Richtlijnen reanimatie 2015 · 2019-12-16 · No parts of this publication may be reproduced,...

44
RICHTLIJNEN REANIMATIE 2015

Transcript of Richtlijnen reanimatie 2015 · 2019-12-16 · No parts of this publication may be reproduced,...

RICHTLIJNEN REANIMATIE 2015

© European and Belgian Resuscitation Councils 2015. All rights reserved. No parts of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior written permission of the ERC.

Disclaimer: No responsibility is assumed by the authors and the publisher for any inju-ry and/or damage to persons or property as a matter of products liability, negligence or otherwise, or from any use or operation of any methods, products, instructions or ideas contained in the material herein.

This publication is a translation of the original ERC Guidelines 2015. The translation is made by and under supervision of the National Resuscitation Council: Belgian Resuscita-tion Council , solely responsible for its contents.

If any questions arise related to the accuracy of the information contained in the transla-tion, please refer to the English version of the ERC guidelines which is the offi cial version of the document.

Any discrepancies or differences created in the translation are not binding to the European Resuscitation Council and have no legal effect for compliance or enforcement purposes.

© Europese en Belgische Reanimatieraad 2015. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe-stand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mecha-nisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de ERC.

Afwijzing van aansprakelijkheid: De auteurs en de uitgever zijn niet verantwoordelijk voor letsels en/of schade van personen of eigendommen wegens productaansprakelijkheid, nalatigheid of anderszins of wegens het gebruik of de toepassing van de in deze uitgave vermelde methoden, producten, instructies of ideeën.

Deze uitgave is een vertaling van de originele ERC Guidelines 2015. De vertaling is ge-maakt door en onder toezicht van de Nationale Reanimatieraad: Belgische Reanimatie-raad, die als enige verantwoordelijk is voor haar inhoud.

Gelieve bij vragen over de nauwkeurigheid van de informatie in de vertaling de Engels-talige versie van de ERC Richtlijnen te raadplegen, de offi ciële versie van het document.

Tegenstrijdigheden of verschillen die in de vertaling zijn ontstaan, zijn niet bindend voor de Europese Reanimatieraad en hebben geen wettelijk gevolg met betrekking tot de com-pliantie of uitvoering.

Richtlijnen Reanimatie 2015

Acco Leuven / Den Haag

Eerste druk: 2016

Gepubliceerd door Uitgeverij Acco, Blijde Inkomststraat 22, 3000 Leuven, België E-mail: [email protected] – Website: www.uitgeverijacco.be

Voor Nederland: Acco Nederland, Westvlietweg 67 F, 2495 AA Den Haag, Nederland E-mail: [email protected] – Website: www.uitgeverijacco.nl

Omslagontwerp: www.frisco-ontwerpbureau.be

© 2016 by Acco (Academische Coöperatieve Vennootschap cvba), Leuven (België) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfi lm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, fi lm or any other means without permission in writing from the publisher.

D/2016/0543/30 NUR 870 ISBN 978-94-6292-581-6

EUROPEAN RESUSCITATION COUNCIL

Inhoud

Samenvatting 15

Beleid inzake belangenconfl icten voor de ERC Richtlijnen 2015 17

Dankwoord 19

Inleiding 21

Samenvatting van de belangrijkste wijzigingen sinds de Richtlijnen 2010 23

Basisreanimatie van volwassenen met het gebruik van de automatische externe defi brillator (BLS/AED) 23Gespecialiseerde reanimatie van volwassenen (adult ALS) 25Hartstilstand in speciale omstandigheden 26

Speciale oorzaken 26Bijzondere omgevingen 26Bijzondere patiënten 27

Post-reanimatiezorg 28Reanimatie van kinderen 29

Basisreanimatie 29Ernstig zieke kinderen – shock 29Algoritme voor de hartstilstand bij kinderen 29Post-reanimatiezorg 29

Reanimatie en ondersteuning bij de transitie van pasgeborenen 30Acute coronaire syndromen 31

Diagnostische interventies bij ACS 31Therapeutische interventies bij ACS 31

6 Richtlijnen Reanimatie 2015

Reperfusiebeslissingen bij STEMI 32In-hospitaal reperfusiebeslissingen na het herstel van de spontane circulatie 32

Eerste hulp 33Beginselen van reanimatieopleiding 33

Training 33Implementatie 33

De ethiek van reanimatie en de beslissingen rond het levenseinde 34

De International Consensus on Cardiopulmonary Science 35

Van wetenschap naar richtlijnen 37

Basisreanimatie van volwassenen met het gebruik van de automatische externe defi brillator 39

Hartstilstand 41

De overlevingsketen 43

1: Vroegtijdige herkenning en hulp inroepen 432: Vroegtijdige reanimatie door omstanders 443: Vroegtijdige defi brillatie 444: Vroegtijdige gespecialiseerde reanimatie en gestandaardiseerde post-reanimatiezorg 44

De absolute noodzaak van vroegtijdige reanimatie door omstanders 45

Herkenning van een hartstilstand 47

Rol van de operator van het hulpcentrum 112 49

Herkenning van een hartstilstand door de operator van het hulpcentrum 112 49Door de operator van het hulpcentrum 112 geassisteerde CPR 49

