Vijftig jaar Inspectie voor het Brandweerwezen, deel 4 (pag. 125-222)

100
in Vught, terwijl het depot in Crailo werd gevestigd. Met ingang van 1963 werd het KMC ingedeeld bij de Landmacht. Op dat moment was de organisatie zodanig opgebouwd, dat men na mobilisatie in staat was om per uur ongeveer 5000 personen uit ingestorte huizen te bevrijden, aan 2500 gewonden eerste- hulp te verlenen en 100 000 000 liter bluswater te geven. Het materieel werd verspreid over 16 depots in het land, terwijl in Crailo de opleiding van de (meestal op herhaling komende) militairen plaats vond. Voor de inspectie was door de BB-organisatie nog een ander soort werk ontstaan. De vrijwilligers van de kringorganisatie, die bij de brandweer van de BB waren ingedeeld, moesten worden opgeleid. Ook de bedrijfsbrandweren, die als onderdeel van de verplichte Bedrijfszelfbescherming (BZB) werden opgericht, dienden te worden onderricht en de gemeentelijke brandweren, die na het uitroepen van de staat van paraatheid werden geïncorporeerd in de BB-organisatie, moesten worden voorbereid op het speciale vak van oorlogsbrandbestrijdïng. De organisatie van al die brandweeropleidingen en het samen- stellen van de leerstof daarvoor betekende lange tijd een zware druk voor de secties organisatie en opleiding van de inspectie. Op 1 februari 1953 werd ons land getroffen door een zware overstromingsramp. De BB was op dat moment nog in oprichting en kon als organisatie nog weinig uitrichten. De omvangrijke oorlogs-rampenbestrijdingsorganisatie had bij die ramp zijn mogelijkheden goed kunnen demonstreren. De werving van de BB-vrijwilligers kreeg door dit besef wel een extra impuls, maar door het (gelukkig) uitblijven van vergelijkbare rampen én van de verwachte oorlog begon in de tweede helft van de jaren vijftig het verloop groot te worden. Ook de opmerkingen en publiciteit uit bepaalde hoeken deed de BB geen goed en in de loop van de jaren werd het apparaat steeds kleiner, maar ook steeds gedetailleerder georganiseerd. Daardoor bleef er voor de kringbesturen en BB-hoofden steeds minder ruimte over voor

Transcript of Vijftig jaar Inspectie voor het Brandweerwezen, deel 4 (pag. 125-222)

in Vught, terwijl het depot in Crailo werd gevestigd.Met ingang van 1963 werd het KMC ingedeeld bij de Landmacht.Op dat moment was de organisatie zodanig opgebouwd, dat menna mobilisatie in staat was om per uur ongeveer 5000 personenuit ingestorte huizen te bevrijden, aan 2500 gewonden eerste-hulp te verlenen en 100 000 000 liter bluswater te geven.Het materieel werd verspreid over 16 depots in het land, terwijlin Crailo de opleiding van de (meestal op herhaling komende)militairen plaats vond.Voor de inspectie was door de BB-organisatie nog een andersoort werk ontstaan. De vrijwilligers van de kringorganisatie, diebij de brandweer van de BB waren ingedeeld, moesten wordenopgeleid. Ook de bedrijfsbrandweren, die als onderdeel van deverplichte Bedrijfszelfbescherming (BZB) werden opgericht,dienden te worden onderricht en de gemeentelijke brandweren,die na het uitroepen van de staat van paraatheid werdengeïncorporeerd in de BB-organisatie, moesten wordenvoorbereid op het speciale vak van oorlogsbrandbestrijdïng.De organisatie van al die brandweeropleidingen en het samen-stellen van de leerstof daarvoor betekende lange tijd een zwaredruk voor de secties organisatie en opleiding van de inspectie.Op 1 februari 1953 werd ons land getroffen door een zwareoverstromingsramp. De BB was op dat moment nog inoprichting en kon als organisatie nog weinig uitrichten.De omvangrijke oorlogs-rampenbestrijdingsorganisatie had bijdie ramp zijn mogelijkheden goed kunnen demonstreren. Dewerving van de BB-vrijwilligers kreeg door dit besef wel een extraimpuls, maar door het (gelukkig) uitblijven van vergelijkbarerampen én van de verwachte oorlog begon in de tweede helft vande jaren vijftig het verloop groot te worden. Ook de opmerkingenen publiciteit uit bepaalde hoeken deed de BB geen goed en inde loop van de jaren werd het apparaat steeds kleiner, maar ooksteeds gedetailleerder georganiseerd. Daardoor bleef er voor dekringbesturen en BB-hoofden steeds minder ruimte over voor

'U. ;•> .-' M<t " • LK N

Het ministerie van Binnenlandse

Zaken liet de wenken huis aan hui '

verspreiden door heel Nederland

eigen 'beleid', hetgeen ook de motivatie van die delen van de BBniet ten goede kwam.De situatie in Nederland was echter niet uniek. Ook in de onsomringende landen nam de belangstelling voor een vrijwilligeverbintenis bij een bescherming-bevolkingsorganisatie af.In Engeland, dat tot lichtend voorbeeld voor Nederland hadgediend, werd de vrijwilligersorganisatie van de 'Civil Defense' alaan het einde van de jaren zestig opgedoekt.Ook de omschakeling op hulpverlening in vredestijd bracht voorde BB geen redding en in 1981 werd zelfs besloten tot devolledige opheffing ervan.Evenals de LBD (luchtbeschermingsdienst) roept de BB over hetalgemeen vele, niet altijd positieve herinneringen op.Toch is er veel goeds van de BB gekomen. Vele leden van deorganisatie hebben er nuttige kennis en diploma's aan te danken(EHBO, brandweer enzovoort), die ook in het dagelijkse levenvan pas komen. Vele bestuurders hebben, min of meer nood-gedwongen, leren denken in groter verband bij de organisatievan de hulpverlening en talloze nuttige contacten zijn in de loopder jaren tot stand gebracht, die ook heden nog hun vruchtenafwerpen.De geschiedenis zal het laatste oordeel geven.

VOOR

' * " v c

'Of

op dn wenken V*MW do 1ïd^oï&enninG£ 170x1 nw j^enin ©TI SUW

DIENST

WEN

VOOR DE BESCHERMING

VAN UW GEZIN EN UZELF

1 *«».»'•

tv

3rf'o

Opleiden, en nog eens opleidenAls opvolger van de in 1952 overleden hoofdinspecteur VanBoven werd per 16 november 1952 de generaal van het KNILD.R.A. van Langen benoemd. Deze was een jaar daarvoor alrijksinspecteur BB in de provincies Gelderland en Overijsselgeworden, zodat de door Van Boven ingezette ondersteuningvan de opbouw van de BB was verzekerd. De voortzetting vanhet beleid werd ook gesuggereerd door het feit, dat Van Langenten tijde van zijn benoeming net zo oud was als Van Boven bijzijn overlijden. Ook kon worden vastgesteld, dat hij dezelfdeinnemende persoonlijkheid als Van Boven bleek te bezitten.In ieder geval werd met even grote voortvarendheid hetopleidingsprobleem aangepakt. Na de oorlog waren door debemiddeling van de inspectie grote hoeveelheden Engelsmaterieel verspreid onder met name de slecht uitgerustebrandweerkorpsen.

Snel was daarbij duidelijk geworden, dat door bedieningsfoutenveel storingen ontstonden, zodat een uitgebreid instructie-programma voor pompbedienden werd opgestart.

D.R.A. van Lang<

Onderafdeling Brandweer/Inspectie voor het Brandweerwezen - 1952

SecTechniKeurin

ie IIche- ensdwnst

Plv. Chef/Hoofdinspecteur

SecPrev Opleiding

Districten

Ook voor bevelvoercnden was, na het jammerlijke wegvallen vande Rijksbrandweerschool in 1948, een opleiding ontworpen, aande hand van de oude losbrieven uit de bezettingstijd, hand-boeken door bepaalde districtsinspecties samengesteld en laterde door Vermande uitgegeven handleiding.Gehoopt was dat daardoor de kennis, die zelfs bij de kleinerekorpsen noodzakelijk was, zich als een olievlek over het land zou

MK t-ehresl J de Roos

127

1INI5TERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Handleidingvoor de

brandweer

0 ™

i

Bescherming

Leidraad

Brandweer

Bevolking

verspreiden. In veel gemeenten werd daarvan echter de noodzaakniet gezien en dus werden ook de fondsen niet ter beschikkinggesteld.Het waren hier met name de districtsinspecteurs, die veel tijdmoesten steken in het overreden van gemeentebesturen en hetvervolgens organiseren van de cursussen zelf.Ook de opleiding van de brandweer-vrijwilligers in de BB eisteveel tijd en werk, waarbij men vaak overdag de BZB-korpsenmoest onderrichten en 's avonds de kring-vrijwilligers.Vanaf 1953 konden de cursussen min of meer éénduidig wordengegeven. In de eerste tien jaar na de Brandweerwet werden door,of met medewerking van de inspectie in totaal 27 759 manopgeleid, waarvan 5% beroeps-, 45% bedrijfs- en 50%vrijwillige- of plichtbrandweerliedcn. Het gros daarvan, 19 719,werd opgeleid voor het diploma brandwacht 2e klasse, 4627voor brandwacht Ie klasse en 2240 tot chauffeur-pompbediener.

Aanvankelijk werden alleen getuigschriften uitgereikt, maar vanaf1954 werden examencommissies ingesteld en werd begonnenmet de uitgifte van rijksdiploma's. De controle en administratievan die rijksdiploma's lag natuurlijk bij de overheid, die daaraanzijn naam verbond, het Rijk. Spoedig moesten voor dat doel danook de bezettingen van de districtsinspecties worden uitgebreid.Op het centraal bureau werd intussen naarstig gewerkt aan deleerstof, die vervat werd in de 'handleiding voor de brandweer',waarvan de eerste druk in 1955 en de tweede in 1957 verscheen.Hoc zorgvuldig die handleiding was samengesteld, demonstreertwel het feit dat de handleiding van 1957 in 1975 nog eens werdherdrukt en dat de opleiding en examinering nog steeds aan dehand van dit boekwerk plaatsvond.De handleiding, bestaande uit twee boeken met rode kaft, kreegal snel de naam Lhet rode boek' en werd als zodanig het bekendstebrandweerboek in Nederland. Zelfs een Chinees boekwerkje metdezelfde bijnaam is niet zo lang populair geweest. In het rodeboek was de leerstof tot en met hoofdbrandwacht opgenomen enhet diende als basis voor de officiële examens, die vanaf 1957overal in den lande georganiseerd werden.In het kader van de BB verscheen eveneens in 1957 een leidraadvoor de brandweer, waarbij de nadruk vooral op oorlogs-organisatie en -brandbestrijding lag. Het gebruik van de daarvoorspeciaal benodigde en aangeschafte grote brandslangen voorwatertransport over grote afstanden werd in schema gebracht,gedrukt en in grote getale verspreid.Voor de opleiding van het middenkader werd nog lange tijdgebruik gemaakt van de losbladige Vermande-uitgave'Brandbestrijding voor bevelvoerenden bij de brandweer' eneigen stencils. Op 4 februari 1958 kon het eerste examen voordeel A van de opleiding voor bcroeps-ondcrbrandmccsterworden genoteerd. Als vervolg op de in Badhoevedorp gehouden

129

cursussen werd op 1 september 1958 de stichting Brandweer-opleiding opgericht, uitgaande van de provinciale brandweer-bonden in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. De daar-aan verbonden Brandweerschool werd op 30 september 1958door de burgemeester van Amsterdam geopend en was ingerichtin het instructiegebouw van de Amsterdamse brandweer aan deLepelstraat. Hoewel door het slechte "weer tijdens die opening degeplande demonstraties geen doorgang konden vinden, viel hetsucces van de school niet in het water. Tot de invoering van delandelijke opleidingen heeft de Amsterdamse brandweerschoolvele bevelvoerders en instructeurs mogen afleveren.Het was ook een teken, dat de inspectie niet langer alleen stondin zijn pogingen het opleidingspeil van brandweer-Nederland teverhogen. Op 22 november 1960 richtten de KNBV en NVBCgebroederlijk - en dat was wel eens anders geweest - destichting Brandweeropleidingen in Nederland SBOiN op, dielangzamerhand een grote last van de districtsinspecties konovernemen.

Ook voor niet-brandweerlieden begonnen cursussen van degrond te komen. In augustus 1958 startte - met medewerkingvan de sectie Preventie - een cursus Brandpreventie voormiddelbare technici, vooral gericht op ambtenaren van Bouw- enWoningtoezicht. Deze cursus vond plaats in de lokalen van destafschool van de BB.

Die stafschool werd al lange tijd met enige jalouzie aanschouwddoor de brandweer, met hoofdinspecteur Van Langen voorop.Herhaaldelijk drong hij aan op een betere regeling van deopleiding van brandweerofïïcieren, die sinds de sluiting van deRijksbrandweerschool alleen maar bij de grotere korpsen konplaatsvinden. Wilde men het niveau en daarmee het aanzien van

De stafschool BB gevestigd in deVanenberg te Putten

de brandweerofficieren in Nederland enigszins acceptabelmaken, was een academische opleiding zoals bij de krijgsmachten politie onmisbaar.Het lukte pas op 3 december 1959 de eerste steen te leggen voorde centrale officiersopleiding, toen bij beschikking het'Reglement Rijksopleiding beroepsbrandweerofficieren' konworden vastgesteld. Daarin stond als doel van de opleiding: 'hetvormen van brandweertechnici die wat betreft persoonlijkheid,deskundigheid en ontwikkeling in de toekomst mede op grondvan alsdan verkregen ervaring geacht kunnen worden degeschiktheid te bezitten om op officiersniveau eenleidinggevende functie te bekleden bij de brandweer'.Dertig jaar lang, tot 1 oktober 1989, heeft deze doelstelling degrondslag gevormd voor de officiersopleiding.

REGLEMENT RIJKSOPLEIDING BEROEPSBRANDWEEROFFICIERENOpleidingschema (1962)

3 mnd3 mnd

2,5 mnd2 mnd

In het reglement van 1959 werdentoelatingseisen geformuleerd —TH, HTS of gelijkwaardig - en hetopleidingsschema van in totaal

Elementaire opleiding bij een beroepsbrandweer.Theoretische opleiding onder auspiciën van de inspectie.Praktische opleiding bij een beroepsbrandweer in een grote gemeentt(als schadu w-brand meester).Voortgezette theoretische opleiding onder auspiciën van de inspectie. 18 maanden vastqesteldVoortgezette praktische opleiding bij een beroepsbrandweer in eengrote gemeente (als assistent-officier van dienst).Detachering bij de inspectie (in een district).Detachering bij een gemeentelijke beroepsbrandweer in hetbuitenland (facultatief).

Met de vaststelling van het reglement was men er echter nog niet.Het waren vooral de hoge kosten, die de gemeenten er van weer-hielden hun adspirant-officieren aan de opleiding te laten deel-nemen. Pas na bijna drie jaar, op 31 oktober 1962, kon de eerstecursus worden geopend door de hoofdinspecteur. De zes deel-nemers kwamen van Amsterdam (2), Eindhoven (2), Nieuwer-Amstel (tegenwoordig Amstelveen) (1) en de inspectie zelf (1).De hoofdinspecteur die de opening verrichtte was echter nietVan Langen maar zijn opvolger, C. ter Poorten. Deze had per16 augustus 1961 het roer overgenomen van Van Langen, diezich met ingang van die datum had laten pensioneren. Opnieuwwas er een militair benoemd, want Ter Poorten was daarvoorkapitein ter Zee bij de Koninklijke Marine. Hij was toen 51 jaaroud.Voor insiders was het vertrek van Van Langen geen verrassing.Tijdens de opening van de nieuwe brandweerkazerne in Bredaop 23 maart 1959 stelde minister van Binnenlandse Zaken mr.A.A.M. Struijcken onder andere: 'in wetenschappelijk opzichtkan de brandweer - hier en elders - gerekend worden tot deachtergebleven gebieden'.Deze en enkele andere boute uitspraken in dezelfde rede, schoten

131

bij de inspectie toch wel een beetje in het verkeerde keelgat, wantdaar werd al jaren met man en macht én een onderbezettinggewerkt aan het opheffen van de achterstand. De voorbereidingenvoor de rijksopleiding van brandweerofficicren verkeerden op datmoment al in een vergevorderd stadium en de concept-reglementen hadden de Brandweerraad al bereikt. De speech vande minister was echter opgesteld door de directeur-generaalOO&V mr. F.R. Mijnlieff en die had - zo vond men - toch betermoeten weten.De verhouding tussen Van Langen en Mijnlieff was er niet beterop geworden en op 63-jarige leeftijd maakte de eerstgenoemdevan de mogelijkheid gebruik zich te laten pensioneren.Hij heeft nog ruim 21 jaar van zijn welverdiende rust kunnengenieten, alvorens hij op 20 januari 1983 op 84-jarige leeftijdoverleed.

Eerste cursus a

Brandweerofficierenmet rijksopleiding

ter Poorten, die de uitraikine in vH« i

vnrnti IAAK FNSI'I e

De opening van hetBeproevingsstation op24 maart 1958 in deLeeg h waterstraal.

Van Itnks naar rechts:De heren Nossent,Van Oostveen. De Haas.Breuning en Van Keulen

7 Samenwerking

Vooruitgang der techniekNog in het tijdperk-Van Langen waren de eerste tekenen van desnelle technische ontwikkelingen te ontwaren. De sectieTechnische- en Keuringsdienst leverde ook steeds meer dienstenaan de gemeenten. Er was al jarenlang de service van het makenvan bestek en tekeningen voor nieuwe brandweervoertuigen enin het keuringsstation werden pompen of auto's technischonderzocht. Ook werd op de inspectie in toenemende mate eenberoep gedaan om toezicht te houden op de bouw vanbrandweervoertuigen, waarvoor vaak verre reizen moestenworden ondernomen. Met de komst van de grote hoeveelheidBB-materieel, waarvan ontwerp en bouw eveneens onderverantwoordelijkheid van de TKD stonden, stapelde het werkzich op. Vanaf 1956 moest dan ook een deel van het werkworden gedeconcentreerd en konden in vrijwel alle districteninstructeur-monteurs worden aangesteld. Een belangrijk hoogte-punt was de opening van het niet zonder moeite tot standgekomen nieuwe beproevingsstation aan de Leeghwaterstraat inDen Haag op 24 maart 1958. In dit voor Europa unieke centrumkonden op professionele wijze pompen, motoren, handbrand-biusapparaten en later ook slangen worden getest en beproefd.Van de kant van de fabrikanten was de bereidheid bijzondergroot om hun produkten 'door het beproevingsstation' te halen,omdat een goedkeuring daar een aanbeveling was en dus primareclame. Door de opening van het station konden ook dekeuringen van de handbrandbiusapparaten nauwgezetter enuitgebreider worden uitgevoerd, waardoor een aanpassing vanhet Koninklijk Besluit over deze apparaten mogelijk was.Het berekenen van tarieven voor de diensten van hetbeproevingsstation maakte uiteindelijk de kosten voor het Rijklager dan was gevreesd, vooral omdat al snel bleek datgemeenten en fabrikanten een zó groot beroep op de faciliteitdeden, dat er haast geen werkeloze minuut meer over was.Uniek was ook de mogelijkheid om de steeds populairderwordende hogedruk-autospuiten te testen, waarvoor de meeste

135

Als Brandpunt in de markt' in 1968had bestaan, was er ongetwijfeld in

een uitzending aandacht besteedaan de uitvinding van J. Jonkman,

instructeur-monteur bij de inspectie.Jonkman lanceerde het idee om bij

de bluswaterwinning, voor hetontluchten van de centifugaalpomp,

gebruik te maken van hetpersluchttoestel dat steeds meer totde uitrusting van de brandweerman

ging behoren.Het idee werd verwerkt in een

luchtstraalpomp, die in de praktijkzijn werk goed verrichtte en

waarvoor een in die tijd fors bedragdoor de ideeënbuscommissie ter

beschikking werd gesteld

f 2500 voorpomp-idee(Van «en onzer verslaggevers}

Uit handen van minister mr. W. JGeertsema van Binnenlandse Zafcer

n gistermiddag f 2.500 uit een idee•buapot gekregen. Hij " "

inonteur bij J -brandweer

• inspecti.

•1 ! et de)0r een luchtstraalpomp die jnmid-;ls op 128 brandweerwagens zit.De Meer Jonkman bedacht dat men

het bij de centrifugealpomp voor debluswaterwinning beat kan doen methet persluchtmosker waarmee elkebrandweerman tegenwoordig is uitge-rust. Men hoeft nu niet meer gebruikte maken van de motor in de bluswa-gen. Een cylinder met samengeperstelucht doet dat karwei nu.

fabrikanten of importeurs geen eigen middelen hadden.De voordelen van nevel- of mistblussing, waardoor de water-schade aanmerkelijk beperkt kon worden, waren algemeenonderkend. Vele onderzoeken van de TKD werden op touwgezet om te trachten met behulp van lagedrukpompen eenzelfdeeffect te bereiken, maar tot een bevredigend resultaat heeft dattoen niet kunnen leiden. Ondertussen was door het beproevings-station en de vele ondernomen testen op grotere schaal desamenwerking tussen de inspectie en de fabrikanten enimporteurs van brandweermaterieel wel zeer prettig geworden.Bij het later ontwikkelen van voertuigen voor de nieuwe opzetvan de brandweerorganisaties konden van goede verstand-houding nog vele vruchten geplukt worden.

Niet alleen het grote materieel was in ontwikkeling. Vanaf dejaren vijftig werd in toenemende mate gebruik gemaakt vanpersluchtmaskers ten behoeve van de adembescherming. Zowelde gangbare zuurstof-circulatie-apparaten als de gewonegasmaskers hadden nadelen, die de persluchtapparaten -aangepast voor brandweergebruik - niet hadden. Vooral debrandweerkorpsen van Amsterdam en Den Haag verrichtten veelonderzoek op dit gebied, waarbij de laatstgenoemde zijnbevindingen deelde met de inspectie. Het was dan ook nietverwonderlijk, dat de eerste instructeurs-cursus adembeschermingonder auspiciën van de inspectie, grotendeels verzorgd werddoor de Haagse brandweer. Tussen oktober 1 964 en mei 1965werd de eerste serie van zeven tweeweekse opleidingen gegevenvoor 93 deelnemers uit het hele land, die vervolgens hun kennisin de eigen gemeenten konden uitdragen.Een ander initiatief, dat in samenwerking met de Haagsebrandweer tot stand gekomen was en in het verlengde lag van deontwikkelingen bij de adembescherming, was de eerste cursusinstructeur-duiker bij de brandweer. Deze werd in het voorjaarvan 1968 na 20 lessen voor de eerste groep afgesloten met hetspeciale duikbrevet van de Haagse brandweer, aan de handwaarvan later de rijksdiploma-eisen werden vastgesteld.Met diezelfde Haagse brandweer, een kledingcommissie van deNederlandse brandweerorganisaties en de inspectie werd ook omde hoofdbescherming gedacht. Dat resulteerde in december1967 in de introductie van de brandweerhelm model'Nederland', die een samenspel was van de traditionele vorm ende op dat moment beschikbare en haalbare technischemogelijkheden.

