verhalende jaren

14
1 VERHALENDE JAREN Gatse Boschma

description

75 jaren met 75 verhalen

Transcript of verhalende jaren

Page 1: verhalende jaren

1

VERHALENDE JARENGatse Boschma

Page 2: verhalende jaren

1

Page 3: verhalende jaren

De lachende kok

Terwijl de harde Zuidwesterwind door de verstaging van de voor ons

afgemeerde zeiljachten zingt, huilt en giert, en zo een wonderlijke

melodie componeert, genieten wij op het terras van een verfrissend

drankje. Net op tijd redden we de glazen van de ondergang als een

plotselinge windstoot al het andere in één vloeiende beweging van

de tafeltjes veegt. Asbakken en menukaarten zeilen door de lucht en

ploffen meters verderop weer neer. Het schept een wonderlijke eens-

gezindheid tussen de bezoekers aan de diverse tafeltjes. Iedereen

probeert gillend te redden wat er te redden valt.

‘De Lachende Kok’ had ik op een bord bij de ingang gelezen.

Waarom ik dat een toepasselijke naam vond, wist ik toen nog niet.

Maar het leek me een verademing, na alle televisiekoks die het

ongetwijfeld goed zullen bedoelen, maar op een ongelooflijke manier

tekeer kunnen gaan tegen even goedwillende doch minder begaafde

soort- c.q. branchegenoten. ‘Le chef qui rit’. Het was weer eens wat

anders dan ‘le vache qui rit.’. Toen ik hem voor de eerste keer zag,

viel de gelijkenis mij onmiddellijk op Alleen de neusring ontbrak,

maar hij had een forse goudkleurige ring aan één van zijn oorlellen

hangen. Voeg daarbij een groot hoofd met een woeste snor, maar

verder zo kaal als een pas opgewreven biljartbal, en de gedachten

aan hoge zeeën en wijde verten dringen zich op. Hij moest wel veel

van de wereld hebben gezien. Hij stormde naar buiten om zijn bezit-

tingen te redden, maar deed dat met een bulderende lach. Hier klonk

de lach van de doorgewinterde zeeman aan het roer van zijn jacht

dat door een plotselinge windstoot zich op één oor vleit, maar

tegelijk op hol slaat als een Arabische volbloedhengst dat de sporen

heeft gekregen. ‘Ha, ha, toe maar Aeolus, probeer het maar. Het zal

je niet lukken. Hier ben ik de baas’ Hij verzamelde alles wat hij nog

bij elkaar kon harken in een grote jutezak, veegde in dezelfde be-

weging ook de parasols naar beneden en beende weer met grote

passen richting de keuken.

De windstoot was een teken. Dat was wel duidelijk. Na nauwelijks

1

Page 4: verhalende jaren

een minuut verduisterde de hemel als werd er een gordijn voor de

zon geschoven. Van het ene op het andere ogenblik werd het

pikzwart en barstte er een onweer los, zoals je dat maar een paar keer

in je leven meemaakt. De regen viel letterlijk met bakken uit de

hemel, bliksemstralen verlichtten de hemel spookachtig en de don-

derslagen waren niet in decibellen uit te drukken. Hierbij vielen alle

bestaande uitdrukkingen in het niet: ’hondenweer’ veranderde op

slag in een mild voorjaarsbuitje en ‘het regent dat het giet’ werd een

speelgoedgietertje. Nee, de Oranjesluizen werden in één vloeiende

beweging vol opengezet. De totale terrasbevolking probeerde zich

als één man naar binnen te haasten. De toegang was met een paar

forse openslaande deuren op een behoorlijke toeloop berekend, maar

dit waren teveel in te korte tijd. M.a.w. de toegang verstopte, met als

gevolg dat er een prop bezoekers onder een immens grote douchekop

stond. Eenmaal binnen veranderde de natuurstenen vloer binnen de

kortste tijd in een pierenbad. Het water stroomde werkelijk naar bin-

nen en het was er overvol met schuilende, soppende mensen. Uiter-

aard was het beschikbare aantal stoelen ook niet op deze toestroom

berekend. Een staande receptie noemden wij dat vroeger. Ik

probeerde zoveel mogelijk naar achteren door te schuiven. Het leek

wat op het binnenlopen van een overvolle haven. Soms vind je dan,

helemaal achterin nog wel eens een plaatsje. En zo was het hier ook.