7Inhoud

Volgorde van handelen bij de basisreanimatie van volwassenen 51

De luchtweg openen en de ademhaling controleren 57De hulpdiensten bellen 58Borstcompressies starten 58

Plaats van de handen 58Compressiediepte 59Compressiefrequentie 59Minimale onderbrekingen van de borstcompressies 59Stevige ondergrond 59Terugveren van de borstkas 59Compressiecyclus 60

Feedback over de compressietechniek 60Beademingen 60Compressie-ventilatieratio 60Reanimatie met alleen compressies 61

Gebruik van een automatische externe defi brillator 63

Reanimatie voor de defi brillatie 63Interval tussen ritmecontroles 63Gesproken opdrachten 63Programma’s voor publieke toegang tot defi brillatie 64

Universele AED-pictogrammen 64In-hospitaal gebruik van AED’s 64Risico’s voor de eerstehulpverlener en de gereanimeerde 65

Luchtwegobstructie door een vreemd voorwerp (verstikking/verslikking) 67

Herkenning 67Behandeling van milde luchtwegobstructie 69Behandeling van ernstige luchtwegobstructie 69Behandeling van luchtwegobstructie door een vreemd voorwerp bij een slachtoffer dat niet reageert 69

Reanimatie van kinderen (zie ook Sectie 6) en verdrinkingsslachtoffers (zie ook Sectie 4) 71

Gespecialiseerde reanimatie van volwassenen (adult ALS) 73

Richtlijnen voor de preventie van in-hospitaal hartstilstand 73

8 Richtlijnen Reanimatie 2015

Preventie van plotse cardiale dood buiten het ziekenhuis 75

Pre-hospitaal reanimatie 75Eerst CPR versus eerst defi brillatie bij hartstilstand buiten het ziekenhuis 75

Regels voor het stopzetten van de reanimatie 75In-hospitaal reanimatie 76

Als de patiënt reageert 77Als de patiënt niet reageert 77In-hospitaal reanimatie beginnen 78

Behandelalgoritme voor ALS 80Schokbare ritmen (ventrikelfi brillatie /polsloze ventrikeltachycardie) 82Niet-schokbare ritmen (PEA en asystolie) 86Potentieel omkeerbare oorzaken 87Monitoring tijdens gespecialiseerde reanimatie 87

Extracorporele cardiopulmonale reanimatie (eCPR) 89Defi brillatie 90

Strategieën om de pre-schok pauze tot een minimum te beperken 90Beheer van de luchtweg en ventilatie 91

Bevestiging van de juiste plaatsing van de endotracheale tube 91Medicatie en vocht tijdens hartstilstand 91

Vasopressoren 91Anti-aritmica 92Andere medicamenteuze behandelingen 93Intraveneus vochtbeleid 93

CPR-technieken en apparaten 93Apparaten voor mechanische borstcompressie 93Impedantiedrempelapparaat 94

Peri-arrest aritmieën 94

Hartstilstand in bijzondere omstandigheden 99

Bijzondere oorzaken 99Hypoxie 99Hypo-/hyperkaliëmie en andere elektrolytstoornissen 99Hypothermie (accidentele) 99Hyperthermie 101Hypovolemie 101Tensie (spannings)pneumothorax 103Tamponade (harttamponade) 103Trombose 103Toxines 104

Bijzondere omgevingen 104Peri-operatieve hartstilstand 104

9Inhoud

Hartstilstand na hartchirurgie 104Hartstilstand in een hartkatheterisatiezaal 105Hartstilstand in een dialyse-eenheid 105Hartstilstand in voertuigen 105Hartstilstand tijdens sportactiviteiten 106Redding uit water en verdrinking 106Noodsituaties in de wildernis en milieu 108Incidenten met een groot aantal slachtoffers 110

Bijzondere patiënten 110Hartstilstand met comorbiditeiten 110Hartstilstand tijdens de zwangerschap 111Bejaarden 112

Post-reanimatiezorg 113

Post-cardiac arrest syndroom 115Circulatie 116

Percutane coronaire interventie na een ROSC met ST-elevatie 116Percutane coronaire interventie na ROSC zonder ST-elevatie 116Indicaties en timing van scanning met computertomografi e (CT) 117Hemodynamisch beleid 117Implanteerbare cardioversiedefi brillatoren 118

Handicap (optimalisatie van het neurologisch herstel) 118Cerebrale perfusie 118Sedatie 119Behandeling van convulsies 119Glucoseregulatie 119Temperatuurregulatie 120

Prognosebepaling 122Revalidatie 125Orgaandonatie 126Screening op erfelijke aandoeningen 126In hartstilstand gespecialiseerde centra 126

Reanimatie bij kinderen 127

Basisreanimatie bij kinderen 127Volgorde van handelen bij basisreanimatie 127Basisreanimatie voor personen met responsplicht 129

Wanneer assistentie roepen 135Automatische externe defi brillatie en basisreanimatie 135Stabiele zijligging 136

10 Richtlijnen Reanimatie 2015

Luchtwegobstructie door een vreemd voorwerp 136Herkenning van een luchtwegobstructie door een vreemd voorwerp 136Het verwijderen van een vreemd voorwerp bij luchtwegobstructie 136

Gespecialiseerde reanimatie van kinderen 139Beoordeling van het ernstig zieke of gekwetste kind – preventie van cardio-pulmonale stilstand 139Diagnose van cardiopulmonale stilstand 141Aanpak van respiratoir en circulatoir falen 142

