Geschiedeniswerkplaats – 1/hv – 6.1Woonplaats en werkplaats

Begrippen

Aanbod: wat iemand wil verkopenBank: bedrijf dat geld bewaart, wisselt en uitleentGilde: beroepsvereniging in een stadGiro: betalingssysteem waarbij geld via een bank wordt overgemaaktKogge: middeleeuws zeeschipRente: vergoeding die betaald moet worden voor het lenen van geldTijd van steden en staten: vierde tijdvak (1000-1500)Tol: belasting die betaald moet worden voor het gebruik van een weg, rivier of brugUrbanisatie: het ontstaan en de groei van stedenVerstedelijking: urbanisatieVraag: wat iemand wil kopen

Samenvatting

Na het jaar 1000 ging het beter met de landbouw. Er was voldoende voedsel waardoor de bevolking kon groeien. Meer mensen woonden in steden. Daar werkten ze in de handel of als ambachtsman.

In de tijd van steden en staten ging de landbouw meer opbrengen. Dat kwam door:

Er werden meer akkers aangelegd Nieuwe technieken om de grond te bewerken

Gevolg doordat er meer voedsel was kon de bevolking groeien.Steeds meer mensen gingen in de stad wonen Verstedelijking.

In middeleeuwse steden was handel en nijverheid.De boeren verkochten hun opbrengst van het land aan de stadsbewoners. Vraag (wat iemand wil) en aanbod (wat iemand wil verkopen) kwamen bij elkaar. Ambachtslieden maakten hiervan producten en verkochten dit op de markt aan andere stadsbewoners en aan handelaren.

Een ambachtsman mocht niet zomaar maken en verkopen wat hij wilde. Daarvoor golden de strenge regels van het gilde.

Elke ambacht had zijn eigen gilde, een vereniging van mensen die dezelfde ambacht uitoefenden. Het gilde bepaalde de regels:

De prijzen van een product De werktijden Kwaliteit van de producten

www.maaikezijm.com

Om een ambacht te leren, kwam een jongen eerst als leerling en daarna als knecht in dienst bij een lid van het gilde. Daarna volgde de meesterproef, een soort examen. Dan liet je zien wat je geleerd had.

Noord – Europese steden sloten een handelsverbond: de Hanze. Zij beloofden elkaars schepen en handel te beschermen. Er waren wel 200 Hanzesteden, Bijvoorbeeld:

Kampen Zutphen Zwolle Deventer

De Hanzesteden brachten in Noord-Europa een levendige handel tot stand in producten als hars, pelzen, vlas, wol, koper, ijzer, rogge, hout, pek, teer en haring.

De Nederlanden dreven ook handel met Zuid-Europa, o.a. zijde en specerijen. Middellandse Zeegebied: wijn, zout en zuidvruchten, en namen hout uit

Gevolg: door de opkomst van de handel gingen mensen meer muntgeld gebruiken. Tegenwoordig hebben we de Euro, bijna in heel Europa kun je met dezelfde munt betalen.

In de middeleeuwen zat er een geldwisselaar op de markt. Bijna iedere stad had namelijk een eigen munt. Hier kon een reizende handelaar zijn geld inruilen voor de plaatselijke munt.

Sommige geldwisselaars werden bankiers, die geld bewaarden en uitleenden. Van de kerk mochten ze geen rente vragen, dat zou onchristelijk zijn. daarom waren veel bankiers joden.

Het was onveilig om met veel geld te reizen. Italiaanse bankiers bedachten daarom de giro en de wisselbrief. Giro: geld in bewaring geven bij een bank en laten overmaken naar een andere rekening. Er kon betaald worden zonder munten. Wisselbrief: Een handelaar kon geld inleveren bij het kantoor van een bank.

www.maaikezijm.com