secure.dronten.nl · 2017-09-28 · Datum/Initialen: 15-03-2016, JdW Classificatie Vertrouwelijk...
Transcript of secure.dronten.nl · 2017-09-28 · Datum/Initialen: 15-03-2016, JdW Classificatie Vertrouwelijk...
RAPPORT
Haalbaarheidsstudie verplaatsbare
zonneweide
Klant: Gemeente Dronten
Stichting DE-on
Referentie: I&BR001D01
Versie: 01/Concept
Datum: 15 maart 2016
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 i
HASKONINGDHV NEDERLAND B.V.
Laan 1914 no.35
3818 EX Amersfoort
Netherlands
Industry & Buildings
Trade register number: 56515154
+31 88 348 20 00
+31 33 463 36 52
royalhaskoningdhv.com
T
F
E
W
Titel document: Haalbaarheidsstudie verplaatsbare zonneweide
Ondertitel: Referentie: I&BR001D01
Versie: 01/Concept Datum: 15 maart 2016
Projectnaam: Haalbaarheidsstudie verplaatsbare zonneweide Projectnummer: BD6831
Auteur(s): Cuno Grootscholten, Jan Willem Geuke, Ralf Speek
Opgesteld door: Ralf Speek
Gecontroleerd door: Cuno Grootscholten
Datum/Initialen: 15-03-2016, CG
Goedgekeurd door: Jan de Wit
Datum/Initialen: 15-03-2016, JdW
Classificatie
Vertrouwelijk
Disclaimer No part of these specifications/printed matter may be reproduced and/or published by print, photocopy, microfilm or by any other means, without the prior written permission of HaskoningDHV Nederland B.V.; nor may they be used,
without such permission, for any purposes other than that for which they were produced. HaskoningDHV Nederland B.V. accepts no responsibility or liability for these specifications/printed matter to any party other than the persons by
whom it was commissioned and as concluded under that Appointment. The quality management system of
HaskoningDHV Nederland B.V. has been certified in accordance with ISO 9001, ISO 14001 and OHSAS 18001.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 ii
Inhoud
1 Inleiding 1
2 Onderzoeksvraag 1: Ruimtelijke ordening 2
2.1 Inleiding 2
2.2 Vergunningplicht 2
2.3 Toetsing aan bestemmingsplan 2
2.4 Planologische procedure-mogelijkheden 3
2.5 Indicatie relevante onderwerpen bij projectafwijkingsbesluit 5
2.6 Doorkijk naar procedure en regeling 7
2.7 Resumé 8
3 Onderzoeksvraag 2: Subsidie 9
3.1 Inleiding 9
3.2 Overleg RVO 9
3.3 Resumé 9
4 Onderzoeksvraag 3: Technisch 10
4.1 Inleiding 10
4.2 Opties systeem 10
4.3 Verplaatsing panelen 13
4.4 Locatie omvormers 13
4.5 Kostenindicatie verplaatsen van een single line configuratie 13
4.6 Resumé 15
5 Conclusie Haalbaarheidsstudie 16
6 Aanbevelingen en vervolgstappen 16
Bijlagen
Bijlage 1:Tekst Besluit omgevingsrecht, Bijlage II, geldend op 08 december 2015
Bijlage 2: Opvatting van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu inzake de toepassing van artikel 4,
onder 11 van bijlage II Besluit omgevingsrecht.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 1
1 Inleiding
Gemeente Dronten en Stichting DE-on onderzoeken om delen van het bedrijventerrein De Poort van
Dronten een eventueel tijdelijke herbestemming te geven voor de realisatie van zonnepanelenweiden. Het
idee houdt in dat er voor een deel van het totale terrein een zonneweide ontwikkeld en gerealiseerd wordt,
zonder dat de zonneweide een belemmering vormt voor de gronduitgifte aan bedrijven die zich willen
vestigen op het betreffende terrein. De zonnepanelen-installatie zou daarom een stuk kleiner moeten
worden dan wat zou passen in de vergunde ruimte, en binnen de bestemde kavels verplaatst moeten
kunnen worden zodat het bezette kavel vrijgemaakt kan worden wanneer dit gewenst is vanuit de
beoogde gronduitgifte.
Definitie Flexibel Een flexibele zonneweide dient binnen 3 maanden te kunnen
worden verplaats en weer in werking te worden gesteld.
In deze haalbaarheidsstudie wordt de haalbaarheid van de verplaatsbare zonnepanelenweiden
onderzocht op de volgende 3 aspecten:
1. Ruimtelijke ordening: is het mogelijk om een deel van een bedrijventerrein een al dan niet tijdelijke
herbestemming te geven (van bedrijfspanden naar bedrijfspand en/of de opwek van zonne-energie),
is deze wijziging indien gewenst omkeerbaar en waar moet rekening mee gehouden worden?
2. Subsidie: staat RVO het toe dat een afgegeven SDE+ beschikking gebruikt wordt voor een groter
gebied dan strikt genomen noodzakelijk is voor de installatie, en dat binnen dit gebied de installatie
een of meerdere keren verplaatst wordt? Op welke manier kan de gewenste flexibiliteit in de subsidie
bereikt worden?
3. Technisch: Zijn flexibele/roulerende zonneweides technisch mogelijk te maken op een bouwrijp terrein
waarbij de installatie verplaatst kan worden naar een naastgelegen kavel of op het dak van de te
ontwikkelen bebouwing komt te liggen en wat zijn daarbij de additionele kosten t.o.v. een
conventionele zonneweide?
Hierbij ligt de focus op de beantwoording van de eerste twee vragen. Bij vraag drie gaat het om een quick
scan van de mogelijke technische oplossing en een indicatie van bijbehorende kosten. In deze rapportage
worden de 3 onderzoeksvragen beantwoord en worden vervolgstappen geformuleerd. Het project kan als
voorbeeld dienen voor andere gemeenten die leegstaande kavels hebben. Het onderzoek wordt zo
opgezet dat uitgangspunten van het onderzoek kopieer baar zijn.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 2
2 Onderzoeksvraag 1: Ruimtelijke ordening
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt vraag 1 van de haalbaarheidsstudie naar een verplaatsbare zonneweide behandeld.