Defi brillatoren 148Grootte van de pads/peddels voor defi brillatie 149Positie van de peddels 149Gespecialiseerde aanpak van cardiopulmonale stilstand 150

Aritmieën 153Onstabiele aritmieën 153Bradycardie 154Tachycardie 154Stabiele aritmieën 155

Bijzondere omstandigheden 155Reanimatie na stomp of penetrerend trauma 155Extracorporele membraanoxygenatie (ECMO) 155Pulmonale hypertensie 155

Post-reanimatiezorg 156Myocarddysfunctie 156Streefdoelen voor oxygenatie en ventilatie 156Temperatuurregulatie en aanpak na ROSC 156Glucoseregulatie 157

Prognose van cardiopulmonale stilstand 157Aanwezigheid van de ouders 157

Reanimatie en ondersteuning van de transitie bij de geboorte 159

Voorbereiding 159Geplande thuisbevallingen 159Uitrusting en omgeving 161

Timing van het afklemmen van de navelstreng 161Temperatuurregulatie 161

Initiële beoordeling 161Ademhaling 162Hartfrequentie 162Kleur 162Tonus 162Tactiele stimulatie 162

11Inhoud

Classifi catie volgens de aanvankelijke beoordeling 163Reanimatie van de pasgeborene 163

Luchtweg 164Meconium 164Initiële ademhaling en ondersteunde ventilatie 165Kamerlucht/zuurstof 166Pulsoxymetrie 166Positieve druk op het einde van de expiratie 166Apparaten voor ondersteunde ventilatie 167Larynxmasker 167Endotracheale tube 167Continue positieve drukbeademing 168Borstcompressies 168Medicatie 170Vloeistoffen 171

Onthouden of stopzetten van reanimatie 171Stopzetten van reanimatie 171Onthouden van reanimatie 171

Communicatie met de ouders 172Post-reanimatiezorg 172

Glucose 172Geïnduceerde hypothermie 172Prognostische instrumenten 173

Briefi ng/Debriefi ng 173

Initiële behandeling van acute coronaire syndromen 175

Diagnose en risicostratifi catie van acute coronaire syndromen 177Tekenen en symptomen van ACS 177ECG met 12 afl eidingen 177Biomarkers, richtlijnen voor snel ontslag en protocollen voor observatie bij pijn op de borst 178Beeldvormingstechnieken 178

Behandeling van acute coronaire syndromen – symptomen 179Nitraten 179Analgesie 179Zuurstof 181

Behandeling van acute coronaire syndromen – oorzaak 181Remmers van plaatjesaggregatie 181Antitrombines 182

Reperfusiestrategie bij patiënten met STEMI 182Fibrinolyse 182

12 Richtlijnen Reanimatie 2015

Primaire percutane interventie 183Fibrinolyse versus primaire PCI 183Triage en transfer tussen instellingen voor primaire PCI 184Combinatie van fi brinolyse en percutane coronaire interventie 184Bijzondere situaties 185

Eerste Hulp 187

Eerste hulp voor medische noodgevallen 187Positionering van een slachtoffer dat normaal ademt maar niet reageert 187Optimale positie van een slachtoffer in shock 188Toediening van zuurstof bij eerste hulp 188Toediening van een bronchodilatator 188Een beroerte herkennen 188Toediening van aspirine bij pijn op de borst 189Tweede dosis adrenaline voor anafylaxie 189Behandeling van hypoglykemie 189Dehydratatie na inspanning en rehydratietherapie 190Oogletsel door chemische stof 190

Eerste hulp voor traumanoodgevallen 190Een bloeding stelpen 190Hemostatische verbanden 190Gebruik van een tourniquet 191Een verplaatste fractuur rechtzetten 191Eerste hulp bij een open thoraxwonde 191De beweging van de wervelkolom beperken 191Een hersenschudding herkennen 192Brandwonden koelen 192Brandwondenverbanden 192Geavulseerde tand 192

Eerst hulp training 193

Beginselen van de reanimatietraining 195

Basisopleiding 195Wie opleiden en hoe 195

Gevorderde training 197Opleiding in niet-technische vaardigheden, met inbegrip van leiderschap en teamtraining om het reanimatieresultaat te verbeteren 197

Implementatie en change management 198Impact van richtlijnen 198Gebruik van technologie en sociale media 198

13Inhoud

De prestaties van reanimatiesystemen meten 198Debriefi ng na reanimatie in de klinische omgeving 198Medische urgentieteams (MET- teams) voor volwassenen 199Training in omgevingen met beperkte middelen 199

De ethiek van reanimatie en de beslissingen rond het levenseinde 201

Het principe van de autonomie van de patiënt 201Het ‘principe van weldoen’ 201Het ‘principe van geen kwaad berokkenen’ 201Het principe van billijkheid en gelijke toegang 202Medische futiliteit 202Wilsverklaringen 202Patiëntgerichte zorg 202In-hospitaal hartstilstand 203Hartstilstand buiten het ziekenhuis 203Onthouden of stopzetten van reanimatie 203

Vervoer naar het ziekenhuis met doorlopende reanimatie 203Hartstilstand bij kinderen 204Veiligheid van de hulpverlener 204

