Je moet ze raken
-
Upload
bureau-ketel -
Category
Documents
-
view
230 -
download
4
description
Transcript of Je moet ze raken
‘ ’ GGm op weG
Je moetzeRAKEN
De weg naar een professional community – of leergemeenschap – is ingeslagen bij FGGM. Uit weten-
schappelijk onderzoek blijkt dat het samen werken, leren en leven enorm bijdraagt aan goed onderwijs.
Liefst op kleine schaal. Precies daar wil de faculteit naartoe.
Een professional community nastreven, vergt van jou als docent om anders naar je studenten te kij-
ken dan je wellicht gewend was. Studenten zijn geen ‘klanten’ meer, maar medewerkers die je mag
uitdagen. Ze zijn volwaardige spelers binnen de opleiding. Ze denken mee. Je leeft met hen, je feest
met hen. Tegelijkertijd vergt deze visie een grote(re) eigen verantwoordelijkheid van je student en een
verandering in de organisatie van de opleiding zelf. Dat bevordert uiteindelijk de kwaliteit en maakt alle
partijen trots.
Nog eeN weg te gaaN
De studenten van FGGM zijn erg tevreden over hun docenten. Enorm fijn, maar professional communi-
ty is méér en vergt van alle partijen eigenaarschap. In dit boekje vind je voorbeelden van collega’s: hoe
dragen zij bij aan de leergemeenschap? We zijn op zoek gegaan naar inspirerende verhalen. Allemaal
hebben ze een andere insteek, want docenten en hun studenten verschillen. De ene docent prikkelt en
daagt uit door studenten op het verkeerde been te zetten. De ander kijkt kritisch naar zichzelf en gaat
voor een goede relatie met haar studenten. Weer andere collega’s zijn vernieuwend door hun onderwijs-
aanbod. Er is namelijk niet één handleiding voor hoe je een professional community nastreeft, maar
wellicht kan dit boekje je inspireren.
Selectie
We hebben ontzettend veel reacties gekregen op onze oproep om elkaar voor te dragen, van zowel
medewerkers als studenten. Het werd een lange lijst met namen. We konden natuurlijk niet iedereen
spreken en hebben daarom een selectie moeten maken. Lastig, maar we denken dat het goed is gelukt.
We hopen daarom dat je net zo geïnspireerd zult raken als wij toen wij de verhalen hoorden, opschre-
ven en in een boekvorm goten.
De redactie
Op weg naar een
prOfessiOnal cOmmunity
2
Op weg naar een
prOfessiOnal cOmmunity
3
4
Aan: de redactieVan: Manon SchippersDatum: 20 okt 2011, om 14:46Onderwerp: Professioneel toiletbezoek
[…]Oei! Onderweg naar huis moest ik ineens heel nodig naar het toilet. Als ik eenmaal nodig moet, dan moet ik nodig. Toiletten in treinen, liever niet! Ik besloot gebruik te maken van het toilet op het centraal station in Nijmegen.
Dáár naar het toilet gaan, dat is werkelijk waar een hele beleving! Je hebt het gevoel dat je een gezellige huiskamer binnenloopt in plaats van een toilet op een station. Er staat muziek op. Overal zie je snuisterijen zoals plantjes, beeldjes, een vogelkooi, schilderij, aquarium én je hebt gelegenheid om een praatje te maken met de toiletgastheer. Gezellig dus! Hoe kan het zo zijn dat dit het enige toilet lijkt in Nederland waar iets leuks van is gemaakt? Hoezo is dit toilet zo anders dan andere?Ik vroeg het de toiletgastheer.
‘Kwestie van je best doen. Mijn vrouw en ik doen het al jaren, het is een vorm van passie.’ Hij glimlachte.‘Mogen andere toiletdames en -heren dit dan niet op andere stations?’ vroeg ik.‘Het mág wel, maar ze doen het niet.’�
Ik zag een link met dit boekje en professional community: betrokkenheid is een keuze. Onderwijs, net zo nodig als een toilet op een station, maar kies je voor de standaard of ben je mede-eigenaar? Maar misschien draaf ik door.
Groeten,Manon SchippersStudent CMV en lid van de Faculteitsraad GGM
5
KritiscH 8.marcO Balvers
geZell ig 38.melissa ZevenHOven
Dre amt eam 46.nanDa verHeul&fOnZeegers
practice14.mirjam steenstra
6
pOsitief 68.sanDra mulDers
gewOOnBeginnen 56.Herman BernDt&jOOst v wijcHen
werelDBurg er 24.leny claessen-van swaaij
gelijKwaarDig 32.arDan alDersHOf
perfOrmance 78.pieter van leeuwen
7
KritiscHMarco Balvers, docent SPH
KritiscH
‘Je moet niet alles voorkauwen als docent. Laat ze er zelf maar achter komen.’
Marco Balvers, docent SPH, vindt zelf nadenken het belangrijkste wat hij zijn studenten kan leren.
Positief zelfbeeldDe manier waarop Balvers lesgeeft, heeft veel
te maken met de manier waarop hij in het
vak staat. ‘Ik kom uit de gehandicaptenzorg,
en daar leer je competentiegericht werken.
Dat wil zeggen dat je altijd uitgaat van wat
iemand kan, in plaats van wat hij niet kan.
Dat doe ik bij mijn studenten ook. Dan creëer
je een veilige omgeving. Vanuit een positief
zelfbeeld kun je beter bezig gaan met dingen
die je niet kunt.’
Balvers is ervan overtuigd dat er diep van
binnen al veel nodige kennis bij de student
aanwezig is. ‘Dat krijg je eruit, als je af en
toe je mond houdt. Je moet niet alles voor
kauwen als docent, vind ik. Laat ze er zelf
maar achter komen.’ En als het er niet in zit,
kunnen ze beter iets anders proberen, zegt
Balvers. ‘Er zijn er genoeg die dit vak kiezen
vanuit de verkeerde motieven. Dat ze zo leuk
met kinderen kunnen werken, bijvoorbeeld.
Dat werkt niet.’
Op zijn bureau ligt een hele stapel boeken
met uiteenlopende titels. ‘Ik neem alles mee
uit de bieb waarvan ik denk dat het interes
sant kan zijn voor onze studenten.’ Marco
Balvers is een bevlogen docent, volgens zijn
collega’s. Maar niet overdreven, maakt hij
meteen duidelijk. ‘Op het moment dat je ’s
morgens bij het wakker worden meteen aan
je lessen of studenten moet denken, gaat het
té ver met de betrokkenheid, vind ik.’
Hij vindt het ook niet zo bijzonder wat hij
doet. ‘Ik denk serieus dat alle docenten hier
hun best doen. Iedereen doet toch wat ’ie
moet doen? Daar ga ik tenminste vanuit.’
Toch wil hij de loftrompet wel steken over
zijn vakgebied. ‘Als hulpverlener heb je het
mooiste vak van de wereld, en dat probeer ik
ook duidelijk te maken aan mijn studenten.
Eigenlijk doet iedereen wel eens aan hulpver
lening, alleen wij leren het op een professio
nele manier te doen.’
10
‘Marco zei wel eens,
dat wie de les niet had voorbereid, er de volgende keer niet in zou komen.
Maar hij zag het eigenlijk altijd door de vingers.
Tot die keer dat bijna de helft zich niet had voorbereid. Hij liet het helemaal stilvallen
en zei toen dat de les niet doorging.
Iedereen schrok ervan. Dat is echt Marco:
hij is niet de moeilijkste, maar zet wel een grens
als dat nodig is.’KirSteN Hemelaar, 2e-jaarS StudeNt
11
Maar als een student over de juiste eigen
schappen bezit maar opziet tegen het
theoretische gehalte van bijvoorbeeld een
observatieanalyse, is Balvers de eerste om
ze in te laten zien dat ze problemen maken
waar ze niet zijn. ‘Ik ga dan eenvoudige
vragen stellen. Wat is je opgevallen aan die
situatie? Hoe komt dat? Ik hak het probleem
in stukjes en maak het zo simpel mogelijk.
Daarmee komt er rust bij de student, en is de
paniek weg.’
Kritisch zijnBalvers praat en schrijft openlijk over de
genderverschillen die hij bij zijn studenten
tegenkomt. ‘Zo’n student die denkt dat hij
het niet kan, dat is meestal een meisje. Als ik
duidelijk maak dat jongens zich veel minder
druk maken, kan dat meisje daar wat van
leren. Andersom benadruk ik bijvoorbeeld
de stiptheid van de meisjes, en dat werkt
stimulerend voor de jongens om ook eens
hun verslag op tijd in te leveren.’
Studenten schrikken soms van die tegen
draadse methodes, maar dat
is juist goed volgens Balvers.
‘Ik heb een hekel aan zo’n
hele zaal die alles voor zoete
koek slikt. Ik ga dan expres rare
dingen zeggen. Of ik zet kant
tekeningen bij de lesstof. Studenten
moeten ook kritisch blijven, vind ik. Ik
vraag dan wel eens wie het met me eens
is. Als er dan twintig handen omhoog gaan,
zeg ik: ‘Gelukkig zijn er nog vier die wél zelf
nadenken.’ Dan moet je ze zien kijken!’
DoserenKritisch moet je volgens Balvers ook zelf blij
ven. ‘Je moet blijven kijken of het niet te veel
wordt voor je studenten. Doceren is doseren,
heb ik gelezen. We moeten als docenten
goed in de gaten blijven houden wie we voor
ons hebben. De SPW’er is anders dan de
havoscholier. Maar gelukkig hebben we nu
de professional community. We maken een
steeds betere slag daarin, door het vakinhou
delijke te overstijgen.’
12
d o c e n t e n m a ke n h e t v e r s c h i l ‘De grootste bijdrage aan het verbeteren van het onderwijs levert de professionalisering
van docenten,’ aldus de Nieuw-Zeelandse prof. dr. John Hattie. ‘Sommige docenten dra-gen meer dan gemiddeld bij aan het leerproces.’
Zijn grootschalige onderzoek wees uit dat de volgende punten enorme impact hebben op de kwaliteit van het
onderwijs:
• Hetstellenvan–uitdagende–doelen. ‘Eigen’ doelen motiveren!
• Feedbackgeven. Hoe meer feedback docenten geven, des te beter leren studenten.
• Succescriteriaduidelijkbenoemen. Hoe ziet het eruit als het goed gaat?
• Alternatieveleerstrategieënhanteren. Net zo lang totdat het lukt.
• Échtjestudentenlerenkennen. Te weten komen wat een student al weet en veel belangrijker nog,
waar hij moeite mee heeft en wat hij nog niet weet.
