Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB...

13
jubileumuitgave jaar Evean 35 Korthagenhuis 35 Verhalen uit het Evean Korthagenhuis

Transcript of Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB...

Page 1: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

jubileumuitgave

jaar Evean

35 Korthagenhuis

35Verhalen uit het Evean Korthagenhuis

Page 2: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

Zij speelde cornet in het muziekcorpsvan het Leger des Heils, hij speeldebas. ‘Het was een schat, mijn Jan, voormij. Eén uit duizend. Dan heb je eenfijn leven hoor.’ Ze staat op, en looptnaar een kast. Daarin staat een blik,vol foto’s. Ze laat de portretten doorhaar handen glijden, een verliefd stelletje op een brug in Weesp, waar zijwerd geboren en getogen. Haar zoonAlbert woont er nog.

Nooit een anderAlie Kamermans werd op 20 septem-ber 1921 geboren als eerste dochter ineen gezin dat al zeven zoons telde.Later volgden nog een broer, een zusjeen een pleegkind. Haar vader, AlbertusJohannes Kamermans, was een zeemanuit Culemborg, die de slag bij Atjehnog had meegemaakt. Haar moeder,Gerritje Schijff, zat bij het Leger desHeils. De jonge Alie ging al vroeg werken inde wasserij in Weesp. ‘Ik heb heel veelzakdoekjes op stapels gelegd’. Van hetgeld dat ze verdiende, kocht ze haareigen kousen. Op school en later op dejeugdclub kwam ze Jan Boere tegen.Achttien jaar was ze toen ze wat kregen.‘Zo’n leuke vent. Hij was echt mijnvriendje vanaf het begin. Nooit eenander. Hij ook niet trouwens.’ Ze wijstop de gouden ring aan haar vinger

waarin de initialen JB staan gegraveerd.‘Deze kreeg ik aan het begin van deoorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,en is daar krijgsgevangen gemaakt. Ikwoonde toen bij zijn ouders in, ik hadniks. Later kwam hij vrij, en zijn wegetrouwd, op 8 mei 1943.’Het waren heel moeilijk jaren, verteltmevrouw in haar appartement, nogsteeds op de achtste etage. ‘Ik ben eenkeer tien dagen op pad geweest ometen te halen, samen met twee zusjesen mijn schoonmoeder. De honger-

optocht heette dat. We liepen over deIJsselbrug, sliepen in het hooi. Ik moesttijdens de tocht drie dagen bij eenboer blijven, omdat ik zulke opgezwol-len benen had. Ik bracht een pannetjemet eieren mee voor mijn vader, dieheel ziek was. Maar terwijl ik binnenbij hem zat, werd een zak meel gesto-len. Iedereen had honger in die tijd.’

De liefde voor elkaarNa de oorlog kregen Jan en Alie samenvier kinderen, drie dochters en eenzoon. Jan werkte bij de politie inAmsterdam, in 1973 werd hij bevor-derd tot agent. Alie werkte in opvang-huizen voor gevangenen. ‘Zwaar werk,het was moeilijk om met die mensente praten en ze moed in te spreken.Maar ik heb het altijd met alle liefdegedaan.’ Samen maakten ze muziek in

het muziekcorps van het Leger, datmevrouw nog altijd trouw is. Elke zon-dag wordt zij gehaald en gebracht naarde diensten van het Leger in Zaandam.Met majoor Spek heeft mevrouw alvast alles geregeld voor haar eigenbegrafenis. Ze laat de brief zien waarinal haar “regelingen en wensen” staan.‘Voor de mensen van het Leger is saam-horigheid belangrijk’, legt mevrouwBoere uit. ‘De liefde voor elkaar. HetLeger staat open voor je, en zo probeerik ook in het leven te staan, open vooranderen.’ Dat lukt niet altijd, geeft zetoe. ‘Ik zeur ook wel eens. Het is ookniet altijd makkelijk. In zo’n huis kanje het niet allemaal naar je eigen handzetten, en ik blief ook niet alles. Maar ‘tis een goed huis, en de begeleiders zijnhier voortreffelijk. Ze doen ontzettendveel voor de mensen, ik heb op schil-dercursus gezeten en ik zing in hetkoor de Vrolijke Noot. Je moet je eigenook geven, zeg ik maar, anders komt erniks van terecht. Dan blijf je maar ineen hoekje zitten, dat is niet goed. Er zijn dagen dat ik met mijzelf in deknoop lig, maar dan helpt God. Mijngeloof houdt me op de been.’En de herinnering aan Jan. Ze legt haarhand om de ketting rond haar nek.Een cirkel met een J erin, afgezet meteen diamantje. Gemaakt van zijntrouwring.

“WIJ”Verhalen uit Evean Korthagenhuis.

Het was een heerlijke opdracht, het realiseren van het blad WIJ. We wilden een tastbaar aandenkenaan het 35-jarig bestaan van het Korthagenhuis, iets makenwaarmee we bewoners en medewerkers een plezier kondendoen. Opeens kregen we het idee een blad te maken met veelverhalen. Ons huis staat immers bol van verhalen, en van hetvertellen en lezen van verhalen krijgen veel mensen nooitgenoeg. Een freelance journaliste, Miek Smilde, die eerderonder andere schreef voor Trouw en NRC Handelsblad, maakteeen opzet, en de managementleden zochten daar de juiste personen bij. Aagje maakte een planning, en toen kwamen de artikelen; interviews met bewoners en medewerkers, reportages over de verschillende dagactiviteiten. Verhalen metherkenbare thema’s, verhalen over afscheid, verdriet, plezier inhet werk, tevredenheid, betrokkenheid bij het huis, familie. Er is bijna geen emotie die niet in dit blad aan de orde komt.Met daarbij prachtige beelden; Jan Gort zorgde voor de foto’s.

“WIJ” laat het Korthagenhuis zien zoals het is. Het is op de eerste plaats een huis waar mensen wonen en komen, ieder met hun eigen opvattingen en eigen verhalen. Dat geldt ook voor de mensen die er werken. Mensen, die meer tijd met elkaar door brengen dan met hun eigen familie. Mensen, die het met elkaar moeten uithouden, ook als zeelkaar eigenlijk niet liggen. Mensen, die door het Korthagen-huis weer met elkaar in contact komen en blij zijn elkaaropnieuw te ontmoeten.

Om deze verhalen gaat het in dit blad WIJ. Ons eigen blad, met heel veel “Story”.

Heilina Tijssenlocatiemanager Evean Korthagenhuis

2 3

Inhoud3 PORTRET VAN DE LANGSTWONENDE

BEWOONSTER MEVROUW BOERE-

KAMERMANS

4 SWAGAT MAKANDRA, DAGOPVANGVOOR SURINAAMSE OUDEREN

6 PORTRET VAN WILMA CARÉ, AL 30 JAARWERKZAAM IN DE ZORG

7 PORTRET VAN OUD-MEDEWERKSTERANNELIESE VENEMA

8 MIJNHEER VAN MAENEN MET ZIJN VIJF DOCHTERS EN ZOON

10 ZEVEN VRAGEN AAN DE VOORZITTERVAN DE RAAD VAN BESTUUR

11 PORTRET VAN MEVROUW ESSINK, BEWOONSTER EN LID CLIËNTENRAAD

12 DUBBELINTERVIEW RUBEN EN JAAP VANDE TECHNISCHE DIENST

13 KLANTENPASHOUDSTER MEVROUW OUT

14 FAMILIEPORTRET FAMILIE WUISMAN

15 INTERVIEW PASTOR HENDRIKS

16 PORTRET VAN KLANTENPASHOUDSTERMEVROUW VOGELAAR DIE DAGELIJKSKOMT ETEN EN BINGO SPELEN

17 PORTRET VAN VRIJWILLIGSTER NETTY

POELWIJK

18 REPORTAGE MISAFIRHANE, HET DAG-PROGRAMMA VOOR TURKSE VROUWEN

20 REPORTAGE OVER DE SALON VOOR

ERNSTIG VERGEETACHTIGE MENSEN.ONDER LEIDING VAN MARIEKE KEIZER

EN MARGREET JONGBOOM

22 PORTRET VAN VRIJWILLIGER ROB

MATTHESIUS

23 DE ONDERDEELCOMMISSIE

24 KORTHAGEN TOEN EN NU

COLOFONWij, verhalen uit Evean Korthagenhuis is een idee van Heilina Tijssen, Frank Dekens, Aagje van ‘t Wout en Els van Gog in samenwerking met Miek Smilde.Interviews, reportages, tekst: Miek Smilde, Polemiek tekst & advies, Amsterdam.Fotografie: Jan Gort, Amsterdam.Foto familie van Maenen: Josje Deekens, Den HaagOntwerp: Richard Sluijs, Den HaagDruk: Ando bv, Den HaagOplage: 800 exemplaren WIJ is tot stand gekomen dankzij een bijdrage van de Stichting vrienden van het Korthagenhuis.

Het geloof houdt mevrouw Boere op de beenHet geloof houdt mevrouw Boere op de been

‘Je moet je eigen ook geven’

Mevrouw Boere-Kamermans isde bewoonster die het langst inhet Korthagenhuis woont. Zekwam in 1989 samen met haarman Jan, op twee kleine kamersop de achtste etage. Het huiswas nog niet verbouwd, maarze vonden het er heerlijk. ‘Het was een geweldig huis, enlekker dicht bij de kinderen.’ Nu woont mevrouw hier alweer bijna veertien jaar alleen. ‘Ik ben heel dankbaar dat ik hierben terechtgekomen, laat ik datnou eens gewoon zeggen.’

Voorwoord

Page 3: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

jaloers op mevrouw Maanster die eenreis heeft gepland in november. Zeheeft er zin in, vooral om te vissen.‘Daar kan ik tenminste eten wat ikvang.’ Op dat moment komt Carla Pinasbinnen, samen met haar man René.Carla is een van de jongere deelneem-sters, zij is nog maar 64. De vrouwenreageren hilarisch als René zich voor-stelt. ‘Ik ben René, de slaaf van Carla.’‘Kijk maar uit, René’, reageert mevrouwTine Strijk (83) die als laatste binnen-komt. ‘Alle mannen die hier komen,gaan dood.’ De groep barst in lachenuit. René stelt de vrouwen gerust. ‘Ik blijf maar even dames, want ik wilniet dat Carla nu al weduwe wordt.’ Als iedereen binnen is, worden dezangboeken uitgedeeld. Om de beurtkiest iemand een lied. Uit volle borstwordt God geloofd, afwisselend in hetNederlands en in het Surinaams.Mevrouw Strijk leest eerst de dagtekstvoor. Al de wegen van de Heer zijn liefde en trouw, voor wie zijn verbonden geboden onderhoudt. In de hoekvan de kamer staat een Surinaamsepop, er hangt een schilderij van eenstraat in Paramaribo. Een nieuw liedwordt aangeheven, Tine geeft de toonaan. A krosi foe joe moi so te! Gran-koning Salomo. ‘Zingen is eigenlijk eenvan de allerleukste activiteiten’, vindenalle vrouwen. ‘Op donderdag komt een zanglerares, dan zingen we oud-Hollandse en Amerikaanse liedjes, ookheerlijk.’ Daarnaast genieten de vrou-wen van de fitness ‘s middags in deruimte beneden. ‘Beetje de spieren losmaken.’ En gewoon doorkletsen,natuurlijk.

Het land van herkomstHoewel ze het altijd over Surinamehebben, zou geen van de vrouwen nogin het land van herkomst willenwonen. ‘Daar zijn ook wel bejaarden-huizen, maar die laten wel wat te wensen over.’ Bovendien is het daarveel te warm, vindt Ursi Best (82).Mevrouw Best woonde vrijwel haarhele leven op Curaçao, waar zij eeneigen zaak had. Pas sinds haar 70ewoont ze in Nederland. SwakatMakandra was voor haar belangrijkom een nieuwe vriendenkring op tebouwen. ‘Het is goed om met mensenom te blijven gaan’, vindt zij, ‘zeker als

je ouder wordt. Dat kan ook metHollanders, die kunnen ook best lolligzijn. Maar veel Surinamers zien tochop tegen een Hollands huis. Dezegroep is veiliger, vertrouwder.

