· Web viewPhilips-curve: een curve die de ... een limiet die word gesteld aan de hoeveelheid...

51
04-10-14 11:21 Hoofdstuk 1: Tien economische principes Economie: de studie van de manier waarop de samenleving omgaat met schaarse middelen. Schaarse middelen verdelen over de verschillende gezinsleden, waarbij rekening wordt gehouden met ieders capaciteiten, inspanningen en wensen. De tien economische principes: Mensen moeten keuzes maken. De kosten van iets worden bepaald door datgene wat we willen opgeven om het te verkrijgen. Rationele mensen denken in de marge. Mensen reageren op prikkels. Handel kan in ieders belang zijn. Markten zijn vaak een goede manier om economische activiteit te organiseren. Overheden kunnen de resultaten van de markt soms verbeteren. De levensstandaard van een land hangt af van de mate waarin het land producten en diensten kan produceren. Prijzen stijgen als de overheid teveel geld drukt. De samenleving staat voor een korte termijn afweging tussen inflatie en werkeloosheid. Mensen moeten keuzes maken Doordat we keuzes maken kunnen we bepaalde dingen niet doen. Iemand kiest bv om naar de bioscoop te gaan, maar verdient dan geen geld omdat je niet kan werken. Groepen mensen maken ook keuzes. Wetten die voor een schoner milieu pleiten zorgen wel voor meer productiekosten hogere prijzen, minder winst etc. Efficiëntie: de eigenschap van een samenleving om maximaal profijt te halen uit de aangewende middelen (vb: sociale voorzieningen). Rechtvaardigheid: de eigenschap om economische welvaart op een eerlijke manier te verdelen over de leden van de samenleving (vb: inkomstenbelasting).

Transcript of  · Web viewPhilips-curve: een curve die de ... een limiet die word gesteld aan de hoeveelheid...

04-10-14 11:21

Hoofdstuk 1: Tien economische principesEconomie: de studie van de manier waarop de samenleving omgaat met schaarse middelen.

Schaarse middelen verdelen over de verschillende gezinsleden, waarbij rekening wordt gehouden met ieders capaciteiten, inspanningen en wensen.

De tien economische principes: Mensen moeten keuzes maken. De kosten van iets worden bepaald door datgene wat we willen

opgeven om het te verkrijgen. Rationele mensen denken in de marge. Mensen reageren op prikkels. Handel kan in ieders belang zijn. Markten zijn vaak een goede manier om economische activiteit

te organiseren. Overheden kunnen de resultaten van de markt soms verbeteren. De levensstandaard van een land hangt af van de mate waarin

het land producten en diensten kan produceren. Prijzen stijgen als de overheid teveel geld drukt. De samenleving staat voor een korte termijn afweging tussen

inflatie en werkeloosheid.

Mensen moeten keuzes makenDoordat we keuzes maken kunnen we bepaalde dingen niet doen. Iemand kiest bv om naar de bioscoop te gaan, maar verdient dan geen geld omdat je niet kan werken. Groepen mensen maken ook keuzes. Wetten die voor een schoner milieu pleiten zorgen wel voor meer productiekosten hogere prijzen, minder winst etc.Efficiëntie: de eigenschap van een samenleving om maximaal profijt te halen uit de aangewende middelen (vb: sociale voorzieningen).Rechtvaardigheid: de eigenschap om economische welvaart op een eerlijke manier te verdelen over de leden van de samenleving (vb: inkomstenbelasting).Kiezen voor het één heeft gevolgen voor het ander. Als door belasting het inkomen van de rijken verdeeld wordt ten gunste van de armen, wordt de beloning voor hard werken kleiner kleinere taart.

De kosten van iets worden bepaald door datgene wat we willen opgeven om het te krijgenAlternatieve kosten: alles wat opgeofferd moet worden om iets te verkrijgen.

Rationele mensen denken in de margeMarginale veranderingen: kleine stapsgewijze aanpassingen van een plan of een handeling.Keuzes zijn zelden zwart-wit vasten of vreten als varken? Normaal eten is ook een optie.Voorbeeld vliegtuigmaatschappij waarbij ticket 500 euro kost. Op laatste minuut toch ticket voor 300 verkopen, anders is er een lege stoel marginale kosten zijn niet meer dan een drankje en een bakje pinda’s.Iemand die rationele beslissingen neemt, onderneemt alleen actie als het marginaal voordeel van de actie de marginale kosten overstijgt.

Mensen reageren op prikkelsHet effect van de prijs op het gedrag van kopers en verkopers is cruciaal om te begrijpen hoe de economie werkt.Beleidsmakers moeten in staat zijn in te zien hoe hun beleid prikkels beïnvloedt, anders krijg je onbedoelde effecten verhogen verkeersveiligheid door gordels in auto’s verhoogde veiligheid zorgde voor meer roekeloos rijgedrag aantal ongelukken blijft gelijk.Peltzman: onderzoek in de VS: veiligheidswetten hadden minder doden per ongeluk tot gevolg, maar wel meer ongelukken.Wanneer we een wet of maatregel analyseren, moeten we niet alleen letten op de directe effecten, maar ook op de indirecte effecten die door prikkels ontstaan.

Handel kan in ieders belang zijnConcurrentie tussen bedrijven is geen voetbalcompetitie waarbij er één wint en één verliest. Ondanks de concurrentie ben je niet beter af als je alles zelf zou moeten doen (eten verbouwen etc.). Door handel ontstaat specialisatie waardoor producten en diensten tegen een lagere prijs kunnen worden aangeboden.

Markten zijn vaak een goede manier om economische activiteit te organiserenCommunisme: centrale planners van de overheid zijn het beste in staat de economische activiteit te leiden. Alleen de overheid kan economische activiteiten organiseren zodat de economische welvaart voor het land als geheel werd bereikt.Markteconomie: een economie waarin de middelen worden verdeeld door de gedecentraliseerde besluiten van een groot aantal bedrijven en huishoudens die samenwerken in markten voor producten en diensten.Adam Smith: huishoudens en bedrijven die in markten met elkaar samenwerken, gedragen zich alsof ze worden geleid door een onzichtbare hand, die hen naar de gewenste marktresultaten leidt.

Prijs is een instrument waarmee de onzichtbare hand economische activiteiten leidt.

Als de overheid het niet toelaat dat prijzen zich op een natuurlijke manier aanpassen aan vraag en aanbod, kan de onzichtbare hand de miljoenen huishoudens en bedrijven waar de economie uit bestaat niet coördineren.

o Belastingen hebben een negatieve invloed op de verdeling van productiemiddelen: belastingen vervormen de prijzen en dus de beslissingen van huishoudens en bedrijven.