Het was ook in die jaren dat de kiem voor de nu bekendeverbindingsnetten werd gelegd. In juni 1967 beschikten alleen degrotere korpsen over mobilofoons en portofoons. Om enige lijnte brengen in de bij de brandweer gebruikte verbindingsmiddelenkreeg in die maand de Politie-verbindingsdienst de opdracht vande ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie om de

137

gemeentelijke brandweerkorpsen te adviseren in die materie.Bovendien moest de PVD in de Nationale Frequentie Commissiein samenwerking met de hoofdinspecteur voor het Brandweer-wezen de belangen van de gemeentelijke- en andere overheïds-brandweren behartigen. Dat was beslist geen overbodige luxe,want door de toen nog heersende versnippering was ernauwelijks deskundigheid binnen de brandweer voorhanden.De mogelijkheden van de transistortechniek leken op dat momentwel onbeperkt en vanaf 1965 werden al door verschillendebedrijven experimenten ondernomen met een vorm van draad-loze alarmering, die was afgeleid van de simofoon, de veelgrotere voorganger van de semafoon.De nieuwe technieken dienden zich aan, de industrie werd groteren ingewikkelder en het goederenvervoer telde steeds groterehoeveelheden min of meer gevaarlijke stoffen onder zijn vrachten.De hoogste tijd voor de brandweer dus, om daarop in te spelen.

Regionale samenwerkingIn 1961 haakte de Brandweerraad in op het algemene gevoelen,dat de maatschappelijke en technische ontwikkelingen de brand-weer voorbij dreigden te streven. In een officieel - ongevraagd —advies stelde de raad onder voorzitterschap van de toenmaligeCommissaris der Koningin in Zuid-Holland mr. J. Klaassesz,vast dat een verantwoorde behartiging van de gemeentelijkebrandweerzorg alleen mogelijk was bij regionale samenwerking.Volgens de raad was dit de enige oplossing om de risico's die dekrachten van de gemeentelijke korpsen te boven gingen, te lijf tekunnen. De minister was meteen geïnteresseerd en vroeg om eennader advies. De pogingen om regionale- of streekbrandweren tevormen op vrijwillige basis waren op enkele uitzonderingen na,steeds gestrand. Opnieuw laaide de discussie over een mogelijke

VIJFTIG JAAR [NSPBGTIE

aantasting van de gemeentelijke autonomie hoog op tijdens deinventarisatie van de standpunten van de verschillendeorganisaties.De treinramp in Harmelen op 8 januari 1962, waarbij 93 dodenvielen en de strenge vorst in de winter 1962/63 maaktenduidelijk, dat hulpverlening in grotere verbanden moest wordengeorganiseerd. De discussie verplaatste zich van het 'of naar het'hoe' de regionale verbanden tot stand moesten komen en deminister gaf in zijn brief van 5 mei 1964 uiteindelijk te kennen,dat de initiatieven van de gemeentebesturen moesten uitgaan.Dat standpunt werd door de minister tijdens de begrotings-behandelingen in de Eerste Kamer in het voorjaar van 1966 nogeens benadrukt, ondanks dat er in die twee jaar na de briefnauwelijks resultaten bereikt waren. Twee jaar daarna, in 1968,was het geduld van het College van Commandanten van GroteGemeenten (C2G2) uitgeput en vroeg het de minister om devorming van de regio's desnoods met behulp van wetgeving tebespoedigen. Tijdens het derde Internationaal Brandweer-symposium aan de TH in Eindhoven - op 16 oktober 1968 -hield de directeur-generaal OO&V mr. F.R. Mijnlieff, debrandweer een snoepje voor. Hij stelde dat de brandweer in staatwas als algemene hulpverleningsdienst bij rampen in vredestijdop te treden, met gebruikmaking van de mogelijkheden enmiddelen waarover de BB beschikte. Als voorwaarde gaf hijechter aan, dat de brandweer in Nederland zich moestorganiseren in grotere verbanden en er goed opgeleide beroeps-officieren en voldoende uitgeruste beroepskernen zouden komen.Hij haastte zich daarbij aan te tekenen dat het goede enuitgebreide vrijwilligcrspotentieel niet gemist kon worden.Twee maanden later — op 12 december 1968 — bevestigdeminister Beernink dit standpunt nog eens in de Tweede Kamer.De handschoen werd opgepakt door burgemeesterD. Rijnders van Amstelveen, die tevens voorzitter was van deKNBV. Op 17 januari 1969 vond in zijn kantoor de eerstevergadering plaats tussen vertegenwoordigers van de KNBV,NVBC, C2G2, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en deinspectie voor het Brandweerwezen.

In dit platform, dat wegens zijn vergaderplaats als snel de naam'Amstelveengroep' kreeg, werden alle mogelijke vormen vansamenwerking besproken. Langzamerhand ontwikkelde zich alséén van de ideeën de samensmelting van de BB en de brandweertot een algemene hulpverleningsdienst.

Binnen het ministerie en met name de hoofdafdeling OrganisatieBescherming Bevolking, die met lede ogen het kwijnende bestaanvan de BB aanschouwde, zag men daardoor nieuwe kansen.Bij een eventuele samensmelting van BB en brandweer zou ookop het departement een samenwerking moeten ontstaan, waarbijhet toch voor de hand lag, dat de veel grotere hoofdafdelingOBB de kleinere en lager-gegradeerde afdeling Brandweer zou

139

overnemen. De geruchten hierover werden zelfs zó sterk, dat hetPvdA-kamerlid Schipper op 3 september 1969 schriftelijkevragen stelde aan de minister over de mogelijke opheffing van deafdeling Brandweer en overneming van diens werkzaamhedendoor OBB.De volgende dag al antwoordde minister Beernink resoluut, datdie geruchten elke grond misten en in brandweerkringen konweer opgelucht worden ademgehaald.Geïnspireerd door het succes van de Am stel veen-groep,installeerde dezelfde minister op 7 januari 1970 de stuurgroepCoördinatie Hulpverleningsdiensten, onder voorzitterschap vandezelfde burgemeester Rijnders. Elf maanden later kwam diestuurgroep al met zijn eerste interim-rapport: Aanbevolen werdde samensmelting van brandweer en BB te bevorderen tot één'Hulpverleningsdienst', die de kern van de rampenbestrijding invredes- en oorlogstijd moest vormen. Deze HVD zou regionaalopgebouwd moeten worden vanaf de gemeenten en land-dekkend zijn afgestemd op ongevallen en rampen in vredestijd.Verder adviseerde de stuurgroep te komen tot een duidelijkebevelvoering, een goede centraal geregelde rechtspositie, eenacademie voor beroepsofficieren en vooral, het aanvaarden vanmedeverantwoordelijkheid door het Rijk en dus een kosten-dekkende financiering van rijkswege.Het interim-rapport bracht - begrijpelijk - vele tongen enpennen in beweging. Vooral de VNG maakte zich in een briefaan de minister sterk voor het behoud van de brandweer alszelfstandige hulpverleningsdienst en tegen de BB-organisatie alsbasis voor een hulpverleningsdienst. Ook in brandweerkringenbegon men zich ongerust te maken en men bestookte elkaar ende minister dan ook met allerlei adviezen en raadgevingen.Het gevaar voor de al eerder gevreesde overname van de vredes-rampentaak door de oorlogsrampenorganisatie BB, waarbinnende brandweer in 'buitengewone omstandigheden' al een zekereondergeschiktheid had, leek weer dichterbij te komen.

De tijd speelde de brandweer echter in de kaart.Bij de bepaling van het regeringsstandpunt over de interim-rapporten van de stuurgroep, was vooral het financiële gevolgvan een eventuele rijksverantwoordelijkheid een heet hangijzer.Een dergelijk principiële beslissing wilde het kabinet, zo vlak voorkomende verkiezingen niet meer nemen en overlaten aan zijnopvolgers. Eer die zich in de zaak verdiept hadden en een concept-nota met hun standpunt hadden opgesteld, was het juli 1974.

In die tussentijd waren er nogal wat omstandigheden veranderd.In de eerste plaats waren er al een aantal regionale brandwerengevormd of in vergaande staat van oprichting. 'Midden-Brabant'kondigde zijn geboorte aan op 19 februari 1969 en in het daaropvolgende jaar volgden 'Gooi en Vechtstreek', 'Walcheren' en

VIJITIGJAAR INSPECTIE

'Roosendaal'. In 1974 waren er al 20 regio's in werking.In de tweede plaats vonden er in die periode nogal watbelangrijke personeelswisselingen plaats. De Brandweerraadveranderde bijna geheel van samenstelling. De directeur-generaalOO&V mr. Mijnlieff, die 25 jaar lang het brandweerbeleidmedebepaald had, moest in maart 1971 om gezondheidsredeneneervol ontslag verzoeken en werd vanaf 1 november 1971opgevolgd door mr. J.M. de Graaf. De chef van de hoofdafdelingOBB, mr. H.M.A. Kamerlingh Onnes vertrok eveneens in datjaar en zijn opvolging werd hangende de kabinetsbeslissing enigejaren aangehouden, waardoor wellicht een krachtige leidingontbrak.

Mr. J.M. de Graaf, directeur-generaal van de DG-OO&V mei deminister H. Wiegel

Die kwam er wel voor de afdeling Brandweer. Op 1 april 1970,een maand voordat zijn voorganger afscheid nam, kwam decommandant van de Haarlemse brandweer ing. Ch.H.J. Brauersin dienst om de nieuwe hoofdinspecteur te worden. Hoewel ookhij een militaire achtergrond had, was hij intussen wel al twintigjaar brandweerofficier. De op het moment van zijn benoeming net46 jaar oude Brauers was van februari 1945 tot september 1947

De commandant van de Haarlembrandweer ing. Ch.H.J. Brauersinspecteert zijn korps Iergelegenheid van de kennismakin;met de toenmalige 'nieuwe'burgemeester

SAMENWERKJN

De leden van het NBPI-bestuur voorde eerste maal bijeen op

N B P I Nationaal Brandpreventie Inst i tuutBezuiden hout seweg 195 - YGpavenhage

Brandprevent ie Bulletin

Ondereen vouwblad uit 1967 ovetde doelstelling, taken en activiteitervan hetNBPI

U I Ï A S I , 1 9 6 7

wij arnaar streven het Brandpreventie Bulletin- de eerste pufelicetie van de Stichting NationaalBrandpreventie Instituut - vier maal per jaar hetlicht te dnsn zien.

schreden op het pad van de periodieke bericht-geving een aftastend karakter zullen dragen, daoh

ij trachten esn, naar ik hoop gestsfiig" 'reressanten op de hoogte

•rd te houden over de.e Nederlandse volfcs-natituut,

ing zal primair wordenn introcïuctioneel

ilgende afleveringeni bran&preventie-indeld ea gepubliceerd.

beroepsofficier, geweest bij de Marine-Luchtvaartdienst en vol-tooide in 1948 zijn door de oorlog onderbroken HTS-opleiding.Daarna trad hij in dienst bij de mijn 'Laura', om vervolgens in1950 adspirant-brandweerofficier in Tilburg te worden.Op 16 september 1953 vertrok hij naar Haarlem, waar hij op1 juni 1964 de commandant der brandweer werd. Ondertussenwas hij vanaf 1966 voorzitter van de NVBC, welke kwaliteit hijbij zijn benoeming tot hoofdinspecteur natuurlijk moest opgeven.Zijn verleden toonde wel aan dat hij zeer 'brandweerminded' wasen dat kwam hem in zijn nieuwe positie zeer van pas.

Functionele samenwerkingSamenwerking was niet alleen geboden bij de brand- en rampen-bestrijding, maar ook op tal van andere gebieden.Met name op het gebied van preventie viel nog veel terrein teontginnen. Uiteraard was het contact met TNO3 waarvan hetbrandveiligheidsinstituut in 1947 vanuit het laboratorium van deinspectie zelfwas ontstaan, bijzonder goed.Ook de medewerking van architekten en aannemers van grotecomplexen, wier plannen door kleinere gemeenten wegens hetontbreken van eigen kennis vaak aan de inspectie werdenvoorgelegd, liet niets te wensen over.Toen door de cursussen brandpreventie voor technici steedsmeer gemeenten over deskundigheid in eigen huis gingenbeschikken, kwam er wat meer tijd vrij om de banden met defabrikanten wat aan te halen, waardoor in goed overleg veleproeven en testen tot stand konden komen, aan de hand waarvanover en weer belangrijke adviezen konden worden gegeven.In de jaren zestig resulteerde dat onder andere in de uitgave van'Gedrag bouwmaterialen en -constructies bij brand', verzorgddoor het Centrum voor Brandveiligheid TNO (1964), hetBrandveiligheidsbesluit Bijzondere Gebouwen (4 juli 1963), demodel-brandbeveiligingsverordening (1971) en de mede-organisatie van tal van symposia en congressen.De nieuwe wetgeving op het gebied van gevaarlijke stoffen (1969)en de veiligheid op boorplatforms in de Noordzee (1970) wareneveneens met een belangrijke inbreng van de inspectie tot standgekomen.De voorlichting naar zowel publiek als overheden met betrekkingtot brandpreventie waren een stokpaardje voor hoofdinspecteurTer Poorten geworden, die in augustus 1965 de oprichting vande stichting Nationaal Brandpreventie Instituut voor elkaar kreeg.Tot voorzitter van het algemeen bestuur van die stichting werdmr. J. Klaassesz, de voorzitter van de Brandweerraad benoemd.Door de samenwerking van het Rijk en de belanghebbendeinstanties en bedrijven kon het NBPI uiteindelijk de belangrijkevoorlichtingstaak vervullen, die de inspectie zelf zo graag hadgehad, maar door gebrek aan geld en mankracht niet konuitvoeren. Dat wil niet zeggen, dat zij niets deed op dat gebied.

143

onderscheid! ngitek ei

beroepsbrandweer pc

Behalve de al eerder gememoreerde uitgebreide voorlichtingbinnen de brandweer en BB via de 'Maandelijkse Mededelingen'en tal van voorlichtings- en instructiefilms en -dia's, warentussen 20 en 30 december 1965 bijvoorbeeld op de radio (NRU)en TV (NTS) spotjes te horen en te zien over kerstbomen-branden. Deze waren door de afdeling Voorlichting van hetministerie van Binnenlandse Zaken in overleg met de hoofd-inspecteur tot stand gekomen. Ook anderen gingen, in mindereof meerdere mate gestimuleerd door de inspectie, hun krachtenbundelen. In 1966 richtten de brandverzekeraars in Nederlandde stichting Technisch Bureau voor Brandverzekering op, datlater bekend werd onder de afkorting TBBS (Technisch Bureauter Bevordering van Schadepreventie). Drie jaar later werd hetNVOB, de Nederlandse Vereniging van Ondernemingen opBrandbeveiligingsgebied opgericht en weer drie jaar later kondoor samenwerking van enkele grote chemische bedrijven deChloor-hulpdienst met een centrale melding en vijf mobielehulpteams van deskundigen worden gepresenteerd.De samenwerking met talloze andere instanties en stichtingen,die zich al dan niet zijdelings op het gebied van de brand-beveiliging bewogen werd ook wel geïllustreerd door het aantalcommissies en werkgroepen, waarin de inspectie vertegen-woordigd was. Bij een inventarisatie aan het eind van de jarenzestig bleken dit er bijna zeventig te zijn.

Een nieuwe ster aan het brandweer-firmament, maar van eenander soort, zag in februari 1962 het levenslicht toen deBroederschap voor beroepsbrandweerofficieren werd opgericht,als afdeling van de Centrale voor Middelbare- en HogereAmbtenaren, een vakbond dus. De broederschap stond zo bij deaanvang van de rijksopleiding voor beroepsbrandweerofficiereneen goede toekomst te wachten en energiek werd het werk terhand genomen. Eén van de zaken die werd aangepakt was hetuiterlijk. In samenwerking met alweer de Haagse brandweer, deinspectie en de broederschap werd een nieuw brandweeruniformontwikkeld, compleet met nieuwe ranguitmonsteringen en eenbrandweer-embleem. Nadat de verschillende modellen warenuitgeprobeerd, kwam een definitief model tot stand, dat via debeschikkingen van 30 juli en 2 september 1964 werd opgenomenin het rijkskledingbesluit. Hierdoor werd het rijksbrandweer-personeel (de inspectie dus) voorzien van een nieuw jasje,waarmee in oktober op waardige wijze het jubileum kon wordengevierd.Het nieuwe uniform met uitmonstering werd snel populair bij degemeentelijke brandweerkorpsen, die successievelijk over-schakelden op de nieuwe 'sterren en strepen'. Ook voorvrijwillige brandweerlieden, die het tot dan toe met een aparterangonderscheiding hadden moeten doen werden dezelfdetekens ingevoerd, met slechts een klein kleurverschil. DeAmsterdamse brandweer, het oudste beroepskorps in ons land,

dat tot aan de oorlog model had gestaan voor het uiterlijk van debrandweerlieden in Nederland, schafte als laatste zijn afwijkenderangonderscheidingen af in 1983.Een ander voorbeeld, waarmee de Amsterdamse brandweer totde oorlog voorop liep, was de indeling van het verzorgingsgebiedin risico-gebieden en de verspreiding van personeel en materieelaan de hand daarvan. Hoewel vlak na de oorlog getracht werdook voor de rest van Nederland tot een dergelijke spreiding tekomen, kon daarover nooit voldoende overeenstemming wordenbereikt. Pas in april 1966 kon de inspectie met richtlijnendaarover voor de dag komen. Daarbij werden - naar Engelsvoorbeeld - zes categorieën van risico-gebieden onderscheidenen beschreven. Aan de hand daarvan kon worden bepaald,hoeveel bluseenheden binnen welke tijd ter plaatse moestenkunnen zijn na een melding. Ook de minimale personeels-bezetting van bluseenheden en hulpvoertuigen werd vastgestelden met dat getal in de hand kon dan de vereiste sterkte van hetkorps worden bepaald. Als die er was, kon de rangen-opbouwbinnen het korps worden gegeven en die van de commandantvastgesteld. Bij dat laatste speelde ook het inwoner-aantal van debetreffende gemeente een rol.

Tot aan de Brandweerwet 1985 hebben deze richtlijnen bij deorganisatie-rapporten en -onderzoeken in vele korpsen een grootgewicht in de schaal kunnen leggen.Zoeven werd al opgemerkt, dat het 25-jarig jubileum van deinspectie in het nieuwe tuniek kon worden gevierd. In de loopvan de jaren was bij de inspectie het goede gebruik ontstaan ombij elk lustrum zoveel mogelijk bij elkaar te komen in eenontspannen sfeer, ter versteviging van de banden. In de jaren datde districtsinpecties de helft van de totale personeelssterktebesloegen, was dat natuurlijk helemaal van groot belang.

De 'staalsiefoto' die werdvervaardigd ter gelegenheid van het25-jarig jubileum van de inspectie

Het was vooral voor de medewerkers van de verder gelegendistricten de gelegenheid bij uitstek om de contacten eens andersdan via brieven of telefoon te laten verlopen.

Ook het zilveren feest van de inspectie werd op 15 oktober 1965aangegrepen voor een voltallig samenzijn. Een feestelijke maaltijdwerd georganiseerd, opgeluisterd door de aanwezigheid van dedirecteur-generaal OO&V mr, Mijnlieff, die in zijn tafelredeterugblikte in de geschiedenis. Hij stelde vast, dat na enige jarenwaarin weerstanden moesten worden overwonnen, de jaren vanconsolidatie waren gekomen, maar dat de inspectie zich nubevond in periode waarin het brandweerwezen een nieuweaanpak zou krijgen. Vooral de moderne opleiding en de vormingvan regionale brandweren zou veel aandacht vergen, aldusMijnlieff, die concludeerde, dat de inspectie inmiddels zijnbestaansrecht ten volle had bewezen.Naar buiten toe werd behalve door een persberichtje geenaandacht aan het jubileum geschonken.Voor de brandweerwereld was in het oktober-nummer van'Maandelijkse Mededelingen' een twintig pagina's tellendhistorisch overzicht opgenomen.

Mijnlieff kreeg gelijk. In de vijfentwintig jaar na het jubileum van1965 is de brandweer en daarmee de inspectie behoorlijkveranderd.

VIJFTIG JAAR INSPECTIE

Rijksbrandweeracademie

In 1975 werd Ier gelegenheid vanhet 25-jarig jubileumfeest van deheer Brauers deze foto gemaakt opde binnenplaats van het gebouwNeuhuyskade

VIJFTIG JAAR INSPECTIE

12345678910111213

1 IK

M. VesterJ.J. FokkensC.P. HennemanRA. van ThielP.J. BarendsM. WolthoffJ.Ch. TalensF. GoossensM. AaldijkG. WijnantsJ.K. de BoerM. Naudin ten CateP. Hesseling

141516171819202122232425

E.w. HuizingH.W. JonkerR.H.C.M. RaschW.J.M, van DijkJ.Th. BakkerCti.H.J. BrauersG.W. KleisenW.P. PieterseJ. van EsR.E.W. HusmannE. ten NapelN. van Damme

8 Het keerpunt

StroomversnellingBij Brauers' aantreden in april 1970 stond hij aan het begin vaneen stroomversnelling in de ontwikkeling van het brandweer-wezen. Enkele gevaarlijke ongelukken in binnen- en buitenlandhadden aangetoond dat de tijd van 'gezellig grote brandenblussen' voorbij was en de techniek bij de brandweer zijn intredeging doen. Het aantal technische hulpverleningen groeidegestaag, waardoor de samenwerking met andere diensten innigeren belangrijker werd. Ook de mogelijke omvang van inzettenbleek de capaciteit van sommige korpsen te boven te gaan, zodatook binnen de brandweer in grotere verbanden gewerkt moestgaan worden.De belangstelling voor de brandweer en de hulpverlening begonook te groeien bij politici en fabrikanten.Van 8 tot en met 13 juni 1970 vierde de NVBC zijn 25-jarigjubileum met een congres en een nog niet eerder in Nederlandvertoonde omvangrijke brandweertentoonstelling in de RAI teAmsterdam. Tekenend voor de nieuwe trend was de groteinschrijving van fabrikanten en leveranciers voor de tentoon-stelling en de opening ervan door Prins Claus.

In de Tweede Kamer werden in het najaar vragen gesteld aan deminister over speciale blusvoertuigen voor autosnelwegen.Het eerste interim-rapport van de stuurgroep CoördinatieHulpverleningsdiensten moest toen nog verschijnen en inafwachting daarvan wilde minister Beernink nog geenwijzigingen aanbrengen in het 'vigerende systeem vanfinanciering van de betreffende uitgaven'. De brandbestrijdingwas immers nog een zaak voor de gemeenten, hoewel die zich inregionale verbanden zouden gaan organiseren.Zoals al opgemerkt, verscheen het interim-rapport van destuurgroep in november 1970 en toen de Kamerleden na tweejaar nog niets gehoord hadden, was het minister Geertsema diein oktober 1972 tijdens de begrotingsbehandeling moestuitleggen, dat er een nota in concept gereed was, maar dat het

Ing. Ch. H.J. Brauers

brandweer-tentoonstelling 1970

149

Hoofdinspectie van he!

