Via de la Plata II

50
Via de la Plata deel II 2010 Salamanca - Santiago de Compostela Castilië y León Via Mozarabe Gallicië Finistera Op weg naar het einde van de wereld…

description

Voettocht Salamanca - Santiago de Compostela 2010

Transcript of Via de la Plata II

Page 1: Via de la Plata II

Via de la Plata deel II 2010

Salamanca - Santiago de Compostela

Castilië y León

Via Mozarabe

Gallicië

Finistera

Op weg naar het einde van de wereld…

Page 2: Via de la Plata II

Pelgrimeren

In de Middeleeuwen trok de pelgrim op de eerste plaats uit devotie voor Sint Jacob.

Het geloof van de middeleeuwse mens was als uit steen gehouwen, uit een stuk,

samenhangend, homogeen, onveranderlijk. Hemel en hel lagen dichtbij. Het leven was een

pelgrimage: boetetocht en opgang naar de hemel tegelijk. In de onzekerheid van de wereld

was het geloof de enige zekerheid. Maar dan wel een zekerheid tussen hoop en vrees, vol

duivels en heksen, weerwolven en monsters zoals Jeroen Bosch die heeft geschilderd.

In dit geloof klampte men zich vast aan tastbare bewijzen: aan relieken en relikwieën,

bewijsmateriaal om zichzelf te overtuigen. Het waarnemen met de zintuigen moest steeds

opnieuw bevestigd en aangevuld worden: een dwangmatigheid die leidt tot ongedurigheid.

Men vertrekt uit onrust, maar heeft in den vreemde heimwee naar huis. Maar ook meer

aardse motieven moeten genoopt hebben tot het aangaan van het grootse avontuur.

Boerenzonen, gedreven door honger en horigheid; monniken, ontvluchtend aan orde en

regelmaat; schuldenaars die geen andere uitweg meer zagen. Ook ging men vaak de tocht aan

ter inlossing van een gelofte. Of als boetedoening, vrijwillig of opgelegd door biechtvader of

burgerlijk rechter, wanneer men een misdrijf had begaan. Men moest dan onderweg bidden

voor het zielenheil van zijn slachtoffer en van zichzelf. Bovendien was de gemeenschap zo

voor een tijdje verlost van een lastpak en misschien kwam hij wel niet meer weerom...

Ik ben even weg…

Wat míj zal boeien tijdens deze tocht van zo’n 600 km? Dat is voor mij het grote onbekende. Het fysieke avontuur, de natuur, de cultuur, de geestelijke ontdekkingsreis, de rust en de stilte. Bezinning, waar je niet mee vertrekt maar wat je wel ontwikkeld onderweg. Ik zal ontegensprekelijk mezelf tegen komen tijdens stille momenten op de Camino. Mijn tekorten en onzekerheden zullen onvermijdbaar boven komen drijven. Ik zal vele anderen ontmoeten, medepelgrims, hospitaleros en dorpelingen. Gesprekken voeren met die mensen of misschien gesprekken uit de weg gaan… Na het tegenkomen volgt ook altijd een afscheid. Eén ding is zeker, niets moet maar alles kan. Het doel op zich is niet het belangrijkste, maar wel de ontmoetingen onderweg, in welke vorm dan ook. Alle zekerheden en comfort achter me latend, ga ik weer op weg…

Wie met beide benen op de grond blijft staan, komt niet ver…

Page 3: Via de la Plata II

Startpunt Salamanca

Salamanca is de hoofdstad van de gelijknamige Spaanse provincie Salamanca, gelegen in de regio Castilië en León, circa 200 km ten westen van Madrid. Het gebied werd al in de zesde eeuw v. Chr. bewoond door de Kelten. De stad is gesticht rond 400 v. Chr. mogelijk als versterking door Cartaagse bezetters. Toen de Romeinen in de 2e eeuw v. Chr. het Iberisch Schiereiland veroverden werd het gebied rondom Salamanca bewoond door de Vacceos, een van oorsprong Keltische stam. Om hun gebied te verdedigen bouwde de Vacceos twee versterkingen aan de oostelijke zijde; Ocelo Durii en Salmantica. (Salamanca)

Het gebied werd tevens bewoond door een andere stam met een Keltische oorsprong, de Vettonen. In 200 v. Chr. belegerde Hannibal Salamanca. Na de val van Carthago in 146 v. Chr. consolideerden de Romeinen hun macht en werd Salamanca belangrijker. De stad was een belangrijk halte op de Ruta de la Plata, de Zilverroute. Salamanca diende als oversteek voor de rivier de Tormes. De Puente Romana een Romeinse brug uit de 1e eeuw is voor de helft bewaard gebleven. De Zilverroute liep van Asturië tot aan het zuiden van Spanje. Na het verval van het Romeinse Rijk werd de streek bezet door de Alanen, gevolgd door de Visigoten. In de 4e eeuw breidden de Visigoten de stadsmuur uit met twee torens. Uit de documenten rond het concilie van Toledo van 589 weet men dat Salamanca dan bisschopszetel is. Met de invasie door de Moren in 712 wordt de stad veroverd door Musa Ibn Musair. Salamanca raakt in verval, wordt regelmatig door de Moren geplunderd en de bevolking neemt sterk af. Pas rond het jaar 1000 was er weer sprake van een opleving. Na de verovering van Toledo door Alfonso VI in 1085 wordt het front verplaatst naar de oevers van de Taag, waardoor Salamanca meer kansen kreeg zich te ontwikkelen. In de 15e eeuw viel Salamanca ten prooi aan de twisten tussen belangrijke adellijke families. Er stonden twee rivaliserende partijen die elk een helft van de stad bezetten, San Benedito en Santo Tomé. Door de oprichting van het Concejo de la Mesta, een soort gilde voor veehouders, wordt Salamanca belangrijk als centrum van fabricage van textiel en export van wol. De stad heeft de oudste universiteit van Spanje, gesticht in 1218 door koning Alfonso IX, en twee kathedralen: de catedral viejo en de catedral nuevo. Christoffel Columbus bezocht hier in 1487 koningin Isabella van Castilië om zijn reis naar het Westen te bepleiten.

Page 4: Via de la Plata II

Route-indeling

Dag 1: Salamanca – El Cubo de la Tierra del Vino 36 km. Dag 2: El Cubo de la Tierra del Vino – Zamora 32 km. Dag 3: Zamora – Granja de Moreruela 40 km. Dag 4: Granja de Moreruela – Tábara 28 km. Dag 5: Tábara – Santa Croya de Tera 25 km. Dag 6: Santa Croya de Tera – Mombuey 35 km. Dag 7: Mombuey – Palacio de Sanábria 25 km. Dag 8: Palacio de Sanábria – Requejo 28 km. Dag 9: Requejo – Lubián 22 km. Dag 10: Lubián – A Gudiña 25 km. Dag 11: A Gudiña – Laza 35 km. Dag 12: Laza – Xunqueira de Ambia 33 km. Dag 13: Xunqueira de Ambia – Ourense 22 km. Dag 14: Ourense - rustdag. Dag 15: Ourense – Cea 22 km. Dag 16: Cea – Castro Dozón – Lalin 33 km. Dag 17: Lalin – Laxe – Bandeira 22 km. Dag 18: Bandeira – Santiago de Compostela 30 km. Dag 19: Santiago de Compostela - rustdag. Dag 20: Santiago de Compostela - rustdag Dag 21: Santiago de Compostela – Negreira 22 km. Dag 22: Negreira – Olveiroa 33 km. Dag 23: Olveiroa – Corcubión 21 km. Dag 24: Corcubión – Finistera – Faro 20 km. Dag 25: Finistera – Santiago - reisdag. Dag 26: Santiago de Compostela - rustdag. Dag 27: Laatste dag in Santiago de Compostela.

De albergue in El Cubo de la tierra del vino

Page 5: Via de la Plata II

Maandag 17 mei – reisdag

Vanmorgen heb ik afscheid genomen van Thea en Sem toen om 9.00 uur Jo en Tjeu me ophaalden om naar vliegveld Zaventem bij Brussel te rijden. In Zonhoven werd Roger nog opgepikt terwijl op de radio onheilspellende berichten klonken over de naderende aswolk uit IJsland. Jo bood me nog aan om in noodgeval bij zijn zus te slapen in plaats van op de luchthaven, maar dat bleek uiteindelijk niet nodig. Vlucht IB 3203 ging gelukkig nog door, zij het met 45 minuten vertraging. Ik was intussen 3 x gestript, geröntgend en gefouilleerd en mijn toilettas en EHBO kit werden wantrouwend helemaal leeggehaald. Na een rustige vlucht over de besneeuwde Pyreneeën landde ik rond 15.00 uur in Madrid, waar een taxi me naar het busstation bracht aan de zuidkant van de stad. In de bus zat ik naast een Duitse studente die Spaans studeerde in Salamanca. Prettig gezelschap op de lange busreis (2,5 uur) Die bustocht zorgde ervoor dat ik pas om 19.00 uur aan de refugio achter de Catedral Viejo kwam waar de Duitse hospitalera me meldde dat de zaak ´complet´ was. Een stempel kreeg ik wel en ik weet nu in ieder geval dat ik niet alleen op de Via de la Plata loop. Een bed (en een bad) vond ik bij pension Robles op de prachtige Plaza Mayor waar de halfblinde eigenaresse met veel moeite de gegevens van mijn pas overnam. Omdat ik nu niet gebonden was aan de sluitingstijd van de refugio (22.00 uur) kon ik op mijn gemak (buiten) gaan eten bij restaurant ´Erasmus´, waar ik vorig jaar ook al was en me verwonderde over de Hollandse attributen en spreuken op de wanden. Na een zoektocht langs 4 sportzaken vond ik bij de laatste tenslotte een ´baston telescopico´ (wandelstok) en kon ik tevreden naar mijn pension lopen na een laatste cappucino op de Plaza Mayor. Op tijd naar bed want morgen wacht een pittige tocht (35 km.) naar El Cubo de la Tierra del Vino en de weersberichten melden veel zon en 20 graden. Dat belooft wat!

Plaza Mayor in Salamanca

Page 6: Via de la Plata II

Via de la Plata – La historia

Enkele eeuwen voor onze jaartelling voerden de Romeinen oorlog om Spanje te veroveren. Spanje was belangrijk vanwege de vele grondstoffen. Het had tevens veel vee en graan. Om het land te veroveren, waren er goede wegen nodig om de troepen te kunnen verplaatsen. De eerste gegevens van het tracé van de Via de la Plata dateren uit ca. 100 jaar vóór Christus. In de tijd daarvoor was er al provisorisch een weg gebaand door bewoners, die hun vee verplaatsten op zoek naar geschikte plaatsen om het te laten grazen. Later kwamen er ook de Grieken, die weer tin, goud en zilver ruilden tegen olijfolie, wijn en stoffen uit Galicië. Zodoende profiteerden zowel het militaire als handelsverkeer van deze route. Een systematische aanleg van de route gebeurde onder de Romeinse keizers. De wegen werden op professionele wijze aangelegd en waren 5 tot 7 meter breed. De weg werd voorzien van mijlpalen, milarios, waarvan er nog steeds langs de route staan. Op de mijlpaal stond de naam van de keizer, die het traject van de weg had laten aanleggen. Onderweg werden onderkomens gebouwd voor overnachting, verblijf en bevoorrading van de reizigers. Het verval van het Romeinse rijk in de 5e eeuw en de invallen van de Germanen bracht Spanje in verval. Het gebruik en onderhoud van de weg ging sterk achteruit. Rond 700 na Chr. konden de Moren deze weg gebruiken om snel op te rukken naar het noorden. In de 13e eeuw werden de Moren teruggedrongen en in ca. 1500 definitief verslagen. In de Middeleeuwen werd de route (Calzada) gebruikt om jaarlijks de schapen te verplaatsen naar meer vruchtbare gebieden. De route voor de wandelaars is vaak dezelfde weg als de oude heirweg. Alleen ligt de oude weg dan vaak onder de huidige weg of pad. In 1990 en 1991 hebben ‘Los amigos del Camino de Santiago’ de route opnieuw gelopen en gemarkeerd. Sindsdien is de belangstelling voor de Ruta de la Plata sterk gegroeid, mede doordat de meer traditionele Camino Francès via Burgos, León en Astorga overbevolkt en overgeorganiseerd raakt…

Why not seize the plaesure at once? How often is happiness destroyed by preparation, foolish preparation?

Jane Austen.

Dinsdag 18 mei - Salamanca - El Cubo de la Tierra del Vino – 36 km.

Het is nog niet helemaal licht als ik de deur van pension Robles achter me dicht trek om 07.00 uur. Vanaf de Plaza Mayor gaat het noordwaarts de stad uit langs de Plaza de Toros. Naast de N 630 is intussen een splinternieuwe autobaan aangelegd, waardoor het originele pad naar links verlegd is. Het gaat rechttoe - rechtaan tot het eerste dorpje Castellana de Villiquera waar niets te zien en te krijgen is. Bij de kleine Albergue zijn nog enkele pelgrims toilet aan het maken en langs een groep Romeinse Miliaros (mijlpalen) loop ik verder in ´el campo´. Buiten een kudde schapen, bewaakt door vervaarlijk uitziende honden, kom ik geen mens tegen behalve een groepje pelgrims die op afstand langs de carretera (autoweg) lopen. De zon schijnt en er is geen wind zodat de temperatuur me parten speelt. Onderweg passeer ik de provinciegrens tussen Salamanca en Zamora. Na een lange en weinig opwindende tocht bereik ik om 15.00 uur het einddoel voor vandaag, moe en hongerig omdat ik zonder ontbijt vertrokken was en onderweg was helemaal niets te krijgen. Bij binnenkomst in het dorp cirkelde een enorme roofvogel laag over de daken, prachtig! In een tienda (winkeltje) doe ik al wat inkopen voor morgen (ik moet beter voor mezelf zorgen) en krijg bij ´Casa Carmen´ te horen dat ze ´complet´ zijn. Bij de refugio is nog plaats en ik arriveer er met 2 Spanjaarden en een Canadees. Eerst maar douchen (dat was nodig!) en wat drinken. De hospitalero slooft zich uit om het iedereen naar de zin te maken.

Page 7: Via de la Plata II

Naderhand ga ik in het dorp iets drinken in een bar en raak aan de praat met een negentigjarige Spanjaard die me vraagt of ik in Fuentaroble del Salvatierra bij Vicaro (pastoor) Don Blas heb geslapen. Die blijkt uit dit dorp afkomstig te zijn. Ik heb inderdaad in zijn refugio overnacht, maar dat was vorig jaar op de eerste helft van de Via de la Plata. De man vertelt me ook nog dat hij analfabeet is. Verder kan ik hier ook eten vanavond. (wel pas na 20.30 uur) De lange weg vandaag was een testcase voor mijn conditie (daar moet nog wat aan gebeuren) en de eentonige route was een goede gelegenheid om mijn hoofd alvast wat leeg te maken. Morgen loop ik naar Zamora (32 km.) Hasta Mañana!

Woensdag 19 mei – El Cubo de la Tierra del Vino - Zamora - 32 km.

Na een rustige nacht (ik had de oordopjes niet nodig) is er zowaar een ontbijtje in de refugio. Filipo de hospitalero maakt koffie met een paar instant broodjes erbij en zelfs zuma de naranja (sinaasappelsap). Hij vertelt dat de kleine hond die steevast voor de deur ligt, door hem gered is na een ongeluk en sindsdien zijn ze onafscheidelijk. De route loopt noordwaarts het nog slapende dorp uit en het pad gaat op en neer door de maïsvelden waar overal lange verrijdbare sproeiers als monsterachtige insecten over de akkers schuiven. ‘La tierra del vino’, zoals de streek heet doet zijn naam geen eer aan met de enkele verspreid liggende en verwaarloosde wijngaarden. Het eerste dorp na 13 km. is Villanueva de Campeán met een kerk, een bar en een refugio waar niemand blijft slapen. Na enkele uren stappen door het golvende landschap is in de verte Zamora te zien, maar het pad is nog lang en de zon zinderend heet. Aangekomen bij de Rio Douro (die bij Porto in de oceaan stroomt) steek ik de oude Romaanse brug over naar het historische centrum waar de kathedraal met zijn aparte koepel de skyline domineert. De refugio naast de Iglesia San Cypriano (nooit van deze heilige gehoord) is een complete verassing! Modern ingericht met alle comfort dat een pelgrim nodig heeft ( denkt te hebben), een hartelijke ontvangst, lekkere douches en morgenvroeg zelfs een ontbijt en dat allemaal donativo! (gratis dus) Ik bezoek later de kathedraal met het bijbehorende museum en het ernaast liggende Castillo, De stad heeft maar liefst 17 Romaanse kerken die allemaal gesloten zijn. Slechts de grote kathedraal is, tegen betaling, te bezoeken. Geen écht christelijk welkom voor de pelgrims op de Camino…

Page 8: Via de la Plata II

Op de Plaza Mayor is het goed toeven en ik ontmoet er Luc, een fietspelgrim uit Luxemburg, op weg naar Porto - de Portugese grens is hier maar 55 km. vandaan. Ook tref ik er Dermot een Engelsman met Ierse roots waarmee ik bij een glas wijn een interessante discussie heb over de zin en onzin van religie, de macht van de priesters door de eeuwen heen, de onvermijdelijke rituelen op de Camino en de menselijke natuur die volgens hem uit drie onderdelen bestaat nl. geld, macht en seks. Onze filosofieën lopen uiteen van Aristoteles tot Thomas van Aquino, maar uiteindelijk vinden we samen dat het toch vooral om de kleine dingen in het leven gaat zoals; vriendschap, een zinvolle invulling van je leven, liefhebben, geliefd worden en het wel en wee van je naaste omgeving. Je bent zo een uur verder. Teruglopend naar de refugio zie ik een affiche van het feest; Santa Maria Virgen de la Concha (de schelp) De schelp waar Venus in de Romeinse mythologie uit geboren werd in de zee. Botticelli schilderde het. Venus getransformeerd in de maagd Maria met een (heidense) schelp als symbool. Tja, wat is mythologie en wat is ´waarheid´. Wie het weet mag het zeggen.