Kortom, excellent onderwijs biedt studenten uitdagende taken met veel, zinvolle feedback en duidelijke criteria
voor een succesvol resultaat. En tegelijkertijd concludeert Hattie: ‘Hoe meer feedback leraren kunnen krijgen
over de resultaten van hun éigen inspanningen in de klas, hoe succesvoller zij kunnen zijn. Cruciaal is de omslag
in het denken: als docenten en schooldirecteuren gaan optreden als evaluator van hun eigen onderwijs krijgt de
kwaliteit de grootste impuls. De centrale vraag die zij zich moeten stellen is: hoe weten we dat we een groter
dan gemiddeld effect hebben op de leerresultaten van onze kinderen? Sommige docenten hebben de overtuiging:
ik kan aan elke leerling goed lesgeven. Die leraren zouden we onder de loep moeten nemen: hoe doen ze het en
waardoor lukt het hen?’
Wil je meer weten over het onderzoek van Hattie?
Hetonderzoek:www.acer.edu.au/documents/RC2003_Hattie_TeachersMakeADifference.pdf
Hattie’spersoonlijkewebpagina–UniversityofAuckland:www.education.auckland.ac.nz/uoa/home/about/staff/j.hattie
d e w e t e n s c h a p
13
Mirjam Steenstra, docent Voeding en Diëtetiek en coördinator SLB
practice
wHat yOu preacH.
Mirjam Steenstra
hoopt dat ze zo’n docent is
waar studenten later nog eens aan
terug denken. Bij student
Tanja Verploegen is dat alvast
gelukt.
16
wHat yOu preacH.
‘Een goede docent biedt struc
tuur, maakt het doel van de les
duidelijk en is betrokken bij de
student.’ Mirjam Steenstra heeft
er merkbaar over nagedacht.
‘In het eerste jaar weten ze nog
niet hoe het werkt, dan moet je
ze leren hoe ze moeten leren.
Ik maak heldere afspraken over
wat ik wanneer van ze verwacht.
En ik zeg dat ze altijd na de les
bij me langs mogen komen met
een vraag. Als ze dat in de klas
moeilijk vinden.’
DialoogSteenstra probeert altijd een dia
loog aan te gaan in haar les. Dat
doet ze bijvoorbeeld door in te
gaan op reacties van studenten.
‘Ik reageer ook op nonverbale
reacties. Laatst had ik een les
over voeding bij terminale pa
tiënten; een moeilijk onderwerp.
Dan vraag ik iemand die op dat
moment een bepaalde blik in zijn
ogen heeft, te vertellen over zijn
ervaring daarmee. Dat trekt het
meteen in de praktijk. Anders
blijf je zo in de theorie hangen.’
PersoonlijkAls ze net binnenkomen, zijn de
studenten soms te zeer over
tuigd van hun kunnen. ‘Ik kijk
altijd naar mezelf op die leeftijd;
ik dacht ook dat ik alles wist.
Maar ik hou ze een spiegel voor
op dat moment, zodat ze gaan
nadenken over hun leerproces.’
Je moet wel blijven oppassen
dat je niet te ver gaat, volgens
Steenstra. ‘Sommige dingen kun
je wel tegen de ene persoon zeg
gen en niet tegen de andere. De
band met de student blijft ook
persoonlijk.’
Om die reden zit Steenstra
regelmatig te oefenen met
namenlijsten. ‘Ik probeer van alle
studenten de voornaam te ken
nen,’ zegt ze. ‘Dat vind ik heel
belangrijk voor de relatie. Maar
de afgelopen periode had ik vier
klassen. Dat zijn wel heel veel
namen. Dan lukt het niet meteen
de eerste periode. Ik groet ze
ook, in de gang. Niet alleen naar
resultaten vragen, maar ook eens
gewoon “Hoe is het?” Dat helpt.’
Practice what you preachEen betrokken leraar bereikt
eerder dat zijn student verant
woording neemt over het eigen
leerproces, merkt Steenstra. ‘Ze
komen eerder naar je toe. “Ik
heb gemerkt dat ik moeite heb
een patiënt te confronteren met
zijn ziektebeeld,” durfde een
student me toe te vertrouwen.
Dan kun je ze ook echt helpen;
als ze nadenken over hun eigen
leerproces. Maar dat is niet altijd
makkelijk; het blijft afhankelijk
17
van je band.’ Dat het soms mis
gaat, durft Steenstra wel toe te
geven. ‘Ik had een klas waar ik
duidelijk geen klik mee had. Toen
ik zag dat ik ze de periode daarop
weer zou krijgen, moest ik wel
iets doen. Ik heb de eerste les
besteed aan onze verhouding.
Gewoon gevraagd: “Wat is er aan
de hand?” Dat ik mezelf liet zien
en me kwetsbaar opstelde, hielp
bij het verbeteren van onze rela
tie. Jezelf die spiegel voorhouden,
zoals je dat ook bij hen doet.’
Hechte relatieAls coördinator SLB regelde
Steenstra faciliteiten voor studen
ten met een functiebeperking. Ze
begeleidde onder andere student
Tanja Verploegen twee jaar met
haar studieloopbaan. ‘Dan ga je
een nog hechtere relatie aan met
je student,’ volgens Steenstra.
‘Toen Tanja ziek werd, kwam ze
bijna een jaar lang niet meer op
dagen. Ik ben toch contact blijven
zoeken. Ik kon haar niet zo maar
laten vallen.’
Dat deze benadering zijn vruch
ten afwierp, is duidelijk. Steen
stra: ‘Ik heb in die periode haar
vertrouwen gewonnen, juist door
niet op te geven. Met als gevolg
dat ze aan het einde van dat jaar
met de hulpvraag kwam. Daarna
heeft ze het eerste jaar opnieuw
gedaan, maar nu met veel beter
gevolg.’ Tanja komt tegenwoordig
nog steeds vertellen hoe het met
haar gaat, al staat ze niet meer
bij Steenstra onder begeleiding.
Het tekent hun relatie.
18
Tanja kan zich nog
goed het blok ‘Lekker en gezond.
Voorlichting voor ouders’ herinneren dat docent
Mirjam Steenstra gaf. ‘Dat was echt goed. Het
mooiste was, dat ze ons echt bleef uitdagen het
beste uit onszelf te halen. Ze nam geen genoe
gen met minder. Brainstormen met de hele klas,
doorvragen tot je het zelf ook snapte, gebruik
van humor; op alle mogelijke manieren zocht ze
naar diepgang. Een fijne docent.’
Maar Steenstra deed meer voor Tanja. In het
eerste jaar was ze ook haar studieloopbaanbe
geleider. Als de dag van gisteren hoort ze de af
scheidswoorden voor haar wintersportvakantie
nog. ‘Ze zei lachend dat ik heel moest terug
komen. Nou, dat is niet gelukt.’
Tanja zou tijdens het skiën op een
knie vallen. Zes weken later werd de diagnose
posttraumatische spierdystrofie gesteld en
kwam Tanja in een rolstoel terecht.
VoelSprieteN‘Mirjam had echt voelsprieten; een soort
sociale antenne waarmee ze signalen opving
of het goed met me ging. Toen ik de diagnose
kreeg, ging ik naar haar toe. Ze was in gesprek,
maar zag aan mijn gezicht dat het niet goed
was. ‘Ik kom eraan,’ zei ze meteen. Toen ze
hoorde wat er aan de hand was, heeft ze me
beloofd dat ze alles zou doen om mijn studie
‘Mirjam zei lachend dat ik heel moest terugkomen. Nou, dat is niet gelukt.’
19
tot een succes te maken. Die belofte
heeft ze meer dan waar gemaakt.’
Tanja is erg te spreken over de
manier waarop Steenstra haar stimu
leerde. ‘Ze gaf me uitdagingen, ze
confronteerde me, ze bleef contact
met me opnemen, terwijl ik soms
eigenlijk geen zin had in school en
vaak weg bleef. Ik was er totaal niet
bij met mijn hoofd; voor mij was de
toekomst een groot, onzeker zwart
gat. Mirjam leerde me dat er behalve
zwart ook nog wit en grijs bestond.’
recHtdoorzeeSteenstra was niet alleen aardig,
vertelt Tanja. ‘Ze kon heel recht
doorzee zijn. Soms was dat wel
confronterend.’ Tanja had bedacht
dat ze ondanks alles toch heel graag
de studie zou doen. Maar Steenstra
was het daar niet zo maar mee eens.
‘Ze vroeg me doodleuk of het wel
haalbaar was, om mijn propedeuse
in een jaar te halen. Toen moest
ik toegeven dat het misschien niet
zou gaan. We hebben studietijd
verlenging aangevraagd.’
Aan de andere kant is Steenstra
volgens Tanja de eerste om haar te
troosten als de dingen niet zo gaan
als ze gedacht had. ‘Toen ik het
inderdaad allemaal niet haalde in een
jaar, zei ze: “Er zijn mensen die min
der hebben meegemaakt dan jij, die
minder punten hebben gehaald!” Ze
zorgde ervoor dat ik toch trots kon
zijn op mezelf. Twee maanden later
had ik genoeg punten binnen. Mede
dankzij haar.’
zij mag dicHtbijMet Tanja’s ziekte gaat het inmid
dels nog steeds niet goed. De vraag
is nu, of ze haar been zal kunnen be
houden. ‘Verrassend genoeg lukt het
me om ondanks de pijn te studeren.
Met de studie gaat het dus prima.’
Ze vindt het nog steeds moeilijk om
uit te leggen aan andere mensen hoe
het met haar gaat. ‘Ze vragen vaak
hoe het met mijn been is. “Met mij
is het goed,” zeg ik dan. Ik ben mijn
been niet!’
Met Steenstra heeft Tanja ook
nu nog een goed contact. ‘Ze is al
anderhalf jaar mijn SLB’er niet meer,
maar ik loop nog steeds bij haar bin
nen. Dat komt omdat er tussen ons
honderd procent vertrouwen is. Dat
ligt aan de persoon, denk ik. Ik kan
met al mijn docenten goed opschie
ten, maar ik heb niet met iedereen
zo’n band. Ik laat mensen niet snel
toe; dat kost tijd. Zij heeft die tijd ge
nomen, zij mag dichtbij.’
20
d e w e t e n s c h a p
ke r n e l e m e n t e n v a n e e n p r o fe s s i o n a l c o m m u n i t y
• Eenprofessionalcommunitybiedtruimteaandiversiteitwatbetreftdever-
schillende instromen en interesses van studenten (maatwerk per individuele
student is hierbij essentieel)
• Vereist een traject waarin studenten, docenten en management gezamenlijk
werken aan een gedeeld perspectief voor de opleiding, gezamenlijk gedragen
kaders en afspraken
• Zowel studenten, docenten als leidinggevenden nemen hun verantwoordelijk-
heid in het uitwerken en nakomen van die afspraken (‘mede-eigenaarschap’)
• Deomvangvandeprofessionalcommunityiszodanigdatdeledenelkaarkun-
nen kennen
• ‘Fysieke/geografischenabijheid’vanstudentenendocenteniseennoodzake-
lijkerandvoorwaardevooreenprofessionalcommunity
• De inrichting van de opleiding en de cultuur zijn zo dat de studentenpartici-
patie zowel onderling (peer-coaching in ‘studenten-helpen-studenten’) als in
vertegenwoordigende opleidingsorganen hoog is
21
22
‘Doc
ente
n di
e zi
chze
lf zi
en a
ls ee
n ch
ange
age
nt, a
ls ee
n ka
taly
sato
r vo
or
vera
nder
ing,
kun
nen
veel
mee
r be
reik
en.’
joH
N H
atti
e ‘E
en la
nd d
at
voet
balr
esul
tate
n no
g st
eeds
lijn
rech
t in
ver
band
bre
ngt m
et d
e co
ach
en
dien
s che
mie
met
zij
n sp
eler
s,
zou
in h
et o
nder
wij
s de
pers
oon l
ijke
di
men
sie
niet
zo
moe
ten
ontk
enne
n.’
