· Web viewHaar beginloon was 60 gulden per maand inclusief kost en inwoning. Daarna werkte ze tot...

15
Terug van weggeweest In Eindhoven Joop van Schaik haalde me met de trein op van Schiphol. Tini logeerde bij hem en zus Plonie die sinds 6 juni getrouwd waren en in de Fockema Andreastraat in Strijp woonden. Ik logeerde voorlopig bij mijn grootouders van Schaik in de Apeldoornstraat. Later bij de grootouders Beens in de Eikenstraat. Joop en Plonie op hun trouwdag. Daags na mijn aankomst Dinsdag 30-7-1957. Mijn komst was voor Tini een grote verrassing. We gingen samen op de foto maar het was niet direct allemaal koek en ei. Ik ben toen met Tini naar Nieuw Beijerland gegaan waar het niet zonder de medewerking van moeder Klijnsmit in orde kwam. Mijn conclusie was dat ik moest kiezen tussen Canada en Tini. Dat heb ik gedaan. Voor mijn ouders die hadden moeten besluiten om bovenvermelde gezondheidsredenen naar Nederland terug te keren, zal het ook een opluchting zijn geweest. We werden in november 1957 herenigd. Inmiddels werkte Tini in Eindhoven. Ze had een baan in de huishoudelijke dienst van het Diaconessen ziekenhuis en woonde daar intern in de Tramstraat van september 1957 tot oktober 1958. Haar beginloon was 60 gulden per maand inclusief kost en inwoning. Daarna werkte ze tot ons huwelijk bij Philips als gezinshulp. Ze woonde op kamers eerst op het Gelderlandplein nr. 46 en later in de Halvemaanstraat. Weer bij Philips Er moest brood op de plank komen en ik meldde me weer bij Philips. Ik wilde beslist niet terug naar de Buitenlandse Expeditie; oom Wim van Schaik had me aangeraden naar een

Transcript of  · Web viewHaar beginloon was 60 gulden per maand inclusief kost en inwoning. Daarna werkte ze tot...

Terug van weggeweest

In EindhovenJoop van Schaik haalde me met de trein op van Schiphol. Tini logeerde bij hem en zus Plonie die sinds 6 juni getrouwd waren en in de Fockema Andreastraat in Strijp woonden. Ik logeerde voorlopig bij mijn grootouders van Schaik in de Apeldoornstraat. Later bij de grootouders Beens in de Eikenstraat.

Joop en Plonie op hun trouwdag. Daags na mijn aankomst Dinsdag 30-7-1957. Mijn komst was voor Tini een grote verrassing. We gingen samen op de foto maar het was niet direct allemaal koek en ei. Ik ben toen met Tini naar Nieuw Beijerland gegaan waar het niet zonder de medewerking van moeder Klijnsmit in orde kwam. Mijn conclusie was dat ik moest kiezen tussen Canada en Tini. Dat heb ik gedaan. Voor mijn ouders die hadden moeten besluiten om bovenvermelde gezondheidsredenen naar Nederland terug te keren, zal het ook een opluchting zijn geweest. We werden in november 1957 herenigd.Inmiddels werkte Tini in Eindhoven. Ze had een baan in de huishoudelijke dienst van het Diaconessen ziekenhuis en woonde daar intern in de Tramstraat van september 1957 tot oktober 1958. Haar beginloon was 60 gulden per maand inclusief kost en inwoning. Daarna werkte ze tot ons huwelijk bij Philips als gezinshulp. Ze woonde op kamers eerst op het Gelderlandplein nr. 46 en later in de Halvemaanstraat.