Stijf tegen de achterwand, naast de keukendeur was zowaar nog een

stoel vrij. Bijna dankbaar nam ik plaats, want dit kon nog wel eens

een hele tijd gaan duren, begreep ik al snel. Mijn tafelgenoten zaten

hier kennelijk al wat langer. Behoudens de harde klappen, hadden

ze van het noodweer nog niet veel gemerkt. ‘Slecht weer?’, vroeg er

iemand uit louter beleefdheid. Ik kon moeilijk anders doen dan het

volmondig beamen.‘Tja, de tijd van het jaar zeker’, merkte een ander

op. Eveneens volmondig, maar hij was aan het eten. Ik bekeek de

kaart eens. Als ik hier nu toch moest verblijven, kon ik, misschien

niet voor hetzelfde geld, maar in ieder geval wel voor hetzelfde

gemak, iets gaan eten. Het viel mij op dat er eigenlijk maar één menu

werd geserveerd. Het werd omschreven als een ‘tien gangenmenu

voor een schappelijke prijs’. De tien gangen werden verder niet om-

schreven, maar de taal sprak mij wel aan. Ik keek eens om mij heen

2

Page 5: verhalende jaren

voor zover dat nog mogelijk was en zag dat, naar mijn inschatting,

iedereen ook inderdaad met een onderdeel van het menu bezig was.

De één had een spoon, de ander een klein kopje met iets wat ik

meende te herkennen als een heldere bouillon en een derde had een

gefrituurde garnaal op een lepeltje. Het zag er allemaal veelbelovend

uit. De keukendeur zwaaide open en daar verscheen ‘de lachende

kok’. Het enige verschil met zijn verschijning op het terras was de

torenhoge koksmuts die hij droeg. Een imponerende gestalte. Hij

lachte weer aanstekelijk toen hij bulderde: ‘dat moest effe rap daar-

buiten. Effe de handjes laten wapperen en wat zeil minderen. Wat

mag het zijn. Eenmaal menu en nog wat te drinken? Dat komt straks,

want we beginnen met een drankje van het huis. Hoort er allemaal

bij. Je vraagt je af hoe kan het allemaal voor dat geld.’ ‘Eigenlijk

wou ik een theaterdiner. Maar dat heeft een dubbele bodem. Kijk,

het eten is slecht, want dat merk je toch niet door het toneelspel en

het spel is slecht, maar dat hoor je weer niet omdat je zit te eten. Dat

is dus van beiden helemaal niks. En tweemaal niks blijft niks.’ En

weg was hij weer. Ik hoorde hem in de keuken nog lachen.

De eigenlijke bediening liet hij over aan zijn personeel. Maar het

leek wel of iedereen door zijn positieve levenshouding werd

aangestoken. Er heerste een soort jolige stemming, niet normaal voor

dit soort gelegenheden. Het meisje, dat met een zwierige beweging

mijn drankje serveerde deed dat met een olijke glimlach en koket-

teerde openlijk: ‘alstublieft mijnheer, nummer één van een lange

reeks. Neemt er maar rustig de tijd voor, want dat zult U nog nodig

hebben. Zowel de rust als de tijd.’ Een doordenkertje, dacht ik. Maar

hoe ik ook doordacht, ik kwam er niet uit. Toen ik haar na een paar

gerechten naar de betekenis vroeg, flirtte ze: ‘afwachten, mijnheer,

we zijn pas begonnen.’ Ik kon er geen chocola van maken. Intussen

was de kok ook alweer een paar maal aan tafel verschenen om het

volgende gerecht aan te prijzen. Hij deed dat steeds met dezelfde

overtuiging, maar ook met verstand van zaken. Ieder gerecht bleek

in naam iets met varen en zee te hebben: een gebrast razeil, een kaap-

stander, een stukje verschansing, windkracht zeven, of een lopend

zeetje. Het leek soms of de gerechten hem op datzelfde ogenblik te

3

Page 6: verhalende jaren

binnen schoten. Maar in de loop van de avond kreeg je een idee van:

wat, waar en hoe.