Het is zo gezellig, zo warm.’‘En wie maakt het hier gezellig?’, vraagtgroepsleidster Joyce aan het eind vande dag. De vrouwen slaan hun handenineen. ‘WIJ!’

‘Als jij vanmiddag naar huis gaat, dantoeteren je oren’, waarschuwt mevrouwElmond aan het begin van de ochtend.Het is 10 uur en langzaam druppelende vrouwen de dagsociëteit Swakat

Makandra binnen. Ze krijgen eerst eenkopje koffie, en een cracker met pinda-kaas. ‘Lekkere koffie nietwaar?’ schatert Joyce, terwijl ze nog eensinschenkt. ‘Ik doe er altijd een snufjezout in. Dat is het geheim.’

Swakat Makandra betekent welkom samenHet is de naam van een dagprogrammavoor Surinaamse ouderen en is opgezetin samenwerking met de welzijnstich-ting Anand Joti en de EvangelischeBroedergemeenschap. Om in aanmer-king te komen voor deelname, is eenindicatie nodig van het regionaal indi-catieorgaan. Het Korthagenhuis regeltdeze indicatie. Joyce Ruimwijk werkt al28 jaar in de zorg, en geeft inmiddelsdrie jaar leiding aan de groep. Nogzeven jaar, dan is ze 55 jaar oud en wilze ermee stoppen. Joyce oogt niet als

een 48-jarige vrouw, ze ziet er veel jonger uit. Wat haar geheim is? ‘Altijdverliefd blijven. En vrolijk. Ik ben echtnooit chagrijnig.’ Hetzelfde lijkt te gelden voor alle vrou-wen die aan Swakat Makandra deel-nemen. Allen ogen jong, fris en vrolijk.De vrouwen dragen stijlvolle kleding,kleurrijke oorbellen en opvallende rin-gen. Zoals mevrouw Elmond. In 1963kwam ze naar Nederland, met zes kin-deren. Haar man werkte in het onder-wijs. Het gezin woonde op de Willems-parkweg in Amsterdam-Zuid, op detweede en derde etage. Vaak ging defamilie terug naar Suriname, voor eenlange vakantie, of voor familiebezoek.‘Eén zoon woont nog in Suriname, hijgeeft les op de universiteit’, vertelt

mevrouw trots. Ze kan hem niet meerbezoeken. ‘De reis duurt nu te langvoor mij.’ Mevrouw Elmond komt sinds 2002naar de sociëteit in het Korthagenhuis.Ze houdt van de sfeer, en de gedeeldeherinneringen. ‘Het is belangrijk hierte komen’, zegt ze. ‘Je hoort hoe hetgaat, hier met de mensen, en daar, inSuriname.’

Uit volle borstWie de vrouwen beluistert, krijgt deindruk dat heel Suriname elkaar kent,of iemand nu daar of hier woont.Namen vliegen over tafel, verhalenvertellen zichzelf. ‘Wanneer was jevoor het laatst in Suriname?’ is eenveelgehoorde vraag. En iedereen is

4 5

‘Heb je mijn pepers gezien?’ vraagt Joyce Ruimwijk aan iedereendie binnenkomt. ‘Echte hete pepers hoor!’ Ze wijst op twee planten voor het raam waaraan de nu nog groene pepers hangen.Daarnaast staat een flinke tomatenplant. Frank Dekens, hethoofd zorg dat toevallig binnenstapt, informeert wanneer detomaten rijp zijn. De 89-jarige mevrouw Elmond kijkt hem licht-spottend aan. ‘Als ze rood zijn.’

Surinaamse ouderen vinden de tropen te warmSurinaamse ouderen vinden de tropen te warm

‘Hollanders kunnenook best lollig zijn’

Op 29 juni vierden de vrouwen van de Surinaamse dagopvangSwakat Makandra Keti-koti, dat eigenlijk op 1 juli valt. Op die dag wordt de afschaffing van de slavernij in Suriname in1863 herdacht. De vrouwen kwamen in originele klederdrachtnaar het Korthagenhuis om de vrijheid te vieren.

Page 4: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

6 7

Ondanks haar korte grijze haren oogtWilma Caré jonger dan zij is; vijftigjaar, en al dertig jaar als verzorgendein dienst van het Korthagenhuis. ‘Ik volgde de algemene opleiding enmoest overal stages lopen’, herinnertze zich nog levendig. ‘Bij de jeugd-gezondheidszorg, in ziekenhuizen, enook in de ouderen verzorging. Ik vondhet meteen leuk hier, het was gezellig.Dat kinderspul lag me niet zo.’ Ookde stage in de Valeriuskliniek bevielmaar matig. ‘Ik was zo jong, 17, 18 jaaroud. Ik had de durf niet iets te vragen,je werd ergens neergezet en je moesthet maar uitzoeken. Hier was hetanders, er was gewoon sfeer. Zo ben ikblijven hangen eigenlijk’.

Met mate mag allesHaar vader maakte koelvitrines, haarmoeder deed af en toe wat extra’s in dehuishouding bij mensen. Wilma zattussen twee broers in, de oudste werktnu bij de gemeentereiniging. Haarjongste broer zit thuis, omdat hij isafgekeurd op grond van ernstige nier-problemen. ‘Ik had graag een niergegeven’, zegt Wilma, ‘maar ik heb zelfdiabetes, en dan mag het niet. Het isniet zo erg hoor, ik slik pillen. Metmate, mag je alles hebben.’ Misschiendat haar broer toch meekan, over eenjaar of tien, als Wilma gaat reizen. Dat

wil ze graag, naar haar geboortelandNieuw-Guinea, waar ze 4,5 jaar woon-de. ‘Ik hoop met pensioen te gaan alsik zestig ben. Dan heb ik er veertig jaarop zitten, dat lijkt me mooi.’In de dertig jaar dat ze het Korthagen-huis kent, heeft Wilma veel zien veran-deren. Vroeger was het “luxe” vindt ze.Er waren vier zusterposten op de ver-diepingen 1, 3, 5 en 7 en daar liep daneen man of vijf rond. ‘Nu mag je blijzijn als er in totaal vier verzorgendenzijn. De zorg is maatjeswerk geworden;veel wordt aangevuld door stagiaires.’Niet alleen de zorg was beter. De ver-zorgenden hadden ook meer tijd. ‘Jekon nog eens sinaasappels persen ofeen stel kousen aantrekken.’ Een anderopvallend verschil is de zogehetenzorgzwaarte van de bewoners. ‘Toen ikbegon, kon je acht bewoners in een liftkrijgen. Mensen liepen hooguit meteen stok. Nu ben je blij als je er drierollators in hebt staan. En of die derdelift er komt, moeten we ook maar af-wachten. Alles is veel meer een centen-kwestie geworden. De laatste jaren zijner ook zoveel fusies geweest, ik houdhet niet meer bij. Straks is heel

Nederland één groot verzorgings-

instituut geworden.’

Niet zo gek grootHet Korthagenhuis is een “open” en

“gezellig” huis vindt Wilma. ‘Het is nietzo gek groot, zodat je iedereen wel zo’nbeetje kent.’ Ze heeft nooit overwogenweg te gaan. ‘Hier weet ik wat ik krijg.’Maar als het aan haar lag, zouden erwel een paar dingen in de zorg moetenveranderen. Vooral aan de psychogeri-atrische problemen van bewoners zouze meer aandacht willen besteden.‘Dementerende ouderen en niet-dementerende ouderen zitten hier veeldoor elkaar’, legt Wilma uit. ‘De mix isop zich niet zo erg, maar het wordt welsteeds moeilijker om contact te makenmet een bepaalde groep. Je wilt ze ver-zorgen, maar je vraagt je wel eens af

of een bepaalde groep hier wel op

z’n plaats is.’ Wilma heeft het danvooral over de mensen die steedsvergeetachtiger worden, en daardooronrustig. Graag zou ze meer activi-teiten speciaal gericht op deze groepwillen zien. ‘Er zijn ‘s middags welclubjes, maar mensen met psychogeri-atrische problemen hebben daar vaakde rust niet voor, die zijn op de hol’,weet Wilma. ‘Soms zitten ze vier dagenop hun kamer, en zeker na een weekendzijn ze dan onrustig. Hoe langer dedagen duren, hoe onrustiger ze zijn.Dan moet je vaker bij ze gaan zitten,een praatje maken. Ik denk dat specialeactiviteiten, ook voor beginnenddementerenden, goed zouden zijn.’

Het was de liefde voor Ed die Anne-liese Venema een paar jaar geledennaar Rotterdam lokte. Hij, een rasechteRotterdammer, en zij, de Alkmaarsevan geboorte, leerden elkaar via inter-net kennen en het was meteen“hartstikke leuk”. Het betekende weldat Anneliese verhuisde. ‘Je gaatwonen waar je liefde woont.’ Een tijdjeprobeerde ze nog op en neer te reizen,maar de afstand brak haar op. ‘Ik wasalleen maar onderweg, werken, eten,slapen.’ Ze vond een baan in een ver-pleeghuis in de Rotterdamse wijkBlijdorp waar ze nu als unitoudstewerkt op een gesloten afdeling voormensen die ernstig vergeetachtig zijn.‘Ze herkennen wel gezichten, maarnamen zeggen hun niets meer.’ Datmaakt het werk wel zwaar, zegt Anne-liese. ‘Ik mis de gesprekken met bewoners. Al het initiatief moet vanmij komen, hoewel ik nu wel meercontact met de familie heb. Jammer isook dat ik sommige verpleegtechnischevaardigheden verlies; in het Korthagen-

huis mochten de daarvoor opgeleideverzorgenden veel handelingen ver-richten, bijvoorbeeld insuline prikken.De kennis over het medicijngebruikwas hoog. Nu moet ik veel tijd stekenom mijn team ervan te overtuigen dateen Durosegic-pleister soms veeleffectiever is dan een heleboel pillen.’

Wat zit je haar wildAnneliese geeft leiding aan een teamvan vier verzorgenden. Ze leerde vanLeny Faber hoe dat moet. ‘Toen ik inhet Korthagenhuis ging werken, kwamik bij het team van Leny en dat wasklasse. We zaten op dezelfde golfleng-te. Ja, overal waar vrouwen werken,

heb je wel eens wat, maar ik heb hetals prettig ervaren, en heb me altijderg gesteund gevoeld. Dat bepaalt 75procent van je werkgeluk, of je jegesteund voelt, en veilig.’

In Rotterdam probeert Anneliese ophaar afdeling dezelfde veilige sfeer tecreëren, maar makkelijk is dat niet.

Zeker in het begin had ze moeite metde Rotterdamse cultuur. Het grootsteverschil met Amsterdam is de humor,zegt ze. ‘De Amsterdamse humor gaatvaak ten koste van een ander, ik vinddat soort humor prachtig. In Rotter-dam doen mensen gewoon en dandoen ze al gek genoeg. In Amsterdamkon je ‘s ochtends de afdeling op lopenen dan riep iemand bijvoorbeeld: “Watzit je haar wild!” “Ja, ik heb een wildenacht gehad”, antwoordde je dan. InRotterdam schrikken ze zich dood alsze zoiets horen.’De sfeer van het Korthagenhuis wordtsterk door collegialiteit bepaald, herin-nert Anneliese zich. ‘Een lage drempelin de richting van het management isbepalender dan of het een oude troepis. Het is ontzettend belangrijk datmensen zich gewaardeerd voelen.’

Hoe groter een verzorgings- of ver-pleeghuis, hoe kleiner die waarderingdreigt te worden, merkt Anneliese. Watdat betreft is ze bang voor de fusies enreorganisaties die ook in Zuid-Hollandspelen. ‘Overal moet efficiënter wor-den gewerkt, overal is sprake van personeelstekort. Maar fusies zijn

niet altijd een verbetering. Er wordtveel bezuinigd op materialen. Dat hebik in het Korthagenhuis niet zo ervaren,maar in Rotterdam wel. Maar goed, inje hoofd kan het altijd beter, en zolangje zelf de portemonnee niet hebt, moetje niet teveel zeuren.’