Afdeling Brandweer

Hoofdafdeling Orgamsa

definitieve standpunt door een volgende regering zou moetenworden ingenomen.Het duurde opnieuw twee jaar, voordat de ontwerp-notaHulpverlening bij ongevallen en rampen verscheen.Daarop werd bij de inspectie niet gewacht. Gebruikmakend vande toenemende belangstelling voor de brandweer alshulpverleningsdienst, stelde Brauers voor de afdeling binnen hetdepartement te promoveren tot hoofdafdeling. Per 1 mei 1972had hij het voor elkaar en werden de secties Algemene Zaken,Organisatie Technische- en Keuringsdienst, Preventie enOpleiding omgezet in afdelingen. Daardoor kon een toekomstigepersoneelsuitbreiding worden vergemakkelijkt en waren er meermogelijkheden om hoog-gekwalificeerd personeel juist in teschalen. Bij zijn aantreden in 1970 had Brauers 62 man op deloonlijst en dat aantal steeg via 67 in 1971, 76 in 1976, 84 in1978 naar tenslotte 105 in 1981.Toen de ontwerp-nota Hulpverlening bij ongevallen en rampendan eindelijk in juli 1974 voor advies werd rondgezonden, wasde inspectie al min of meer begonnen met de uitvoering er van.In het ontwerp werd opnieuw vastgesteld dat het lokalepotentieel onvoldoende was voor de hulpverlening bij ernstigeongevallen en rampen. Als oplossing werden grotere verbandenvoorgesteld, zoals de bijvoorbeeld in de optiek van het kabinet tevormen bestuurlijke gewesten, waarvan er in Nederland 44zouden moeten komen. Ook het landelijk alarmnummer 0011zou worden ingevoerd. Op dat moment werd daarmee in detel efoondisrri et en Breda en Tilburg met veel succes gewerkt.Als kern van de hulpverlening in vredestijd werd de brandweeraangewezen, in gecoördineerde samenwerking met de anderehulpverleningsdiensten als politie en ambulancediensten.In oorlogstijd zou de brandweer dan ook niet meer als onderdeelvan de BB optreden, maar daarmee samenwerken. Mededaardoor kon volgens het kabinet de BB worden 'gestroomlijnd'en het aantal noodwachters worden teruggebracht van 88 000 tot45 000, onder handhaving van de noodwachtplicht. De primairetaak van de BB zou de hulpverlening in oorlogstijd blijven.De belangrijkste uitspraak was echter de aanvaarding van demedeverantwoordelijkheid door het Rijk voor de organisatie vande hulpverlening. Daardoor verplichtte de centrale overheid zichtot de financiering van de benodigdheden, die de gemeentelijkebehoeften te boven gingen. Met name voor de uitbreiding van deverbindingsnetten en het bijzondere materieel en uitrusting voorongevallen met gevaarlijke stoffen werden gelden toegezegd.De uitvoering van het nieuwe beleid kwam in handen van hetministerie van Binnenlandse Zaken en met name natuurlijk deinspectie voor het Brandweerwezen. Daarmee kwam weer eenstukje toezicht om de hoek kijken en was er ruimte voor echtontwikkelen van apparatuur en uitrusting voor de nieuwe taken.Met de verschijning van de definitieve nota op 24 januari 1975

151

De overdracht van zes crashtendersin Dordrecht op 5 november 1975door de minister aan de gemeentenwaar deze blusgiganten zoudenworden gestationeerd. De wagenszijn bedoeld om vanuit strategischgelegen posten te worden ingezet bijde bestrijding van branden op degrote rijkswegen, met name optrajecten waarop veelvuldig vervoervan gevaarlijke stoffen plaats vindttemidden van de verkeersdrukte.

Door het vaak ontbreken vanbluswater op de rijkswegen, zijn de

voertuigen voorzien van grotehoeveelheden blusstoffen zoals

water, schuim en bluspoeder.Elke wagen weegt 20 ton. Er zijntypes met een schuimkanon meteen worplengte van 50 meter entypes die een poederkanon extra

hebben met een capaciteit van20 000 liter schuim per minuut.Op de foto hiernaast wordt een

demonstratie gegeven door tweevan de schuimbluswagens

Gelijk met de crashtenders werdenaangeschaft een autoladder,hoogwerker, hulpverleningswagen,dienstbus. verbindings/commando-wagen en autospuiten, die in gebruikwerden genomen voor deRtjksopleiding beroepsbrandweer-officieren

De hiernaast getoorerbindings/commandowage/ormde het middelpunt op de

internationalebrandweertentoonstelling die

werd gehouden in 1975

kondigde de minister - inmiddels De Gaaij Fortman - deaanschaf aan van zes crashtenders voor hulp bij ongevallen metgevaarlijke stoffen. Deze voertuigen - schuimbluswagens, waar-van er drie tevens met een poederblusinstallatie waren uitgerust -werden op 5 november 1975 in Dordrecht door de minister terbeschikking gesteld aan de gemeenten Eindhoven, Breda,Dordrecht, Heerlen, Utrecht en Amersfoort, die het personeelleverden. Gelijk met de crashtenders waren een tankautospuit,autoladder, hoogwerker, hulpverleningswagen, dienstbus enverbindings/commandowagen aangeschaft door de inspectie,waarvan het laatstgenoemde voertuig de blikvanger was op destand van de inspectie tijdens de internationale brandweer-tentoonstelling in de RAI van 29 april tot en met 3 mei 1975.De andere voertuigen waren bestemd voor de Rijksopleiding vanberoepsbrandweerofficieren, die een eigen onderkomen kreeg.Ondertussen was op 14 april 1975 een openbare hoorzitting overde nota gehouden bij de vaste Kamercommissie voor CivieleVerdediging, die de behandeling voegde bij die van de NotaCiviele Verdediging 1974.

Twee maanden later - op 12 juni — kwam de minister met eenaanvullende nota over de rampenbestrijding, waarin hij de BBtot een rijksorgaan wilde maken en de stimulering van regio-vorming, de aanstelling en opleiding van beroepsofficieren en debouw van regionale verbindingsnetten financieel wilde steunen.In december 1975 werden de nota's in de Tweede Kamerbehandeld en voor het overgrote deel aanvaard. In een motiesprak de Kamer zich uit dat een regionale hulpverlenings-organisatie iedere normaal te verwachten vredesramp moestkunnen bestrijden en dat het beroepspersoneel en materieel vande BB dienden te worden geïntegreerd in die regionale organisatie.daarmee dan tevens de spil voor de rampenbestrijding inoorlogstijd vormend.Daarmee was men er nog lang niet uit.

Provinciale brandweer?Nog tijdens de kamerbehandeling van de nota's verscheen vanhet kabinet een concept-wetsontwerp Reorganisatie Binnenlandsbestuur, waarin de vorming van 26 mini-provincies beoogdwerd. Deze provincies-nieuwe stijl zouden een aantal taken vande gemeenten over moeten nemen, waaronder mogelijk debrandweer. Onmiddellijk werd vanuit de brandweerwereld tegen-gas gegeven, maar de minister was moeilijk van zijn plannen af tebrengen. In de memorie van toelichting op de begroting van1977 beschreef hij als eindstation van de bestuurlijkereorganisatie provinciale politie-, ambulance-, brandweer ennoodwachtdiensten, waarbij de burgemeester het opperbevel bijde inzet zou houden. Met de provinciale noodwachtdienstbedoelde de minister de BB-organisatie, die hij inmiddels nietmeer tot een rijksdienst wilde maken, met uitzondering van de

153

Experimentele voertuigenVan boven naar beneden:

Mercedes-Benz 1017 AF36.55-33-ZB (1977). TS (opbouw Den

Hartog]

DodgeGH, 14-AB-16 (1977), TS(opbouw Saval-Kronenburg)

Magirus Deutz 170 D11 FA,39-17-XB (1977), TS (opbouwMotorkracht)

DAF FAV1800 DT, 76-97-XB (1978),TS (opbojw Den Hartog-Ziegler)

DAF FF1600 DT360, 23-DB-89(1978), TS (opbouw Coevorden-Bacherti

De zes verbindings/commandowagens,

waarvan er één in elkdistrict werd geplaatst,

stonden debrandweerkorpsen ter

beschikking bi) eventuelecalamiteiten en voor

instructiedoeleinden enoefeningen

154

Waarschuwings- en Verkenningsdienst. Vooruitlopend op debestuurlijke reorganisatie wilde de minister de vorming vanregionale brandweren stimuleren en daarvoor riep hij op4 oktober 1976 de Interimregeling Rijksbijdragen RegionaleBrandweren in het leven, die zou gelden tot 1 januari 1981.Tegen die tijd zou, zo dacht de minister, de regio-vorming zijnafgerond en de nieuwe brandweerwet in werking zijn.Uiteindelijk moest de interimregeling nog enkele keren verlengdworden, tot twee jaar na de inwerkingtreding van de nieuwebrandweerwet, hetgeen, zoals we nu weten pas op 1 maart 1985geschiedde. Voor de vrijwilligers bij de brandweer en hunverhouding tot het plaatselijke bestuur zou een regeling komen,die de verbondenheid moest bevestigen.In die begroting van 1977 was tevens geld uitgetrokken voor deaankoop van zes experimentele autospuiten en zes verbindings/commandowagens, waarvan er één in elk inspectiedistrict werdgeplaatst.Ondertussen gingen de verschillende diensten door met het zichorganiseren in groter verband. Dat daarbij de samenwerkings-gebieden van politie, ambulancediensten, brandweer en BB inhet geheel niet met elkaar samenvielen, werd al in september1978 gesignaleerd door de Vereniging van NederlandseGemeenten. De minister maakte zich daarover niet al te veelzorgen.De regionale samenwerking was immers maar een stap in derichting van de provinciale diensten. Toen een landelijke krantzulks aan de vooravond van de internationale brandweer-tentoonstelling in de RAI van 23 tot en met 27 januari 1979meldde, waren de oren van de aanwezigen dan ook tot hetuiterste gespitst toen minister Wiegel zijn openingsrede hield.Hij repte echter met geen woord over een eventuele nieuwebrandweerwet met provinciale brandweren. Ook hoofdinspecteurBrauers kon geen concrete mededelingen doen, omdat hetconcept-ontwerp alleen nog maar de status van ambtelijk stukhad. Wel herhaalden de minister en Brauers nog eens dat debrandweer doelmatiger en dus op bepaalde gebieden groot-schaliger moest worden georganiseerd en dat derhalve destimulering van de regio-vorming doorgang zou vinden.In de nieuwe, grotere verbanden zouden de brandweren zelfmeer deskundigheid in huis hebben, zodat bepaalde taken van deinspectie konden worden overgenomen. Voor die inspectievoorzag Brauers in de nieuwe opzet een 'plannende,coördinerende, dirigerende en voorbereidende taak'.Een maand later kwam de aap toch uit de mouw, toen deminister in zijn memorie van antwoord aan de Eerste Kamer bijde begroting over 1979 meldde, dat in het kader van dereorganisatie binnenlands bestuur de brandweerzorgtoevertrouwd zou worden aan de provincies-nieuwe stijl.Bij de uitreiking van de getuigschriften aan de 16de Cursus

155

WET VAN 30 JANUARI 1985,

BETREKKING THT HET BRANHWKEK-

WEZW (BRANDWEERWET 1985).

PARAGRAAF 6

INSPECTIE VOOR HET BRANDWEER-

WEZEN

Rijksopleiding Beroepsbrandweerofïicieren op 18 mei 1979verduidelijkte hoofdinspecteur Brauers het ministeriële stand-punt nog eens en benadrukte dat de plaatselijke brandwerenzouden opereren onder verantwoordelijkheid van degemeentebesturen.Hoewel de Brandweerraad al op 26 maart 1979 aan de ministerzijn afwijzend standpunt over de provincie als brandweer-beheerder had kenbaar gemaakt, werden op 1 november tweeconcept-wetsontwerpen inzake het brandweerwezen gepubliceerd.

Het concept bevatte twee ontwerpen: In ontwerp-I werd dewetgeving aangepast aan de eisen van de tijd en een wettelijkegrondslag gegeven aan de regionale brandweren. Uitdrukkelijkwerd gesteld dat dit ontwerp bestemd was voor de overgangsfaseen ontwerp-II voor de eindfase. In die eindfase zouden deorganisatie en het beheer van de brandweer naar het provinciaalbestuur overgaan.Het concept oogstte natuurlijk een storm van kritiek vanuit allemogelijke hoeken. Vooral ontwerp-II moest het ontgelden en kongeen genade vinden bij ook maar één advies-orgaan.Min of meer tegen beter weten in diende de minister op18 maart 1981 de beide ontwerpen toch in bij de TweedeKamer.Negen maanden later was het tij gekeerd. In het kader van debezuinigingen werd de reorganisatie van het binnenlands bestuuropgeschort, waardoor de provincie weer ongeschikt wasgeworden voor het overnemen van bepaalde gemeente-taken.Staatssecretaris G. van Leijenhorst van Binnenlandse Zakenbeloofde het ontwerp-II te laten intrekken, hetgeen op 15 januari1982 officieel gebeurde.Ontwerp-I werd aangepast en als eindfase herschreven. Hetbegon vervolgens aan zijn lange parlementaire weg. Daarbijkreeg het onderweg gezelschap van het ontwerp-Rampenwet ensamen werden ze na enig horten en stoten op 28 september 1984unaniem door de Tweede Kamer aangenomen. Dezelfde dagkon staatssecretaris M.JJ. van Amelsvoort van BinnenlandseZaken, die de brandweer inmiddels in zijn portefeuille hadgekregen, dit heuglijke feit mededelen op het NVBC-congres inVenlo. De Brandweerwet en de Rampenwet, die op 1 maart 1985eindelijk in werking traden, zagen er echter heel anders uit dande eerste concepten. Maar de organisatie van de brand- enrampenbestrijding was dan ook inmiddels behoorlijk veranderd.

Exit BBBij de behandeling van de nota's Hulpverlening bij ongevallen enrampen en Civiele verdediging 1974 in de Tweede Kamer indecember 1975 was opnieuw gebleken, dat de organisatieBescherming Bevolking zich niet meer in een grote populariteitkon verheugen. Met het ontdooien van de koude oorlog, het

(gelukkig) uitblijven van zeer grote rampen en de tamelijkluidruchtige doch eenzijdige publiciteit van de tegenstanders vanelke vorm van oorlogsvoorbereiding en dus ook de BB, leefde deorganisatie niet meer zo sterk bij de burger.Ook bij de bestuurders - politici - was de belangstelling voor deBB getaand. Door de verplichte kringvorming en de tot bijna inhet uiterste gaan van de regeling van details door de centraleorganisatie, hadden provinciale- en gemeentebestuurdersnauwelijks binding meer met de organisatie, waarin zij weinigvan zichzelf konden terugvinden.Een weinig verheffend voetbalspel tekende zich dan ook af.Oorspronkelijk zou de BB een rijksorganisatie worden, maar naaraanleiding van de kamerbehandeling van de nota's werd gekozenvoor een integratie in de brandweerregio's.Vervolgens was de BB voorbestemd om een provinciale dienst teworden en uiteindelijk werd door minister Wiegel besloten dehele organisatie maar op te heffen uit bezuinigingsoverwegingen.Andermaal in het kader van bezuinigingen werd de opheffing vande BB nog eens twee jaar vervroegd, zonder dat eigenlijk denieuwe rampenbestrijdingsorganisatie in kannen en kruiken was.Het waren dan ook geen gemakkelijke tijden voor de velen, dietoch de BB een warm hart toedroegen, het zinvolle van deorganisatie wisten te waarderen, of er zelfs hun lot meeverbonden hadden.Te midden van de politieke woelingen rond de BB werd ook deorganisatie van de betreffende hoofdafdeling op het ministerieaangepast. Eind 1978 werd de hoofdafdeling verdeeld in tweesectoren: Beleid en Beheer en de Operationele Sector.Onder de eerstgenoemde vielen de afdelingen Algemene Beleids-zaken, Beschermingsvoorzieningen en Financiën en Materieel.Onder de Operationele Sector vielen de afdeling Operatiën,Paraatheid, Opleiding en Oefeningen en de stafschool van de BB.De brandweerzorg van de BB was inmiddels geheel overgedragenaan de hoofdafdeling Brandweer. De chef van de hoofdafdelingOBB, CE. Baron van Asbeck, vertrok op 1 september 1978 enwerd drie maanden later opgevolgd door de Kolonel derMariniers J. Toet.Op 6 maart 1980 kreeg de BB de genadeklap. Minister Wiegelmaakte zijn plan bekend om de gewondenverzorging bij rampenvan de BB over te brengen naar de brandweer, het Rode Kruisen het Korps Mobiele Colonnes. De rest van de noodwacht-organisatie kon wat hem betreft met het oog op de bezuinigingenworden opgeheven. Op 9 juni 1980 organiseerde de vasteKamercommissie voor de civiele verdediging een hoorzitting overde voornemens van de minister, maar tijdens het mondelingeoverleg tussen kamercommissie en de minister twee weken later,bleek dat het plan in hoofdlijnen doorging.Wat er met het vaste noodwachtpersoneel - 773 in het land en159 op het ministerie - moest gebeuren werd niet duidelijk.

ARTIKEL 19

1 ER M EEN INSPECTIE VOOR HET

BRANDWEERWEZEN DIE T O T TAAK

HEEFT O N Z E MINISTER VAN

BINNENLANDSE ZAKEN VAN ADVIES

TE DIENEN IN AANGELEGENHEDEN DE

BRANDWEERZORG BETREFFENDE) EN

BIJ TE STAAN IN DB UITOEFENING VAN

ZIJN BEVOEGDHEDEN OP GROND VAN

DEZE WET.2 D E INSPECTIE HEEFT VOORTS T O T

TAAK TEN BEHOEVE VAN:

A O N Z E MINISTER VAN

BINNENLANDSE ZAKEN:

HET DOEN VAN ONDERZOEK NAAR HET

VERLOOP VAN EEN BRAND, ONGEVAL

OH KAMP;B K1JKSINSTELLINGEN ALSMEDE

BESTUURSORGANEN VAN PROVINCIES,

GEMEENTEN, REGIONALE

BRANDWEREN EN ANDERE

PUB1JEKRECHTELIJKE LICHAMEN:

HET GEVEN VAN ADVIKS BN

VOORLICHTING, OOK UIT EIGEN

DE BRANDWEERZORG BETREFFENDE

EN, OP VERZOEK, HET VERLENEN VAN

BIJSTAND BIJ DE UITOEFENING VAN

BEVOEGDHEDEN OP GROND VAN DEZE

C BESTUURSORGANEN VAN

GEMEENTEN EN REGIONALE

BRANDWEREN:

HET GEVEN VAN ADVIES EN

VOORLLCHTING, OOK UIT EIGEN

BEWEGING, TER ZAKE VAN DE VEILIG-

HEID EN DKUGDEUJKHE1D VAN HET

BRANDWEER- EN REDDINGSMATERIEEL

DAT ZIJ IN GEBRUIK HEBBEN;

D PARTICUIJEREN:

HET GEVEN OP DAARTOE STREKKEND

VERZOEK VAN ADVIES OVER AANGE-

[.EGENHBDBN, DE BRANDWEERZORG

BETREFFENDE, VOOR ZOVER DIT NIET

VAN GEMEENTEWEGE OF VANWEGE DE

REG1ONA1Ü BRANDWEER KAN

GESCHIEDEN.

3 LEDKRE RIJKSAMBTENAAR EN HET

OVERIGE PERSONEEL WERKZAAM BI]

DE RIJKSOVERHEID ZIJN VERPLICHT OM

DE DOOR O N Z E MINISTERVAN

BINNENLANDSE ZAKEN AANGEWEZEN

AMBTENAREN VAN DE INSPECTIE DE

INLICHTINGEN TE VERSTREKKEN

WELKE ZIJ NODIG OORDELEN IN

VERBAND MET HET ONDERZOEK NAAR

HET VERLOOP VAN EEN BRAND,

ONGEVAL OF RAMP.

4 D E INSPECTIE BESTAAT UIT EEN

HOOFDINSPECTIE, GEVESTIGD T E

'S-GRAVENHAGE EN TENMINSTE VIJF

DISTRICTSINSPECTIES. AAN HET

HOOFD VAN DE INSPECTIE STAAT EEN

HOOFDINSPECTEUR; AAN HET HOOFD

VAN ELKE DISTRICTSINSPECTIE STAAT

EHN DISTRICTSINSPECTEUR. Bij

ALGEMENE MAATREGEL VAN BESTUUR

WORDEN REGELS GKGBVEN INZAKE DEVERDERE SAMENSTEIi.ING EN DE

WERKWIJZE DEK IHSPBCT1B EN

WORDEN DE AMBTSGEBIEDEN VOORDE INSPECTEURS AANGEWEZEN.

157 HET KEERPUNT

Die duidelijkheid kwam pas toen in oktober de kamercommissieliet merken, dat de opheffing van de BB op steun van eenmeerderheid kon rekenen, met de aantekening dat de nood-wachtplicht pas kon worden opgeheven, als er voldoendevrijwilligers beschikbaar waren.Ondertussen had minister Wiegel al in mei 1980 laten weten, datde organisatie binnen de directie OO&V van zijn ministerie aanhet nieuwe beleid diende te worden aangepast. Het resultaat lagvoor de hand. In het land nam de brandweer het belangrijkstedeel van de BB-taken over en dus werd ten departemente dehoofdafdeling organisatie Bescherming Bevolking samengevoegdmet de hoofdafdeling Brandweer, onder de nieuwe noemerdirectie Brandweer. Enige haast was geboden, want de nieuwerampenbestrijdingsorganisatie in het land moest per 1 januari1986 operationeel zijn.Ijlings werden organisatie-onderzoeken gehouden en overleggevoerd over de beoogde samenvoeging en ondanks de haast kontoch op 1 mei 1982 worden overgegaan tot de formele instellingvan de nieuwe directie Brandweer, onder gelijktijdige opheffingvan de beide hoofdafdelingen.Uiteraard was het geen kwestie van een optelsom (106 brandweeren 159 OBB) om de nieuwe directie te laten werken, maardaarop komen we later terug.Ook in de wetgeving waren het lot van de brandweer en derampenbestrijding met elkaar verbonden. Op 18 juli 1981 werdde Rampenwet bij de Tweede Kamer ingediend, die het ontwerptezamen met het ontwerp-Brandweerwet behandelde. Zoalsbekend, traden beide wetten per 1 maart 1985 in werking.Nadat eenmaal definitief was bepaald wat er met de rampen-bestrijdingsorganisatie ging gebeuren, werd begonnen aan hetsamenstellen van het eindbeeld. Nog voor de instelling van dedirectie Brandweer in april 1982, ontvingen alle Commissarissender Koningin een brief van de staatssecretaris met een schets vande landelijke overlegstructuur, het rapport 'Contouren van derampbestrijding' en een plan van aanpak met betrekking tot deovergang van het noodwachtpersoneel naar de anderehulporganisaties. In diezelfde maand wist staatssecretaris VanLeijenhorst van het hoofdbestuur van het Nederlandse RodeKruis de toezegging te krijgen, dat de2e vereniging in principewilde meewerken aan de opbouw van de rampenbestrijdings-organisatie.