Frit
S Va
N o
oSt
rom
‘Ste
l dat
ik e
en n
ieuw
spel
bed
enk,
w
e no
emen
het
‘voe
tbal
’. Ik
ver
tel j
e ni
et w
at d
e re
gels
zijn
en
ook
niet
wan
-ne
er je
gew
onne
n he
bt, m
aar
ik st
uur
je
wel
het
vel
d in
om
te g
aan
spel
en.
Voo
r ve
el k
inde
ren
is d
at h
oe z
ij sc
hool
er
vare
n: z
e he
bben
gee
n id
ee w
aarm
ee
ze b
ezig
zij
n of
wat
ze
moe
ten
doen
om
su
cces
te b
oeke
n.’ j
oH
N H
atti
e ‘W
elk
gedr
ag v
erto
on je
zel
f in
de le
s zod
at
stu d
ente
n op
tim
aal w
illen
lere
n en
ook
el
kaar
daa
rbij
hel
pen?
’ Fra
NK
Stö
tele
r
23
‘Doc
ente
n di
e zi
chze
lf zi
en a
ls ee
n ch
ange
age
nt, a
ls ee
n ka
taly
sato
r vo
or
vera
nder
ing,
kun
nen
veel
mee
r be
reik
en.’
joH
N H
atti
e ‘E
en la
nd d
at
voet
balr
esul
tate
n no
g st
eeds
lijn
rech
t in
ver
band
bre
ngt m
et d
e co
ach
en
dien
s che
mie
met
zij
n sp
eler
s,
zou
in h
et o
nder
wij
s de
pers
oon l
ijke
di
men
sie
niet
zo
moe
ten
ontk
enne
n.’
Frit
S Va
N o
oSt
rom
‘Ste
l dat
ik e
en n
ieuw
spel
bed
enk,
w
e no
emen
het
‘voe
tbal
’. Ik
ver
tel j
e ni
et w
at d
e re
gels
zijn
en
ook
niet
wan
-ne
er je
gew
onne
n he
bt, m
aar
ik st
uur
je
wel
het
vel
d in
om
te g
aan
spel
en.
Voo
r ve
el k
inde
ren
is d
at h
oe z
ij sc
hool
er
vare
n: z
e he
bben
gee
n id
ee w
aarm
ee
ze b
ezig
zij
n of
wat
ze
moe
ten
doen
om
su
cces
te b
oeke
n.’ j
oH
N H
atti
e ‘W
elk
gedr
ag v
erto
on je
zel
f in
de le
s zod
at
stu d
ente
n op
tim
aal w
illen
lere
n en
ook
el
kaar
daa
rbij
hel
pen?
’ Fra
NK
Stö
tele
r
werelD
BurgerLeny Claessen-van Swaaij, docent Verpleegkunde
werelD
Kennis en enthousiasme voor het onderwijzen; die twee factoren zijn bepalend voor een goede docent, volgens arts, voorzitter van de toetsings-commissie en mede-coördinator van de minor Internationalisering Leny Claessen-van Swaaij. Ook van een stage in Afrika steken haar studenten wat op.
‘Als je het leuk vindt om studenten wat te leren, kun je
echt iets met hun leerproces. Maar kennis van je vak is
ook erg belangrijk. Studenten vinden het prettig als ze
tijdens een responsiecollege vragen kunnen stellen die ze
niet vooraf op hoefden te sturen. Het idee dat je deskun
dig bent, spreekt hen aan.’ Claessen kan niet kiezen of ze
kennis of enthousiasme het belangrijkst vindt voor een
goede docent. ‘Je moet het allebei hebben.’
Naast deze twee factoren is een goed leerklimaat ook
erg belangrijk volgens Claessen. ‘Hoorcolleges hebben
niet mijn voorkeur. Ik ben wel enthousiast als ik daar sta,
hoor, maar ik ga echt voor de uitwisseling in onderwijs
groepen of responsiecolleges. Ik zou dan elke student in
beeld willen kunnen hebben. Vijfendertig mensen in een
lokaal is mijns inziens te veel. Dan wordt contact maken
moeizaam.’
Behalve de kleinschaligheid van een onderwijsgroep,
zorgt een open, laagdrempelige sfeer volgens Claessen
ook voor een goed leerklimaat. ‘Zelfs als ik lesgeef aan
gediplomeerden zeg ik van te voren dat ze het goede
antwoord in de les niet hoeven te weten. Op de werkvloer
wel natuurlijk, maar de klas is een omgeving om te leren,
niet om te presteren. Ik wil vooral dat ze zelf verbanden
leren te leggen; dat je samen zo ver komt dat ze het zelf
snappen.’
Voor een goed leerklimaat, maakt Claessen ook gebruik
van metacommunicatie: ‘Als ik het gevoel heb dat iets
niet goed gaat tijdens de les, benoem ik dat. Ik vraag ze
ook wat ik eraan kan doen. Ik leg ze duidelijk uit dat ik
iets van hen verwacht, en zij verwachten ook iets van mij.
Ik wil bijvoorbeeld dat ze voorbereid zijn. Zijn ze dat niet,
dan richt ik me vervolgens vooral op die mensen die zich
wel voorbereid hebben.’
‘Leny geeft altijd heel duidelijke informatie en ze vertelt het op een leuke manier.’1e-jaarS StudeNt VerpleegKuNde
26
27
alles!‘Leny is een van mijn fijnste docenten; ze geeft goede uitleg en is heel geduldig. Er is echt geen enkele vraag dom bij haar in de klas.’1e-jaarS StudeNt VerpleegKuNde
Belangrijke lessenOm verpleegkunde in een breder perspectief te leren zien
en om zich bewust te worden van de situatie in Neder
land, stuurt Claessen haar studenten graag op stage
in Afrika, het werelddeel waar ze zelf langdurig in een
ziekenhuis heeft gewerkt. ‘De uitoefening van het vak is
sterk economisch en cultureel bepaald. Studenten mer
ken dat aan het feit dat daar minder middelen zijn en dat
er veel minder wordt gecommuniceerd met de patiënten.’
In het begin schrikken veel studenten zich rot, volgens
28
alles! Ze weet
1e-jaarS StudeNt VerpleegKuNde
Claessen. ‘Ze denken dat ze die arme mensen gaan
helpen, maar in feite zijn zij het zelf, die heel veel moeten
leren. Ze komen niks brengen; ze komen iets halen!
In de eerste mailtjes gaat het over koelkasten die niet aan
staan of dat ze met de hand moeten wassen. Daar hoor
je ze na een paar weken echt niet meer over. Dan raden
ze iedereen zo’n stage aan.’
Claessen merkt dat de studenten gemotiveerd terugko
men van hun twaalf weken durende stage. ‘Ze hebben
gemerkt dat bijvoorbeeld de communicatie zoals wij die
hier met de patiënten hebben, niet overal vanzelfspre
kend is. Ze zijn zich er veel bewuster van, waarom wij de
dingen doen zoals we ze doen. Ze worden in feite veel
meer wereldburger. Daarom moet internationalisering
een plek krijgen in alle studierichtingen; daar streven wij
naar.’
‘ ’29
d r a a g t d e l e e r g e m e e n s c h a p b i j a a n o n d e r w i j s ? j a !
DeUniversiteitvanQueensland,Australië,heeftbijzonderwaardevolonderzoekgedaan naar de leeropbrengst van studenten en de factoren die daaraan hebben bijgedragen. Wat blijkt? De interactieve, sociale en samenwerkende aspecten van de leerervaringen van studenten, samengevat in het begrip leergemeenschap, beïnvloeden het leren positief.*
Wanneer een student deelneemt aan leer-
gemeenschappen, worden de algemene vaar-
digheden zoals het ontwikkelen van kritische
denkmethoden, sociale vaardigheden en het
ontwikkelen van ethische en sociale oordelen
sterk gestimuleerd. Dat blijkt uit literatuuron-
derzoek. Daarom wilden de onderzoekers niet
alleen de effecten van de kwaliteit van lesge-
ven en de kwaliteit van het curriculum op het
leren onderzoeken, maar juist ook het effect
van leergemeenschappen op het leren.
*WatwebijGGMverstaanonder‘professionalcommunity’(medewerkersénstudentensamen)komtovereenmethetbegrip‘leer-
gemeenschap’ in dit onderzoek.
Dedatazijnverkregenuiteengrootsurveyin2001.
De volgende schalen werden daarin gebruikt:
• Communicatie en probleemoplossing
• Ethische en sociale sensitiviteit
• Vakinhoudelijke kennis en vaardigheden
• Kwaliteit van de leraren
• Kwaliteit van het programma
• Kwaliteit van de leergemeenschap
• Kwaliteit van het onderwijs
30
d e w e t e n s c h a p
Hoe meet je de leergemeenschap?
De schaal om de kwaliteit van de leer-
gemeenschap te meten bestond uit 5 items:
• Ik voelde me een onderdeel van de studen-
ten- en docentengemeenschap
• Ik was in staat om mijn academische belang-
stelling te volgen, samen met de staf en de
medestudenten
• Ikleerdeopeenveiligewijzeideeënteex-
ploreren, samen met anderen
• Deideeënensuggestiesvanstudentenwer-
den gebruikt om het onderwijs te verbeteren
• Ik voelde dat ik deel uitmaakte van de uni-
versitaire of hogeschoolgemeenschap
Meer weten?
The Role of the Learning Community in the Development of Discipline Knowledge and Generic Graduate Outcomes,
doorCalvinSmithandDebraBath.VerscheneninHigherEducation,Vol.51,No.2(Mar.,2006),pp.259-286.
Leergemeenschap beïnvloedt het
leren sterk
De resultaten van het onderzoek laten zien
dat de leergemeenschap een grotere invloed
heeft op de leerresultaten dan bijvoorbeeld
het programma. Voor het effect op de
vakinhoudelijke kennis en vaardigheden
bleken de kwaliteit van de leraren en de
leer gemeenschap de sterkste voorspellers.
De leer gemeenschap was verreweg de
sterkste voorspeller voor leerresultaten op
het terrein van communicatie en probleem-
oplossing, gevolgd door de kwaliteit van de
leraren. Voor ethische en sociale sensitiviteit
bleek de leergemeenschap ook de sterkste
voor speller, gevolgd door de schaal om goed
onderwijstemeten.Feitelijkblijktdusde
leergemeenschap voor alle drie de aspecten
van het leren een zeer sterke factor.