Overheden kunnen de resultaten van de markt soms verbeterenEr zijn twee algemene redenen waarom een overheid zou ingrijpen in de economie: om efficiëntie en rechtvaardigheid te bereiken.Marktfalen: een situatie waarin de markt zonder inmenging van buitenaf, er niet in slaagt om de beschikbare middelen efficiënt te verdelen.

Extern effect: het ongecompenseerde gevolg van de handelingen van iemand op het welzijn van een ander (vervuiling).

Marktmacht: de mogelijkheid die een economische speler (of een kleine groep spelers) heeft om aanzienlijke invloed uit te oefenen op de marktprijzen.

Soms kan ook niet verhinderd worden dat de economische welvaart ongelijk wordt verdeeld markteconomie beloont mensen naar hun vermogen om zaken te produceren waar anderen voor willen betalen.

De levensstandaard van een land hangt af van de mate waarin het land producten en diensten kan producerenBijna alle verschillen in de levensstandaard zijn toe te schrijven aan verschillen in de productiviteit van de verschillende landen, ofwel de hoeveelheid producten en diensten die ieder uur door een werknemer worden geproduceerd.Wanneer we ons afvragen hoe een overheidsmaatregel de levensstandaard beïnvloedt, moeten we vooral weten welke invloed deze maatregel heeft op ons vermogen om producten en diensten te produceren.

Prijzen stijgen als de overheid teveel geld druktInflatie: een stijging van het totale prijsniveau in de economie.

Wordt veroorzaakt door een toenemende hoeveelheid geld.

De samenleving staat voor een korte termijnafweging tussen inflatie en werkeloosheidEen ander gevolg op korte termijn van inflatie is een lager werkeloosheidscijfer.Philips-curve: een curve die de korte termijnrelatie tussen inflatie en werkeloosheid weergeeft.De curve is belangrijk om een aantal ontwikkelingen in de economie te kunnen begrijpen:

Conjunctuurcyclus: bewegingen/veranderingen in de economische bedrijvigheid, zoals werkgelegenheid en productie.

04-10-14 11:21

Hoofdstuk 2: Denken als een econoom

De wetenschappelijke methode: de pure ontwikkeling en het testen van theorieën over hoe de wereld in elkaar zit.Economen gebruiken theorie en observatie (observeert snelle prijswijzigingen stelt een theorie op inzake inflatie).Onderzoek kan vaak alleen met gegeven die de wereld ze toevallig geeft (geen labo onderzoek).Economen bestuderen historische gebeurtenissen de effecten daarvan kunnen lang daarna nog onderzocht worden.

Het schema van de economische kringloop: een visueel model van de economie dat de geldstroom weergeeft tussen de huishoudens en bedrijven via de markten.

Bedrijven produceren producten en diensten m.b.v. inputs (land, kapitaal, werk) productiefactoren.

Huishoudens bezitten productiefactoren en consumeren alle producten en diensten die het bedrijf produceert.

Huishoudens en bedrijven werken in twee markten samen de markten voor producten en diensten (hierin zijn huishoudens kopers en bedrijven verkopers) en de markten voor productiefactoren (hierin zijn de huishoudens verkopers en de bedrijven kopers).

Huishoudens: verkopen het gebruik van hun arbeid, land en kapitaal.Bedrijven: gebruiken deze factoren om producten en diensten te produceren (die de huishoudens weer kopen).

De grens van productiecapaciteit: een grafiek waarin de verschillende productiemogelijkheden staan die een economie mogelijk kan produceren, uitgaande van de beschikbare productiefactoren en hoge productietechnologie.

Model wordt voorgesteld dat het alleen maar uit twee productiefactoren bestaat: computers en auto’s. Samen gebruiken ze alle productiefactoren van de economie.

Efficiëntie: als de economie al het mogelijke haalt uit de schaarse middelen die beschikbaar zijn.

Inefficiëntie: de economie produceert minder (bv door werkeloosheid) dan dat het zou kunnen met de beschikbare hulpbronnen.

Door een technische verbetering kunnen er misschien meer computers geproduceerd worden. De grens verschuift dan.

Micro-economie: de wetenschap die bestudeert hoe huishoudens en bedrijven besluiten nemen en op welke manier zij op elkaar van invloed zijn via de diverse markten.Macro-economie: de wetenschap die verschijnselen bestudeert die de economie in zijn totaliteit betreft, zoals inflatie, werkeloosheid en economische groei.

Wanneer economen proberen de wereld te begrijpen, zijn het wetenschappers.

Maakt gebruik van positieve beweringen: zijn beschrijvend, proberen uit te leggen hoe de wereld is.

o Kunnen we bevestigen of verwerpen door het bewijsmateriaal te onderzoeken.

Wanneer ze proberen de wereld te verbeteren, zijn het beleidsadviseurs. Normatieve beweringen: zijn een soort voorschrift, proberen

uit te leggen hoe de wereld zou moeten zijn.o Gaat om waarden en feiten. Niet enkel wetenschap, ook

onze visie op ethische aspecten, religieuze aspecten en politieke filosofie spelen mee.

Onze positieve ideeën over hoe de wereld werkt hebben invloed op onze normatieve ideeën over welke maatregelen wenselijk zijn.

Waarom zijn economen het niet altijd eens?Economen kunnen het oneens zijn over de waarheid van verschillende theorieën over hoe de wereld in elkaar zit.

Je kan verschillende standpunten innemen omdat je het niet eens bent over de gevolgen van bepaalde acties.

Economen kunnen verschillende waarden hanteren en daarom verschillende standpunten hebben over het beleid dat moet worden uitgevoerd.

Beleid kan niet alleen beoordeeld worden op wetenschappelijke gronden economen geven tegenstrijdige adviezen omdat ze verschillende waarden hebben.

Verschillen in wetenschappelijk oordeelEconomie is een jonge wetenschap met nog een hoop te leren. Economen zijn het soms niet met elkaar eens omdat ze verschillende ideeën hebben over de waarheid van verschillende theorieën of over de grootte van belangrijke parameters.

04-10-14 11:21

Hoofdstuk 3: Onderlinge afhankelijkheid en de voordelen van handelVoordelen van handel: als aardappelboer en veeboer beiden alleen hun eigen product maken handel voordeling. Als veehouder beter is in zowel aardappelen als vlees, is handel nog steeds gunstig?

