Brusselse jeugdhuizen is en wil antwoord krijgen op volgende vragen:
- Moet elk jeugdhuis beschikken over een volledig meettoestel of kan er voor de jeugdhuizen
gewerkt worden met een aantal vaste en een aantal mobiele systemen?
- 25 -
- Is het praktisch haalbaar dat jeugdhuizen gebruikmaken van het materiaal beschikbaar bij
de uitleendienst van de VGC?
- Kunnen de jeugdhuizen gebruikmaken van de opdrachtencentrale van Leefmilieu Brussel
en zo aan interessantere tarieven de nodige meetinstrumenten aankopen?
Op korte termijn wil de VGC in samenspraak met de gemeenschapscentra en de Brusselse
jeugdhuizen een oplossing zoeken zodat zij voldoen aan de nieuwe regelgeving.
Op dit moment is er geen financiële tegemoetkoming voor de aankoop van de oordopjes voorzien.
Binnen de gemeenschapscentra zijn het aantal activiteiten behorend tot categorie 3 beperkt. Binnen
de jeugdhuizen wordt die analyse op dit moment gemaakt. De aankoopprijs en de afname van deze
oordopjes is te laag om hiervoor een groepsaankoop te organiseren.
De ingebouwde software van de geluidsmeters laten een registratie van de metingen in xml-formaat
toe. De leverancier zal de pc’s configureren waarop de logbestanden op twee verschillende plaatsen
worden opgeslagen. In alle logbestanden wordt een controlesysteem ingebouwd om de geldigheid
van dit logbestand te kunnen controleren. Indien gebruik gemaakt wordt van de juiste
meetsystemen is de administratieve last die gepaard gaat met de registratie dus beperkt.
De VGC en de gemeenschapscentra werden niet betrokken of bevraagd bij de onderhandeling over
dit voorstel en hebben dus geen adviserende rol gehad.
Vraag nr. 9 van 8 februari 2018 van mevrouw Khadija Zamouri
Cultuur: Stripmuur de Kiekeboes
Brussel is dol op strips. Tal van Brusselse muren en gevels werden doorheen de jaren bekleed met
levensgrote stripfiguren. Zo werd ook in 2009 een stripmuur van De Kiekeboes op het Amerikaans
Theater ingehuldigd. Negen jaar later staat de tekening te verkommeren. Een pijnlijk beeld voor
een stad die wereldwijd bekend staat als een stripstad en nog pijnlijker voor de tekenaar zelf.
Ondertussen heeft de Stad Brussel zelf het initiatief genomen om samen met Merho en de federale
minister bevoegd voor het Amerikaans Theater, naar een oplossing te zoeken. Deze stripmuren
vormen een deel van ons Brussels cultureel patrimonium, en daar moet zorg voor worden gedragen.
Werd er in 2009 bij de inhuldiging van de stripmuur ook een onderhoudscontract afgesloten?
Heeft het collegelid zelf ondertussen contact opgenomen met Mehro en de Stad Brussel om de
tekening een waardevolle plek te geven in onze stad?
Kan hij ook meer inlichtingen geven over de toekomst die het, ondertussen leegstaande,
Amerikaans Theater beschoren is?
- 26 -
Antwoord
De VGC was op geen enkele manier betrokken bij de totstandkoming van de stripmuur op het
Amerikaans Theater.
De enige stripmuur waarbij de VGC betrokken was, was bij de Jommekesmuur, die werd
ingehuldigd in 2015. Deze betrokkenheid was vooral financieel/administratief en daarnaast
bemiddelend in de relaties met de uitgever, stad en buurtbewoners. De dossierbehandelaar heeft
een aantal activiteiten voor de lancering van de muur uitgedacht met de uitgever. Zoals aangegeven
is het stripmurenparcours en de realisatie ervan een stedelijk project, dat wordt gedragen en beheerd
door de Stad Brussel.
De VGC concentreert zich op kunstopdrachten in voor het merendeel ‘semi-publieke’ ruimtes in
de eigen gebouwen, waarbij vergunningen door de lokale overheid een kleinere of geen impact
hebben op besluitvorming en realisatie. Een eigen VGC-project dat wel inspeelt op de openbare
ruimte is ‘Vers Brussel’ met de realisatie van voorlopig tien vaste kunstwerken. Deze langlopende
opdracht werd uitbesteed aan Passa Porta omwille van de unieke samenwerking tussen beeldende
kunstenaars en schrijvers. Het volledige parcours ‘Vers Brussel’ zal in de loop van het seizoen
2018-2019 voorgesteld worden aan de pers.