Orgaandonatie 205Verschillen in ethiek qua reanimatiepraktijk in Europa 205Aanwezigheid van de familie tijdens de reanimatie 205Opleiding van gezondheidsprofessionals in de problematiek van het niet-reanimeren 206Toepassing van procedures op de recent overledene 206Onderzoek en geïnformeerde toestemming 206Audit van in-hospitaal hartstilstand en analyse van de registers 206

Referenties 209

15

Samenvatting

Koenraad G Monsieurs*, Jerry P Nolan, Leo L Bossaert, Robert Greif, Ian K Maconochie, Nikolaos I Nikolaou, Gavin D Perkins, Jasmeet Soar, Anatolij Truhlář, Jonathan Wyllie en David A Zideman namens de ERC Guidelines 2015 Writing Group**

Koenraad G MonsieursUrgentiegeneeskunde, faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Antwerpen, Antwerpen, België en Faculteit Geneeskunde en Ge-zondheidswetenschappen, Universiteit Gent, Gent, België*Corresponderend auteur

Jerry P NolanAnaesthesia and Intensive Care Medicine, Royal United Hospital, Bath, VK en Bristol University, VK

Leo L BossaertUniversiteit Antwerpen, Antwerpen, België

Robert GreifDepartment of Anaesthesiology and Pain Medicine, University Hospital Bern en University of Bern, Bern, Zwitserland

Ian K MaconochiePaediatric Emergency Medicine Department, Imperial College Healthcare NHS Trust en BRC Imperial NIHR, Imperial College, Londen, VK

Nikolaos I NikolaouCardiology Department, Konstantopouleio General Hospital, Athene, Grieken-land

Gavin D PerkinsWarwick Medical School, University of Warwick, Coventry, VK

16 Richtlijnen Reanimatie 2015

Jasmeet SoarAnaesthesia and Intensive Care Medicine, Southmead Hospital, Bristol, VK

Anatolij TruhlárEmergency Medical Services of the Hradec Králové Region, Hradec Králové, Czech Republic en Department of Anaesthesiology and Intensive Care Medicine, University Hospital Hradec Králové, Hradec Králové, Tsjechië

Jonathan WyllieDepartment of Neonatology, The James Cook University Hospital, Middlesbrough, VK

David A ZidemanImperial College Healthcare NHS Trust, Londen VK

**ERC Guidelines 2015 Writing Group

Gamal Eldin Abbas Khalifa, Annette Alfonzo, Hans-Richard Arntz, Helen Askitopoulou, Abdelouahab Bellou, Farzin Beygui, Dominique Biarent, Robert Bingham, Joost JLM Bierens, Bernd W Böttiger, Leo L Bossaert, Guttorm Brattebø, Hermann Brugger, Jos Bruinenberg, Alain Cariou, Pierre Carli, Pascal Cassan, Maaret Castrén, Athanasios F Chalkias, Patricia Conaghan, Charles D. Deakin, Emmy DJ De Buck, Joel Dunning, Wiebe De Vries, Thomas R Evans, Christoph Eich, Jan-Thorsten Gräsner, Robert Greif, Christina M Hafner, Anthony J Handley, Kirstie L Haywood, Silvija Hunyadi-Anticevic, Rudolph W. Koster, Anne Lippert, David J Lockey, Andrew S Lockey, Jesús López-Herce, Carsten Lott, Ian K Maconochie, Spyros D Mentzelopoulos, Daniel Meyran, Koenraad G Monsieurs, Nikolaos I Nikolaou, Jerry P Nolan, Theresa Olasveengen, Peter Paal, Tommaso Pellis, Gavin D Perkins, Thomas Rajka, Violetta I Raffay, Giuseppe Ristagno, Antonio Rodríguez-Núñez, Charles Christoph Roehr, Mario Rüdiger, Claudio Sandroni, Susanne Schunder-Tatzber, Eunice M Singletary, Markus B Skrifvars, Gary B Smith, Michael A Smyth, Jasmeet Soar, Karl-Christian Thies, Daniele Trevisanuto, Anatolij Truhlár, Philippe G Vandekerckhove, Patrick Van de Voorde, Kjetil Sunde, Berndt Urlesberger, Volker Wenzel, Jonathan Wyllie, Theodoros T Xanthos, David A Zideman.

ˇ ˇ

ˇ

17

Beleid inzake belangenconflicten

voor de ERC Richtlijnen 2015

Alle auteurs van deze ERC Richtlijnen 2015 hebben beleidsverklaringen inzake belangenconfl icten ondertekend (Bijlage 1).

19

Dankwoord

Talrijke mensen hebben de auteurs geholpen bij het opstellen van deze richtlij-nen. Wij danken vooral An De Waele, Annelies Pické, Hilary Phelan en Bart Vissers van het ERC Offi ce voor hun administratieve ondersteuning en voor de coördina-tie van een groot gedeelte van het werk aan de algoritmen en de illustraties. We zijn ook veel dank verschuldigd aan Rosette Vanlangendonck en Luke Nolan voor hun bijdrage bij het opstellen van de referenties. Tenslotte danken we ook de vertalers en lezers van de Belgische Reanimatieraad, het vertaalbureau Locordia, Thomas Creten, Carl Haentjes, dr. Bernard Kreps, Paul Mallentjer, Mieke Melis, prof. dr. Nicolas Mpotos, dr. Katleen Plaskie, dr. Walter Renier, Tom Schmitte, prof. dr. Patrick Vandevoorde, Johan Verlinden en Catherine Vogels.