De onderzoeksvraag betreft: is het mogelijk om een deel van een bedrijventerrein een al dan niet tijdelijke
herbestemming te geven (van bedrijfspanden naar bedrijfspand en/of de opwek van zonne-energie), is
deze wijziging indien gewenst omkeerbaar en waar moet rekening mee gehouden worden?
2.2 Vergunningplicht
Voordat wordt ingegaan op het hoe en waarom van een planologische procedure, moet
volledigheidshalve de vraag worden gesteld: is het beoogde project wellicht (gedeeltelijk) vergunningvrij te
realiseren? Vergunningvrij betekent vaak (niet altijd) dat er geen toets aan het bestemmingsplan hoeft
plaats te vinden. Een planologische procedure is in dat geval niet aan de orde.
Het Besluit omgevingsrecht (Bor), bijlage II artikel 2 en artikel 3 geeft antwoord op deze vraag, want
daarin staan categorieën van gevallen waarvoor een omgevingsvergunning niet is vereist.
Voor dit project is van belang het criterium dat zonnepanelen alleen vergunningvrij zijn indien ze op/aan
een dak van een gebouw worden geplaatst. In deze case is sprake van zonnepanelen op/aan constructies
op maaiveld. Dat deze constructies in meer of mindere mate mobiel zijn, doet daar niet aan af. Ze zijn
bedoeld om ter plekke gedurende langere tijd gesitueerd en in werking te blijven. Uit jurisprudentie blijkt
dat de constructie dan als bouwwerk moet worden aangemerkt.
Conclusie: de beoogde zonneweide is NIET vergunningvrij realiseerbaar.
2.3 Toetsing aan bestemmingsplan
Het initiatief is functioneel en ruimtelijk getoetst aan het geldende bestemmingsplan Rendierweg van de
gemeente Dronten. Daarnaast gelden voor een gedeelte van bedrijventerrein Poort van Dronten twee
wijzigingsplannen. Het betreft hier de 'bedrijveneilanden'. Deze wijzigingsplannen zijn voor de toetsing van
het beoogde project verder niet (anders) van belang (dan het moederplan).
De resultaten van de toetsing luiden kortweg als volgt:
• Functioneel: de relevante bestemmingsomschrijvingen staan geen (zelfstandige, niet ondergeschikte)
opwekking van zonne-energie toe.
• Bebouwing / ruimtelijk: de bouwregels (of andere regels) voorzien niet sec in de oprichting van
zonnecollectoren o.i.d.
• Flexibiliteit: de regels voorzien niet in (voor dit project relevante) flexibiliteitsbepalingen, zoals
afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 3
Conclusie: het bestemmingsplan biedt geen basis om, bij recht dan wel via toepassing van een
flexibiliteitsbevoegdheid, medewerking aan het initiatief te verlenen.
2.4 Planologische procedure-mogelijkheden
De conclusie onder 2. betekent dat naar andere, wettelijke procedure-mogelijkheden in beeld moeten
worden gebracht, te weten:
2.4.1. kruimelgevallenregeling
2.4.2. Projectafwijkingsbesluit
2.4.3. Herziening bestemmingsplan
2.4.4. Crisis- en herstelwet
2.4.1 Art. 4 van Bijlage II Bor i.s.m. Afwijkingenbeleid Dronten
Art. 4 van bijlage II Bor bevat de categorieën van gevallen die in aanmerking komen voor verlening van
een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet
waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het
bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken. Oftewel de 'planologische kruimelgevallen'.
Zie ook de bijlage bij deze notitie.
Als we de categorieën van gevallen doorlopen, dan geldt voor de meeste direct dat ze niet van toepassing
zijn op deze case. Een enkele verdient een korte beschouwing:
ad 1. uiteindelijk niet aan de orde, want geen bijbehorend bouwwerk
ad 2. uiteindelijk niet aan de orde, want - hoewel nog te discussiëren valt over de vraag of dit wel of geen
nutsvoorziening is als bedoeld in art. 2, lid 18, bijlage II Bor - mag de oppervlakte daarvan niet meer
bedragen dan 15 m² bedragen (of o.g.v. art. 4 niet meer dan 50 m²). Die oppervlakte geldt voor het hele
park, aangezien dit niet mag worden opgeknipt in aparte constructies (wordt gezien als één bouwwerk).
ad 3. ook hier geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m²
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 4
ad 11. Op grond van een recente uitleg van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu mag lid 11 naar alle
waarschijnlijkheid ook worden toegepast op tijdelijke voorzieningen ten aanzien waarvan het de
bedoeling is (of waarvan niet kan worden uitgesloten) dat deze een permanent karakter krijgen.
Voorwaarde hierbij is dat - hoewel het om een permanente voorziening gaat - deze niet onomkeerbaar
mag zijn. Zie bijlage 2 voor een nadere beschouwing en een verwijzing naar de betreffende passages in
de Memorie van Toelichting van de Wabo en het Bor.
In dit geval moet ervan worden uitgegaan dat een zonneweide, hoewel verplaatsbaar, toch een (semi-)
permanente voorziening is, in die zin dat deze langer dan 10 jaar op een bepaalde locatie aanwezig moet
kunnen zijn. Een zonneweide, zeker een verplaatsbare variant, leidt echter niet tot een onomkeerbare
situatie, waardoor dit project in elk geval aan deze voorwaarde voldoet.
Aandachtspunt is (en blijft voorlopig) dat deze optie door het Ministerie van IenM weliswaar als haalbaar is
bestempeld, maar op dit moment is hierover nog geen jurisprudentie verschenen. Hoewel aan een uitleg
van een ministerie gezag mag (en moet) worden toegekend, is de geschetste reikwijdte van het
betreffende artikel dus niet 'bewezen'.