Weer bij PhilipsEr moest brood op de plank komen en ik meldde me weer bij Philips. Ik wilde beslist niet terug naar de Buitenlandse Expeditie; oom Wim van Schaik had me aangeraden naar een commerciële afdeling te solliciteren en dat deed ik met succes. Ik kon 8 september 1957 beginnen bij Aanverwante Bedrijven in gebouw OA aan de Kastanjelaan in Eindhoven. Ik merkte dat niet op mijn komst was gerekend, er was nauwelijks een stoel om op te zitten. Wat zullen we hem laten doen? Dat was de vraag.Aanverwante Bedrijven was een Hoofd Industrie Groep die een groot aantal artikelen aan derden verkocht die ook voor intern gebruik geproduceerd werden. Bij voorbeeld golfkarton voor de verpakking van radio’s werd ook verkocht aan conserven-fabrieken. Philite, een kunststof materiaal voor radiokasten werd o.a. ook gebruikt voor huis-houdelijke artikelen en bouwmaterialen. Verder werden ook nog glas, industriële gassen, lampenonderdelen en chemische producten aan derden verkocht.Aan de verkoopgroep Philite werd ik toegevoegd. Van een bonte verzameling producten moest ik de verkoop bijhouden en de voorraad zo nodig aanvullen. Ik herinner me dienbladen, deur-knoppen, kapstokhaken, brievenbussen, toiletzittingen, meubelknopjes sleutelplaatjes en spoelreservoirs inclusief ruisarme kraan.. Als grootste rariteit melk-stroomindicatoren, te gebruiken door koeien bij hun melkafgifte.

Voorwaar geen baan om je vingers bij af te likken. Daar had ik mijn talenkennis echt niet voor nodig.Vijf maanden heb ik het kunnen volhouden totdat een nieuwe uitdaging op me af kwam.Niet bepaald een geschenk uit de hemel. Ik had de stille hoop gekoesterd dat de dienstplicht wel aan mij voorbij zou gaan. Maar het was nog midden in de koude oorlog en er moest gewaakt worden tegen een inval van Iwan de Rus. Philips Personeelzaken heeft nog tevergeefs geprobeerd afstel te krijgen op grond van mijn leeftijd en in verband met de terugkeer van mijn ouders na hun mislukte emigratie.

In militaire dienst.Op 6 februari 1958 moest ik me in Amersfoort melden voor de lichting 58-1.Ik was ingedeeld bij de Huzaren Prins Alexander, het voormalige paardenvolk, en werd gelegerd in de Bernhardkazerne. Mochten we soms denken dat we anderhalf jaar vakantie kwamen vieren: Direct na aan-komst op station Amersfoort werd ons medegedeeld dat we met onmiddellijke ingang onder de krijgstucht vielen. Om te wennen aan het soldatenleven bleven we de eerste drie weken binnen de kazernepoort. Uitzondering was de zondagse verplichte kerkgang. Hierbij moest gekozen worden tussen Katholiek of Protestant. Andere levensovertuigingen liet het militaire handboek niet toe. Sommige jongens kregen toen al wel de vuurdoop; ze hadden nog nooit een kerk van binnen gezien. Met de uniformkraag hoog gesloten marcheerden we als makke schapen ter kerke. Na de basisopleiding van drie maanden en een even lange vervolgopleiding tot tankschutter werd ik overgeplaatst naar de parate hap op de Boskamp, het voormalige beruchte concen-tratiekamp aan de rand van de Leusderhei. De naam in de oorlog was Polizeiliches Durch-gangslager Amersfoort.Er was nog veel zichtbaar dat herinnerde aan de oorlogstijd, zoals o.a. de fusiladeplaats, de wachttorens en het lijkenhuisje.

Plattegrond van het PDA, vrijwel conform mijn herinnering.

Er waren nogal wat nadelen verbonden aan mijn militaire diensttijd.Tini bleef alleen achter in Eindhoven. We zagen elkaar om de week in het weekend van vrijdagavond tot maandagmorgen. Soms minder vaak zoals tijdens NAVO-oefeningen op de Lüneburgerheide met als legerplaats voormalig SS kamp Hohne bij Celle in West Duitsland. We schreven elkaar aanhoudend brieven en bouwden zo verder aan onze relatie.Gerekend vanaf onze kennismaking in 1954 tot ons huwelijk in 1960 hebben we niet minder dan 335 brieven over en weer naar elkaar geschreven. Ze zijn allemaal bewaard gebleven.