21

Inleiding

Deze samenvatting geeft een overzicht van de essentiële behandelingsalgorit-men voor de reanimatie van kinderen en volwassenen en zet de belangrijkste wijzigingen van de richtlijnen sinds 2010 in de verf. De gedetailleerde richtlijnen zijn onderverdeeld in 10 hoofdstukken en terug te vinden als afzonderlijke publi-catie in Resuscitation. De hoofdstukken van de ERC Richtlijnen 2015 zijn:

1. Basisreanimatie van volwassenen met het gebruik van de automatische ex-terne defi brillator1

2. Gespecialiseerde reanimatie van volwassenen2

3. Hartstilstand in bijzondere omstandigheden3

4. Post-reanimatiezorg4

5. Reanimatie van kinderen5

6. Reanimatie en ondersteuning van de transitie bij pasgeborenen6

7. Initiële behandeling van acute coronaire syndromen7

8. Eerste Hulp8

9. Beginselen van de reanimatietraining9

10. Ethiek van de reanimatie en de beslissing rond het levenseinde10

De onderstaande samenvatting van de ERC Richtlijnen 2015 defi niëren niet de enige manier waarop reanimatie kan worden toegepast; ze vertegenwoordigen vooral een algemeen aanvaard visie van hoe reanimatie zowel veilig als effectief zou moeten uitgevoerd worden. De publicatie van nieuwe en herziene aanbeve-lingen impliceert niet dat de huidige klinische zorg onveilig of ineffectief is.

23

Samenvatting van de belangrijkste

wijzigingen sinds de Richtlijnen 2010

Basisreanimatie van volwassenen met het gebruik van de automatische externe defi brillator (BLS/AED)

De ERC Richtlijnen 2015 benadrukken het cruciale belang van de interactie tussen de operator van het hulpcentrum 112, de omstander die cardiopul-monale reanimatie (CPR) uitvoert en het tijdig inzetten van een automatische externe defi brillator (AED). Een effectief, gecoördineerd beleid dat deze ele-menten combineert, is essentieel voor het verbeteren van de overleving na hartstilstand buiten het ziekenhuis (Figuur 1.1).

EEN GEMEENSCHAPSBELEID

REDT LEVENS

112

Figuur 1.1 De interacties tussen de operator van het hulpcentrum 112, de omstan-der die reanimeert en het tijdige gebruik van een automatische externe defi brillator zijn de cruciale ingrediënten voor de verbetering van de overleving bij hartstilstand buiten het ziekenhuis

24 Richtlijnen Reanimatie 2015

De operator van het hulpcentrum 112 speelt een belangrijke rol in de vroeg-tijdige diagnose van hartstilstand, het verstrekken van telefonische instructies bij de reanimatie (ook phone CPR genoemd) en het lokaliseren en inschake-len van een AED.

De omstander die getraind is en in staat om hulp te verlenen, moet het ge-collabeerd slachtoffer snel evalueren om te bepalen of het onbewust is en niet normaal ademt. Als dat het geval is, dient de omstander onmiddellijk de hulpdiensten te bellen.

Het slachtoffer dat niet reageert en niet normaal ademt, is in hartstilstand en heeft reanimatie nodig. Omstanders en operatoren van het hulpcentrum 112 moeten een hartstilstand vermoeden bij alle patiënten met convulsies en moeten zorgvuldig evalueren of het slachtoffer normaal ademt.

Hulpverleners met kennis van reanimatie moeten borstcompressies toedie-nen bij alle slachtoffers met een hartstilstand. Hulpverleners getraind en in staat om beademingen te geven, moeten borstcompressies en beademingen combineren. Wij zijn onvoldoende zeker dat uitsluitend borstcompressies toedienen gelijkwaardig zou zijn aan standaard CPR om de huidige richtlijnen te veranderen.

Een hoogwaardige CPR blijft essentieel voor de verbetering van de over-leving van een slachtoffer. De borstcompressies dienen voldoende diep te zijn (ongeveer 5 cm, maar niet meer dan 6 cm bij de gemiddelde volwas-sene), met een frequentie van 100 tot 120 compressies per minuut. Laat de borstkas na elke compressie volledig terugveren en beperk de onderbrekin-gen tussen de borstcompressies tot een minimum. Blaas bij het beademen gedurende 1 seconde lucht in borstkas tot u deze omhoog ziet komen. De aanbevolen verhouding compressie/ventilatie blijft 30:2. Onderbreek de borstcompressies niet langer dan 10 seconden voor het geven van beade-mingen.

Defi brillatie binnen de 3 tot 5 minuten na de collaps kan de overlevings-kansen verhogen tot 50-70%. Vroegtijdige defi brillatie is mogelijk wanneer eerstehulpverleners over een voor het publiek toegankelijke of een private AED kunnen beschikken. Projecten voor publieke AEDs moeten actief wor-den geïmplementeerd in openbare plaatsen met een hoge bevolkingsdicht-heid.

Het reanimatiealgoritme voor volwassenen kan veilig worden gebruikt bij kin-deren die niet reageren en niet normaal ademen. De compressiediepte bij kinderen is ten minste een derde van de diepte van de borstkas (4 cm bij zuigelingen, 5 cm bij kinderen).