In juli 1983 sloeg het bezuinigingsspook opnieuw toe. Door deministerraad werd besloten het voor de rampenbestrijdingbeschikbare budget - dat in 1983 nog 137 miljoen guldenbedroeg - met ingang van 1984 terug te brengen tot structureel105 miljoen per jaar. Mede daarom werd besloten de opheffingvan de BB twee jaar te vervroegen tot 1 januari 1984, en hetberoepspersoneel op het ministerie in te krimpen.Ook het eigen gezicht van de BB werd de wacht aangezegd.

158

In augustus besloten minister Rietkerk en staatssecretaris vanAmelsvoort dat de bladen Noodzaak, Paladijn en MaandelijkseMededelingen moesten worden stopgezet. De taak van de MMwas grotendeels overgenomen door de andere vakbladen en voorNoodzaak en Paladijn zou het nieuwe blad 'Alert' in de plaatskomen, dat vanaf juni 1984 op commerciële basis werduitgegeven. Later - vanaf 1988 - werd voor de rampenbestrijderstoch weer een wat minder technisch tijdschrift gelanceerd onderde naam 'Ter Plaatse'.In 1984 werd ook begonnen met het afstoten van de brandweer-colonnes van het Korps Mobiele Colonnes. Het KMC zouuiteindelijk alleen worden gevormd door colonnes reddings-/geneeskundige dienst, ziekenauto-compagnieën en denooddrinkwatervoorziening.Daardoor kwamen grote aantallen van de bekende brandweer-voertuigen van het KMC/BB op de dump, die zich wegens deweinige kilometers en het voortreffelijke onderhoud nog in primastaat bevonden. Velen, die niet terugdeinsden voor het hogebrandstofverbruik en veelal door zelfwerkzaamheid een nuttigdoel voor de onverslijtbare wagens hadden gevonden, kochteneen exemplaar, waardoor deze typische relikwieën uit de glorie-tijd van de BB nog regelmatig in het straatbeeld te vinden zijn.

De 450 in brandweerkringen even bekende diesel-motorspuitenvan KMC en BB werden gereviseerd en rood gespoten (ofalthans een poging daartoe gedaan) en gedistribueerd onder deregionale brandweren ten behoeve van de te vormen brand-bestrijdingscompagnieën.Daarmee verdwenen de laatste restjes grijs en groen, de kleurendie jarenlang het uiterlijk van de BB hadden bepaald.

TaakuitbreidingDe aanvaarding van de Nota Hulpverlening bij ongevallen enrampen door de Tweede Kamer en de motie-Rienks c.s., waarinwerd gevraagd om een inventarisatie van de risico's, rampen-plannen en een preventie-beleid, hadden een grote invloed ophet takenpakket van de inspectie.De ramp bij DSM op 7 november 1975 - kort voor de Kamer-behandeling - waarbij veertien doden vielen, had nog eens extrade aandacht gevestigd op de risico's van de moderne chemischeindustrie.Voor reeds iunctionerende brandweerofficieren werdenapplicatiecursussen over gevaarlijke stoffen georganiseerd, enbesloten werd tot de oprichting van een eigen aparte afdelingvoor deze materie, die tot dan toe door de afdeling Preventie'erbij' genomen was.Op 1 april 1976 traden twee chemici in dienst, waarmee hettotaal op drie kwam en zij vormden samen de officieel per1 juli 1976 opgerichte afdeling Ongevalsbestrijding gevaarlijke

LAATSTENUMMER

Ramp bij DSM op 7 november 1975

De per 1 juli 1976 opgerichte dienstOngevalsbestrijding gevaarlijke

stoffen is een 24-uurs parale diensten beschikl voor het daadwerkelijk

optreden over een uitrukauto.De bestrijding van ongevallen

waarbij gevaarlijke stoffen warenbetrokken diende van de grond af te

worden opgebouwd, zodatcursussen werden opgezet en vele

publikaties moesten wordensamengesteld en waarvoor ook

internationaal veel belangstelling isgebleken

llgeme<etisahe'et optr'e brand

stoffen. Meteen werd een 24-uurs parate dienst ingesteld, die opafroep voor de hulpverleningsdiensten in het land beschikbaarwas voor advies of zelfs daadwerkelijk optreden. Daartoebeschikte men over een speciale dienstauto, die was uitgerustmet meetapparatuur, beschermende middelen en eenbibliotheek. Door de uitgifte van zo'n 50 000 (!) geplastificeerdekaartjes met de in 1977 verplichte tankwagen-code-cijfers metdaarop het telefoonnummer waarop de piketdienst van OGS tebereiken was, verwierf men al snel grote bekendheid. In 1976werd door de piket-ambtenaar 29 maal telefonisch adviesgegeven en 12 keer uitgerukt. Voor 1977 bedroegen deze cijfersrespectievelijk 91 en 46! Bij de brand in de tanker 'AtticanUnity' voor de kust van Cadzand werd maar liefst zes keeruitgerukt met de piketwagen. Dat er behoefte was aan kennis enadvies op dit gebied, was dus snel aangetoond. Het in 1975 voorde eerste keer gedrukte - toen nog documentatierapport geheten- 276 pagina's tellende boekwerkje 'Gevaarlijke Stoffen' moestnadien nog vier keer over de persen.

Naar aanleiding van de ramp met een LPG-tankwagen op decamping San Carlos de la Rapita in Los Alfaques, Spanje,waarbij ruim 200 doden vielen (11 juli 1978), werd door deafdeling OGS een boekje samengesteld over het verschijnsel'BLEVE'. Dat was de afkorting van het soort explosie wat zichhad voorgedaan.De activiteiten van de afdeling OGS beperkten zich niet alleentot onmiddellijke assistentie in het land, maar ook advisering bijde vergunningverstrekking, opleiden van officieren en deelnameaan tal van commissies en overlegorganen bepaalde het werk.Daarnaast werd, ter ondersteuning van de groeiende groepberoepsbrandweeroffïeieren in regio's en gemeenten, een aantalboeken, diaseries en video-films geproduceerd over debestrijding van ongevallen met bepaalde gevaarlijke stoffen.

161

De uitreiking van diploma's aan decursisten van de10e opleidingberoepsbrandweerofticieren vondplaats op 10 mei 1973 in de Rolzaalvan het Binnenhof en werd geopenddoor een defilé met oude voertuigen

i>

i

9.' De 'kasteelheer' van Hoekelum,J.J. Fokkens, hoofd van deRijksopleiding beroepsbrandweerofficieren

GETUIGSCHRIFT

Ook de handleiding voor gevaarlijke stoffen in het algemeenwerd herzien en tussen 1982 en 1985 kwamen er zeven boekjesen vier video's beschikbaar.Dat de groep beroepsofficieren snel groeide was vooral te dankenaan de verbetering van de faciliteiten en daardoor de groterecapaciteit van de rijksopleiding. Tot en met de negende cursusmoest de theoretische opleiding verzorgd worden in de toch alkrappe behuizing van het centraal bureau. Vanaf de tiendecursus (1971) kon men de studenten intern huisvesten in dekazerne Baan in Rotterdam gedurende het eerste theoretischedeel en kreeg men in de Hoogstraat en de Neuhuijskade in DenHaag de beschikking over wat meer ruimte voor het tweedetheorie-deel. Bovendien kreeg men een eigen vaste cursusleider,en dat was wel nodig ook, want door de grotere mogelijkhedenen vraag begon de tiende cursus met 23 studenten, terwijldaarvoor het maximum aantal deelnemers negen had bedragen.De veertiende cursus - die in november 1975 begon - hadhelemaal een mooie start, want die werd volledig interngerealiseerd door het verwerven van het kasteel Hoekelum inEde. Daar konden zowel de studenten als de klaslokalen, maarook de eigen voertuigen van de opleiding worden ondergebracht.Voor de praktische opleiding werd samengewerkt met degemeentebrandweer Ede, de regionale brandweer West-Veluwe-en Gelderse Valleigebied en vooral de brandweerschool van deKoninklijke Luchtmacht bij de LETS in Schaarsbergen(Arnhem). Tot die tijd was men voor de praktijkoefeningenafhankelijk geweest van de Haagse en later ook de Rotterdamsebrandweren.

Dat de verbeterde faciliteiten tot heil van de opleiding waren,illustreert wel het aantal lesuren, dat van de negende op detiende cursus klom van 29 naar 32 en met ingang van deveertiende naar 42 per week.

HET KEERPUNT

Een maquetleloto van deRijksbrandweeracademie in

Schaarsbergen, ontwerp vanJan Verhoeven (Hoevelaken)

GETUIGSCHRIFTRIJKSBRANDWEERACADEMIE

CERTIFICAAT

de rijksbrandweeracademie

Hoewel het kasteel Hoekelum een vooruitgang was, bleek hetniet ideaal en het streven naar een speciaal voor dat doelontworpen brandweeracademie werd voortgezet. Nadat eenhalfjaar daarvoor het bestek gereed was, kon minister Wiegel op17 mei 1979 de bouw van de Rijksbrandweeracademie starten.Het door de architekt Jan Verhoeven uit Hoevelaken ontworpencomplex was gekozen uit een aantal inzendingen, omdat hetfraaie vormgeving, praktische inrichting en redelijke prijs in zichverenigde.Op 1 april 1981 - en dat was geen grap - kon de officiers-opleiding de nieuwe RBA al betrekken. De officiële openingdoor Prins Claus vond op 4 november 1981, bij het begin vanhet nieuwe academie-jaar plaats.Hoewel voor de officiersopleiding het reglement uit 1959 vantoepassing bleef, werd voor de RBA zelf een instellings-beschikking uitgevaardigd op 15 januari 1981, terwijl - eveneensbij beschikking - op 3 november 1981 een heus curatorium werdingesteld.Met de RBA ging dan eindelijk de ruim veertig jaar gekoesterdewens van een centrale brandweerschool in vervulling. Sinds hetkorte bestaan van de rijksbrandweerschool in Amsterdam -1946 en 1947 - hadden de achtereenvolgende hoofdinspecteurswanhopig getracht een dergelijk instituut van de grond te krijgen.Dankzij de nota van 1975 was er dan eindelijk geld voor dit doelbeschikbaar. De RBA die er nu was gekomen, kreeg niet alleende taak om nieuwe officieren op te leiden, maar ook de opdrachtom applicatiecursussen te verzorgen.Toen de verhuisdozen nog werden uitgepakt, was inmiddels derampenbestrijding ook bij de brandweer gevoegd, zodat voorkaderfuncties in de te vernieuwen rampenbestrijdingsorganisatieeveneens de opleidingen verzorgd moesten worden. Daardoorwas men bij de opening eigenlijk al weer te klein, en dat was pasgoed te merken na de sluiting van de stafschool BB in Putten per1 januari 1984. Gelukkig kon men door goede samenwerking

165

T1 1II '

1

1r

L'JÊr

VIJFTIG JAAR INSPECTIE

gebruik maken van de onderwijs- en oefenfaciliteiten van de BB-kring Gelderland-e aan de Schelmseweg in Arnhem, welkcomplex met ingang van februari 1987 officieel aan de RBA konworden toegevoegd.Ook bij de opleiding voor lagere rangen bij de brandweer vondeen accentverschuiving plaats. Door het inspirerende werk vande stichting Brandweeropleidingen in Nederland en het van degrond komen van regionale opleidingen konden met name dedistrictsinspecties hun taken op dat gebied overdragen aan delagere overheden en zich concentreren op de examens.De rijksopleiding tot onderbrandmeester, waarmee in 1972 endie voor beroepsbrandmeester, waarmee in 1975 was gestart,konden binnen tien jaar worden overgedragen aan de regionaleinstituten, die in oktober 1983 zelfs begonnen met een opleidingtot vrijwillig brandweerofiicier onder auspiciën van de SBOiN.Vanaf september 1982 waren onderwijs en leerstof aangepast aande nieuwe tijd en kon het in 1975 nog herdrukte 'rode boek' uit1957 overboord.

Nieuwe techniekenCommunicatie en dan vooral de telecommunicatie zou bijregionale samenwerking zeer belangrijk worden. Vandaar dat alin november 1972 de Commissie Verbindingen Brandweer vande Amstelveengroep aan de minister van Verkeer en Waterstaatzijn wensen kenbaar maakte. Op 22 maan 1973 werd een nieuwfrequentieplan door de Nationale Frequentie Commissieaanvaard. De brandweer kreeg de beschikking over 13 kanalenvoor het mobilofoon- en vier voor het portofoonverkeer.De mobilofoonkanalen waren over het land verspreid via eenhoningraat-verdel ing, met uitzondering van één kanaal -nummer 10 - dat was bestemd voor het onderlinge berichten-verkeer bij grootschalig optreden. Daarbij zou dan ook gebruikgemaakt kunnen worden van een verbindings/commandowagen,waarvan het prototype door de inspectie ontwikkeld was en zijnpremiere beleefde op de brandweertentoonstelling in de RAI in1975.Bij een grote brandweeroefening in het Limburgse Grubbenvorstwerd de VC, zoals het voertuig werd afgekort, voor het eerstsuccesvol ingezet en na het beschikbaar komen van de 'nota-gelden' werden zes exemplaren gebouwd, die op 25 april 1978door minister Wiegel werden overgedragen aan de inspectie.Deze plaatste in elk district een VC en stelde die beschikbaar aande regio's, ter lering en opleiding, in afwachting van deaanschaffing van de eigen regionale VC's. Deze konden metbehulp van de rijksbijdragen worden aangeschaft, mits zevoldeden aan de eisen en bestekken van de inspectie.De inspectie was sinds half 1976 ook weer belast met hetadviseren met betrekking tot de opzet en keuze van verbindings-netwerken, meld-, alarmerings- en verbindingscentra en

167

telecommunicatie-apparatuur ten behoeve van de brandweer.Daarmee werd de taak van de Politie Verbindingsdienst weerovergenomen.Vanaf dat moment verschenen in de Maandelijkse Mededelingenweer regelmatig lijsten van door de inspectie goedgekeurdeapparatuur. Daarbij behoorden ook de alarm ontvangers, die inkorte tijd zeer populair waren geworden. De eerste regionalebrandweer die zijn vrijwilligers met dergelijke apparaatjesuitrustte, was Midden-Erabant in begin 1974.In het najaar daarop werd besloten tot de invoering van hetvijf-tooncodesysteem voor de brandweer, om problemen op defrequenties te voorkomen. De eerste twee cijfers werden gebruiktvoor de aanduiding van de betreffende regio, terwijl de groep vandrie cijfers beschikbaar was voor groepen personen of voertuigen.Een tegenslag bij de vorming van alarmcentrales, die sinds deinterim-regeling rijksbijdragen regionale brandweren krachtig terhand werd genomen, was de stopzetting van het 0011-project inhet kader van bezuinigingen. Naast de twee proefgebiedenTilburg en Breda konden na aandringen vanuit de TweedeKamer nog wel 0011-centrales worden gerealiseerd in Friesland,Twenthe en Zuid-Oost-Noord-Brabant. Het her-opstarten van0011 kwam pas precies acht jaar na het besluit tot opschorting,in juni 1986.Bij het vormen van alarmcentrales werden ook de nieuweautomatiseringstechnieken onderzocht. In samenwerking met hetRijkscomputercentrum Limburg CCL werd in 1979 gewerkt aanprojecten met fraai klinkende namen als ARBAC, LARGAS enBRIES, bestemd om het werken in de alarmcentrales zoveelmogelijk te vereenvoudigen.De ontwikkeling van programmatuur aan de hand van degebruikerseisen was niet zo makkelijk als het wellicht leek en pasin 1983 kon in drie regionale alarmcentrales de apparatuur in het

Het eerste, in 1974, door deinspectie ontworpen

hulpverleningsvoertuig.Aan de hand van de testresultaten

met experimentele voertuigenwerden bestekken samengesteld

voor de aanschaffing van voertuigendoor de brandweerkorpsen

kader van het Proefproject Automatisering Regionale BrandweerAlarm Centrales (PARBAC) worden geïnstalleerd. Na enige tijdproefdraaien kon de letter 'P' vervallen en werd drie jaar latereen begin gemaakt met de installatie van ARBAC in bijna allealarmcentrales.Hoewel de invoering niet altijd even soepeitjes verliep door hetachterblijven van de opleidingsmogelijkheden bij de installatie-snelheid heeft ARBAC inmiddels zijn plaats verworven in debrandweer.Dat kan ook gezegd worden van de speciale voertuigen, die voorde nieuwe taak van de brandweer - de technische hulpverlening- moesten worden ontwikkeld.Nog in 1974 werd een eerste hulpverleningsvoertuig door deinspectie ontworpen en besteld en vervolgens uitgetest.Na een uitgebreide evaluatie kon een definitief bestek wordenopgemaakt, dat de leidraad werd voor het ontwerp van de doorde regio's op kosten van het Rijk te bestellen hulpverlenings-voertuigen (HV).De eerste regionale HV werd in juni 1979 in gebruik genomendoor de regionale brandweer West-Veluwe en Gelderse-Valleigebied in Ede. Dat was natuurlijk niet zo verwonderlijk,want juist die regio had dankzij de intensieve samenwerking metde daar toen nog gevestigde rijksopleiding voor beroepsbrand-weerorïïcieren met het prototype van de inspectie naar hartelustkunnen experimenteren.Echt groot materieel kwam er ook, in de vorm van twee blus-boten voor brandbestrijding en hulpverlening op de groterivieren. Op 19 december 1980 werden de contracten tussenBinnenlandse Zaken en de scheepswerven Damen Shipyards teHardinxveld en Schottel Nederland te Warmond getekend voorde bouw van de blusboten 'Zuid-Holland' en 'Gelderland'.Deze schepen, waarvan de totale aanschaffingskosten 5,8 miljoen

In 1983 werden de twee blusbotenin de vaart gebracht voor debestrijding van calamiteiten enmilieu-incidenten op de grotevaarwegen Als tijdelijke (nood)oplossing had de inspectie eerstrubberboten met blusapparatuur terbeschikking gesteld

169 -tET KEERPUNT

gulden bedroegen, werden aan de regio's Zuidelijk Zuid-Holland(Dordrecht) en Nijmegen e.o. in beheer gegeven, die ook voorde bemanning zorgden. De schepen kregen een maximumsnelheid van 33 kilometer per uur en een pompcapaciteit van15 000 liter per minuut.Op 11 juni 1982 konden de beide vaartuigen doorstaatssecretaris Van Leijenhorst aan de betreffende regio'sworden overgedragen.Kleiner blusmaterieel waarmee de inspectie aan de slag ging,waren de zes experimentele autospuiten, die gelijk met de aleerder genoemde verbindings/commandowagens waren besteld.Bij verschillende fabrikanten werden autospuiten opverschillende chassis gebouwd en vanaf 1978 door het hele landter beproeving bij brandweerkorpsen gestationeerd. Hierdoorhoopte men uiteindelijk de min of meer ideale autospuit tekunnen ontwerpen. Ook een 'vergelijkend warenonderzoek' naarautoladders en hoogwerkers werd in die jaren uitgevoerd. Beidekregen evenveel sterren.Nóg kleiner materieel werd ook niet uit het oog verloren.De toegenomen verantwoordelijkheden van de minister vanBinnenlandse Zaken en dus van de inspectie, noopten ook totonderzoek naar de persoonlijke uitrusting van de brandweermanin het belang van zijn eigen veiligheid.Ais eerste resultaat van deze onderzoeken werd de hennep-redlijn 'er uit gegooid'. In een advies aan de brandweren steldede hoofdinspecteur op 18 december 1978 vast dat de eisen in denormbladen ter zake niet voldoende garantie voor de veiligheidbleken te geven en vervangende materialen niet voorhandenwaren. Daarom werd het gebruik van de hennep-redlijn engordel met gordelhaak verder ontraden. Dat scheelde degemiddelde brandweerman weer aardig in gewicht, want doorhet toenemende gebruik van en opleiding met perslucht-apparatuur was dat inmiddels al tot de standaard-uitrusting vande blusgroep geworden. In 1980 werd de beschermende kledingaan een technisch-wetenschappelijk onderzoek onderworpen enin het jaar daarop was de algemeen gebruikte brandweerhelmvan het model 'Nederland' het voorwerp van onderzoek. Daarbijwas gebleken, dat met name de schokdempende eigenschappenvan de helm tekort schoten, zodat in overleg met de leverancierverbeteringen werden aangebracht. Bovendien adviseerde deinspectie in zijn brief aan de korpsen op 9 oktober 1981 om hetbinnenwerk elke drie jaar en de buitenschaal elke twaalf jaar tevervangen.

Nadat ook was komen vast te staan dat het dragen van een baardbij het gebruik van perslucht erg onveilig was, werd - eveneens in1981 - geadviseerd om baarddragenden te weren bij examens dieonder andere het werken met persluchtmaskers behelsden.Ten behoeve van 's-brandweermans veiligheid werden ookhandleidingen samengesteld voor het gedrag op autosnelwegen

(1972 en 1980) en het optreden bij vliegtuigongevallen (1981).Bij al die vernieuwingen en veranderingen sinds de 'Nota' waseen goede voorlichting ten behoeve van 'het veld' natuurlijkonontbeerlijk.Vanaf 1969 al verschenen regelmatig publicaties van de inspectie.Het eerste was in dat jaar het zogenoemde 'documentatie-rapport' over automatische sprinklerinstallaties. Vervolgenswerden enkele jaren lang steeds de examenopgaven voor derijksexamens voor hoofdbrandwacht, onderbrandmeester enbrandmeester gebundeld en gepubliceerd ter ondersteuning vanhet onderwijs.

Verder verscheen een groot aantal publicaties op het gebied vanpreventie, materieel en telecommunicatie. Na de notaresulteerde vrijwel elk onderzoek van de inspectie in een rapport,waarvan het uiterlijk met de jaren fraaier en professioneler werd.Na het besluit de rampenbestrijdingsorganisatie aan de brand-weer op te dragen en de vorming van de directie Brandweerbegon een gigantische stroom publicaties om zowel debestuurders, de regionale en gemeentelijke brandweren en deindividuele functionarissen up-to-date te houden over deontwikkelingen.Hoewel voor die tijd al diverse, vooral buitenlandse Films door deinspectie verworven waren en in het verleden grote aantallen dia-series en filmstrips ten behoeve van opleidingen waren

geproduceerd, kwam het echte audio-visuele tijdperk in hetbegin van de jaren tachtig op gang. In 1982 verscheen de eigenfilm 'Wij komen eraan!', bedoeld ter voorlichting van het publieken werving van vrijwilligers.Het met ingang van 1983 geïntroduceerde nieuwe aflegsysteem,dat mede in samenwerking met de inspectie was ontwikkeld,werd begeleid met duizenden instructiekaartjes, vouwbladen eneen eigen video-productie. Op datzelfde moment verschenen ookde video's 'Blusboten in Nederland' en 'de Toeteraar'.