Deze tekening heeft al een zeer waardevolle plek in onze stad. Volgens de pers zijn de bevoegde
personen ondertussen al in gesprek om deze muur in ere te herstellen. Het is dus op dit moment
niet nodig hiervoor stappen te ondernemen.
In verband met het leegstaande Amerikaans Theater moet het collegelid het antwoord schuldig
blijven. Het is federaal minister Jan Jambon die bevoegd is voor het Amerikaans theater, aangezien
hij de portefeuille van de regie der gebouwen heeft.
Vraag nr. 10 van 14 maart 2018 van de heer Paul Delva
Cultuur: Muziek-kunstencentrum Walter in Kuregem
In de beleidsverklaring van de Vlaamse Gemeenschapscommissie staat te lezen dat “met Walter
een nieuw muziek-kunstencentrum in Kuregem verrijst”. Het leek even alsof de VGC zelf een
nieuw kunstencentrum zou oprichten. Na wat opzoekwerk bleek dat het College van de VGC in
december 2016 een projectsubsidie voor Werkplaats Walter goedkeurde, voor een bedrag van
40.000 euro. Deze middelen werden bestemd voor infrastructuurwerken die uitgevoerd moeten
worden.
In een interview met de bezieler van het project van januari dit jaar in BRUZZ staat te lezen dat
sinds vorig jaar verbouwingen bezig zijn aan het voorhuis van het pand, ter hoogte van de Van
Lintstraat. Daar zou een residentieappartement komen voor vier kunstenaars, alsook een conciërge-
appartement en een artiestenbureau. Daarnaast is er dan de renovatie van de concertzaal. Heel wat
plannen met andere woorden.
Waarvoor zullen de gesubsidieerde middelen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie precies
ingezet worden?
- 27 -
Een van de uitgangspunten van Werkplaats Walter is dat het een buurthuis moet worden, een
inclusieve plek waar iedereen welkom is. Heeft de VGC ambities om in dat opzicht meer betrokken
te worden bij de verdere realisatie van het initiatief, mede ook omdat het project letterlijk vermeld
stond in de beleidsverklaring?
Het gemeenschapscentrum van Anderlecht ligt op minder dan twee kilometer van Werkplaats
Walter. Denkt het collegelid dat er bepaalde samenwerkingen mogelijk zouden kunnen zijn in de
toekomst? Welke rol kan de VGC hierin spelen?
Antwoord
De investeringssubsidie van 40.000 euro werd in december 2016 toegekend aan de vzw RAT
Records, voor het initiatief ‘Werkplaats Walter’, in de Van Lintstraat 43-45 in Anderlecht. Deze
werd toegekend als tussenkomst in een geheel van renovatiewerkzaamheden, gericht op het vlak
van veiligheid en toegankelijkheid van het gebouw, een duurzaam en ecologisch gebruik, het
onderverdelen in bepaalde zones en het inrichten van een akoestisch interessante concert- en
repetitieruimte. Bij de renovatie van het pand ligt het accent op duurzame en/of herbruikbare
materialen en uitrusting, het rationaliseren van energie- en waterverbruik en wordt een optimale
toegankelijkheid van de site voor ogen gehouden. De eerste fase, waarbij de plafonds akoestisch
werden geïsoleerd en er een extra atelier voor een beeldend kunstenares werd gebouwd, is
ondertussen afgerond en de tweede fase is van start gegaan.
De reden waarom ‘Werkplaats Walter’ expliciet vermeld werd in de beleidsverklaring is omdat
hiermee wordt aangetoond dat de VGC ook via investeringssubsidies de kunsten versterkt. De
organisatie wil een kunstenwerkplaats worden die Brusselse kunstenaars actief in de jazzmuziek
en in beeldende kunst samenbrengt. Het initiatief komt hiermee tegemoet aan de vraag naar meer
werkplekken en repetitieruimtes in Brussel. Daarnaast zal ‘Werkplaats Walter’ ook expositie- en
podiumruimte bieden, kantoren verhuren aan sociale organisaties, en woonruimte voor bezoekende
artiesten uitbaten. Het beoogt met deze werking jong talent te ondersteunen, nieuwe
samenwerkingen te faciliteren, en de Brusselse traditie in de vrije muziek te bestendigen. Het zal
de hand reiken naar het onderwijs en de buurt, door contact tussen de kunstenaars en de wijk te
stimuleren.