Een ernstige obstructie van de luchtweg door een vreemd voorwerp is een medisch noodgeval en vereist een onmiddellijke behandeling met rugslagen en, als dit de obstructie niet opheft, abdominale compressies (Heimlich ma-noeuvre). Indien het slachtoffer het bewustzijn verliest, moet u onmiddellijk de reanimatie starten terwijl hulp wordt geroepen.

25Samenvatting van de belangrijkste wijzigingen sinds de Richtlijnen 2010

Gespecialiseerde reanimatie van volwassenen (adult ALS)

De ERC Richtlijnen 2015 voor gespecialiseerde reanimatie (Advanced Life Sup-port – ALS) leggen de nadruk op een verbeterde zorg en de implementatie van de richtlijnen met de bedoeling de patiëntgerichte resultaten te verbeteren.11 De belangrijkste wijzigingen sinds 2010 zijn: Blijvende nadruk op het gebruik van snelle responssystemen voor de verzor-

ging van de deteriorerende patiënt en de preventie van in-hospitaal hartstil-stand.

Blijvende nadruk op het belang van zo weinig mogelijk onderbroken hoog-waardige borstcompressies tijdens elke ALS-interventie: de borstcompressies worden alleen voor specifi eke interventies kortstondig onderbroken. Borst-compressies mogen maximaal 5 seconden worden onderbroken om te defi -brilleren.

De nadruk blijft op het gebruik van zelfklevende defi brillatiepads en een de-fi brillatiestrategie om de pauze vóór de schok tot een minimum te beperken, hoewel we erkennen dat in sommige omstandigheden defi brillatiepeddels worden gebruikt.

Er is een nieuw hoofdstuk over de monitoring tijdens ALS, met extra nadruk op het gebruik van capnografi e om de goede plaatsing van de endotracheale tube te bevestigen en te bewaken, om de kwaliteit van de CPR te evalueren en om een herstel van de spontane circulatie (Return of Spontaneous Circula-tion, ROSC) snel te herkennen.

Er bestaan verschillende benaderingen voor het luchtwegmanagement tij-dens CPR. Een stapsgewijze aanpak, gebaseerd op de toestand van de pati-enten en op de vaardigheden van de hulpverlener, is aanbevolen.

De aanbevelingen voor het gebruik van medicatie tijdens CPR zijn niet ver-anderd, maar er is een grotere consensus over de rol van medicatie in het verbeteren van de uitkomst na een hartstilstand.

Het stelselmatige gebruik van mechanische hulpmiddelen voor borstcom-pressies is niet aanbevolen, maar ze zijn een redelijk alternatief wanneer aan-houdende hoogwaardige manuele borstcompressies onpraktisch zijn of wan-neer de veiligheid van de hulpverlener in gevaar zou komen.

Echografi e tijdens de reanimatie kan een rol spelen in de identifi catie van de omkeerbare oorzaken van de hartstilstand.

Extracorporele reanimatietechnieken kunnen een rol spelen als reddingsthe-rapie voor geselecteerde patiënten bij wie de standaard ALS-maatregelen niet succesvol zijn.

26 Richtlijnen Reanimatie 2015

Hartstilstand in speciale omstandigheden

Speciale oorzaken

Dit hoofdstuk behandelt de mogelijk omkeerbare oorzaken van hartstilstand die tijdens elke reanimatie moeten worden geïdentifi ceerd of uitgesloten. Ze worden in twee groepen van vier verdeeld – de 4 H’s: hypoxie, hypo/hyperkaliëmie en an-dere elektrolytenstoornissen; hypo-/hyperthermie; hypovolemie en de 4 T’s: ten-sie (spannings)pneumothorax; tamponade (harttamponade); trombose (coronair en pulmonaal); toxische substanties (intoxicatie). Overleving na een hartstilstand door verstikking is zeldzaam en de overleven-

den lijden meestal ernstige neurologische schade. Tijdens CPR is een vroegtij-dige effectieve ventilatie van de longen met aanvullende zuurstof essentieel.

Een sterk klinisch vermoeden en een agressieve behandeling kan een hartstil-stand door elektrolytenstoornissen voorkomen. Het nieuwe algoritme geeft kli-nische begeleiding bij de behandeling van levensbedreigende hyperkaliëmie.

Hypotherme patiënten zonder tekenen van cardiale instabiliteit kunnen ex-tern worden opgewarmd met minimaal invasieve technieken. Patiënten met tekenen van cardiale instabiliteit moeten onmiddellijk worden overgebracht naar een centrum waar extracorporele reanimatie (ECLS) mogelijk is.

De vroegtijdige herkenning en onmiddellijke behandeling met intramuscu-laire adrenaline blijft de pijler in de urgente behandeling van anafylaxie.

Een nieuw behandelalgoritme voor traumatische hartstilstand werd ontwik-keld om de prioriteiten in de volgorde van levensreddende maatregelen te bepalen.

Transport tijdens reanimatie kan gunstig zijn voor geselecteerde patiënten, indien er in het ziekenhuis onmiddellijke toegang is tot een hartkatheterisatie-zaal met ervaring in percutane coronaire interventie (PCI) tijdens reanimatie.

De aanbevelingen voor het toedienen van fi brinolytica bij vermoeden van longembolie als oorzaak van de hartstilstand, blijven ongewijzigd.