☼ Zamora is een stad in de Spaanse provincie Zamora in de regio Castilië en León. Het ligt

dichtbij Portugal en wordt doorkruist door de rivier Duero. De stad is voornamelijk bekend

om haar Romaanse kunst. Een prachtig voorbeeld hiervan is de kathedraal, gebouwd tussen

1151 en 1174, met haar typische Byzantijns koepelgewelf. Zamora is de belangrijkste stad

aan de Duero die na de grens met Portugal een andere naam krijgt. Dit goed verdedigbare

punt op de steile rotswand boven de rivier was vermoedelijk een nederzetting van de Vaccaei

totdat de Carthagers de macht overnamen. De Romeinen hebben er een prachtige brug

gebouwd. De stad viel achtereenvolgens onder de heerschappij van de Visigoten en de Moren.

In de achtste en negende eeuw - het begin van de Reconquista - veranderde het gebied in een

soort niemandsland; Zamora werd beurtelings door de ene, dan weer door de andere partij

belegerd, waarna de overwinnaars de verwoeste stadsmuren herbouwden. In 893 ondernam

Alfons III van Asturië een serieuze poging de stad opnieuw te bevolken. In 905 werd Zamora

weer bisschopsstad. De Moren trachtten het gebied in 939 te heroveren, maar ze werden bij

Simancas verslagen; op hun terugtocht heroverden ze Zamora, waaruit ze korte tijd later

weer werden verdreven. Aan het einde van de tiende eeuw volgden de vreselijke overvallen

van Almanzor, voor wie de belangrijkste Christelijke steden al snel het hoofd moesten buigen.

Maar veel plezier heeft de grote plunderaar daaraan niet beleefd, want hij overleed in 1002.

Ferdinand I liet, nadat hij de koninkrijken Castilië en León door zijn huwelijk met Sancha, de

Leónse erfgename, had verenigd, de stadsmuren van Zamora, Toro, Benavente en enkele

andere belangrijke steden herbouwen. Vanaf die tijd stond Zamora bekend als la bien

cercada,'de goedommuurde'. Zamora is weliswaar bekend om zijn Romaanse kerken, maar de

stad heeft het uiterlijk van een grimmige vesting.

Rio Duero

☼ De Rio Duero is met ca. 900 km een van de grote rivieren in Spanje.

Ze ontspringt in het noordelijke Cantabrisch gebergte en wordt gevoed door de regen van de

Atlantische Oceaan en de smeltende sneeuw in het voorjaar. Dit betekent ’s winters veel

water met woeste stromen en zomers een kalm kabbelende rivier in een lage bedding. In de rivier zijn veel stuwmeren aangelegd, vooral in Portugal.

De rivier vormt 112 km de grens en loopt verder 200 km door Portugal, voordat ze bij Porto

in de Oceaan uitmondt. Aan de oevers groeien hier de portdruiven, welke als wijn versterkt

met Aguadente (soort brandy van druiven) de bekende Portwijn vormen.

Page 9: Via de la Plata II

Catedral de Zamora

Donderdag 20 mei - Zamora - Granja de Moreruela - 40 km.

Het is nog donker als ik vertrek uit Zamora via de Plaza San Lázaro en aan de rand van de stad volg ik de ´Calle General Franco´ (hij is nog overal aanwezig) tot aan Reales del Pan, waar alleen water kan worden bijgevuld. Het belooft een lange en warme dag te worden, dus water is érg belangrijk. Vandaag loop ik samen met Philippe, een Franse Canadees, die met een Spaanse getrouwd is en de taal dus goed beheerst. Ik ontmoette hem al eerder in Zamora en we kunnen goed met elkaar overweg en hebben ongeveer hetzelfde loopritme. Het pad blijft steeds in de buurt van de N630 dus verdwalen kunnen we niet. Na een lange ruk van 16 km. staan we op een kleine plaza in Montamarta, waar weliswaar een refugio is maar verder helemaal niets te krijgen (geen ontbijt dus). Dan loopt het pad omhoog de velden in langs het stuwmeer van Ricobayo om vervolgens over de Meseta naar een natuurpark te lopen. We kiezen voor een alternatieve route die beneden langs de kust van het meer loopt. Van een pad is geen sprake meer en we lopen, strompelen en klimmen over rotsen in de richting van de burchtruïne Castrotorafe die in de verte al te zien is. Ondanks de moeilijkheidsgraad is het een fantastische ervaring en we eindigen vlak onder de muren van de burcht. Het was het kasteel van de ridders van Sint Jacobus en uit de restanten van de muren kun je afleiden dat het de proporties van een dorp had. Na de Camino te hebben teruggevonden, stoppen we in een bar in Riego del Camino waar een Spaanse vrouw, Isabel, zich bij ons voegt. We lopen de laatste 6 km. samen door naar Granja de Moreruela. Bij de enige refugio in het dorp is het al aardig druk en het is een soort gymzaal met matrassen op de vloer en alleen koud water. Isabel meent dat er ook een Casa Rural in het dorp is en al zoekende komen we uit bij een prachtig verbouwd huis van Marisol die ons de kamers laat zien, de keuken en de mooie patio. We besluiten om deze keer de refugio over te slaan en even te genieten van de rust en de privacy hier. Ook Philip en Dermot zien het wel zitten en boeken een kamer. Dermot was vandaag op de fiets onderweg en werd aangevallen door een grote hond die hem in een been beet. Bij nader inzien viel het gelukkig allemaal wel mee maar de schrik zit er wel in.

Page 10: Via de la Plata II

Later op de middag laten we ons overhalen door ene Francesco om een abdijruïne van de Cistersiënzers te bezichtigen die volgens onze ´gids´ maar 3 km. ver ligt. Het blijken er bijna vijf te zijn en als we op de terugweg niet door een jeep opgepikt waren geworden, was de score voor vandaag 45 km. geweest. Om even te genieten van onze Casa besluiten we om niet in de bar naast de refugio te gaan eten, maar om zelf te koken. Het menu del dia is: Salata mixta - pizza atun y jamon en als postre yoghurt. Met een fles rode wijn del Toro wordt het een gezellige avond met veel discussie en Caminoverhalen in het Frans, Spaans en Engels. Isabel is 52 en reist i.v.m. het werk van haar man van de ene stad naar de andere, met als thuisbasis Barcelona. Hier is ze alleen onderweg en ze is ´vrij´ zegt ze. Het is tevens weer afscheid nemen van haar want morgen loopt ze verder noordwaarts naar Astorga, terwijl wij naar het westen afslaan richting Ourense. Later op de avond kloppen nog 4 Spaanse fietspelgrims aan de poort die ook willen blijven slapen. Buenas noches y hasta mañana!

Castrotorafe

☼ Castrotorafe Is in de 12e eeuw gesticht als vesting op de grens van de invloedssfeer van

Castilië en Galicië. Aan de Ruta de la Plata gelegen bij de brug over de rivier de Esla was het

een belangrijk centrum waar de Orde van Santiago resideerde. Van hieruit bestreden de

Ridders van Sint Jacob de Moren en bewaakten hun belangen.

Page 11: Via de la Plata II

Vrijdag 21 mei - Granja de Moreruela - Tábara - 28 km.

Vanmorgen heb ik Isabel niet meer gezien en Philippe was waarschijnlijk ook al onderweg toen ik om 7.30 uur vertrok uit de Casa Rural. Eerst ga ik in de richting van de abdij die ik gisteren bezocht, maar al snel moet ik naar rechts en omhoog. Ik passeer een Duitse vrouw die even met me oploopt maar haar tempo is toch wat te traag voor mij dus ik loop alleen verder. Je moet hier goed opletten want de gele pijlen zijn soms moeilijk te vinden. Na geruime tijd bereik ik weer de verharde weg en wordt verrast op een prachtig uitzicht op de Rio Esla en het stuwmeer dat er ligt. Om aan de overkant te komen moet ik over een oude Romaanse brug en aan de andere kant begint een prachtig natuurgebied waar ik door en over de rotsen klimmend, prachtige doorkijkjes heb op het meer en de omringende rotsen. Ik geniet met volle teugen van dit cadeautje en op de top, met een schitterend panorama, blijf ik een tijdje zitten, rook een sigaartje en bel even met Thea. De Esla wringt zich hier tussen de machtige rotsen door en de wanden zijn bezaaid met prachtige bloemen. Na een vervallen huis is er weer een normaal pad dat slingerend tussen kurkeiken, steeneiken en olijfbomen door gaat en na enkele kilometers kom ik aan de ingang van de Finca Val de la Rosa, een enorm landgoed waar de stieren gefokt worden die je elke avond op de TV afgeslacht ziet worden. Ik verbaas me er steeds weer over met welke fascinatie de Spanjaarden (mannen én vrouwen) dit schouwspel avond na avond aanschouwen en er nooit genoeg van lijken te krijgen. Maar ja, Nero wist ook al hoe je dat doet; brood en spelen (en bloed) voor de massa! De eerstvolgende stop is in een bar in Faramontanos de Tábara waar even later ook de Duitse vrouw uit Paderborn aankomt, evenals twee Spanjaarden en nog een Duitse man uit Ingoldstadt. Je kunt aan de beperkte rugzakken zien dat hier ervaren wandelaars lopen. Bijna niemand heeft nog meer dan 10 kilo op de rug en weet dat je onderweg niet zo veel nodig hebt. Het is nog 8 km. naar Tábara en het pad loopt tussen de velden met de reusachtige verrijdbare sproeimachines. Na nog twee uur lopen bereik ik Tábara waar tot mijn vreugde een Hostal is, want de enige refugio ligt ver buiten het dorp en is al vol. (hoor ik) Lekker weer even een kamer voor mezelf en vanavond kan ik hier samen eten met Philippe en Dermot die ook al gearriveerd zijn. Internet in de plaatselijke bibliotheek werkt niet, dus ik moet mijn publicaties even opschorten. Morgen gaat de route naar Santa Maria de Tera en eindelijk eens een doorsnee etappe van 25 km. Dat is me totnogtoe niet gelukt. De temperatuur ligt hier intussen in de middag rond de dertig graden met weinig wind dus het wordt weer vroeg vertrekken om de hitte voor te blijven...

Page 12: Via de la Plata II

Zaterdag 22 mei - Tábara - Santa Croya de Tera - 25 km.

Vanmorgen liep mijn wekker af om 6 uur en na een douche en een bekertje yoghurt ben ik om 6.45 uur weer op weg. Ik verlaat het dorp langs de kerk van San Salvador en ben terug op de langgerekte en stenige pistes die ook gisteren al het uiterste vergden van mijn uithoudingsvermogen en geduld. Ook hier wordt met Europees geld aan nieuwe wegen gewerkt en de gele pijlen begeleiden me op een alternatieve route die voorlopig bergop gaat. In de verte voor me zie ik al pelgrims die nóg vroeger dan ik zijn vertrokken en 8 km. verder passeert Dermot me op zijn fiets. Hij is alweer onderuit gegaan op de hobbelige paden en wil daarom morgen de carretera volgen. Philippe schijnt zo´n kilometer achter me te lopen. Op een kruising met een verharde weg staan 4 pelgrims hevig te discussiëren over de juiste richting van de Camino, maar ik volg braaf de gele pijlen en kom in een dorp dat niet in mijn routeboek vermeld is: Villanueva de las Peras. Hier blijkt dat de plaatselijke kroegbaas eigenhandig de route heeft omgeleid langs zijn café om ook wat te verdienen aan de pelgrims. En het werkt, want binnen ontmoet ik 2 Spaanse peregrinos Manolo en Pedro uit Ourense en even later komt ook Philippe binnen met 2 vrouwen uit Parijs. Na een servezza en een café con leche ga ik op weg voor de laatste 7 km. over de verharde weg naar Santa Croya de Tera met aan het einde van het dorp de uitnodigende alberque privado Casa Anita en ik krijg er een bed toegewezen in de dormitorio. (slaapzaal) Verder zijn er ook al diverse Spanjaarden, Fransen, Italianen, Duitsers en 3 Sloveense jonge vrouwen gearriveerd. Na de gezamenlijke avondmaaltijd ga ik met Philippe en Dermot één dorpje verder: Santa Marta de Tera over de Rio Tera naar een prachtig Romaans kerkje waar aan de achteringang het oudste beeld (12e eeuw) van Sint Jacob te vinden is. We krijgen ook nog een geschiedenisles in het kerkje en tevreden gaan we terug naar Casa Anita waar de mooie dochter Anna ons nog wat adressen bezorgt voor de komende etappes. De route gaat morgen naar Mombuey en dat worden toch weer 35 km. en dat op zondag!

Page 13: Via de la Plata II

Zondag 23 mei - Santa Croya de Tera - Mombuey - 35 km.

Na een rustige nacht in de volle dormitorio van Casa Anita word ik rond 6.00 uur wakker terwijl diverse pelgrims al hun muchilla (rugzak) aan het pakken zijn. Van Anita en haar dochter Anna is niets te zien en na een kopje chocomel uit de automaat ga ik op pad. Karin, een Duits vrouw uit Frankfurt, merkt op dat het weer omgaat omdat er wolken aan de hemel verschijnen, zogenaamde ´zirren´. Ze poneert een Duits gezegde; ´bei frauen und Zirren, da kan man sich irren´ en als ik zo naar haar kijk, twijfel ik daar geen moment aan. Ik loop dan samen met Philippe het dorp uit en via Santa Marta de Tera komen we uit bij de oevers van de Rio Tera. Je ziet hier nog de restanten van een verouderd irrigatiesysteem dat nog uit de tijd van Franco stamt. Niets functioneert meer en de goten staan droog. Men heeft hier de concurrentiestrijd met meer vooruitstrevende gebieden in Europa verloren en de jonge mensen trekken weg uit de streek. Er staan grote huizen leeg en een Spanjaard vertelt dat deze huizen gebouwd zijn door de voormalige gastarbeiders in Duitsland, Nederland en Oostenrijk en ze bouwden van hun zuurverdiend geld zo´n grote huizen in de verwachting dat hun kinderen (en kleinkinderen) kwamen inwonen, hetgeen niet gebeurde. Nu zijn ze vrijwel onverkoopbaar omdat niemand hier meer wil wonen. Ook de wijnvelden van dit ´Tierra del Vino´ liggen er verwaarloosd bij, maar wel zijn er nog overal de bodega´s die in de lemen heuvels zijn verborgen en waar de wijn, die ze nu elders kopen, opgeslagen wordt. Iedere zichzelf respecterende Spanjaard heeft hier zijn eigen bodega. Na 18 km. naderen we Rio Negro del Puente, waar op zondagmorgen al volop gevist wordt in de stroomversnellingen van de rivier. Na een drankje en wat tapas ga ik alleen verder en het landschap wordt langzaam meer geaccidenteerd met in de verte de bergen waar nog sneeuw op ligt. Ik loop echter te zwoegen in de felle zon met 35 graden C. Uiteindelijk kom ik aan in Mombuey met een kleine (volle) refugio, een gesloten Hostal en een soort wegrestaurant ´La Ruta´ waar ik gelukkig een kamer krijg en waar ik straks ook iets kan eten. Philippe en Dermot arriveren een tijdje later ook en zo heb ik nog wat gezelschap vanavond. Morgen gaat het verder naar Palacio de Sanábria, eveneens een klein dorp, zoals nog vele zullen volgen deze week...

Page 14: Via de la Plata II

Maandag 24 mei - Mombuey - Palacio de Sanábria - 25 km.

Vanmorgen heb ik op mijn gemak gedouched, mijn rugzak gepakt en samen met Philippe ´La Ruta´ achter me gelaten. In het dorp is al een bar open waar we koffie kunnen krijgen voordat we vertrekken. Langs een aparte kerk uit de 13e eeuw met een slanke Romaans-Gotische toren waar een stenen stierenkop uitsteekt komen we weer op de Via Mozarabe. Na een gele pijl te hebben gemist (het is nog vroeg) gaat ergens een raam open en een vrouw roept ons terug en zegt dat we verkeerd lopen. Er wordt goed op je gelet! Parallel aan de carretera loopt het pad naar het gehucht Cernadilla waar het enige café, met een merkwaardig groot stenen kruis voor de gevel, intussen gesloten is. Niets meer te verdienen in dit vervallen dorp. We eten en drinken dus maar wat buiten op de stoep. Het landschap wordt intussen steeds meer ´montañoso´ (bergachtig) en de bloemenpracht is oogverblindend. Er staat zeer veel witte brem tussen de kurkeiken. In het volgende dorp San Salvador del Palazuelo staan voornamelijk ruïnes en leegstaande huizen en het pad leidt langs de oude Hermitage de Santiago waar je in de klokkentoren kunt klimmen. Onderweg naar het volgende dorp lopen we langs het stuwmeer Embalse de Cernadilla en na nog eens 3 km. is er een dorp Asturianos dat opvalt door de authentieke bouwstijl van de streek met een mengelmoes van kleuren groen. Na de langgerekte, vaak eentonige pistes in het eerste deel van de Camino na Salamanca, is het landschap een verademing en ik loop in de zon te genieten van de mij omringende natuur. In het laatste stuk vandaag, waar de carretera een alternatief biedt, kiezen we voor de zompige originele route die verassend mooi blijkt te zijn. Dan bereiken we Palacio de Sanábria waar we onderdak vinden bij Theresa die zich als een moeder over ons ontfermd en vrijwel direct een heerlijke maaltijd serveert met een fles (zelfgemaakte) wijn van het huis. Wat later bezoek ik het dorp en erger me aan de manier waarop een paard is vastgebonden. Er loopt een ketting van zijn hals naar zijn rechterbeen die zo kort is dat hij, om recht te kunnen staan, op 3 benen moet balanceren. Om op 4 benen te staan moet hij diep bukken. Als een vrouw ziet dat ik er een foto van maak komt ze met haar zoon naar me toe. Ik vraag haar waarom het paard zo behandeld wordt en ze zegt dat het nodig is omdat het paard erg sterk is. Onzin natuurlijk want er loopt ook nog een ketting van het linkerbeen naar een ijzeren pin die in de grond geslagen is. Ze maken de halsketting los, de zoon haalt een emmer water voor het paard en klimt er zelfs even op om te laten zien dat ze goed met het beest omgaan. Ik denk echter dat ze zich toch wat ongemakkelijk voelden toen ze zagen dat ik een foto van de situatie maakte. Terug bij Casa Theresa blijkt de albergue vol te zijn met de aangekomen Spanjaarden Manolo en Pedro, een Duitser van de Bodensee met ezel (Janusch) twee Duits vrouwen die ik intussen al ken en de drie Sloveense vrouwen die nu in gezelschap zijn van een hippieachtige Spanjaard die hen tracht te imponeren. Hij wil vanavond een rituele dronk uitbrengen op de Camino met verwarmde aquadente (een zeer sterke drank) maar ik heb geen behoefte aan een opgedrongen ritueel en wens hem veel succes bij de drie vrouwen die ingaan op zijn avances en zich (voorlopig alleen) de hand door hem laten lezen. Zo gaat iedereen zijn of haar eigen Camino. Morgen is er de eerste bergetappe naar Requejo (28 km.) dus ik ga op tijd slapen.