‘Gedurende lange nachten aan het roer had hij het allemaal bedacht,’

vertelde hij. ‘Bemanning aan boord at wat de kok hen voorzette,

Vond men het achteraf helemaal niets dan kreeg de kok zijn congé.’

Dit had hem op de idee gebracht een kaart samen te stellen met

weinig keus in de menu’s, maar met een overvloed aan gerechten.

Hij had zich verdiept in de samenstelling van een ‘overdadig menu’

dat betrekkelijk weinig calorieën bevatte, maar een uitstekende prijs

– kwaliteitverhouding moest hebben. Topkoks uit diverse landen

hadden hem geadviseerd, en zo was het menu ontstaan. ‘Na zoveel

jaren op zee lokte de vaste wal’, vertelde hij. ‘Hij waagde de gok en

had tot nu geen moment spijt gehad.’

Alleen de lach was van hem zelf en dat had hij maar zo gelaten.

Over kok is restaurant die gerechten zelf aanbeveelt en uitleg ver-

schaft, maar gelardeerd met veel humor. Meer conferencier dan kok.

Hij vertelt over theaterdiner: dubbele functie – het eten is slecht,

maar dat merk je niet omdat je wordt afgeleid door het toneelspel en

het toneelspel is slecht, maar dat merk je niet omdat je zit te eten.

Op de vraag of we nog iets konden eten, antwoordde men: nee er

zijn geen aardappelen meer. Ongetwijfeld als persiflage op la vache

qui rit had men het restaurant ‘de lachende kok’ genoemd. Het beeld-

merk toonde het beeld van de lachende koe, maar met een koksmuts

op en een schootsvel omgeknoopt.

4

Page 7: verhalende jaren

Doordrinken, opa

‘U moet wel flink doordrinken opa,’ sprak de vrijwilligster in ‘Avon-

drood’, een bejaardenhuis aan de rand van de stad. Verzorgingscen-

trum heette het nu. Vroeger, toen het nog gewoon bejaardenhuis

heette, wisten de bewoners waar ze aan toe waren. Ze waren bejaard

en zaten in een groot huis dat daar speciaal voor was opgericht. Maar

nu het Verzorgingscentrum heette, veronderstelden veel bejaarden

geheel ten onrechte dat ze nu ook verzorgd zouden worden. Maar

daar was geen tijd meer voor en misschien ook wel geen geld. Het

komt wel vaker voor dat mensen die ergens het meest bij zijn be-

trokken er de minste kijk op hebben. Avondrood was gesitueerd aan

de uiterste buitenkant van de stad. De stedenbouwkundigen hadden

diep nagedacht over de meest gunstige bouwlocatie en na ampele

overwegingen was deze plaats uit de hoge hoed gerold. De archi-

tecten waren daarin meegegaan en hadden een monsterlijk gebouw

ontworpen waarbij alle wooneenheden, kamers dus, naar buiten

waren gericht. Zo konden de toekomstige bewoners allemaal mooi

naar buiten kijken en het landschap bewonderen. Een prijz-

enswaardig initiatief, vonden de opdrachtgevers. Het was onge-

twijfeld zomer geweest toen deze gedachten op papier waren gezet

en verder waren uitgewerkt. Zomers viel er ook wat voor te zeggen,

maar helaas kent de natuur ook een winterslaap en wat zomers in

bloei staat lijkt winters grauw en triest. De naam Avondrood was uit

diezelfde hersenkronkel ontsproten. De zonsondergangen moesten

welhaast adembenemend zijn. Sommige bewoners gingen daar heel

ver in mee en vergeleken de ondergaande zon met hun eigen situatie.