Bijzondere omgevingen

Het hoofdstuk over bijzondere omgevingen geeft aanbevelingen voor de be-handeling van hartstilstand voorkomend op specifi eke locaties. Deze locaties zijn gespecialiseerde zorginstellingen (bv. een operatiekamer, hartchirurgie, kathete-risatiezaal, dialyse-eenheid, tandheelkundige praktijk), commerciële vluchten of luchtambulances, een sportveld, een buitenomgeving (bijvoorbeeld verdrinking, moeilijk terrein, grote hoogte, begraving onder lawine, blikseminslag en elektri-sche verwondingen) of een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Een nieuw hoofdstuk behandelt de veel voorkomende oorzaken en relevante

wijzigingen van de reanimatieprocedures bij patiënten die een operatie on-dergaan.

27Samenvatting van de belangrijkste wijzigingen sinds de Richtlijnen 2010

Bij patiënten die zware hartchirurgie hebben ondergaan, is de sleutel tot een succesvolle reanimatie de herkenning van de noodzaak om een urgente res-ternotomie uit te voeren, vooral in de context van een tamponade of bloe-ding, waarbij externe borstcompressies ineffectief kunnen zijn.

Hartstilstand door schokbare ritmes (ventrikelfi brillatie (VF) of polsloze ven-trikeltachycardie (pVT)) tijdens hartkatheterisatie moet onmiddellijk worden behandeld met tot drie opeenvolgende schokken alvorens te starten met borstcompressies. Het gebruik van mechanische hulpmiddelen voor borst-compressies tijdens een angiografi e is aanbevolen om hoogwaardige borst-compressies te garanderen en om de stralingsbelasting voor het personeel tijdens de angiografi e met doorlopende CPR te verminderen.

AED’s en gepaste CPR-uitrusting zou verplicht moeten zijn aan boord van alle commerciële vluchten in Europa, met inbegrip van regionale en low cost maatschappijen. Overweeg ‘over-the-head’-CPR indien een beperkte toe-gang een conventionele methode uitsluit.

De plotse en onverwachte collaps van een atleet op het sportveld heeft waar-schijnlijk een cardiale oorsprong en vereist een snelle herkenning en een vroegtijdige defi brillatie.

Een onderdompeling in water die langer dan 10 minuten duurt, wordt geas-socieerd met een slechte afl oop. Omstanders spelen een cruciale rol in de vroegtijdige redding en reanimatie. De reanimatiestrategieën voor personen met een adem- of hartstilstand blijven de voorrang geven aan zuurstoftoedie-ning en beademing.

De kansen op een goede uitkomst na een hartstilstand worden kleiner bij een moeilijk bereikbare patiënt en na een langdurig transport. Het belang van luchtreddingsoperaties en de beschikbaarheid van AED’s in afgelegen maar vaak bezochte locaties wordt erkend.

De cut-off criteria voor verlengde CPR en extracorporele opwarming van la-wineslachtoffers met hartstilstand zijn strenger gemaakt, om het aantal futiele casussen die met extracorporele reanimatie worden behandeld te beperken.

Veiligheidsmaatregelen bij het reanimeren van een slachtoffer van een elek-trocutie worden benadrukt.

Bij ongevallen met een groot aantal slachtoffers (Mass Casualty Incidents, MCI’s) dient men geen reanimatie te starten bij mensen die geen tekenen van leven vertonen indien het aantal slachtoffers de zorgmiddelen overstijgt.

Bijzondere patiënten

Het hoofdstuk over bijzondere patiënten geeft richtlijnen voor CPR bij patiënten met ernstige comorbiditeit (astma, hartfalen met toestel voor ventriculaire assis-tentie (Ventricular Assist Device, VAD), neurologische ziekte, obesitas) en patiën-ten met specifi eke fysiologische aandoeningen (zwangerschap, ouderen).

28 Richtlijnen Reanimatie 2015

Bij patiënten met een VAD kan de bevestiging van hartstilstand moeilijk zijn. Indien in de tien eerste dagen na de operatie de hartstilstand niet reageert op defi brillatie, zal men onmiddellijk een resternotomie uitvoeren.

Patiënten met subarachnoïdale bloeding kunnen wijzigingen van het ECG vertonen die op een acuut coronair syndroom (ACS) wijzen. Of een CT-scan (computed tomography) voor of na de coronaire angiografi e wordt gemaakt, hangt af van het klinisch oordeel.

Voor de reanimatie van obese patiënten worden geen wijzingen in het algo-ritme aanbevolen, maar het geven van effectieve CPR kan moeilijk zijn. Over-weeg om de hulpverleners vaker te vervangen dan met het standaardinterval van 2 minuten. Vroegtijdige endotracheale intubatie is aanbevolen.

Voor zwangere vrouwen met een hartstilstand blijven de belangrijkste inter-venties hoogwaardige CPR met manuele verplaatsing van de baarmoeder, vroegtijdige ALS en verlossing van de foetus indien er geen vroegtijdig her-stel van de spontane circulatie (ROSC) is.