Door handel kan je je specialiseren in datgene waar je het sterkst in bent. Daardoor wordt je productie vergroot en kan je wat je over hebt ruilen voor vlees/aardappels. De veeboer en de aardappelboer zijn beiden beter uit.

Maar de boer is toch nergens het beste in? Hoe kan hij zich dan specialiseren?Absoluut kostenvoordeel: de vergelijking van verschillende producenten van een product op basis van productiviteit (de veeboer heeft in ons geval een absoluut kostenvoordeel).Opportunity costs: alles wat opgeofferd moet worden om iets te verkrijgen. Als je vlees produceert, kan je geen aardappelen produceren. Daarom zijn de kosten voor het produceren van vlees, aardappelen.Comparatief voordeel: de vergelijking van verschillende producenten van een product op basis van hun opportunity cost. Dus het bedrijf die de minste opofferingen hoeft te brengen, heeft een comparatief voordeel. Omdat de aardappelboer minder productief is bij het produceren van aardappels, zijn de kosten ook lager. Als deze boer 1 uur vlees gaat produceren, kost hem dit bv maar 10 aardappels, terwijl de veeboer in 1 uur 15 aardappels kan produceren. De aardappelboer heeft dus een comparatief voordeel. Tenzij twee mensen precies dezelfde opportunity cost hebben, heeft één persoon een comparatief voordeel in het ene product en heeft de andere persoon een comparatief voordeel in het andere product.

Comparatief voordeel en handelWanneer iedere persoon zich specialiseert in de productie van het goed waarin hij een comparatief voordeel heeft, neemt de totale productie in de economie toe. In andere woorden: zolang twee mensen verschillende opportunity costs hebben, kan ieder voordeel behalen van handel door en product te krijgen tegen een prijs die lager is dan zijn opportunity cost van dat product.Voordelen ontstaan omdat iedereen zich concentreert op datgene waarvoor hij de laagste opportunity cost heeft.

04-10-14 11:21

DEEL 2: VRAAG EN AANBOD: HOE MARKTEN WERKEN Hoofdstuk 4: De marktkrachten van vraag en aanbodCompetitieve markt: een markt met een groot aantal kopers en verkopers die identieke producten verhandelen zodat iedere koper en verkoper de prijs die door de markt wordt bepaald moet accepteren.Volmaakt concurrerende markten: gedefinieerd door twee hoofdkenmerken:

De producten die te koop worden aangeboden zijn allemaal hetzelfde.

De kopers en verkopers zijn zo talrijk dat een koper of verkoper in zijn eentje de marktprijs niet kan beïnvloeden.

Kopers en verkopers moeten de prijs die de markt bepaalt accepteren prijsnemers.Oligopolie: heeft een beperkt aantal verkopers die niet altijd agressief met elkaar concurreren (bv luchtvaart).Monopolistisch concurrerend: veel verkopers maar ieder biedt net een ander product aan koper kan tot op zekere hoogte zijn eigen prijs bepalen (tijdschriften).Wet van de vraag: de bewering dat, als al het andere ongewijzigd blijft, de gevraagde hoeveelheid van een product zal afnemen als de prijs van het product stijgt.Vraagschema en vraagcurve: een tabel + grafiek waarin de relatie tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid van een product wordt weergegeven.

De vraagcurve kan verschuiven: vraag naar ijsjes kan toenemen of afnemen.

Normaal product: als bij een daling/stijging van het inkomen de vraag daalt/stijgt.Inferieur product: bij een daling van het inkomen neemt de vraag toe en andersom.Substitutiegoederen: twee producten waarvan een prijsverhoging van de een leidt tot een stijging van de vraag naar het andere product (kunnen elkaar vaak vervangen).Complementaire goederen: twee goederen waarvan een prijsverhoging van de een leidt tot een afname van de vraag van de ander (producten die samen worden gebruikt).Prijs: als de prijs verandert, zorgt dit voor een verschuiving langs de vraagcurve. Andere variabelen zorgen voor een verschuiving van de vraagcurve:

Inkomen, prijs van identieke goederen, smaak, verwachtingen, aantal kopers.

4.3 De aanbodcurve: de relatie tussen prijs en aangeboden hoeveelheid

Wet van het aanbod: de bewering dat, als al het andere ongewijzigd blijft, de aangeboden hoeveelheid van een product toeneemt als de prijs van het product stijgt.Toename in aanbod: alle veranderingen die de aangeboden hoeveelheid bij iedere prijs doen toenemen, zoals een daling in de suikerprijs bij ijs.

Variabelen die de aanbodcurve kunnen verschuiven: inputprijzen (inputs om het product te maken), technologie, verwachtingen, aantal verkopers.

4.4 Vraag en aanbod samenEvenwicht: een situatie waarbij de prijs een niveau heeft bereikt waarop de gevraagde en de aangeboden hoeveelheid met elkaar in overeenstemming zijn. Bij een evenwichtsprijs is de hoeveelheid van het product dat kopers bereid zijn en in staat zijn te kopen precies in evenwicht met de hoeveelheid die verkopers willen en kunnen verkopen.

Surplus: de aangeboden hoeveelheid is groter dat de vraag. Tekort: de gevraagde hoeveelheid is groter dan het aanbod.

De activiteiten van vele kopers en verkopers duwen de marktprijzen automatisch richting de evenwichtsprijs.Wet van vraag en aanbod: de bewering dat de prijs van een product de aangeboden hoeveelheid en de gevraagde hoeveelheid van dat product in evenwicht brengt.Comparatieve statistische analyse: wanneer een van de curves door een bepaalde verandering verschuift. Drie stappen:

Besluiten of de verandering de vraagcurve, aanbodcurve of soms beide beïnvloed.

Bepalen of de curve naar rechts of naar links verschuift. De grafiek van vraag en aanbod gebruiken om de oorspronkelijke

en het nieuwe evenwicht te vergelijken.Hoeveelheid ijsjes bij warm weer neemt toe volgens economen is er een toename in de aangeboden hoeveelheid, maar niet in het aanbod.

Aanbod verwijst naar de positie van de aanbodcurve. Aangeboden hoeveelheid: hoeveelheid die leveranciers willen

verkopen.Een verschuiving van de aanbodcurve noemen we een verandering in aanbod. Een verschuiving van de vraagcurve noemen we een verandering in de vraag.

Een verplaatsing op een vaststaande aanbodcurve noemen we een verandering in de aangeboden hoeveelheid. Een verplaatsing op de vraagcurve noemen we een verandering in de gevraagde hoeveelheid.