HET KEERPUNT

M

Op de internationaletentoonstelling Srand '88 werdveel aandacht besteed aan de

rampenbestrijding.De inspectiestand was het

middelpunt van de hal, maarondanks de enorme druktekonden de staatssecretarisD.Y.W. de Graaff-Nauta

(oud)minister drs. E. van Thijntoch nog even tijd voor elkaar

Mw. dr. B.E.C. Plesch opende deexpositie over de reorganisatie vande rampenbestrijding door descheepstelegraaf op 'volle krachtvooruit' te zetten

Kort daarop werden een aantal instructiefilmsmet betrekking tot gevaarlijke stoffenuitgebracht en in het kader van het projectReorganisatie Rampenbestrijding verscheeneveneens een hele serie video's ter informatie enter ondersteuning van de opleidingen.Bij de presentatie van de inspectie op debrandweertentoonstellingen ging het er ooksteeds professioneler aan toe.Elke opvolgende tentoonstelling gaf een grotereen mooiere stand te zien, met als hoogtepunt defantastische presentatie op 'Brand 88', waarbijvooral veel aandacht was besteed aan derampenbestrijding.

Voor de kleinere evenementen werd een mobiele expositieontwikkeld, die zijn première beleefde in de hal van het eigenBiZa-gebouw in april 1979.Inmiddels is er een aantal mobiele tentoonstellingen beschikbaargekomen, die op afroep bij allerlei lokale of regionaleevenementen kunnen worden ingezet.

Ook de voorlichting door de korpsen zelf kreeg meer aandacht.Behalve de behandeling daarvan in de officiers-opleiding entijdens applicatie-cursussen werd in samenwerking met deKNBV, NVBC, CCRB (College van commandanten vanregionale brandweren - de opvolger van C2G2) en de inspectiehet boek 'Voorlichting voor en door de brandweer' samen-gesteld, dat eind 1986 verscheen. Daarin werd op prettigleesbare wijze het belang van dit aspect van de externe relatiesonderstreept en een groot aantal nuttige aanwijzingen gegevenover de wijze van uitvoering.

174

In de loop van de jaren kregen deboeken en brochures van deinspectie steeds meer een duidelijkeigen, herkenbaar gezicht.De publicaties op brandweergebredwerden op de kaft voorzien van eenbalkje met vakjes, waaruit konworden afgelezen tot welkhoofdonderwerp het betreffendedrukwerkje behoorde. Overigenswerd pas in het jaarverslag van1989 voor het eerst uit de doekengedaan, hoe het hele betreffendebalkje was samengesteld.

Ook alle publicaties in het kader vande reorganisatie van de

rampenbestrijding kregen een eigenkleur en gezicht. De meeste kaften

vertoonden de hoofdkleur grijs.Was het niet die kleur die vroeger bij

de BB zo populair was?

Overzicht van inwoners, brandweerlieden en branden inNederland over de afgelopen 50 jaar

Dat de brandweer het in toenemende mate moet hebbenvan de materiële sterkte, blijkt wel uit deze grafiek.Hoewel het aantal brandweerlieden vanaf de jaren vijftigvrijwel gelijk gebleven is, verviervoudigde het aantalbranden en groeide de bevolking van Nederlandna de oorlog met 56%.

Inwoners van Nederland (x 1000)Aantal brandweerl ieden (vanaf 1957)Aantal branden (exclusief 1944-1945)1938 - 1989Bron: CBS

35000

30000

25000

20000

5000

0000

5000

BRANDWEERLIEDEN ~

A /

BRAlIDEN t\A \

j/L.y _ •_ — ' INWONERS VAN NEDERLAND

(X 1000)

1938 1940 1942 1944 1946 1948 1950 « S ï 1954 1956 1958 I960 1962 1964 1966 1968 1970 1972 1974 1976 1978 1980 198Z 1984 1986 1988 1990

9 Van inspectie naar directie

OrganisatieMet de groei van de brandweertaken, was ook de omvang van deinspectie meegegroeid. Hoewel met de komst van de regionalebrandweren en hetwerk van met name de stichtingBrandweeropleiding in Nederland een belangrijk deel van deinspectie-taken was overgegaan naar 'het land', bleef het werkzich uitbreiden.De techniek stond niet stil en door de wettelijk verplichtevoortrekkersrol moest steeds meer kracht besteed worden aan demogelijkheden van de tijd.Gevaarlijke stoffen, telecommunicatie, automatisering, hulp-verleningstechnieken, materieel, persoonlijke veiligheid,preventie en in toenemende mate de voorlichting binnen debrandweer bepaalden de productie van de inspectie.De verschuiving van brandbestrijding via technische hulpverleningnaar later de rampenbestrijding door de brandweer, die door decentrale overheid werd gestimuleerd, maakte van de inspectie,die immers tot die centrale overheid behoorde, de vraagbaak enhet middelpunt bij de uitvoering van het beJeid.Langzamerhand veranderde de rol van ondersteunende instantiein leidende organisatie. Via de technische, maar vooral definanciële ondersteuning van de taak- en gebiedsuitbreidingenvan de brandweer kreeg de inspectie weer een hoofdrol, zoals diein de beginperiode was gespeeld.Bij de discussies rond de totstandkoming van de nieuwebrandweerwet kwamen dan ook regelmatig uit voorspelbarehoeken waarschuwende geluiden tegen teveel bemoeienis doorde rijksoverheid. Het hoge goed van de vrijwilligers werd daarbij- zo maanden die geluiden - wel eens in de waagschaal gesteld.Mede daarom was het van groot belang, dat de reorganisatie vanhet brandweerwezen in Nederland langs de weg van overleg engeleidelijkheid werd gevoerd.Langs diezelfde weg diende ook de reorganisatie op hetministerie te worden afgelegd. Vooral na de Nota hulpverleningbij ongevallen en rampen (1975) werd de inspectie uitgebreid

1 79 VAN INSPECTIE NAAR DIRECTIE

met een aantal deskundigen op het gebied van telecommunicatieen gevaarlijke stoffen. Bovendien nam de vraag naar voorlichtingover deze materies vanuit de korpsen toe, zodat ook daarvooreen professionele opzet in het leven werd geroepen.Na minister Wiegels ontboezemingen over de toekomst van derampenbestrijding in Nederland in maart 1980, werd meteensamenwerking gezocht met de hoofdafdeling organisatieBescherming Bevolking en in goed overleg het eindbeeld van dereorganisatie vastgesteld.Het was nu ook zaak in eigen huis een optimale organisatie teverkrijgen met minimale problemen. De huisvesting veroorzaaktesinds de verhuizing naar het nieuwe ruime gebouw van hetministerie in januari 1978, gelukkig geen hoofdbrekens meer.Voor de reorganisatie werd een speciale projectgroep in het levengeroepen, bestaande uit medewerkers van de beide hoofd-afdelingen en deskundigen van andere BiZa-onderdelen.In november 1981 presenteerden zij hun eindrapport, waaringlobaal een beeld was geschetst van de organisatie van de nieuwedirectie Brandweer.

Directie Brandweer 1982

RijksinspectieZelfbescherming

AdviseurGeneeskundige

Aangelegenheden

AlgemeenSecretariaat

Bestuurlijke enJuridische zaken

Organisatie enOperatiën

Opleidingen enOefeningen

en Ma

ciën,sbeheererieel

Financiën enVoorraadbeheer

Personee Sbeheer

Materieel

Veiligheid enHulpverlenings-.

techniek

Beschermmgs-

Bestrijdings- enHulpverlenings-

techniek

De voorstellen werden in grote lijnen overgenomen, maar in devolgorde van de beslissingen en fasen werden wat wijzigingenaangebracht, omdat het niet acceptabel geacht werd dat denieuwe directie pas in het najaar van 1984 zou zijn gevormd.Op 22 maart 1982 tekende minister E. van Thijn de beschikking,waarin de directie Brandweer per 1 mei 1982 werd ingesteld.Volgens dit besluit kreeg de directie Brandweer tot taak:'al datgene te verrichten dat dienstig is voor een goedebrandbestrijding, hulpverlening en rampenbestrijding, voorzoverdit onder de verantwoordelijkheid van de minister vanBinnenlandse Zaken valt'.Op dezelfde dag als de ondertekening ontving het personeel vande hoofdafdelingen OBB en brandweer een informatie-pakket,waarin de instelling van een begeleidingscommissie werdaangekondigd en de reorganisatie beschreven.Eerst werden het beleid, de taakstelling en de opbouw van deorganisatie vastgesteld, vervolgens de inhoud en waardering vande functies en als laatste de personele invulling.Daarbij werden eerst de leiding van de directie, vervolgens dechefs van de (hoofd)afdelingen en daarna de andere functiesingevuld.Tot chef van de directie Brandweer werd - uiteraard - de hoofd-inspecteur ing. Ch.H.J. Brauers benoemd, wiens eerste circulaireaan het personeel op 1 mei 1982 een uitnodiging bevatte voor dekennismakingsbijeenkomst twee dagen later in het restaurant vanhet ministerie. Daar sprak onder andere de plaatsvervangenddirecteur-generaal OO&V, mr. A.W.H. Docters van Leeuwen debijna profetische woorden 'behalve een goede samenwerking eneen hechte organisatie zal de financiële spankracht een belang-rijke factor zijn voor de uitoefening van uw taken'.In de daaropvolgende maanden werden afdelingen en chefs in denieuwe organisatie ingevuld. Daarbij werden de onderdelen vande oude hoofdafdelingen zo goed mogelijk in elkaar geschoven.Direct onder de leiding kwamen de districtsinspecties voor hetBrandweerwezen, de Rijksinspectie Zelfbescherming, de adviseurGeneeskundige aangelegenheden, de Rijksbrandweeracademieen de stafschool BB.In de afdeling Algemeen Secretariaat werden de afdelingAlgemene Zaken van de Brandweer en het gelijknamige bureauvan OBB verenigd.In de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken kwamen enkeledeskundigen - voorbestemd om een gelijknamige afdeling tebemannen bij de Brandweer - en de afdeling Algemenebeleidszaken van OBB, met uitzondering van het bureauRechtspositite, bij elkaar.De afdeling Organisatie werd gevormd door de afdelingOperatiën van OBB - minus het bureau ABC-dienst - en deafdeling Organisatie van de Brandweer.De afdeling Opleiding bestond uit de gelijknamige afdeling van

1 8 1 VAN INSPECTIE NAAR E

Bij het afscheid van dehoofdinspecteur Brauers en zjjngezin vormde zich op de receptie inhet Nederlandse Congresgebouween lange rij wachtenden, waarvandeze collage een klein gedeeltetoont

de Brandweer en de afdeling Paraatheid, Opleiding en Oefeningvan OBB.De hoofdafdeling Financiën, Personeelsbeheer en Materieelwerd onderverdeeld in de afdelingen Financiën enVoorraadbeheer, Personeelsbeheer en Materieel, respectievelijkgevormd door de voormalige afdeling Financiën en Materieelvan OBB, het bureau Rechtspositie van de afdeling ABZ vanOBB en de afdeling Technische- en Keuringsdienst van deBrandweer.De hoofdafdeling Veiligheid en Hulpverleningstechniek tenslottebestond uit de afdelingen Preventie, Beschermingsvoorzieningenen Bestrijdings- en Hulpverleningstechniek, achtereenvolgensgevormd door de afdeling Preventie van de Brandweer,Beschermingsvoorzieningen van OBB en OngevalsbestrijdingGevaarlijke Stoffen van de Brandweer. Bij de laatstgenoemdewerd dan nog het bureau ABC-dienst van de afdeling Operatiënvan OBB gevoegd.

Hoewel zeer omzichtig werd omgegaan met de belangen van hetpersoneel, waren kleine problemen niet altijd te voorkomen.Groot werden de problemen pas toen in het budget voor derampenbestrijding nog eens extra bezuinigd moest worden.Daardoor moesten ook in de moeizaam tot stand gekomenorganisatie van de nieuwe directie enkele arbeidsplaatsen wordenprijsgegeven, waarbij tot Brauers' droefenis niet kon wordenontkomen aan gedwongen overplaatsingen of ontslag.Van de 265 arbeidsplaatsen bij het aantreden van de directie(109 Brandweer en 159 OBB) waren er in 1985 nog 244 over,waarvan 40 tijdelijke in verband met de reorganisatie van derampenbestrijding.

Nieuwe hoofdinspecteur/directeurHet waren dan ook de laatste bezuinigingen, die een domperzetten op de overigens zo glansrijke carrière van hoofdinspecteur/directeur Brauers.Op 18 april 1986 nam hij officieel afscheid en hij werd op 3 mei

i l J I

veelbetekenend uitgeluid door een omvangrijke parade van deNederlandse brandweer langs de RBA - zijn academie - waarbijalle regio's waren vertegenwoordigd. Een onafzienbare rijsprekers memoreerde de vooruitgang die de brandweer achterzijn voortouw had gemaakt. Het was een heel andere brandweerdie in 1986 afscheid van hem nam, dan de 'blusdienst' die hij in1970 was begonnen te (bege)leiden. Tot zijn opvolger werdbenoemd F.O. Vijselaar, die al sinds 1 september 1983 plaats-vervangend directeur was.

Vijselaar, van oorsprong accountant, was in 1983 officier vanadministratie bij de Koninklijke Landmacht en secretaris van deLegerraad. Tot zijn specialismen hoorde onder andere(re)organisatie en dat was natuurlijk een prima aanbeveling omhem in dienst te nemen bij de directie Brandweer, die immersnog volop in de reorganisatie zat. Van de brandweer wist hijtamelijk weinig, maar dat was voor het runnen van de directie alsdepartementsonderdeel niet het belangrijkste. Hij werd dan ooktot plaatsvervangend directeur en niet plaatsvervangendhoofdinspecteur benoemd. Die functie werd namelijk sinds1 november 1973 vervuld door brandweerman in hart en nierenJ.K. de Boer.In de tweeëneenhalf jaar dat Vijselaar als plaatsvervangenddirecteur fungeerde, was hij een belangrijke steun voor Brauersbij het aanpassen van de directie-organisatie aan de belangrijkveranderde taakstelling en bevoegdheden.Dat proces was nog volop in gang toen Brauers' tijd was aan-gebroken, dus de benoeming van Vijselaar tot zijn opvolger lagvoor de hand. Bovendien was het hem inmiddels gelukt om eniginzicht in het brandweergebeuren te verwerven.Tot plaatsvervangend directeur werd de voormalige chef van deTKD, ir. R.E.W. Husmann benoemd, die sinds 1 maart 1988 deBoer was opgevolgd als plaatsvervangend hoofdinspecteur.Daardoor was de tweede man in organisatie van de directie en de

De inspectie bestond 45 jaar in1985 en tijdens een samenkomstkwamen drie generatieshoofdinspecteurs voor hetBrandweerwezen bijeen

r R.E.W. Husmann

183 NAAR DIRECTIE

inspectie weer één en dezelfde persoon.Eén van Vijselaars grootste projecten was de reorganisatie van derampenbestrijding, die in de portefeuille van de directie waskomen rollen. Omdat die reorganisatie een aangelegenheid waswaaraan bij de uitvoering een eind moest komen, besloot deminister deze klus in de vorm van een project te doen uitvoeren.Op 14 maart 1984 werd officieel de Beraadgroep van het ProjectReorganisatie Rampenbestrijding door staatssecretaris VanAmelsvoort ingesteld. Daarin waren naast BiZa, vertegen-woordigers van de BB, politie, het ministerie van Defensie, deKNBV, NVBC, de basisgezondheidsdiensten en het Rode Kruisopgenomen.Daarnaast werd een stuurgroep ingesteld, waarin de staats-secretaris de leiding had en van het directoraat-generaal OO&Vde chef, diens plaatsvervanger en de chef stafafdeling, van dedirectie Brandweer de directeur en diens plaatsvervanger,alsmede een wetgevingsdeskundige van het ministerie zittinghadden. Onder de stuurgroep werd een projectteamsamengesteld, bestaande uit de plaatsvervangend directeur-generaal OO&V, de chef stafafdeling OO&V en de plaats-vervangend directeur Brandweer. Bovendien werd een externeprojectbegeleider aangesteld, die tevens werd benoemd totlandelijk coördinator voor de herplaatsing van BB-personeel.Aan het project werd een eigen projectsecretariaat toegevoegd.De stuurgroep en het projectteam onderhielden nauwe contactenmet de Nederlandse Brandweerfederatie, het partneroverleg metDefensie, de Geneeskundige Verdedigingsraad, de kabinetchefsvan de Commissarissen der Koningin en waren aanwezig bij hettripartide overleg tussen BiZa, het ministerie van WVC en hetNederlandse Rode Kruis.Onder het projectteam ressorteerden twaalf projectmanagers, dieverantwoordelijk waren voor de uitvoering van de ongeveer200 (!) deelprojecten.Korter gezegd dan gedaan, omvatte het project de vormgeving vande nodige wetgeving, de realisatie van de geëiste bezuinigingen,de afbouw van de BB, de opbouw van de (regionale) brandweer,het geneeskundige deel van de rampenbestrijding en het KMC inde nieuwe opzet, alsmede de regeling van de personele gevolgenvan de reorganisatie voor met name het BB-personeel.Het 'eindplaatje' van dit gigantische project werd beschreven inhet op 4 mei 1984 verschenen eerste voortgangsrapportReorganisatie Rampenbestrijding, dat werd ondertiteld als'Schets van een nieuwe organisatie'.Tot het uitbrengen van voortgangsrapporten aan de TweedeKamer had de staatssecretaris zich verplicht en die verplichtingnam de opvolger van drs. M./.J. van Amelsvoort, mevrouwD.Y.W. de Graaff-Nauta over.In maart 1985 verscheen het tweede voortgangsrapport, getiteld'Doorsnede van het project' en een jaar later het derde, met de

V1JFTKÏ JAAR INSPECTIE

veelzeggende titel 'Van voorbereiding naar invoering'.Het vierde voortgangsrapport, dat in april 1987 uitkwam, heette'Hulpverlening in kaart gebracht' en besteedde veel aandacht aande vooruitgang en tegenslagen bij de regio-vorming en degoedkeuring van grens-overschrijdende regio's. Ook werden deverschillen tussen de samenwerkingsgebieden van de basis-gezondheidsdiensten, het Rode Kruis, de centraalpostenambulancevervoer, politie en brandweer gesignaleerd. Veelaandacht kreeg ook de herplaatsing van noodwachtambtenaren,die op enkele kleine problemen na redelijk succesvol wasverlopen.In het vijfde en voorlopig laatste voortgangsrapport van maart1988, dat als naam 'Van beleid naar uitvoering' meekreeg, werdaangekondigd dat het Rijk aan het terugtreden was.De daadwerkelijke uitvoering werd in handen gegeven van deprovincies en regio's, maar door met name de beschikbaarstellingvan geldmiddelen bleef het Rijk zijn verantwoordelijkheidbehouden. In datzelfde rapport moest met enige spijt wordenvastgesteld dat op sommige punten vertragingen waren voor-gekomen, maar dat de reorganisatie op 1 januari 1990 goeddeelszou zijn voltooid en de nieuwe organisatie rampenbestrijding op1 mei 1992 'meetbaar optimaal effectief zou zijn.Het bijzonder veel omvattende project nodigt al snel uit tot hetin detail beschrijven van de resultaten en tegenslagen, maar datzou een boekwerk apart moeten worden.Dat het project en de vele deelprojecten jarenlang een zwaredruk betekenden voor de leiding en medewerkers van de directieBrandweer, maar ook voor de districtsinspecties en de regionale-en gemeentebrandweren, staat wel vast.

Zelden is een dergelijk groot project met een zodanig resultaatbinnen een ministerie tot stand gekomen en een extra woord vanlof is dan ook zeker niet misplaatst.

Nog meer reorganisatieNiet alleen de inspectie/directie Brandweer veranderde onderinvloed van alle ontwikkelingen.Ook de andere organisaties op brandweergebied in Nederlandontkwamen niet aan herstructureringen. De KNBV, die sinds1965 in samenwerking met de VNG al over een eigen bureaubeschikte, nam ook het secretariaat van de Amstelveengroep ende SBOiN op. Met ingang van 1 januari 1981 ging ook de KNBVin een nieuwe vorm werken. Het werd weer een landelijkevereniging, waarin alle voor de brandweerzorg verantwoordelijkebestuurlijke instanties bij elkaar werden gebracht. In het bestuurwerden vijf volwaardige zetels gereserveerd voor brandweer-commandanten. De samenwerking met andere verenigingen enmet name de NVBC was er dus aanzienlijk op vooruitgegaan.Sinds 1977 gaven de beide verenigingen, op instigatie van detoenmalige NVBC-voorzitter R.H.P. Baaij, weer gebroederlijk

185

één vakblad uit, onder de naam 'Brand en Brandweer'.De samenwerking met ook een derde vereniging, het College vanCommandanten van Regionale Brandweren, verliep vooral dank-zij de Amstelveengroep, ook uitstekend en op 25 april 1986kwam men tot de oprichting van de Nederlandse BrandweerFederatie (NBF), waarin KNBV, NVBC en CCRBsamenwerkten. In feite werd de NBF daarmee de opvolger vande Amstelveengroep, die zoveel positiefs had bijgedragen aan deeenheid van de Nederlandse Brandweer.De vruchtbare samenwerking tussen alle organisaties leidde ooktot een snelle en ingrijpende verandering in het onderwijs.In oktober 1977 was door de minister van Binnenlandse Zakenal de Commissie Organisatie Brandweeropleiding ingesteld, methet oog op het toekomstige brandweerbeleïd na de notaHulpverlening.In mei 1982 kwam deze commissie uiteindelijk met eenstructuurplan voor de organisatie van de brandweeropleidingenen in september van datzelfde jaar kon het onderwijs in denieuwe stijl aan de hand van de door de hoofdinspecteurgoedgekeurde leerstof van de SBOiN een aanvang nemen.Daarin was ook het nieuwe aflegsysteem verwerkt, dat metingang van 1 januari 1983 werd ingevoerd en uitging van eenblusgroep van zes man, bestaande uit de bevelvoerder, dechauffeur/pompbediener, een aanvalsploeg en een waterploeg.Het nieuwe examenreglement dat door de herstructurering nodigwas geworden, werd op 12 januari 1983 geldig, waarna de aparteopleidingen 'Persluchtmaskerdrager', 'Pompbediener' en'Hulpverlener' werden geïntegreerd in de opleiding per rang.Ook voor de hogere rangen werden nu opleidingen ontworpenen in oktober 1983 ging de eerste opleiding voor vrijwilligbrandweerofficier met veertig cursisten van start in Hilversum.De taakuitbreidingen in het kader van de rampenbestrijding ende daarvoor benodigde opleidingen dreigden echter eenonaanvaardbaar hoge belasting voor zowel de opleidings-instituten als de leerlingen te worden, zodat naar nieuwe wegenmoest worden gezocht. Bovendien had de minister in deBrandweerwet 1985 inmiddels vergaande bevoegdhedengekregen op het gebied van de brandweeropleidingen, zodat eenherbezinning op de inrichting en taakverdeling noodzakelijkwerd.