Fumar

Hoewel Spanje zich geconformeerd heeft aan de EU richtlijn van het niet meer roken in de

horeca heeft men hier iets op gevonden. Ze zetten een bordje op de teek dat in dit speciale

geval, uitzonderingswijze, het hier is toegestaan te roken. Ik heb op de Camino geen enkel

café meegemaakt waar deze uitzondering niet van toepassing was! De peuken worden op de

vloer gegooid en elke avond worden de tegels schoongeveegd; ’s lands wijs ’s lands eer.

Page 15: Via de la Plata II

Dinsdag 25 mei - Palacio de Sanábria - Requejo - 28 km.

Zonder ontbijt verlaat ik samen met Philippe ‘Casa Theresa’ en vinden na enig zoeken het pad dat omhoog het bos in gaat. De twee Spanjaarden nemen de carretera om geen risico te lopen. Het pad is weliswaar erg drassig en soms vormen de beekjes wel een obstakel maar verder is het een prachtig pad om te volgen. Het eerste dorpje Remesal wordt al snel bereikt en na 8 km. volgt het vervallen gehucht Triufé waar bijna niets meer overeind staat. Je krijgt wel een indruk hoe het harde leven hier zo´n vijftig jaar geleden uitzag. Gestapelde muren, (zonder cement) eenvoudige armoedige huizen waar het vee beneden stond en de mensen daarboven leefden. Huizen in een soort vakwerk met leem over een vlechtwerk dat hier van touw gemaakt werd. Na diverse holle wegen met veel modder, komen we in Otero de Sanábria waar in het kerkportaal van het oude Romaanse kerkje in een eigenaardig reliëf in keramiek te zien is hoe de Middeleeuwse mens zich de hel voorstelde. (of beter gezegd; hoe hun door priesters duidelijk gemaakt werd wat hen te wachten stond als ze zich niet aan de regels van de kerk hielden) Het is in bijna elke religie hetzelfde verhaal; een systeem gebaseerd op angst, schuld en boete, om de gelovigen in het gareel te houden en de macht van de priesters te consolideren en uit te breiden. Gelukkig dat die macht steeds meer ondergraven wordt omdat mensen zelf gaan nadenken. De verassing van vandaag is Puebla de Sanábria, ooit het stadje waar alles om draaide in deze streek. Daarvan getuigt een monumentale burcht uit de 14e eeuw die we bereiken door na de overtocht over de Rio Esla zo´n 200 trappen te bestijgen. We komen uit op de rustieke Plaza Mayor met het Gemeentehuis en de Romaanse kerk Nuestre Señora del Azoque uit de 12e eeuw. In het kerkportaal zijn beelden van twee apostelen en Adam en Eva, danig geërodeerd door de tijd. Vanaf de burcht hebben we een prachtig uitzicht over de streek en het ´Lago de Sanábria´. Pueblo is een prachtig Middeleeuws stadje, boven op een heuvel met pittoreske straatjes en het doet me denken aan Vezelay in Frankrijk. Na een bezoek aan de majestueuze burcht drinken we een glas wijn in een mooie oude bar op de Plaza Mayor en brengen er een uurtje door. Philippe (67) leeft in Quebeck en was leraar Frans. Hij heeft aangetrouwde Familie in Spanje en Engeland en spreekt vloeiend 3 talen. Het is aangenaam gezelschap voor mij en ik voel dat dit wederzijds is. Als we het stadje verlaten begint her stevig te regenen en ik heb voor de eerste keer mijn poncho nodig. Het is nog 12 km. naar Requejo en die leggen we af in de regen met na Terroso nog een gedeelte van de historische Via Mozarabe met de originele bestrating. In Requejo vinden we onderdak in albergue privado ´Casa Serviño´ waar Marisol de hospitalera een kamer voor me heeft, waar ik de was kan doen en in het naastgelegen restaurant ´huevos con jamon´ (eieren met spek) kan gaan eten. Morgen naar Lubián - 22 km.

Page 16: Via de la Plata II

Woensdag 26 mei - Requejo - Lubián - 22 km.

Om 6 uur loopt mijn wekker af. Mijn kleren zijn gelukkig weer droog na de hevige regen van gisteren. Na een kop koffie ga ik met Philippe op pad met de poncho bij de hand want voor vandaag is er ook weer regen gemeld. De slechte weersberichten zorgen ervoor dat de meeste pelgrims vandaag voor de carretera kiezen in plaats van de mooie route door de bergen. Ik voel echter niets voor 22 km. asfalt en loop met Philippe omhoog door de Sierra Sanabria. De bergpaden zijn verassend mooi, ondanks dat er wel wat water in de holle paden staat. Het is volop genieten in de mooie natuur en zeker als even de zon door de wolken breekt en zorgt voor fotogenieke momenten. Het pad loopt constant langs een mooi riviertje met stroomversnellingen en watervalletjes. Na enkele uren lopen rusten we uit bij een steengroeve en dan gaat het verder bergop in de richting van twee spectaculaire bruggen die het dal overspannen. Je kunt door een tunnel over de autoweg naar de andere kant van de berg lopen, maar wij nemen de oude pelgrimsroute over de Padornelo-pas op 1360 mtr. hoogte. Afdalend komen we in het dorp Padornelo, waar we in de plaatselijke bar annex winkel met streekkazen, worsten en grote hammen, een bocadillo en een glas wijn nuttigen. De kroegbaas is zeer communicatief en we blijven er ruim een uur voor we afdalen over de authentieke paden van de Via Mozarabe naar het dorpje Aciberos, genietend van de schitterende natuur en de prachtige panorama´s. De sfeer in het dorpje is al echt Gallicisch en er is een zeer apart horizontaal ijzeren molenrad dat aangedreven wordt door een omlaagvallend beekje. In alle dorpjes onderweg zie ik ooievaars die op elke toren of dakrand hun kroost voeden en leren vliegen. Hun nesten zijn spectaculaire bouwsels op de meest onwaarschijnlijke plaatsen. Na 4 km. is daar Lubián, waar we een bed vinden in Casa Rural ´Pachaca´ en waar Maria de hospita ´s avonds heerlijk voor ons kookt. Morgen moeten we een tweede pas overwinnen, de A Canda pas, die tevens de grens vormt met de Provincie Gallicië.

Page 17: Via de la Plata II

Donderdag 27 mei - Lubián - A Gudiña - 25 km. Maria heeft ons vanmorgen een ontbijt gemaakt met tostadas (geroosterd brood) en café cortado. Het is het eerste echte ontbijt voor mij op de Camino en we nemen er ruim de tijd voor. Na Maria bedankt te hebben voor haar gastvrijheid gaan we op pad de gele pijlen volgend het dorp uit. Na enkele kilometers bereiken we het heiligdom ‘La Tuiza’ hetgeen hier een bedevaartsoord is. Het is een gerestaureerd Romaans kerkje met een barokke toren. Daarna gaat het omlaag tot onder in het dal om vervolgens steil omhoog te klimmen naar de A Canda pas op 1260 meter. De steile en rotsige paden lijken soms wel op rivierbeddingen en het vraagt een enorme inspanning om regelmatig omhoog te gaan. Twee Italiaanse vrouwen, die gisteren met de bus aankwamen staan enigszins vertwijfeld te kijken na de eerste stijging. Ik hoop maar dat ze weten waar ze aan beginnen. Tegen Philippe die vlak achter me loopt zeg ik dat er 3 grondregels zijn om dit tot een goed einde te brengen: 1 - Niet stoppen. 2 - Trachten je ademhaling te regelen. 3 - Proberen niet na te denken over de reden waarom je dit doet... Het is 3 km. stijgen en het kost ons twee uur om de pas te bereiken met een prachtig uitzicht rondom. Na een pauze om op adem te komen en vocht bij te zetten, dalen we af in een prachtige vallei tot het gehucht A Canda waar geen mens te zien is. We zijn over de pas in Gallicië gekomen en er staan nu regelmatig betonnen paaltjes met de afstand die nog af te leggen is tot Santiago. Helaas zijn de meeste plaatjes er vanaf gehaald door souvenirjagers. Dalend door de velden komt het dorp Villa Vella in zicht waar de beloofde bar een eind naar boven langs de carretera blijkt te liggen, wat we dus maar overslaan. Na wat zompige stukken en langs de kapel ´Virgen de Loreto´ passeren we weiden met koeien met enorme horens, koeien met kalveren, pas geschoren schapen en een nét geboren lam dat door een boerin aan de tepel van het schaap gezet wordt. Ook de (dagelijkse) koekoek laat weer van zich horen. Philippe meent dat hij misschien ingehuurd is door het toeristenbureau om, tegen gratis voer, de wandelaars elke dag te laten genieten van zijn geluid. Het is alsof hij met ons meevliegt. In het volgende dorp Opereiro is ook weer geen bar te vinden, maar een vrouw die we er naar vragen, haalt twee pakken koekjes en een tablet chocolade uit haar tas en wil dat aan ons geven. Als Philippe aangeeft dat het teveel is en dat hij er zich ongemakkelijk bij voelt, wordt ze erg boos en beledigd en ze staat erop dat we alles aannemen. Dan komt er een heel verhaal waarbij ze verteld dat ze niets meer met de kerk te maken wil hebben omdat ze er toevallig getuige van was dat het graf van haar vader geruimd werd zonder dat dit aan haar verteld was en dat ze het lijk van haar vader herkende aan het pak wat hij droeg bij zijn begrafenis en dat nog niet vergaan was. De woede zat blijkbaar zó diep dat, toen we haar aanboden om in Santiago een kaars voor haar op te steken, ze zei dat we met dat geld beter een varken konden voeren! Tot zover de kerk in Opereiro. Met onze koekjes en de chocolade laten we haar achter in het dorp en gaan even verder naar rechts omhoog naar de carretera waar nu wel een bar is om een glas cervezza te drinken. Als ik daarna nog een kop koffie wil drinken zet de kroegbaas er een fles aquadente naast om in de koffie te doen. Het is een soort ‘eau de vie’, erg sterk en lekker maar daarna wat zwaar in de benen. Vanaf hier resten nog 3 km. naar A Gudiña waar we bij Hostal ‘Oscar’ een bed krijgen en Dermot terugvinden die al eerder met de fiets is aangekomen. Het was een mooie dag met prachtige ruige natuur maar ik was op het einde wel erg moe omdat de enorme inspanning van de klim naar de A Canda pas de rest van de dag doorwerkte in mijn conditie. (of was het de aquadente?) ´s Avonds eten we lekker en goedkoop in de bar ´Peregrino´ en we zijn nu nog 230 km. verwijderd van Santiago de Compostela…

Page 18: Via de la Plata II

Vrijdag 28 mei - A Gudiña - Laza - 35 km.

Het is om 7 uur al licht als ik met Philippe vertrek uit A Gudiña. Dermot fietst vandaag verder op de zuidelijke route via Verín omdat de route door de bergen voor de fietsers erg moeilijk is. We zien hem (hopelijk) terug in Ourense over 3 dagen. Het is vanmorgen bitterkoud en er waait een felle wind door het dal. De eerste 3 km. gaat het rustig omhoog naar de Alto de Espiño op 1088 meter. Op de hoogteweg die dan volgt zou er een vrij uitzicht naar alle richtingen moeten zijn, ware het niet dat er een dikke nevel hangt. Hoe hoger we komen, hoe minder er te zien is en op 1200 meter lopen we écht in de mist. De bergdorpjes Venda de Espiño en even later Venda Teresa slapen nog en hebben overigens ook weinig te bieden. Overal vervallen en leegstaande huizen. Op een hoogte van 1260 meter lopen we door Bolaño waar nog maar één familie woont (of wat daarvan over is) en die willen hier waarschijnlijk ook begraven worden op het verwaarloosde kerkhofje. De nevel is intussen opgetrokken en het uitzicht is werkelijk schitterend! Stijgend en dalend lopen we midden tussen de bergen met witte dorpjes in de verte tegen de berghellingen en in de dalen.

Na nog een sterke stijging over de rotsen komt beneden Campobecerros in zicht. We dalen af over een steil pad met veel losse leisteen en dat is oppassen geblazen. In het dorp kun je overnachten in een refugio en er is ook een bar annex huiskamer, annex winkeltje met een oliekachel in het midden en een opgezette zwijnenkop aan de muur. De oude vrouw die met haar voeten in een deken bij de kachel zit, heeft helaas niets te eten voor ons, maar ze wil wel een café con leche maken. Als we die zitten te drinken komt er een kudde (geschoren) schapen door het dorp. Buiten het dorp gaat het dan geleidelijk verder omhoog en we passeren een herder met een kudde geiten en drie honden om ze op te drijven. Langszij zijn er nu naaldbossen afgewisseld met kurkeiken en op de top staat een groot houten kruis op een heuveltje van stenen. (een afgezwakte versie van het Cruz de ferro?) Vanaf nu gaat het alleen nog maar omlaag en beneden komen we in het dorp Eiras uit waar niets te krijgen is. Er is wel een picknickplaats voor pelgrims waar we ook water kunnen bijvullen. We nemen hier ruim de tijd om te lunchen en we hebben brood en kaas, de chocolade van de vrouw van gisteren en natuurlijk de dagelijkse naranja. (sinaasappel) Verder omlaag komt tenslotte Laza in zicht en bij de Proteccion Civil krijgen we de sleutel van de albergue die in soort sportcomplex buiten het dorp is gevestigd. Er zijn 3 kamers voor 8 personen, douches en een klein keukentje waar je zelf eventueel wat kunt klaarmaken om te eten.

Page 19: Via de la Plata II

De centrale zitruimte is erg warm, maar buiten is er plaats genoeg om ergens rustig te zitten. In het dorpje is een bar en een tienda waar we wat boodschappen doen voor morgen en een fles wijn kopen voor vanavond. In de namiddag loopt de albergue vol met Fransen, Duitsers, de 2 Italiaanse vrouwen (ze hebben de pas overleefd), twee dames uit Salzburg en in het dorp spreek ik zelfs met een man uit Urugay die de Camino loopt. Ik ben tot nu toe de enige Nederlander en dat was vorige keren wel anders. Ook Scandinaviërs ontbreken tot nu toe. In de bar eet ik een bocadillo met koffie en ze hebben er zelfs Amstel bier! Kortom: een lange maar mooie dag (35 km.) in de adembenemende natuur van de Sierra Seca.

Even voor de cijferaars: een verblijf in een refugio kost 5 euro of het is donativo. (schenking) Slapen in een albergue kost 7 à 8 euro, een pension 12 à 15 euro en een Hostal berekend gemiddeld 20 - 25 euro. In een Casa Rural overnachten is het duurste met 30 à 35 euro. De koffie kost hier in de dorpjes 80 cent, een glas rode wijn 60 cent en een Amstel pilsje heb je al voor 1 euro! Een ’menu peregrino’ eet je voor 9 euro incl. pan en vino. (brood en wijn)

Albergue in Ourense

Zaterdag 29 mei - Laza - Xunqueira de Ambia - 33 km.

Als je ´s morgens in de refugios wat langer blijft liggen heb je de douches voor jezelf omdat de vroege vogels al voor dag en dauw onderweg willen zijn. Overigens zijn dit ook vaak de mensen die permanent alleen de verharde wegen volgen en weinig zien van de prachtige natuur in de bergen waar de Camino, ook vandaag weer, doorheen loopt. Veel pelgrims zijn slechts op het einddoel (de apostel) gericht en tonen weinig interesse in de natuur, de dorpjes en de bevolking onderweg. Vooral de (vele) Duitsers die hier in marstempo onderweg zijn hebben vaak maar één vraag als je ze tegenkomt: hoeveel kilometer heb jij vandaag gelopen en hoe lang heb je daarover gedaan? Zij hebben dan altijd verder én sneller gelopen, alsof het een wedstrijd is. Maar goed, ook wij gaan op tijd op pad want het is weer een lange etappe met een zeer steile helling van 5 km. over een bergrug.