31
Ardan Aldershof,teamleider en ALO-docent Motorische Ontwikkeling
en Pedagogiek
GELIjkwaar DIG
Ardan Aldershof combineert het
beste uit de wetenschap
en de praktijk. Hij neemt zelfs wat mee uit de
commercie.
‘Laatst vroeg ik mijn studenten in een werkgroep om groepjes in te delen aan de hand van persoon lijk heids types.
“Bestaat de goudvis ook als type?” vroeg een jongen als grap. “In die groep hoort
Pietje namelijk.” Ik heb een pit-tig gesprek gevoerd met deze jongen. Die
is op deze manier totaal niet ge-schikt om voor de klas te staan. Maar met ‘Pietje’ heb ik ook een gesprek ge-voerd. Waarom laat hij zich dit zeg-gen?’
34
Professionals in ontwikkelingArdan Aldershof neemt zijn studenten serieus. In het
contact met hen, streeft hij naar gelijkwaardigheid.
‘Het zijn pro fessionals in ontwikkeling, en zo wil ik
ze ook zien. Maar daar heb je natuurlijk meteen een
spanningsveld te pakken. Sommigen kunnen daar nog
niet tegen, en die moet je grenzen geven. De jongens uit
het voorbeeld hadden beiden correctie nodig. Maar ik leg
ze niks op; ik probeer ze inzicht te geven.’
Als tachtig procent van de studenten in een groep
met de laptop achterover hangt, neemt Aldershof
een andere insteek. ‘Dan word ik streng, want dan
bereik ik niks met die gelijkwaardigheid. Door ervaring
zie ik in drie minuten hoe het gaat; ik heb zes jaar
bewegingsonderwijs gegeven op een basisschool en nu
sta ik hier al weer zeven jaar voor de klas. Daar tussenin
was ik eigenaar van een tennisschool.’
Ervaring in het veldVan die opgedane ervaringen ‘in het veld’ maakt
Aldershof nog wel vaker gebruik in zijn huidige professie.
‘Doordat ik ook commercieel bezig ben geweest, kijk ik
iets anders naar onderwijs. Het tempo ligt in de commer
cie wat anders, en je hebt er niet zo veel vergaderingen,
haha. Nee, serieus: de daadkracht, het zelf verantwoorde
lijk zijn en kordaat fouten durven maken, dat zou in het
onderwijs meer mogen gebeuren.’
Als hij even nadenkt, weet Aldershof nog wel een gebied
waar het onderwijs wat meer aandacht aan mag geven:
de marketing. ‘Maak goed zichtbaar wat je de student
te bieden hebt. Zo kun je hem het best helpen met het
kiezen van een opleiding. De Open Dagen zijn daarvoor
een enorme kans. Maar goed onderwijs gaat verder dan
alleen commercie: er komt volgens mij een opvoedende
rol bij kijken. En ik als docent neem die rol erg serieus.’
‘Hij wil dat we kunnen
samenwerken op een professionele manier. Hij maakt bijvoorbeeld het
hele groepje verantwoordelijk
voor het resultaat. Zie maar
hoe je het voor elkaar
krijgt.’rob, 1e-jaarS StudeNt alo
35
‘Ardan weet ontzettend veel; hij is echt een wandelende encyclopedie. Daardoor komt hij steeds met andere invalshoeken, die je niet verwacht. Dat zet je aan het denken.’1e-jaarS StudeNt alo
36
VakliteratuurNaast ervaring uit het veld, is er volgens Aldershof meer
nodig om een goede docent te zijn. ‘Je moet ook over
kennis beschikken. Veel lezen. Je vakliteratuur bijhouden.
Ja, ik weet het, volgens de (overigens foutieve) beeldvor
ming zijn sporters niet de slimsten, maar je moet niet
vergeten dat wij die studenten niet opleiden tot topspor
ter, maar tot docent. Dat is iets heel anders. Je hoeft niet
zelf de beste te zijn in voetballen om een groepje basis
schoolkinderen te leren voetballen.’
Achter een tafelAldershof is erg enthousiast over het vak dat hij doceert.
‘Het is geweldig om gymleraar te zijn! Ouders zijn er altijd
verbaasd over dat wij zo veel van hun kinderen afweten.
Dat komt omdat je tijdens het sporten een beroep doet
op hun motorische, cognitieve en sociaalemotionele
vaardigheden. Als voorbeeld: je moet de bal schieten, je
moet weten waar je staat in het veld, en je moet omgaan
met winnen en verliezen.’
Al die vaardigheden zeggen iets over het kind, zegt
Aldershof. ‘De context is geweldig krachtig. Als je achter
een tafel zit, kun je niet alles peilen bij die kinderen.
Maar op het veld zegt alles wat je doet iets over jezelf.
Dat helpt je als leerkracht enorm om die leerling te
helpen zichzelf te ontwikkelen. Je kijkt mee over hun
schouder, ze mogen even leunen, maar het is de bedoe
ling dat je overbodig wordt. Dat is de uitdaging. Ook voor
mij, trouwens.’
‘als je een vraag hebt, geeft hij geen rechtstreeks antwoord, maar zal hij je altijd zelf aan het denken zetten. Hij zegt niet: ‘Het is antwoord B’, maar bijvoorbeeld: ‘waarom is hetniet antwoord a?’1e-jaarS StudeNt alo
37
geZeLLIg!
Melissa Zevenhoven,docent Voedingen DiëtetiekgeZeLLIg!
De HAN gaat me nooit vervelen!
Breed lachend begint Melissa Zevenhoven te
vertellen over haar werk. Het enthousiasme
straalt van haar af, en laat dat nou net een
belangrijke eigenschap zijn voor een docent,
volgens haar. ‘Ik vind het erg belangrijk dat
studenten zien dat je het leuk vindt. Ik sta
hier elke dag met een goed humeur voor de
klas, maar dat komt omdat ik oprecht niets
kan verzinnen dat ik niet leuk vind aan mijn
werk.’
Goede bandZevenhoven heeft een goede band met haar
studenten, zegt ze. ‘Ik doe alles samen met
ze; ik ben absoluut niet van de monologen.
Ik ga in gesprek, en we liggen soms samen
helemaal dubbel in de klas. Daar heb ik me
in het begin weleens zorgen over gemaakt;
ben ik niet te enthousiast, te veel op het ni
veau van de studenten? Ik heb eraan probe
ren te werken tijdens een cursus Didactische
vaardigheden. Dat was een beetje belachelijk.
Ik ben gewoon mezelf.’
Ook al is het gezellig in de les; dat wil
niet zeggen dat er bij Zevenhoven
geen regels zijn. ‘Ik ben juist erg
streng, maar rechtvaardig, haha.
En feedback vind ik erg belangrijk.
Op een cursus met mededocen
ten moesten we eens een beoor
delingsformulier laten zien. Een collega
van vierdejaars had anderhalve bladzijde en
ik schaamde me voor mijn vier bladzijden.
Maar samen kwamen we tot de conclusie dat
eerstejaars natuurlijk nog veel meer feedback
nodig hadden, dus het was juist goed.’
Zelf vers van de opleiding V&D, staat docent Melissa Zevenhoven dicht bij haar studenten. Soms is het misschien te gezellig in haar lessen, maar ze halen mooi wel de tentamens!
40
fOOD4yOu
De HAN gaat me nooit vervelen!
AffiniteitDoordat ze zelf nog niet zo lang afgestudeerd
is, heeft Zevenhoven veel affiniteit met de
studenten die vers van de middelbare school
afkomen. ‘Ach, die zijn vaak nog zó zoe
kende! Ze krijgen zo veel informatie tegelijk,
dat ze door de bomen het bos niet meer zien.
Ik wil ze graag vertellen hoe de opleiding
eruitziet qua vorm; hoe het allemaal werkt.
Ik ben dan ook erg strak en methodisch, en
ze zeggen vaak tegen me dat ze dat echt
waarderen.’
PraktijkWat de studenten ook waarderen, en wat ze
zelf ook prettig vond toen ze nog studeerde,
was de link met de praktijk, zegt Zevenhoven.
‘Ik werk zelf twee dagen op het ziekenhuis
Gelderse Vallei. Ik vind die praktijkervaring
een enorm belangrijke voorwaarde om hier
les te kunnen geven, anders heb je toch niks
te vertellen? Ik wil in ieder geval een beeld
van het beroep geven door mijn eigen erva
ringsverhalen, in de hoop dat de student een
nog beter beeld krijgt. Ik zou het vervelend
vinden wanneer een student pas bij z’n stage
erachter komt wat de diëtist nu echt doet.
Dan is het te laat!’
In het ziekenhuis vindt Zevenhoven vooral
haar werk met kinderen erg bevredigend. ‘Ik
doe onder andere de ‘Dikke Vrienden Club’
voor kinderen met overwicht, en daar vertel
ik veel over in de klas. Ik heb vorig jaar twee
studenten meegenomen om te laten zien
hoe de praktijk eruitziet. Ze moesten ook
echt meedoen, met sporten enzo. Ik wilde
dat ze er helemaal in opgingen. Daar leren ze
enorm veel van.’
Ook heel leerzaam voor haar studenten vindt
Zevenhoven uitstapjes als open dagen of
voorlichting geven op scholen. ‘De studenten
krijgen daarvoor betaald, maar het is zo leuk,
dat sommigen het ook wel gratis doen. Pas
was er nog een uitwisseling met Brugge, en
toen stonden we met zijn allen broodjes te
smeren. Dat was heel gezellig.
En toen ik mensen nodig had voor het Food 4
youevenement in Wageningen, had ik ze zo
gevonden.’
Uitdagend‘Misschien dat ik wel wat minder enthousiast
word als ik hier langer werk,’ zegt Zeven
hoven aarzelend. ‘Maar binnen de HAN
kan ik me blijven ontwikkelen. Zo blijft het
uitdagend! Ik ben nu bijvoorbeeld bezig met
een cursus Classroom English en ik wil nog
de posthboopleiding Kinderdiëtetiek gaan
doen. Ik werk ook nog op het HAN Gezond
heidscentrum; er kan zo veel hier. De HAN
gaat me nooit vervelen!’
41
fOOD4yOu
Eerstejaars
student Tahnee
van Laere is nog
steeds blij dat
haar docent
Melissa van
Zevenhoven haar
vroeg om mee te
gaan naar
Wageningen.
En … staat
Zevenhoven te
dicht bij haar
studenten?
‘Pas heb ik meegeholpen op het
Food 4 you-evenement in Wage-
ningen,’ vertelt eerstejaars student
Tahnee van Laere enthousiast. ‘Dat
is een evenement waar gewone
mensen, van jong tot oud, van alles
te weten kunnen komen over voe-
ding. Wij stonden in de stand voor
kinderen. Het doel was om kinderen
meer te laten bewegen, dus we had-
den een crosstrainer en een Wii. Na
afloop kregen ze een appel en een
snoepje.’