Mijn soldij bedroeg in het begin slechts 75 cent per dag, nauwelijks voldoende voor een kop koffie met een gevulde koek. Later opklimmend tot maximaal 1,50 gulden.In plaats van te sparen moest er geld (van Tini) bij. Omdat ik het soms moeilijk vond de militaire kadaverdiscipline te accepteren liep ik nogal eens tegen een straf aan. Dat kostte me enkele keren een weekendverlof, wat weinig minder dan een ramp aanvoelde.De buitenlandse oefeningen boden soms wel gelegenheid tot interessante contacten met militairen uit andere NAVO-landen, zoals Engelsen en Amerikanen. Toevallig zag ik daar ook Elvis Presley in uniform, toen al een beroemde popster.Er waren nog meer pluspunten:Ik speelde in het eskadronselftal tegen een elftal van de Luchtmacht waarin Hans Kraay sr voetbalde. Helaas raakte ik in die wedstrijd vrij snel geblesseerd. Ajax- en Nederlands elftal speler Benny Muller sliep met ongeveer 30 anderen in mijn barak maar mocht uit vrees voor blessures niet opgesteld worden. Verder onderscheidde ik me alleen in het handgranaat gooien. Ik nam vanuit een loopgraaf ongemerkt beurten waar van makkers die er beschamend weinig van terecht zouden brengen.

Als chauffeur in een Centuriontank. Cor Navest links, ik sta rechts. In het midden

Hugo van Rooyen, nog tijdens zijn diensttijd overleden.

Ik ontmoette op de Boskamp een bijzonder sympathieke man, wachtmeester Cor Navest. Afkomstig uit Rotterdam was hij als vrijwilliger in Indië geweest en had daar de politionele acties meegemaakt. Hij was een vurig aanhanger van Feijenoord en kon ook zelf een aardig balletje trappen. De gezellige zaterdagse kaartavonden thuis bij hem zijn onvergetelijk.

Hij was foerier en zorgde er voor dat ik bij hem mijn diensttijd rustig kon vol maken.We hebben nog lang contact onderhouden. Kort na mijn diensttijd waaraan op 6 augustus 1959 een eind was gekomen heeft Cor Navest ook de militaire dienst verlaten. Hij heeft een zaak opgebouwd in sierraden, horloges en zilverbestek. Toen ik hem bezocht rond 1975 woonde hij in Scherpenzeel. Helaas was en bleef hij spoorloos na een laatste poging hem te bereiken voor een reünie in 1998. Mijn voornaamste dienstkameraden waarmee ik nu nog steeds contact onderhoud zijn Jan Wagelaar uit Enschede, Joop de Vos uit Gouda, Piet Viguurs en Frans van der Leest, beiden uit Oss. Frans had in Leiden gestudeerd, zei hij altijd. Bij de militaire kokschool,wel te verstaan. Hij beroemde zich er op de koffie op smaak en kleur te krijgen door een gloeiende staaf in het brouwsel te houden. Toen het hele kamp aan de racekak leed, ontkende Frans elke betrokkenheid en schuld.

Mijn grootouders en andere familieverhalen.

Mijn vier grootouders hebben veel voor mij betekend. Van beide kanten was ik de oudste kleinzoon. Misschien had ik daardoor een streepje voor.Voor mijn gevoel waren ze altijd thuis en was ik altijd welkom. Afspreken hoefde niet, we hadden trouwens geen telefoon. Ik onderga nog hun welgemeende belangstelling en de rust die ze uitstraalden als ik aan hen terug denk.

Opa Beens. Opa Beens was een man van weinig woorden. Ik heb hem nooit horen ‘redeneren’ Hij was al vroeg doof. In veel opzichten waren mijn grootouders afhankelijk van elkaar. Zij gingen heel liefdevol met elkaar om.Misschien was opa wel één van de laatste pruimtabakgebruikers. Hij deed dat trouwens bijna onzichtbaar, heel netjes dus. Ik heb hem nooit zien spuwen. Voor het eten plakte hij de pruim onder zijn bord.Na het avondeten, vaak bestaande uit aardappels, bruine bonen, spek, peertjes en appelmoes (groente at hij nooit) las hij het scheurkalenderblaadje, voor- en achterkant achter elkaar. Dan kreeg hij een wat vollere zware stem.Opa Beens was vooruitstrevend. Als één der eersten (in 1953 of 1954) had hij al televisie waarop elke avond naar ‘Heute’ (het Duitse nieuwsjournaal) werd gekeken. Kennelijk had hij geen moeite met de taal. Misschien kwam dat omdat hij vlakbij de Duitse grens in Onstwedde was geboren.