Historisch DelfshavenOf ze ooit nog terugkomt naar Amster-dam weet ze niet. Aan Ed zal het nietliggen. ‘Hij is erg gecharmeerd vanNoord-Holland en zou het liefst ergenseen boerderijtje kopen. Ik niet hoor, ikwil mensen om me heen.’ Bovendienwoont ze nu in een schitterende flat inhistorisch Delfshaven met vrij uitzichtover de Maas. ‘De cruiseschepen varenlangs, ik zie de Euromast.’ Toch blijfthet noorden trekken. Misschien dathet uiteindelijk Alkmaar wordt, haargeboorteplaats. ‘In Rotterdam zijn deafstanden te groot, ik moet alles methet openbaar vervoer doen. Misschiendat het daarom mijn stad niet is. Ikmis de fiets van de provinciestad.’

Wilma Caré werkt al dertig jaar in het KorthagenhuisWilma Caré werkt al dertig jaar in het Korthagenhuis

‘Vroeger kreeg je er wel acht in de lift’

Over tien jaar hoopt ze metpensioen te gaan, ze werkt danveertig jaar in het Korthagen-huis. Het liefst zou ze willen reizen,naar Canada, of Australië, en inieder geval naar Nieuw-Guinea,waar zij werd geboren.

Anneliese mist haar oude team en de Amsterdamse humorAnneliese mist haar oude team en de Amsterdamse humor

‘Overal waar vrouwen werken,

heb je wel eens wat’Anneliese Venema werkte ongeveer vijf jaar als verzorgende inhet Korthagenhuis, voordat ze in Rotterdam aan de slag gingals unitoudste in een verpleeghuis. Daar begeleidt ze nu samenmet haar team een groep van zes zwaar vergeetachtige mensendie kleinschalig wonen op een gesloten afdeling binnen hethuis. Hoewel ze het gevoel heeft haar plek te hebben gevonden,mist ze de gesprekken met de bewoners van het Korthagenhuis,haar collega’s, én de humor. ‘In Rotterdam moet ik al mijn grap-pen uitleggen.’

Page 5: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

Op 5 mei 2005 verhuisde Maarten vanMaenen samen met zijn vrouwEngeltje vanuit de Tuinbouwstraat inBetondorp naar het Korthagenhuis.‘Dat was onze bevrijdingsdag’, zegtdochter Ellis, die eigenlijk Engeltjeheet, net als haar moeder. ‘Onze moeder was dementerend, enhet ging niet langer. Pa was ook op-gelucht. Toch, pa?’

De kinderen Van Maenen zijn speciaalop bezoek gekomen bij vader, alle-maal. De oudste dochter, Olga, komtuit het eerste huwelijk van vader. ‘Mijn eerste vrouw ging er vandoormet mijn beste vriend’, vertelt vader.‘Ja, daar heb je een beste vriend voor.Ik ging weer zoeken, ik was jong! Toen de tijd er rijp voor was, ontmoet-te ik mijn tweede vrouw, Engeltje. En dat was de goeie.’

EngeltjeSamen kregen zij vijf kinderen, viermeiden en een jongen. Toen er einde-lijk een zoon kwam, moest vader eraan wennen. ‘Ik zei tegen mijn vrouw:“‘t Lijkt wel een gevild konijn”. Zij hui-len, ze was er zo blij mee.’ De kinderenherinneren hun moeder als een warme,lieve vrouw. ‘Ze heette Engeltje, en datwas ze, een engel.’ Dochter Ellis laat defoto zien. ‘Zo was ze precies, met haar

ring en haar sigaretje. Dat is d’r precies.’

Met z’n achten in één bedDe kinderen groeiden op in de Vrolik-straat, en verhuisden later naar deTransvaalstraat. Een tweekamer-woning, met een opklapbed in dewoonkamer. ‘We lagen met acht manin één bed’, zegt vader. ‘Ze kwamenallemaal tussen ons liggen. M’n vrouwlag tegen de muur, en ik lag op de

grond.’ Dochter Corrie herinnert zichde linnenkast. ‘Iedereen had z’n eigenplankje.’ ‘Toch hebben we altijd goedgewoond’, zegt Suze. Martha knikt. ‘Je weet niet beter. We hebben zelfsnog een tijdje een Turk in huis gehad.Die kwam via tante Truus.’ ‘Dat waseen aardige vent’, zegt vader. ‘Hij atgewoon een speklapje mee. Turkenzijn niet zo streng. En ook niet zoopvliegend.’

HaaibaaiIn de Transvaalstraat woonde het gezinnaast Engeltjes moeder, die ook Engeltjeheette. ‘Maar dat was een haaibaai’,lachen de kinderen. Vader knikt. ‘M’nschoonmoeder, die kon er wat van. Zatde buurvrouw te zeuren, kon ze eenklap krijgen, met zo’n boenborstel.’Wel een leuke oma, zeggen de kinde-ren, opoe zat vol verhalen, over deoorlog, het stelen van broden. ‘Opoe had acht kinderen, die ze deelsalleen heeft opgevoed. Een sterkevrouw. Toen had je sterke vrouwen. Nu nog trouwens.’

VerhuizenToen de kinderen ouder werden, ver-huisden pa en ma naar Betondorp. Tot het moment dat moeder te slechtwerd, en moest worden verzorgd. Pa was opgelucht, hoewel hij het ookmoeilijk vond om te verhuizen. ‘Maarals je je geliefde bij je hebt, merk je hetniet.’ Met moeder ging het snel slech-ter, en ook de zorg in het Korthagen-huis was niet voldoende. De laatsteweken van haar leven lag Engeltje ineen verpleeghuis. De dochters vondendat verschrikkelijk, moeder werd eenander mens. ‘Ze was helemaal in dewar, en ze was agressief. Ze herkendeons niet meer, maar klampte zich welaan je vast. Ze voelde wel dat wij bijhaar hoorden.’ ‘Ze voelde het aan’, zegt vader. ‘Ze voelde dat ze ging.’Moeder overleed op 26 juni 2006, omzeven minuten over zes. ‘We waren erallemaal bij.’

8 9

De familie van MaenenDe familie van MaenenOlga, Ellis, Corrie en Martha,Suze en Henk. Vijf dochters,één zoon. Mijnheer van Maenenvindt het “een mooi cluppie”. Zoveel dochters is een zegen. Hij balt zijn vuisten en neemteen bokshouding aan. ‘Eenvader heeft toch de neiging te knokken met een zoon. Je gaat niet knokken met eendochter.’ ‘Met mij heb je ookniet geknokt hoor, pa’, zegtzoon Henk. ‘Ik heb maar éénkeer een schop onder m’n kont gekregen.’

Engeltje van Maenen

Op de grote foto v.l.n.r.: Henk,Corrie, Martha, vader Maarten,Ellis, Olga en Suze

Mijnheer van Maenen met zijn “mooie cluppie”:vijf dochters, één zoon.

‘En toen was daarEngeltje:

dat wasde goeie’

Page 6: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

‘Ik zat een keer in de bus naar het cen-trum toen het Korthagenhuis net wasgebouwd. We woonden in de buurtvlakbij. Tegenover mij zaten tweeoudere dames, en één woonde in hethuis. “Ik heb alle dagen het gevoel

dat ik met vakantie ben”, zei zij. Datheb ik altijd onthouden.’‘Ik belde het Korthagenhuis zondermedeweten van mijn man en de kin-deren. Binnen korte tijd was mijn manzo ziek geworden, dat ik de zorg nietmeer kon opbrengen. Toen ik ‘s avondsop bezoek ging in het ziekenhuis, envertelde wat ik had gedaan, zei hij: “je hebt groot gelijk”. Ook de kinderenvonden het verstandig dat ik het zohad geregeld. Binnen een jaar woondenwe hier, het ging heel snel. Dat was injuli 2000. Drie jaar later overleed mijnman. Op zes weken na waren we 52jaar getrouwd.’

Toneel in de winter‘Ik ben altijd wel actief geweest, ikhoud ervan iets op te pakken. Ik bengeboren in Purmerend waar ik zestienjaar in het zangkoor heb gezeten. Ikhield ook veel van toneel, en organi-seerde toneelavonden. Eén keer perjaar kwam het grote toneel uit Amster-dam in het dorp spelen, met bekendenamen als Eduard Verkade en RolienNuman. Daar was ik een reuze lief-hebster van, ik heb alle tekstboekjesgekocht. In de crisisjaren waren kaar-tjes voor het toneel eigenlijk te duur.Om toch de toneelavonden te kunnenorganiseren, gingen we elke zaterdag-middag bij de mensen langs de deur

om een dubbeltje op te halen. Daar-mee begonnen we al in de zomer,opdat in de winter een voorstellingkon plaatsvinden.’‘Voor de oorlog werkte ik als secreta-resse bij de vakbond Mercurius, debond voor handels- en kantoor-bedienden. Mercurius is de God vande handel, vandaar. Ik heb er ook nogtijdens de oorlog gewerkt, wat een heelmoeilijke tijd was. In het hoofdbestuurvan de bond zat een joodse man die isweggevoerd. Hij is nooit meer terug-gekomen.’‘Na de oorlog kreeg ik een baan als facturiste bij een handelsfirma inwoningtextiel waar ik met heel veelplezier heb gewerkt. De firma handel-de onder andere in van die kantenkleedjes die je over stoelen en bankenkon leggen ter bescherming van deleuningen. Kleedjes van 20 centimeterrond, of 25. Ik moest de facturenschrijven, in drievoud, met de inktpot.De prijslijst was berekend in dozijnen,maar winkeliers bestelden vaak min-der. Ik moest dan alles precies uitreke-nen. Mijn man werkte als chef op demagazijnafdeling van die firma. Daarheb ik hem leren kennen. Na ons huwelijk kreeg hij een baan inGroningen, als textielvertegenwoordi-ger. Dat vond ik niet zo’n leuke tijd.Groningen is best een mooie stad,

maar ik verstond de mensen zo

slecht. Ik was blij dat hij na een paar

jaar weer een baan kreeg in Amsterdam,bij een tapijtzaak op de Haarlemmer-dijk. Daar heeft hij 23 jaar gewerkt.’

Ma, er is werk voor je‘Toen mij man overleed, was ik opeensalleen, dat was ik nooit geweest. Ik hadaltijd met mijn moeder en mijn broersamengewoond, en ben vanuit huisgetrouwd. Ik wist niet goed wat ikmoest doen, in mijn eentje. Toen lasmijn zoon een advertentie waariniemand werd gevraagd voor de cliën-tenraad. “Ma, er is werk voor je”, zeihij. Zo ben ik in de cliëntenraad geko-men, waarin ik met veel plezier zit. Ik vind het leuk om mee te denken enmee te praten. Om bezig te zijn in hetbelang van dit huis. De cliëntenraadbehartigt de belangen van de bewo-ners, dus wij moeten veel contactenonderhouden. We zijn geen klachten-bureau. Wij houden ons bezig met hetalgemene wel en wee.’‘Mijn vader is jong overleden, in 1936.Mijn moeder werd 92 jaar oud, het waseen sterke vrouw. Dat hoop ik ook tebereiken. Ik ben van juni 1919, dusmisschien mag ik nog een paar jaar. Ikzou nog graag willen weten hoe hetmet mijn kleindochters gaat. Ik heb ertwee. Saskia, de oudste, studeertarcheologie en loopt nu stage bij eenmuseum, erg leuk. Lara is de jongste,en doet theaterwetenschappen. Zehoudt van toneel. Net als ik.’

7 vragen aan de voorzitter van Evean7 vragen aan de voorzitter van Evean

10 11

Herinneringen aan het grote toneel uit AmsterdamHerinneringen aan het grote toneel uit Amsterdam

Voor een dubbeltje op de eerste rang

‘Als het zover is, dan wordthet het Korthagenhuis’, besloten mevrouw Essink-Nooder en haar man al langgeleden. Veertig jaar woondenzij in Amsterdam-Noord, endaar wilden ze graag blijven.Zeven jaar geleden was hetzover.