Page 20: Via de la Plata II

Eerst moet de sleutel van de albergue teruggebracht worden en dan lopen we via de verharde weg naar Soutelo Verde een gehucht dat nog in diepe rust is, gevolgd door een pad van 7 km. naar Tamicelas, waar het gelijk steil omhoog gaat. Philippe wil eerst iets eten en blijft achter, terwijl ik doorloop over het rotsige pad omhoog. Het levert, achteromkijkend, prachtige vergezichten op en gelukkig is het een beetje bewolkt, want het zweet breekt me, ook zonder de zon, al stevig uit. Als ik bijna op de top ben passeer ik Peter (een Duitser uit Ingoldstadt) die alleen onderweg is en als we weer horizontaal lopen haalt Philippe ons in. Samen komen we aan bij de bar ´Rincón de Peregrino´ waar werkelijk alle wanden, pilaren en het plafond zijn bedekt met jacobsschelpen met de namen erop van de pelgrims die hier in het verleden passeerden. Ook wij moeten onze naam op een schelp zetten die meteen ergens aan de muur wordt gemonteerd. Ik maak de kroegbaas een compliment over de muziek die hij draait: Mark Knofler and Dire Straits - heel ongewoon voor een bar in Spanje, maar op deze plek heel inspirerend. Er komt zowaar een glimlach tevoorschijn op zijn norse gezicht. Als we Villar de Barrio bereiken zijn we al 20 km. onderweg en na een pauze in de lokale bar lopen we door kleine gehuchtjes als Bovéda, Vilar de Gomareite en Bobadela waar we een merkwaardig ossenspan tegenkomen dat met een kar met houten wielen, piepend en krijsend de berg af komt. We komen er ook nog een man met 4 koeien tegen die ons verteld dat hij in Lugo werkt en in het weekend zijn oude ouders komt helpen door het vee naar de wei of terug naar de stal te drijven. Als hij stilstaat om met ons te praten blijven ook de koeien rustig wachten en als hij weer beweegt, bewegen de koeien ook. Nét huisdieren. Na een lange wandeling komen we aan in Xunqueira de Ambia bij Casa Rural ´Miraval´. Dat is evenwel een complete verassing! Het is de voormalige woning van een minister van Franco, wiens zoon piloot was in het Spaanse leger. Beiden zijn dood en er zijn alleen nog maar enkele neven die profiteren van de verhuur van de zeven nagelaten huizen door heel Spanje. Het huis is ingericht als een museum met schilderijen, beelden, snuisterijen van over de hele wereld, wapens en zelfs een compleet harnas, oud zilver, keramiek en porselein uit China, teveel om op te noemen. Het contrast met de refugio van gisteren kon niet groter zijn. De mevrouw, die het huis beheert, biedt aan om onze was te doen en daar maken we natuurlijk graag gebruik van. Na een pelgrimsmenu in het naastgelegen restaurantje bezichtigen we de Romaanse kerk Santa Maria uit de 12e eeuw en krijgen ongevraagd een rondleiding door de kerk, het claustro en nog een oud verlaten pelgrimshospitaal. Na een bezoek aan de tienda in het dorp, maakt Philippe kippensoep en brood met kaas als cena. (avondmaal) ´s Avonds drinken we thee in de ´salon´ en een glas wijn in de ´bibliotheek´. Wel een beetje decadent voor pelgrims, maar het voelt prima! Cést la vie...

Page 21: Via de la Plata II

Zondag 30 mei - Xunqueira de Ambia - Ourense - 22 km.

Na een goede nachtrust in de comfortabele bedden van de Casa Rural ´Miraval´ maken we een ontbijtje met koffie en madeleines en verlaten rond 8 uur ons luxe onderkomen. De stilte buiten wordt slechts opgevuld met vogelgekwetter en het gesjirpt van krekels. De eerste 4 kilometers gaan over mooie paden in het overvloedige groen van gallicië. Een klein stukje gaat zelfs over het originele plaveisel van de Via Mozarabe. Na de Rio Arnoya wordt het echter asfalt en dat zal op enkele kleine afbuigingen na, de rest van de dag zo blijven. Dat is erg vermoeiend en slecht voor de voetzolen. Langs de weg liggen vandaag veel dorpjes zoals: A Pousa, Salgueiros en Penelas waar een bar is voor koffie en tostadas. (geroosterd brood) Bij Castellana hebben we er 15 km. opzitten en bij Rebodero is het tijd voor een cervezza-stop. Daarna passeren we een lelijk industriegebied en dan volgen lange straten met hoogbouw die ons naar het centrum leiden. Het ´Casco Historico´ concentreert zich rond de ´Catedral de Santiago´ uit de 12e eeuw in het hartje van de stad. We vinden onderdak in het oude Franciscanenklooster waar een refugio is en waar we hartelijk worden ontvangen. Bij hoge uitzondering mogen we er twee nachten blijven. (we klagen over pijnlijke voeten en de noodzaak van een rustdag) Na me geïnstalleerd te hebben, ga ik de stad in om een beetje wegwijs te worden in de op- en aflopende straatjes van het oude centrum. De kathedraal is open en er is een dienst gaande. Het is een van de rijkste en mooiste kerken van Gallicië uit de 12e en de 13e eeuw. Het meest bijzonder is het hoofdportaal. Het heet ´Pórtico do Paraïso´ (poort van het paradijs) en werd in de 13e eeuw gemaakt met polychrome beelden door meester Mateo die ook het ´Pórtico de la Gloria´ maakte in de kathedraal van Santiago. Santiago Matamoros ontbreekt natuurlijk niet in zijn legendarische rol in de slag bij Clavijo tegen de Moslims. Om 20.00 uur is het flaneertijd in de stad en de families en stelletjes presenteren zich opgesmukt in de straten en op de plazas. De terrasjes stromen vol en ik sla dit alles gade met een heerlijk glas witte wijn en een insalata rusa. Om 22.00 uur ben ik terug bij de refugio want om tien uur gaat het licht uit voor de vermoeide pelgrims. Morgen neem ik een rustdag in Ourense en bezoek de Romaanse brug en de Romeinse Thermen. Avé!

Ourense

Page 22: Via de la Plata II

Maandag 31 mei - Rustdag in Ourense

Heerlijk! Liggen blijven tot 8.00 uur en zien/horen hoe de overige pelgrims al hun spullen bij elkaar rapen met behulp van een zaklamp, het geritsel van rugzakken en ritssluitingen. Dan op je gemak opstaan, douchen en in het oude centrum een café zoeken dat al open is voor café con leche en tostadas. Ik ga om 9.00 uur naar het officio touristico en tot mijn vreugde kan ik ter plekke op internet met een Apple computer, de meest moderne die ik ben tegengekomen in Spanje tot nu toe. Ik werk mijn dagverslagen bij tot vandaag en verwijder de (145) E-mails van mijn online-account. Daarna neem ik de tijd voor een glas vino blanco op een terrasje en om 12.30 uur komen Philippe en Dermot, die boodschappen hebben gedaan, langs en we lunchen gezellig op het terras met huevos fritos en chorizo. In de refugio moeten we opnieuw inschrijven om nog een nacht te blijven en de hospitalero van vandaag doet er een beetje moeilijk over, maar uiteindelijk is het oké. De middag gebruik ik om nogmaals de imposante kathedraal te bezoeken en daarna loop ik naar de Romaanse brug over de Rio Miño. Dat is een half uur lopen en de hitte is bijna ondraaglijk. Ernaast ligt de moderne Millenniumbrug met een indrukwekkend voetpad als een achtbaan eroverheen, je kunt hoog in de lucht naar de andere kant van de brug lopen en het uitzicht is geweldig! Teruglopend naar het centrum eet ik voor het eerst een lekker ijsje, met als gevolg dat mijn dorst nóg groter wordt. Op de Plaza Mayor is het aan de schaduwkant enigszins uit te houden en ik tref er Karin en Peter, Duitsers die ik al vaker ontmoette. In een winkelstraat vind ik een ´tabacco´ waar ik sigaren en postzegels kan kopen en ga dan terug naar de refugio om een douche te nemen en zo wat af te koelen. We besluiten de avond op een terras boven de oude stad met zicht op de ondergaande zon en komen bijna te laat (10.05 uur) aan bij de refugio waar de hospitalero al ongeduldig staat te wachten, want hij wil de deur sluiten en naar huis. Dit is voor mij een van de vervelende kanten van het overnachten in een refugio. Om 10.00 uur gaat de deur dicht, het licht uit en word je geacht te gaan slapen. Ik ben dat niet gewend en lig dus nog uren wakker. Morgen loop ik door naar Cea (22 km.) en daar wil ik overnachten in Casa Rural ´Toledo´ zodat ik weer eens zelf kan bepalen hoe laat ik ga slapen. Buenas noches!

Romaanse brug over de Rio Douro in Ourense

Page 23: Via de la Plata II

☼ Ourense is een stad in de gelijknamige provincie van de regio Galicia in Spanje. Ourense

is de Galicische naam in de officiële Spaans-Castillaanse taal wordt zij Orense genoemd.

Ourense ligt 128 meter boven de zeespiegel en biedt nog een mooi bewaard gebleven oud

stadsgedeelte, het 'Monumental district'. De Romeinen voelden zich hier lekker, want er

waren de 'Burgas', de warmwaterbronnen. Zij noemden de stad Auria en bouwen

versterkingen om een gemakkelijke overgang van de Miño rivier te beschermen. De rivier

stroomt nu door de stad. De overspannende brug, de Ponte Vella, bevat met haar grondvesten

nog delen uit de Romeinse periode. Zij werd in 1230 verbouwd in opdracht van bisschop

Lorenzo en werd nadien diverse keren gerestaureerd. Zij is een brug die bestaat uit zeven

bogen. De bestaande versie is uit de 17de eeuw en zij werd voltooid door Melchor de

Velasco. Vlakbij werd in de 16de eeuw de Capilla dos Remedios gebouwd. Na de Romeinen

kwam de Germaanse stam van de Suevi zich hier vestigen en hij wist zich drie eeuwen te

handhaven, van de 5de tot en met de 7de. In 716 zouden de Suevi worden verjaagd door de

oprukkende Moren en zij vernietigden de nederzetting van de Suevi. Koning Alfonso III van

Asturias zou haar in 877 laten herbouwen, maar de stad bleef bestookt worden. Ook de

Normandiërs (de Noormannen) hadden hun oog laten vallen op het mooie Spanje en de

Moorse krijgsheer al-Mansur gaf de strijd evenmin op. Het zou duren tot de 11de eeuw eer

Ourense een meer vredige periode zou beleven en dat kon onder Koning Sancho II en zijn

zuster Doña Elvira. Het is ook een universiteitsstad en dat biedt haar een levendig karakter,

met vele bars en restaurantjes, verscholen tussen de Plaza Mayor met haar arcaden en het

stadhuis. Het belangrijkste monument van de stad is haar kathedraal. Hij werd een eerste

keer als basiliek gebouwd in 572 door de Germanen, en herbouwd in de 13de eeuw. De stijlen

zijn gemengd Gotisch en Romaans. De toegang loopt langs de Pórtico do Paraíso - de

Paradijspoort, die een kopie is van één van de poorten van de kathedraal van Santiago de

Compostela. Het altaar is een werkstuk van Cornelius van Holland. Vlakbij staat Santa María

Nai en deze kerk werd in de 11de eeuw vermoedelijk op de grondvesten van de Germaanse

basiliek gebouwd. Zij werd zwaar beschadigd in de 18de eeuw en kreeg na de restauratie

meer baroktrekjes. Santa Eufemia is de kerk van het oude jezuïetenklooster. De bouw begon

in de 17de eeuw, maar zij was pas honderd jaar later voltooid. De belangrijkste architect die

in de bouw was betrokken is een man met de toepasselijke naam van Plácido Iglesias. De kerk

huisvest een mooie en groot barokaltaar. Santo Domingo is het dominicaner klooster uit de

17de eeuw. San Francisco is een kerk van de orde van de franciscaner monniken uit de 14de

eeuw. Zij staat nu in het park van San Lázaro. Het vroegere bisschoppelijke paleis huisvest nu

een archeologisch museum. Palacio de Oca-Valladares is de paleiswoning in renaissance stijl

die door een adellijke familie was gebouwd halverwege de 16de eeuw. Zij huisvest sinds 1850

de 'Liceo Recreo', één van de oudste cultuurverenigingen van Ourense. De Burgas met

watertemperaturen van 64 tot 88 graden werken nog altijd en worden aanbevolen voor

patiënten met huidaandoeningen. De bijstaande gebouwen dateren uit de 17de eeuw.

Page 24: Via de la Plata II

Dinsdag 1 juni - Ourense - Cea - 22 km.

Vannacht was het in de dormitorio van de refugio niet te harden door een hardnekkige snurker, waartegen zelfs mijn oordopjes niet bestand waren. Teneinde raad ben ik beneden in de ontvangstruimte op een bank gaan slapen en zelfs dáár was hij te horen. Philippe loste het op door naast zijn oordopjes een slaappil te gebruiken. Vanmorgen heb ik op mijn gemak gedouched en ontbeten in de bar tegenover het klooster, Om niet weer urenlang door de industriegebieden rond de stad te moeten lopen, nemen we de eerste bus naar Cañeda het eerste dorpje buiten de stad en van daaruit gaat het direct steil omhoog gedurende 2,5 km. naar de Pas San Damián. Dit is de laatste pas die te nemen is voor Santiago. Het is gelukkig wat bewolkt zodat het, rustig stijgend, te doen is. Op de top volgen we de gele pijlen door het dorpje Castro de Beiro en na zo’n 10 km. volgt Liñares waar uit een fuente (bron) boven een bassin met goudvissen, helder en smakelijk drinkwater tevoorschijn komt. Hierna volgt een eenzaam, maar bijzonder mooi wandelpad tussen varens en metershoge gele bremstruiken, omzoomd met kilometerslange muurtjes van gestapelde stenen. Het moet een enorm werk geweest zijn om al deze muurtjes (zonder cement) te bouwen om de paden en de percelen af te bakenen. Na een paar kilometer prachtige natuur die werkt als ´beaum pour les yeux´ (balsem voor de ogen) komen we vlak voor Mandrás aan een oude Romaanse boogbrug, een juweel in het landschap. In Madrás vinden we een bar en als we bij de koffie om een bocadillo vragen, moet de señora naar Cea bellen en na 10 minuten komt de bestelauto van de panaderia langs om 2 broden af te leveren. Cea is bekend om zijn bijzonder lekker brood! Buiten het dorp lopen we later door de bossen op het originele plaveisel van de Via Mozarabe, een eeuwenoud pad naar Santiago en Finistera en bereiken vervolgens het dorp Pulledo dat niet meer dan een kruispunt is, In het dorpje Casasnovas (nieuwe huizen) dat bestaat uit zeer oude bouwsels en ruïnes én een bar drinken we een cervezza om de ergste dorst te lessen en dan is het nog maar 2 km. naar Cea. In Cea staat een rustieke albergue met een Horreo ervoor, maar als ik de snurker van gisteren ontwaar is de keuze niet moeilijk en ik boek een kamer bij Casa Rural ´Toledo´ want vannacht wil ik écht slapen. Ik maak gebruik van het ligbad om te recupereren en eet daarna met Philippe en Dermot in het plaatselijke restaurantje een menu peregrino met salata mixta, ternera (lamsvlees) en een hele fles witte wijn erbij (zo gaat dat hier, ik kan er ook niets aan doen) In een tienda die al open is kopen we een fles vino tinto voor vanavond op ´mijn´ terrasje en nog wat spullen voor morgen onderweg. In het dorp lopen intussen de bewoners en de pelgrims te hoop want er verschijnt een huifkar met 2 ezels ervoor en twee pelgrims uit Salamanca die opzien baren met hun vreemde uitrusting. Ze slapen blijkbaar in de kar en moeten uiteraard de verharde wegen aanhouden. Vervolgens is er enige opschudding want de hospitalero van de albergue heeft de proteccion civil opgeroepen via 112 en die verschijnt met een ambulance om met wat jodium en plijsters de blaren van enkele Spaanse pelgrims te verzorgen. Ze hebben waarschijnlijk weinig anders te doen en zijn blij met deze afleiding. Terug in de casa Rural zijn er inmiddels nog drie Spaanse fietspelgrims verschenen die er ook een kamer krijgen. We zitten gedrieën tot 10.00 uur op mijn terras en hebben bij een glas wijn en chorizo (worst) interessante discussies over Spanje, de Spanjaarden, hun costumbres (gewoontes) en de flora en fauna op de Camino. Hasta mañana!

☼ Galicië ligt in het noord westen van Spanje, in het verlengde stuk boven Portugal. Het is een bergachtig gebied tot boven de 2000 mtr. Door de vele regens is het overvloedig en

rijk begroeid. Het landschap is oorspronkelijk, grillig en van een grote schoonheid.

Boeren en vissen waren tot voor kort de hoofdactiviteiten en de Keltische invloeden zijn

overal aanwezig. Dit uit zich in de symboliek bij religieuze afbeeldingen op kruizen en kerken en de Gaita (doedelzak) wordt nog volop gebruikt.

Page 25: Via de la Plata II

Oude heksensages en natuurkrachten spelen nog altijd een grote rol in dit geheimzinnige

land. De melkweg wees de weg naar het einde van de wereld; Finis Terrae nu Fisterra.

De zon ging hier onder en op de stranden van de platte aarde hield men ceremoniën.

Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat in deze traditie Santiago, de tegenwoordige

hoofdstad, is ontstaan. De taal lijkt veel op Portugees en heeft een eigen status. Galicië is altijd onderdeel geweest van het koninkrijk Castilië en León.

Horeo

Woensdag 2 juni - Cea - Castro Dozón - Lalin 33 km.

Vannacht heb ik heerlijk geslapen (geen snurkers) en ik ben om 7.00 uur, na een bekertje yoghurt met Philippe op weg. We kiezen vandaag voor de langste route omdat dit pad na 10 km. uitkomt bij het beroemde Monasterio Oseira. Na een paar kilometer asfalt wandelen we weer over de originele paden van de Via Mozarabe, prachtig maar ook vermoeiend door de grote stenen en de rotsblokken waar je overheen moet. De zon schijnt al weer volop nadat het gisteren aan het einde van de dag dreigde te gaan regenen. Na ruim twee uur stijgen en dalen op de moeilijk begaanbare paden en kilometerslange muurtjes van gestapelde stenen, bereiken we na de dorpjes Silvabua en Pieles het klooster Oseira en we hebben geluk; om 10.00 uur is er een rondleiding, waar we graag gebruik van maken. Het is een afgelegen Cisterciënzer klooster uit de 12e eeuw, diverse keren verwoest en afgebrand, maar steeds weer opgebouwd en uitgebreid om het alsmaar toenemende aantal (honderden) monniken op te vangen en te huisvesten. Nu leven er nog 14 monniken en enkele nonnen voor het huishouden, Je kunt er (in noodgeval) overnachten maar ze staan er niet om te springen. Na de interessante rondleiding door een rap sprekende señorita (ik kreeg gelukkig een Engelse tekst erbij) door de 2 claustros, het scriptorium en een statig trappenhuis bezoeken we ook nog de bijbehorende kerk, het enige gedeelte dat nooit verwoest werd en nog in de originele staat verkeert. Uiteraard met een beeld van de Heilige Jacobus. Intussen is er een bus met toeristen verschenen en de leider van de groep komt met een hele stapel credentials aangelopen om er overal een sello (stempel) in te laten zetten.