Wellicht aangemoedigd door zijn jongste dochters Grietje en Annie had hij al in de oorlog een grammofoon met 78 toerenplaten; ik mocht soms heel voorzichtig de zwenkarm met de naald op de plaat zetten. Ik herinner me de Franse zangers Tino Rossi met het liedje ‘J‘attendrai toujours le jour et la nuit’ en Charles Trenet met ‘La mer’. Tijdens de oorlog waren Engelse en Amerikaanse liedjes verboden.

Links het eerste televisietoestel van Philips in 1952, bijgenaamd het ‘Hondenhok’.Rechtsonder vermoedelijk het toestel dat mijn grootouders hadden.Het had een 42 cm beeldbuis en kwam in 1953 in de handel.Ik heb op zo’n toestel wedstrijden om het wereldkampioen-schap voetbal gezien dat in 1954 gehouden werd in Zwitserland. Het toestel stond opgesteld in een lokaal van de Maranatha-kerk.Alles nog in zwart-wit en zonder afstandsbediening.Kleurentelevisie en afstandsbediening kwamen pas rond 1967.

Ik vond het fijn als ik op regenachtige woensdagmiddagen bij oma Beens alleen in de voorkamer mocht zitten om in de encyclopedieën te lezen. Het boekwerk in zes delen staat nu nog in mijn boekenkast. Later hoorde ik dat mijn vader het van zijn eigen geld in 1925 had gekocht. Ik herinner me ook de sjoelwedstrijden en de feestelijke bruiloften van mijn tantes Siemkje, Janna, Willy en Annie die thuis gevierd werden met spelletjes en gezang onder leiding van ceremoniemeester Louis van Wifferen. Dat alles in een huiskamer van nauwelijks 25 m2! Voor het sjoelen werden de gordijnen gesloten om glasschade door rondvliegende sjoel-schijven te voorkomen.

Begin 1946 is het gezin van mijn grootouders van Beukenlaan 4 naar Eikenstraat 38 verhuisd. Het aanzicht van de huizen aan de Beukenlaan is nadien in verband met de aanleg van een viaduct haast onherkenbaar veranderd. De Eikenstraat is ongewijzigd gebleven. Opa Beens had achter het huis een schuurtje van betonplaten als werkplaats; ook had hij een volkstuin en werd wekelijks in de buurt de Philipskoerier rondgebracht, toentertijd bijna huis aan huis. Toen ik een keer voor hem inviel, kreeg ik een briefje mee waarop de straten stonden en de huisnummers waar niet bezorgd moest worden.Hij is in 1966 in Vught overleden, 83 jaar oud. Het overlijden van oma Beens in 1964, heeft hij na bijna 60 jaar huwelijk, nooit goed kunnen verwerken.

Opa had drie broers waarvan er twee (Jakob en Johannes Philippus) én een zuster (Grietje) ook in Eindhoven zijn komen wonen; haar man Jacob de Vrieze werkte bij het spoor als remmer (!), later als conducteur. Broer Jakob woonde met zijn gezin (10 kinderen) Beukenlaan 2, naast mijn grootouders dus; hij heeft net als mijn opa tot zijn pensioen in de Philips papierfabriek gewerkt.

Broer Johannes Philippus Beens (Jans genoemd) werd in 1939 in Meppel weduwnaar van Francien Fransen en vertrok daarna met zijn twee dochtertjes Antje en Annie naar Eindhoven waar hij hertrouwde met Engelina Middel. Later was hij een bekende figuur in Strijp als verkoper van Groninger koek die hij met een bakfiets rondbracht.Opa’s broer Harm Beens is zijn leven lang grafdelver/leedaanzegger geweest in Nieuw Weerdinge. Behalve zijn oudste zuster Grietje had opa nog drie zusters Anna, Elisabeth en Metsiena, die respectievelijk in Groningen, Den Haag en Enschede gewoond hebben.

Opa’s moeder Antje Beens-Kappen geboren in 1860, mijn overgrootmoeder dus, is kort na de oorlog nog in Eindhoven op bezoek geweest, herinner ik me. Zij is in 1947 overleden als gevolg van een val in een kelder. Mijn overgrootvader Johannes Philippus overleed al in 1929. Hun beider graf is nog aanwezig op het kerkhof van Nieuw Weerdinge.Dat mijn opa’s grootvader Hendrik Hendrikus Beens (1815-1898) als militair betrokken is geweest bij de Belgische opstand in 1839 zal hij wel nooit geweten hebben.