04-10-14 11:21

Hoofdstuk 5: Elasticiteit in theorie en praktijk

Elasticiteit: de mate waarin kopers en verkopers reageren op veranderingen in marktomstandigheden.Prijselasticiteit van de vraag: een meeteenheid waarmee wordt vastgesteld hoeveel de gevraagde hoeveelheid van een product verandert door een prijsverandering van dat product. Prijselasticiteit wordt berekend als de procentuele veranderingen van de gevraagde hoeveelheid gedeeld door de procentuele prijsverandering.

Algemene regels die de prijselasticiteit van de vraag bepalen:o Beschikbaarheid van goede substitutiegoederen.o Noodzaak (niet elastisch) vs luxe (elastisch).o Definitie van de markt: nauw gedefinieerde markten zijn

elastischer vanille-ijs makkelijk vervangbaar = nauw. Voedsel is breed gedefinieerd = inelastisch.

o Periode: elastischer over een langere periode.Prijselasticiteit van de vraag berekenen: stijging prijs ijsjes met 10% zorgt voor 20% minder verkoop ijsjes. 20/10% = 2 = elasticiteit. De verandering in de gevraagde hoeveelheid is naar verhouding 2x zo groot als de verandering van de prijs.Middelpuntmethode: betere methode om de elasticiteit te berekenen.

(Q2-Q1)/[(Q2+Q1)/2] / (P2-P1)/ [(P2+P1)/2]Meestal is echter de vraag wat elasticiteit is (de reactie van de gevraagde hoeveelheid op de prijs) belangrijker dan de manier waarop die wordt berekend. Vraag is elastisch wanneer >1. De vraag is inelastisch wanneer <1 (de hoeveelheid is naar verhouding minder in beweging dan de prijs).Eenheidselasticiteit: =1.Vuistregel: hoe platter de vraagcurve door een gegeven punt, hoe groter de prijselasticiteit van de vraag.Volmaakt inelastisch: vraagcurve verticaal.Volmaakt elastisch: vraagcurve horizontaal.Marktomzet: het bedrag dat door de kopers is betaald en door de verkopers is ontvangen, berekend als de prijs van het product maal de verkochte hoeveelheid.

De marktomzet verandert naargelang de elasticiteit. Als de vraag inelastisch is kan je de prijs verhogen en zal de omzet stijgen. Als de vraag elastisch is zal er bij een kleine prijswijziging al een groot verschil merkbaar zijn in het aantal verkochte producten.Algemene regel:

Wanneer de vraag inelastisch is (een prijselasticiteit lager dan 1), volgen prijs en marktomzet dezelfde richting.

Wanneer de vraag elastisch is (een prijselasticiteit groter dan 1), volgen prijs en marktomzet tegengestelde richtingen.

Wanneer de vraag eenheidselastisch is (een prijselasticiteit die precies 1 is), blijft de marktomzet constant als de prijs verandert

Elasticiteit is niet altijd langs de hele lijn gelijk. Bij een lineaire lijn is de vraagcurve constant, maar de elasticiteit niet.

Het verloop van de vraagcurve is de verhouding van de verandering in twee variabelen, terwijl de elasticiteit de verhouding van de procentuele verandering in de twee variabelen is.Inkomenselasticiteit van de vraag: meten hoe de gevraagde hoeveelheid verandert wanneer het inkomen verandert procentuele verandering in gevraagde hoeveelheid / procentuele verandering in inkomen.Inferieure producten: verhoging van inkomen leidt tot verlaging van bv het aantal verkochte strippenkaarten.Verder hebben ook noodzakelijke producten een lagere inkomenselasticiteit. Producten als kaviaar zijn luxe hebben een hoge inkomenselasticiteit.Kruislngse prijselasticiteit: een meeteenheid waarmee wordt vastgesteld hoeveel de gevraagde hoeveelheid van een product verandert door een prijsverandering van een ander product. De berekening is een procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid van het eerste product gedeeld door de procentuele prijsverandering van het tweede product.

Bij substitutiegoederen: prijs hamburgers omhoog aantal verkochte hotdogs omhoog positieve prijselasticiteit. Bij complementaire goederen is het andersom.

Elasticiteit van het aanbodPrijselasticiteit van het aanbod: een meeteenheid waarmee wordt vastgesteld hoeveel de aangeboden hoeveelheid van een product verandert door een prijsverandering van dat product. Berekend als de procentuele verandering van de aangeboden hoeveelheid gedeeld door de procentuele prijsverandering.Land aan zee inelastisch (onmogelijk meer land produceren).Auto’s elastisch (makkelijk hogere productie).Aanbod vaak elastischer op lange termijn op korte termijn niet de grootte van fabrieken aanpassen voor auto’s. Op lange termijn kunnen er meer fabrieken gebouwd worden of nieuwe spelers op de markt komen.

Bv: prijsverhoging van 2.85 naar 3.15. Aanbod van 9000 naar 11000. Berekening: (3.15-2,98)/(3.15+2.85)/2 (x100 voor procent) = procentuele prijsverandering. (11000-9000)/(11000+9000)/2 (x100)= procentuele verandering aanbod. Aanbod/prijs is prijselasticiteit van aanbod.

Variatie in de prijselasticiteit van het aanbod: omdat bedrijven vaak een maximale productiecapaciteit hebben, kan de elasticiteit van het aanbod groot zijn bij een lage geleverde hoeveelheid (van 5 naar 20 bij een prijsstijging van 1 euro). Als je al bijna aan je max capaciteit zit kan je niet meer zoveel stijgen en is de aanbodelasticiteit inelastisch.

Kan goed nieuwes voor de landbouw slecht nieuws voor de boeren betekenen?Als door een nieuwe techniek meer graan geproduceerd kan worden zal elke individuele boer dat willen. De vraag is vrij inelastisch (noodzakelijk goed) waardoor door een verschuiving van het aanbod naar rechts (meer productie) de prijs zal dalen. Omdat het inelastisch is daalt de omzet van alle boeren uiteindelijk. Daarom zijn nieuwe ontwikkelingen niet altijd gunstig. Soms wordt er subsidies gegeven voor de boeren als ze niet teveel produceren. Aanbod blijft beperkt, dus prijs hoog en omzet voor boeren ook. Consumenten betalen hier uiteindelijk voor. Dus beter voor de boeren, maar niet voor de consument.