‘Werkplaats Walter’ plant zich actief in de wijk in. Het is niet de bedoeling dat de VGC dit voor
of in de plaats van de initiatiefnemer gaat doen; wel wordt ook het Nederlandstalig werkveld uit de
buurt betrokken met onder meer de Academie voor Beeldende Kunsten. Daarnaast wil men, na de
renovatie, ook inzetten op publieksactiviteiten of projecten gericht op de buurt door de kunstenaars
die een atelier huren of in residentie zijn. Ook projecten met kinderen zullen deel uitmaken van de
werking. Het zal dus door dat soort projecten zijn dat de inbedding in de buurt verder op organische
wijze gestalte krijgt.
Tot nu toe is er nog geen samenwerking gepland met GC De Rinck, maar het gemeenschaps-
centrum is een goede partner om nieuwe bruggen te bouwen. In de gesprekken van de administratie
en het kabinet met ‘Werkplaats Walter’ werd dit mondeling ook al aangegeven.
- 28 -
Vraag nr. 11 van 14 maart 2018 van de heer Paul Delva
Cultuur: Scholenwerking van de gemeenschapscentra
De 22 Brusselse gemeenschapscentra ontwikkelen voor kinderen in het kleuter- en lager onderwijs,
maar ook voor leerlingen secundair onderwijs, verschillende culturele activiteiten. Op die manier
wordt cultuur laagdrempelig aangeboden aan elk kind in het Brussels Nederlandstalig onderwijs.
Jaarlijks worden hier tienduizenden kinderen mee bereikt.
De activiteiten, gaande van voorstellingen over workshops tot bezoeken aan musea, worden zo
mogelijk gecombineerd met lesinhouden en educatieve suggesties.
Kan het collegelid een overzicht geven van het aantal bereikte jongeren in de jaren 2015, 2016 en
2017? Kan hier een opsplitsing in gemaakt worden tussen leerlingen basisonderwijs en leerlingen
secundair onderwijs?
Is er eveneens een overzicht van het aantal deelnemers aan activiteiten per gemeenschapscentrum?
Welke gemeenschapscentra bieden een aanbod aan voor basisonderwijs en welke voor secundair
(of beide)?
Vooral bij de scholenwerking voor secundair onderwijs staat de eigen inbreng van jongeren
centraal: hoe gebeurt dit concreet? Hoe wordt daarnaast nog specifiek extra ingezet op omkadering,
maatwerk, voor- en nabesprekingen, verdiepende gesprekken en verdere begeleiding?
Antwoord
De scholenwerking van de gemeenschapscentra bereikt de kinderen uit het Nederlandstalige
Brussels kleuter-, lager en secundair onderwijs.
De cijfers zijn een weergave van de werking per boekhoudkundig jaar (1 januari – 31 december)
voor de periode 2015-2017. De hoge cijfers in 2016 en de lagere in 2017 moeten genuanceerd
worden aangezien de scholenwerking bekeken wordt per schooljaar (1 september – 30 juni). In die
zin kan het perfect zijn dat, ondanks verschillen per boekjaar, het aanbod per schooljaar wel
vergelijkbaar was. (bijlage 2)
Er dient wel omzichtig omgegaan te worden met deze cijfers en met mogelijke conclusies op het
niveau van een gemeenschapscentrum.
De Markten bijvoorbeeld zet expliciet niet in op een programmatie voor scholen, gelet op de grote
aanwezigheid van belangrijke kunstenhuizen in de Vijfhoek. Als ze dat toch doen, is dat om in te
zetten op kunsteducatieve activiteiten, gekenmerkt door een grote arbeidsintensiviteit en lage
deelnamecijfers (een workshop met een beeldende kunstenaar kan door pakweg 15 leerlingen
gevolgd worden, een theatervoorstelling door 250).
- 29 -
Ook de hoeveelheid scholen op het grondgebied van een gemeente heeft een impact. Evenals de
beschikbaarheid van een zaal die het toelaat grotere groepen te ontvangen of niet. Verbouwingen
of tijdelijke inhoudelijke heroriëntaties hebben uiteraard ook een impact.
Er zijn dus heel wat parameters die maken dat deze cijfers moeilijk te interpreteren of te vergelijken
zijn.
Van de 22 gemeenschapscentra hebben er 20 gemeenschapscentra een aanbod voor kleuter- en
lager onderwijs. Een aantal centra hebben tevens een aanbod voor het secundair onderwijs. Waar
er een beperkt aanbod is, gaat dit meestal over filmvoorstellingen.