Het gezin van mijn grootouders Beens in 1930 ter gelegenheid Mijn grootouders Beens in 1957.van hun zilveren bruiloft. Achter hun huis in de Eikenstraat.Zittend links overgrootmoeder Antje Beens-Kappen.

Oma BeensOma Beens was de liefst denkbare oma, vriendelijk, eenvoudig, gastvrij en bescheiden.Ik geloof niet dat zij lezen en schrijven geleerd had, behalve haar naam dan. De schrijfkunst was toen nog niet zo vanzelfsprekend als nu. In de jeugd van mijn grootouders was er nog geen leerplicht. De betreffende wet werd pas in 1900 ingevoerd en in het begin niet overal even streng nageleefd.Ze heeft ook nooit een fiets gehad. Haar op één na jongste dochter, mijn tante Fennie, had het downsyndroom en was bovendien geestelijk gehandicapt. Oma heeft heel veel zorg aan haar moeten besteden. In 1947 is Fennie overleden, 25 jaar oud. Oma heeft ook dochtertje Annie van haar zwager Jans Beens opgevoed toen diens vrouw in 1939 overleden was. Oma Beens was een sterke vrouw. Kort voor haar overlijden in 1964 in het Diaconessenhuis te Eindhoven had zij een hartkwaal gekregen. Ze is 80 jaar geworden.Ze had vier broers en vier zusters, die allemaal in Drenthe zijn blijven wonen.

Haar vader Hendrik Roffel, mijn vader is naar hem genoemd, was al in 1920 overleden, haar moeder Siemkje Roffel-Buist overleed in 1935. Hun beider graf is ook nog aanwezig op het kerkhof van Nieuw Weerdinge (2013).Men zegt dat Hendrik Roffel op de Ameri- kaanse president Abraham Lincoln lijkt.

Persoonsbewijzen ingevoerd door de bezetter met ingang van 1 oktober 1941 voor alle Nederlanders boven 14 jaar.

Opa Van Schaik.Helaas besefte ik te laat dat ik zo weinig van hem weet.Gebrek aan werkgelegenheid zal ook hem bewogen hebben zijn geboortegrond vaarwel te zeggen en naar het onbekende Eindhoven te vertrekken.Mijn moeder vertelde wel eens dat er armoede geleden werd in het gezin. Mede daardoor zou haar zusje Nellie in 1922 zo jong overleden zijn.Wat heeft hij in Eindhoven eigenlijk gedaan? Had hij een baan? Ik moet de antwoorden schuldig blijven. Hij was er gewoon altijd, spelde de krant uit en rookte zijn sigaren waarvan een ruime voor-raad opgestapeld naast hem op het dressoir lag.Hij moet erg streng geweest zijn voor zijn kinderen. Elke avond om 10 uur ging het licht uit en moest iedereen zonder uitzondering binnen zijn. Er ontstond daarover nogal eens wrijving waarvan ik ongewild getuige was. Wat het geloof betreft oefende hij bij de keuze van een partner een dwingende invloed uit op zijn kinderen. Gereformeerd móest het zijn.Na de avondmaaltijd las hij de Bijbelboeken in hele hoofdstukken voor. Lang of kort maakte geen verschil, dit tot wanhoop van zijn kinderen die, tot luisteren gedwongen, het laatste woord moesten kunnen herhalen.Zijn groentetuin achter het huis was altijd tot in de puntjes verzorgd. Voor zijn kleinkinderen was hij altijd heel lief, zachtmoedig en geïnteresseerd.

In de familie gaat het volgende verhaal:Toen in Eindhoven de eerste verkeerslichten ingevoerd werden, had een bekende van de familie gezien dat opa Van Schaik door het rode stoplicht was gefietst.De kennis verklikte het aan mijn moeder die op haar beurt meende haar vader te moeten waarschuwen voor de gevaren in het verkeer.Waarop opa antwoordde : “Corrie, je weet toch dat ik niet van die moderne dingen houd”. Desondanks heeft hij een respectabele leeftijd bereikt.