Waarom kon de OPEC de olieprijzen niet hoog houden?Olielanden spraken af om het aanbod te verminderen en zo de omzet te doen stijgen. Vraag en aanbod zijn beide inelastisch op korte termijn. Mensen hebben olie nodig en de hoeveelheid kan niet zomaar worden vergroot. Dus door het aanbod te beperken steeg de prijs sterk en maakten ze meer winst. Op lange termijn werd vraag en aanbod elastischer mensen kochten zuinigere auto’s etc. dus voor dezelfde beperking in aanbod steeg de prijs nu maar een klein beetje. Dit zorgde ervoor dat de omzet daalde. Verhogen van prijzen is dus op korte termijn makkelijker dan op lange termijn.

Verhoogt of verlaagt een drugsverbod de druggerelateerde misdaad?Door een drugsverbod (bv meer agenten die controleren) zal de prijs van drugs stijgen (meer mensen opgepakt, drugs moeilijker te krijgen). Omdat de vraag inelastisch is (mensen hebben drugs nodig) zal de vraag niet veel veranderen. De mensen blijven meer betalen voor de drugs. Wel is het zo dat verslaafden nu nog meer misdaden kunnen plegen om aan geld voor drugs te komen. Druggerelateerde misdaad kan dus omhoog gaan. Door bv educatieprogramma’s te lanceren zou je de vraag naar drugs kunnen doen dalen. Als de vraagcurve naar links verschuift daalt de prijs voor drugs maar ook de verkochte hoeveelheid daalt. Tegenstanders zeggen dat een drugsverbod misschien op korte termijn leidt tot stijging van de misdaad, maar op lange termijn voor minder mensen die gaan gebruiken door de hoge prijs van drugs.

04-10-14 11:21

Hoofdstuk 6: Vraag, aanbod en overheidsbeleidPrijsplafond: een wettelijk bepaald maximum van de prijs waartegen een product kan worden verkocht.Bodemprijs: een wettelijk bepaald minimum van de prijs waartegen een product kan worden verkocht.

Als bij een prijsplafond de evenwichtsprijs 3 euro is en het plafond 4 euro is het plafond niet bindend, het heeft geen effect. Als het plafond 2 euro is zorgt het voor een bindende beperking van de markt ontstaan tekort

Niet alle kopers worden hier beter van (alleen ijsjes verkopen aan vrienden, lang in de rij staan, discriminatie door de verkopers: rantsoeneringsmechanismen) Wanneer de overheid een bindend prijsplafond in een competitieve markt oplegt, ontstaat een tekort van het product en moeten verkopers de schaarse goederen rantsoeneren onder het grote aantal potentiele kopers.

Case studie; rijen bij de benzinepompen In 1973 verlaagde de OPEC de productie van ruwe olie, wat leidde tot hogere prijzen voor ruwe olie en dus tot hogere benzineprijzen.Waardoor ontstonden dan de lange rijen bij de benzinepomp in sommige landen?> volgens economisten zijn de overheidsregels die de vrije prijs aan de pomp berekenen de hoofdoorzaak voor dit tekort

Case studie: beheersing van de huurprijzen (sociale huurprijzen) De overheid kan maximale huurprijzen opleggen die eigenaars mogen vragen aan hun huurder, het doel van deze beleidsmaatregel is de minder gegoeden te helpen door huurwoningen goedkoper te maken-> zonder

flankerend beleid is de beheersing van de huurprijzen ‘de beste manier om de stad te vernietigen

Hiermee doen we geen uitspraak over het feit of we al dan niet een maximale huurprijs moeten invoeren Er wordt gesteld dat een maximale huurprijs leidt tot:

Een bijkomend tekort aan huurwoningen van goede kwaliteit (woningnood), zeker op lange termijn

Maar ook een lagere huur voor diegenen die wel nog een huurhuis vinden

Deze maatregel heeft nood aan flankerend beleid De overheid zal zelf sociale woningen moeten bouwen om de

woningnood te lenigen De overheid kan ook de private markt stimuleren om te investeren,

bijvoorbeeld via renovatiesubsidies

Bij een bodemprijs is er niks aan de hand als de evenwichtsprijs boven de bodemprijs ligt. Zodra de evenwichtsprijs onder de bodemprijs ligt is deze wel bindend en ontstaat er een overschot.

Een bindende bodemprijs veroorzaakt een overschot. Rantsoeneringsmechanismen: Dit kan leiden tot alternatieve mechanismen (t.o.v. De vrije prijzen) om goederen toe te wijzen op basis ban bepaalde, soms discriminerende criteria. (niet bij de zwarte verkoper kopen) en andere nadelen.

Door gecontroleerde prijzen worden toch vaak diegene getroffen die men probeert te helpen bij huurprijzen zorgt het voor slecht verzorgde woningen en wachtlijsten. Het minimumloon verhoogt voor sommigen het inkomen, voor anderen zorgt het voor werkloosheid.

Andere manier is: overheid betaalt deel huur voor arme gezinnen. Loonsubsidies helpen de levenssituatie van armen. Ook dit is niet perfect zorgt voor meer kosten voor de overheid en daarmee hogere belastingen.

Voorbeelden: 1) Het minimumloon= stelt bij wet vast wat het laagste loon is dat een werkgever een werknemer mag betalen voor haar/zijn arbeid. (werkloosheid is het overschot)

Hiermee doen we geen uitspraak over het feit of we al dan niet een minimum loon moeten invoeren.Er wordt gesteld dat een minimum loon leidt tot:Een bijkomende werkloosheid bij laaggeschooldenMaar ook een hoger loon voor laaggeschoolden die wel hun werk houdenDeze maatregel werkt beter bij aanwezigheid van flankerend beleidbijkomende scholing voor laaggeschoolde werklozen Active hulp bij het zoeken naar een baan

2) prijssubsidies in de landbouw (landbouwoverschotten en toewijzing van productiequota).

Belastingen : alle overheden gebruiken belastingen om de opbrengsten van publieke projecten, zoals wegen scholen en defensie te vergroten. Ze ontmoedigen economische activiteiten en zorgen ervoor dat de verkochte hoeveelheid verkleint en kopers en verkopers delen de last van een belasting. Belastingspreiding: de manier waarop de belastingdruk wordt verdeeld over de verschillende deelnemers in een markt.Belasting heffen op ijsjes (50 cent). Evenwichtsprijs was 3 euro. Door belasting op de kopers te heffen moeten de kopers 50 cent meer betalen. De vraag curve verschuift naar links.