‘Dag zon,’zeiden ze iedere avond. ‘Slaap lekker, en misschien tot

morgen.’ Misschien ging dit nog wel verder dan de ontwerpers had-

den bedacht. In ieder geval hadden ze niet bedacht dat de oudere

medemens misschien ook nog wel eens de behoefte zou voelen zich

naar het centrum van de stad te laten verplaatsen, om andere mensen

te zien en een andere winkel met iets meer keus dan hun eigen ‘su-

permarkt’ beneden in de hal bij de uitgang. Maar ja, die leeftijd had-

den de doorgeleerde heren nog niet bereikt. En dus zaten 188

ouderen gevangen in een soort gouden kooi. Prachtig, maar wel

5

Page 8: verhalende jaren

gevangen.

Hij haatte het. Hij haatte het drankje dat ze hem driemaal daags

probeerden te laten drinken. ‘U moet wel flink doordrinken, opa.‘

Hij haatte het meisje met haar iets te schel stemgeluid dat pijn deed

aan zijn oren. Terwijl toch algemeen bekend mocht worden geacht

dat de hoge tonen bij ouderen het eerst verdwijnen. Jaren geleden

had men hem al eens geprobeerd te interesseren voor een hoorappa-

raat, zodat hij weer deel kon nemen aan de gesprekken om hem heen.

Hij had tot dan nooit het gevoel gehad iets te hebben gemist, en toen

hij hoorde wat die hightech apparaten wel niet zouden moeten kosten

hoorde hij alles weer haarscherp. Het meisje oogde weliswaar

geduldig, maar je moest wel voortmaken. Hij haatte het allemaal.

“U moet wel flink doordrinken, opa.’

‘U moet wel flink doorhappen, opa.’

‘U moet wel flink doorschuifelen, opa.’

‘U moet nu wel gaan slapen, opa.’

‘U moet ’s nachts wel doorslapen, opa.’

‘U moet ’s morgens wel weer wakker worden, opa.’

‘U moet wel door, opa.’

Door, door, door. Alles moest en niets mocht. Natuurlijk deden ze

hun best. Dat begreep hij ook wel, maar het maakte hem opstandig

en tegelijk melancholiek.

Vroeger was het allemaal anders geweest. Dar herinnerde hij zich

nog heel goed. Die goeie, ouwe tijd. Hij was 61 jaar getrouwd toen

zijn vrouw overleed, en daarna was hij in een soort vrije val beland.

Toen bleek eigenlijk pas goed hoeveel zij voor hem had betekend.

Hoe ze hem al die jaren had gesteund en voor hem had gezorgd. Hij

had altijd gemeend dat hij zijn leven aardig op de rails had. Maar na

haar overlijden, hadden de wissels regelmatig verkeerd gestaan en

was hij verschillende malen ontspoord, of hij had een ontsporing nog

net kunnen voorkomen. Ze woonden samen al in een appartement

met ‘voorkeur voor 55+.’ Zo ver hadden ze het samen nog geschopt.

6

Page 9: verhalende jaren

Hij had er daarna nog een aantal jaren alleen ‘gebivakkeerd’, want

wonen kon je het nauwelijks meer noemen. Hij had een buurvrouw

gehad die aanvankelijk regelmatig even binnenwipte, daarna was er

een hulp in de huishouding gekomen en werden zijn maaltijden

geserveerd door ‘tafeltje dekje’.

Maar toen hij, ondanks alle goede zorgen, langzaam afgleed naar een

soort apathie voor alles wat er om hem heen gebeurde, was hij in

Huize Avondrood beland. Aanvankelijk nog in een zogeheten aan-

leunwoning en nu alweer twee jaar in de achterste coupé van de trein.