Vijf centra programmeren actief voor leerlingen uit het secundair onderwijs, met name De Rinck
en de centra van Regio Noord (Everna, De Kriekelaar, De Linde en Ten Noey).
Er zijn een aantal zaken die een andere aanpak vergen bij het programmeren met en voor jongeren
in het middelbaar onderwijs ten opzichte van het basisonderwijs.
- Jongeren uit het middelbaar onderwijs hebben niet meer een leerkracht voor het hele jaar
maar verschillende leerkrachten voor verschillende vakken, wat maakt dat
schoolvoorstellingen overdag (dus tijdens lesuren) complexer worden qua praktische
organisatie;
- Jongeren uit het middelbaar onderwijs hebben ook al een eigen visie en idee over een aantal
zaken, of zijn die aan het ontdekken en het testen, wat maakt dat betrokkenheid een
belangrijk aandachtspunt is;
- Het uitbouwen van een relatie met de school en haar leerlingen is door bovenstaande
elementen tijdsintensiever;
- Het gaat ook meestal om duurdere voorstellingen (maar dat is zeker geen algemene regel);
- Wanneer er voldoende tijd naartoe kan gaan, komt de keuze tussen school (leerlingen en
leerkrachten) en programmator in een gesprek tot stand;
- Sommige GC kunnen hier meer in investeren dan andere, door de aanwezigheid van de
scholen die daarvoor open staan, door de individuele contacten met leerkrachten die
daarvoor open staan, door bijvoorbeeld specifieke ontmoetingsmomenten met betrekking
tot de scholenprogrammatie of door de specifieke kennis van de programmator van een
aanbod dat relevant is voor de betrokken jongeren;
- Een aantal GC investeren in het gesprek met de aanwezige jongeren. Dat levert op. Dat is
niet in cijfers te vatten. Het gaat om een kwalitatieve aanpak waarbij er participatief tewerk
wordt gegaan. Doel is tot een gezamenlijke keuze van de voorstelling te komen.
- Naar volgend seizoen toe zien we een nieuwe trend of tendens: programmatoren beginnen
projecten op te pikken die gerealiseerd worden door jongeren zelf. In een aantal GC lopen
er talentdetectietrajecten die soms resulteren in projecten die getoond kunnen worden in
andere GC. Daar wordt reeds een aantal jaar in geïnvesteerd en het lijkt erop dat dit ook een
- 30 -
impact begint te hebben op de programmatie voor de scholen. Het mooie hiervan is dat er
verhalen van onze Brusselse jongeren, door onze Brusselse jongeren aan andere Brusselse
jongeren verteld worden. Een voorbeeld dat het belang hiervan aantoont, is de voorstelling
die Farbod Fathinejad maakte en vertelt over het hoe en het waarom van zijn tocht van Iran
naar België. Een specifieke scène daarin verbeeldt hoe zijn moeder mishandeld wordt door
de Iraanse Revolutionaire Garde, ook gekend als hun zedenpolitie, omdat ze weigerde een
hoofddoek te dragen. De impact daarvan, wanneer dat verteld wordt door een Brusselse
jongere, die uit eigen ervaringen put, en die spreekt tot zijn gelijken, is niet te onderschatten.
De gemeenschapscentra zijn plekken waar jongeren terecht kunnen, en langzaam en zonder druk
hun eigen stem kunnen leren ontdekken. Soms zitten daar parels tussen die zich met het
professionele circuit kunnen meten. Het spreekt voor zich dat dit soort uitzonderlijke werkingen
niet zomaar uitgerold kan worden over de 22.
- 31 -
BIANCA DEBAETS,
COLLEGELID BEVOEGD VOOR WELZIJN, GEZONDHEID, GEZIN EN GELIJKE KANSEN
Vraag nr. 3 van 15 december 2017 van mevrouw Khadija Zamouri
Ambtenarenzaken: Welzijn personeel VGC
In zijn beleidsverklaring heeft het College zich geëngageerd om werk te maken van een efficiëntere
en transparantere werking van de VGC. In dezelfde beleidsverklaring staat dat “de
organisatiecultuur binnen de VGC dient er een te zijn die de medewerkers positief ondersteunt om
de doelstellingen van de VGC te realiseren. In de dagelijkse werking van de VGC hebben
leidinggevenden een voorbeeldfunctie bij het verhelderen, concretiseren en levendig houden van
de gewenste organisatiecultuur”.