Het overleg tussen alle betrokkenen leidde tenslotte in 1986 tottwee overeenkomsten tussen het Rijk enerzijds en de SBOiNanderzijds over de nieuwe structuur van het brandweeronderwijsen de inpassing van de opleiding voor de rampenbestrijding,alsmede de wijze waarop het Rijk van zijn in de Brandweerwetgegeven bevoegdheden gebruik zou maken.Als gevolg daarvan werd een Coördinatiecommissie ingesteld,waarin het Rijk, de SBOiN en de KNBV vertegenwoordigdwaren.

186

Ontworpen was een modulaire structuur van de opleidingenvoor de verschillende rangen, bestaande uit verplichte- en keuze-modules. Daardoor kon de voor bepaalde functies binnen debrandweer benodigde kennis worden verbeterd, terwijloverbodige wetenswaardigheden konden worden overgeslagen.Per 1 september 1988 werd het nieuwe modulaire onderwijsgestart en in december werden de eerste 5000 module-examensvolgens het nieuwe examenreglement van 1988 afgenomen.Voor met name de districtsinspecties betekende de nieuwestructuur aanvankelijk een behoorlijke extra-belasting, nu het

aantal examens ineens was verdrievoudigd. Omdat degeautomatiseerde examen-administratie pas begin 1990 helemaaloperationeel was, moest vooral in het eerste jaar van de nieuwewerkwijze bijzonder veel tijd en inspanning in de tijdigeverwerking van de examens worden gestoken.Ook de Rijksbrandweeracademie kreeg geen kans om op zijnlauweren te rusten. Eveneens in het kader van de reorganisatievan de rampenbestrijding was het aantal benodigde aanvullendeopleidingen voor bevelvoerenden, maar ook voor kaderfunctio-narissen van andere disciplines en bestuurders toegenomen.Deze opleidingen moesten grotendeels in eigen beheer wordensamengesteld, georganiseerd en uitgevoerd.Daarnaast ging ook de officiersopleiding niet meer van een leiendakje. Misschien lag dat ook wel aan de oprichting van de eigenstudentenvereniging 'Hephaistos' door de deelnemers aan de

VAN INSPLC I IL NAAK DIKl-t I II'

20ste en 21ste opleiding, maar ook wellicht aan de vereistekennis, waarvan door de uitbreiding van de brandweertaak meermoest worden vergaard in net zo weinig tijd als in 1959.Bovendien bleek het niet zo makkelijk meer om kandidaten voorde rijksopleidingen te werven, onder andere omdat gemeententerughoudend waren in verband met de overname vannoodwachtofficieren uit de op te heffen BB organisatie.Bovendien was de gemiddelde salariëring bij de gemeentelijkekorpsen, die toch immers de studenten moesten leveren, nietaltijd even aantrekkelijk.Open dagen en wervingsfolders mochten de problemen nietoplossen, maar een verbetering kwam in zicht met het besluitvan de staatssecretaris in 1986 om jaarlijks maximaal 15adspirant-officieren voor rijksrekening te doen opleiden.Dat drukte de kosten voor de gemeenten aanzienlijk, waardoorhet weer aantrekkelijker werd om de volledig opgeleide officierenin dienst te nemen. Voor de studenten echter was het niet zo'nhele prettige regeling, want zij werden aangesteld zonder eenarbeidsovereenkomst en moesten zien rond te komen met eenzakgeldregeling.Pas per 1 juni 1988 kwam hierin verbetering door de inwerking-treding van het Besluit rechtspositieregeling studenten RBA.Per 1 oktober 1989 werd voor de hele academie de regelingherzien en het reglement en de instellingsbeschikking vanrespectievelijk 1959 en 1981 vervangen door een aan de nieuwetijd aangepaste beschikking. Daarin werden de verhoudingenbinnen de RBA duidelijker vastgelegd, een structureel overleggeschapen tussen leiding en studenten en het opleidings-programma aangepast aan de nieuwe modulaire structuur.

Dat laatste verliep niet zo gladjes, omdat in een zeer korte tijdeen aantal modulen van allerlei rangen tussen brandwacht enhoofdbrandmeester moesten worden 'genomen'. Dat leidde opbepaalde momenten tot extreme studiebelastingen, die deverstandhouding niet altijd ten goede kwamen. Door de goedewil van alle betrokkenen kon gelukkig een werkbare oplossingworden gevonden, waarvan de volgende groepen studentenzullen kunnen profiteren.De ontwikkelingen op de RBA werden al sinds de instelling vanhet curatorium in 1982 op de voet gevolgd, maar sinds 2 juni 1989was dit orgaan extra alert, want toen verkreeg het zijn wettelijkebasis in een Koninklijk Besluit. Dat was mogelijk geworden dooreen wijziging in de Brandweerwet, waar per 19 april 1989 artikel18a was ingevoegd. Daarin werd het curatorium met namegenoemd. Het kreeg tot taak: 'het toezicht houden opaangelegenheden betreffende de RBA en opleidingen daaraan inhet bijzonder.' Bovendien kon men gevraagd en ongevraagdadvies geven over deze zaken aan de minister van BinnenlandseZaken.Dat kon ook de Brandweerraad - zoals bekend was - al sinds deBrandweerwet van 1952 bestond. Ook was onder de vigeur vande nieuwe Brandweerwet een plaats voor de Brandweerraadingeruimd - maar diens positie werd aanmerkelijk sterker meteen eigen regeling in de Wet op de Brandweerraad van 1986, dieop 1 maart 1987 in werking trad. Daarbij werd nog eens deonafhankelijke positie van dit instituut benadrukt en het gewichtvan de adviezen aangegeven.

Andere projectenBehalve het project Reorganisatie Rampenbestrijding had dedirectie Brandweer nog enkele andere onderwerpen in de la.Zo was er bijvoorbeeld de poging van de Werkgroep organisatieEmancipatie Brandweer (WEB), die in januari 1983 door dedirecteur Brandweer was ingesteld en met steun van enkeleandere specialistische departementsonderdelen moest trachtende vooroordelen tegen vrouwen bij de brandweer te doenwegnemen of althans te verminderen. Hoewel beslist geenonverdienstelijk werk werd geleverd, lijkt de gedachtegerechtvaardigd, dat het gemakkelijker is om binnen enkele jarende hele brandweer om te smeden tot een algemenehulpverlenings- en rampenbestrijdingsorganisatie dan het aantalvrouwen daarin op het gewenste peil te brengen.Een onverwachte extra bezigheid voor met name de leidingvormde de bemiddeling in het (georganiseerd) overleg tijdens delandelijke acties van brandweerpersoneel, die in oktober ennovember van 1985 een vervolg waren op de eruptie vanontevredenheid onder het Amsterdamse brandweerpersoneel.Een ware uitdaging vormde het Project Kernongevallen-bestrijding, dat in 1986 werd opgestart door de ministers van

J A A R V E R S L A G1 9 8 9

B R A N D W E E R R A A D

\H<) VAN INSPECTIE NA,

STEUN UW LOKALE

BRANDWEER"hef volgende leven dat zij redden

kan dat van u zijn

Binnenlandse Zaken en VROM (Volkshuisvesting, RuimtelijkeOrdening en Milieu).Directe aanleiding was het evaluatierapport van het onderzoeks-bureau Berenschot BV naar de overheidsreactie op hetkerncentrale-ongeval in Tsjernobyl.Het gezamenlijke project kreeg als doelstelling mee 'het vast-leggen van overheidsoptreden (in operationele vorm) bij(relevante) typen kernongevallen en het definiëren van debenodigde voorzieningen en regelingen'.Het project paste natuurlijk mooi bij de taken van de directieBrandweer op het gebied van de rampenbestrijding en bezorgdedus niet alleen veel werk, maar veroorzaakte ook een aantalpositieve gevolgen en koerswijzigingen.In februari 1989 bracht men het rapport uit, maar al een jaardaarvoor was als indirect gevolg van het project gestart met hetontwerp van een landelijk meetnet nucleaire incidenten LMNI.Het net, dat in 1992 landelijk operationeel moet zijn, zal danbestaan uit 300 meetposten, die via een modem op het nationaalnoodnet worden aangesloten en verbinding krijgen met43 regionale-, 12 provinciale-, alsmede twee nationalecomputers.Dit LMNI vormt een welkome ondersteuning van deWaarschuwings- en Verkenningsdienst, waarvan de opbouw inhet kader van de rampenbestrijding eveneens in 1988 begon.Een andere noodzaak die was aangetoond tijdens het projectKernongevallenbestrijding, was die van een goed functionerendenationale crisiskamer. Op grond daarvan werd op 1 juni 1988besloten het Landelijk Coördinatie Centrum (LCC) in hetministerie van Binnenlandse Zaken middels een apart project terenoveren en geschikt te maken voor dat doel.Het LCC, dat een belangrijke rol speelt bij de rampenbestrijdingin met name 'buitengewone omstandigheden', viel natuurlijkvoor een belangrijk deel onder de verantwoordelijkheid van dedirectie Brandweer, zodat ook voor dit project weer extra inzetnodig was.Aansluitend hierop werd ontdekt, dat het landelijk inductor-telefoonnet ten behoeve van de BB niet meer naar behorenwerkte en vervangen diende te worden. In goed overleg met deandere belanghebbende instanties en de PTT werd eind 1989

190

besloten tot het realiseren van een Nationaal Noodnet, dat via denieuwste technieken van de PTT moest zorgen voor een goedeverbinding tussen alle belangrijke diensten en instanties en geenlast zou hebben van het 'gewone' telefoonverkeer. Als eersteprioriteit kon de verbinding tussen de regionale alarmcentralesonderling en het LCC worden bewerkstelligd. Dat het in

benarde tijden ook nog schortte aan de voorlichting door deoverheid was gaandeweg het project ook duidelijk geworden,zodat besloten werd tot de oprichting van de CommissieVORAMP (Voorlichting Grootschalige Incidenten en Rampen),die op 6 mei 1987 van start ging en in mei 1989 zijn rapportuitbracht, vergezeld van complete draaiboeken. Ook hierin hadde directie Brandweer zijn woordje meegesproken. Het sluitstukvan het Project Kernongevallenbestrijding was de overhandigingvan het eindrapport van het deelproject PKOB-Borssele aan deCommissaris der Koningin van Zeeland op 21 februari 1990.Niet dat daarmee het hele project was afgelopen, maar hetvoorbereidende ambtelijke werk was min of meer afgerond enhet woord was nu aan de bestuurders.Hoewel beloofd was het Project Reorganisatie Rampen-bestrijding niet in detail te beschrijven, dienen enkele puntentoch even te worden uitgelicht.Eén van de thema's van het project was de afbouw van de oudeBB-organsiatie. Deze werd per 1 juli 1986 bij wet officieelopgeheven, maar zo eenvoudig was dat natuurlijk niet.

ImplementatiekernenergiecentHoofdlijnen

enbaai'ilding

ale Borssele

Bij de liquidatie van de BB werdenenorme hoeveelheden materiaalovergedragen aan de directieBrandweer. Hiervoor diende eengeweldige hoeveelheid werk teworden verzet

Behalve de herplaatsing van het noodwachtpersoneel was er nogeen grote hoeveelheid materieel en materiaal, gebouwen en talvan andere bezittingen. De liquidatie van alle oude BB-kringenverliep door tijd- of motivatiegebrek niet altijd even snel en deinname van het materiaal was natuurlijk ook een geweldigkarwei. Als men bedenkt dat in 1988 ongeveer 22 000 palletsmet materiaal en uitrusting aan de directie Brandweer werdenovergedragen. Deze moesten worden geïnventariseerd envervolgens verdeeld over de overtollige magazijncomplexen.Hieruit blijkt al dat er een geweldige hoeveelheid werk is verzet.In die periode moest met het centraal magazijn ook nog eensverhuisd worden en op 14 september 1989 opendestaatssecretaris De Graaff-Nauta het nieuwe logistieke centrumin Zoetermeer, dat enkele maanden daarvoor in gebruikgenomen was.In dat nieuwe centrum waren het beproevingsstation, hetcentrale magazijn en de centrale werkplaats ingericht. Vandaarwerden de oude BB-materialen waar nodig afgestoten en deuitrusting van de nieuwe rampenbestrijdingsorganisatie verdeeldover de regio's.Tot die uitrusting behoorde ook een aanzienlijke hoeveelheidrollend materieel ten behoeve van onder andere de 85 in onsland te vormen brandbestrijdingscompagnién, die daarvoor intotaal 1020 bluseenheden nodig zouden hebben. De helftdaarvan werd door het Rijk - de directie Brandweer dus -aangeschaft.In eerste instantie werden de oude BB-dieselmotorspuitengereviseerd en verdeeld en werden tussen 1982 en 198652 tankautospuiten groot vermogen gekocht. Verder werden165 DAF-vrachtwagens besteld, bestemd voor de reddings- engeneeskundige pelotons. Daarvan werden er ruim vijftig over deregio's verdeeld en kwam het restant terecht bij het KMC.Bovendien werden in 1988 en 1989 nog eens 64 haakarm-bakvoertuigen ten behoeve van de regio's aangeschaft, waarmee

DAF-vrachlwagens bestemd voorreddings- en geneeskundige pelotons

Op 18 november 1986 werd de150e DAF-vrachtwagen

officieel overhandigd aan destaatssecretaris

Mw de Graaff-Nauta

Nieuw materieel werd ontwikkeld voor derampenbestrijding, maar ook werdenvernieuwingen ingevoerd in de benaming vanhel materiaal: het '6-duimssysteem' werd'150 mm watertransport' en 'wissellaadbakken'gingen 'haakarmbakvoertuigen' heten

193 VAN INSPECTIE NAAK DIRECTIE

de wissellaadbakken ten behoeve van de rampenbestrijdingkonden worden verplaatst.Het opmerkelijkste product in dit kader vormde echter wel dedompelpomp-units met de daarbij behorende watervoerendearmaturen. De eerste zes exemplaren daarvan werden inseptember 1988 overgedragen aan regionale brandweren en detotale order bevatte 150 stuks, te leveren in drie jaar tijd.Het systeem was ontwikkeld door de directie Brandweer en deNederlandse industrie samen en bedoeld om grote hoeveelhedenwater eventueel over grote afstanden te verplaatsen met zoweinig mogelijk personeel.De haakarmbak zelf bevatte een kast met daarin een kilometerpersslang van 150 mm doorsnede, die zodanig zig-zag gevouwenen gekoppeld was, dat de leiding vanuit een redelijk snel rijdendvoertuig kon worden uitgelegd. Naast deze kast bevond zich eendompelpomp-unit, die als zelfstandige haakarmbak kon wordenvervoerd of op de grote bak werd meegenomen.Deze unit bestond uit een dompelpomp met turbine-aandrijvingvanuit het hoofdaggregaat, waarbij de eerstgenoemde eenvoudigin het water gegooid kon worden en vandaar het water oppomptenaar de laatstgenoemde, die het dan met een capaciteit van ruim4000 liter per minuut bij een druk van 8 bar verder transporteerdenaar het beoogde inzetgebied.Aan het einde van de slangleiding kon eventueel een eveneens inNederland ontwikkeld oscillerend waterkanon worden geplaatst,dat na instelling zelfstandig in een bepaalde richting kon blijvenspuiten en dus uitermate geschikt was voor de bestrijding vangrote oppervlaktebranden.Dit vernuftige simpel te bedienen en op duurzaamheidgebouwde systeem werd met medewerking van de brandweerCapelle aan de IJssel tijdens de grote internationale brandweer-tentoonstelling Interschutz 1988 in Hannover voor het eerst inhet buitenland gedemonstreerd en daar moesten de ademloostoekijkende buitenlandse collega's toegeven, dat de Hollandersniet alleen water konden tegenhouden, maar toch ookverplaatsen.Andere interessante uitrustingen, die de brandweren in het kadervan de rampenbestrijding ontvingen waren de uiterst moderneapparatuur en handleidingen ten behoeve van de opbouw van dewaarschuwings- en verkenningsdiensten en de 1600 breedband-mobilofoons en 1000 -portofoons, waarmee de communicatie inmoeilijke tijden gewaarborgd was.Voor het vervoer van de bij de rampenbestrijding benodigdereddingspelotons en hun uitrusting werd in 1989 en 1990 ookdriftig geëxperimenteerd, waarbij gedurfde ontwerpen nietgeschuwd werden. In samenwerking met de regionale brandweerNoord-Friesland ontwikkelde de directie Brandweer een haak-armbak, waarin zowel het personeel als het materieel vervoerdkonden worden en waarbij de veiligheid van de inzittenden toch

194

op voldoende wijze, bleef gewaarborgd.Een laatste opvallende bijzonderheid die we vermelden is deinternationale rampenbestrijdingsoefening 'Eurokat', die inseptember 1989 gehouden werd in samenwerking met de Duitseen Belgische collega's en met deelname van ook Nederlandsebrandweren.Ondanks de taalverschillen bleek er snel genoeg organisatie in dehulpverlening te kunnen worden gebracht en dat was eenprettige gedachte, omdat met zowel België als Duitsland over-eenkomsten waren afgesloten of voorbereid, waarin dewederzijdse grensoverschrijdende assistentie werd geregeld. Hetsluitstuk van de vernieuwing van de rampenbestrijding zal de'Handleiding Rampenbestrijding' worden, waarvan het eersteconcept in juni 1988 in samenwerking met het ministerie van

is.

1

1

r̂ r"""1"

'2195 VAN INSI'LC llliNAAK V-

WVC en vertegenwoordigers van de verschillende disciplineswerd samengesteld. Naar verwachting kan nog in 1990 dedefinitieve versie worden gepresenteerd.

Een project, dat tenslotte ook niet onvermeld mag blijven, is hetPreventie-activiteitenplan PREVAP, ter ondersteuning van deuitvoering van de brandbeveiligingsverordening. Het eersteexemplaar van PREVAP, bestaande uit een handleiding endaarbij behorende software, werd op 26 oktober 1989 tijdens hetNVBC-congres in Epe uitgereikt en illustreert nog eens deinvloed van de automatisering bij de brandweer.

ZelfbeheerKeren we terug naar de interne organisatie van de directieBrandweer, dan komen we in 1987 de kreet 'zelfbeheer' tegen, die- in tegenstelling tot wat sommigen beweren - niets met'zelfbeheersing' te maken heeft.Door de ontwikkelingen binnen en buiten het ministerie, wasnog voordat de grote reorganisatie van 1982 geheel wasafgerond, al weer een nieuwe reorganisatie nodig geworden.Een algehele reorganisatie binnen het departement onder hetmotto 'BiZa verzet de bakens', een nieuwe kijk op hetontwikkelen en uitvoeren van beleid en de rol van de directieBrandweer in het totaal vernieuwde brandweerwezen nooptentot een herbezinning op de vorm en de wijze waarop de directiegerund werd.Als 'proeftuin' binnen het ministerie werd de directie Brandweer

VIJFTIG JAAR INSP1

uitverkoren te werken met een beperkte vorm van zelfbeheer metingang van 1 Januari 1988. Een jaar later, per 1 januari 1989,werd begonnen met volledig zelfbeheer.De belangrijkste kenmerken van wat men 'zelfbeheer' noemdewaren:- contractmanagement op basis waarvan taakstelling enverantwoording moet plaatsvinden;- een wijze van werken die meer resultaat-gericht dan activiteit-gericht was en- decentralisatie van beheersbevoegdheden naar lageremanagementsniveaus, met name de personele en financiëlefunctie.In deze nieuwe werkwijze sloot de directeur Brandweer eenmanagementcontract met zijn chef, de directeur-generaalOpenbare Orde en Veiligheid, die op zijn beurt een contractsloot met zijn baas, de secretaris-generaal van het departement.In het contract werden de beoogde resultaten vastgelegd, dedaarvoor benodigde middelen, alsmede een verantwoordelijkechef aangewezen.Ter begeleiding van de proef werd een projectgroep opgerichtonder leiding van de plaatsvervangend directeur Brandweer.De nieuwe structuur van de directie, die pas definitief konworden vastgesteld in de eerste helft van 1989, was gebaseerd opde doelstellingen:- meer aandacht voor beleidsontwikkeling;- versterking van de eigen positie in relatie tot de omgeving;- vergroting van de politieke en bestuurlijke gevoeligheid.