Omdat hij zich dat laatste heel goed realiseerde, werd hij steeds

chagrijniger. En dat paste helemaal niet bij zijn karakter en levens-

houding. Leef je leven was altijd zijn motto geweest. Maar dan moest

er nog wel iets zijn om voor te leven. Hij had alles al moeten inle-

veren: zijn geluk en zijn vrijheid, maar ook zijn rijbewijs en zijn

bankpasje. ‘Zullen wij dat maar niet liever even voor U bewaren,

opa.’ Dat betekende: ‘hier maar met die spullen. Je weet het nooit

met die oudjes.’ Ze bewaarden het in een kluisje, zeiden ze. Kijk opa,

hier zit het in. Alles wat we voor U bewaren. En wij hebben de sleu-

tel. Kijk, dit is dus Uw sleutel, maar wij passen erop. Dus als U er

wat uit wil halen, vraagt U ons gewoon even om de sleutel. Maar

wat zou hij er uit moeten halen. Hij wist nauwelijks meer wat er in

zat. Maar het was zijn kluisje. Dat wel. Het laatste wat ze hem had-

den afgenomen om op te bergen was zij gouden horloge. Ooit gekre-

gen: ‘als beloning voor goed gedrag en als dank voor de

dienstenbewezen aan ons bedrijf, gedurende een lange reeks van

jaren.’ Ze bedoelden, dat hij het had verdiend door 25 jaar als een

trouwe hond achter zijn baas aan te lopen en alleen zijn mond open

te doen als ze hem iets vroegen en er van hem werd verwacht dat hij

dan antwoord zou geven. Dat hij 25 jaar volgehouden, en dat was

eigenlijk best lang, vond hij zelf. Leef je leven. ‘Ik ben, als ik er over

nadenk, mijn hele leven schizofreen geweest’, dacht hij wel eens.

‘Twee zielen, één gedachte.’ Hij moest onwilkeurig glimlachen en

schrok wakker.

‘U moet wel flink doordrinken, opa’, zei ze.