Echter, sinds een paar weken is via verschillende kanalen te horen dat steeds meer personeelsleden
van de VGC te kampen hebben met een burn-out. De VGC is het kloppend hart van onze
Nederlandstalige voorzieningen in Brussel. Het is onze taak om van de VGC een stimulerende
werkomgeving te maken. Daarom moeten we blijven investeren in een permanente
tevredenheidsenquête bij het personeel alsook de opvolging ervan.
Hoe kunnen medewerkers die aangeworven worden op niveau C en D hun werkomgeving en
werksfeer evalueren, alsook hun leidinggevenden?
Hoe worden A- en B-niveaus geëvalueerd? Waaruit bestaat deze evaluatie?
Welke maatregelen werden sinds deze legislatuur getroffen om het welzijn en welbevinden van de
VGC-medewerkers te bevorderen?
Kan het collegelid een overzicht geven van het aantal medewerkers dat de voorbije vier jaren ziek
is gevallen?
Wat zijn de resultaten van de tevredenheidsenquête van de voorbije vier jaren?
Antwoord
De Vlaamse Gemeenschapscommissie streeft ernaar een omgeving te creëren waarin alle
werknemers kunnen werken in een aangename, positieve en stimulerende sfeer waarin optimaal
kan samengewerkt worden met wederzijds respect voor ieders doen en zijn.
De wetten van 28 februari 2014 en van 28 maart 2014 en het koninklijk besluit van 10 april 2014
tot aanvulling en wijziging van de wetgeving inzake het welzijn van de werknemers, zijn ook van
toepassing op de administratie.
Nieuwe medewerkers, ongeacht hun niveau, kennen een inwerktijd van zes (niveau D en C) tot
twaalf maanden (niveau B en A). Tijdens deze periode heeft er driemaandelijks een
functioneringsgesprek plaats tussen de medewerker en zijn leidinggevenden; op het einde van de
- 32 -
inwerktijd heeft er een samenvattend functioneringsgesprek plaats. De medewerker kan tijdens
deze formeel vastgelegde momenten aan zijn leidinggevenden aangeven op welke positieve of
negatieve manier elementen uit de werkomgeving en werksfeer het eigen functioneren
beïnvloeden. Hier dient ook gewezen te worden op de functie van de peter-/meterschappen: dankzij
een peter of meter wordt een nieuwe medewerker gemakkelijker opgenomen in een groep, leert de
nieuwe medewerker op een informele manier de bedrijfscultuur van de organisatie kennen, maar
kan hij ook op een informele manier vragen stellen over de werkplek en de werksfeer.
Alle medewerkers, ongeacht hun niveau, worden jaarlijks geëvalueerd. Tijdens dit formele
evaluatiegesprek kan de medewerker aan zijn leidinggevenden aangeven op welke positieve of
negatieve manier elementen uit de werkomgeving en werksfeer het eigen functioneren
beïnvloeden.
Medewerkers kunnen uiteraard ten allen tijde informeel hun leidinggevenden aanspreken over door
hen vastgestelde pijnpunten in hun werkomgeving en werksfeer. Daartoe wordt vorming
georganiseerd over o.a. ‘assertief en weerbaar zijn’, ‘overtuigend communiceren’ en ‘verbindend
communiceren’. Deze tools helpen medewerkers om met hun leidinggevenden het gesprek aan te
gaan over eventuele pijnpunten met betrekking tot de werkplek en de werksfeer.
Tweejaarlijks heeft een tevredenheidsonderzoek plaats waarvoor alle medewerkers, ongeacht hun
niveau, worden uitgenodigd deel te nemen. Via een anonieme bevraging wordt gepeild naar het
welbevinden van de personeelsleden, volgens hun plaats van tewerkstelling. De resultaten worden
per onderdeel van de organisatie besproken door de betrokken leidinggevenden en dienen door die
leidinggevenden verder opgevolgd te worden (i.s.m. directie Personeel en HRM).
Medewerkers die onwelzijn ondervinden op hun werkplek, kunnen ook terecht bij de directie
Personeel en HRM - sociale dienst, bij de vertrouwenspersonen of bij de externe preventieadviseur
psycho-sociale risico’s.
Voor de evaluatie van de mandaathouders geldt dat “het College rekening kan houden met de
informatie van de onder het gezag van de mandaathouder staande personeelsleden” (artikel 2.4.20,
lid 7 van het collegebesluit nr. 20162017-0664 van 30 maart 2017 houdende de
rechtspositieregeling van het personeel van de administratie van de Vlaamse Gemeenschaps-
commissie). Concreet gebeurt dit via een 360°-bevraging van deze personeelsleden via een extern
bureau.