Page 26: Via de la Plata II

Ze gaan ook lopen (tot Castro Dozón) waar de bus ze dan weer oppikt. Op deze manier komen ze toch over twee dagen in Santiago aan de zo felbegeerde ‘Compostelana’. Onze weg vervolgend gaat het direct weer fel omhoog over het stenige pad met een prachtige terugblik op het hele kloostercomplex van Oseira.

Monasterio Oseira

We lopen opnieuw door een prachtig natuurgebied met veel brem, maar we komen door het lastige pad, de hitte en het steeds weer dalen en stijgen maar langzaam vooruit. Het eerste dorp Carballiño is weer bijna volledig verlaten, maar in het tweede; Gouxá is zelfs een bar en daar zijn we wel aan toe. We ontmoeten er een Amerikaans echtpaar dat op zijn gemak een paar etappes loopt van Ourense tot Santiago. Ze verbazen zich erover dat er bij de weg- en gemeentewerkers, waar ook mensen met een taakstraf bij zijn, niemand met een geweer staat die de wacht houdt zoals in Amerika. Ik vertel hen dat we in Europa niet zo gek zijn op geweren als in hun land. Na het dorp Vidueiros gaat het langzaam dalwaarts en na 22 km. zijn we eindelijk in Castro Dozón waar de enige refugio intussen vol is. In de plaatselijke bar horen we dat er nog een bus rijdt naar Lalin, dat echter 6 km. buiten de Camino ligt. We besluiten voor die oplossing te kiezen en als de bus aankomt zijn we in 10 minuten bij Hotel Palacio in Lalin. Het is mijn eerste hotel tijdens deze tocht en we kunnen er vanavond eten. Voor het slapen gaan maak ik met Philippe nog een ommetje door de stad voor een glas wijn en wat tapas. Morgen gaat het richting Bandeira, de laatste stop voor Santiago, waar we vrijdagavond hopen aan te komen. Deo Volente...

Page 27: Via de la Plata II

Moorse invloed op Spaanse architectuur.

De komst van de Arabieren in Spanje in het jaar 711 en hun voortdurende aanwezigheid in de acht daarop volgende eeuwen, heeft een sprankelende beschaving tot leven gebracht die een formidabele brug vormde tussen Oost en West. De invloed van de Islam was zo diepgaand dat zelfs de Christelijke stijl hiervan doordrenkt geraakte. Er kwamen twee eigen stijlen: De mozarabische stijl vertegenwoordigde de Christelijke minderheden, en de mudejarstijl de Arabische minderheden. De kunstuitingen van de Joodse gemeenschap vormden de derde cultuur in de smeltkroes van het Spaanse land gedurende verscheidene eeuwen.

De Arabieren wisten de Christelijke, Hellenistische en Perzische elementen samen te voegen tot een eigen hoogstaande Islamitische cultuur. Deze Moorse cultuur kenmerkte zich door prachtige versieringen in de Moskeeën. De Moorse invloed bleef ook bestaan toen de Romaanse kunst en later de Gotiek opkwamen. De zogenaamde Mudéjarstijl kenmerkte zich door een mengeling van de vele bouwstijlen. Er werd baksteen gebruikt, geglazuurde tegels en ingewikkelde geometrische motieven. In Zuid-Spanje bleef de Moorse stijl tot in de 15e eeuw toonaangevend, zoals in het Alcázar van Sevilla, een burcht waarvan de bouw in de tweede helft van de 14e eeuw begon. De voorgevel van de Universiteit van Salamanca is een waar juweel in platereske stijl, vertoont een uiterst fantasierijke versiering met veel details en fijn bewerkte steen, waaronder de kikker die volgens de studenten indertijd geluk bracht tijdens de examens. Onder de talrijke kunstuitingen bevindt zich een medaillon met de afbeelding van het Katholieke Koningspaar met daarboven het wapenschild van Karel V.

De kathedraal van Santiago de Compostela, het monument voor Sint Jacobus, met zijn twee torens die uitrijzen boven het Praza do Obradoiro, biedt een majestueuze aanblik, hetgeen past bij een van de grootste heiligdommen van het Christendom. Het huidige gebouw dateert uit de 11de-13de eeuw en staat op de plaats van de 9de-eeuwse basiliek, gebouwd door Alfonso II. Achter de barokke gevel en de originele Pórtico de la Gloria ziet u hetzelfde interieur als de pelgrims in de middeleeuwen zagen. Ook bevindt zich daar de Convento de San Martiño Pinario. De barokke kerk van dit klooster heeft een groot dubbel altaar en een gevel in platereske stijl met afbeeldingen van Heiligen en Bisschoppen.

Het Alcazar in Sevilla

Page 28: Via de la Plata II

Donderdag 3 juni - Lalin - Laxe - Bandeira - 20 km.

In Lalin zijn we 6 km. verwijderd van de Camino en na een café con leche in de tegenoverliggende bar, nemen we een taxi die ons in Laxe weer op het spoor (gele pijlen) van de Camino zet. Na 2 km. asfalt kunnen we de N525 gelukkig verlaten bij Prado en er volgen mooie holle wegen en paden met hoge varens en kurkeiken langszij. Wat vooral opvalt sinds we in Gallicië zijn is de scherpe geur van de eucalyptusbossen die hier terrein winnen. De bloemenpracht in de bermen is schitterend in dit jaargetijde. Afwisselend stijgend en dalend gaan we onder een enorme spoorbrug door en bij de Rio Deza stoten we op een prachtige Romaanse boogbrug in deze idyllische omgeving en dat terwijl de carretera nooit ver weg is. Stijgend door het bijna verlaten gehucht Ponte komen we aan een wegkruising met de Romaanse Santiagokerk van Taboada die een timpaan heeft met een afbeelding van Santiago Matamoros, uit één steen gekapt. Ervoor staat een Middeleeuws stenen wegkruis zoals we al vaker tegenkwamen, met aan de ene kant de gekruisigde en aan de andere kant een piëta, soms redelijk behouden, vaak erg geërodeerd door de tijd. Op een wegkruising treffen we de huifkar met de twee ezels (die ik al eerder vermelde) weer aan met de twee mannen uit Salamanca die erbij horen. Een van de ezels ligt uitgeteld op een zij en is aan zijn siësta begonnen. Ze moeten op de drukke carretera blijven en dat is voor de ezels niet gemakkelijk. Via Tras Fontao komen we aan de rand van Silleda, een grotere stad, maar gelukkig leidt het pad ons met mooie paden en eucalyptusbomen om de stad heen en komen we alleen in een van de uithoeken bij een bar waar we een rustpauze inlassen. Opnieuw volgt nu de originele Via Mozarabe en kilometerslang hebben we mooie natuur totdat we de autobaan moeten oversteken (per brug) en in de verte Bandeira ontwaren. Na nog eens twee uur lopen we de stad in en schrijven ons in bij Hostal Gonzalez, De eigenaar bezit alle hostals (4) in de plaats en heeft dus plaats genoeg. Het eten is er prima en ik maak ook dankbaar gebruik van het ligbad dat bij de kamers hoort. Gisteren heb ik bij een val mijn rechterdijbeen geblesseerd waar ik vandaag toch wel enige last van had bij het dalen en klimmen. In Santiago heb ik gelukkig twee rustdagen (zaterdag en zondag) zodat ik het vervolg naar Finistera (vanaf maandag) wel weer aan zal kunnen.

Via Mozarabe

Page 29: Via de la Plata II

Vrijdag 4 juni - Bandeira - Santiago de Compostela - 30 km.

De laatste etappe naar Santiago begint om 7.00 uur als ik met Philippe zonder ontbijt vertrek uit Hostal Gonzalez in Bandeira, een onooglijk dorp dat werkelijk níets fotogenieks te bieden heeft. Zelfs de kerk is de lelijkste die ik ooit zag in Spanje. Maar ´t was maar voor één nacht. We lopen in dichte nevel de heuvels in en het ziet er naar uit dat die voorlopig niet zal optrekken. Na het eerste gehucht Vilariño lopen we de bossen in en doorkruisen die tot San Martin de Domelas. Hier slaapt iedereen nog, op wat waakhonden na, dus we hopen op meer geluk voor een ontbijtje in Seixo, waar inderdaad een bar blijkt te zijn die al open is. Dan daalt het pad weer tot de Rio Ulla die we via een lange brug oversteken naar Ponte Ulla, een gehucht waar in een huis een Middeleeuws kapiteel is ingemetseld met een reliëf van de legende van de heilige Nicolaas van Bari waarop te zien is hoe de heilige gouden kogels geeft aan drie meisjes die in een bed liggen om hen te redden van een leven in een bordeel. (?) Ook hier wemelt het van de legendes en mythen. In Outeira, een uurtje later, staat een prachtige Romaanse kapel van Santiago uit 1676 met een merkwaardig torentje en iets verder passeren we een splinternieuwe refugio waar net twee Spaanse pelgrims vertrekken, de enige twee die we vandaag zullen tegenkomen. Het verbaast me nog steeds dat je onderweg zo weinig mensen ziet, terwijl op de aankomstplaats de refugios vol zijn. Aan de carretera ligt een café waar we een pauze inlassen en als we daar zitten komt Dermot aangereden op zijn fiets en stopt er ook. Over de carretera komt ook weer het span met de twee ezels aangeschommeld. Het lijkt me erg gevaarlijk om constant met deze dieren langs de drukke verkeerswegen te moeten lopen want de Spanjaarden rijden hier als gekken. Via Santiaguiña gaat het weer bergop en als ik boven op de eerste heuvel mijn boek wil raadplegen voor de juiste richting merk ik dat ik het heb laten liggen in de bar. Terug dus, want ik heb het nog nodig voor de route naar Finistera en als ik de bar in zicht krijg komt de camarera al naar buiten rennen, zwaaiend met mijn boek. Dat zijn twee kilometer extra vandaag! Bij Rubiál lopen we de eucalyptusbossen in tot Suzana. De scherpe lucht van eucalyptus die er hangt doet me denken aan de vix die we, als kinderen, op onze borst en neus gesmeerd kregen als we verkouden waren. Hier hoef je alleen maar diep in te ademen en je blijft gezond. Deze bomen worden, sinds de Franco-tijd gebruikt voor de papierindustrie, maar ze nemen zoveel water op uit de bodem dat de omringende vegetatie langzaam afsterft. In Marrozos nemen een laatste (broodnodige) pauze want de hitte (de zon is er weer) en de korte maar hevige hellingen eisen hun tol. Als we weer wat opgeknapt zijn gaat het verder bergop naar Santiago dat we bereiken rond 15.00 uur, maar door wegwerkzaamheden aan de nieuwe snelweg worden we nog eens twee kilometer omgeleid voordat we (alweer steil bergop) het centrum bereiken. Dermot die op de fiets hier al uren geleden arriveerde heeft onderdak voor drie nachten geregeld in een enorm kloostercomplex buiten het centrum in het Seminario Ménor (kom ik tóch nog eens in het klein seminarie terecht!), waar plaats is voor zo´n 600 pelgrims in diverse zalen en op 3 verdiepingen. Het is er goed geregeld met enkele bedden, genoeg douches en zelfs ´lockers´ voor je spullen. Ook zijn er wasmachines en er is zelfs internet, waar vooral de jongeren voortdurend actief op zijn. Op de Praza do Obradoiro, het grote plein voor de imposante kathedraal, waar een enorme drukte heerst, maken we eerst enkele foto´s van onze aankomst in Santiago.

Na wekenlang lopen, klimmen, zweten én genieten voelt het geweldig om hier weer aan te komen. Het contrast is groot. We hebben vandaag eigenlijk bijna niemand gezien en hier val je in een enorme chaos van geluiden en om je heen hoor je werkelijk alle talen van de wereld. Bij het toeristenbureau krijg ik de nodige informatie over de route naar Finistera en bij het pelgrimsbureau staat een lange rij wachtende pelgrims voor hun ´Compostelana´.

Page 30: Via de la Plata II

Dat sla ik maar even over, misschien is het morgenvroeg beter te doen, hoewel dan de vroege vogels van de Camino Francès van de Monte de Gozo (de berg van de vreugde) de laatste 5 kilometer afdalen en dus al heel vroeg in de stad arriveren. Gezien het enorme aantal pelgrims dat vandaag arriveert (en daar zijn er misschien 40 van de Via de la Plata bij) moet het op de Camino Francès wel érg druk zijn dit (heilig) jaar. Ik ga bij de Parador ´Los Reyes Católicos´ een glas wijn drinken, maar ze hebben slim een terras gecreëerd links naast de Parador, zodat ze de pelgrims buiten kunnen houden. Ze geven (traditioneel) elke dag aan 10 pelgrims een gratis maaltijd en Dermot is vastbesloten een van de gelukkigen te zijn. Om zes uur is er een dienst in de overvolle kathedraal en aan het einde van de dienst wordt de Botafumeiro door de kerk gezwaaid. Ik zag het spektakel al eerder in 2004, maar toch maakt het weer indruk op me en ik voel weer iets van de ontroering die ik had bij de eerste aankomst in deze bijzondere stad. ´s Avonds ga ik met Philippe en Dermot een ´menu peregrino´ eten in een van de vele restaurantjes en ontmoet er een Frans stel dat ik onderweg tegenkwam en twee Duitse mannen die me in Ourense de weg naar de albergue vroegen.Terug bij het Seminario Menór praat ik met een Duits meisje dat de Camino Portugès liep en een Italiaans stel waarvan de vrouw ooit de Via Francigena liep van Florence naar Rome, die ik ook nog eens wil afmaken. Ook zijn er twee Engelse meisjes aangekomen die de Camino Francès liepen met sneeuw in de Pyreneeën en vervolgens twee weken regen tot Burgos. Dan hebben wij het beter getroffen met één dag regen onderweg. De albergue sluit hier pas om 24.00 uur maar ik ga toch op tijd slapen na deze mooie, maar vermoeiende dag. Morgen en overmorgen heb ik lekker twee rustdagen in Santiago de Compostela...

Aankomst in Santiago de Compostela

Page 31: Via de la Plata II

Los Reyes Católicos

☼ Los Reyes Católicos in Santiago de Compostela, het meest luxueuze Parador van Galicië,

waar de Spaanse koninklijke familie overnacht als ze hier op bezoek zijn, is van oorsprong

een pelgrimshospitaal. Dit houdt men in ere door per dag 10 à 15 pelgrims gratis te eten te

geven. Hiertoe moet je zorgen voor een kopie van je Credential en op tijd ’s avonds ca. 19:30

uur ‘a Bajo’, d.w.z. beneden te zijn. Hier is de personeelsingang en word je wel- of niet

geaccepteerd. Aan de stempelkaarten zie je dat er maar liefs 200 personeelsleden in deze

Parador werken! In de keuken krijg je een dienblad en wordt een simpel maar gratis drie

gangen menu met wijn geserveerd. Natuurlijk word je zorgvuldig weggehouden van de andere

gasten. Dit alles kan geconsumeerd worden in een speciale ‘Comedor Peregrino’, ofwel

pelgrimseetkamer. Maximaal kan men hier drie keer voor in aanmerking komen.

De Botafumeiro

☼ De botafumeiro is het grootste wierookvat ter wereld, twee meter hoog, gevuld met veertig

kilogram houtskool en wierook. De botafumeiro wordt alleen ’s zondags gebruikt, op

belangrijke feestdagen, en ook op feestdagen van belangrijke heiligen. Wie een paar dagen in

Santiago verblijft heeft veel kans de botafumeiro in actie te zien. Het gevaarte, gedragen door

twee kerkdienaren, wordt na de communie vanuit de sacristie voor het altaar neergezet en

aan een lang touw bevestigd. Zeven kerkdienaren trekken ritmisch aan dat touw, waardoor de

botafumeiro op nogal spectaculaire wijze van links naar rechts slingert doorheen de ruime

dwarsbeuk. Hij bereikt daarmee een hoogte van twintig meter, nauwelijks één meter lager dan

het gewelf, en één slingerboog bedraagt vijfenzestig meter.

In geen tijd verspreidt de milde geur zich tot in de verste uithoeken van de kathedraal.

Er wordt beweerd dat de botafumeiro eigenlijk een soort van airconditioning avant-la-lettre

is. In lang vervlogen tijden werd niet veel aandacht besteed aan lichaamshygiëne.

Honderden slechtgewassen bedevaarders, die toentertijd in de kerk logeerden – de refugio te

Santiago zat steeds overvol – produceerden een geur die niet bepaald heilig was.

Maar we moeten ons niet superieur voelen tegenover die arme middeleeuwers, want ook

vandaag nog bewijst het wierookvat zijn nut.

Page 32: Via de la Plata II

Zaterdag en zondag - 5 & 6 juni - Santiago de Compostela.