Eerst moest echter nog een andere organisatorische hobbelworden genomen, toen in het najaar van 1988 de directieBrandweer een afslankingsopdracht kreeg, waarbij het aantalbegrotingsplaatsen moest worden teruggebracht van 205 naar 190.Door het opheffen van de afdeling Beschermingsvoorzieningen,de samenvoeging van de inspectiedistricten VI en IV, en hetschrappen van enkele andere functies per 1 januari 1989 kon aandie opdracht worden voldaan.Nog voordat de nieuwe reorganisatie kon worden afgerond, werdde directeur die zich daarvoor zoveel moeite getroost had,F.O. Vijselaar, geroepen tot een andere functie binnen hetministerie, die hij per 1 april 1989 aanvaardde.Tot zijn opvolger werd de commandant van de Amsterdamsebrandweer, mr. G. Herkemij benoemd.Herkemij, op dat moment 48 jaar oud, had weer een heel andereachtergrond dan zijn voorgangers. Eigenlijk was hij de eerstehoofdinspecteur/directeur, die niet van militaire huize kwam.Hij was sinds 1966 brandweerofficier en had zich in korte tijddoor zelfstudie de hoedanigheid van meester in de Rechtenverworven. Bij de Amsterdamse brandweer had hij uitgeblonkendoor zijn organisatorische eigenschappen en was hij binnen elf

1 97

jaar plaatsvervangend commandant geworden en sinds1 november 1980 was hij commandant.Onbekend met de landelijke brandweeraangelegenheden was hijzeker niet, want op het moment van zijn benoeming tot directeurBrandweer was hij voorzitter van het CCRB, secretaris van deNBF en lid van het Curatorium van de RBA.Hij kreeg de schone taak de reorganisatie, de uitvoering vanzelfbeheer en de daarmee gepaard gaande cultuurveranderingbinnen de directie Brandweer af te ronden.Over de nieuwe weg van de brandweer deed hij een boekje opentijdens het al eerder genoemde NVBC-congres van oktober 1989in Epe, toen hij de aanwezigen opriep de bestuurlijk-politieke kantvan de hulpverlening in de gaten te houden. Ook kondigde hij de'inspectie-nieuwe stijl' aan, waarbij de districtsinspecteurs metingang van het jubileumjaar 1990 meer bevoegdheden enmandaat kregen, bedoeld voor het meten van de resultaten vande inspanningen van de regio's voor de opbouw van de rampen-bestrijdingsorganistie in relatie met de daartoe verstrektemiddelen.Dat 1990 het jubileumjaar was, maar ook het jaar van het beginvan een nieuwe geschiedenis was voor de goede verstaanders snelduidelijk.De viering van het jubileum was bij Herkemij overigens in goedehanden, want hij was één van de inspirerende organisatorenachter het 100-jarig jubileum van de Amsterdamse brandweer in1974, de manifestatie Mokum-700 in het daarop volgende jaaren de grote Sail-manifestaties, die elke vijfjaar in Amsterdamplaatsvinden.Al vroeg in het jubileumjaar werden de feestelijkhedenvoorbereid, en werden stickers, posters en vlaggen ontworpen.Het hoogtepunt van de viering werd gevormd door een kolosaal'verjaardagspartijtje' voor de brandweer in Nederland, dat opzaterdag 23 juni op het KMC-terrein in Crailo werd gehouden.

sest op 23 juni 1990 in Crailojjenheid van het 50 jarig

n van de inspectie

In samenwerking met het Algemeen Brandweer WedstrijdComité van de NVBC werden daar internationalebrandweerwedstrijden en gewestelijke wedstrijden TechnischeHulpverlening gehouden.Een groot aantal instanties en verenigingen, waarondernatuurlijk het door de directie gesteunde NationaalBrandweermuseum bezetten een groot parkeerterrein met eeninformatiemarkt en exposities van historisch materieel, terwijlook de inspectie zelf en andere organisaties op het gebied van derampenbestrijding zoals het Rode Kruis Korps, politie en KMC,tentoonstellingen hadden ingericht. Verder waren een grootaantal fabrikanten van brandweermaterieel aanwezig, die eenverscheidenheid aan voertuigen toonden en demonstreerden.Ook was er zelfs een orgineel werkende 90-jaar oude stoomspuitvan de Amsterdamse brandweer, Herkemij's brandweerwieg, diein capaciteit nauwelijks bleek onder te doen voor het modernstepompmaterieel.Zelfs minister van Binnenlandse Zaken mevrouwDales was aanwezig en liet zich op haar gemakrondleiden, waarbij ze zich zeer geïnteresseerdtoonde voor zowel het oude als het nieuwe.Voor het personeel van de directie Brandweeren de inspectie voor het Brandweerwezen werdop 19 oktober een feestdag georganiseerd in detraditioneel saamhorige stemming.Ondertussen bleef het werk niet stilstaan en debelofte van een inspectie-nieuwe stijl en een opzijn nieuwe taken toegesneden structuur van dedirectie werden langzaam aan waargemaakt.Behalve het vieren van het feest, was er nog het productplanvoor 1990, voor welks uitvoering de directie Brandweer zichcontractueel had vastgelegd. In het productplan, onderdeel vanhet managementcontract, werden voor 1990 veertienbeleidsprioriteiten vastgesteld, die als volgt waren verdeeld:• In het kader van (het Project Reorganisatie) rampenbestrijding,waarvan het doel was dit project in 1991 te beëindigen:- bestuurlijke infrastructuur,- eenheid van opvatting,- materiële infrastructuur,- opleiding en oefeningen en- bijdrage aan het voorlichtingsproject VORAMP;

• Ten behoeve van de brandweerzorg:- operationele automatisering,- voorkomen en beperken van slachtoffers en schade ten gevolgevan incidenten,- kosten/baten-analysemodel; normering van de brandweerzorg,- gegevensdefinitie/situatierapport brandweer en- probleemanalyse vrijwilligheid brandweer;

199

• In het kader van het openbaar veiligheidsbeleid:- project kernongevallenbestrijding,- actieplan rampenbestrijding,- renovatie LCC en- beleidsontwikkeling openbare veiligheid.

Hoewel dit op het eerste gezicht een serie losse kreten lijkt, zijnvoor elke beleidsprioriteit het doel, middelen en deverantwoordelijkheden vastgelegd, waardoor de te verwachtenresultaten voor de betrokken ambtenaren duidelijk zijn.

Extra aandacht werd in het jubileumjaar ook geschonken aan debedrijfsbrandweren. Per 1 maart 1990 trad het besluit Bedrijfs-brandweren in werking en daarmee was de hele Brandweerwet1985 van kracht. Het besluit werd ingegeven door de Post-Sevezo-richtlijn van de EG, waarin de lidstaten verplicht werdenom in en rond bepaalde risicovolle industrieën bepaaldemaatregelen te treffen.Aandacht trok ook de reorganisatie van het KMC, medemogelijk gemaakt door de ondertekening van het KMC-besluitop 21 september 1989, waarin de verantwoordelijkheden en debevoegdheden van de beide betrokken ministeries, BiZa enDefensie werden verdeeld en vastgesteld. Om de kosten van hetkorps enigszins terug te dringen werd het aantal mobielecolonnes van ongeveer 1000 man elk teruggebracht van 19 naar15, waarbij de 12 ziekenautocompagnieën, met ieder 108gewondentransportvoertuigen werden geïncorporeerd bij degewondentransportcompagnieën.De nooddrinkwatervoorziening van het KMC bleef in stand.

Bijzondere aandacht trok in het jubileumjaar de indiening vanhet ontwerp-Besluit Aanstellings- en bevorderingseisenbrandweerpersoneel, ondanks de grote kritiek die het in denlande had ondervonden. De negatieve reacties concentreerdenzich vooral op het gebied van de aantasting van de gemeentelijkeautonomie en de te zware eisen die aan vrijwillige commandantengesteld werden. Voor dat laatste had de minister in zoverregehoor, dat zij daarvoor een ruime overgangstermijn in achtwilde nemen, maar de rest van het ontwerp-besluit bleef vrijwelonaangetast.Het kon de feestvreugde echter niet bederven en het jubileum-jaar werd met recht een gedenkwaardig jaar. Niet alleen was eralle reden om in tevredenheid om te zien, er is ook alleaanleiding om in de toekomst te stappen. De directie Brandweerstaat immers nog maar aan het begin van de nieuwe weg.

oorzakenvan persoonlijkeongevallenbij brandenin gebouwen

Een van de wettelijke taken van deinspectie is het doen van onderzoeknaar het verloop van een ramp.ongeval of brand. Zo zijn er diverseonderzoeken verricht Enkelevoorbeelden zijn hier uitgelicht.Deze onderzoeken kunnenconclusies opleveren waarmee deregelgeving aangepast kan worden.Ook kan de uitkomst van eenonderzoek gevolgen hebben voorde uitrusting of de wijze vanoptreden voor de brandweer. Naeen sluimerend bestaan van 50 jaaris in het jubileumjaar voor eerstdaadwerkelijk door de ministeropdracht gegeven voor het in zijnnaam uilvoeren van een dergelijkonderzoek

Rechts: de tang waarmee doormedewerkers van dedistrictsinspecties de monsterstijdens het brandonderzoek werdenverzegeld

BRAND

HOTEL POLEN

10 Hoofdstuk één

Ben nieuw beginIn 1990 werd niet alleen een periode afgesloten, maar vooral eenperiode begonnen. De directie Brandweer onderging eenorganisatieverandering, die in het jubileumjaar zijn beslag kreeg.Evenals in de oude organisatie zijn er vijf hoofdafdelingen, maardoor een verschuiving van de doelstellingen en taken zijn dievolstrekt anders verdeeld.Hierna worden de (hoofd)afdelingen kort beschreven.

Directie Brandweer/Inspectie voor het Brandweerwezen - 1990

OpenbaarVeiligheidsbeleiden bestuurlijke-juridische zaken

leleidszakerotganisalii

Weigevingsaangelegenheder

ridische zaken

CoördinatieOefenbeleid

preparatie frepressie

Preparatie eRepressie

IU to m ati se ri ng sbeleid

Proiecten,

Veiligheid

Districtinspectievoor het

Brandweerwezer

203

Grote aftrek hebben altijd delandelijk uitgegeven folders gehadzoals 'He/pende handen', Debrandweerman, hulpi/erlener bijuitstek' en de onlangs in 1990verschenen uitgave 'De brandweerheeft u nodig'

Afdeling Bedrijfsvoering en InformatieAls gevolg van de departementale ontwikkelingen met als doeleen bedrijfsmatiger functioneren zijn beheer en beleid dichter bijelkaar komen te staan. Zelfbeheer en contractmanagement zijndaar voorbeelden van.Dit heeft tot gevolg gehad dat de rol van het directiesecretariaatsterk is veranderd. De taken waar de afdeling nu voor staat zijn:- de uitvoering van het zelfbeheer op het gebied van personeels-zorg, interne organisatie en apparaatszorg;- de coördinatie en planning van de beleidswerkzaamheden vande directie;- het zorgdragen voor de informatievoorziening ten behoeve vanhet management en voor de documentaire informatievoorzieningten behoeve van de gehele directie;- de ondersteuning op het gebied van geautomatiseerdeinformatievoorziening en automatisering;- de voorlichting op het gebied van brandweer en rampen-bestrijding aan externe relaties.Als gevolg hiervan is de naam van het directiesecretariaataangepast aan het gewijzigde takenpakket: bedrijfsvoering eninformatie.De afdeling bestaat uit de volgende sectoren:- Personeel en organisatie;- Management- en documentaire informatievoorziening;- Informatiebeleid en automatisering en- Externe betrekkingen.

Hoofdafdeling Openbaar Veiligheidsbeleid en Besiuurlijk-JuridischeZakenAls doelstellingen van de 'BiZa verzet de bakens'-operatie zijnonder andere vastgesteld de verbreding van het beleid op hetgebied van de openbare veiligheid en versterking van de politiekeen bestuurlijke beïnvloeding. In verband daarmee is gekozen vooreen combinatie van de taken op het gebied van wetgeving enjuridische aard met de taken op het gebied van de ontwikkelingvan veiligheidsbeleid op strategisch niveau. Als gevolg daarvan iseen nieuwe hoofdafdeling gevormd, die is opgebouwd uit devoormalige hoofdafdeling Wetgevingsaangelegenheden enBestuurlijke/juridische Zaken en de afdeling Beleidszaken enOrganisatie. Tevens heeft de toevoeging plaatsgevonden van decoördinatie van de onderzoekstaak, alsmede die van deinternationale aangelegenheden. Eén en ander heeft geresulteerdin een hoofdafdeling OVBJZ, bestaande uit de afdelingenWetgevingsaangelegenheden, Bestuurlijke en Juridische zaken enBeleidszaken en Organisatie, met het volgende takenpakket:- de behartiging van de politieke, bestuurlijke en juridischeaspecten van het werkterrein van de directie;- de coördinatie van de internationale aangelegenheden van dedirectie;

- de coördinatie van het uitdragen van het beleid op grond vanopenbare veiligheid naar de politiek en het veld;- het bepalen van de koers van de directie met betrekking tot debrandweerzorg, rampenbestrijding en openbare veiligheid;- het zorgdragen voor de politieke, bestuurlijke en juridischeaspecten van de ongevals- en rampenbestrijding;- het zorgdragen voor de hoofdlijnen van de functionele enorganisatorische aspecten en- het ontwikkelen van het beleid op lange termijn op grond vanopenbare veiligheid.

Hoofdafdeling Opleidingen, Oefeningen en PersoneelDe hoofdafdeling OOP is onderverdeeld in de afdelingen:- Opleidings- en examenbeleid;- Coördinatie oefenbeleid en- Personeelsbeleid.De afdeling Opleidings- en examenbeleid draagt bij aan dekwaliteitsbewaking van het functioneren van de brandweer enrampenbestrijdingsorganisatie. De activiteiten, die hieruitvoortvloeien zijn het opstellen van de examenopgaven, hetformuleren van de scorings-instructies en het samenstellen vanhandleidingen voor uitvoering van de examens. Gezien derijkstaak van kwaliteitsbewaking (vandaar de centraleexaminering) heeft de afdeling een belangrijke coördinerende rolten aanzien van de diverse onderwijsinstanties. Daarbij wordt degeoefendheid van de rampenbestrijdingsorganisaties ook niet uithet oog verloren.

De afdeling Coördinatie oefenbeleid levert een bijdrage aan deontwikkeling van een oefenstrategie ten behoeve van degeoefendheid van de rampenbestrijdingseenheden. Daartoewordt de ontwikkeling van het oefenbeleid in het veldgestimuleerd en gecoördineerd en worden oefeningen begeleid.Verder ligt er een belangrijke taak in de ontwikkeling van nieuwesimulatietechnieken en standaardoefeningen.De afdeling Personeelsbeleid richt zich op de ontwikkeling vanen advisering over een sociaal (rechtspositioneel) beleid tenbehoeve van brandweer- en rampenbestrijdingspersoneel.Verder is de afdeling verantwoordelijk voor de ontwikkeling vaneen systeem van functiewaardering en heeft men een adviestaakop het gebied van het personeelsbeleid.

De taken van de afdeling in relatie tot de officiersopleiding aande RBA hebben betrekking op het behoeftenonderzoek, dewerving en selectie en het in het oog houden van de rechts-positieregeling ten behoeve van de adspirant-officieren.

Hoofdafdeling Preventie, Preparatie en Repressie.De hoofdafdeling PPR is samengesteld uit de afdelingen:- Preventie;- Preparatie en repressie;- Operationeel automatiseringsbeleid.

205

De bron van de goederenstroorrplaats vindt vanuit het CentraalMagazijn in Zoetermeer

De nieuwe hoofdafdeling is voortgekomen uit de oudeafdelingen Preventie, Bestrijdings- en hulpverleningstechniek envoor een deel Telecommunicatie en automatisering.PPR is belast met de technische en technisch-organisatorischeaspecten van het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van hetpreventie-, preparatie- en repressiebeleid met betrekking totbranden, ongevallen en rampen. Hierbij gaat het met name omde beheersing van de risico's zoals getypeerd in het 3e voort-gangsrapport Reorganisatie Rampenbestrijding.

Een belangrijke taak is het adviseren van gemeenten en dienstenmet betrekking tot de veiligheid van de bevolking onder normaleen buitengewone omstandigheden. Men geeft als zodanigrichting voor wat betreft de preventieve, preparatieve enrepressieve maatregelen gericht op veiligheid. Daartoe wordtuitgebreid onderzoek verricht naar risico-analyse om inzicht tekrijgen in de ongevals- en ramptypen waarna de prioriteiten voorde aanpak kunnen worden vastgesteld.In verband daarmee zijn veel activiteiten gericht op deontwikkeling van hulpmiddelen ten behoeve van het veld, zoalsPREVAP, IRIS, doctrines en procedures, enzovoort.De hoofdafdeling vertegenwoordigt BiZa in een aantal inter-departementale commissies die een afstemming nastreven op eenaantal deelterreinen van het openbaar veiligheidsbeleid.

Hoofdafdeling Techniek en LogistiekDe structuur van TL is gebaseerd op de verdeling van goederenvoor de rampenbestrijdingsorganisatie (RBO) en de taak-

verdeling tussen de directie Brandweer en de RBO.Daarbij is onderscheid gemaakt in een standaard-goederenstroom(aanvullende bevoorrading naar de RBO vanuit de directie) eneen stroom van niet-standaard-goederen naar de RBO (goederendie nieuw ontwikkeld worden of voor specifieke projecten zijnbestemd).Dit onderscheid vindt men terug in de samenstelling van TL,waarin twee afdelingen zijn opgenomen:- Logistiek beheer (ten behoeve van de standaard-goederen) en- Projecten, techniek en veiligheid (projecten en nieuweproducten).

Naast deze grote onderdelen bestaan er binnen TL drie staf-bureaus en een secretariaat. Deze bureaus en hun taken zijn:- Logistiek beleid (ontwikkeling logistiek beleid, procedures encoördinatie);- Klantenservice (controle op fysiek beheer, materieelkeuring,ondersteuning regio's ten aanzien van bevoorrading) en- Voortgangscontrole en uitgavenbeheer (opstellen begrotingvan de hoofdafdeling, kostencalculatie en financiële beheersing).

Hoofdafdeling Financiën en EconomieDe zelfstandige positie van FenE maakt een rechtstreekserapportagelijn naar de directie mogelijk.Daardoor ook kan men bijdragen aan de beleidsontwikkeling opdirectieniveau, in verband met het belang van het financiëleaspect op het totaalbeleid van de directie.

Rijksbrandweeracadem ieIngevolge artikel 2 van de Regeling Rijksbrandweeracademieheeft de RBA tot taak:- het verzorgen van de opleiding en de vorming tot beroeps-brandweerofficier met het diploma hoofdbrandmeester;- het verzorgen van voortgezette opleidingen voor brandweer-officieren;- het verzorgen van opleidingen voor andere dan de hierbovengenoemde leidinggevende functionarissen in de rampen-bestrijdingsorganisatie en- het verrichten van onderwijs- en vormingsactiviteiten die vanbelang worden geacht voor brandweerofficieren en andere leiding-gevende functionarissen in de rampenbestrijdingsorganisatie.

Inspectie-nieuwe stijlZoals hoofdinspecteur Herkemij in 1989 al had aangekondigd,zal de inspectie voor het Brandweerwezen en met name dedistrictsinspectie veranderen.Met de regionalisering en professionalisering van de brandweerleek het belang van de inspectie in de oude vorm af te nemen,omdat de korpsen zich steeds beter konden bedruipen. Mede in

207

verband met de reorganisatie van de rampenbestrijding werd eenverschuiving van de technisch-uitvoerende rol naar de beleids-ondersteunende bestuurlijke taak zichtbaar.De regio-vorming en de redelijk soepel verlopende reorganisatievan de rampenbestrijding waren voor een belangrijk deel tedanken aan de inzet van de districtsinspecties, die daarbij dekracht van overtuiging gebruikten, waardoor oplegging vanbovenaf niet noodzakelijk was.Door de veranderde rol van het centraal bureau na de notaHulpverlening 1975 en de reorganisatie van de rampenbestrijdingwas 'Den Haag1 niet langer de ondersteuning van de districten,maar werden de rollen een beetje omgedraaid en werden dedistricten de uitvoerders van het Haagse beleid en de 'antennes'van het centraal bureau.Een korte tijd is dan ook overwogen de distrtictsinspecties af teschaffen, naar aanleiding van een algemene herbezinning over denoodzaak van gedeconcentreerde rijksdiensten in 1985.Geconstateerd werd echter, dat de districten vooral bij de uit-voering van het beleid na de Brandweerwet en Rampenwet noghard nodig waren om de brandweren in 'het veld' te begeleiden.

Toen de reorganisatie van de rampenbestrijding het eindenaderde, werd opnieuw het belang van de districten onderzocht.Daarbij bleek dat advisering van lagere overheden op het breder

208

wordende terrein van openbare veiligheid noodzakelijk bleef ende districtsinspecteurs daar de aangewezen functionarissen voorwaren. Bovendien waren er een aantal terreinen bijgekomen doorde regelgeving op het gebied van de Arbo-wet, de Hinderwet ende Brandweerwet, waarin de districten een adviserende taakkregen.Gekozen werd dan ook voor de instandhouding van de inspectieen een versterking van de positie. Dit gebeurt onder andere doormandatering van bepaalde bevoegdheden van de minister aan dedistrictsinspecteur, die daardoor zelfstandig beslissingen kannemen, zonder eerst 'Den Haag' te hoeven raadplegen. Alsvoorbeeld van zo'n bevoegdheid kan worden genoemd hetverstrekken van de financiële bijdrage aan de regionale brand-weren ten behoeve van de rampenbestrijdingsorganisatie. Zo'nmandaat houdt tevens in dat de districtsinspecteur de prestatie-verklaring moet afgeven over de inspanningen die door deregionale brandweer op dat gebied zijn verricht.Eén en ander betekent, dat bij de districten de benodigde kennisaanwezig moet zijn op bestuurlijk- en Financieel gebied en detechnische vraagstukken die de regio's zelf niet meer kunnenoplossen, worden behandeld door de specialisten in Den Haag.Door de nieuwe werkwijze verwacht men de districten tot gewoondepartementsonderdeel te kunnen maken, waardoor deafzonderlijke 'inspectie-status' overbodig wordt.Na wijzigingen in de betreffende wettelijke regelingen en deintrekking van het Reglement op de inspectie voor hetBrandweerwezen zal de oude inspectie-taak zijn vervallen.Daarmee komt dan een einde aan de inspectie, zoals wij dievijftig jaar lang hebben gekend.

Vijftig jaar'Doe goed, en zie niet om' luidt een verstandig advies, maar eenjubileum als dit, op het keerpunt van een organisatie, nodigt alsnel uit tot een blik in de historie.Zoals u heeft kunnen lezen, stak er meer achter die voorsommigen misschien verafgelegen en geheimzinnige club in DenHaag, dan men op het eerste gezicht zou zeggen.Met wisselend succes heeft met name dat centraal bureaugeprobeerd richting te geven aan de Nederlandse Brandweer,hetzij door technisch- hetzij door bestuurlijk advies.Doel was en is steeds het verhogen van het peil van het brand-weerwezen en in bepaalde perioden ook de rampenbestrijding.Inmiddels kan de Nederlandse brandweer aardig voor zichzelfzorgen. Er is bij de regionale- en gemeentelijke korpsen genoegkennis en materiaal in huis om het nagestreefde peil te handhaven.Toch blijft er behoefte aan een 'denktank' voor de brandweer.Deze rol van het centraal bureau en later de directie Brandweerheeft zijn waarde bewezen in de geschiedenis en zal dat in detoekomst blijven doen.