Opa van Schaik had drie zusters en drie broers die allemaal op Noord Beveland zijn blijven wonen.Bij zijn jongste zus Jacomina (roepnaam tante Mina), ze leefde van 1903-1998, heb ik als kind met mijn ouders gelogeerd en ze heeft me, naar eigen zeggen, nog al eens de luiers aangebonden. Met deze oudtante heb ik tot vlak voor haar overlijden contact onderhouden. Haar man, oom Marcus van Halst (1900-1990) was schoen- en zadelmaker in Kortgene en bovendien een man die door zelfstudie een hoge maatschappelijke status had verworven op Noord Beveland. Hij was lang bevriend met professor Miskotte (1894-1976), indertijd een vooraanstaande protestantse theoloog die in zijn jonge jaren predikant in Kortgene was geweest.Opa’s jongste broer Pieter Cornelis van Schaik had een boerderij aan de Kaaidijk in Kortgene, vlakbij de aanlegsteiger van de pont. In de oorlog of kort daarna werd zijn boerderij getroffen door een V-1 (Vergeltungswaffe eins), een Duitse onbemande raket, die waarschijnlijk onderweg was naar Antwerpen.Er waren, als door een wonder, geen slachtoffers.

Een merkwaardig toeval: Drie broers overleden op drie achtereenvolgende dagen:5-4-1971: Pieter Cornelis van Schaik, 63 jaar.6-4-1971: Johannes Marcus van Schaik, mijn opa, 83 jaar.7-4-1971: Cornelis van Schaik, ongetrouwd en, naar men zei, nooit van het eiland Noord Beveland afgeweest. Hij werd 77 jaar. Mijn vader erfde een zakmes van hem.

Er woonde in Kortgene nog een zuster van opa van Schaik, tante Janna,. Ze was getrouwd met Jenommerjoan (bleek later oom Adriaan Verburg te zijn); het kinderloze echtpaar woonde ook aan de Kaaidijk en had daar een grote boomgaard.

Tante Janna muntte bepaald niet uit in vrijgevigheid. We waren er eens op bezoek, midden in de pruimentijd. Toen ik voorzichtig liet merken dat ik wel zin had in een pruimpje antwoordde ze : “Nee Genkie, de pruumpjes binne nog nie ripe”. Intussen lagen ze wel te rotten onder de boom.

Het echtpaar had geen kinderen en heeft heel hun leven in grote soberheid geleefd (“ons bin zunig”). Geen radio, geen telefoon, geen krant of andere ‘luxe’. Na hun overlijden in de jaren ‘70, lieten zij een erfenis van ongeveer 160.000 gulden na. Een onvoorstelbaar groot bedrag, zeker voor toenmalige begrippen, bestaande uit contant geld, effecten en bank- en spaarrekeningen. De executeur-testamentair was oom Marcus van Halst. Mijn ouders (moeder was een nichtje) erfden ongeveer 700 gulden. (ca. € 320,-)

Dat de zeeuwse zuinigheid spreekwoordelijk is ervaarde mijn moeder. Ze heeft lang schriftelijk contact gehad met haar nichtje Keetje in Kortgene, dochter van jenom (oom) Marcus van Schaik en tante Tannetje. Plotseling staakte de briefschrijverij. Toen moeder naar de reden vroeg, antwoordde Keetje: “De poszegels binne zo diere, weet je”.Haar enige broer Johan werd vlak voor de bevrijding bij een bombardement in Duitsland gedood. Hij was daar verplicht te werkgesteld en toen nog maar 21 jaar. Zijn familie is lang in onzekerheid gebleven; totdat zijn overlijden officieel bevestigd werd.

De familie Van Schaik in 1934. Staande v.l.n.r. Lena, Willem, Truus, Piet, Corrie, Gerard, JannaZittend v.l.n.r. Opa Johannes, Max, Nellie, Joop en oma Jannetje.