De jaarlijkse functioneringsevaluaties voor alle niveaus (A, B, C en D) worden georganiseerd in
de maanden januari, februari en maart. De procedure voor de functioneringsevaluaties is bepaald
in de artikelen 2.4.1 t.e.m. 2.4.17, 2.4.24 en 2.4.25 van het collegebesluit nr. 20162017-0664 van
30 maart 2017 houdende de rechtspositieregeling van het personeel van de administratie van de
Vlaamse Gemeenschapscommissie. Voor de mandaathouders (leidend ambtenaar, (algemeen)
directeur, entiteitsverantwoordelijke, deskundige-coördinator) geldt een specifieke regeling
(artikelen 2.2.49 t.e.m. 2.2.51).
Het basisprincipe is een jaarlijkse evaluatie via een gesprek en een hieraan gekoppeld verslag. De
geëvalueerde kan opmerkingen formuleren en heeft recht op een beroepsprocedure.
- 33 -
De jaarlijkse functioneringsevaluatie wordt opgevat als ontwikkelingsinstrument, zowel van de
competenties die als te zwak werden beoordeeld, als van de competenties/talenten die in sterke
mate aanwezig zijn en voor de VGC in het algemeen kunnen worden ingezet. De evaluatie is een
moment waarop de leidinggevende het personeelslid op een positieve manier kan coachen,
ondersteunen en, indien nodig, bijsturen. Statutaire en contractuele personeelsleden worden gelijk
behandeld wat betreft de gevolgen van de beoordeling, wie wordt geëvalueerd, wie mag evalueren
en welke de beroepsmogelijkheden zijn.
De beoordeling van de evaluatie is ofwel ‘goed’ ofwel ‘onvoldoende’. Deze beoordeling wordt
tijdens het gesprek meegedeeld en in het verslag geschreven.
‘goed’: er worden afspraken gemaakt voor het komende jaar over opdrachten en taken, en over de
groei- en ontwikkelingsdoelstellingen en voorgestelde acties hiertoe;
‘onvoldoende’: bij een eerste ‘onvoldoende’ die definitief is, wordt een traject opgestart om het
functioneren te begeleiden en te remediëren. Bij een tweede opeenvolgende ‘onvoldoende’ die
definitief is, gaat het College over tot ontslag.
Tijdens deze legislatuur werden volgende projecten/maatregelen uitgewerkt:
- uitwerken van een onthaalbeleid: opstellen van een draaiboek wie, wat, wanneer opneemt bij de
indiensttreding van een nieuwe medewerker; in ditzelfde kader past het uittekenen van het peter-
/meterschap waarbij een nieuwe medewerker een collega als peter/meter toegewezen krijgt die
hem op informele wijze kennis laat maken met de werkomgeving en de collega’s;
- uitbouw van een volwaardige sociale dienst die ondersteuning biedt aan medewerkers die
problemen hebben op de werkvloer;
- uitbouw van een ziekteverzuimbeleid waarbij o.a. tweemaal per jaar met de leidinggevende de
ziektecijfers worden besproken van zijn organisatieonderdeel, zodat oorzaken en mogelijke
remediëring in kaart kunnen worden gebracht, en waarbij de leidinggevende geresponsabiliseerd
wordt om bijv. verzuimgesprekken te houden (waarbij ‘verbindend’ naar de oorzaak wordt
gezocht en de mogelijke remediëring hieraan), telefonisch contact op te nemen…;
- project ‘stilstaan geeft veerkracht’ in bepaalde organisatieonderdelen, samenwerking met
betterminds@work voor het opstellen en implementeren van een ‘actieplan’ stress en burn-out
(2018);
- uitbouw van een reïntegratiebeleid waardoor langdurig zieke personeelsleden gedurende zes tot
twaalf maanden kunnen terugkeren naar de werkvloer met een aangepast uurrooster, een
aangepaste functieinhoud, een aangepaste werkplek;
- vormingssessies ’welzijn op het werk’ inclusief duiding van de werking van de
vertrouwenspersonen en externe preventieadviseur psycho-sociale risico’s (verplicht voor
nieuwe personeelsleden), ‘racisme, niet in mijn team’.
In 2017 zijn er bij de administratie in totaal 815 personeelsleden (in hoofden geteld) aan het werk
geweest. 243 onder hen zijn niet ziek geweest en 572 zijn ziek geweest (met ziekteperiodes tussen
1 en 246 werkdagen).