De cliëntenraadDe cliëntenraad is een wettelijk verplicht orgaan, dat bestaat uitzeven personen, vijf bewoners entwee klantenpashouders. De raadkan het management adviserenover zaken die de bewoners directaangaan. Vaak gaat het om prak-tische ideeën om het leven in hetKorthagenhuis aangenamer temaken. Zo heeft de raad er bijvoor-beeld voor gezorgd dat er een naaister beschikbaar is voor mensen die zelf niet meer hun kleren kunnen herstellen, en dat degebruiksaanwijzing bij de telefoon

in de lift is aangepast. Op initiatiefvan mevrouw Wuisman, een vande leden van de raad, is het sinds 1 oktober 2006 mogelijk een verjaar-dagsontbijtje aan te bieden aan wiedat leuk vindt. Om de cliëntenraad meer bekend-heid te geven, sturen de ledennamens de raad een kaart naar jarige bewoners. Twee keer per jaaris er een bewonersvergadering, ener is een dag van de cliëntenraadingesteld, elke tweede donderdagin februari. Dit jaar was er koffiemet gebak, en gaf iemand eenlezing over het gebruik van de chip-knip. Daarna was er een optreden

van een Amerikaanse linedancegroep, en tot slot een diner, metstoofaal!De cliëntenraad is ook betrokkengeweest bij de fusie met Evean.‘Dat is zó groot, eigenlijk vinden wedat niet zo prettig’, zegt mevrouwEssink. Het is de bedoeling dat erop termijn een regionale cliënten-raad ontstaat, waarin vertegenwoor-digers van de diverse verzorgings-huizen zitten. De cliëntenraad vanhet Korthagenhuis vindt dat geengoed idee. ‘Alleen wij weten wat indit huis gebeurt, en aan die identi-teit zijn we gehecht’, zegt mevrouwEssink. ‘Het is óns huis.’

Eigenlijk wil hij niet wordengeïnterviewd, want het gaat nietom hem. Het gaat om de regio-directeur, en om de locatie-manager. Toch maakt hij eventijd. Zeven vragen aan de voor-zitter van de Raad van Bestuurvan Evean, Wim de Weijer.

Wie is Wim de Weijer?‘Ik ben lid van de Raad van Bestuurvan Evean, een grote zorgorganisatiewaar 25.000 mensen werken. Ik ben 53jaar oud, getrouwd, en vader van driekinderen. Ik ben geboren in Monsterin Zuid-Holland, maar woon sindsmijn 17e in Amsterdam. Ik heb geschie-denis gestudeerd, werkte een tijdje alsdocent, en heb later een master ofhealth administration gehaald op deuniversiteit Tilburg. Sindsdien werk ikin de gezondheidszorg.’

Welke levensovertuiging hebt u?‘Ik ben rooms-katholiek opgevoed,maar ben geen kerkganger meer. Veelvan de verzorgingshuizen die bij Eveanhoren, hebben een religieuze of poli-tiek-gekleurde achtergrond; katholiek,zoals het Korthagenhuis, protestant,humanistisch, socialistisch. Zo’n iden-titeit willen we alleen maar versterken,we willen aan de verschillende locaties

veel ruimte bieden voor ondernemer-schap. Een huis moet passen bij eenidentiteit. Op die manier kunnenbewoners ook het best de eigen regieover hun leven blijven voeren.’

Welke politieke kleur hebt u?‘Ik stem Partij van de Arbeid, en ben alsinds mijn 16e jaar vegetariër. Ik voelmij verantwoordelijk voor de publiekezaak. Door de vergrijzing zal de zorgalleen maar belangrijker worden. Vanhuis uit heb ik wel zorg meegekregen,maar op een andere manier; mijnvader was tuinman, mijn moeder zorg-de voor de kinderen.’

Wat vindt u het leukst in uwwerk?‘Ik vind het leuk om met politici, maat-schappelijke organisaties en verzeke-raars om de tafel te zitten, wat ik ookvaak doe. Ik ben van de grote lijnen,afspraken maken met gemeentes, verzekeraars, dat soort dingen.’

Wat stoort u het meest?‘Ik houd niet zo van de regels uit DenHaag. Organisaties als de onze gaangebukt onder enorme administratievelasten, voor alles moeten we een for-mulier invullen. De overheid is veel tegericht op producten, maar vergeet

dat het over een groot geheel gaat, eenketen. Iemand die in het ziekenhuiswordt opgenomen, moet daarna worden verpleegd en heeft later weerandere hulp nodig. Dat kan je alleengoed organiseren als je het decentraaldoet.’

Wat is uw grootste wens voorEvean en het Korthagenhuis?‘Ik wens dat elk huis van Evean zijneigen identiteit en zijn eigen karakterbehoudt. Evean wil geen McDonaldsvoor de ouderenzorg zijn, ieder heeftzijn eigen smaak. Verder wens ik dat dezorg voor kwetsbare groepen hoog opde maatschappelijke agenda blijftstaan. We moeten niet terug naar dearmenzorg, maar moeten alles op alleszetten om solidariteit te stimuleren.’

U rijdt in een auto met chauf-feur, waarom eigenlijk?‘Ik rijd veel door Nederland, wantEvean is een landelijke organisatie. Ikmoet dus ook veel in Drente zijn, of inGroningen. Als ik op een dag meer danvier uur in een auto zit, huren wij eenstudentenchauffeur, zodat ik kan wer-ken in de auto. Gemiddeld is dat tweekeer per week. Als ik op het hoofd-kantoor in Amsterdam Noord moetzijn, kom ik gewoon op de fiets.’

Elk huis heeft zijn eigen identiteit

Page 7: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

Tot haar verbazing kwam bijnaacht jaar geleden plotselingeen woning vrij in verzorgings-huis De Kimme. ‘Een mooiappartement hoor, zeker als jenog goed bent. En de hulp isprima.’ Toch is mevrouw Outregelmatig te vinden in hetKorthagenhuis waar zij alsklantenpashoudster woensdagmeedoet aan de bingo, vrijdagmeezingt met de zangclub, enzondag als het kan de dienstbijwoont. Dan blijft ze ooketen. ‘t Is hier smakelijk.’

Mevrouw Out werd in 1918 geboren inde Huydencoperstraat in Amsterdamals oudste van zes kinderen. Haarvader was bedrijfsleider, haar moederzorgde voor het gezin. ‘Een strengevrouw hoor’, zegt mevrouw, ‘veel jeugdheb ik niet gehad. Maar dat kwam ookomdat mijn zusje Netty door polioinvalide was geworden. “Goed voor jezusje zorgen”, dat hoorde ik vaak.’ Tochhield ze veel van haar ouders, Mien enLouis Pick. Hun foto’s draagt ze in hetgouden medaillon om haar nek.Mevrouw Out zorgde goed voor haarzusje, en niet alleen voor haar. Eerstwerkte ze als kleuterleidster, later haal-de ze haar diploma voor de zwakzin-nigenzorg. Na de oorlog leerde ze Wimkennen, bij het dansen op dansschoolSandman. ‘Ik danste altijd met mijnbroer. De Engelse wals, die kon ik ‘tbeste. Wim durfde niets te doen, hijdacht dat ik al iemand had. Bovendienwas ik vier jaar ouder. Totdat we eenkeer tijdens het dansen van partnermoesten wisselen. Toevallig had hij mijtoen te pakken. Zat m’n broer met hetbuurmeisje opgescheept.’Ze trouwden, en kregen samen vijf

kinderen. Jos, de oudste, is nu onder-wijzer in Canada. ‘Ik ben er één keerheen geweest, toen heb ik heel watafgetippeld.’ Daarna volgden viermeisjes, Trees, Ans, Mieke en Ineke.Twee dochters werken in de zorg, hetzit in hun bloed. Treesje werkt niet, zijheeft het syndroom van Down.Mevrouw Out herinnert zich nog datze schrok toen ze het meisje voor heteerst zag. ‘Ik had zelf jaren in de zwak-zinnigenzorg gewerkt, ik dacht “ik hebteveel naar die kinderen gekeken”.Onzin natuurlijk. De andere kinderenhebben er alleen maar voordeel vangehad. Je leert makkelijker geven

met zo’n zusje.’

De mensen opzoekenInmiddels is Trees 55 jaar en woont zijin Aalsmeer. Ze heeft een eigen kamer,maar gaat overdag naar het dagverblijfvoor verstandelijk gehandicapte kin-deren. ‘Ze trekt erg naar die kleintjes,helpt met pap geven en zo’, vertelthaar moeder. ‘’t Zit toch ook in Treesje,dat verzorgende. Ze zoekt altijd de

mensen op.’ Haar moeder heeft er veelvrede mee. ‘We hebben de andere kinderen altijd betrokken bij Trees, ooktoen ze op haar 19e ergens anders gingwonen. De zorg is nu veel beter dantoen. Ze zit goed op haar plek daar, enTrees luistert inmiddels beter naarmijn dochter dan naar mij. Ik kan haarmet een gerust hart achterlaten.’Ook mevrouw Out zelf trekt graag naarde mensen. In het Korthagenhuis vindtze “een hele steun” zegt ze zelf. ‘Je kunthier nog eens wat lezen of doen, er zijngemeenschappelijke ruimtes en nietalleen maar hele lange gangen.’Gemeenschappelijke activiteitenjuicht ze toe, hoe meer hoe beter.‘Zeker als mensen op hulp zijn aan-gewezen, moet je ervoor zorgen dat zijaan hun trekken komen. Het kost tijdom met de stadsmobiel het vervoer teregelen, maar dat heb ik er graag voorover. Voor mij is het Korthagenhuiseen dagje uit. Het kost wel wat om deel te nemen aan de activiteiten.Maar ach, je geld kan je toch niet

meenemen.’

12 13

Aan het eind van de gang schalt demuziek door de grote ruimte die volstaat met stellages vol blikken verf,gereedschap en bouwmaterialen. Deblondgelokte Jaap van den Berg haaltkoffie, zet het geluid wat zachter, engaat er lekker voor zitten. Samen metRuben Brunst en, sinds een paar maan-den, Matthieu la Rooij, is Jaap verant-woordelijk voor de technische dienst

van het Evean Korthagenhuis. ‘Wedoen alles wat facilitair is’, legt hij uit.‘Alle storingen in en om het huis komenbij ons. Likje verf voor de garage, vuilophalen, ‘t kan allemaal.’ Leuk werk,vinden Jaap en Ruben, en niet alleenomdat ze beiden erg handig zijn. Hetzijn vooral de bewoners die het ‘mdoen. ‘Voor oudjes heb je een andergevoel, weet je’, zegt Ruben. ‘Het isanders met ouderen’, vindt ook Jaap,die lang in de bouw werkte voordat hijzes jaar geleden bij het Korthagenhuiskwam. ‘Het is zo dankbaar wat je

doet. Laatst nog was er een vrouw diebang was dat d’r douche kapot was.Die douchekop kun je namelijk draaien,en blijkbaar was die kop verdraaid. Ikben er meteen even heengegaan, enheb die kop weer teruggezet. Dan zijnze zo intens blij. Het is een futiliteit,maar met heel grote betekenis. Ik doe

alles voor ze. Ik maak hun bril, hun

schoenen, hun wandelstok, hun rol-

lator en ook de tv als het moet.’

Amsterdamse humorHet is niet alleen de dankbaarheid, hetis ook de humor die het werk zo leukmaakt, zeggen Jaap en Ruben. Jaap zelfis goed van de tongriem gesneden - ‘ikheb wel eens een te grote mond’ - enook Ruben houdt wel van de soms watruwe Amsterdamse galgenhumor.Ook de bewoners kunnen ontzettendgrappig zijn, weten de technici. Zoalsde vrouw die aan Jaap vroeg wat hijaan het doen was toen hij de gangschilderde. ‘Ik zeg tegen die mevrouw:“We gaan schaatsten”. Ze loopt door,en antwoordt met een luide stem: “Dewinter komt ook steeds vroeger”. Kijk,dan kan je ons wegdragen!’ Of neemdie keer in de lift. Jaap stapt naarbinnen en ziet een bewoner met zijnzoon staan. Hij kent de vader goed,maar de zoon niet. De man stelt zijnzoon voor. ‘Die zoon geeft me eenhand en zegt: “Ik heet Piet”. “Ben jeniet wat vroeg dit jaar?” vraag ik. Kijktdie zoon z’n vader boos aan, maar diebegint te lachen. Pa noemt mij name-

lijk al jaren Sinterklaas!’