Twee dagen vrij in Santiago, lekker uitslapen in de albergue van het Seminario Menór tot 8.00 uur en ontbijten in café Dakar in het centrum waar philippe en Dermot ook opduiken. Het is even wennen aan de consumptieprijzen want de toeristenval staat hier wagenwijd open. Philippe moet twee euro extra betalen voor hetzelfde ontbijt als ik heb, omdat hij vergeet erbij te zeggen: desayuno ´complet´. Hij protesteert tevergeefs. Ik bezoek daarna het Romaanse kerkje waar de herder Pelayo woonde toen hij middels een stralende ster naar het graf van de apostel werd geleid. Hij wist gelijk dat het om Jacubus de meerdere ging en de plaatselijke Bisschop (die besefte wat dit kon betekenen voor de streek) bevestigde (zonder DNA test) dat het hier om Sant-Yago ging. Tot zover de legende. Het kerkje heeft in ieder geval een prachtig retabel. Ook maak ik een wandeling door het mooie stadspark, op een heuvel gelegen met een verwaarloosde kapel van Santa Susana (de stadspatrones) op de top. Het park heeft drie boven elkaar liggende wandelpaden, ooit bedoeld om de verschillende standen (adel, middenstand en de arbeiders) uit elkaar te houden. De arbeiders moesten omhoog kijken om de anderen te zien en de adel kon op het ‘gepeupel’ neerzien. Nu joggen er oudere heren die proberen zo elegant mogelijk te rennen en wandelen er moeders met kinderwagens; geen standverschil meer. Ik zie in de stad nog wat bekenden terug van onderweg zoals Peter de Duitser die bleef overnachten in Monasterio Oseira en het koppel uit St. Malo in Bretagne. Voor de Kathedraal op de Praza do Obradoiro is het intussen een drukte van belang en aan de stroom pelgrims komt maar geen einde. Bij een duo straatmuzikanten met viool en gitaar koop ik een CD met Keltische muziek en om 13.00 uur lunch ik met Philippe in een klein restaurantje waar de bediening zó snel is dat ik de ´primero´ niet helemaal kan opeten, omdat de ´secundo´ anders al koud is voordat ik eraan begin. Eso es.

Dermot is zeer opgetogen omdat het hem gelukt is om in de Parador een gratis lunch te bemachtigen. In Santiago is drie dagen lang een Middeleeuws feest met kraampjes, klederdrachten, goochelaars en tegen de avond vuurspuwers, acrobaten en ridders te paard. Op de markt komen we kennissen tegen van de Spaanse echtgenote van Philippe die ons uitnodigen voor een drankje en vervolgens zien we drie leuke café´s waar alleen Spanjaarden komen en worden we getrakteerd op heerlijke wijn uit de Bierzo (een streek die ik op de Camino Francès doorkruiste) en lekkere tapas. Het is erg gezellig en als ze horen dat ik over een week hier terugkeer uit Finistera geven ze aan dat ik hen moet bellen zodat ze me nog wat interessante plaatsen kunnen laten zien. Misschien is dat wel leuk om zo mijn tocht zinvol af te sluiten. We zullen zien.

Page 33: Via de la Plata II

Zondagmorgen is de bewolking verdwenen en het is weer een stralende dag. We ontbijten weer in café Dakar en de camarero herkent Philippe van gisteren. Maar alles gaat goed nu en na het desayuno bezoeken we de grote kerk van Franciscus van Assisi waar (natuurlijk) ook een beeld van Jacobus staat. Ook het museum van de kathedraal is een bezoek waard met o.a. een grote bibliotheek waar het originele contract te zien is dat meester Mateo kreeg om de beroemde Pórtica de la Gloria te maken aan de ingang van de kathedraal. We gaan voor een (dure) kop koffie brutaal bij de Parador Reyes Católicos naar binnen en zien de ongelooflijke pracht en praal in dit luxe hotel (250 euro per nacht) waar de koning verblijft als hij naar Santiago komt. Om 16.00 uur bezoeken we een interessante fototentoonstelling over de samenhang tussen de drie pelgrimswegen naar Rome, Santiago en Jeruzalem met een bijbehorende film. Om 18.00 uur heeft Dermot twee kaartjes weten te reserveren voor een speciale excursie in Palacio Xelmirez met een bezoek aan het dak van de kathedraal. We komen o.a. door de zaal waar ik bij mijn aankomst in Santiago in 2006 ´s avonds een Middeleeuws concert bijwoonde met de groep ´Mundi´ en de Romaanse kapitelen met muzikanten en zangers in de prachtige ruimte roepen die herinnering weer bij me op. Als we aansluitend via vele trappen het dak bereiken staan we perplex. Het van twee kanten schuin oplopende dak bestaat uit grote granieten platen die dakpansgewijs over elkaar liggen. Het gewicht moet enorm zijn. We lopen even later echt over de nok van het dak met aan de ene kant vlakbij het grote beeld van de apostel dat van beneden bijna niet te zien is en aan de andere kant de Barokke klokkentorens die je kunt aanraken en er is beeldhouwwerk tot in de toppen. De kathedraal is een mengelmoes van 6 bouwstijlen inclusief de platereske vormen van de Moorse zilversmeden uit de tijd van Al Andaluz en bestaat (in deze vorm) in 2011 al 800 jaar. Een architectonisch meesterwerk! De gids vertelt de anekdote van de klokkenluider die op het dak woonde omdat het te veel tijd vergde om tussen de tijden dat hij de klok moest luiden naar beneden te gaan om andere dingen te doen. Hij had een groentetuintje op het dak, kippen en een varken en toen het varken geslacht moest worden, werden alle klokken geluid, zodat de mensen beneden het krijsen van het dier niet hoorden. Diep onder de indruk van dit bouwwerk staan we weer buiten en vernemen dat het reserveren van kaartjes voor een concert met Keltische muziek via internet mislukt is. Als pleister op de wonde krijgen we wel een échte processie door de straten met Keltische muzikanten voorop en een priester- en nonnenschaar erachteraan. De priesters dragen een lange brandende kaars en ik zie dat een van hen zijn hand zo hoog aan de kaars heeft dat het hete kaarsenvet over zijn vingers loopt. Hij geeft geen krimp. Bewust (pijn) lijden was altijd al populair in het katholicisme. Gevolgd door een grote versierde baar met het tabernakel en een plechtig spelende harmonie met een massa gelovigen erachteraan schuifelt de stoet richting kathedraal, terwijl kanonschoten klinken en vuurwerk wordt afgeschoten. Katholiek Spanje op zijn best en een treffende afsluiting van mijn verblijf in Santiago. Morgenvroeg neem ik de (wandel)draad weer op en vertrek voor mijn eerste etappe naar Finistera aan het ´einde van de wereld´.

Jacobus

De figuur rond wie het pelgrimsgebeuren op de Camino draait is Jacobus de meerdere, broer

van Johannes en een van de twaalf apostelen. Uit ‘de Handelingen van de apostelen’ is

bekend dat hij omstreeks het jaar 44 de marteldood stierf in Jeruzalem. Hij was de zoon van

Maria Salomé en Zebedeus. Aan het begin van de 12e eeuw verschijnt de Codex Calixtinus,

van Aimery Picaud met als beschermheer Paus Calixtus (1119 tot 1124), een naslagwerk

bestaande uit vijf boekdelen met opdrachten, praktische gegevens, raadgevingen en

waarschuwingen (voor rovers en vrouwen van lichte zeden...) voor de pelgrims.

Page 34: Via de la Plata II

Op het dak van de kathedraal in Santiago Maandag 7 juni - Santiago de Compostela - Negreira - 22 km.

Vandaag verlaat ik na twee dagen Santiago en begin aan de Via Finistera die me tot aan de Atlantische Oceaan brengt. Na een rustige nacht (met oordopjes) neem ik afscheid van Dermot en Philippe die vanmiddag per trein naar Madrid reizen. Dearmot geeft me zijn fietshandschoenen mee met het verzoek om ze in Finistera ritueel te verbranden en wenst me een ´Buen Camino´. Philippe, met wie ik een groot deel van de Via Mozarabe samenliep, zal ik zeker missen. Zijn fijnzinnig cynisme, zijn kennis van (kunst)geschiedenis, maar vooral zijn humor hebben mijn Camino zeer verrijkt en veraangenaamd maar ook heb ik kunnen profiteren van zijn vloeiend Spaans, waarmee hij menig prijs-kwaliteitsconflict in restaurants en bars te lijf ging. Dermot die vanaf Salamanca noodgedwongen (door een knieblessure) de Camino verder per fiets deed, was een luxe voor ons omdat hij, voordat wij arriveerden in de albergues, al bedden gereserveerd had waardoor wij rustig en zonder stress de etappes konden lopen. Jammer voor hem dat hij de mooie bergetappes moest missen. Toch voelt het goed als ik weer alleen op pad ga. Het alleen onderweg zijn is toch de beste manier om te reflecteren en los te laten en ik loop in een stralende zon te genieten van het mooie Gallicische groene landschap. Er is één echte steile en lange helling in deze etappe en na Quintán krijg ik die meteen voor mijn kiezen. Op mijn gemak en met een pauze in een bar halverwege (waar ze zelfs Leffe bier verkopen!) levert het geen problemen op en voor de rest gaat het geleidelijk op en af met mooie panorama´s en door kleine dorpjes als, Aquapesada, Trasmonte en A Barca. In het dorp A Ponte Maceira ligt een fantastische Middeleeuwse brug over de Rio Tambre met de resten van een oude molen uit de 14e eeuw. Het is werkelijk de mooiste brug die ik zag op de Via de la Plata met op de achtergrond een stroomversnelling in de rivier. De laatste vijf kilometer loop ik samen met een Spanjaard die de Camino Francès heeft gedaan en wiens voornaam ´Santiago´ is. In Negreira vind ik onderdak in de splinternieuwe albergue privado ´San José´ waar ik kan douchen en even bijkomen van alle inspanning.

Page 35: Via de la Plata II

Omdat ik nog niets gegeten heb vandaag, ga ik op advies van de aardige hospitalera eten in de plaatselijke taberna waar ik op de TV het weerbericht zie; de komende twee dagen regen! Eso es. Ik heb een poncho en een kleine parapluie bij me, dus wat kan me gebeuren. In de taberna zie ik tot mijn verbazing twee politieagenten met het pistool in de holster op de gokautomaat spelen en daarna drinken ze gezellig met z´n tweetjes een fles rode wijn leeg. Vervolgens stappen ze doodgemoedereerd in hun dienstauto en rijden weg. Ze zetten nog nét niet de sirene aan. Dit kan volgens mij alleen in Spanje! Even later zie ik Santiago terug die ook in ´San José´ geboekt heeft en als ik terugkom in de albergue zijn er inmiddels een stuk of tien pelgrims gearriveerd. In het dorp is verder niets te beleven, dus werk ik maar even mijn dagverslagen bij en plan alvast de volgende etappe naar Olveiroa (33 km.) voor morgen.

Dinsdag 8 juni - Negreiro - Olveiroa - 33 km. Na een onrustige nacht (twee hardnekkige snurkers) ben ik al vroeg uit de veren in albergue San José. Gisteravond heb ik nog gesproken met de Duitse Karin uit Hamburg die in Pamplona gestart is met gelijk een hele week regen en die, zoals veel andere pelgrims nu de stilte opzoekt van de Camino Finistera. Toen ik in 2004 met de bus vanuit Santiago naar Finistera ging was het een stralende dag. Nu ik de tijd heb om het lopend te doen, word ik afgeknepen door de weergoden want het regent constant. Als ik vertrek is het nog motregen, maar na A Pena heb ik mijn poncho hard nodig. Het giet en het heeft geen zin om ergens te blijven zitten en de dorpen lijken uitgestorven. Drijfnat bereik ik na 20 km. Maroñas waar gelukkig een bar is. Ik drink er koffie en de kroegbaas is blijkbaar gewend aan natte pelgrims want hij heeft een bord aan de muur hangen met de tekst; ´no descalzo´- ´verboden de schoenen uit te doen´. De bar ligt aan de carretera en vlak naast een bushalte. Ik houd het voor gezien en neem de eerstvolgende bus die me 10 km. verder afzet, waarna ik nog 3 km. binnendoor loop naar het afgelegen dorpje Olveiroa. Hier is een piepkleine albergue en als ik denk aan de snurkers van de laatste nacht, ga ik op zoek in het dorp en vind er de casa rural ´As Pias´ waar ik (wat minder goedkoop) een kamer boek. Hier kan ik op mijn gemak alles drogen, lekker douchen en rustig mijn spullen reorganiseren.

Page 36: Via de la Plata II

Ik ontmoet er drie Engelse vrouwen en een man die nog door willen lopen naar Cee, mijn bestemming voor morgen. Het zijn aardige mensen die elk jaar een stuk van de Camino doen en dit jaar zijn ze in Palas de Rey gestart. Als ik gedroogd en opgeknapt het dorpje bezichtig blijkt het een pittoresk gehucht te zijn met veel horreos, een klein kerkje en een heel apart kerkhof ernaast. De albergue is snel vol en ik ontmoet er een Duitse vrouw met twee grote honden die de Camino del Norte heeft gedaan vanuit Bilbao. De honden hebben de tocht goed doorstaan maar het is niet eenvoudig om met deze dieren onderdak te vinden en in een bus nemen ze hier absoluut geen honden mee. Ze zal met de honden terug moeten lopen naar Santiago. In de buurt van de refugio is een bar ´Peregrino´, zo´n kroegje dat in Nederland onmiddellijk gesloten zou worden omdat het aan geen enkel horecareglement voldoet. Ook hier hangt een bord aan de muur met de tekst. ´in esta etablecimient existen hojas de reclamaciones a dispocion de los usarios´, wat zoveel wil zeggen als: als je een klacht hebt, zijn er in dit café formulieren die je daartoe kunt invullen´. Ik heb geen idee wie de klacht zou moeten behandelen en ben er ook niet gerust op dat je klantgericht geholpen zult worden. Ik neem hierna de tijd voor een siësta om mijn verstoorde nachtrust in te halen en vanavond is er in voornoemde bar een ´menu del dia´ te krijgen. Het is het bekende riedeltje met primeros, secundos en postres als overal op de Camino en meestal probeer ik eraan te ontkomen door maar één ´plato´ te bestellen. Ze kijken je dan een beetje vreemd aan maar het kan wel en de wijn maakt veel goed. ´s Avonds ontmoet ik in de bar de Spanjaard Manu, een pescador (visser) die met zijn hond ´Lobo´ (wolf) onderweg is vanuit zijn woonplaats Barcelona en ook zie ik ´Santiago´ uit Bilbao terug die met een andere Spanjaard Paco spullen koopt om zelf te gaan koken in de albergue. Twee verlate Duitse vrouwen komen drijfnat binnen en vragen of er in het dorp ook een hotel is, maar helaas... De jonge bardame heeft het erg druk met al die hongerige pelgrims en de zaak dankt er duidelijk zijn bestaan aan. Na een laatste glas wijn in mijn rustige ‘casa rural’ ga ik op tijd slapen en hoop maar dat het morgen niet zal regenen…

Olveiroa

Page 37: Via de la Plata II

Woensdag 9 juni - Olveiroa - Corcubión - 21 km. Het heeft de hele nacht door geregend en ik bereid me voor op nog een nat pak vandaag, maar tot mijn verbazing is het droog en bewolkt dus ik waag het er maar op. Na een koffie cortado vertrek ik om 7.00 uur richting Hospital en voorlopig is het asfalt lopen, wat minder prettig is. Na Hospital kun je kiezen voor Muxia of Finistera. Ik kies voor de richting Finistera (30 km.) en bij Das Nevas kan ik de verharde weg gelukkig verlaten en volg een mooi pad de bergen in. Na een uur kom ik bij de oude Capila da Nosa waar pelgrims buiten een soort altaartje hebben ingericht met schelpen, stenen, foto´s en zelfs twee paar oude wandelschoenen. Ik ontmoet er een Koreaan genaamd Minhu, die de Camino Francès liep. Hij is een Zuid-Koreaan en vertelt dat Noord-Koreanen niet mogen reizen of het land verlaten. Dat heb je altijd met dictators. Ze onderdrukken hun eigen volk en tegelijkertijd zijn ze bang dat er iemand verdwijnt naar het buitenland. Het (bange) volk is nl. de basis voor hun perverse macht en hun walgelijke rijkdom. Even later verschijnt er nog een en ze lopen samen verder. Het gaat stug omhoog en tenslotte loop ik hoog over de heuvelrug met een fantastisch uitzicht over het gevarieerde landschap. En het blijft droog! Er volgt een kort uitstapje naar het ´Cruz de Armada´ en een kilometer verder zie ik in de verte de zee. Ik bel even met Thea om te vertellen dat ik na de Via de la Plata vanuit Sevilla en de Via Mozarabe vanuit Salamanca, nu na 1100 km. de Atlantische Oceaan heb bereikt. Het geeft me een enorm gevoel van vreugde en voldoening. Het was goed om het in twee delen te doen want ik voel dat het genoeg was. Het is een Japanse vrouw met een onuitspreekbare naam die een foto van me maakt met op de achtergrond de zee en dat is tekenend voor het gegeven dat mensen van over de hele wereld hier naar toe komen om zich op de Camino te begeven. Ieder met zijn- of haar eigen beweegredenen maar ook om anderen te ontmoeten en dat geldt ook voor mij. Langs het pad naar beneden staan de resten van verbrande bomen. De sporen van de grote bosbranden verleden jaar. Santiago vertelde dat veel van deze branden worden aangestoken door mensen die er vervolgens eucalyptusbomen willen planten omdat daarmee sneller en meer geld te verdienen valt. Mensen doen werkelijk alles voor geld. Ik daal langzaam af naar Cee en in de eerste bar ontbijt ik (om 12.00 uur) met koffie en tostadas. Een Frans stel, dat ik inmiddels leerde kennen, zit er al en een kwartiertje later komt ook Santiago binnen. Hij wil in Cee overnachten en zijn terugreis naar Bilbao regelen en ik wil nog iets verder tot Corcubión. Net als ik wil vertrekken komt de Duitse vrouw met de twee honden binnen en de barjuffrouw kijkt benauwd. De honden gaan echter rustig onder een tafel liggen. Boven deze bar hangt ook weer een bord (de Spanjaarden zijn er blijkbaar gek op) met de tekst: ´estos son los restos de ultima cliente que se marchó sin pagar´, met ernaast een doodskop en een horloge afgebeeld. Het betekent: ´dit zijn de overblijfselen van de laatste pelgrim die zonder te betalen naar buiten ging´. Spaans gevoel voor humor. Ik post in het dorp nog een kaart die ik al dagen bij me heb en loop nog 2 km. door naar Corcubión waar ik bij pension ´Beiramar´ een kamer krijg met zeezicht! De hospita vindt het maar niks zo´n man alleen onderweg en vraagt me om haar mijn vuile was te geven. Ook zal ze voor vanavond een thermoskan warme melk klaarzetten zodat ik me een kop koffie kan maken. Heerlijk, zo´n vrouw die voor je wil zorgen. ´s Middags ga ik Corcubión verkennen en in de haven zijn vissers bezig zout te laden en varen daarna zeewaarts. Op een bord langs de weg zie ik dat ik aan de ´Costa da morte´ ben aangekomen, de kust van de dood, dat erop wijst dat hier in het verleden veel schepen vergaan zijn. Ik loop terug naar het centrum van Cee om sigaren te kopen en in de ´estanco´ vraagt de verkoopster waar ik de Camino begonnen ben. Als ik vertel dat ik een maand onderweg ben is ze verbaasd en vraagt of ik soms geen werk heb. Als ik haar zeg dat ik ´pensionado´ ben, zegt ze; ´tan joven ¿´(zó jong?) Mijn dag kan natuurlijk niet meer stuk. Terug in het pension ligt mijn was keurig opgevouwen in de badkamer - geweldig!