Nadere beschouwing van het afwijkingenbeleid
Het Afwijkingenbeleid van de gemeente Dronten ziet alleen op het verlenen van een
omgevingsvergunning, indien de aanvraag strijd oplevert met het bestemmingsplan, en deze strijdige
situatie kan worden geplaatst onder (een van) de in artikel 4 van Bijlage II van het Bor opgenomen
categorieën (de “kruimelgevallenlijst”). Wanneer dit het geval is en de aanvraag tevens voldoet aan
onderhavige beleidsregels, wordt in beginsel medewerking verleend aan het verstrekken van de
gevraagde omgevingsvergunning.
Nu is hiervoor al geconstateerd dat het Bor andere bruikbare bepalingen bevat. Niettemin is het
interessant te kijken naar het Afwijkingenbeleid Dronten, om te zien in hoeverre dit beleid andere
aanknopingspunten zou kunnen bieden.
Art. 3.1 onder 4:
Niet wordt meegewerkt aan vergunningverlening voor het bouwen van bouwwerken waarop volgens het
bestemmingsplan dergelijke bouwwerken niet zijn toegestaan; het voorgaande geldt niet voor de
bouwwerken genoemd in de artikelen 4.1, 4.3, 4.4 en 5.3 (…).
In deze case zou alleen art. 4.4. mogelijk relevant kunnen zijn. Dit artikel gaat echter over "Bijbehorende
bouwwerken" terwijl de zonnepanelen + constructies als zelfstandig / primair bouwwerk beschouwd
moeten worden. Dus niet aan de orde.
Overigens wordt in het Afwijkingenbeleid geen ander aanknopingspunt gevonden (hetgeen ook vreemd
zou zijn, aangezien het Bor zelf al geen aanknopingspunten bevat.
Conclusie: het Afwijkingenbeleid gemeente Dronten biedt geen basis voor medewerking. Toepassing van
3.1. Art. 4, onder 11 van Bijlage II Bor lijkt echter wel haalbaar, indien de gemeente Dronten de uitleg
zoals gegeven door het Ministerie van IenM onderschrijft en accepteert dat over de toepassing van
genoemd artikel voor permanente afwijkingen nog geen jurisprudentie is verschenen.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 5
2.4.2 Projectafwijkingsbesluit
De gemeente Dronten beoordeelt deze categorie van afwijkingen per concrete aanvraag. Een nader
toetsingskader in de vorm van beleidsregels heeft de raad niet wenselijk geacht.
Op voorhand is dus geen enkel initiatief uitgesloten.
Conclusie: deze wettelijke mogelijkheid wordt door het beleid van de gemeente Dronten niet (op
voorhand) beperkt en is dus te overwegen.
2.4.3 Herziening bestemmingsplan
In principe kan een ieder een verzoek indienen tot herziening van een bestemmingsplan, waarna de
gemeente een dergelijk verzoek in behandeling neemt.
Conclusie: deze wettelijke mogelijkheid wordt door het beleid van de gemeente Dronten niet (op
voorhand) beperkt en is dus te overwegen.
2.4.4 Crisis- en herstelwet (Chw) / bestemmingsplan PLUS
De Chw kan op twee manieren van belang zijn: tijdelijk afwijken van geldende (milieu-) normen en/of
maximum behandeltermijn bij Raad van State (ingeval van beroep tegen het herziene bestemmingsplan).
De eerste is hier, naar verwachting vooralsnog niet aan de orde, aangezien een zonnepark op deze
locatie milieuplanologisch naar verwachting zonder 'bestemmingsplan PLUS' afdoende kan worden
gemotiveerd en/of geregeld.
Conclusie: de Chw is voor deze case vooralsnog niet of beperkt van belang, Niettemin is het goed deze
optie open te houden, bijvoorbeeld indien bij uitwerking van de regeling blijkt dat tijdelijk afwijken van
wettelijke bepalingen dringend wenselijk of noodzakelijk is.
2.5 Indicatie relevante onderwerpen bij projectafwijkingsbesluit of
herziening bestemmingsplan
Een aanvraag tot medewerking aan een projectafwijkingsbesluit of herziening van het bestemmingsplan
toetst de gemeente in hoofdzaak aan drie primaire haalbaarheidscriteria:
2.5.1 Planologisch beleid
2.5.2 Milieu- en omgevingsaspecten
2.5.3 Uitvoerbaarheid
2.5.1 Planologisch beleid
In de meeste beleidsdocumenten van gemeente, provincie en rijk wordt - in meer of mindere mate -
ingezet op duurzame opwekking en/of toepassing van energie. In die zin is de verwachting dat het
voornemen (meer dan) positief aansluit bij dergelijke beleidsambities. Toch is het verstandig de
belangrijkste ruimtelijke beleidsdocumenten, waaronder met name de provinciale ruimtelijke verordening
(die juridisch doorwerkt in gemeentelijk beleid), nader te beschouwen. Niet uit te sluiten valt dat het
voornemen ander beleid (dan het duurzaamheidsbeleid) doorkruist.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 6
Structuurvisie Dronten 2030
De gemeente zet in op het opwekken van (andere vormen van) duurzame energie. De gemeente zal
zoveel mogelijk inspelen op duurzame initiatieven en innovaties. Door zoveel mogelijk duurzaam te
bouwen, kan energie worden bespaard. De grote oppervlaktes aan daken van bedrijventerreinen kunnen
voor zonnepanelen worden benut. Op die manier kan zelfs een bedrijventerrein per saldo energie
opwekken. Op het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein Poort van Dronten is duurzaamheid een
speerpunt.