Biertje?‘Eigenlijk maken we elke dag wel ietsgeks mee’, zegt Ruben. Vooral verstop-pingen leiden vaak tot hilariteit.‘Verstopping heb je in alle soorten enmaten. We halen met de plopper helesoepballen naar boven. “Was de soep

lekker?” vraag je. “Nou nee, niet zovandaag”, krijg je dan te horen. Of jevraagt of mevrouw onlangs nog eenbloemetje heeft gekregen. “Nee, ik hebal weken niks meer staan”. Blijkt weereen hele bos door de gootsteengeduwd.’ Eén keer vonden de jongensvan de technische dienst tussen hethuisvuil een verpakking van een vibra-tor. ‘Dan vraag je je toch even af vanwie die zou zijn.’ En dan is er natuur-lijk de drank. ‘Hoe vaak ik niet te horenkrijg: “biertje, Jaap? Borreltje cola,Jaap? Citroen, brandenwijn, jenever,noem maar op. Er stonden een keerdrie kratten bier in de douchecel vaneen bewoonster. “Drinkt u dat allemaalzelf op?” vroeg ik nog. “Elke ochtendéén jongen. En ‘s middags nog één.”En die vrouw was 92!’

Altijd vrolijkNee, niets menselijks is het Korthagen-huis vreemd. Misschien dat Jaap enRuben er daarom ook zo aan zijn ver-knocht. Het werk is leuk, en de sfeer isgoed. Zeker op de werkenden gang

waar bijvoorbeeld ook de keuken is, ende linnenkamer. ‘Ja, zo noemen wedat, de werkenden gang’, grapt Jaap. ‘Jehebt de kantoorgang en de werkendengang. Daar zitten ze op hun stoel enhier wordt gewerkt.’ Ruben vindt datde collegialiteit op de gang groot is.‘Mijn werkdag begint altijd vrolijk.’

‘Alsof ik de hele dag aan het hobbyenben’, zegt Jaap. Ruben knikt. ‘Stressheb je hier niet zo snel. Ik kan me nietherinneren wanneer ik me voor hetlaatst heb ziek gemeld.’Het enige wat de mannen eigenlijkecht stoort is de manier waarop som-mige familieleden met hun ouderevader of moeder omgaan. Volgens

Ruben weet je soms pas bij de begrafe-nis hoe groot de familie eigenlijk is. En als de kinderen bij Jaap informerenhoe het nou met vader is, wil hij weleens uit zijn slof schieten. ‘Als je nouwat vaker komt, dan weet je het zelf.’Ja, hij mag zich nergens mee bemoei-en, hij weet het. Maar die onverschil-ligheid maakt hem kwaad.

‘De bewoners hiero zijn zó attent, alsze horen dat een van mijn zonen jarigis, word ik binnen een half uur bedol-ven onder het snoep. En als je dan ziethoe weinig bezoek sommige mensenkrijgen, snerpt dat door m’n ziel.Daarom werk ik graag voor ze. Je benteen beetje hun kind.’

‘Je bent het kind van de mensen’, zegt Jaap van denBerg van de technischedienst. ‘Wij worden altijd met open armen ontvangen,niemand wordt ooit boos.’ Zijn collega Ruben Brunstknikt. ‘Je kunt echt iets goeddoen voor de ouderen. En alsje iets goed doet, ben je tochgelukkig?’

Ruben en Jaap van de technische dienst:Ruben en Jaap van de technische dienst:

Portret van mevrouw Out, klantenpashoudsterPortret van mevrouw Out, klantenpashoudster

‘We maken elke dagiets geks mee’

‘Een hele steun’

Page 8: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

Toen mijnheer Wuisman, 22 jaar oud,op kamers ging wonen bij een hospita,zag hij de jonge dochter eigenlijk nietstaan. ‘Is Miep niets voor je?’ vroeg eenvriend, maar hij haalde zijn schoudersop. ‘“Die dikkerd?” antwoordde ik. Ikhad er helemaal geen kijk op.’ Zijnfrêle vrouw glimlacht. ‘Toen werd ikziek, geelzucht. En hij las mij voor.’Twee jaar duurde de verkering, daarnatrouwden zij, in 1948.

Drie cent per gesprekAanvankelijk bleven ze in Den Haagwonen, waar hij werkte bij de politie,en in de avonduren zijn HBS-diplomahaalde. Mevrouw Wuisman had eenrijke vriendenkring en speelde graagtoneel. Voor haar huwelijk werkte zeop kantoor bij de PTT, op wat toen deTICO heette, de telefoonincasso. ‘Drie cent per gesprek, ik weet het nog.Maar dat was voor de oorlog hoor.’Mijnheer Wuisman belandde uiteinde-lijk in het maatschappelijk werk. In1952 kon hij aan de slag bij de toen-malige Sociale Dienst in Amsterdam.‘Ik vond het verschrikkelijk om naarAmsterdam te moeten verhuizen’, ver-

telt mevrouw openhartig. ‘Ik kendeniemand! We kwamen terecht op eenbovenetage aan de Orteliuskade, endaar zat ik met een zoon van drie, eendochter van twee én een tweeling in dewieg! De kinderwagen stond in de stal-ling op het Mercatorplein, en als ikergens heen moest, zette ik de kinde-ren één voor één op straat.’ Het waseen drukke tijd, met weinig ruimte omte genieten. ‘Ik hield zo van die kinde-ren, zo’n kinderhandje in je hand, ikvoel het nóg. Maar een tweeling is

vooral leuk voor een ander. Benedenons woonde een gezin met acht kinde-ren, sommigen al wat groter. Ik vroegeen keer aan de onderbuurvrouw ofiemand een avond kon oppassen,zodat ik er ook even uitkon. Maar nie-mand mocht komen. “Een katholiekemoeder hoort bij haar gezin”, zei zetegen mij. Ik vond het geen leuke tijd.’

In liefde bij elkaar zijn Van Paul kon ze wel echt genieten.Paul was een nakomertje, en andersdan de andere kinderen. Zijn vaderkreeg niet goed vat op hem, ‘hij deedzijn eigen dingen’. De jongste zoon

volgde geen opleiding als de anderekinderen, en had veel verschillendebanen. Liefdevol vertelt mijnheerWuisman dat hij zich daarover weleens wat zorgen maakte, ‘maar zo washij. Paul was Paul.’ Zeven jaar geledenstierf Paul, plotseling. Zijn portret staatop het dressoir. ‘Op de begrafeniswaren zoveel mensen, zoveel verschil-lende mensen ook, daaruit bleek welhoe geliefd Paul was’, herinneren zijnouders zich. Mevrouw laat het boekzien dat speciaal ter herinnering aanPaul werd samengesteld. Het was geenkatholieke uitvaart, Paul was allangnier kerkelijk meer. ‘Maar wat is kerk?’vraagt zijn moeder retorisch. ‘Kerk is inliefde bij elkaar zijn. Zo is hij begraven,in liefde.’ Dat besef van liefde verzachthet verlies. Een beetje.

Zo lang mogelijk zelfstandigSindsdien veranderde er veel in hetleven van mijnheer en mevrouwWuisman. Hoewel ze heerlijk woondenin hun ruime vijfkamerflat in Molen-wijk, begonnen de jaren te tellen. ‘Mijn laatse baan was secretaris van deCommissie Opneming Bejaarden zoals

14 15

dat toen heette’, vertelt mijnheerWuisman. ‘Ik vond destijds al datouderen zo lang mogelijk zelfstandigmoesten blijven wonen. Mijn maat-schappelijk werkers meldden wel eensiemand aan die ik dan eigenlijk nog tegoed vond. Nu gaat het om aanmerke-lijk zwaardere gevallen. Je komt nu zomakkelijk zo’n huis als dit niet meerin.’ Via zijn werk kende hij het Kort-hagenhuis wel. ‘Het had een goedenaam, en het was katholiek, dat speel-de toch ook wel een beetje een rol.’ Vier jaar geleden verhuisden ze, eigen-lijk tegen de zin van mevrouw. ‘Ikmoest erg wennen’, geeft ze toe, ‘daar-om was ik in het begin ook een beetjerecalcitrant.’‘Ik moet het soms tegen mijzelf zeggendat ik de zorg echt nodig heb’, geeftmijnheer Wuisman toe. ‘Thuis was hetvrijer. En ik ben een beetje een eigen-

heimer, ik heb niet zo’n behoefte aanallerlei activiteiten. Ik luister lievernaar muziek, de Romantiek, Mozart,Mendelssohn. Maar ook de periodendaarna, Mahler bijvoorbeeld. Wemochten allemaal een wens doen inhet kader van het 35-jarig bestaan. Ik heb een concert van Wibi Soerjadigevraagd.’

Waarom zo’n haast?‘Je weet wel dat je de zorg nodig hebt,maar het is een hele overgang’, ver-volgt mevrouw. ‘De sfeer in dit huis isgoed, maar er is niks zo lastig als

oude mensen, ze zijn zó ongeduldig!

Dat zie je vooral bij de lift, daar wor-den hele oorlogen uitgevochten. “Hebtu soms een kind aan de borst”, vraag ikwel eens. “Waarom dan toch zo’nhaast? U hebt alle tijd!” Ook reagerenbewoners zich wel eens af op de ver-

zorgenden en dat kan echt niet, vindik. De zorg is hier heel goed. Het is ookeen geruststelling voor de kinderen datwe hier wonen. En niemand hoeft zichhier te vervelen, want er is elke middagwel wat te doen.’Zelf zit mevrouw Wuisman in de cliën-tenraad, en in het restaurantproject.‘Veel mensen willen graag een vasteplaats in het restaurant’, legt ze uit.‘Dat gaan we nu proberen te organise-ren.’ Ook brengt zij iedere nieuwebewoner een bloemetje. ‘Ik laat iemandeerst even een dag bijkomen van deverhuizing, en dan ga ik langs om wel-kom te heten. Ik houd ervan bezig teblijven, dat is mijn kantoormeisjes-mentaliteit. En ik sla elke dag nog evenmijn been over de barre in de gang.’‘Ja’, knikt haar man bevestigend, ‘ze isheel lenig. Daarom heeft zij een ballet-voorstelling gewenst. Zij wil springen.’

René Hendriks is geestelijk verzorger van het Korthagen-huis en werkt daarnaast alsDiaken in de parochie van deHeilige Augustinus in Amster-dam Noord. Hij is getrouwd met Hannie, en heeft tweekinderen, Marissa en Nando.‘Wij hebben een verrijzenisge-loof. God laat mensen nooitalleen in hun nood, Hij laat demens niet los.’

Pastor Hendriks is geroepen. Het waseen aantal jaren geleden, hij werkte alscommercieel medewerker bij eengroot bedrijf, en ging een dag mee metzijn vrouw, die in een verpleeghuis

werkt. ‘Ik kwam dat huis binnen endacht “dit is het”’, vertelt Hendriks. ‘Ikzag hoe mensen daar echt direct con-tact hadden, van hart tot hart.’ Hij lietzich omscholen tot activiteitenbegelei-der, maar voelde dat er iets ontbrak.Onverwacht, tijdens de Eucharistie-viering, hoorde hij een boodschap. “Jijmoet iets doen voor de Kerk” luiddedie. Elke keer kwam dat gevoel terug,iets te moeten doen voor de Kerk. Na een tijd van zoeken en vooral pratenkwam uit onverwachte hoek het ant-woord: Diaken.