Page 38: Via de la Plata II

Morgen heb ik de kortste etappe van mijn tocht (15 km.) naar Finistera - ´het einde van de wereld´, waar lang voor mij de Kelten en later de Romeinen dachten dat hier de wereld ophield. Wetenschap en kennis hebben aan deze mythe (en vele andere) een einde gemaakt, maar meer kennis leidt helaas lang niet altijd tot meer inzicht, hetgeen in de huidige wereld pijnlijk zichtbaar is. Ondanks alle ontwikkelingen wíllen mensen geloven in goden en geesten en blijven de diverse ‘heilige’ boeken een voortdurende bron van intolerantie en geweld…

Aankomst bij Finistera De Coquille

☼ Het meest in het oog springend symbool van de pelgrimage naar Santiago de Compostela

is de Sint Jacobsschelp of de coquille. Het wordt gebruikt als voornaamste ornament op alle

gebouwen langs de Camino. Nu is de schelp ook het symbool voor het vrouwelijk

geslachtsdeel en is bekend als symbool van geboorte of wedergeboorte. Het is daarom dat

Venus hieruit opstijgt in het schilderij 'De Geboorte van Venus' van Botticelli.

Het is een symbool van een voorchristelijke vruchtbaarheidsrite, dat net als zoveel heidense

symbolen en riten door de katholieke kerk zijn overgenomen. Om dit symbool over te nemen

moest Santiago, volgens de legende, iemand terug doen komen van de dood. Iets wat Santiago

in de geest van zijn heidense alter-ego wel diverse malen doet. Dit keer redde hij een ruiter

die verdronken was in zee. Toen deze terugkwam uit de zee was hij overdekt met de schelpen.

Via deze constructie werd de schelp toch het symbool van pelgrimage naar Galicië.

Het andere symbool van Santiago is het zwaardkruis, bekend onder zijn voorchristelijke naam lagarto of hagedis, verbonden met vruchtbaarheid en kuisheid.

De schelp is het attribuut van Jakobus de Meerdere. Op alle mogelijke manieren wordt de

schelp gebruikt als symbool voor alles wat met Jakobus en Santiago de Compostela te maken

heeft. De schelp wordt vooral door de pelgrims gedragen op de hoed, de mantel of de rugzak.

Page 39: Via de la Plata II

Donderdag 10 juni - Corcubión - Finistera - Faro - 20 km.

Vanmorgen ben ik om 8.00 uur vertrokken, na me nog een kop koffie te hebben gemaakt in pension ´Beiramar´. Ik kan geen afscheid nemen van het vriendelijke en behulpzame paar, want alles is nog in diepe rust. De man liet me gisteren vol trots grote foto´s zien van het orkest waarin hij 40 jaar als saxofonist had gespeeld en wees lachend op de mooie en schaarsgeklede zangeressen van de band. Ook vroeg hij me nog of ik niet afgezet was in het restaurantje dat hij me had geadviseerd. In het stadje wordt de Camino erg slecht aangeduid en leidt me naar de carretera voor een kilometer sterk stijgend asfalt, een slecht begin. Gelukkig kan ik er dan vanaf en langs een eenzame albergue loop ik het bos in. Dan begint het weer te regenen en heb ik mijn poncho nodig. Ik kom door kleine dorpjes zoals: Vilar, San Roque, Amarela en stop bij een bar in Estorde voor een ontbijtje met koffie en tarta Santiago. Het regent nog steeds als ik door Sardiñeiro kom, maar als ik daarna weer omhoog de bergen in wordt geleid is het droog. Na het gehucht Calcoba is er ineens een prachtig uitzicht op de Oceaan en ik zie in de verte Finistera liggen. (nog 6 km.) Afdalend kom ik aan de zee waar de vloedgolven brullend op me af komen. De laatste 2 km. loop ik over het strand waar ik de Duitse vrouw met haar twee honden tegenkom. In Finistera ligt de albergue in het centrum, maar ik loop bij Hostal Mariquito naar binnen en neem een kamer met douche want ik heb behoefte aan privacy en rust. In de albergue krijg ik later mijn laatste sello (stempel) en een prachtige oorkonde van de Camino de Finistera. Als ik me omdraai zie ik op de rugzak van een vrouw de tekst: ´met wie kan ik mee terug rijden naar Nederland´. Als ik de tekst hardop lees draait de vrouw zich om en ik kijk in het gezicht van Gré, een vrouw uit de Hollandse polder die op 25 februari in mijn atelier overnachtte op weg naar Santiago de Compostela. Dit is echt ongelooflijk! Ze is bijna 4 maanden onderweg geweest (ik kreeg nog een kaart van haar toen ik nog thuis was uit Le Puy en Velay) en nu op dezelfde dag als ik aangekomen aan het einde van de wereld. Daar moet op gedronken worden! Ze gaat een half uur later met de bus terug naar Santiago en als ze niemand vindt voor een lift naar huis, zal ze de trein moeten nemen. Ik neem afscheid van haar en loop naar de Faro, de vuurtoren helemaal aan het einde van de rotsige landtong. Dat is retour nog eens 7 kilometer waardoor ik vandaag toch nog 20 km. loop. Onderweg kom ik in gesprek met Gabrielle, een Amerikaanse (schrijfster) uit Connecticut (USA) die alleen onderweg is geweest op de Camino Francès. Ik loop met haar omhoog tot aan de vuurtoren waarachter een soort ´offerplaats´ is waar pelgrims hun schoenen en andere spullen ritueel verbranden. Het is nevelig en bewolkt, maar dat geeft aan deze plek juist een bijzondere sfeer en ik blijf er enige tijd in gedachten vertoeven. Terugdenkend kan ik zelf nauwelijks bevatten dat ik hier nu sta, na het te voet doorkruisen van Spanje van Sevilla in het zuiden tot het uiterste noordwesten aan de oceaan, met indrukken van zóveel verschillende landschappen, dorpjes en prachtige steden en een grote verscheidenheid aan mensen en talen. Van het ´Gallego´ de spreektaal van Gallicië is geen woord te verstaan. Ik spreek met Gabrielle over de openheid tussen mensen op de Camino en de grote hulpvaardigheid, dingen die straks in het ´normale´ leven niet meer zo vanzelfsprekend zijn omdat mensen altijd op hun hoede zijn om zich vooral niet kwetsbaar op te stellen. Het vasthouden van de attitude die je onderweg ontwikkelt is eigenlijk de grootste opgave van de Camino. Terwijl ik dit zit te schrijven, regent het buiten alweer dat het giet, maar dat deert me niet meer.

Ik ben in Finistera; Ultreia!

Page 40: Via de la Plata II

´s Avonds tref ik op een terras Karin de Duitse uit Frankfurt, Santiago en Manu met zijn hond Lobo en we vieren met een drankje onze aankomst in Finistera. Manu is een ´marinero´, een eenvoudige visser, maar hij heeft bijzonder mooie gedachten over het leven, de Camino en het communiceren met andere mensen. De hond en hij zijn onafscheidelijk. Als de hond niet welkom is in een albergue slaapt hij ook buiten en als hij eet, eet de hond ook. Om tien uur is het koud buiten en ik ga terug naar mijn Hostal om te slapen. Dit was een mooi afscheid van fijne mensen die ik ontmoette op mijn Camino.

´Finistera es la ultima sonrisa del caos del hombre asomandose al infinito´...

Page 41: Via de la Plata II

Vrijdag 11 juni - Finistera - Santiago de Compostela per bus.

Vanmorgen ben ik goed uitgerust opgestaan om 8.00 uur en omdat de bar van het Hostal nog gesloten is ga ik op hetzelfde terras van gisteravond ontbijten met koffie en geroosterd brood. Santiago zit er tot mijn verassing ook al en kijkt een beetje moeilijk. Hij heeft gisteren nog laat doorgevierd met enkele Spanjaarden en daar kwam mucho vino aan te pas zodat hij nu een zwaar hoofd heeft en dat terwijl hij vandaag naar Muxia wil lopen. (30 km. naar het noorden) Ik neem nogmaals afscheid van hem en weet intussen dat zijn motivatie om de Camino te lopen gebaseerd was op het feit dat zijn vrouw enkele maanden geleden gestorven is. De Camino is ook een manier om te verwerken en verder te kunnen. Terug in het Hostal tref ik Karin weer, die er ook overnachtte. Ze vertelt dat ze een ´sabatical´ heeft genomen om even haar drukke baan als consultant te onderbreken en zou eigenlijk een creatiever leven willen leiden zonder de stress waar ze permanent aan onderhevig is. Ze weet alleen nog niet hoe ze dat kan bereiken en liep op de Camino om daar over na te denken. Ook van haar neem ik opnieuw afscheid en om 12.00 uur neem ik de bus naar Santiago. De route gaat tot mijn verbazing niet door het binnenland, maar langs de kust met aan de ene kant de oceaan en aan de andere kant een langgerekt bergmassief. Ondanks de grijze lucht en de regenwolken levert dat nog mooie zeezichten op. Uiteindelijk gaat het landinwaarts naar Santiago waar ik om 15.00 uur arriveer. Van het busstation is het nog 2 km. lopen naar het centrum en als ik onderweg een leuke bar tegenkom, ga ik er een glas wijn drinken. Ik heb intussen wel trek, maar de eigenaar kan me alleen een sandwich met kaas, ham en tomaat maken. Ik denk dat ik er enigszins uitgehongerd uitzag want hij brengt me bij de wijn nog twee bakken chips. Er is achter de bar een prachtige tuin en dat is in Spanje echt een zeldzaamheid. In het centrum loop ik binnen bij enkele Hostals voor onderdak, maar alles is ´complet´. Dan ga ik naar een groentewinkeltje dat ik nog ken, want de eigenaresse plukte me in 2006 van de straat toen ik in Santiago aankwam en had toen een eenvoudig kamertje voor me. Ze is er nog en ik kan er ook nu weer twee nachten blijven. Ik zie er tegen op om weer in het grote Seminario Menór te gaan slapen en blijf liever in het centrum dit weekend. In de stad bel ik met Manolo Rodriguez die ik vorig weekend leerde kennen en we spreken af om elkaar zaterdagavond om 20.00 uur weer te ontmoeten in een bar. Dat is fijn, want als je zo terug komt in Santiago is iedereen die je onderweg leerde kennen vertrokken en met de nieuwkomers heb je geen verbinding. Vanavond kijk ik nog wat rond in de stad en morgen zijn er nog wel wat plaatsen die ik nog niet bezocht heb. Het wordt een weekend van afronden en me op de terugreis richten. Tegen de avond loop ik nog even naar de kathedraal en tot mijn verassing is daar een concert. Een vrouwenkoor uit Tokio zingt op een fantastische manier Marialiederen en daarna in Japanse klederdracht met prachtige kimono´s hun eigen traditionele muziek. Op het enorme kerkorgel wordt nog muziek van Brückner gespeeld. Onder de indruk verlaat ik om 23.00 uur de kathedraal en ga terug naar mijn kamer boven het fruitwinkeltje, midden in het centrum.

Page 42: Via de la Plata II

Zaterdag 12 juni - Santiago de Compostela Als ik wakker word en me ga douchen, zie ik dat het Italiaanse stel dat in de kamer naast mij logeerde, vertrokken is. Als de señora om 9.00 uur verschijnt boek ik ook nog voor zondag op voorwaarde dat ik van kamer kan wisselen. Dat kan gelukkig want die kamer heeft tenminste een écht raam aan de straatkant, een bank om op te zitten en een kleine TV. (die ik niet nodig heb) Ik verhuis mijn spullen en ga in een bar ontbijten met koffie en churros - gedraaide staafjes van een soort oliebollendeeg met poedersuiker - erg lekker! De zon schijnt intussen en dat is een verademing na bijna een week slecht weer. Bij een terras ontmoet ik een Nederlands echtpaar dat de Camino Francès liep en de man geeft aan genoeg te hebben van de commercie op de Camino. Hij houdt het verder voor gezien. Ik besluit om vandaag te proberen om een gratis maaltijd te krijgen in de Parador ´Los Reyes Católicos´. Een Spaanse koningin heeft die traditie ooit ingesteld voor de pelgrims toen het Parador nog een pelgrimshospitaal was. Nu wordt de traditie in stand gehouden door per dag maximaal 10 pelgrims een maaltijd aan te bieden. Ik meld me om 11.45 uur bij de garage van de Parador samen met een Portugees stel dat de Camino Portugès gelopen heeft. Met een briefje moeten we ons bij de hoofdingang melden en worden vervolgens via de prachtige patios naar beneden geleid in de kelder, waar een ´comedor de peregrinos´ is. In de enorme ondergrondse keuken krijgen we een plateau met 3 gangen; soep met schelpjes en linzen, lomo met groenten en tortilla, rode wijn en pruimen of een banaan als postre. Het is meer dan genoeg en het smaakt goed! Het voelt toch heel bijzonder om even een onderdeel van deze traditie te mogen zijn en na de maaltijd ga ik in de bar van de Parador nog koffie drinken tussen heel chique mensen. Aan een tafeltje ontwaar ik drie hoge prelaten van de kathedraal in hun soutane met een paarse band om en een groot kruis aan een ketting op hun borst. Ze hebben een goede fles wijn op tafel staan en keuvelen gezellig tussen de rijkste mensen van Spanje die hier (kunnen) logeren. Aan hun weldoorvoede figuren en hun dubbele kinnen (sorry, ik zie zo´n dingen nu eenmaal) kun je zien dat de crisis in Spanje aan hen voorbijgaat. Ze hoeven zich geen zorgen te maken over hun baan, zoals zoveel Spanjaarden op dit moment, dragen geen verantwoordelijkheid voor vrouw en kinderen en hebben hun hele leven gratis kleding, kost en inwoning. Het enige dat ze hoeven te doen is mensen de hemel te beloven (zoals met de volle aflaat die de gelovige pelgrim ´verdient´ met zijn Camino naar de apostel) en zelfs dat is geen garantie want als het niet lukt, ben je het zelf schuld! Had je maar beter naar hen moeten luisteren. Maar dit terzijde. Als ik weer buiten sta is het zonovergoten plein gevuld met een kleurrijke massa die zingt, danst, huilt en lacht in het aangezicht van Jacobus de Meerdere die hoog in de toren van de kathedraal troont. Er is ´verdiende´ pijn, gedeelde vreugde en een verbroedering die ik nergens anders zo ben tegengekomen als op deze historische weg en daarom was ik er ook weer. Voor de laatste keer; want Santiago is heel erg duidelijk een zeer succesvol marketingproduct geworden waar het land én de kerk miljoenen aan verdienen. Dat mag van mij, maar ik hoef er dan geen deel meer van uit te maken… ´s Middags is Santiago een heksenketel, het mooie weer is daar natuurlijk ook debet aan. Je moet een programma bedenken om niet onder te gaan in deze chaos. Ik bezoek de grote kerk van San Martin, waar ik als pelgrim voor 1.50 euro binnen mag. De kerk en het bijbehorende groot Seminario zijn nu een museum. Ik verbaas me weer over de enorme gouden Barokke retabels. Het kon niet op en overal zweven engelen. Er is een interessante afdeling waar je kunt zien hoe bedreven de monniken al waren in de boekdrukkunst en het boekbinden en er is nog een complete apotheek met kruiden die men in de middeleeuwen gebruikte om zieke pelgrims op te knappen. Ook vind ik er drie relikwieën van Santiago met o.a. een opgedroogde druppel bloed van de heilige.

Page 43: Via de la Plata II

We weten dat hij waarschijnlijk in Jeruzalem onthoofd is door de Romeinen en in de legende pas 800 jaar later door Pelayo is gevonden in Gallicië. Waar ze die druppel bloed vandaan hebben getoverd blijft een raadsel. (of een wonder?) Ook zeer indrukwekkend zijn de houten koorbanken met, in reliëf, afbeeldingen van heel veel heiligen. Ik tel er meer dan twintig die heilig zijn verklaard omdat ze op een of andere gruwelijke manier zijn afgeslacht. Het zo bewonderde martelaarschap om de hemel te verdienen is geen uitvinding van de moslims, onze christelijke cultuur is er vergeven van. Na een glas wijn om even te recapituleren bezoek ik nog een heel mooi modern museum in het centrum. De collectie is een gedurfde combinatie van klassieke- en hedendaagse kunst met prachtige sculpturen en ik zie er ook nog werk van Picasso en Salvador Dali. Dit was genoeg cultuur voor vandaag en ik ga even rusten om later (om 20.00 uur) naar mijn afspraak met Manolo Rodriguez en zijn vrouw te gaan.

Het Claustro van de Iglesia San Martin

Give me my scallop-shell of quiet, My staff of faith to walk upon, My scrip of joy, immortal diet, My bottle of salvation, My gown of glory, hope's true gage, And thus I'll take my pilgrimage.