- 34 -
De resultaten van de (eerste) tevredenheidsenquête in 2012 werden in een globaal rapport voor de
totaliteit van de VGC verwerkt. Dit rapport werd teruggekoppeld aan de personeelsleden van de
VGC (inclusief managementcomité en de vakorganisaties).
Op basis van het globaal resultatenrapport van ISW Limits en de deelrapporten is de directie
Personeel en HRM op zoek gegaan naar “algemene” knelpunten binnen de VGC. Deze knelpunten
gelden voor de VGC algemeen en kwamen bij de meeste diensten als werkpunt naar voren. De
knelpunten werden in zes pijlers (Stress – Loopbaan – Beleid – Leidinggeven – Vergaderen –
Communicatie) gegroepeerd omdat er een samenhang bestaat en om zo gericht acties te kunnen
nemen op organisatieniveau.
In opvolging van de eerste tevredenheidsenquête werden, naast het reeds gevoerde HRM-beleid
(o.a. uitbreiden van het vormingsaanbod) een aantal specifieke acties ondernomen die tegemoet
kwamen aan een aantal van deze organisatiebrede werkpunten, in het bijzonder de pijler Loopbaan:
organisatie van examenprocedures op alle niveaus om te komen tot een duurzame tewerkstelling
en om kansen tot bevordering te bieden (2014 en 2016); invoering van telewerken om de
verhouding tussen werk en privé te optimaliseren (2013); invoering van motiverende
loopbaanmogelijkheden (2015).
Eind 2016 werd door IDEWE een (tweede) tevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Van de 1.037
personeelsleden (administratie en eigen onderwijsinstellingen) vulden er 600 de vragenlijst in.
Op basis van de resultaten stelde IDEWE dat er bij de VGC geen sprake is van een verhoogde
psychosociale belasting. Op heel wat (on)welzijnsindicatoren wordt er significant beter gescoord
in vergelijking met de benchmark (distantie en bevlogenheid, ongewenst grensoverschrijdend
gedrag op het werk, functiezekerheid, rolconflict, beslissingsruimte, ontplooiingsmogelijkheden,
sociale steun leidinggevende, sociale steun collega’s, inspraak en procedures) waardoor er kan
gezegd worden dat de werknemers bij de VGC gemotiveerd en bevlogen aan het werk gaan.
Ziekteverzuim is wel een belangrijk aandachtspunt in de organisatie. Sommige werknemers geven
ook aan dat hun work-life interference niet goed zit. En op vlak van arbeidsomstandigheden wordt
er slechter gescoord op lawaai en temperatuur (administratiehuis).
Dit tevredenheidsonderzoek werd voorgesteld aan de verschillende (algemene) directies, de
entiteiten en diensten. De nodige acties om de aandachtpunten weg te werken zijn opgestart:
uitbouw van een ziekteverzuimbeleid en een reïntegratiebeleid; verdere doorstart van een stress-
en burn-out beleid; vormings- en coachingssessies in functie van de gedetecteerde pijnpunten;
herinrichting van het administratiehuis, waardoor aan klachten als lawaai en temperatuur kan
gewerkt worden.
- 35 -
BIJLAGE 1
Hieronder een lijst met de subsidiebedragen per school voor de schooljaren 2016-2017 en 2017-
2018, waarvan sprake in het antwoord op de schriftelijke vraag nr. 4 (blz. 2).