Zo leer je uit de praktijk!Docent Melissa Zevenhoven
had assistentie gevraagd bij haar
groep eerstejaars. ‘Roos en ik heb-
ben ons meteen aangemeld. Het
leek me interessant. Er was een
tent over vitamine D en eentje met
regioproducten en voedsel bereid
met zeewier. Als bezoeker was het al
erg wetenswaardig allemaal, maar
als medewerker had je er nog meer
aan. Je kon iedereen aanspreken
en dingen vragen. Zo leer je uit de
praktijk!’
42
43
De studenten die hebben meege
werkt, krijgen een certificaat. ‘Maar
dat is niet het belangrijkste. Het
leerzaamst waren de gesprekken met
mensen uit het ziekenhuis, die ook
meewerkten. Ik heb bijvoorbeeld met
een arts gesproken en daar krijg je
als diëtist veel mee te maken. En er
was zelfs iemand die me aanbood
een stage voor me te regelen. Ik heb
er geen spijt van dat ik heb meege
werkt, ook al regende het de hele
dag.’
meliSSa iS altijd VrolijK …Tahnee is blij dat docent Zeven
hoven haar vroeg om mee te gaan.
‘Melissa laat ons zo zien wat ons
straks te wachten staat, dat vind ik
erg goed. Ze springt er ook echt uit,
binnen onze vakgroep. Maar mis
schien komt dat omdat ze ook onze
SLB’er is. Ze is altijd vrolijk; ze heeft
altijd een lach op haar gezicht. Daar
mee is ze erg open en benaderbaar
voor ons. Je kunt haar altijd mailen
of bellen als je ergens mee zit.’
Op de vraag of Zevenhoven mis
schien te enthousiast is en te dicht
bij haar studenten staat, antwoordt
Tahnee resoluut: ‘Nee, absoluut niet.
We zien haar echt niet als mede
student. Ze heeft een voorbeeldrol;
ze staat er echt. Als haar iets niet
bevalt, zegt ze dat meteen en ze
heeft echt controle over de klas. Ze
is altijd goed georganiseerd en geeft
ons heel veel structuur.’ Is dat ook
weer opgehelderd.
44
pa rt i c i p e r e n i n e e n a c t i e v e l e e r-g e m e e n s c h a p zo r g t v o o r m é é r b e t r o k ke n h e i d, b e t e r e s t u d i e r e s u ltat e n e n e e n h o g e r e t e v r e d e n h e i d
Zhao en Kuh deden onderzoek naar de relatie tussen leergemeenschap en de
betrokkenheidvanstudentenbijhetonderwijsbij365instituten.
Aanhetonderzoekdedenruim80.000studentenmee.Uitditonderzoekblijkt
dat het participeren in een actieve leergemeenschap positief gerelateerd is aan
betrokkenheid, aan studieresultaten en tevredenheid met de opleiding.
Meer lezen over dit onderwerp?
Chun-Mei Zhao and George D. Kuh (2004). ADDING VALUE: Learning Communities and Student
Engagement. Research in Higher Education, Vol. 45, No. 2, March 2004.
d e w e t e n s c h a p
45
Nanda Verheul,docent enverpleeg-kundigeneonatologie
Nanda Verheul,docent enverpleeg-kundigeNeonatologie
Dreamteam
De minor High Care voor vierdejaars Verpleegkunde is een groot succes. Zowel uit de praktijk als van de studenten krijgt deze intensieve stage een uitstekende beoordeling. Docenten Fon Zeegers en Nanda Verheul organiseren samen deze minor. Zij vormen een hecht team.
Dreamteam
Fon Zeegers,opleidings-kundige en
IC-verpleeg-kundige
Fon Zeegers, opleidingskundige, docent bij
Verpleegkunde maar ook werkzaam als ICver
pleegkundige, legt het papiertje met de punten
die hij aan bod wil laten komen voor zich neer.
Hij heeft duidelijk vaker een interview gegeven.
De minor High Care, die hij samen met een
collega vier jaar geleden oprichtte maar nu
al drie jaar draait met docent en ICverpleeg
kundige neonatologie Nanda Verheul, is zelfs
landelijk een groot succes.
De praktijk is een partij‘Normaal moeten studenten die de acute en
intensieve zorg in willen, die dus bijvoorbeeld
op een ambulance of bij de hartbewaking willen
werken, twee jaar werkervaring opdoen nadat
ze van het hbo komen,’ vertelt Zeegers. ‘Met
deze minor blijken ze veel sneller inzetbaar in
de praktijk.’ Dat vinden zowel de studenten als
het werkveld erg prettig, volgens Zeegers. ‘We
krijgen genoeg reacties om te weten dat de
minor goed aansluit bij de praktijk.’
Als ze aan de minor beginnen, zijn de studen
ten in principe startbekwaam, zegt Zeegers.
‘Ze hebben alle stages positief doorlopen en
alle toetsen gehaald; daar staan wij op. Wij
maken een voorselectie, en die studenten gaan
vervolgens solliciteren bij het werkveld. De
praktijk nemen we erg serieus; ze zijn echt een
partij in deze minor. Een certificaat zorgt er
dan ook voor dat een ziekenhuis je graag wil
hebben.’
Fon Zeegers,opleidings-kundige en
IC-verpleeg-kundige
48
Nanda en ik hebben dezelfdegedrevenheid, en die heb je gewoon nodig.
Fon Zeegers,opleidings-kundige en
IC-verpleeg-kundige
49
‘Het is wel belangrijk dat acute zorg je belangstelling Heeft. er wordt namelijk wel enige discipline verwacHt vanuit de planningsgroep. de manier van onderwijzen is intensiever dan ik gewend was bij de opleiding tot verpleeg-kundige.’Rik, 21 jaaR, op www.han.nl50
‘We doen een groot beroep op zelfstandigheid.’De studenten worden meteen aan het werk
gezet. De eerste vijf weken zijn voor de theorie,
die helder is opgebouwd. ‘Op maandag gaan
ze kijken wat ze van een bepaald onderwerp,
bijvoorbeeld de ademhaling, nog weten.
Op dinsdag gaan ze met een hoorcollege
de diepte in, op woensdag integreren ze de
nieuwe kennis, op donderdag bespreken ze de
casus en staan ze stil bij het praktijkleerplan,’
sommen Zeegers en Verheul op.
Op vrijdag krijgen ze verdiepend theoretisch
onderwijs van een gastdocent, de koppeling
aan het verpleegkundig redeneren en dan ten
slotte een excursie in het specifieke werkveld.
Dit stramien wordt de volle vijf weken volge
houden. ‘De helderheid hiervan wordt door de
student erg gewaardeerd,’ zegt Zeegers.
Hierna is het tijd voor twaalf weken praktijk.
Er zijn geregeld terugkomdagen, en op enkele
van die dagen hebben ze een kennistoets.
Daarnaast werken ze aan hun leerplan.
Zeegers: ‘Het is heel zwaar; dat horen we van
alle studenten. We doen een groot beroep op
hun zelfstandigheid. In een evaluatie gaf vijftig
procent aan dat ze een stuk minder gingen
stappen en dat ze bijbaantjes moesten opge
ven. Maar allemaal hadden ze dat ervoor over.’
Zelf op de werkvloerOm studenten goed voor te bereiden op hun
latere beroep is contextrijk leren erg belangrijk,
vinden beide docenten. Daarvoor is het cruci
aal dat de docenten zelf ook op de werkvloer
staan. ‘Je kunt dan de actuele praktijk integre
ren in het onderwijs. Je geeft voorbeelden uit
je dagelijkse werk. Studenten kunnen dingen
beter onthouden op die manier, omdat ze dan
een kapstok hebben om de theorie aan op te
hangen.’
‘Het is wel belangrijk dat acute zorg je belangstelling Heeft. er wordt namelijk wel enige discipline verwacHt vanuit de planningsgroep. de manier van onderwijzen is intensiever dan ik gewend was bij de opleiding tot verpleeg-kundige.’Rik, 21 jaaR, op www.han.nl
51
52
‘De minor is een echte aanrader. je verwerft kennis op hoog niveau, krijgt les van leraren uit het werkveld en krijgt door middel van excursies de kans om een kijkje te nemen op verschillende afdelingen in de acute zorg.’ loeS, 21 jaar, op www.HaN.Nl
Daarnaast zorgt het werken in het veld ervoor
dat de docenten beschikken over een groot net
werk. ‘Dit is een van de redenen dat wij nooit
zonder stageplaatsen zitten,’ vertelt Zeegers.
‘Dat is gunstig voor de studenten, maar ook
voor de toekomstige werkgevers van diezelfde
studenten. Die kunnen vast kijken wat voor
vlees ze in de kuip krijgen met de volgers van
deze minor.’
NetwerkenDat het netwerk van de docent zowel student
als ziekenhuis voordelen kan bieden, bewijst
ook het ontstaan van de minor High Care
Moeder en Kind, sinds 2010 georganiseerd
door Verheul en J. Theunissen. ‘Deze minor is
onder andere voortgekomen uit enthousiasme
van mijn leidinggevende op de afdeling Neo
natologie van het Radboudziekenhuis,’ zegt
Verheul trots. Ze werkt al jaren op deze
afdeling naast haar werk als docent.
53
‘Mijn leidinggevende zag hoe het ging met de
algemene minor High Care, en ze wilde zelf
ook wel stagiaires van onze opleiding, maar
dan speciaal gericht op neonaten. Dat wilde ik
wel organiseren. De studenten krijgen zeven
weken theorie en tien weken stage, maar de
opzet is verder hetzelfde als die van de alge
mene minor High Care. Dit was vast minder
gemakkelijk tot stand gekomen als ik daar niet
had gewerkt!’
De gastdocenten zijn overigens ook vaak af
komstig uit de netwerken van beide docenten,
vult Zeegers aan. ‘Laatst hadden we zelfs een
expatiënt van me, van de IC. Die werd op het
laatste moment “ingevlogen” om de studenten
te komen vertellen hoe hij zijn ICopname had
ervaren. Dat is natuurlijk uniek, en dat had ik
nooit kunnen organiseren als ik deze contacten
niet had gehad.’
54
Onbeschreven planLos van alle netwerken zou de High
Care minor niet georganiseerd
kunnen worden zonder de goede
samenwerking met zijn collega, zegt
Zeegers. ‘We zijn beiden praktijk
mensen, maar we zijn ook erg bezig
met onderwijsprofessionalisering.
Het is belangrijk dat je een team
vormt; dat je een onbeschreven ge
zamenlijk plan hebt, waarin staat dat
je de studenten serieus neemt. Het
staat niet op papier, maar Nanda en
ik hebben dezelfde gedrevenheid, en
die heb je gewoon nodig.’