Omgevingsplan Flevoland
De provincie wil economisch interessante initiatieven vanuit het bedrijfsleven op het gebied van duurzame
energie faciliteren. Daartoe worden marktinitiatieven ondersteund en netwerken benut. Door succesvolle
toepassingen van duurzame energie te etaleren via een toepassingencentrum wordt Flevoland op de
kaart gezet als een provincie waar innovaties en toepassingen van duurzame energie mogelijk zijn en
worden ondersteund. Naast fysieke opstellingen van duurzame energietoepassingen wil de provincie
Flevoland de hier opgedane 'toepassingskennis' uitwisselen.
Verordening voor de fysieke leefomgeving, provincie Flevoland
De verordening, waarin regels staan ter uitvoering van het beleid van het omgevingsplan, bevat geen
regels die voor de aanleg van een zonneweide relevant zijn (pro noch contra).
Conclusie: de plaatsing van een zonneweide - als duurzame energieopwekker - wordt beleidsmatig in
voldoende mate ondersteund. Uiteraard is het zaak dat de nieuwe functie de verwezenlijking van de
juridisch verankerde functie van bedrijventerrein niet belemmerd of onmogelijk maakt.
2.5.2 Milieu- en omgevingsaspecten
Bij de beoordeling kan en mag rekening worden gehouden met de huidige bestemming, namelijk die van
bedrijventerrein. Anderszins moet een voorgenomen herziening ook autonoom worden overwogen op
aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid.
Aspect indicatieve beoordeling (inschatting)
Milieu-effectrapportage Plan- of project-m.e.r. niet vereist. Een beknopte vormvrije m.e.r.
(vergewisplicht) wel doen.
Bedrijven- en milieuzonering Geen belemmering.
Verkeer In beginsel geen probleem, mits niet zicht-belemmerend
geplaatst en geen hinderlijke reflectie veroorzakend.
Luchtkwaliteit Positieve bijdrage aan de luchtkwaliteit, minder verbranding
nodig.
Geluidhinder Geen belemmering.
Geurhinder Geen belemmering.
Externe veiligheid In beginsel geen belemmering, formeel risico-kaart controleren.
Bodemkwaliteit Geen belemmering.
Water Wel formeel watertoets nodig, maar bestemming is reeds
bedrijventerrein, geen belemmering verwacht.
Ecologie Quickscan laten uitvoeren (biedt ook inzicht of maatregelen om
vestiging waardevolle soorten te verhinderen succesvol zijn!)
Archeologie / cultuur Geen belemmering
Lichthinder / reflectie Zie Verkeer.
Kabels en leidingen Moet bij beheerder bekend zijn.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 7
2.5.3 Uitvoerbaarheid
Een derde overweging is die van de uitvoerbaarheid. Een project of plan kan immers planologisch
haalbaar zijn, maar is het in de praktijk ook uitvoerbaar?
Techniek Indirect aan de orde: exceptionele kosten voor techniek (bijv.
sanering nodig, verleggen kabels en leidingen) beïnvloeden
mogelijk financiële haalbaarheid.
Financiële haalbaarheid Aannemelijk moet kunnen worden gemaakt dat de
initiatiefnemer(s) het project in financiële zin kunnen uitvoeren.
Begroting hoeft niet in detail openbaar, maar eventueel wel te
overleggen aan gemeente of Raad van State.
(Grond-)exploitatie Kan nodig zijn in het kader van aantoonbaarheid financiële
uitvoerbaarheid, met name van belang bij gebiedsontwikkeling of
bijv. natuurcompensatie.
Planschade / overige schade Inzicht moet worden geboden in de mate waarin het project schade veroorzaakt (planschade, inkomensderving enz.). Maakt tevens onderdeel uit van de overweging inzake de financiële haalbaarheid.
Exploitatieplan (GREX-wet) In dit geval niet niet vereist.
Maatschappelijk Inzicht moet worden geboden in de maatschappelijke
uitvoerbaarheid. Bijvoorbeeld door verslaglegging van
inspraakprocedure of overleg met omwonenden.
Conclusie: in het kader van de beoordeling van (een aanvraag tot) een planologische procedure zijn
diverse aspecten van belang. De bovenstaande doorkijk laat echter zien dat er geen belangrijke
knelpunten lijken te zijn, en dat alle lichten uiteindelijk op groen kunnen worden gezet.
2.6 Doorkijk naar procedure en regeling
Hoe kan een verplaatsbare zonneweide dan het beste worden geregeld? De eerste te maken keuze is:
toepassing van:
• toepassing geven aan art. 4, onder 11 bijlage II Bor (afwijking planologische kruimelgevallen), of
• het nemen van een projectafwijkingsbesluit dan wel herziening van het bestemmingsplan
afwijking planologische kruimelgevallen:
zie hierna bij projectafwijkingsbesluit, behalve:
• kortere procedure, namelijk beslistermin van 8 weken (eventueel te verlengen met 6 weken);
• toepasbaarheid voor 'permanente voorzieningen' nog niet bewezen.
projectafwijkingsbesluit:
• bindend voor vergunninghouder;
• uitsluitend voor een (uitgewerkt) project te verlenen;
• flexibiliteit slechts beperkt mogelijk (betreft niet de verplaatsbaarheid, want dat is een projectelement)
• sturing in de vorm van criteria verbonden aan vergunning;
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 8
• aan vergunning kan geldigheidstermijn worden verbonden;
• indien na enige tijd vergunning niet meer voldoet = nieuwe vergunning aanvragen.
• proceduretijd: wettelijk 6 maanden, exclusief voorbereiding (ca. 2 - 4 maanden) en eventueel
beroeps- en hoger beroepsprocedure (ca. 4 - 10 maanden).
bestemmingsplan:
• generieke regeling, voor iedereen juridisch bindend;
• project hoeft nog niet geheel te zijn uitgewerkt;
• flexibiliteit in redelijke mate mogelijk;
• in principe onbeperkt geldig (vanaf 2018) dus niet automatisch in tijd beperkt, maar…
• … een voorlopige bestemming is wel mogelijk (max. 5 jaar)….