De nieuwe evenwichtsprijs wordt 2.80 euro, maar kopers betalen 3.30 euro. Verkopers krijgen nog maar 2.80 euro, dus beiden betalen uiteindelijk de belasting.- Belastingen ontmoedigen de marktactiviteit. Wanneer belasting op een product wordt geheven, is de verkochte hoeveelheid van dat product kleiner dan het nieuwe evenwicht.- Kopers en verkopers delen de pijn van belastingen. In het nieuwe evenwicht betalen kopers meer voor het product en krijgen verkopers minder.Andersom werkt het precies hetzelfde. Belasting voor verkopers beïnvloed ook koper en verkoper. In beide gevallen drijft de belasting een wig tussen de prijs die kopers betalen en de prijs die verkopers krijgen.Wordt de belasting altijd eerlijk verdeeld? Afhankelijk van de elasticiteit.

Elasticiteit en loonbelastingen: hoe wordt de last van de belasting verspreid ? het antwoord hangt af van de elasticiteit van vraag en aanbod

De lasten zijn zwaarder voor de kant van de markt die het minst elastisch is. Wanneer een markt inelastisch is zijn er minder alternatieven en kunnen ze bij een prijswijziging dus minder snel de markt verlaten. Daarom dragen ze relatief meer lasten.Belasting heffen op luxegoederen om de rijken te belasten bv zeilboten. De vraag naar zeilboten is elastisch (wordt het te duur, liever een huis kopen). Het aanbod is zeker op korte termijn inelastisch (kan niet zomaar iets anders dan zeilboten gaan maken). Dus bij een elastische vraag en een inelastisch aanbod komen de lasten vooral bij de aanbieders te liggen.

04-10-14 11:21

DEEL 3: VRAAG EN AANBOD II; MARKTEN EN WELVAART Hoofdstuk 7: Consumenten, producenten en de efficiëntie van marktenWelvaartseconomie: bestudeert hoe de allocatie van middelen de economische welvaart beïnvloed. Kopers en verkopers hebben baat bij hun marktparticipatie en het marktevenwicht maximeert de totale welvaart van kopers en verkopers consumentensurplus; meet de economische welvaart vanuit perspectief koper <> producenten surplus meet de economische welvaart uit perspectief verkoper Betalingsbereidheid: het maximale bedrag dat een koper wil betalen voor een product of dienst.Consumentensurplus (CS): het bedrag dat een koper bereid is te betalen min het bedrag dat daadwerkelijk wordt betaald.

Als er 4 kopers zijn met elk een eigen betalingsbereidheid (100, 80, 70, 50). Als er twee producten zijn die verkocht worden en je laat de mensen bieden, dan valt na 50 euro persoon 1 af, na 70 euro persoon 2 en ieder die 70 of net iets meer kan bieden krijgt de producten. Het cs van koper 1 is 100-70=30 en het cs van koper 2 is 80-70=10.

vraagcurve gebruiken om consumenten surplus te berekenen: Het gebied onder de vraagcurve en boven de prijs is het consumentensurplus in een markt.

hoe lagere lonen consumenten surplus vergroten: De invloed van een prijswijziging op het cs.cs is het voordeel dat kopers krijgen zoals ze dat zelf waarnemen. Beleidsmakers kiezen niet altijd om zich druk te maken om het cs (heroïne goedkoper maken voor drugsverslaafden). In de meeste markten komt het cs echter overeen met het economisch welzijn.wat meet consumenten surplus? Normatieve beoordeling over wenselijkheid marktresultaten-> goede maat voor economische welzijn als beleidsmakers de wensen van kopers willen respecteren.

Producenten surplusKosten: de waarde van alles dat door een verkoper moet worden opgeofferd om een goed te produceren. (hulpmiddelen; verf, kwast.. + waarde die men hecht aan eigen tijd) -> iedere producent wilt zijn diensten verkopen aan een prijs die hoger ligt dan de kosten. Producentensurplus: het bedrag dat aan een verkoper wordt betaald voor een product, min de kosten die de producent heeft gemaakt.

aanbodcurve gebruiken om producenten surplus te berekenen: Het gebied onder de prijs en boven het aanbod staat voor het producenten surplus.hoe hogere prijs hoe groter producenten surplus

Marktefficiëntie : is de verdeling van middelen die de vrije markt bepaald wenselijk?

Totale surplus: de gulle sociale planner heeft het beste voor met iedereen. Hoe moet hij het welzijn optimaliseren? Hoe meet je het economisch welzijn? Som van cs en ps. Dus: totaal surplus = waarde voor kopers – hoeveelheid betaald door kopers + hoeveelheid ontvangen door verkopers – kosten voor verkopers.Hoeveelheid betaald door kopers en ontvangen door verkopers is hetzelfde dus die kan je tegen elkaar wegstrepen.Totale surplus is nu: waarde voor kopers – kosten voor verkopers.Optimaal totaal surplus = efficiëntie: de eigenschap van een samenleving om maximaal profijt te halen uit de aanwezige schaarse goederen.Rechtvaardigheid: de eigenschap om economische welvaart op een eerlijke manier te verdelen over de leden van de samenleving.Omdat efficiëntie een objectief doel is dat op puur positieve gronden kan worden beoordeeld, heeft rechtvaardigheid te maken met politieke normatieve beoordelingen die verder gaan dan de economie en meer met politieke filosofie te maken hebben.

Marktevenwicht beoordelen: Twee inzichten over marktresultaten: Vrije markten verdelen het aanbod van goederen aan de kopers

die ze het hoogst waarderen, zoals gemeten aan hun betalingsbereidheid.

Vrije markten verdelen de vraag naar producten aan de verkopers die ze met de minste kosten kunnen produceren.

Vrije markten produceren de hoeveelheid producten waarbij de som van het consumenten en producenten surplus maximaal is.

Efficiëntie van evenwichtshoeveelheid

Bij hoeveelheden onder de evenwichtshoeveelheid wordt de prijs te hoog en zullen kopers minder kopen. Waarde voor kopers is hoger dan de kosten voor de verkopers. Verkopers verdienen meer maar er zijn minder kopers dus minder efficiënt. Bij hoeveelheden boven de evenwichtshoeveelheid is de prijs heel laag, dus zullen er veel kopers zijn. De kosten voor de verkopers liggen echter hoog en ook dit is niet efficiënt. Het evenwicht is de optimale som van cs en ps.Ondanks dat iedere koper en verkoper aan zichzelf denkt, worden ze uiteindelijk naar een evenwicht geleid dat zorgt voor een maximaal voordeel voor kopers en verkopers. Om te concluderen dat markten efficiënt zijn, zijn er een aantal aannames gedaan.

Twee hieronder besproken: Aangenomen dat markten volmaakt competitief zijn. Dit is in

werkelijkheid niet het geval. Soms kan 1 koper of verkoper de marktprijzen bepalen marktkracht. Dit kan markten inefficiënt maken.