7

Page 10: verhalende jaren

Een bewogen vlucht

Ons vliegtuig had vertraging. Dat komt meer voor en het is dus niet

iets om je bij voorbaat druk om te maken. We waren op de terugweg

naar huis, na 10 dagen vakantie in een zonnig land. Een georga-

niseerde vakantie, zoals dat heet. We komen op een leeftijd dat we,

alles wat anderen voor ons organiseren, hogelijk waarderen. In dit

geval betekende dat een retourvlucht met onze nationale trots, trans-

fer met een shuttlebus van het vliegveld naar het hotel met een vol-

doende aantal sterren, vol pension en een aantal interessante

excursies. Het had ons allemaal als muziek in de oren geklonken en

was ons tot nu prima bevallen. We konden het iedereen van harte

aanbevelen. De excursies waren inderdaad uiterst interessant

gebleken, de verzorging was uitstekend geweest en de reisleiding

behulpzaam en deskundig. Kortom, een vakantie zoals een vakantie

hoort te zijn. Maar aan alle goede dingen komt een eind en dus……

De shuttlebus had ons ruimschoots op tijd afgezet bij de airport. We

hadden afscheid genomen van onze reisleiders en ons bij de rij wach-

tenden gevoegd om in te checken en de bagage af te geven. Ze waren

streng deze reis. Iedere koffer werd nauwkeurig gewogen en

overgewicht werd in rekening gebracht. Bovendien werden alle trol-

leys gemeten en gewogen. Klopte het niet dan werden ze consequent

als bagage beschouwd, gestickerd, op de band geplaatst, gewogen

en als extra bagage berekend. Dat liep leuk op, zagen we. Wij von-

den het ook wel een goede zaak. De groeiende hoeveelheid tassen

en trolleys die mee naar binnen worden genomen maken dat de

bagagekisten boven je hoofd overvol raken en amper nog gesloten

kunnen worden. Dit bedachten en bespraken we, terwijl we stonden

te wachten en zeer langzaam in de rij naar voren schoven. Wij had-

den geen problemen met de bagage, bleven keurig binnen het max-

imumgewicht en hoefden niets bij te betalen. Het blijft altijd een

spannend ogenblik, vinden we. Hoewel we ruimschoots tijd hadden,

gingen we toch maar richting onze Gate; B8, stond op het ticket. Tot

B7 was het geen probleem, maar B8 vonden we boven. We moesten

een trap op en zagen een lege hal met glazen deuren, maar her-

metisch gesloten. Er was ook geen wacht ruimte, tenzij we op de

8

Page 11: verhalende jaren

grond zouden gaan zitten. We daalden weer af naar B7 en wachtten

daar op de dingen die zouden gebeuren. Er zou vast wel iemand

komen. Langzaam druppelden de passagiers binnen bij B7, liepen

dan na enig speurwerk de trap op naar B8, maar kwamen ook weer

naar beneden en voegden zich bij de rest van het volk. Men wandelde

wat rond en liep eens naar de andere Gates, maar iedereen keerde

ook steevast weer op zijn schreden terug.

Daar zagen we haar voor het eerst: ‘the pink lady’ doopten we haar

op hetzelfde ogenblik. Ze schuifelde achter een kofferkar, hing er

half overheen en duwde zichzelf vooruit. Geschatte leeftijd met

ruime marges: 40 jaar. Doorleefde jaren, leken het ons. Op haar kar-

retje stonden zeker zes stuks handbagage, alle in een zelfde hardroze

kleur en opvallend. Het grootste stuk handbagage was groter dan

voor handbagage is toegestaan, dat zagen we vanaf deze afstand heel

duidelijk. Hoe had deze dame het klaargespeeld met die verhuizing

door de controle te komen, waar iedereen alles moest inleveren. Ze

droeg roze laarzen met hakken van 12 tot 15 cm, een dachten wij,

witte, pantalon, een roze trui, daar zagen we nog een brede strook

van, onder een witte jas met een brede, jawel: hardroze ceintuur. Ze

moet blond zijn geweest, maar dat konden we nauwelijks meer on-

derscheiden, want ze droeg een zeer forse pet in dezelfde opvallende

kleur en het geheel werd bekroond door een donkere zonnebril met

even opvallende grote, ronde glazen. Ze trok de aandacht en miss-

chien was dat ook wel de bedoeling, zeiden we tegen elkaar. We

vroegen ons wel af hoe zij met al haar bagage straks naar boven

moest komen, maar toen we, veel later, onze plaatsen hadden gevon-

den, zagen we haar door het gangpad naar achteren strompelen, zich

links en rechts vasthoudend aan de stoelen en achter haar aan kwa-

men een paar stewards, of ander boordpersoneel, met de bagage. Ze

was binnen en zat op haar plaats. Maar daarmee was het feest nog

niet voorbij. Het bleek dat ze op de plaats van een andere passagier

zat. Ze probeerde aanvankelijk met handen en voeten uit te leggen

dat die meneer ongelijk had. Ook de stewardessen konden haar niet

overtuigen. Dat was haar plaats, wat er ook op het ticket was inge-

vuld. Tenminste, dat begrepen wij, want er scheen niemand te zijn

9

Page 12: verhalende jaren

die precies verstond wat ze zei. Ze liep moeilijk, demonstreerde ze,

iets met haar knieën, en daarom moest ze daar zitten. De man die

meende recht te hebben op die plaats nam ten langen leste genoegen

met een andere plaats. Gelukkig was er nog ruimte in overvloed.

Toen de motoren zouden worden gestart, hoorden we een eigenaardig

raspend geluid. Een versleten startmotor in een auto op jaren, maakt

soms hetzelfde geluid. En net als bij een auto wil de motor dan niet

starten. De pogingen volgden zich in steeds hoger tempo op, maar

het verlossende geluid bleef uit. Er werd niet gestart. En dus werd

er ook niet gevlogen. Het zou toch niet waar zijn dat we met een

ander toestel zouden moeten vliegen. Maar het was wel waar.