• of wijzigingsbevoegdheid voor B&W opnemen om de mogelijkheid van een verplaatsbare zonneweide
onder voorwaarden weer te schrappen of hieraan andere criteria te verbinden.
• proceduretijd: wettelijk 6 maanden, exclusief voorbereiding (ca. 3 - 6 maanden) en eventuele
beroepsprocedure (ca. 6 maanden).
Na de keuze voor één van beide procedures is het zaak om de vergunningsvoorwaarden dan wel
bestemmingsbepalingen uit te werken, zodat dat de verplaatsbare zonneweide wordt toegestaan maar dat
er voldoende regie en sturing mogelijk is teneinde de toekomstige gronduitgifte niet te frustreren.
2.7 Resumé
De aanleg (en het functioneren) van een verplaatsbare zonneweide is niet vergunningvrij en moet daarom
getoetst worden aan het geldende bestemmingsplan. Het hier van toepassing zijnde bestemmingsplan
Rendierweg staat een dergelijke (zelfstandige) functie niet toe. Het beleid van de gemeente Dronten
voorziet niet in specifieke afwijkingsbevoegdheden die van toepassing zijn (of zouden kunnen zijn) op
verplaatsbare zonneweiden. Wel lijkt - op basis van een uitleg van het Ministerie van IenM, artikel 4, onder
11 van bijlage II Bor in dit geval toepasbaar te zijn. Groot voordeel van deze procedure is dat binnen 8 (of
eventueel 14) weken een besluit moet worden genomen. De uitleg van het ministerie is echter nog niet
bewezen. Indien de voorkeur daarom uit zou gaan naar een bewezen procedure, dan komen de reguliere
planologische bevoegdheden in beeld: een projectafwijkingsbesluit of een herziening van een
bestemmingsplan. Beide procedures zijn in hoge mate gelijkgeschakeld inzake zwaarte en procesduur.
Uit een globale beschouwing van te overwegen aspecten kan worden opgemaakt dat een
projectafwijkingsbesluit of herziening van een bestemmingsplan in beginsel goed haalbaar en uitvoerbaar
is. Tevens blijkt uit een doorkijk naar de juridische regeling dat beide procedures goede mogelijkheden
bieden voor het voeren van regie, teneinde toekomstige gronduitgifte niet te frustreren. Dit moet echter in
overleg worden uitgewerkt, afhankelijk van nadere afspraken tussen gemeente en initiatiefnemer.
Overigens dient dat laatste ook gedaan te worden indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4, onder
11, bijlage II Bor.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 9
3 Onderzoeksvraag 2: Subsidie
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt vraag 2 van de haalbaarheidsstudie naar een verplaatsbare zonneweide behandeld.
De onderzoeksvraag betreft: staat RVO het toe dat een afgegeven SDE+ beschikking gebruikt wordt voor
een groter gebied dan strikt genomen noodzakelijk is voor de installatie, en dat binnen dit gebied de
installatie een of meerdere keren verplaatst wordt? Op welke manier kan de gewenste flexibiliteit in de
subsidie bereikt worden?
3.2 Overleg RVO
Op 14 januari heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen RVO, gemeente Dronten, DE-on en RHDHV
om bovenstaande onderzoeksvraag te bespreken. Daarbij zijn de volgende aspecten besproken en door
RVO bevestigd:
Locatie
Een SDE+ beschikking wordt gekoppeld aan een locatie. RVO specificeert een locatie als een kadastraal
perceel of een adres. Aanvragen van een SDE+ beschikking voor een groter gebied dan strikt genomen
noodzakelijk voor de installatie is mogelijk. Verplaatsen van de installatie binnen een locatie is mogelijk.
Omgevingsvergunning
Voor het project wordt een tijdelijke vergunning afgegeven met een looptijd van 10 jaar. Daarna zal met
een bestemmingsplan wijziging de bestemming worden gewijzigd waardoor energieopwekking op het
terrein mogelijk is. De tijdelijke vergunning wordt door RVO gezien als een rechtsgeldige
omgevingsvergunning. Dat deze vergunning een kortere looptijd heeft dan de SDE+ beschikking (15 jaar)
is geen bezwaar (jurisprudentie).
Producent
De SDE+ aanvraag dient te worden gedaan door de producent. Als de gemeente niet zelf ontwikkeld dan
zal de gemeente een verklaring aan de producent dienen af te geven waarin toestemming wordt gegeven
om de productie-installatie op de beoogde locatie te installeren en te exploiteren.
Concept aanvraag
Afgesproken is dat initiatiefnemers een concept aanvraag ter toetsing mogen voorleggen aan RVO,
uiteraard kunnen hier geen rechten aan worden ontleend.
Publicitair
Voor zowel initiatiefnemers als RVO is het project publicitair interessant. Verkend zal worden hoe (na een
eventuele beschikking) gezamenlijk over het project zal worden gecommuniceerd.
3.3 Resumé
SDE+ aanvraag voor een verplaatsbare zonneweide is mogelijk. De aanvraag dient te worden gedaan
door de producent van de zonneweide.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 10
4 Onderzoeksvraag 3: Technisch
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt vraag 3 van de haalbaarheidsstudie naar een verplaatsbare zonneweide behandeld.
De onderzoeksvraag betreft: zijn flexibele/roulerende zonneweides technisch mogelijk te maken op een
bouwrijp terrein waarbij de installatie verplaatst kan worden naar een naastgelegen kavel of op het dak
van de te ontwikkelen bebouwing komt te liggen en wat zijn daarbij de additionele kosten t.o.v. een
conventionele zonneweide? Aan de hand van een quick-scan wordt op deze vraag ingegaan.