Aangenomen dat resultaat van markt alleen van belang is voor kopers en verkopers. Vervuiling is een voorbeeld van een marktresultaat dat invloed heeft op mensen die niet meedoen aan de markt. Deze bijeffecten noemen we externe effecten. De welvaart hangt af van meer dan alleen de waarde van kopers en de kosten van verkopers.

Dit zijn voorbeelden van het falen van de markt. Als een markt faalt kan een overheid proberen in te grijpen.

Omdat het marktevenwicht een efficiënte toewijzing van de middelen is, kan een maatschappelijke planner het marktevenwicht laten voor wat het is. Dit beleid wordt samengevat onder het Franse gezegde laissez faire.Dit is alleen waar als er geen marktfaling is: Externaliteiten, Marktmacht, Imperfecte informatie

04-10-14 11:21

Hoofdstuk 8: Praktijk: de kosten van belastingenBelasting drijft een wig tussen de prijs die kopers betalen en de prijs die verkopers ontvangen. Vanwege deze wig daalt de verkochte hoeveelheid onder het niveau dat zonder belasting zou worden verkocht. M.a.w.: een belasting op een product zorgt dat de markt voor dat product krimpt.Cs en ps zijn de maatstaven van economische welvaart Belasting x hoeveelheid is dan de totale belastingopbrengst.

Zonder belasting is het cs ABC. Als er belasting wordt geheven is het cs nog maar A. Je verliest dus B en C.Het ps is zonder belasting DEF. Als er belasting wordt geheven blijft alleen F over. Je verliest dus DE.De opbrengst van de belasting is voor belasting 0, na belasting is dat BD. CE is de daling van het totaal surplus en is het onvermijdelijke verlies van de belasting.

Wanneer een belasting de prijs voor kopers verhoogt en de prijs voor verkopers verlaagt, krijgen kopers een prikkel om minder te consumeren en verkopers een prikkel om minder te produceren dan ze normaal zouden doen. Aangezien kopers + verkopers hierop reageren, krimpt de markt onder het optimale niveau.Belastingen veroorzaken onvermijdelijke verliezen omdat ze kopers en verkopers tegenhouden de voordelen van handel te realiseren.Als Jan 100 euro krijgt voor schoonmaak huis Janneke maar hij zou dit ook al voor 80 doen. 20 voordeel. Janneke heeft 120 euro over voor een schoon huis maar betaalt maar 100. 20 voordeel. Totaal surplus = 40. Nu als er 50 euro belasting wordt geheven kunnen ze geen zaken meer doen. 120-50=70 en dat is te laag voor Jan. 80+50=130 en dat is te hoog voor Janneke. Ze doen dus geen zaken meer en de overheid krijgt geen belasting.Wat bepaalt hoe groot het onvermijdelijk verlies is? De elasticiteit.Hoe groter de elasticiteit van vraag en aanbod, hoe groter het onvermijdelijk verlies van een belasting. Zie p 171

Hoe de belasting de marktpartijen beïnvloed : De verandering in totale welvaart omvat:

De verandering in consumentensurplus, De verandering in producenten surplus, De verandering in belasting opbrensten. De welvaartsverliezen van de kopers en de verkopers overstijgen de

opbrengsten voor de overheid. Deze daling van het totale surplus noemen we het onvermijdelijke

verlies of deadweight loss.

Case studie: het debat over onvermijdelijke verliezen belasting op arbeid; bv. inkomensbelastingen. Alle belastingen op arbeid: voor veel werknemers bedraagt de marginale belasting op hun inkomen 50 procent -> de onvermijdelijke verliezen van deze belastingen zijn niet duidelijk -> onenigheid onder economen door verschillende opvattingen rond elasticiteit van aanbod van arbeid- economen die vinden dat inkomstenbelastingen niet veel invloed heeft vinden dat aanbod aan werk relatief inelastische is (aanbodcurve van werk bijna verticaal-> dus onvermijdelijk verlies klein -omgekeerd zijn er economen die geloven dat aanbod van werk vrij elastische is. Ze geven toe dat sommigen hun werk inelastische aanbieden maar denken dat veel anderen meer reageren op prikkels.

Voorbeelden van hoe werknemers kunnen reageren op prikkels: Ze kunnen het aantal uren dat ze werken aanpassen? Hoe hoger de

salaris hoe hoger men zal werken Tweeverdiener versus eenverdiener gezinnen, vergelijken van

kosten thuis (inclusief besparing op de kosten van kinderopvang) met salaris op arbeidsmarkt

kunnen kiezen wanneer op pensioen te gaan (brugpensioen). Eens op pensioen bepaalt salaris of men parttime gaat werken of niet.

Werknemers in de grijze economie (in het zwart) Werknemers in de ondergrondse economie (illegale activiteiten) In al deze gevallen aangeboden werk dat reageert op verandering

van inkomen.

Onvermijdelijk verlies en belastingopbrengst als belastingen veranderen.Een kleine belasting heeft een klein onvermijdelijk verlies tot gevolg. Een hoge belasting heeft een hoog onvermijdelijk verlies tot gevolg. Dit omdat de belastingopbrengst = belasting x verkochte hoeveelheid is. Bij een extreem hoge belasting zal niemand het product nog willen kopen en verkopen en zijn de belastinginkomsten 0.

De Laffer curve weerspiegelt de relatie tussen belastingsvoeten en belastingsopbengsten.Aanbodeconomie: verwijst naar de inzichten van Reagan en Laffer die stelden dat een belastingvermindering meer mensen er toe zou aanzetten te werken en daardoor zelfs de belastinginkomsten zou kunnen verhogen.

04-10-14 11:21

Hoofdstuk 9: Praktijk: internationale handelAls land vraag je je eerst af zal ik bij internationale handel een product gaan kopen of verkopen? Hiervoor vergelijk je de prijs met de wereldmarktprijs: de algemeen geldende prijs in de wereld voor een product.binnenlandse prijs: opportunity cost: hoeveel men moet opgeven voor een eenheid van product te maken >Is de wereldmarktprijs hoger dan de binnenlandse prijs export.Als een land klein is wereldmarktprijs niet beïnvloeden. Wereldmarktprijs aannemen als een gegeven (prijsnemers).Als een land een comparatief voordeel heeft in de productie van een goed, dan zal de binnenlandse prijs onder de wereldprijs liggen. Het land wordt dan een exporteur van dit goed. Waarom? Men gaat prijs wan goed aanpassen aan wereldmarkt prijs -> prijs verhoogt dus vraag verlaagt, maar aanbod verhoogd -> daardoor een overschot -> die men gaat exporteren.