‘Fon en Nanda leveren fantastisch onderwijs.’gerard KNuppel, oNderwijSmaNager
55
Herman Berndt,curriculumvoorzitterFysiotherapie
GEWOON
BEGINNEN
Joost van Wijchen,docent
58
‘Wij merkten dat studenten op hun stage vaak een
‘praktijkschok’ kregen. Daarom zijn we begonnen met praktijkcoaching.’HermaN berNdt
Wie bij de vakgroep Fysiotherapie begint over
professional community, wordt door curricu
lumvoorzitter Herman Berndt meteen doorver
wezen naar een kantoor tussen de praktijklo
kalen, waar onder andere docenten Joost van
Wijchen en Wim Oerlemans vaak aanwezig
zijn. ‘Wij merkten dat studenten op hun stage
vaak een ‘praktijkschok’ kregen,’ legt Berndt
uit. ‘Daarom zijn we begonnen met praktijk
coaching.’
Studenten hadden geen vertrouwen in hun
handelen omdat ze de theorie niet aan de prak
tijk konden koppelen, volgens Berndt.
‘De vraag was, hoe we ze beter konden on
dersteunen. Joost van Wijchen en Wim Oerle
mans, twee jonge docenten, hebben toen het
kantoor voor praktijkcoaching georganiseerd.
Niet eerst denken, maar gewoon beginnen;
dat is wel typisch voor fysiotherapeuten.’
59
Initiatief en verantwoordelijkheidIn het kantoortje zit altijd een docent klaar om vragen
van studenten te beantwoorden die aan het oefenen
zijn in de praktijkruimtes. ‘We proberen een sfeer van
vertrouwen te creëren, waarin de interesse wordt gewekt
van de studenten,’ vertelt Van Wijchen. ‘Het is belang
rijk om ze uít te nodigen om te oefenen, in plaats van te
verplíchten. Je vraagt hen om initiatief te nemen en een
besef van verantwoordelijkheid te krijgen.’
De praktijkcoaching is geen les, volgens Van Wijchen.
‘De studenten gaan hier in hun vrije tijd oefenen, en als
ze tegen een vraag aan lopen, roepen ze ons erbij. Wij
kunnen dan meteen laten zien wat we bedoelen. Dat
werkt heel anders dan het sturen van een mailtje of naar
de andere vleugel lopen waar de kantoren van de do
centen zijn. Tegen de tijd dat je daar aankomt, ben je de
vraag vergeten en de docent kan niks laten zien.’
BetrokkenheidSinds de opening van het praktijkkantoor is de betrok
kenheid van de studenten vergroot, volgens Berndt en
Van Wijchen. ‘De studenten worden eigenaar van hun
leerproces,’ zegt Van Wijchen. ‘Ze doen de dingen niet
omdat ze een toets willen halen, maar omdat ze een
goede fysiotherapeut willen worden. Je behandelt ze als
aankomend collega, en dan gaan ze zich ook zo gedra
gen.’
Het praktijkkantoor heeft intussen een soort magneet
functie gekregen, zegt Van Wijchen enthousiast. ‘Stu
denten zijn er voortdurend in gesprek met docenten. Er
ontstaan hele discussies. Je leert elkaar ook beter ken
nen, want je ziet meer van elkaar. Als een student zegt
dat ’ie niks kan omdat hij zo duf is van de avond daar
voor, dan vraag ik gerust hoe hij dat denkt te gaan doen
als hij straks een echte patiënt heeft. Dan denkt ’ie wel
even na.’
60
FacebookVan Wijchen maakt sinds kort ook
gebruik van sociale media om de
betrokkenheid van studenten te vergroten.
‘Sinds we op Facebook staan,
hebben we 245 vrienden. Het is geen offi cieel
medium, maar je merkt dat alles wat erop
komt te staan, als een lopend vuurtje door de
afdeling gaat. Het geeft de docenten ook de
mogelijkheid om de leefwereld van de student
beter te leren kennen, net als het praktijk
kantoor.’ Met deze manier van ondersteuning
doe je als docent een appèl op de professio
nele identiteit van de studenten, volgens Van
Wijchen. ‘De studenten identificeerden zich te
weinig met hun vak, waardoor ze geen bagage
kregen. Daardoor was het verschil tussen de
binnenschoolse situatie en de buitenschoolse
veel te groot. Wij zijn geen monteurs, zeg ik
altijd. Wij maken mensen beter in een proces.
Dat moet je je eigen maken, en dat kan hier.’
Praktijkcoaching=/ les!
61
62
Wij leren door
het te doen!De praktijk coaching Fysio-
therapie is vooral voor ac-tieve studenten een succes, vinden de vierdejaars Rick Elderman, Koen Melief en Henrik Ekkermann. Je bent namelijk helemaal zelf ver-antwoordelijk voor het ge-bruik ervan.
‘Wij kunnen de situatie van nu goed vergelijken met de
situatie van voor het praktijkkantoor, want dat is er pas in
ons derde jaar gekomen,’ vinden Rick en Koen. Zij zien
persoonlijk een groot verschil. ‘Vroeger kreeg je alleen
63
begeleiding van vierdejaars, en die
bezaten niet altijd voldoende kennis.
Of je moest helemaal naar de andere
vleugel lopen voor een docent. Nu
kun je echt altijd terecht voor vakin
houdelijke vragen.’
Wel zijn ze het er alle drie over
eens dat deze manier van leren niet
voor iedere student even geschikt is.
‘Je moet wel actief bezig zijn met je
studie; verantwoordelijkheid nemen
om zelf te komen oefenen in een
praktijkruimte. Het is niet verplicht
namelijk. Maar je kiest er zélf voor
om fysiotherapeut te willen worden.
En dit is nou eenmaal een vak waarin
je moet blijven leren, blijven oefe
nen.’
Henrik is van de drie studenten
degene die nog wel een stok achter
de deur had kunnen gebruiken, zegt
hij. ‘Ik ben pas gaan oefenen toen
ik bij Koen in de klas kwam, in het
tweede jaar. Ik dacht eerst dat het
geen meerwaarde zou hebben. Pas
later heb ik gemerkt wat ik gemist
heb voor die tijd. Je krijgt hier de
mogelijkheid om zelf na te denken,
doordat er ruimte is voor de dialoog.’
Als ze op hun beurt jongere
studenten tegenkomen, valt het op
als deze geen gebruikmaken van
de praktijkcoaching. Rick: ‘Ik schrik
soms van die studenten; ze weten
toch minder. Vaak zie je het ook
aan van die kleine dingen. Hoe gaat
het er aan toe in de praktijk. Stel je
gewoon even voor; dat soort stomme
dingetjes. Dat leer je echt alleen door
het te doen.’
64
‘je moet wel actief bezig zijn met je studie; verantwoordelijkheid nemen om zelf te komen oefenen in een praktijkruimte.’
65
66
‘Bev
raag
men
sen
maa
r ee
ns
naar
hun
ond
erw
ijsh
erin
neri
ngen
–
tien
tege
n éé
n da
t zij
per
sone
n zu
llen
no
emen
die
hen
wis
ten
te b
oeie
n,
en n
ooit
een
stud
iebo
ek.’
Frit
S Va
N
oo
Stro
m ‘
Supe
rman
’ bes
taat
ook
bij
on
s nie
t, m
aar
‘topp
ers’
kunn
en w
e bi
j de
HA
N w
el o
plei
den,
met
vee
l inz
et,
bevl
ogen
heid
, wat
ext
ra a
anda
cht e
n al
le d
esku
ndig
heid
die
daa
rvoo
r no
dig
is. P
rach
tig,
eig
enlij
k, d
at w
erke
n bi
j de
HA
N!’
pau
l pe
terS
‘Wat
doe
je p
reci
es a
ls de
hel
ft v
an d
e st
uden
ten
niet
ver
schi
jnt i
n de
les e
n al
s de
helft
van
wie
er
wel
is d
e ve
r-ei
ste
voor
bere
idin
g ni
et h
eeft
ged
aan?
’ Fr
aNK
Stö
tele
r ‘D
e kw
alit
eit v
an d
e le
rare
n en
de
leer
gem
eens
chap
heb
ben
het m
eest
e ef
fect
op
de v
akin
houd
elij
ke
kenn
is e
n va
ardi
ghed
en.’
calV
iN S
mit
H
eN d
ebra
bat
H ‘O
nder
wij
s blij
ft in
es-
sent
ie e
en c
hari
smat
isch
pro
ces.’
Fri
tS
VaN
oo
Stro
m
67
‘Bev
raag
men
sen
maa
r ee
ns
naar
hun
ond
erw
ijsh
erin
neri
ngen
–
tien
tege
n éé
n da
t zij
per
sone
n zu
llen
no
emen
die
hen
wis
ten
te b
oeie
n,
en n
ooit
een
stud
iebo
ek.’
Frit
S Va
N
oo
Stro
m ‘
Supe
rman
’ bes
taat
ook
bij
on
s nie
t, m
aar
‘topp
ers’
kunn
en w
e bi
j de
HA
N w
el o
plei
den,
met
vee
l inz
et,
bevl
ogen
heid
, wat
ext
ra a
anda
cht e
n al
le d
esku
ndig
heid
die
daa
rvoo
r no
dig
is. P
rach
tig,
eig
enlij
k, d
at w
erke
n bi
j de
HA
N!’
pau
l pe
terS
‘Wat
doe
je p
reci
es a
ls de
hel
ft v
an d
e st
uden
ten
niet
ver
schi
jnt i
n de
les e
n al
s de
helft
van
wie
er
wel
is d
e ve
r-ei
ste
voor
bere
idin
g ni
et h
eeft
ged
aan?
’ Fr
aNK
Stö
tele
r ‘D
e kw
alit
eit v
an d
e le
rare
n en
de
leer
gem
eens
chap
heb
ben
het m
eest
e ef
fect
op
de v
akin
houd
elij
ke
kenn
is e
n va
ardi
ghed
en.’
calV
iN S
mit
H
eN d
ebra
bat
H ‘O
nder
wij
s blij
ft in
es-
sent
ie e
en c
hari
smat
isch
pro
ces.’
Fri
tS
VaN
oo
Stro
m
p sitief !Sandra Mulders, docent Toegepaste Psychologie
p sitief !
In ie dereen zie ik iets
‘Voor mezelf was studeren niet mijn grootste
hobby. Er zijn in die levensfase nog wel an
dere dingen in het leven. Voor veel van mijn
studenten geldt dit waarschijnlijk ook. Ik ben
al blij als ze er zijn in de lessen, en als ze hun
tentamens goed maken.’ Sandra Mulders
heeft een nuchtere houding ten opzichte
van haar docentschap. ‘Uiteindelijk moeten
ze het toch zelf doen. Maar vanuit de goede
motivatie: vanuit zichzelf, namelijk.’
MotivatieDie nuchtere houding komt wellicht voort
uit haar vorige werk, zegt Mulders. ‘Ik heb
tien jaar gewerkt als gedragswetenschapper
in een justitiële jeugdinrichting. Daar werk je
met zo’n moeilijke doelgroep, dat je weinig
verwachtingen hebt, want daar loop je op
stuk. Het raakt je natuurlijk wel; dat is
menselijk.’