Deze quickscan bevat de volgende onderdelen
4.2 Opties systeem
4.3 Verplaatsing panelen
4.4 Locatie omvormers
4.5 Kostenindicatie verplaatsen van een single line configuratie
4.6 Resumé
4.2 Opties systeem
Er zijn twee mogelijkheden voor een flexibele zonneweide. Een weide met montagesysteem voor open
velden met een niet permanente fundering en één met een montagesysteem voor platte daken, dat
aangepast wordt voor open velden.
Een montagesysteem voor open velden met een niet permanente fundering
Schroefpalen
Schroefpalen zullen tussen de 1,40 en 1,50 m de grond in geschroefd worden. Na verloop van tijd zullen
de schroeven zich vastzuigen in de grond. Bij het verwijderen blijven er gaten achter en is er een risico dat
de schroeven afbreken en achterblijven in de grond.
Betonplaten
Het voordeel van deze methode is dat na verplaatsing van het zonnepark, de grond meteen klaar is voor
gebruik. Een ander voordeel is dat alle schroeven en materialen opnieuw bruikbaar zijn op de nieuwe
locatie. Wel zal er een vrachtwagen inclusief kraam gehuurd moeten worden om deze aan te leveren en
te vervoeren naar de nieuwe locatie.
Zowel het systeem met schroefpalen als betonplaten zijn in de toekomst niet te verplaatsen naar een dak.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 11
Figuur 1 –ValkField systeem met schroefpalen van Van der Valk
Een montagesysteem voor platte daken, dat aangepast wordt voor open velden
Als de grond afgevlakt wordt dan kan er gekozen worden voor een systeem dat ook op platte daken
gebruikt wordt. Het voordeel is dat het systeem flexibel is en evt. op toekomstige daken bevestigd kan
worden. Voor dit systeem zijn geen zware betonnen funderingsplaten nodig wat positief is voor de
verplaatsingskosten. Het systeem is goedkoper dan de openveldoplossingen.
Single grid
In dit systeem worden de rijen panelen aan elkaar gekoppeld zodat er een solide systeem ontstaat dat
minder gevoelig is voor de invloeden van wind. Het heeft wel als nadeel dat het systeem niet ontworpen is
om er tussen te lopen. Er zijn scherpe kanten op enkelhoogte en veelgebruikte methodes om onkruid te
wieden zoals het laten grazen van schapen en het inzetten van maairobots zijn niet mogelijk in deze
configuratie. Ook opspattend vuil is een probleem dat kan ontstaan.
Figuur 2 – Valkflat systeem van Van der Valk
Single lines
In dit systeem staan de rijen panelen los van elkaar zodat er vrij tussen bewogen kan worden. Voordeel
hiervan is dat er makkelijker onderhoud mogelijk is tussen de panelen. Het nadeel is dat er meer ballast
nodig is dan bij een single grid systeem. Ook bij dit systeem is opspattend vuil een potentieel probleem.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 12
Figuur 3 – Windsafe systeem van Schletter
Solarbear is een paneelbevestiging en ballast in één (40 kilo per voet) en hiermee kan in een korte tijd
een single line gevormd worden. Het goed oplijnen is bij oneffen ondergronden een potentieel probleem.
Figuur 4 – Solarbaer
Montagesystemen Opties Voorbeelden
Een montagesysteem voor open velden met een niet permanente fundering
Schroefpalen
Betonplaten
Een montagesysteem voor platte daken, dat aangepast wordt voor open velden
Single grid (de rijen met panelen worden aan elkaar gekoppeld)
Esdec – Flatfix fusion VanderValk - Valkflat
Schletter – FixGrid
Single lines (de rijen panelen staan los van elkaar)
Esdec – Flatfix
VanderValk - Valkdouble
Schletter - Windsafe
Solarbear
Tabel 1 – Overzicht verschillende montageopties verplaatsbaar zonnepark
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 13
4.3 Verplaatsing panelen
Er zijn grofweg twee mogelijkheden voor het verplaatsen van het systeem. Het systeem in zijn geheel
verplaatsen of het systeem demonteren en opnieuw opbouwen op de nieuwe locatie.
Het systeem in zijn geheel verplaatsen
Eén mogelijke optie is om het systeem verplaatsen door het geheel mobiel te maken. Dit kan door
bijvoorbeeld er wielen onder te plaatsen. Het probleem met deze optie is dat het onderstel ivm met de
windbelasting te zwaar zal worden voor de ondergrond. De wielen zouden wegzakken in de ondergrond.
Een andere mogelijkheid is om het systeem te verplaatsen door het in modules van bijvoorbeeld 13x2
stuks (een standaard dieplader is 13,5 m lang) op een dieplader te tillen en deze in zijn geheel naar de
nieuwe locatie te rijden. Dit zal relatief weinig werk kosten per locatie, maar er zullen wel veel
transportbewegingen gemaakt moeten worden. Tegenover de lage kosten voor arbeid staan hoge kosten
van materieel. Het risico op materiaalbreuk is ook relatief hoog en dit zal ondervangen moeten worden.
Het systeem demonteren en opnieuw opbouwen op de nieuwe locatie.
Het kost circa 3,5 manuur om een module van 13x2 stuks te monteren. Het demonteren hiervan
zal naar verwachting minder tijd in beslag nemen dan het monteren. Het voordeel hiervan is dat er weinig
transportbewegingen nodig zijn tussen de locaties. Het nadeel is wel dat er veel arbeid verricht moet
worden.
Scenario 1 - In modules verplaatsen Scenario 2 - Demonteren en monteren
Transportbewegingen
Op locatie Weinig Veel
Tussen locaties Veel Weinig
Kosten
Materiaal Hoog Laag
Arbeid Laag Hoog
Risico
Materiaalbreuk Relatief hoog Relatief laag
Tabel 2 – Voor- en nadelen beide verplaatsingsopties
4.4 Locatie omvormers
Er kan worden gekozen om de omvormers centraal te plaatsen in bijvoorbeeld een container, dit heeft als
voordeel dat het makkelijk te verplaatsen is naar een nieuwe locatie. Er kan ook worden gekozen om de
omvormers decentraal te verdelen over het park, dit heeft als voordeel dat ze in de toekomst te verdelen
zijn over verschillende daken.