Hendriks is Diaken. Dat is een speciaalambt in de Rooms Katholieke Kerk datook openstaat voor gehuwde mannen.Een Diaken volgt een opleiding aanhet seminarie. Hij mag verschillendesacramenten bedienen, zoals bijvoor-beeld het heilig doopsel en het sacra-ment van het huwelijk. Het grootstedeel van zijn werk bestaat uit luisteren.‘Ik luister waar bij mensen het gelukligt, en waar de pijn.’ Ook zoekt hij degeloofsbeleving van bewoners enparochianen, hoewel een rotsvastGodsvertrouwen voor hem geen voor-waarde is om met elkaar in gesprek tegaan. ‘Diaken betekent dienaar’, legtde Pastor uit. ‘Ik ben er voor iedereen,

ook voor andersdenkenden of nietgelovigen, en die zitten met dezelfdevragen.’ Dood en eenzaamheid zijnonderwerpen die vaak tijdens degesprekken in het Korthagenhuisterugkomen. Mensen informeren bijde Pastor of wat zij vroeger als kinde-ren leerden wel klopt. ‘Veel mensenzoeken naar opluchting, en ik wil hendaar graag bij helpen. Ons geloof iseen hoopvol geloof, de opstandingstaat centraal. Het is een verrijzenis-geloof. God laat mensen nooit alleenin hun nood, dat vind ik het mooie. Hij laat de mens niet los, zelfs tot overde dood heen. Dat is een hoopvolteken.’ Hendriks probeert in zijnvieringen aan te sluiten bij wat bewoners herkennen, vaak van vroeger.Bepaalde rituelen heeft hij daarom inere hersteld, zoals de viering van deMariamaanden in mei en oktober, ende Blasiuszegen tegen keelziekten. Op Goede Vrijdag laat hij in de kapeltijdens de kruisweg dia’s van de kruis-wegstaties zien. ‘Er wordt in het

Korthagenhuis veel gedaan om de

traditie te laten herleven. Daaraanbestaat grote behoefte merk ik. Hetkomt steeds vaker voor dat mensenbewust voor het Korthagenhuis kiezen.’

Mijnheer en mevrouw Wuisman zijn meer dan zestig jaar samenMijnheer en mevrouw Wuisman zijn meer dan zestig jaar samen

‘Kerk is in liefde bij elkaar zijn’

Zij was bijna de jongste vanacht, hij de oudste vannegen. Zij is een echte“schollenkop” uitScheveningen, hij een “jene-verneus” uit Schiedam. Zeschelen ruim vier jaar, zij isouder, en volgens hem watoptimistischer van aard danhij. Volgend jaar hopen zijzestig jaar te zijn getrouwd.

God laat mensen nooit alleen

Page 9: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

16 17

‘Ze kookte de rijst, en wikkelde de nog hete pan daarna in een dik pakkranten. Dat pakket legde ze in bed,met een kussen er bovenop. Zo werdde rijst gaar. Hoe lang dat duurde,weet ik niet meer, maar als we gingeneten, was de rijst nog lekker warm.’ Veel bewoners zullen het menuwaarderen, denkt mevrouw Vogelaar,want ze kennen het nog, van vroeger.‘Hoewel al het eten in dit huis goed

is. Zeker de kippenpoten, daar zijnmijn man en ik dol op.’

MenucommissieHet restaurant is een van de redenenwaarom mevrouw Vogelaar en haarman klantenpashouders van hetKorthagenhuis zijn geworden. Zekomen elke zondag en op feestdageneten. Daarnaast spelen ze graag bingo,en laten ze hun belastingformuliereninvullen door de zogeheten formulie-renbrigade. In de menucommissie zitten naast mevrouw Vogelaar ookbewoners en medewerkers van hetKorthagenhuis. Eens in de maandbespreken zij samen met de kok wat erde komende maand op tafel komt testaan. ‘En dan controleren we ook of erbijvoorbeeld genoeg variatie is, zodater niet twee keer per week andijviewordt geserveerd.’

Echt een uitjeMevrouw Vogelaar en haar man wonenin een seniorenflat in Amsterdam-Noord, in de buurt van het vroegereJeugdland. Omdat zij slecht ter been is,rijdt haar man haar heen en weer naarhet Korthagenhuis. ‘Echt een uitje’,noemt mevrouw Vogelaar haarbezoekjes. ‘En mijn man steunt medaar in. Ik wil nog zo graag van allesdoen, maar mijn lichaam remt me af,dat vind ik wel eens lastig. Dan is hetfijn ergens naar toe te kunnen.’Hoewel ze zelf niet in een verzorgings-huis woont, is de zorg voor ouderenmevrouw Vogelaar niet vreemd. Zelfwerkte ze vanaf haar 18e in de verple-ging, en ook na haar huwelijk bleef zeactief, met een korte onderbrekingrond de geboorte van haar dochter. Ze haalde als een van de eersten ver-pleegkundigen haar “bejaardendiplo-ma”, en werkte de laatste jaren vanhaar arbeidzame leven op de geriatri-sche en psychiatrische afdeling van deWillem Arntz stichting in Utrecht.

In die stad begon ze ook haar carrière,in 1948, in het militair hospitaal vanhet Rode Kruis. ‘Daar werden noggewonde soldaten uit de oorlog ver-pleegd’, herinnert zij zich. ‘Jonge jon-gens met een dwarslaesie die volledig

verlamd waren. Als zij moesten plas-sen, riepen ze door de zaal: “Motormet zijspan, zuster!” En dan moest iksnel de po brengen.’ In het militairhospitaal haalde mevrouw Vogelaarook haar rijbewijs, op verzoek van deinternist. ‘Dat was een beetje een arro-gante man die graag rondgeredenwilde worden door een vrouwelijkechauffeur’, lacht ze. ‘Ik herinner menog een parade op het Malieveld waarprins Bernard de troepen begroette. Ik kon het terrein niet goed bereiken,maar de dokter zei dat ik overalgewoon dwars doorheen moest rijden.Ik reed dus door, de dokter ging heelgewichtig rechtop in de auto staan, ensalueerde voor de prins.’Eigenlijk had mevrouw Vogelaar zelfgraag dokter willen worden, het liefstkinderarts, of anders dierenarts. ‘Ik riep het al als kind, ik wil dokter

worden!’ Dat het zover niet kwam, had te maken met de zorg voor haarmoeder die tijdens de geboorte vanhaar jongste zoon in het eerste oorlogs-jaar een niervergiftiging opliep. ‘Mijnmoeder was sindsdien heel kwetsbaar,en dat betekende dat ik als oudstedochter veel van de zorg voor mijnouders en mijn twee jongere broertjesmoest overnemen. Ja, ik ben wel doorhet stof heen gejaagd.’

Netty is al 22 jaar vrijwilliger in hetEvean Korthagenhuis. Ze helpt bij debingo, gaat mee met uitjes, en werktregelmatig in de kapel. ‘We werdendestijds als vrijwilligers geronseld in deSalvatorkerk hier in Noord’, vertelt ze.‘In het begin haalde ik mensen op vanhun kamer om naar een voorstelling ofactiviteit te gaan, en hielp ik bij hetschenken van koffie en thee. Daarnakwamen de dagjes uit erbij, en pas veellater ook de kapel.’

Leven na de doodVroeger werden de diensten in de grotezaal gehouden, maar sinds de verbou-wing in 1994 beschikt het Korthagen-huis over een eigen kapel. Onlangs nogwerden er nieuwe stoelen geplaatst,die mooi kleuren bij het kunstwerk vande beeldend kunstenaar Henk Potter.De stoelen zijn wel wat groot, zodathet zondagochtend nog een heelgeschuif is om plaats te maken vooreen paar rolstoelen. De rollators moe-

ten op de gang blijven staan.De zondagse dienst wordt uitgezondenvia het interne televisienetwerk, zodatook bewoners die niet naar de kapelkunnen of willen komen de dienstkunnen volgen. Als er communie is,gaan de vrijwilligers met de Hostie dekamers langs. Soms vraagt een bewonerna afloop aan Netty wat ze zelf eigen-lijk gelooft, en of er leven is na dedood. ‘Mensen van negentig zijn nogin een heel strakke katholieke kerkopgevoed’, weet Netty. ‘Vroeger werdende mensen toch wat banger gemaakt.Ik probeer die angst altijd een beetjeweg te nemen. “U hoeft niet bang tezijn”, zeg ik dan. “Zo slecht bent u

niet geweest.” En ik vertel ook altijddat mensen die zijn gestorven er altijd vredig uitzien. Dan kan het daarbovenniet slecht zijn. Het is daar gewoongoed, waar het ook is.’

Goed zonder geloofDat het van oorsprong katholieke

Korthagenhuis zijn deuren opent vooranders gelovigen, vindt Netty goed.‘Steeds minder mensen kiezen vooreen huis op grond van het geloofalleen, en daar heb ik geen moeitemee. De kerken stromen leeg, zo simpel is het. En volgens mij kun jeevenzeer goed zijn zonder geloof.’ Zelf kerkt ze nog heel trouw. ‘Ik sla nietgraag een zondag over. Het geloof zit zoin je, het hoort bij mij.’ Het gaat Nettyvooral om het gevoel van gemeenschap,het gevoel van erbij horen en er voorelkaar zijn. Wat dat betreft is ze blij datde Salvatorkerk goed contact heeft metde vrijzinnige Turkse moskee. Ze zietook best overeenkomsten tussen demeer vrijzinnige vorm van de islam enhet katholieke geloof. ‘In deze moskeezijn ook speciale groepen voor vrou-wen en kinderen, net als bij ons.Binnen de islam bestaan grote ver-schillen, maar dat is in de christelijkekerk ook zo. De katholieken hebbeneen toch wat opgewektere God dan deprotestanten bijvoorbeeld, in hetkatholieke geloof is er altijd vergeving.’En uiteindelijk, zegt Netty Poelwijk, iser maar één God. ‘Stel je voor dat je

boven komt en het zijn er vier!’

Waardering voor vrijwilligersHet gevoel van gemeenschap dat haaraan de kerk bindt, bindt haar ook aanhet Korthagenhuis. Als vrijwilligstervoelt ze zich er helemaal bij horen.‘Het is echt een leuk huis, we hebbenhet gezellig samen. Mensen waarderende vrijwilligers, ook het personeel enhet management. We mogen mee ophet personeelsuitje, en wij krijgen ookeen kerstpakket. Daaruit spreektwaardering.’ Of ze zelf ooit voor het Korthagenhuiskiest, weet ze nog niet. Het liefst blijftze, zoals bijna iedereen, zo lang moge-lijk zelfstandig wonen. ‘Ik ben nu 63,en mijn moeder is 93 geworden. Duswie weet mag ik nog even. Het lijkt memoeilijk als je op een gegeven momentniet meer kunt lopen, niet meer zelfnaar buiten kan. Het lijkt me lastigaltijd iets aan een ander te moetenvragen. Aan de andere kant wil ik nietdood. En wie niet dood wil, zal oudmoeten worden.’

Klantenpashoudster geniet van restaurant en bingo

Klantenpashoudster geniet van restaurant en bingo

‘Motor met zijspan, zuster!’

Melkrijst met bruine suikerén roomboter. Mevrouw Vogelaar, klanten-pashoudster en lid van demenucommissie, weet noghoe haar moeder het maakte.Binnenkort staat het op hetmenu van het Korthagenhuis.

Netty Poelwijk gelooft in de God van de vergevingNetty Poelwijk gelooft in de God van de vergeving

‘Wie niet doodwil, zal oudmoeten worden’

‘Er is maar één God. Stel je voor dat je boven komt en het blijkener opeens vier te zijn.’ Netty Poelwijk moet er om glimlachen.Hoewel ze zelf nog steeds actief belevend katholiek is, hoopt zedat er na de dood “iets” is voor iedereen. Nee, geen hel, en ookgeen vagevuur. Dat zegt ze ook altijd tegen bewoners die aanhaar vragen hoe het zal zijn, na hun dood. ‘U hoeft niet bang tezijn, zo slecht bent u niet geweest.’

Page 10: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

18 19

De eerste keer dat ze kwam, vond zehet doodeng. ‘Ik durfde zelfs niet in debus te stappen. Ik was bang dat ik nietmeer terug zou komen, en ben bij elkedeur gaan staan, steeds klaar om wegte gaan. Na de rondleiding was ikgerustgesteld. Ze hebben laten ziendat alles Halal was, de keuken, en detoiletruimte. En we kunnen fitnessenonder begeleiding van een vrouwelijkefysiotherapeut.’