17th-century. (Sir Walter Raleigh)

Page 44: Via de la Plata II

Praza do Obradoiro

☼ Praza do Obradoiro is het massieve hart van Santiago de Compostela. Op 25 junli wordt

hier de 'Dag van de Apostel' gevierd, de 'Dag van Sant Iago'. Het plein wordt veelvuldig

gebruikt voor concerten en andere evenementen. Werk van Goud' is de letterlijke vertaling

van de naam van het plein. Deze Plaza is in zekere zin het museum van het stadscentrum met

de kathedraal en zijn Capilla del Salvador, Torre de las Campanas, Torre de la Carraca en

de mooi gebeeldhouwde Portico de la Gloria. 'Torre de la Carraca' en 'Torre de la

Campanas' dateren uit verschillende architecturale perioden en zijn daarom ook een

combinatie van barok en Romaanse architectuur. Zij halen een hoogte van zeventig meter.

Aan de torens werd gewerkt tijdens de 12de, de 17de en de 18de eeuw. Wie van de geur van

wierook houdt, bezoekt de kathedraal het beste tijdens de mis op zondagochtend.

Op dat tijdstip wordt sedert eeuwen een reusachtige ruim 50 centimeter hoge 'botafumeiro'

rondgezwaaid om de wierookgeur in de kerk te verspreiden.

Page 45: Via de la Plata II

De kathedraalgevel is Barok uit de 18e eeuw. Rechts bij de deur staat een beeld van María Salomé en links van haar echtgenoot Santiago Zebedeo, de ouders van Sint Jacobus. (Sant Iago Zebedeo) De gevel is ook afgebeeld op de kleine Spaanse euro munten. Rechts van de kathedraal staat het kloostergebouw. Verder prijken hier het Palacio Gelmirez dat met de kathedraal-pas kan worden bezocht en het Hostal de los Reyes Católicos uit 1492 dat de pelgrims bescherming moest bieden en werd omgevormd tot de 'Parador de los Reyes Católicos' (staatshotel). De geveldecoratie van het 'Hostal de los Reyes Católicos' is vooral van Enrique de Egas. Er zijn vier binnentuinen (patio's), twee uit de 16e en twee uit de 19e eeuw. De 'Patio de San Juan' loont een bezoek. In de gevel van Hostal de los Reyes Católicos werd een heel smalle doorgang ingebouwd, afgebakend door een koord. Wie hierin zijn toevlucht zocht (ook criminelen) kon niet worden aangehouden. De leidende geestelijke van de instelling oordeelde echter of de regel mocht verbroken worden, of niet. Palacio Rajoy (Pazo de Raxoi) is een groot neo-klassiek gebouw uit de 18e eeuw. De 'Xunta' (parlement) van Galicia zetelt er en ook het stadhuis kreeg er onderdak. Palacio de Rajoy werd ontworpen door de Fransman Charles Lemaur. Het gelijkvloers bestaat uit een lange bogenrij. De naam 'Rajoy' is die van de bisschop die opdracht gaf tot de bouw. Er prijkt een ruiterbeeld van Sint Jacobus. Het stelt hem voor als strijder in de 'Slag om Clavijo' en bevestigt op die manier dat hij zou deelgenomen hebben aan de strijd tegen de Moren. Sint Jacobus heeft, ondanks de legende, in zijn leven nooit een moslim ontmoet. Hij stierf door een Romeins zwaard, acht eeuwen vooraleer de eerste moslims in Spanje toekwamen. Palacio de Rajoy diende ook om koorzangers te huisvesten en de duizenden bedevaarders, teveel voor de kathedraal, die wilden biechten. Omdat de pelgrims niet alleen uit Spanje kwamen, maar ook uit Frankrijk, Italië en andere katholieke contreien, moesten die priesters meerdere talen kennen. Zij werden de 'lenguajeros' genoemd. Het Colegio de San Jerónimo (Colexio de San Xerome), gesticht door de aartsbisschop Alonso III de Fonseca in de 16e eeuw voor arme studenten en Colegio de Fonseca zijn kloosters uit de 15e eeuw. San Xerome is nu een onderdeel van de Universiteit van Santiago. De belangrijkste architect die op dit plein actief was, heette Fernando de Casas y Nova en hij geldt als een meester van de Galicische Barok. ☼ In Santiago liggen, volgens de overlevering, de beenderen van de apostel Jacobus.

Matamoros - de ‘Morendoder’ wordt hij in Spanje bewonderend genoemd. Ooit, zo gaat de

legende, toen de moslims het Iberisch schiereiland hadden veroverd en de laatste Christenen

hun toevlucht hadden gezocht in het onherbergzame noorden in de bergen van Cantabrië en

Asturië, daalde Jacobus op zijn witte strijdros neer uit de hemel en doodde hij op één dag

meer dan zevenduizend Moren en Saracenen. Na Jeruzalem en Rome werd Santiago de

Compostela daardoor de belangrijkste bedevaartsplaats voor de Christenen.

Page 46: Via de la Plata II

Zondag 13 juni - Laatste dag in Santiago de Compostela.

Domingo, la ultima dia en Santiago. Het zit er bijna weer op. Morgenvroeg (14 juni) vlieg ik vanaf vliegveld Lavacolla (via Madrid) terug naar huis. Vandaag nog wat rondkijken en een beetje terugdenken aan de voorbije tocht vanuit Salamanca, alweer een maand geleden.

Nog even over mijn ervaring van gisteravond: om 20.00 uur was ik zoals afgesproken in de bar waar ze die heerlijke witte wijn uit de Bierzo-regio serveren. Even later komt Tita (de vrouw van Manolo Rodriguez) ook binnen en drinkt een glas mee. Manolo arriveert wat later en het blijkt dat we de stad verlaten om ergens iets te gaan eten. Als hij hoort dat ik wel het museum en de kerk van San Martin heb bezocht, maar niet in het claustro kon komen, neemt hij me mee ernaartoe en regelt met de portier dat ik erin mag. Het claustro is een onderdeel van de abdij van de Benedictijnen die er resideerden en is indrukwekkend en robuust gebouwd. Ik ben er net als de ondergaande zon er een mooi licht overheen legt, prachtig! Manolo werkt voor de Xunta van Gallicië op het departement van cultuur en heeft in dit gebouw zes jaar gewerkt, zodoende. Hij schreef een complete encyclopedie over de historie van de Camino en weet werkelijk alles van deze invloedrijke mythologie. We verlaten in zijn auto de stad, pikken aan de rand van de stad nog een stel op; Paco (vriend en collega) met zijn vrouw Suzana en rijden vervolgens naar Os Piso, een gehucht waar in de bossen een ongelooflijk etablissement staat. Het lijkt wel een tafereel uit een schilderij van Jeroen Bosch. Gebouwtjes met gestapelde schoorstenen en kelders eronder. Buiten staat een groot beeld van een Druïde en Manolo vertelt dat de baas dit zelf maakte. Paco noemt het de plaats van Asterix en Obelix. We zitten op banken aan ruwe houten tafels en bestek is er niet, je eet gewoon met je handen en drinkt wijn uit een kom. In het licht, dat af en toe bijna uitvalt zie ik steeds meer mensen binnenkomen. Manolo bestelt allerlei lekkernijen en er worden verschillende schalen met diverse tapas en flessen wijn op tafel gezet. Ze doen hun best om langzaam te praten zodat ik aan het gesprek kan deelnemen en Paco spreekt redelijk Engels, zodat hij als tolk kan optreden als mijn Spaans ontoereikend is. Het zijn zeer hartelijke mensen die me een onvergetelijke avond bezorgen. Op mijn tochten ga ik bewust te voet om zo dicht mogelijk bij het landschap te blijven en ik probeer ook zo dicht mogelijk bij de mensen van de streek te komen. Dankzij Philippe, die me introduceerde bij Manolo en Tita, is dit volledig geslaagd en ik bedank hen alle vier ervoor dat ik zó dichtbij mocht komen… Als we om 24.30 uur willen vertrekken komt de baas in een wit gewaad met een ‘gaïta’ (doedelzak) en twee compañeros met trommels binnen en speelt Keltische muziek voor de aanwezigen. In een aangrenzende ruimte is het dan nog stampvol met gasten die nog zitten te eten. Uiteraard mag ik niets betalen en Manolo zet me af in het centrum van Santiago, vlak bij mijn slaapplaats. Ik ben nog een uur wakker om dit feestje te verwerken...

Als ik zondagmorgen, wat later dan normaal, opsta tref ik in mijn ´oude´ kamertje een Italiaan aan die vandaag naar Fatima (Portugal) reist om vandaar naar Italië terug te vliegen. Manolo heeft me gisteren een oude bar ´Jacobeo´ geadviseerd om churros te gaan eten als desayuno. Helaas zijn die er op zondag niet te krijgen, dat valt tegen. Als ik na een tweede vergeefse poging het centrum verlaat, kom ik in een kleine bar terecht waar vooral Braziliaaanse peregrinos zich treffen. Deze kroegbaas is graag bereid om voor mij churros te bakken (ze worden warm gemaakt in een friteuse) en zo krijg ik toch nog mijn zin. Gewoon even doorzetten! Om 12.00 uur is er in de Rua do Vilar (waar ik woon) een concert met een ´banda´ die paso-dobles speelt. Het publiek bestaat voornamelijk uit plaatselijke bewoners die duidelijk genieten van de opgewekte muziek. Ook krijg ik nog een telefoontje van mijn zoon Dimitri die wil weten hoe ik het er vanaf heb gebracht.

Page 47: Via de la Plata II

De middag benut ik om in de Romaanse Iglesia San Fiz de Solovio (13e eeuw) een expositie te bezoeken van jonge Chinese kunstenaars. Ze gaan stevig de confrontatie aan met het consumentisme en de overbevolking van de wereld. Na het Japanse koor in de kathedraal is er hier ook interesse in hedendaags Chinese kunst, opmerkelijk! Om mijn cultureel programma af te ronden ga ik naar het ´Centro Galego de Arte Contemporána´, waar tot mijn verbazing een hele verdieping is gewijd aan het werk van de Nederlandse kunstenaar Bas-Jan Ader (1942) die als uiterste consequentie van zijn project ´In search of the Miraculous´ in 1975 met een klein bootje de oceaan op voer om te ervaren hoe de zee met hem om zou gaan. Het gevolg lag voor de hand; hij verdween voorgoed en het was een vissersboot uit La Coruña (niet ver hier vandaan) die het wrak van zijn (leeg) bootje vond. Een Nederlandse journalist schreef destijds: ´hij heeft misschien ontdekt dat de wereld tóch plat is en is er gewoon vanaf gevallen´. Dat brengt me terug bij het uitgangspunt voor mijn tocht van Sevilla tot Finistera; een oude Romeinse Via die (voor hen) tot aan het einde van de wereld liep waar de zon verdween in de onderwereld, een gedachte die ook de oude Egyptenaren al hadden...

Finistera

De (heidense) route van Santiago naar Finistera wordt door de kerk niet erg op prijs gesteld. Ze is door pelgrims, die zich verdiepten in de historie, zelf ontwikkeld. Voor de kerk is alleen Sint Jacobus het einddoel en eigen initiatief wordt niet gewaardeerd. Er is dan ook weinig informatie te krijgen over de ‘Via Finistera’, maar gelukkig is ze al redelijk goed aangegeven.

Page 48: Via de la Plata II

Mijn laatste foto is een opname van het frontreliëf van de Capilla ´Das Ánima´, waarvan de beroemde 18e eeuwse polychrome retabels momenteel gerestaureerd worden. Het is weer het indringende beeld van zielen in het vagevuur die hopen op het verkorten of zelfs kwijtschelden van hun straf. Een gedachte die voor de Middeleeuwse mens, die maar kort te leven had, van groot belang was en die daar graag een aflaat voor wilde verdienen door naar Santiago de Compostela te lopen of er gewoon maar een te kopen van de kerk...

Voor mij zit de Via de la Plata erop. Een tweedelige route van het uiterste zuiden naar het uiterste noord-westen van Spanje. De zwaarte van het landschap en de langere afstanden dan ik gewend was, waren een prijs die ik graag betaalde voor de rust en de mogelijkheid tot reflexie op deze Camino. De berichten die me bereikten over de Camino Francès, waren niet erg hoopgevend voor toekomstige peregrinos die inzicht en ´ruimte´ zoeken.

Zelf heb ik weer veel mooie en interessante mensen ontmoet die mijn tocht mede inhoud gaven en waarvan ik zeker nog wel eens wat zal vernemen. Het dagelijkse telefoontje met Thea, die mij moreel ondersteunde, was van groot belang en ook was ik blij met de leuke reacties in mijn dagboek, dat door mijn broer Theo op mijn website geplaatst was. Dank ook aan Roger en Jo, wandelvrienden die mijn transfer naar- en van Brussel regelden en tegen iedereen, die op een of andere manier bij mijn avontuur betrokken wilde zijn, zeg ik tot slot:

MUCHAS GRACIAS!

Page 49: Via de la Plata II

Epiloog - de weg als metafoor

Het gaan van de weg is een oeroude metafoor voor het leven. Voor veel mensen valt hun besluit, om op pelgrimspad te gaan, samen met een bijzondere gebeurtenis of een nieuwe fase in hun leven. De wandel- en fietswegen naar Santiago worden steeds beter, en over steeds grotere afstanden, bewegwijzerd. Die andere weg, de levensweg, lijkt intussen een doolhof te worden. De ontwikkelingen gaan sneller en sneller, wereldwijd. Onze samenlevingen worden steeds complexer en traditionele verbanden staan onder druk. Mensen mogen en moeten zelf in al die dynamiek hun eigen weg vinden. Daarom ervaren velen het echt als een cadeau, om een tijd lang als pelgrim uit het gewone leven te kunnen stappen. Het onderweg zijn, alles wat je nodig hebt zelf meesjouwen, de natuur, het ongewisse, het ritme van de lange tocht, het alleen zijn, de ontmoetingen, steeds weer je eigen keuzes maken - los van het vertrouwde. Het zijn prachtige ingrediënten voor een diepgaande ervaring. Op pelgrimstocht gaan is dus een uitstekende manier om tot rust te komen, om de tijd te nemen voor dat wat er echt toe doet. Gaandeweg kun je, op een natuurlijke manier, in contact komen met wie je bent, met anderen, met je bestemming en hoe je die wilt bereiken. Een pelgrimstocht is dus een krachtige metafoor voor het leven én een ervaring op zich, die ontwikkelingen teweegbrengt of versterkt. Voor veel mensen is de Camino een belangrijke etappe op de reis van hun leven. Een etappe waarin zij, bijvoorbeeld, bepaalde ervaringen kunnen verwerken, afscheid kunnen nemen (van een loopbaan, een geliefde, oude patronen), en een begin kunnen maken met een nieuwe toekomst. Voor velen is een bijzondere gebeurtenis de aanleiding is om de Camino te gaan lopen of fietsen. Maar het kan ook een oproep van binnen uit zijn: een stem in je die zegt dat het tijd is om op pad te gaan, letterlijk en figuurlijk. Sommige pelgrims zeggen dat ze soms al tien jaar of nog langer weten dat ze naar Santiago ‘moeten’. Zij konden of wilden echter, om allerlei redenen, niet eerder gehoor geven aan die oproep. Ook de langste reis begint met de eerste stap. Dat is de beslissing om daadwerkelijk op pad te gaan, om het bekende en vertrouwde achter je te laten, om maar te zien wat op je afkomt, kortom: om ‘pelgrim’ te worden. (afgeleid van het Latijnse ‘peregrinus’, wat ‘vreemdeling’ betekent) Bij het afscheid staat meestal diegene die vertrekt centraal. Maar bedenk dat de tocht ook van invloed is op diegenen die thuisblijven. Dat is de ervaring van velen vóór je: een belangrijke verandering bij de één, heeft ook gevolgen voor de ander. Al heb je je reis nog zo goed gepland, eenmaal onderweg ontdek je dat het toch vaak anders loopt dan je had bedacht. Dat is het boeiende van de reis, maar het kan ook moeilijk zijn. Je komt jezelf tegen en vraagt je af: waar ben ik aan begonnen? Oude patronen blijken niet meer te werken. Een uitspraak die je vaak op de Camino hoort is: ‘de weg is het doel’. De uitdagingen die je onderweg tegenkomt zijn niet zozeer hindernissen, die je moet nemen om ergens aan te komen. Het zijn vooral ook de mogelijkheden om gebruik te maken van je (vaak onvermoede) kracht, creativiteit en (groeiende) wijsheid. Hoe lastig dat soms ook is. Zo gaat het ook in het leven: het einde komt vanzelf, het gaat er dus vooral om wat je onderweg doet en hoe je dat doet. Onderweg loeren natuurlijk niet alleen gevaren. Je zult er ook bondgenoten vinden. Er zijn veel verhalen over de Camino met inspirerende ontmoetingen, grote gastvrijheid, en de belangeloze hulp die vaak onverwacht wordt aangeboden. Hulp komt niet alleen van buiten, maar ook van binnen. Pelgrims die juist op de moeilijkste momenten op hun reis een grote, onvermoede kracht of creativiteit in zichzelf ontdekten. Bij het ontmoeten van reisgenoten hoort ook het afscheid nemen. Langs de Camino ontstaan vriendschappen voor het leven of een diepere verbondenheid, maar in ieder geval zul je erna meer dan ooit openstaat voor nieuwe ontmoetingen en voor andere mensen…

Page 50: Via de la Plata II

Santiago de Compostela

Na Jeruzalem en Rome verwierf Santiago de Compostela de status van derde grootste bedevaartsoord, al duurde het, nadat het graf van Sint Jacobus de Meerdere hier in de negende eeuw 'ontdekt' zou zijn, nog ruim tweehonderd jaar voor de pelgrimages goed en wel op gang kwamen. Net als de meeste heiligen werd Jacob vooral aangeroepen bij medische problemen. Wie naar Compostela ging, deed dat om genezing te verkrijgen, onheil af te wenden of nood te lenigen. Tot de apostel werd ook gebeden in geval van verdwenen echtgenoten of wanneer men ongewild kinderloos bleef. Over dat laatste zeiden andersgelovigen na de Reformatie wel eens spottend dat de pelgrim die met vruchtbaarheidsproblemen naar Compostela ging, bij zijn terugkeer zeker enkele koters zou aantreffen - als hij maar lang genoeg weg bleef...

Santiago de Compostela - Zondag 13 juni 2010

Jos Solberg.