Wanneer de binnenlandse prijs stijgt tot de wereldmarktprijs zijn kopers slechter uit en verkopers beter uit. Het economisch welzijn van het land vergroot door D.

Dit leidt tot twee conclusies: Wanneer een land handel toestaat en een product exporteert,

zijn binnenlandse producenten van het product beter uit en zijn binnenlandse consumenten van het product slechter uit.

Handel vergroot het economisch welzijn van een land, omdat de opbrengsten van de winnaars hoger zijn dan de kosten voor de verliezers.

Bij import gaat het andersom: Wanneer een land handel toestaat en een product importeert zijn

de binnenlandse consumenten van het product beter uit en zijn de binnenlandse producenten van het product slechter uit.

Handel vergroot het economisch welzijn van een land, omdat de opbrengst van de winnaars groter is dan de kosten voor de verliezers.

Een land zal profijt hebben van handel omdat de totale winst groter is dan de verliezen. Niet iedereen zal baat hebben bij de handel. Het vergroot de taart wel, maar sommigen krijgen een kleiner stukje.

Invoerrecht (douaneheffing): een belasting op producten die in het buitenland zijn geproduceerd. Invoerrechten zorgen ervoor dat de hoeveelheid import wordt beperkt en brengt de binnenlandse markt dichter bij het evenwicht zonder handel.Een invoerrecht verhoogt de prijs die binnenlandse producenten kunnen vragen boven de wereldmarktprijs hogere productie. Ten tweede verhoogt het invoerrecht de prijs die binnenlandse kopers moeten betalen. Ze worden daardoor aangemoedigd de consumptie te beperken.

Importquotum: een limiet die word gesteld aan de hoeveelheid import. dit werkt met importlicenties die dan een bepaalde hoeveelheid import van product toestaan.

aanbod van product word niet meer volmaakt elastische bij wereldmarktprijs. zolang binnenlandse prijs hoger ligt dan wereldmarkt prijs zullen licentiehouders zoveel als kan product importeren-> totale aanbod van product in land= binnenlandse aanbod + hoeveelheid Quota: de aanbodcurve boven de wereldmarkt prijs verschuift naar rechts met precies de hoogte van de quota. (aanbodcurve onder wereldmarktprijs verschuift niet omdat in dit geval import niet winstgevend is voor licentiehouders)

De quota verhogen de binnenlandse prijs tot boven de wereldmarktprijs. Binnenlandse verkopers zijn beter uit en kopers slechter. Daarnaast zijn licentiehouders beter uit, omdat ze kopen tegen de wereldprijs en verkopen tegen de hogere binnenlandse prijs.

Quota kunnen een nog groter onvermijdelijk verlies veroorzaken, afhankelijk van het mechanisme dat wordt gebruikt om de importlicenties te verdelen. Het quotum kan zelfs nog een groter onvermijdelijk verlies veroorzaken indien de importlicenties worden toegewezen op basis van lobbying of corruptie.

Lessen voor handelsbeleid Indien de overheid echter de importlicenties verkoopt tegen hun volledige waarde, dan is de opbrengst identiek aan die van een equivalente douaneheffing: In dat geval zijn de welvaartsimplicaties van importheffingen en import quota identiek.Zowel douaneheffingen als importquota’s . . .

Verhogen binnenlandse prijzen. Verminderen de welvaart van binnenlandse consumenten. Verhogen de welvaart van binnenlandse producenten Veroorzaken vergelijkbare onvermijdelijke verliezen (deadweight

losses).Andere Voordelen van Internationale Handel

Verhoogde variëteit van goederen (meer keuze) Lagere kosten door schaaleconomieën Verhoogde concurrentie Toegenomen stroom van ideeën en innovaties

Argumenten voor handelsbeperkingBij import dalen de prijzen in het binnenland, dus de hoeveelheid geproduceerd staal zou afnemen en dus ook de werkgelegenheid in de staalindustrie. Maar het creëert ook banen. Door staal uit andere landen te kopen, krijgen andere landen meer mogelijkheden om producten uit Isoland te kopen. De werknemers die geen baan meer in de staalindustrie hebben kunnen in een andere industrie gaan werken. Tegenstanders zeggen dat alles in het buitenland goedkoper kan worden geproduceerd voordeel van handel ligt echter in comparatief voordeel, niet absoluut.

Andere voordelen: Meer variatie van goederen (Duits bier en NL bier). Lagere kosten door schaalvoordeel op grotere schaal

produceren zorgt voor lagere kosten. Meer concurrentie: zorgt voor meer evenwicht in de markt. Grotere stroom van ideeën: maakt bv spreiding van technologie

gemakkelijker.

Argumenten tegen internationale handel: Werkgelegenheid Nationale veiligheid (land van staal afhankelijk van buitenland

kan ten tijden van oorlog geen wapens maken). Infant industry argument (bescherming nodig om op te starten).

Maar ook bescherming van oude bedrijven om aan te passen. Oneerlijke concurrentie (bv staal wordt in buurland

gesubsidieerd) nog goedkoper staal importeren. Uiteindelijk winstgevend (winst meer dan verlies).

Bescherming als een manier om te onderhandelen bv eisen invoerrechten in te voeren op staal als buurland niet invoerrechten op graan opheft niet gunstig mocht dreiging niet werken.

case studie: handelsakkoorden de wereldorganisatie (WTO) Unilaterale benadering: indien een land op eigen houtje de handelsbelemmeringen verlaagt.Multilaterale benadering: indien verschillende landen samen hun wederzijdse handelsbelemmeringen verlagen.NAFTA

De ‘North American Free Trade Agreement’ (NAFTA) en de EEA (Europese Economische Ruimte) zijn voorbeelden van multilaterale handelsakkoorden.

In 1993 verlaagde NAFTA de handelsbelemmeringen tussen de verenigde Staten, Mexico en Canada.

De ‘General Agreement on Tariffs and Trade’ (GATT) verwijst naar een reeks onderhandelingen tussen de meeste landen van de wereld, met als doel de promotie van de vrijhandel.

GATT is er in geslaagd het gemiddelde douanetarief tussen lidstaten terug te brengen van ongeveer 40 % na WWII tot ongeveer 5 % vandaag.

De GATT heeft geleid tot de oprichting de WTO op 1 januari 1995 (http://www.wto.org/)

De voornaamste functie is ‘dispute settlement’