Alleen in de filmOp een donderdag in mei zitten zesTurkse vrouwen gezellig rond de tafelin hun eigen ruimte op de achtste verdieping van het Korthagenhuis. Aan de muur hangt een groot geweventapijt waarop de Aya Sofia, de beroem-de moskee uit Istanbul, is afgebeeld.Eén vrouw ligt een beetje ziek op debank te slapen, de anderen vouwenmaken dolma van de kool die Nerimanheeft meegenomen uit haar eigenmoestuin. Ze praten in rap tempodoor elkaar heen, over hun dochters

en zonen, schoonmoeders, en hunNederlandse buren. ‘De eerste keer datik in Nederland kwam, vond ik het zómooi’, vertelt Fatma Demir. ‘Ik landdeop Schiphol, het was een heldere dag,en ik zag dat prachtige landschap, aldie boerderijen, die vierkante lappengrond. Zoiets had ik alleen in de filmgezien.’ ‘Maar het was geen film’, schampertAyse Aydogan. ‘Zeker niet in Veenen-daal waar ik kwam te wonen. Ik nodigde op een dag mijn buren uit om te komen eten. Zij namenongevraagd hun hond mee. Ik gaf heneten, zij gaven dat aan hun hond.’ De vrouwen reageren vol afschuw ophet verhaal. Zomaar een hond mee-

nemen, is volstrekt niet acceptabel

in Turkije. ‘Ik weet nog dat ik voor heteerst bij mijn Nederlandse buren opbezoek ging’, verhaalt Zeynep Öztürk. ‘Ik kreeg keurig een kopje thee, en éénkoekje. Dat begrijp ik niet. Waaromgeven jullie Nederlanders maar éénkoekje?’

Iedereen mag blijven etenGastvrijheid is voor Turken vanzelf-sprekend. Iedereen mag blijven eten,iedereen mag blijven slapen.Nederlanders verstaan iets andersonder gastvrijheid, weten de Turksevrouwen inmiddels. Ze wonen allemaalal jaren hier, sommigen al bijna dertigjaar. Toch is geen van hen de taalmachtig. Decennia lang hebben zezich opgesloten in hun eigen huis enhun eigen gezin. Ze kwamen weinigbuiten, en hadden niet of nauwelijkscontact met anderen. Dat heeft bijvelen geleid tot lichamelijke en psy-chische klachten. ‘Deze allochtonevrouwen hebben weinig aandacht vande gemeenschap gekregen’, verteltNeriman Üre, die betrokken was bij deoprichting van Misafirhane en nu degroep begeleidt. ‘Hun mannen hebbenaltijd gewerkt, maar zijn nu verdwenenvan de arbeidsmarkt. Veel cliënten zijnweduwe, en hebben nooit voor zich-zelf gezorgd. Het was altijd de bedoe-ling terug te keren naar Turkije, en hun

mannen regelden verder alles. De een-zaamheid is groot. Wij proberen dezevrouwen uit hun isolement te halen,en hun fysiek en sociaal te onder-steunen.’Oorspronkelijk was het de bedoelingdat vooral vrouwen ouder dan 45 jaaraan het programma zouden deel-nemen. ‘Maar door ervaring weten wedat ook jongeren behoefte hebben aandit soort activiteiten’, zegt Neriman.‘Onze jongste deelneemster is dertigjaar.’ Vanaf september is het gasthuisvijf dagen per week open en kunnen erper dag maximaal elf vrouwen langs-komen. De kosten voor deelname worden betaald uit de AWBZ.

Waar zijn de jaren gebleven?‘Ik was 18 toen ik in Nederland kwam,het was in 1970’, vertelt Hatice Yücel,terwijl ze handig en vlug de laatstedolma vult. ‘In al die jaren heb ik nooitde taal geleerd. Waarom ben ik nietnaar school gegaan, waarom heb ikniet gewerkt? Ik kon goed leren, enmijn man stimuleerde mij ook wel. Ik kreeg vier kinderen, het leven gingvoorbij. Soms vraag ik me af waar al

die jaren zijn gebleven.’ Veel vrouwenherkennen haar relaas. Ongemerkt iseen groot deel van hun leven aan henvoorbij gegaan. Gelukkig hebben zeelkaar, zeggen ze. ‘Misafirhane is onzeredding’, zegt Fatma. ‘Hier zie ik mijn

vriendinnen.’Dat de Turkse vrouwen-groep is ondergebracht in een Neder-lands verzorgingshuis, is opmerkelijk.In Turkije is het namelijk gebruikelijkdat de familie zorgt voor de ouderen.‘Een bejaardenhuis is echt een cul-tuurkwestie’, zegt Neriman. ‘Kinderenmoeten voor de ouderen zorgen. Ikmoet er zelf ook niet aan denken dat

mijn moeder naar een bejaardenhuisgaat.’ Toch zal dat veranderen, ver-wachten de Turkse vrouwen. ‘Mijngeneratie is al anders dan de vorige, enmijn kinderen zullen weer anders indeze maatschappij staan’, legtNeriman uit. ‘Toen ik naar Nederlandkwam, nu 19 jaar geleden, stimuleerdemijn schoonmoeder mij naar school tegaan, de taal te leren, en te gaan wer-ken. Zo kwam ik in de zorg terecht.Toch hecht ook ik aan mijn eigen cul-tuur. En zeker als ik ouder word, hoopik dat mijn kinderen mij opvangenzoals mijn schoonmoeder mij heeftopgevangen. Of dat er tegen die tijdeen Turks verzorgingshuis is.’ De vrou-wen knikken. ‘Aparte opvang is echtnodig’, vinden ze allemaal. ‘We kunnen het niet samen doen.Onze gewoonten, het eten, de taal, ende religie lopen te veel uiteen.’ Het liefst zou Neriman een grootgezondheidscentrum opzetten, spe-ciaal voor allochtonen. ‘Eén plek waarmensen niet alleen met hun medische

vragen kunnen komen, maar waar zeook formulieren kunnen invullen, enandere maatschappelijke problemenkunnen bespreken. Een centrum méteen tuin. Want dat missen we hier eenbeetje. We zouden zo graag naar bui-ten kunnen gaan.’

Van twee kantenAls de dolma klaar zijn, dekken devrouwen de tafel. Sunay Civiç, de kok-kin, zet soep, brood en sla op tafel. Devrouwen heffen hun handen en sluitenhun ogen. Ze bidden hardop, en dan-ken hun Allah. ‘Weet je wat ik zo ergvindt’, zegt Zeynep opeens hardop.‘Dat we soms zolang moeten wachtenop de lift. Dan staren de mensen onsaan. Sommigen groeten niet eens.’‘Maar dat ligt ook aan onszelf’, rea-geert Ayse. ‘Wij moeten ons ook aanhen voorstellen. Het moet van tweekanten komen.’De namen van de deelneemsters vanMisafirhane in dit verhaal zijn uit privacy-overwegingen gefingeerd.

Turkse vrouwen ontmoeten elkaar in het Korthagenhuis Turkse vrouwen ontmoeten elkaar in het Korthagenhuis

‘Waarom krijgen we inNederland altijd maaréén koekje?’

Misafirhane betekent gast-huis. In het oude Turkijekonden reizigers die langonderweg waren hier gratiseten en overnachten.Misafirhane is ook de naamvan de dagopvang die in hetKorthagenhuis wordt geor-ganiseerd voor Turkse vrou-wen. Onder begeleiding vande Turkse Neriman Üre enmet hulp van kokkin SunayCiviç brengen de vrouweneen dag door met fitness,eten, praten en bidden.

Page 11: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

20

Rob woont met zijn vrouw Elly al 36jaar in een flat vlakbij het Korthagen-huis. Toen de woning destijds werdopgeleverd, konden zij hemelsbreeduitkijken over half Noord Holland.Inmiddels nemen volwassen bomenhet uitzicht, althans in de zomer. Toen Rob op z’n 58e met de VUT ging,had hij geen zin de hele dag van hetprachtige uitzicht te genieten. Daaromwerd hij vrijwilliger. ‘Ik heb altijd veelvoor mijn werk gereden, ook in grotereauto’s’, vertelt hij in zijn gezellige huis-kamer. ‘Het leek me leuk iets te doenvoor ouderen en op die manier eenandere wereld te leren kennen.’

Hele levensverhalenDat was nu bijna vier jaar geleden.Inmiddels is Rob een bekend gezichtin het huis. Hij gaat mee op reisjes,begeleidt bewoners bij uitstapjes naarArtis, en gaat altijd graag mee vissen.Leuk zijn ook de stadsritten met bewo-ners die uit Amsterdam komen eneven langs hun oude adres willen rij-den. ‘Dan krijg je hele levensverhalente horen.’Een van de leukste ritten die Rob zichherinnert liep via de Vijzelgracht overhet Rokin. Hij had zijn auto volgeladenmet “oude meisjes” die opgewekt enopgewonden met elkaar praatten.‘Opeens zei een van die vrouwen

dat ze wel eens door de warme

buurt wilde rijden. Iedereen vond heteen spannend idee. Dus reed ik via deKolksteeg over de Oudezijds Achter-burgwal. De hilariteit was groot!’Rob rijdt niet alleen, hij doet veelmeer. Als er een decor moet wordengebouwd, een kerstboom moet wor-

den opgetuigd of suikerspinnen moe-ten worden gedraaid, is hij regelmatigvan de partij. ‘Er wordt wel eens eenballetje opgeworpen’, zegt hij beschei-den, ‘en dan zeg ik meestal wel “ja”.Laatst ben ik zelfs even liftboy geweest,toen de lift vastzat.’ Maar op donder-dagmiddag komt hij niet. Dan heeft hijzijn “opadag” en past hij op zijn klein-zoons.

GenietenRob geniet zichtbaar van zijn werk alsvrijwilliger in het Korthagenhuis. Hij

noemt de sfeer “heel goed” en voeltzich zelf ook “helemaal geaccepteerd”.‘Ik word vreselijk verwend als vrijwil-liger. Ik mag mee op personeelsuitjes,en ik krijg een kerstpakket. Dat is heelerg leuk.’ Dat iedereen een wens magdoen in het kader van 35-jaar Kort-hagenhuis noemt Rob een “geweldiginitiatief”. Binnenkort gaat hij met eenbewoner én diens dochter naar hetOpenluchtmuseum in Arnhem. ‘Danrijd ik met m’n eigen auto. Zonder TomTom, en lekker niet over de snelweg.We gaan er een leuke dag van maken.’

Vrijwilliger Rob MatthesiusVrijwilliger Rob Matthesius

‘Een auto vol oude meisjes’

Met engelengeduld en eenopgeruimd humeur helptRob Matthesius een aantalbewoners bij het instappenin het busje. Het is weer tijdvoor een visdag. ‘De eerstekeer dacht ik dat ik eenmannenclub zou begelei-den’, glimlacht hij. ‘Blekenhet allemaal vrouwen tezijn!’

‘De voelsprieten van de OR.’Zo typeert Marja den Oudenhet werk van de onderdeel-commissie die sinds januari2007 nieuw leven is in-geblazen. De leden van decommissie willen weten water leeft onder het personeel,en maken zich sterk voorverbeteringen. Grootste succes tot nu toe: nieuwemondstukken voor de stof-zuigers.

21

Ze worstelen zich door dikke stapelspapier, de dames van de onderdeel-commissie. Dat zijn, naast Marja,Paula van Stigt, Bea Brands en AuroraDoest. ‘We moeten goed op de hoogtezijn van wat er speelt binnen Evean’,legt Marja uit. ‘Elke vestiging heeft zijneigen OR-lid, bij ons is dat BosennaPloeger. Zij behartigt de belangen vanhet Korthagenhuis in het grote geheelvan de Evean groep, zij is onze motor.

En wij zijn de bougies.’