School Subsidie
2016-2017
Subsidie
2017-2018
CLW Brussel 6.000 3.650
BSGO De Kleurdoos 3.000
Hoofdstedelijk Atheneum Karel Buls 3.650
Imelda-Instituut 7.300 7.300
Instituut Anneessens-Funck 14.600 14.600
Maria-Boodschaplyceum 5.250 4.000
GVBS Sint-Ursula 2.650
Maria Assumptalyceum 7.300 7.300
GBS De Kriek 3.800 4.000
GO! Atheneum Emanuel Hiel 14.600 14.600
Sint-Lukas basisschool 5.000 3.000
BSGO ’t Regenboogje 8.000 6.000
GVBS Lutgardis 5.800 5.000
Basisschool Lutgardis 4.350 4.000
BSGO De Wimpel 6.000 4.000
BSGO De Balder 3.200 4.000
BSGO De Bron 3.200 4.000
Cardijnschool 7.300 7.300
GBS Dertien 3.000
GBS Veeweide 5.800 3.000
GVBS Sint-Guido 3.650 3.650
GVBS Sint-Pieter 3.650 3.650
Lucernacollege Brussel 7.300 7.300
Nightingale, school voor verzorging 7.300
Scholengemeenschap Sint-Pieter en Sint-Guido 3.000
Sint-Guido-Instituut 14.600 14.600
Abrusco vzw 70.000 75.000
Atheneum GO! for Business 7.300 7.300
GBS De Knipoog 4.000 4.000
GBS Paloke 4.000 4.000
GBS Regenboog 5.750 4.000
GBS Windekind 5.150 4.000
GBS Windroos 3.250 4.000
GVBS Sint-Martinus 2.000 3.000
Imelda basisschool 2.750 4.000
LSGO Toverfluit 4.600 4.000
- 36 -
Sint-Albertschool 1.900 3.000
Sint-Karelschool 3.600 4.000
GVBS Vier Winden 4.550 4.000
GBS De Kadeekes 3.000
Instituut van de Ursulinen 2.900 3.000
BSGO Zavelberg 1.500 3.000
BSGO Zavelput 3.000 3.000
CLW Castor 7.300 7.300
GBS De Knapzak 2.900 2.000
KTA Zavelenberg 14.600 14.600
Sint-Albertusschool 1.500 2.000
Sint-Jozefsschool 1.500 2.000
GVBS Heilig-Hartcollege 3.650 3.650
GO! technisch Atheneum Jette 9.450 14.600
Heilig-Hartschool 10.300 9.650
Sint-Michielsschool 3.000 3.000
GVBS Sint-Pieterscollege 9.000 7.000
GBS Vande Borne 2.700 3.000
Basisschool De Wegwijzer 3.000
GBS Everheide 1.500
BSGO! Papageno 2.000
Sint-Jozefsschool 1.500
GVBS Onze Lieve Vrouw 3.000 2.000
CLW Don Bosco Woluwe 14.600 14.600
GVBS Sint-Juliaan – De Vlindertuin 1.500
Lutgardiscollege 7.300 7.300
GVBS Angelusinstituut 5.800 3.000
- 37 -
BIJLAGE 2
Hieronder een tabel met de scholenwerking per boekhoudkundig jaar (1 januari – 31 december)
voor de periode 2015-2017, waarvan sprake in het antwoord op de schriftelijke vraag nr. 11 (blz.
28).
- 38 -
REGISTER
Nr. Datum Vraagsteller Onderwerp Blz.
GUY VANHENGEL,
COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR BEGROTING, ONDERWIJS, VORMING EN STUDENTENZAKEN
4 15.12.2017 Jef Van Damme Het programma Preventie Schoolverzuim 2
5 15.12.2017 Johan Van den Driessche Vergaderingen van de Vlaamse schepenen en OCMW-
voorzitters met het College
2
6 08.11.2017 Johan Van den Driessche Het plaatsen van gevelborden met het N-logo 3
7 02.02.2018 Jef Van Damme Aandacht voor de noden van kansarme jongeren 5
8 08.02.2018 Carla Dejonghe De EHBO-opleiding van leerkrachten en schoolpersoneel 8
9 15.03.2018 Jef Van Damme Inschrijvingssysteem middelbaar onderwijs 10
PASCAL SMET,
COLLEGELID BEVOEGD VOOR CULTUUR, JEUGD, SPORT EN STEDELIJK BELEID
4 12.12.2017 Carla Dejonghe Hervorming van het Vlaamse bibliotheeknetwerk en de
gevolgen hiervan voor Brussel
12
5 15.01.2018 Annemie Maes Vergoedingen vergaderingen 14
6 25.01.2018 Johan Van den Driessche De doorlichting van Muntpunt
16
7 01.02.2018 Paul Delva De werking van de Paspartoe 17
8 07.02.2018 Carla Dejonghe De gewestelijke campagne tegen geluidsoverlast Happy
Ears en de effecten daarvan voor gemeenschapscentra en
jeugdhuizen
22
9 08.02.2018 Khadija Zamouri Stripmuur de Kiekeboes 25
10 14.03.2018 Paul Delva Muziek-kunstencentrum Walter in Kuregem 26
11 14.03.2018 Paul Delva Scholenwerking van de gemeenschapscentra 28
BIANCA DEBAETS,
COLLEGELID BEVOEGD VOOR WELZIJN, GEZONDHEID, GEZIN EN GELIJKE KANSEN
3 15.12.2017 Khadija Zamouri Welzijn personeel VGC
31