4.5 Kostenindicatie verplaatsen van een single line configuratie
Het is lastig om in te schatten wat de exacte meerprijs zal zijn voor het verplaatsen van een zonnepark
omdat het afhangt van de gekozen oplossing. Deze kostenindicatie geldt alleen voor het verplaatsen van
de panelen en het montagesysteem van een single line configuratie. Het opnieuw aansluiten van de
omvormers, het in werking stellen van het systeem en het testen van het systeem is niet bij deze indicatie
inbegrepen.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 14
Hieronder is een schets gemaakt van de twee scenario’s met erachter de onzekerheid van verschillende
onderdelen. Zoals op te merken is de onzekerheid voor de uitvoer van de verplaatsing hoog. Om deze
onzekerheid omlaag te halen zal er een verder onderzoek gedaan moeten worden
Investeringsraming Onzekerheid
Oppervlakte 4 ha Laag
Te installeren vermogen 2 MW Laag
Investering PV-installatie (panelen, montagesysteem en inverters)*
2.000.000 € Hoog
Stelpost AC-installatie (trafo en AC bekabeling)*
150.000 € Hoog
Tabel 3 – Investeringsraming
* Excl BTW en winstopslagen
Scenario 1 - In modules verplaatsen Onzekerheid
Aantal panelen 7400 panelen Laag
Aantal meter (double portrait) 3700 meter Laag
Gemiddelde lengte dieplader 13,5 meter Laag
Aantal ritten 275 ritten Hoog
Ritten per dag 15-16 ritten Hoog
Aantal dagen huur dieplader 17-18 dagen Hoog
Kosten huur dieplader 17-20 x kosten dieplader/dag Hoog
Benodigde arbeid (4 man personeel) 550 manuur Hoog
Kosten arbeid (€35.-/uur) 20.000 euro Hoog
Percentage investering 1 % Hoog
Niet meegenomen kosten
Verplaatsing ballast, opnieuw aansluiten van de omvormers,
het in werking stellen van het systeem en het testen van het
systeem
Scenario 2 - Demonteren en monteren Onzekerheid
Aantal panelen 7400 panelen Laag
Aantal meter (double portrait) 3700 meter Laag
Benodigd arbeid montage 13,5 m 3,5-5 manuur Gemiddeld
Benodigd arbeid demontage 13,5 m 1,5-3 manuur Gemiddeld
Totaal benodigde arbeid 1400 manuur Hoog
Kosten arbeid (€35.-/uur) 50.000 euro Hoog
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 15
Percentage investering 1 % Hoog
Niet meegenomen kosten
Verplaatsing ballast, opnieuw aansluiten van de omvormers,
het in werking stellen van het systeem en het testen van het
systeem
Tabel 4 – Indicatieve kengetallen Scenario 1 en 2
4.6 Resumé
Op basis van bovenstaande bevindingen kunnen we een lichte voorkeur uitspreken voor het single line
montagesysteem. Het systeem kan op twee manieren verplaatst worden, in modules of in het geheel gedemonteerd
en gemonteerd. Zoals in tabel 2 aangegeven hebben beide methodes voor- en nadelen. Gezien de beperkte omvang
van deze quickscan is de exacte meerprijs voor het verplaatsen van een zonneweide nog niet aan te geven.
Daarvoor is meer onderzoek nodig. Als er nu al bij de gemeente Dronten een voorkeur bestaat voor een
bepaalde oplossing dan kan die verder worden uitgewerkt in een globaal ontwerp en kostenraming. Op
basis daarvan kan een businesscase voor een verplaatsbaar zonneweide worden opgesteld voor de
gemeente Dronten.
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 16
5 Conclusie Haalbaarheidsstudie
In deze haalbaarheidsstudie is de haalbaarheid van de verplaatsbare zonnepanelenweiden onderzocht op
de aspecten ruimtelijke ordening, subsidie en technisch. Conclusie is dat een verplaatsbare zonneweide
zowel juridisch mogelijk als subsidiabel is. De technische uitwerking geeft een eerste beeld van de
mogelijke montage systemen en de verplaatsbaarheid daarvan. De meerkosten van een verplaatsbare
zonneweide betreft nu een indicatie. De exacte meerprijs is nog niet aan te geven. Een aantal aspecten
dient eerst verder te worden uitgewerkt om de meerkosten van een verplaatsbare zonneweide te bepalen.
Daarvoor zijn nog een aantal ontwerpkeuzes nodig zoals: hoe vaak dient (naar verwachting) de
zonneweide te worden verplaatst? Dient de zonneweide gedeeltelijk of in het geheel te worden verplaatst?
Kunnen bestaande trafo’s worden benut en wat zijn de daarbij behorende kabelafstanden?