Na tien jaar werken in een justitiële jeugdinrichting was orthopedagoge Sandra Mulders toe aan iets heel anders. Voor de klas staan bij de nieuwe opleiding Toegepaste Psychologie; dat leek haar wel wat.
De vergelijking met haar huidige studenten
Toegepaste Psychologie valt positief uit voor
deze groep. ‘Beide groepen hebben capa
citeiten, maar het verschil zit hem in de
motivatie. De jonge mensen die voor deze
nieuwe opleiding kiezen, doen dat niet voor
niks. Ze brengen vaak meer mee dan ze zelf
denken. Het moet natuurlijk wel gestuurd
worden, maar sommigen beschikken al over
een aantal basiscapaciteiten van zichzelf.
Anderen moeten hard aan de slag. Maar
met wil en interesse kom je een heel eind.
Misschien omdat ik een andere doelgroep
gewend ben, misschien omdat ik ze behandel
als zijnde gemotiveerd, dat ze zich ook zo
gaan gedragen? Een student heeft weleens
gezegd: “We zien dat jij er je best voor doet
om er een leuke en goede les van te maken;
dat doet een appèl op ons, om dat ook te
doen.’
70
In ie dereen zie ik iets
Gerust hartDe opleiding Toegepaste Psychologie bestaat
pas drie en een half jaar; er zijn nog geen
afgestudeerden. ‘We hebben gekeken naar
de behoeftes in het werkveld, en er blijkt een
vraag naar mensen die praktisch kunnen aan
pakken. Onze studenten weten hoe psycho
logie werkt; ze kennen de terminologie, maar
zijn geen psycholoog.’ Mulders staat nu als
stagecoördinator voor de uitdaging stage
plekken te vinden voor haar studenten.
‘Je wil alleen iemand een diploma geven,
als je die met een gerust hart het werkveld in
kunt sturen,’ vindt Mulders. ‘Daarom doen
wij veel aan begeleiding, onder andere door
klassikale SLBlessen. Studenten houden
gedurende hun hele studieperiode bij met
welke competenties ze zijn binnengekomen,
en hoe die er na een jaar uitzien.’ In de be
geleiding gaat het meer om de reflectie, dan
om kennis, volgens Mulders. ‘Het is niet erg
als ze iets nog niet beheersen; als ze maar
weten wat ze nog niet kunnen en erover na
kunnen denken op welke manier ze dit willen
gaan ontwikkelen.’ Mulders is zich bewust
van het feit dat de opleiding veel verant
woordelijkheid vraagt van studenten. ‘Ze zijn
nog zo jong als ze beginnen. Ik vind dat je
mensen wel moet uitdagen, maar niet moet
overvragen. Die balans moet steeds worden
gezocht.’
Een veilige omgevingStudenten psychologie moeten naar zichzelf
kunnen kijken, maar ze kijken natuurlijk ook
goed naar hun docenten. Mulders vindt dat
alleen maar prettig. ‘Ik krijg vaak terug dat
ik in iedereen iets positiefs zie. Dat is waar.
Daarnaast neem ik mijn studenten heel seri
eus. Ik probeer sterke kanten van studenten
te benadrukken en zal iedereen in zijn waarde
laten. Zo creëer je een veilige omgeving.’
Toch heeft Mulders nog niet veel ervaring
met lesgeven. ‘In feite doe ik maar wat, hoor.
Ik ga nu pas de cursus Didactische vaardig
heden volgen. Ik probeer er het beste uit te
halen voor mezelf en voor mijn studenten.
Ik zal altijd uitleggen wat hun winst kan zijn,
maar verder moeten ze het zelf doen. Je
wordt betaald om goede profs af te leveren
en daar doe je voor wat nodig is, binnen de
lijnen zoals ze binnen een leergemeenschap
gelden. Dat is alles.’
71
positiefs. 72
‘Bijna een vrienDin, maar tOcH De lerares’
Student Toegepaste Psychologie
Charel Verschuren is zo enthousiast
over haar studie en over de docent
uit haar tweede jaar Sandra
Mulders, dat ze graag meewerkt aan
dit boekje.
Charel, momenteel tussen haar
tweede en derde jaar in, vindt de stu
die tamelijk pittig. ‘Ik moet er hard
aan trekken, maar dat heb ik er wel
voor over.
Het bevalt me namelijk erg goed.
Ik leer heel veel over de mens zelf;
onbewuste dingen maar ook prakti
sche mensenkennis. Daar heb je in
het dagelijkse leven veel aan. In de
trein zit ik te observeren en daarbij
pas ik het geleerde meteen toe.’
73
SympatHieKIn haar tweede jaar heeft Charel
les gehad van docent Sandra Mul
ders. Dat is haar goed bevallen.
‘Sandra is heel open en leeft erg met
je mee. Omdat ze zo sympathiek is,
doe je meer je best voor haar. Haar
colleges zijn heel leuk, en daarom
zorg je dat je je goed voorbereid
hebt. Ze geeft geen straf als je dat
niet doet, maar ze zegt wel duidelijk
dat ze dat niet zo waardeert.’
Charel kon goed merken dat Mul
ders uit de praktijk afkomstig is. ‘Je
ziet dat ze begaan is met de stof; het
leeft echt voor haar. Ze heeft na
tuurlijk heel veel praktijkervaring, en
gebruikt steeds voorbeelden uit haar
vorige werk. Daar hang je makkelijker
informatie aan, zodat je het beter
kunt onthouden. De stof hangt niet
meer ergens in het luchtledige; het
zit ergens aan vast.’
worKSHopS geVeNOmdat Charel zo enthousiast is
over haar studie, draagt ze dat ook
graag uit aan derden. Om die reden
doet ze mee met de Open Dagen.
‘Ik vind het gewoon leuk om presen
taties te houden, en omdat ik men
sen graag vertel hoe leuk deze studie
is, ben ik mee gaan doen. Ik geef
workshops om aankomende stu
denten te laten zien wat we allemaal
leren bij Toegepaste Psychologie.’
Ook Mulders wist Charel te strik
ken voor een promotionele activi
teit. ‘We hebben laatst samen een
workshop gegeven op de Dag voor
Praktijkbegeleiders. Daar komen
stagebegeleiders van instellingen
waar studenten Toegepaste Psycho
logie stage kunnen lopen. We zijn
nog zo’n nieuwe studie, dat we elke
gelegenheid aangrijpen om onszelf
voor te stellen aan deze instellingen.
Dan weten ze beter wat ze van onze
studenten kunnen verwachten.’
SameNwerKiNgCharel werkte nauw samen met
Mulders voor deze dag. ‘Sandra deed
een inleiding en ik gaf met iemand
anders de workshop. Wij gaven
voorbeelden, vertelden veel over
de inhoud en onderwijsvormen, en
uiteindelijk gingen ze zelf met een
gespreksmethode aan de slag. Het
was de bedoeling dat ze dat onder
ling deden, maar ze wilden ons aan
het werk zien. Het was een groot
succes.’
Aan de voorbereiding kon Charel
weer de betrokkenheid van haar
docent zien. ‘Ik hoefde niet langs
te komen want dan moest ik zo ver
reizen, zei Sandra. In plaats daar
van hebben we drie kwartier aan de
telefoon gehangen. Op zo’n moment
is ze zo spontaan en goedlachs;
dat spreekt me erg aan. Ze lijkt dan
helemaal niet op een strenge docent,
maar meer op een vriendin. En toch
blijft ze wel de lerares.’
74
h o e k u n j e d e b e t r o k ke n h e i d v a n s t u d e n t e n v e r s t e v i g e n e n b o u w e n a a n e e n p r o fe s s i o n a l c o m m u n i t y ? 7 t i p s
1 Ga een langdurige persoonlijke relatie aan gericht op afstuderen
2 Help studenten oplossingsgericht en constructief te werken
(doel: afstuderen)
3 Zorg voor maatwerk in de ondersteuning
4 Bevorder deelname aan gerelateerde feesten, sport en meer
5 Stimuleer volharding en uithoudingsvermogen
6 Reageer op tijd op signalen
7 Betrek waar nodig de omgeving van de student erbij
Meer lezen over dit onderwerp?
– VanHerpen,S.,VandeVen,M.&VanHout,H.(2011). Studenten Boeien, Binden en Begeleiden:
Acht adviezen voor een vliegende start in het hoger onderwijs. TH&MA:TijdschriftvoorHogeronderwijs&
Management,18(2),41-45.
– PaulPetersenMarianneRoes(1-12-2010).Integratie en betrokkenheid van studenten: sleutels tot
studiesucces? Verslag NOK-conferentie over het versterken van de integratie en betrokkenheid van studenten.
http://www1.han.nl/insite_new/hanovatie/content/item.xml?id=27083
– AmyR.Anderson,SandraL.Christenson,MaryF.Sinclair,CamillaA.Lehr(2004).Check & Connect:
The importance of relationships for promoting engagement with schools.JournalofSchoolPsychology
42(2004)95–113.
d e w e t e n s c h a p
75
76
‘De
inte
ract
ieve
, soc
iale
en
sam
enw
er-
kend
e as
pect
en v
an d
e le
erer
vari
ngen
va
n st
uden
ten,
sam
enge
vat i
n he
t be-
grip
leer
gem
eens
chap
, zij
n ze
er b
e-la
ngri
jke
fact
oren
die
het
lere
n po
siti
ef
beïn
vloe
den.
’ cal
ViN
Sm
itH
eN
deb
ra
batH
‘H
et is
de
doce
nt z
elf d
ie h
et v
er-
schi
l maa
kt.’
Frit
S Va
N o
oSt
rom
‘Hoe
lage
r de
ver
wac
htin
gen,
hoe
sle
chte
r le
erlin
gen
gaan
pre
ster
en o
p sc
hool
, zo
blij
kt u
it o
nder
zoek
.’ li
Nd
a Va
N d
eN b
erg
H e
N l
iSet
te H
orN
Stra
‘Suc
cese
rvar
inge
n va
n ki
nder
en z
ijn
mom
ente
n va
n gr
oot b
elan
g. D
at z
ijn
peda
gogi
sche
par
eltj
es d
ie z
ij e
en
leve
nlan
g m
eedr
agen
, waa
r ze
op
tere
n,
op k
unne
n bo
uwen
.’ Fr
aNK
Stö
tele
r ‘D
e gr
oots
te b
ijdr
age
aan
het v
er-
bete
ren
van
het o
nder
wij
s lev
ert d
e pr
ofes
sion
alis
erin
g va
n do
cent
en.’
jo
HN
Hat
tie
77
‘De
inte
ract
ieve
, soc
iale
en
sam
enw
er-
kend
e as
pect
en v
an d
e le
erer
vari
ngen
va
n st
uden
ten,
sam
enge
vat i
n he
t be-
grip
leer
gem
eens
chap
, zij
n ze
er b
e-la
ngri
jke
fact
oren
die
het
lere
n po
siti
ef
beïn
vloe
den.