209

Cultuur en taalgebruik in 'Den Haag' lijken niets meer gemeente hebben met de traditionele brandweer, maar het zijn dan ookniet voor niets de specialisten. Ze zijn nodig om de band tussende beslissers - de politiek - en de brandweer te blijven vormen,in het belang van de brandweer.De districten, dichterbij de brandweer, maar ook dichterbij 'DenHaag' vormen de onmisbare schakel naar en van 'het veld'.De Rijksbrandweeracademie ondertussen tracht alle groepen devoor hun belangrijke werk benodigde kennis bij te brengen.Belangrijke schakels vormen ook de organisaties als KNBV,NVBC, CCRB, NBF, SBOiN, VBB en tal van anderealfabetische samenstellingen met de letter 'B', die toch allemaaluiteindelijk weer in 'Den Haag' terecht komen.Kijken we terug in de vijftig jaar die achter ons liggen, dan vallenenkele dingen toch op.Zo valt het op, dat de inspectie zijn loopbaan begon met grotebevoegdheden onder een min of meer wettelijke regeling, die eensterk centralistisch karakter droeg. Vervolgens werd aan heteinde van de jaren veertig aanzienlijk ingeleverd aan personeel enbevoegdheden, terwijl ook de wetgeving de gemeentelijkeautonomie weer bijna geheel herstelde.Nadat het rijk door de nota Hulpverlening 1975 en dereorganisatie van de rampenbestrijding vooral financieel mede-verantwoordelijk werd, kwam het centralistische karakter in dewetgeving en uitvoering weer langzaam terug.Ook de regionalisatie is geen nieuw verschijnsel. Onder druk vande dreiging van luchtaanvallen werden de gemeenten in deoorlog verplicht elkaar bijstand te verlenen binnen bepaalde,zonder inspraak aangewezen kringen. Na de bevrijding werd ditfenomeen nog enige tijd in stand gehouden, waarna de inter-communale hulpverlening weer verzandde in een beperking totalleen de naastliggende gemeente. De verplichte kringindeling inhet kader van de BB, die tussentijds een aantal keren isaangepast, was geen blijmoedig aanvaarde bundeling, hetgeenmisschien we! een rol speelde bij de moeizaamheid waarmeeregio's konden worden gevormd. Inzicht, overreding, maarvooral financiële stimulering vanuit het Rijk leidde uiteindelijktot de regio's zoals wij die vandaag kennen.Opvallende herhalingen waren er ook op het gebied van derampenbestrijding. De vóór de oorlog opgezette organisatie vande Luchtbeschermingsdienst ging er van uit, dat in tijd vanoorlog de brandweer een onderdeel van de LBD zou worden.Tijdens de oorlog werd, mede dankzij de inspectie, de brandweerlosgekoppeld van de LBD, en zelfs het brandweergedeelte van deLBD rechtstreeks onder de leiding van de 'vredesbrandweer'geplaatst. Direct na de bevrijding werd (het restant van) de LBDop rijksniveau bij de (inspectie) brandweer gevoegd en na hetuitbreken van de koude oorlog weer losgekoppeld. Daarop kwameen BB-organisatie tot stand, waarin opnieuw de brandweer in

vrjKlTG JAAR INSPECTIE 210

tijd van oorlog ondergeschikt werd aan de rampenbestrijdings-organisatie. Na de nota Hulpverlening 1975 werd de brandweervan de BB losgekoppeld (zoals in 1940) en tegen het einde vande koude oorlog werd de rampenbestrijdingsorganisatie weer bijde brandweer ondergebracht (zoals in 1945).Ook intern is er niets nieuws onder de zon. De inspectie werdoorspronkelijk ingesteld als centraal orgaan, waarvan de districts-inspecties de uitvoerders werden. Na de inkrimpingen van 1948werden de rollen omgedraaid en werd het centraal bureau hetondersteunende gedeelte van de inspectie.Nadat het Rijk zich vanaf 1975 weer intensief met de brandweerging bemoeien, werd ook de rol van het centraal bureau en laterde directie Brandweer sterker en thans worden de districts-inspecteurs weer de uitvoerders en vertalers van het centraalvastgestelde beleid.Zelfs het zelfbeheer is geen uitvinding van deze tijd.Toen de inspectie werd opgericht, was zij een zelfstandige dienst,die zichzelf in alle opzichten redde. De enige band metBinnenlandse Zaken was de verantwoording aan de secretaris-generaal en later de minister. Voor specialistisch advies opbijvoorbeeld het gebied van wetgeving kon men te rade bijandere afdelingen. Nadat de inspectie in 1946 als zelfstandigerijksdienst ophield te bestaan, werden afdelingen als personeels-zaken, comptabiliteit, huishoudelijke dienst, enzovoorts in debetreffende centrale afdelingen van BiZa opgenomen. In hetkader van zelfbeheer zijn dat soort taken weer helemaal terug bijhet eigen orgaan.Terugblikkend in de geschiedenis valt eveneens vast te stellen,dat de inspectie/directie Brandweer vrijwel constant te kampenhad met onderbezetting. De klacht daarover herhaalt zich doorde jaren heen en tot op de dag van vandaag.Dan moet het toch voldoening geven, om te kunnen zien dat ermet zo weinig mensen toch zoveel is gedaan voor de brandweerin Nederland. Want bij de ontwikkeling van de handspuit totdompelpomp-unit is het steeds de inspectie geweest die eencentrale rol in de geschiedenis vervulde.

HOOFDSTUK EEN

,

Bijlagen

Hoofdinspecteurs brandweer15-10-1940 Hoofdinspecteur van het Brandweerwezen;12-09-1944 Hoofdinspecteur voor de Luchtbescherming en hel

Brandweerwezen;16-08-1946 Hoofdinspecteur voor het Brandweerwezen,

Hoofd onderafdeling Brandweer en Burgerlijke Verdediging;01-01-1948 Hoofdinspecteur voor het Brandweerwezen,

Chef bureau Brandweer;01-01-1955 Hoofdinspecteur voor het Brandweerwezen,

Hoofd afdeling Brandweer;01-05-1972 Hoofdinspecteur voor het Brandweerwezen,

Hoofd hoofdafdeling Brandweer;01-05-1982 Hoofdinspecteur voor het Brandweerwezen,

Directeur directie Brandweer.

P.L van Boven 15-10-1940 / "M8-06-1952D.R.A. van Langen 16-11-1952/16-08-1961C.terPoorten 16-08-1961 /30-04-1970Ing. Ch.H.J. Brauers 01-04-1970/30-04-1986RO. Vijselaar 01 -05-1986 / 31 -03-1989Mr. G. Herkemij 01-05-1990

Plaatsvervangende of waarnemende hoofdinspecteursIr. W.E. Eggink 15-11-1940 /10-12-1942W.A. Couzy 10-12-1942/30-09-1944Sectie IV Staf Militair Gezag 12-09-1944/31-03-1945Ir. W.E. Eggink (bezet gebied] 20-09-1944 i 15-05-1945G.J.C J . Eissens 01 -04-1945 / 25-06-1945B. Meenhorst 01 -02-1947 / "t/29-04-1951Ir. W.E. Eggink 01 -08-1947 / 31 -10-1969J. Nossent 01 -11 -1969 / 01 -06-1974D. Meenhorst 01-05-1970/31-07-1971J.K. de Boer 01-11-1973/28-02-1988Ir. R.E.W. Husmann 01-03-1988

Plaatsvervangende directeurenF.O. Vijselaar 01-09-1983/30-04-1986Ir. R.E.W. Husmann 01-05-1986

DistrictsinspecteursDistrict I08-02-1941 ZH (m.u.v. Rotterdam en 's-Gravenhage) en Zl.15-05-1945 ZH (m.u.v. Rotterdam en 's-Gravenhage)19-08-1946 ZH (m.u.v. Rotterdam en 's-Gravenhage) en Zl.01-08-1947 ZH (m.u.v. Rotterdam en 's-Gravenhage) en Ut.25-07-1959 ZH (m.u.v. Rotterdam en 's-Gravenhage)27-08-1987 ZH

215

J.D. Backer

ZH: waarneming door d.i. II

Zl: J B. Roelofsen (wnd.)

ZH: W.A. Couzy (wnd.)

Zl: waarneming door d.i. IV

ZH: J. de Roos

Waarneming door hoofdinsp.

Ir. J.H. Hemmes

S.W. Hagedoorn

J.B.H. Roelofs

D.J.R Legro

M. Aaldijk

A. van de Bovenkamp

01-02-1941

16-05-1942

16-05-1942

10-12-1942

10-12-1942

18-08-1943

01-10-1946

01-08-1947

01-11-1948

01-04-1950

01-07-1959

01-10-1962

16-02-1978

16-05-1942

10-12-1942

/ 10-12-1942

18-08-1943

/ 15-05-1945

/ 30-09-1946

/ 31-07-1947

/ 31-10-1948

/ 31-03-1950

/1-23-05-1959

/ 30-09-1962

28-02-1978

District II

0802-194101-07-194725-07-195927-08-1987

NH (m.u.v Amsterdam) en Ut.

NH (m.u.v. Amsterdam)

NH (m.u.v. Amsterdam) en Ut.

NH en Ut.

15-12-1940/17-03-1943

17-03-1943/18-08-1943

W.A. Couzy

Waarneming door hoofdinsp

J. de Roos 18-08-1943/2

M.K. Fehres 21-04-1944/3

J.K. de Boer 01-08-1969/3

J.J. Koopman (waarnemend) 01-11-1973 /3

M.L. Passchier

J.K. de Boer (waarnemend)

K. \ n Lou zijn

R.H.G.M. Rasch (waa

DJ. Blok

-10-1973

1-03-1974

01-04-1974/31-05-1977

01-06-1977/16-10-1977

17-10-1977/31-08-1986

iend) 12-08-1985/15-12-1987

15-12-1987

District III

08-02-1941

17-12-1985

Gld en Ov.

Gld, Ov en Fvl.

Ir. J.W.A Renssen 15-12-1940/15-05-1945

Ir. W.E. Eggink (waarnemend) 15-05-1945/15-09-1945

Ir. J.W.A. renssen

J. de Roos

J.R van Hassel

RA. van Thiel

District IV

08-02-1941 NBenLb.

15-05-1945 NB, Lb en Zl.

19-08-1946 NB en Lb,01-08-1947 NBenZI.

01-01-1989 NB, Zien Lb.

Ir. D.A. Budde

NB: waarneming door d.i. ILb: waarneming door d.i. III

NB: B. Meenhorst

Lb: B. Meenhorst

J.H. Visser

B. Meenhorst

G. Schoonheim (waarnemend)

H.M.A. vanSchendel

G. KortusW.P. Pieterse (waarnemend)M.A. van Uzerloo

15-09-1945.'31-07-194701-08-1947/31-12-1961

01-12-1961 ,

01-12-1984

15-12-1940,

01-05-1942/

'30-11-1984

30-04-19421 10-12-1942

01-05-1942/15-07-1943

15-12-1942/

15-07-1943-01-02-1947,

01-08-1947/

01-06-1951/

01-04-1954/01-08-1960-

01-03-1975/01-08-1975/

31-01-1947

31-01-1947

31-07-1947

t29-04-1951

31-03-1954

f27-02-196028-02-1975

31-07-197530-06-1990

District V08-02-1941 Gn, Fr. en Dr.

J. de Roos 15-12-1940/30-04-1942Gn & 1/2 Dr: Ir. J.H, Hemmes 01-05-1942/15-02-1943Fr& 1/2 Dr:G.J. Comello 01-05-1942/15-02-1943G.J. Comello 15-02-1943 i f20-08-1954H. de Vries 01-01-1955/31-07-1965G. Wijnants 01 -08-1965 / 28-02-1987M.L Passchier 01-03-1987

District VI01-08-1947 Lb. Opgeheven per 01-01-1989

J.H. Visser 01-08-1947 / 28-02-1970S.H.J. de Roos 01-03-1970/30-09-1988T.H. Boelkens (waarnemend) 02-11-1987/31-12-1988

Centraal Bureau Brandweer en afdelingschefs, 1948 - 1982N.B. Vanaf 1951 werden de verschillende bureau's sectie genoemd,en vanaf 1972 afdelingen.

I Organisatie (vanaf 1950)1950 H.W. Monsees1960 D. Rooseboom1970 F.R. van Beest

II Technische- en Keuringsdienst1948 Ir. W.E. Eggink1951 J. Nossent1974 Ir. R.E.W. Husmann

III Preventie1948 D.J.P. Legro1959 M. Wolthoff1978 P.J. Barends

IV Opleiding1948 J.B.H. Roelofs1950 J.H. Scheltema de Heere1951 P.C. van Bork1952 D. Meenhorst1971 S.J. Buré1973 Th. J. Schuitemaker1975 P. Knobbe

V Algemene Zaken (tot 1961 Algemeen Secretariaat)1945 P.H. Tilbusscher1961 Th. G.H.M. Speet

Ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen (vanaf 1976)1976 Ir. W.J.M, van Dijk

Rijksopleiding voor beroepsbrandweerofficieren (1974- 1981)1974 J.J. Fokkens

Rijksbrandweeracademie (vanaf 1980)1980 M.L Passchier

217

Directie Brandweer en afdelingschefs 1982 -1989

Algemeen secretariaat (vanaf 1985 Directiesecretariaat)

1961 Th. G H.M. Speet

1985 S. Rekker

1989 Ir. A. Clobus

Afd. Bestuurlijke en juridische zaken (vanaf 1984 hoofdafdeling

Wetgevingsaangelegenheden, bestuurlijke en juridische zaken]

1982 mr. H. van Dijk

1985 mr. M.N. Cramwinckel

Afd. Organisatie (vanaf 1984 hoofdafdeling Organisatie en operatièn)

1970 FR. van Beest

1987 J.C.A. Smits

Atd. Beleidszaken en organisatie (vanaf 1984)

1984 J.C.A. Smits

1989 drs. R.M. van Pinxteren

Afd Operatiën en coördinatie rampenbestrijding (vanaf 1984)

(vanaf 1985 afd. Operatiën)

1984 J.W.G. de Groot

Afd. Telecommunicatie en automatisering (vanaf 1984)

1984 J.C.Lodder

Afd Opleidingen (vanaf 1985 hoofdafdeling Opleidingen en oefeningen)

1982 AG. Bos

1987 G. van Staalduinen

1988 J Scholten

Afd. Opleidings-en oefenbeleid (vanaf 1985)

(vanaf 1988 afd. Vormingsbeleid)

1985 G. van Staalduinen

1988 J. Scholten

Afd. Opleidingen en examens (vanaf 1985)(vanaf 1988 afd. Examens en oefeningen)1985 S.G J. van der Doorn

1988 J. Scholten

Afd. Oefeningen en bedrijfszelfbescherming (vanaf 1985)

(opgeheven in 1988)

1985 D.Q.P. Fundter

Hoofdafd. Veiligheid en hulpverleningstechniek

1982 J.K.de Boer

1986 Ir. W.J.M, van Dijk

Afd Preventie

1978 P.J. Barends

Afd. Beschermingsvoorzieningen (opgeheven in 1989}

1982 P.J.M Ruijters

1983 Ir. J.E. Bourdrez

Afd. Bestrijding»- en hulpverleningstechniek

1976 Ir. W.J.M, van Dijk1987 Ir. A.M.M, vam Leest

Hoofdafd. Financiën, personeelsbeheer en materieel (vanaf 1985 hoofdafd Finvoorraadbeheer, personeel en materieel)1982 H. Heintjes1983 Ir R.E.W. Husmann

VIJI-TIG JAAR INSPF.CTIK

1986 J. Peters1988 J.D. Berghuis1989 Ir. R.E.W Husmann

Afd. Materieel1982 Ir. R.E.W. Husmann1985 H.A.J.Theuws

Afd. Financiën en voorraadbeheer (vanaf 1985 afd. Fina1982 J.Peters1986 A.L.M, van Ruijven

Afd. Voorraadbeheer en logistiek (vanaf 1985)1985 P. KnobbeAfd Personeelsbeheer (vanaf 1985 afd. Personeel)1982 mr. J.J.C. Somers1963 mw. mr. B Timmermans-d'Amaud Gerkens1986 J. Scholten1988 J.D. Berghuis1989 S. Rekker

Rijksbrandweeracademie1980 M.L. Passchier1986 K. van Louvezijn

219

Directie Brandweer en afdelingschefs 1990

Afd. BedrijfsvoeringIr. A. Clobus

Hoofdafd. Openbaar veiligheidsbeleid enbestuurlij ke-juridische zakenJ.C.A. Smits

Afd. Beleidszaken en organisatiedrs. R.M. van Pinxteren

Afd. Wetgevingsaangelegenheden,bestuurlijke- en juridische zakenmr. M.N. Cramwinckel

Hoofdafd. Opleidingen, oefeningen en personeelJ. Scholten

Afd. Opleidings- en examenbeleidmw. RW. Verhoeven

Afd. Coördinatie OefenbeleidJ. Scholten (wnd)

Afd. PersoneelsbeleidS. Rekker

Hoofdafd. Preventie, preparatie en repressieIr. W.J.M, van Dijk

Afd. PreventieS.G.J. van Doorn

Afd. Preparatie en repressieIr. A.M.M, van Leest

Afd. Operationeel automatiseringsbeleidIr. W.C. Dekker

Hoofdafd. Techniek en logistiekH.A.J. Theuws

Afd. Projecten, techniek en veiligheidJ.C. Lodder

Afd. Logistiek beheerF.A.W. Holleman

Hoofdafd. Financiën en economieA.L.M, van Ruijven

RijksbrandweeracademieK. van Louvezijn

Bronnen

Archief Binnenlands Bestuur. Ministerie van Binnenlandse Zaken;

Archief Brandweer, Ministerie van Binnenlandse Zaken;

Archief OO&V. Ministerie van Binnenlandse Zaken;

Archief HSSPF, Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie;

Knipselarchief. Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie;

Archief Nationaal Brandweermuseum;

Archief Nationaal Brandweer-documentatiecentrum;

Persoonlijke archieven van C.P. Henneman, A.P. van Eijsden, A.J. Vesseur enG.P. Koppers;

Jaarverslagen Inspectie 1948 t/m 1951, 1953 t/m 1959, 1961 t/m 1971 en 1988 t/m 1989;

Jaarverslagen Rijksbrandweeracademie 1986 t/m 1989;

Jaarverslag Curatorium RBA 1989;

Jaarverslagen Brandweerraad 1984 t/m 1985 en 1987 t/m 1989;

Jaarverslagen stichting Brandweeropleidingen in Nederland 1982 t/m 1988;

Verslag districtsinspectie IV over 1944 t/m 1946:

Verslag van de werkzaamheden van het Militair Gezag, 1946;

Geschiedenis van Sectie IV SMG, 1945;

Die Feuerwehr-Regimenter im Zweiten Weltkrieg, J. Haase en D. Jarausch, 1986;

Als de Roode Haan Kraait, K.L. de Boer, 1941;

Brand! Alarm!, RL. van Boven, 1948.

Het Brandweerwezen in Nederland, J. Heusdens, 1944,

De Geschiedenis van de Brandweer in Nederland, A.C. Broeshart, 1980;

Grote branden in de Lage Landen, J. Broekman. 1985;

Handboek voor de Brandweer, J.B. Roelofsen, 1931;

Handboek voor de Brandweer, div. schrijvers, vanaf 1961;

Handboek voor de Brandweer, div. schrijvers, vanaf 1985:

Handleiding voorde Brandweer, BiZa. 1955 en 1957,

Der Hochrote Hahn. H. Rumpf, 1952;

In Lichterlaaie, div. schrijvers, 1983;

In Vuur en Vlam, G.J. Verburg, 1967;

Leidraad Brandweer in het kader van de BB, BiZa, 1957;

Luchtgevaar, A. Korthals Altes, 1984;

221

Methoden van Preventieve Brandbeveiliging, P.J. Tupker, 1961;

Regelingen Brandweer, div. schrijvers, vanaf 1948;

Rampen. Rellen, Gijzelingen, U. Rosenthal. 1984;

Rotterdam in Vuur en Vlam, R.R. van der Beek, 1984;

Wegwijzer Bescherming Bevolking, SBBB, 1963;

Talloze uitgaven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken op het gebied van deBrandweer, Bescherming Bevolking en Rampenbestrijding;

Talloze nota's, concepten, Kamerstukken, handelingen enzovoort op het gebied van dewetgeving inzake brandweer en rampenbestrijding;

Talloze wetten, besluiten, beschikkingen, circulaires enzovoort op het gebied vanbrandweer en rampenbestrijding:

Talloze rapporten, literaruurstudies, nola's enzovoort van medewerkers van deinspectie/directie Brandweer;

Talloze syllabi, speeches en papers van congressen, symposia, officiële gebeurtenissen,enzovoort;

Talloze handleidingen, handboeken, les- en leerstof of cursusboeken van SiZa, Vermande.SBOiN, enzovoort;

Jaarboeken NVBC 1946 t/m 1963, adresboeken, brandweeralamanak 1989 en 1990;

(Concept)jaarboek KNBV 1928 en 1933;

Statistieken der Branden 1935Vm 1942 en 1948 t/m 1989;

Alle Nederlandse brandweertijdschriften (zie schema).

Binnen- en buitenlandse vakbladen op het gebied van de brandweer,luchtbeschermingsdienst, civiele verdediging, bescherming bevolking en rampenbestrijding;en enkele voortreffelijke geheugens binnen en buiten de inspectie/directie Brandweer.

VIJFHü JAAR ÏNSP1

DANK

Als min of meer buitenstaander had ik dezegeschiedschrijving nooit kunnen samenstellenzonder de medewerking van tal van in- enoutsiders bij de brandweer. Een woord van dankis dan ook op zijn plaats voor al deze mensen:Directie Brandweer: de heren Herkemij,Henneman, Van Deelen, Emmerzaal, Boelé,Pieterse, Van Rijn, KÖrver, Van de Grift,Van der Lee en de dames Jagroep, De Vosen Dorresteijn;Secretariaat Brandweerraad:mevrouw Den Heijer-van den Hoeven;Bureau Algemeen Secretariaat, sub-bureauSemi-statisch Archief van BiZa: de heren Gaillarden Van Dijk;Centrale Archief Selectiedienst van BiZa:de hele archiefbewerkingsgroep 2;Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie:de heer De Vries;Nationaal Brandweermuseum:de heren Van Egmond en Wagenveid;VFDB, Beirat 11: de heren Hornung en Haase;Universiteit \/an Amsterdam; de bilbiotheek vande faculteit voor Politicologie;Nationaal Brandweerdocumentatiecentrum:Rik en Robin Jonkman;Nederlandse Vereniging van Belangstellenden inhet Brandweerwezen: de heren Van Eijsden,Siebelt, Snellen, Vesseur, Pots en De Wit;Streekarchivariaat Oost-Gelderland:de heer Meerdink;alsmede de heren Ch.H.J. Brauers, M Bruinse,H. Chabot, J.C. Franke, W.G. Comello,J.J.C, van der Harten en M.R. Hekking ennatuurlijk mijn begrijpende echtgenote Reina.Voor de illustraties werd bijzondere medewerkingondervonden van de heren Henneman enVan Deelen van de directie Brandweer en hetGemeente-archief van Nijmegen, Breda en's-Gravenhage.

DE SCHRIJVER

Gerard Koppers werd geboren in 1953 en is gemeente-ambtenaar in Amsterdam.Zijn belangstelling voor de brandweer, en haar geschiedenis inhet bijzonder, begon al op jeugdige leeftijd.Hij was in 1975 één van de initiatiefnemers van wat later deNederlandse Vereniging van Belangstellenden in hetBrandweerwezen werd, en waarin zo'n 1200 geïnteresseerdeninmiddels zijn verenigd.Meer recentelijk was hij één van de drijvende krachten bij deoprichting van het Nationaal Brandweer-documentatiecentrum.In de loop van de jaren schreef hij een groot aantal artikelen enin 1988 verscheen van hem een boek over de geschiedenis van deAmsterdamse Brandweer.Nog in 1990 zal ook van zijn hand de geschreven historie van debrandweerkorpsen op de luchthaven Schiphol uitkomen.Veel van zijn tijd besteed hij naar eigen zeggen het liefst inarchieven en bibliotheken, om daar zijn honger naar historischeinformatie te stillen.

en

nH

Hfcd

ISBN 90 34 62351 3