6 Aanbevelingen en vervolgstappen
Om de bestuurders van de gemeente Dronten een gedegen afweging te kunnen laten maken over een
verplaatsbare zonneweide voor de Poort van Dronten dient de economische haalbaarheid van een
verplaatsbare zonneweide te worden bepaald. Investeert de gemeente zelf of worden de kavels
beschikbaar gesteld aan een producent/ontwikkelaar. En welke opbrengsten levert dat uiteindelijk de
gemeente? Om dat inzichtelijk te maken worden de volgende vervolgstappen aanbevolen:
• Bepalen meest geschikte kavel(s) zonneweide (op basis van verwachte leegstand kavels, locatie
trafo’s, AC- bekabeling)
• Opstellen globaal ontwerp zonneweide
• Opstellen investeringsraming
• Definiëren scenario’s (gemeente investeert zelf vs. investering door producent), zowel organisatorisch
als financieel, benoemen verantwoordelijkheden en risico’s
• Opstellen business case
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 17
Bijlage 1 Tekst Besluit omgevingsrecht, Bijlage II, geldend op 08 december 2015 (Aparte bijlage)
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 18
Bijlage 2 Opvatting van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu inzake de toepassing van artikel 4, onder 11 van bijlage II Besluit omgevingsrecht (bron: www.omgevingsweb.nl 11 oktober 2015, "7 vragen en antwoorden over de kruimellijst")
De kern van een tijdelijke omgevingsvergunning is dat vergunning wordt verleend voor iets dat tijdelijk is van aard of dat weer ongedaan gemaakt kan worden. Bij de bouw van een woning is dat in principe het geval. De woning kan immers weer worden gesloopt en verwijderd. Daarmee is het mogelijk en aannemelijk dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Er lijkt daarmee dus geen beletsel te bestaan om een tijdelijke vergunning te verlenen voor de bouw van een woning. Ook niet in het geval reeds bij het verlenen van de vergunning de intentie bestaat om met de wijziging van het bestemmingsplan de desbetreffende woning een permanente grondslag te geven. Afgevraagd kan wel worden wat de realiteitswaarde van een dergelijk scenario is. Het financiële risico is aanzienlijk in het geval het bestemmingsplan dat de woning permanent zou toestaan niet tot stand komt. De vraag is of een initiatiefnemer een dergelijk risico wil lopen. Ten aanzien van de tweede vraag biedt de nota van toelichting expliciet aanknopingspunten. Een activiteit tijdelijk toestaan, teneinde op een later moment te bezien of de activiteit permanent mogelijk kan worden gemaakt, lijkt wel aanvaardbaar te zijn. Zie in dit verband ook de volgende delen uit de nota van toelichting. Opgemerkt wordt dat hier om interpretatievragen gaat, waarbij uiteindelijk in een geschil de rechter zal bepalen hoe de juiste uitleg van wettelijke voorschriften luidt. Uittreksel Staatsblad 2014, nr. 333, blz. 25-26: “Met het vervallen van artikel 5.18, eerste lid, van het Bor, is overigens ook de beperking vervallen dat slechts een tijdelijke vergunning kan worden verleend voor een activiteit die voorziet in een tijdelijke behoefte. Ook vanwege een activiteit die voorziet in een permanente behoefte, is het mogelijk om een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn indien een bepaald gebruik waaraan permanente behoefte bestaat, tijdelijk in een bepaald bouwwerk plaatsvindt in afwachting van een definitieve huisvestingssituatie. Voorts is hiermee beoogd om een breuk tot stand te brengen met de thans strikt in de jurisprudentie gehanteerde benadering dat slechts een tijdelijke vergunning kan worden verleend indien het ten tijde van het nemen van het besluit, op basis van concrete en objectieve gegevens aannemelijk is dat aan de activiteit slechts behoefte bestaat voor de duur waarvoor de vergunning wordt verleend. De nieuwe benadering biedt op dat punt meer ruimte voor het tijdelijk toestaan van activiteiten. Op de grondslag van de aanvraag zoals ingediend en eventueel aangepast door de aanvrager, kan vergunning worden verleend om activiteiten voor een bepaalde tijdsduur toe te staan. Bij de aan die vergunning ten grondslag te leggen afweging speelt niet langer een rol dat het aannemelijk moet zijn dat er na de gegeven termijn in het geheel geen behoefte meer bestaat aan de activiteit. Het behoeft slechts feitelijk mogelijk en aannemelijk te zijn dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd, omdat immers anders impliciet de activiteit voor onbepaalde tijd zou worden vergund. Zo zal het bij het tijdelijk dempen van een natuurlijk waardevol moerasgebied, niet waarschijnlijk zijn dat de gevolgen daarvan zich feitelijk ongedaan laten maken. Bij de bouw van een flatgebouw met twintig verdiepingen dat slechts voor een duur van vier jaar aanwezig mag zijn, lijkt het evenmin aannemelijk dat, hoewel feitelijk niet onmogelijk, daadwerkelijke afbraak van het bouwwerk na afloop van die termijn zal plaatsvinden. Echter bij een leegstaand voor kantoorgebruik
V e r t r o u w e l i j k
15 maart 2016 I&BR001D01 19
bestemd gebouw, waarin voor een duur van tien jaar studentenhuisvesting wordt toegestaan, ligt dat anders. Hoewel sprake zal zijn van een permanente behoefte aan studentenhuisvesting, ook na afloop van de in de vergunning gestelde termijn, is het goed voorstelbaar dat dit gebruik na de periode van tien jaar kan worden beëindigd. Het feit dat – mede gelet op de grote hoeveelheid leegstaande kantoorruimte – bij het verlenen van de vergunning niet is aan te geven wat na afloop van het tijdelijk gebruik met het gebouw gaat gebeuren, is daarbij op zichzelf niet relevant. Bij het verlenen van de vergunning behoeft slechts in voldoende mate aannemelijk te zijn dat het gebruik van het gebouw, na afloop van de gestelde termijn, daadwerkelijk kan en zal worden beëindigd. Een ander voorbeeld dat kan worden genoemd is de tijdelijke plaatsing van mobiele zorgunits, vooruitlopend op de verwezenlijking van plannen voor nieuwbouw van zorgwoningen. Denkbaar is dat daarbij een termijn in de vergunning wordt gesteld die, eventueel met een absolute einddatum, afhankelijk is van de datum van oplevering van de nieuw te bouwen zorgwoningen. Ook bij wijze van experiment is verlening van een tijdelijke vergunning mogelijk. Denkbaar is dat bij een recreatiecomplex met vakantiewoningen in eerste instantie voor de duur van drie jaar een feesttent wordt geplaatst, om daar elke maand een feest te organiseren voor eigen gasten. Deze tijdelijke vergunning is in zo’n geval mogelijk om te beproeven of dit een succesvol idee is, waarbij later kan worden beslist of er een definitieve voorziening kan komen.”