’ cal
ViN
Sm
itH
eN
deb
ra
batH
‘H
et is
de
doce
nt z
elf d
ie h
et v
er-
schi
l maa
kt.’
Frit
S Va
N o
oSt
rom
‘Hoe
lage
r de
ver
wac
htin
gen,
hoe
sle
chte
r le
erlin
gen
gaan
pre
ster
en o
p sc
hool
, zo
blij
kt u
it o
nder
zoek
.’ li
Nd
a Va
N d
eN b
erg
H e
N l
iSet
te H
orN
Stra
‘Suc
cese
rvar
inge
n va
n ki
nder
en z
ijn
mom
ente
n va
n gr
oot b
elan
g. D
at z
ijn
peda
gogi
sche
par
eltj
es d
ie z
ij e
en
leve
nlan
g m
eedr
agen
, waa
r ze
op
tere
n,
op k
unne
n bo
uwen
.’ Fr
aNK
Stö
tele
r ‘D
e gr
oots
te b
ijdr
age
aan
het v
er-
bete
ren
van
het o
nder
wij
s lev
ert d
e pr
ofes
sion
alis
erin
g va
n do
cent
en.’
jo
HN
Hat
tie
PERFORMANCE
Pieter van Leeuwen,muziek docent CMV
80
Binnen CMV zijn voor de periode van het
tweede jaar tot en met het afstuderen aparte
zogenoemde ‘senior SLB’ers’ aangewezen
voor mensen met een functiebeperking.
Pieter van Leeuwen is er een van. ‘Ik heb zelf
twee kinderen met een functiebeperking, dus
ik weet er aardig wat van. Mijn dochter, in
een rolstoel, zit bij me in de klas. De grens
tussen vader en docent? Dat blijft aftasten.’
En dat doet van Leeuwen op een open
manier. ‘Het gaat al een jaar goed. Anderen
doen natuurlijk haar beoordelingen want dat
kan bijna niet objectief. Maar verder is ze
gewoon een van mijn studenten. Soms vra
gen we ons allebei wel af of ik als vader iets
tegen haar zeg, of als docent. Maar zolang
je daar open in bent, is dat niet erg. Het valt
medestudenten wel op dat ik strenger ben
voor haar dan voor andere studenten.’
De kwaliteit van je levenVan Leeuwen weet dus van dichtbij hoeveel
energie een functiebeperking vraagt van je
systeem. ‘Je krijgt te maken met de arro
gantie van de normaliteit. Bijvoorbeeld de
gymleraar die tegen een jongen met ADHD
zegt: “Ik weet dat je ADHD hebt, maar kun
je nu niet éven stilzitten?” Dan vraag je juist
iets wat hij niet kan. Je moet juist samen
zoeken naar de manier waarop hij ondanks
die ADHD toch de lessen goed kan volgen en
niemand er last van heeft.’
Het zoeken naar die andere manier vergt
veel creativiteit van iedereen die te maken
heeft met een functiebeperking. ‘Ik stel me er
altijd op in dat alles altijd anders gaat dan je
gedacht had. Dat is niet erg, want je wordt er
flexibel van en je leert ervan waar het echt om
gaat in het leven. Het gaat om het plezierier
dat je samen hebt, en over de kwaliteit van
Voorzitter van de examen commissie, initiator van de minor Creativiteits ontwikkeling, senior SLB’er;
muziek docent CMV Pieter van Leeuwen is nogal actief binnen de HAN. Bij alles wat hij doet, streeft hij naar gelijkwaardigheid
voor mensen met een functie beperking.
81
je leven. Die kun je verhogen door iets toe te
voegen in de vorm van cultuur, in mijn geval
muziek.’
De rol van muziekHet maken van muziek speelt een grote rol
in het leven van Van Leeuwen. ‘Mijn vrouw
geeft thuis pianoles, ook aan een student van
mij trouwens. Mijn dochter helpt mee de mu
ziekweek in Frankrijk te organiseren. Ik speel
in mijn vrije tijd in een bandje; we maken
alles van hardrock tot disco. Dan zing ik ook
nog in een klassiek koor. Buiten de muziek
om kijk ik voetbal met mijn zoon. Ik heb een
seizoenskaart voor NEC.’
‘Pieter, mijn SLB’er, zet problemen om in kansen en uitdagingen. Hij inspireerde mij om hetzelfde te doen. Dat vraagt eerlijkheid, openheid, creativiteit en flexibiliteit van beide kanten. Op die manier leerde hij me om te gaan met mijn functiebeperking binnen de hogeschool, mijn werk en mijn leven.’4e-jaarS StudeNt cmV
82
Maar de passie voor zijn muziek is
volgens Van Leeuwen niet genoeg
om een goede CMVdocent te zijn. ‘Je
moet mensen voor de klas hebben staan die
goed kunnen opleiden, hoewel enige kennis
van zaken natuurlijk geen kwaad kan.
Je moet ervoor kunnen zorgen
dat studenten meer willen
weten.’
83
Een hoorcollege geven is performen, vindt
Van Leeuwen. ‘Er moet altijd iets gebeuren
voor de klas. Je moet iets raken.’
Zoek de ‘drive’Van Leeuwen is zelf als een vis in het water
als hij voor de klas staat. ‘Geef mij een
groep studenten in een lokaal en ik ben blij.
Helemaal met deze studie: die gáát over
de kwaliteit van leven. Jouw zicht op hoe je
andere mensen kunt helpen, maakt dat je
een goede docent bent. Ik help ze zoeken,
ik spreek de “drive” aan in studenten. In het
geval van beperkingen: die beperking is een
gegeven. Zoek van daaruit wat wel mogelijk
is, en hoe.’
In de kern vindt Van Leeuwen uiteindelijk
geen verschil tussen studenten met en
studenten zonder functiebeperking. ‘Dat de
student met functiebeperking meer tijd en
ruimte nodig heeft gehad voor het zelfde
resultaat, maakt niet uit. In Nederland is het
wat dat betreft goed geregeld; als jij kan aan
tonen dat er in jouw systeem iets is waardoor
je meer tijd nodig hebt, krijg je die. Als school
geef je uiteindelijk een diploma af, omdat
iemand competent is.’
‘Er moet altijd iets gebeuren in de klas. Je moet iets raken.’
84
g g m o p w e g
OpdestartconferentieoverprofessionalcommunityvanhetNetwerkOnderwijsen
Kwaliteitszorg(GGM)in2009zijnertienbeleidsadviezengeformuleerdomstapvoor
stap verder te komen in de gewenste richting.
De tien adviezen zijn:
1 Streef naar een optimale samenhang in het curriculum / onderwijsmodel
2 Streef naar een stabiel rooster voor studenten
3 Kijk anders naar studenten: zie ze als medewerkers binnen de professional communi-
tyvandeopleiding:meedenken,meeleven,samenfeesten–entegelijkertijdkrijgen
studenten verantwoordelijkheden
4 Werk dit nieuwe concept uit in de wijze waarop je overleg organiseert: betrek stu-
denten, neem ze serieus, luister naar ze en betrek ze bij het verbeterproces
5 Organiseer kleinschalig: stel de opleiding of de opleidingsvariant centraal en zorg
dat iedereen daarbinnen iedereen kent (docenten, andere medewerkers, studenten).
Werk dit ook uit in de locatie en organisatie
6 Zorg voor relatieve autonomie van iedere unit binnen bepaalde kaders
7 Bevorder constructieve eigenwijsheid: dwarsliggen om te verbeteren
8 Koester wat goed gaat en verbeter niet te veel tegelijk
9 Verbeter de kwaliteit van de instroom waar mogelijk
10 Ontwikkel een uitdagende visie: dat is meer dan het streven naar tevredenheid
d e w e t e n s c h a p
85
Meer informatie?Wil je meer informatie over professional community en
leergemeenschappen? Wil je graag reageren op de inhoud van dit
boekje, of jouw goede idee opperen?
Neem dan contact op via het volgende emailadres, en wij zorgen
ervoor dat je vraag of idee bij de juiste persoon terechtkomt:
professionalcommunity.ggm @han.nl
86
Bronvermeldingen– Hoe kun je de betrokkenheid van studenten
verstevigen en bouwen aan een professional
community? 7 tips!
Christenson, S. L. et al. (2008). Check & Connect:
A comprehensive student engagement intervention
manual. Mineapolis: University of Minnesota
– Draagt de leergemeenschap bij aan onderwijs? Ja!
+ citaat van Smith and Bath
The Role of the Learning Community in the Development
of Discipline Knowledge and Generic Graduate
Outcomes, door Calvin Smith and Debra Bath.
Verschenen in Higher Education, Vol. 51, No. 2
(Mar., 2006), pp. 259286
– Docenten maken het verschil + citaten van Hattie
Docenten maken het verschil, door Olga Teunis.
Verschenen in OnderwijsInnovatie, Nummer 3
September 2009. Open Universiteit Nederland.
www.ou.nl/Docs/TijdschriftOI/
OI_september_2009.pdf
– Citaat van Linda van den Bergh en Lisette Horstra
Onderzoek aan het Behavioral Science Institute van de
Radboud Universiteit. Conclusie gepubliceerd op de
website van het Bureau gelijke behandeling,
www.bureaugelijkebehandeling.nl/nieuws/
vooroordelenvanlerarenbeinvloedenprestaties
leerlingen. Donderdag 3 november 2011, 14.00 uur
– Kernelementen van een professional community
Presentatie Faculteitsraad GGM
– Citaten van Frits van Oostrom
Lezing van Frits van Oostrom tijdens de opening
van het hogeschooljaar van De Haagse Hogeschool,
www.scienceguide.nl/200809/vanoostromintensievere
relatiedocentstudent.aspx Donderdag 3 november 2011,
14.00 uur
– Citaat Paul Peters
‘Superman’ of het opleiden van echte ‘toppers’,
www.han.nl/hanovatie/artikelen/supermanofhetopleiden
vane27699/ Maandag 21 november 2011, 14.00 uur
– Citaten Frank Stöteler
Frank Stötelerlezing, oktober 2009
87
coloFoNFaculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (GGM)
Kapittelweg 33, 6525 en Nijmegen
t (024) 353 12 53
Klankbordgroep
Faculteitsraad GGM
Projectleiding en redactie
MIRA communicatie www.miracommunicatie.nl
RiNk communicatie www.rinkcommunicatie.nl
Tekst
Mirjam van Zelst
Fotografie
Portretten Gema Pérez www.gemasiul.com
Overige iStockphoto (pag. 34, 40, 42, 54, 64, 80),
Nj Tech Teacher* (pag. 6), m.aquila* (pag. 27),
cobalt123* (pag. 78), ianctmcfarland* (pag. 36),
judith74* (pag. 52), mayhem* (pag. 55),
* Flickr met Creative Commons licence
Design en opmaak
BureauKetel
Druk
Drukkerij Efficiënt
88