Nauwelijks verstaanbaar, maar we begrepen dat we er weer uit

moesten. Met een bus werden we naar een ander toestel gebracht.

Iedereen nam zijn plaats weer in. Zelfs onze ‘pink lady’ was weer

aan boord gehesen en zat meteen op de goede plaats. Everybody

happy? Dan gaan we starten en vliegen. Ziezo, we waren onderweg.

Ineens ontstond er een kabaal achter ons. The pink lady moest naar

het toilet en dus moest er een steward aan te pas komen om haar te

begeleiden. En zoals dat gaar, begon toen het geroezemoes. De pas-

sagiers om haar heen vormden een front. Men wou haar daar niet

meer hebben, want ze was zo stoned als een garnaal, hoorden we ie-

mand zeggen. En ze stonk een uur in de wind, beweerde een ander.

Een zeer pénetrante parfumlucht vermengd met een even doordrin-

gende dranklucht.

Het personeel werd er bij gehaald en men stond er op, dat zij een an-

dere plaats kreeg. Er waren immers nog zitplaatsen genoeg. Even

dreigde er een opstand toen het personeel vond dat daarvan geen

sprake kon zijn, maar die kozen eieren voor hun geld. Ze lichtten

haar begeleider in die bij de deur had postgevat om haar weer op te

vangen. Hij moest het maar vertellen, meenden de anderen. En vraag

niet hoe ze het voor elkaar hebben gekregen, en de hoogste baas aan

boord moest er aan te pas komen, maar ze kregen haar zo ver dat ze

genoegen nam met een andere zitplaats. Het zal wel beter voor haar

knieën zijn geweest. Een beetje verongelijkt deed ze, dat wel. Ze

10

Page 13: verhalende jaren

mokte, dachten wij. Ze leefde pas weer op toen de meisjes langskwa-

men met de versnaperingen. Ze bestelde iets alcoholisch en dat ver-

wonderde ons niet. Wat nog wel opviel was dat de rest van de vlucht

er steeds iemand van het personeel even bij haar langs kwam om een

praatje te maken. Een belangrijke passagier.

Toen we landden zagen we bij de uitgang van het vliegtuig een

invalidenwagentje staan met twee marechaussees ernaast. En op weg

naar de lopende band voor de koffers passeerden ze ons. The pink

lady zat erin als een vorstin. Maar wel een beetje verlept, vonden

we.

11

Page 14: verhalende jaren

1

Hij haatte het. Hij haatte het drankje dat ze hem driemaal

daags probeerden te laten drinken. ‘U moet wel flink door-

drinken, opa.‘ Hij haatte het meisje met haar iets te schel

stemgeluid dat pijn deed aan zijn oren. Terwijl toch algemeen

bekend mocht worden geacht dat de hoge tonen bij ouderen

het eerst verdwijnen. Jaren geleden had men hem al eens

geprobeerd te interesseren voor een hoorapparaat, zodat hij

weer deel kon nemen aan de gesprekken om hem heen. Hij

had tot dan nooit het gevoel gehad iets te hebben gemist, en

toen hij hoorde wat die hightech apparaten wel niet zouden

moeten kosten hoorde hij alles weer haarscherp. Het meisje

oogde weliswaar geduldig, maar je moest wel voortmaken.

Hij haatte het allemaal.

“U moet wel flink doordrinken, opa.’

‘U moet wel flink doorhappen, opa.’

‘U moet wel flink doorschuifelen, opa.’

‘U moet nu wel gaan slapen, opa.’

‘U moet ’s nachts wel doorslapen, opa.’

‘U moet ’s morgens wel weer wakker worden, opa.’

‘U moet wel door, opa.’

Door, door, door. Alles moest en niets mocht. Natuurlijk

deden ze hun best. Dat begreep hij ook wel, maar het maakte

hem opstandig en tegelijk melancholiek.