Aan opa’s vader Pieter van Schaik die in 1944 in Kortgene overleed bewaar ik vage herinneringen. Opa’s moeder Cornelia Post overleed al in 1916. Er bestaat geen enkele foto van haar. Hun beider graf is er nog aanwezig op de begraafplaats in Kortgene .Oma van Schaik.In een periode van 22 jaar (van 1910 tot 1932) heeft oma 11 kinderen gehad en die, op één na, groot moeten brengen in tijden van armoede, schaarste en oorlog. In Colijnsplaat was in 1922 al overleden de eerste dochter Nellie, 16 maanden oud.Om allerlei redenen heeft oma geen gemakkelijk leven gehad maar ondanks veel lichamelijke ongemakken klaagde ze niet en bereikte ze de respectabele leeftijd van 92 jaar. Ze overleed in 1983. Ze was aan opa onderdanig en had een heel lief van karakter.

Oma is haar leven lang het Zeeuwse dialect trouw gebleven. Daar hoorde ook bij dat ze haar kleinkinderen soms met U aansprak, maar soms ook in het Zeeuws: “Kom jie Diesendag of Woesendag”? Om 10 uur ’s avonds moesten we klerangsie mêke (opruimen). Is waarschijnlijk afgeleid van het Engelse woord clearance.De klok liep in de huiskamer altijd 10 minuten voor. Als ik weg wilde gaan, zei ze: “Het is nog niet zo laat, je kan nog wel even blijven”. In het Zeeuws dan natuurlijk.

Ik moest voor haar eens een boodschap doen bij de ETOS-drogist. Een ons ‘hips’ halen. Zelfbediening bestond nog niet en dus bracht ik het verlangde mondeling over. De winkel-juffrouw begreep echt niet wat ik bedoelde en ik kon onverrichter zake terug naar de Apeldoornstraat. Het bleek om gips te gaan.

Het moet in de jaren ’60 geweest zijn, ik had pas een auto en ben met oma naar Deurne gereden voor een consult bij de legendarische dokter Hendrik Wiegersma (1891-1969). Hij had een bizarre manier om met zijn patiënten om te gaan en gebruikte vaak onconventionele geneesmiddelen. Er scheen in zijn wachtkamer een lijst met namen te hangen van lieden die hij niet wenste te behandelen met bovenaan de naam van de pastoor. Bovendien was hij een bekende kunstschilder. Oma had open wonden aan haar benen, een kwaal waarvoor zij een alternatieve behandeling zocht. Of hij oma heeft genezen? Ik betwijfel het.

Oma heeft heel lang schriftelijk contact gehad met haar tante Dina Kramer-Van der Weele, de jongste zuster van haar moeder. Ik herinner me nog de luchtpostbrieven uit Amerika die ze me liet lezen.

Tante Dina (geboren in 1869) was in 1891 met haar man Adriaan Kramer naar Kalamazoo Michigan, USA geëmigreerd. Tijdens de bootreis naar Amerika is hun eerstgeboren zoontje Cornelis (geb. 12-3-1891) overleden. Oma van Schaik moet in 1910 met haar tante en oom Adriaan kennis gemaakt hebben toen zij op bezoek waren in hun oude vaderland. Dit volgens informatie van een kleindochter van de familie Kramer met wie ik contact heb gehad. Het echtpaar Kramer-Van der Weele is zeer oud geworden, achtereenvolgens 97 en 89 jaar.

Oma had vijf broers. Haar ongetrouwde oudste broer Pieter de Smit (1882-1949) kwam regelmatig vanuit Zeeland op bezoek in Eindhoven. De drie broers Jan (1895-1985), Willem (1883-1960) en Co de Smit (1899-1999) werkten bij de Haagse Tramweg Maatschappij (HTM) in Den Haag en broer Aart de Smit (1884-1975) werd landbouwer in de Wieringermeerpolder. Met alle broers en hun echtgenoten heeft oma steeds heel trouw schriftelijk contact gehouden.Ze schreef graag en vaak. Haar brieven begonnen haast standaard met :“Ik zal de pen maar weer eens ter hand nemen”.

Met oom Jan de Smit en zijn vrouw tante Marie de Smit-Geelhoed heeft mijn moeder een bijzondere band gehad. Het echtpaar bleef kinderloos en heeft vergeefs geprobeerd mijn moeder als pleegkind in huis op te nemen en op te voeden. Het blijkt uit foto’s dat ik in 1938 bij hen in Wassenaar heb gelogeerd. Ik was nog te jong om er herinneringen aan te hebben.