Ingewikkelde zorgplannenDe onderdeelcommissie lag een tijdje“op z’n gat” zoals de dames zeggen.Maar sinds januari zit er weer leven in.‘We doen het echt samen, dat is hart-stikke leuk’, vindt Bea, die in hetrestaurant werkt. ‘Maar het is ook bestintensief. We moeten veel lezen, endaarna alles netjes kunnen uitdrukkenen beargumenteren.’ ‘Het gaat ons omde werkomstandigheden in dit huis’,legt Marja uit. ‘We zijn er niet voorindividuele problemen van werk-nemers, maar voor het collectief. Hetgaat ons om de algemene arbeids-omstandigheden.’ Op dit momentbestudeert de onderdeelcommissiebijvoorbeeld wat de zogenaamde HKZ

precies inhoudt. HKZ staat voor har-monisatie kwaliteitseisen zorginstel-lingen, een initiatief van het ministerieuit Den Haag. ‘Dat is heel ingewikkeld,met zorgplannen en zo’, weet Paulainmiddels. ‘Alles moet op papier staanals de inspectie komt. Wij kijken alsonderdeelcommissie wat de eisen zijndie het ministerie stelt en hoe dieeisen zich verhouden tot de arbeids-omstandigheden in dit huis. Wij kijkendus welke middelen er nodig zijn omdie kwaliteit te bieden.’

Hoge cijfersMarja, Paula, Bea en Aurora werkenallemaal al jaren in het Korthagenhuis.‘Met plezier’, knikken ze. Paula pakthet rapport Werk in beeld erbij waarineen aantal verzorgingshuizen metelkaar zijn vergeleken. Het Korthagen-huis scoorde daarin erg hoog’, zeggende dames trots. Het ziekteverzuim is

bijvoorbeeld laag. Het huis kreeg ookhoge rapportcijfers voor de organisatie(7,9) en de tevredenheid over het werk(8,4). Alleen het onderdeel “privé”scoorde wat minder. Marja legt uit datdit vooral te maken heeft met hetvakantiereglement. De onderdeelcom-missie bekijkt nu hoe dat reglement

kan worden verbeterd. ‘Mensen willenmeer flexibiliteit, ze willen losse dagenkunnen opnemen. En er moet meerrekening worden gehouden met deschoolvakanties. We onderzoeken nuhoe we dat kunnen helpen organise-ren.’ Het is een kick om dingen voorelkaar te krijgen, zegt Paula. Zoals devervanging van de mondstukken vande stofzuigers. Daar zaten geen wiel-tjes onder, waardoor het zuigen stugging. Een aantal medewerkers huis-houding kreeg rugklachten. De onder-deelcommissie bracht het probleem inkaart, en overlegde met de locatie-manager. Zij ging meteen tot actie overen zorgde voor nieuwe stofzuigermon-den. ‘Het is belangrijk medewerkers

bij ons werk te betrekken, want zij

moeten met de ideeën komen’, zegtPaula. ‘We zullen in het personeels-restaurant een lijst ophangen metonze vergaderdata. Het is best een klusom met goede argumenten iets voorelkaar te krijgen. Daarom moeten weecht weten wat er speelt. We kunnenniet alle problemen oplossen, maar wekunnen het wel proberen. Dat is ookonze ambitie; we willen vooral zorgendat mensen het zo leuk blijven vindenom hier te werken.’

Onderdeelcommissie maakt zich sterk voor leuk werk Onderdeelcommissie maakt zich sterk voor leuk werk

Een kick om dingenvoor elkaar te krijgen

Page 12: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

22 23

Ans de Geus haalt diep adem en zetlekker stevig in. Een scheepje in dehaven, gevuld met specerijen, ho jo hojo ho jo. ‘Ik vind dit zulke leuke liedjes,echt waar’, glundert ze. ‘Toen we ditzongen, waren wij kinderen. En ik ben nu over de 80!’ ‘U bent 86’, zegtMargreet, terwijl ze een nieuw nummeruitzoekt. Mevrouw de Geus moet hardlachen. ‘Dat moet je niet aan iedereenvertellen, joh.’ Margreet houdt evenhaar hand vast, en kijkt haar aan. ‘Dandraaien we het om, en zeggen we dat u68 bent.’

Vertrouwen en veiligheidMevrouw de Geus is een van de vastebezoekers van de Salon, de dagopvangvoor ernstig vergeetachtige ouderen inhet Korthagenhuis. De mensen diehier komen, wonen nog zelfstandig, enworden in de meeste gevallen verzorgddoor mantelzorgers. Tenminste tweedagen, en maximaal vijf dagen perweek komen de ouderen naar hetKorthagenhuis waar zij onder begelei-ding van Margreet Jongboom enMarieke Keizer de dag doorbrengen.‘De doelgroep bestaat uit ouderen, diewachten op een plek in een verpleeg-huis, of elders uitbehandeld zijn’, ver-telt Margreet. Op een dag kunnen ermaximaal tien ouderen aanwezig zijn. Zowel Margreet als Marieke hebbenbewust gekozen te werken met dezegroep ernstig vergeetachtige ouderen.‘Het is heel primair wat je doet’, zegtMarieke. ‘Het gaat er vooral om ver-

trouwen en veiligheid uit te stralen. De mensen die hier komen, mogenzijn wie ze zijn. Ze hoeven geen enkelefaçade op te houden.’ Margreet: ‘Wevoorkomen eigenlijk dat de mensentegen hun eigen onvermogen aan-lopen. Daarvan worden deze ouderen

namelijk vaak agressief.’ Heel bewustspreken de beide verzorgenden van“vergeetachtig” en niet van “demente-rend”. ‘Dat klinkt wat vriendelijker’,vinden ze. Daarmee ontkennen zij nietdat de mensen echt ziek zijn. Integen-deel. Zowel Margreet als Marieke heeftinmiddels veel ervaring met het ver-loop van het ziekteproces dat aan dezeernstige vergeetachtigheid ten grond-slag ligt. ‘Aan het begin van de ziektekun je mensen nog leren bepaaldehandelingen te oefenen, maar datheeft bij deze groep geen zin meer’,legt Margreet uit. ‘Wij doen alleen

spelletjes met het oog op plezier. Zehoeven bij ons niets meer te presterenen dat haalt bij deze mensen in eenvergevorderd stadium van hun ziekteveel spanning weg.’ Marieke: ‘Dementie gaat vaak gepaardmet veel angsten. Onze bezoekers zijnheel gevoelig voor prikkels, ze merkenheel gauw als het onrustig is, en danwillen ze bijvoorbeeld naar huis, naarthuis, naar de veiligheid, naar hunmoeder eigenlijk. Het is onze kundedie veiligheid hier te bieden. En om inde heel kleine dingen iets van geluknaar boven te halen.’

Alles is een activiteitElke ochtend worden de bezoekers vande Salon afgehaald met een busje,door een vertrouwde chauffeur. Rondhalf tien uur komen ze binnen in deSalon die is ingericht als een huis-kamer. Er is een ruime keuken, tweetafels met comfortabele stoelen, eenaquarium, én een geluidsinstallatie.Eerst wordt er koffiegedronken, daar-na lezen de bezoekers de krant, ofbestuderen zij het menu. ‘Eigenlijk isalles een activiteit’, zegt Marieke. ‘Envoor alles nemen we de tijd. Als hetmooi weer is, gaan we naar de tuin.Verder lezen we veel voor, of bekijkenwe een film. We eten tussen de middagaan een vaste tafel in het restaurant,en daarna is er een rustuurtje. Heelbewust wisselen we een activiteit afmet rust, we doen ook regelmatig hele-maal niks. Je viert thuis ook niet

zeven dagen per week feest.’ Twee keer in de week zingen de bezoe-kers oude kinderliedjes onder begelei-ding van Sonja op de piano. Vanmiddagzingen ze gewoon mee met een CD.Margreet haalt Oude schoolliedjes deel5 uit de kast, gezongen door het duoKarst. ‘Ik sla dat winterlied over hoor,dat is me nu te koud’, gebaart ze. ‘Hier,een lentelied. Dat is wel toepasselijk.’Het liedje sluit mooi aan op het seizoen-stukje dat op de kast staat; een stillevenmet lammetjes, een kip met kuikentjes.Op die manier proberen Margreet enMarieke de bewoners nog iets van tijdmee te geven. ‘Oh, dit zong mijn juf-

frouw altijd’, reageert mevrouw deGeus enthousiast. ‘Ik had een strengejuffrouw hoor. Wat een oude tang wasdat.’Marieke deelt ondertussen een snackuit. Een lekkere warme kipcorn is hetvandaag. Mevrouw Faseur eet haarsnack, terwijl ze haar krant blijft bestu-deren. ‘U moet straks ook wat drinkenhoor’, zegt Marieke, terwijl ze mevrouween beker geeft. ‘Ze vergeet alles, zelfsom te drinken.’ Mijnheer de Vries wuiftvrolijk zijn handen heen en weer op demaat van de muziek. Hij lacht en trektMarieke naar zich toe. Ze krijgt eenkus op haar voorhoofd.

Liese-Lotte is geborenAls iemand wordt aangemeld voor deSalon, gaan Marieke en Margreet altijdeerst op huisbezoek om zoveel moge-lijk informatie te verzamelen over eenpersoon. ‘Maar eigenlijk is de Salonpunt nul. Hier leren wij de mensen paskennen. Of iemand vroeger aardig wasof niet, hoef ik niet te weten. Hier isiedereen goed zoals hij is. Het is alleenvoor ons wel belangrijk een levens-verhaal te kennen.’ ‘We werken veelmet reminiscentie, met herinneringen’,vertelt Marieke verder. ‘Muziek, geuren,

verhalen. Daarom staan er ook oudespulletjes hier; een zeepklopper, eenpaar oude blikken en een haardje.’ Het meest bijzondere voorwerp van deSalon is Liese-Lotte, een 50 centimeterlange pop die op 27 november 2006werd “geboren”. Haar moeders,

Marieke en Margreet, haalden haar uitAmerika, nadat op de groep was geble-ken dat sommige bezoekers heel sterkpositief reageerden op een pop vanMarieke’s echte dochter. Ook dezemiddag mag Liese-Lotte even op degroep komen. Marieke draagt haarnaar binnen als een echte baby.Mevrouw Faseur en mijnheer de Vriesreageren ogenblikkelijk. De Vries maghet kind als eerste even vasthouden,terwijl mevrouw Faseur haar voetjesaait. ‘Ja, jij bent mooi, jij bent heelmooi’, fluistert mijnheer de Vries dieeerder deze middag nog niets heeftgezegd. Hij heeft afasie, en kan moei-lijk spreken. ‘Mag ik nu, mag ik nu?’wipt mevrouw Faseur op haar stoelheen en weer als de jonge moeder die zij in haar eigen leven nooit isgeworden. Ze pakt de pop voorzichtigaan, en wiegt haar in haar armen.‘Moet je haar zien’, schampt mevrouwde Geus, ‘’t is een pop hoor! Maar weleen leuke pop. Echt leuk.’ Even lijkt zeafgeleid, dan zet mevrouw de Geusweer stevig in. Ze zingt opnieuw, metluide stem, zoals haar strenge juf datleerde:Vrienden van liefde en leven vangt er mijn laatste groet Hoe graag was ik bij u gebleven Maar ‘t gaat voorbij voorgoed Hoe graag was ik bij u gebleven Maar ‘t gaat voorbij voorgoed Op verzoek van de beide verzorgendenzijn de namen van de bezoekers van deSalon in dit verhaal gefingeerd.

De Salon: dagopvang voor ernstig vergeetachtige ouderenDe Salon: dagopvang voor ernstig vergeetachtige ouderen

In de kleine dingenzit het geluk

‘Staat er nog wat in de krant?’vraagt Margreet Jongboomaan mevrouw Faseur die ophaar schoot De Telegraafheeft liggen. ‘Dat dacht ikwel, hè’, reageert mevrouwzonder op te kijken. Door deruimte galmt een oud Hol-lands wijsje. ‘t Roodborstjetikt tegen ‘t raam, tik, tik, tik.Mevrouw Faseur beweegtzachtjes haar ene hand op demaat heen en weer. Met deandere houdt ze de krant stevig vast. Ondersteboven.

Page 13: Verhalen uit het Evean Korthagenhuis · op de gouden ring aan haar vinger waarin de initialen JB staan gegraveerd. ‘Deze kreeg ik aan het begin van de oorlog. Hij ging naar de Grebbenberg,

24

Toen en nujaar Evean

35 Korthagenhuis

Op 4 september 1972 namen de eerstebewoners hun intrek in wat toen het B.J. Korthagenhuis heette.