Post-reanimatiezorg

Dit hoofdstuk is nieuw in de ERC Richtlijnen; in 2010 werd dit onderwerp behan-deld in het hoofdstuk over ALS.12 De ERC heeft samengewerkt met de European Society of Intensive Care Medicine om deze richtlijnen voor de post-reanimatie-zorg op te stellen, waarmee het belang van hoogwaardige post-reanimatiezorg wordt erkend als een onmisbare schakel van de overlevingsketen.13

De belangrijkste veranderingen in de post-reanimatiezorg sinds 2010 zijn: Er ligt een grotere nadruk op de noodzaak van dringende hartkatheterisatie

en percutane coronaire interventie (PCI) na een hartstilstand buiten het zie-kenhuis met een waarschijnlijk cardiale oorsprong.

Een gericht temperatuurbeleid (Target Temperature Monitoring, TTM) blijft belangrijk, maar het is nu mogelijk om zich op een temperatuur van 36°C te richten in plaats van de vroegere aanbevolen 32-34°C. De preventie van koorts blijft zeer belangrijk.

De prognosebepaling wordt nu uitgevoerd met een multimodale strategie en de nadruk ligt op het voorzien van voldoende tijd voor het neurologisch herstel en het laten uitwerken van sedativa.

Een nieuw hoofdstuk over de revalidatie na overleving van een hartstilstand is toegevoegd. Aanbevelingen zijn onder andere de systematische organisatie van follow-up zorg, die de screening op mogelijke cognitieve en emotionele stoornissen en het verstrekken van informatie moet omvatten.

29Samenvatting van de belangrijkste wijzigingen sinds de Richtlijnen 2010

Reanimatie van kinderen

De richtlijnen zijn gewijzigd om in te spelen op overtuigende nieuwe wetenschap-pelijke gegevens. Gebruik makend van klinische, organisatorische en educatieve bevindingen werden deze aangepast om zo hun gebruik te bevorderen en het aanleren te vergemakkelijken.

Basisreanimatie

De duur van een beademing is ongeveer 1 seconde, net als bij de reanimatie van een volwassene.

Voor borstcompressies moet de onderste helft van het borstbeen tot min-stens een derde van de anterieur-posterieure diameter van de borst worden ingedrukt (4 cm voor zuigelingen, 5 cm voor kinderen).

Ernstig zieke kinderen – shock

Als er geen tekenen van een septische shock zijn, moeten kinderen met een met koorts gepaard gaande ziekte met de nodige voorzichtigheid intrave-neus vocht krijgen en moet de circulatoire toestand van het kind na de vocht-toediening opnieuw worden beoordeeld. Vochttoediening kan bij septische shock beperkt worden tot isotone kristalloïde oplossingen.

Voor cardioversie van een supraventriculaire tachycardie (SVT) is de initiële dosis herzien naar 1 J/kg.

Algoritme voor de hartstilstand bij kinderen

De meeste handelingen zijn hetzelfde als die voor volwassenen.

Post-reanimatiezorg

Voorkom koorts bij kinderen na herstel van de spontane circulatie (ROSC) bui-ten het ziekenhuis.

De temperatuurregulatie van kinderen post-ROSC moet gericht zijn op nor-mothermie of milde hypothermie.

Er bestaat geen enkele voorspellende variabele voor het stopzetten van de reanimatie.

30 Richtlijnen Reanimatie 2015

Reanimatie en ondersteuning bij de transitie van pasgeborenen

De belangrijkste wijzigingen in de ERC Richtlijnen 2015 voor reanimatie bij de geboorte zijn:

Ondersteuning bij de transitie: Erkenning van de unieke situatie van de pasgeborene, die zelden reanimatie vereist maar soms medische hulp nodig heeft in het proces van de postnatale transitie. Het begrip ‘ondersteuning bij de transitie’ is ingevoerd om een beter onderscheid te maken tussen inter-venties die nodig zijn om de vitale orgaanfuncties te herstellen (reanimatie) of om de transitie te ondersteunen.

Afnavelen: Voor onbedreigde pasgeborenen wordt nu geadviseerd minimaal 1 minuut te wachten met het afnavelen na de volledige geboorte van het kind, voor zowel à terme als preterme pasgeborenen. Voor pasgeborenen die bij de geboorte gereanimeerd moeten worden, is er vooralsnog onvoldoende bewijs om een juist moment voor het afnavelen aan te bevelen.

Temperatuur: De temperatuur van pasgeborenen zonder asfyxie moet na de geboorte tussen 36,5°C en 37,5°C blijven. Het belang daarvan wordt bena-drukt en versterkt door de sterke associatie met mortaliteit en morbiditeit. De opnametemperatuur moet worden genoteerd als voorspellende variabele voor de uitkomst en als kwaliteitsindicator.

Behoud van temperatuur: Bij een zwangerschapsduur van < 32 weken kan een combinatie van interventies nodig zijn om de temperatuur na de ge-boorte tussen 36,5 °C en 37,5 °C te behouden gedurende de ganse opname en stabilisatie. Methoden die effectief zijn om hypothermie tegen te gaan, zijn: verwarmde en bevochtigde beademingsgassen, verhogen van de omge-vingstemperatuur plus het inpakken van het lichaam en hoofd in plastic, plus een warmtematras of enkel een warmtematras.

Optimale beoordeling van de hartfrequentie: Bij pasgeborenen die reani-matie vereisen, kan het ECG worden gebruikt voor een snelle en accurate schatting van de hartfrequentie.

Meconium: Endotracheale intubatie mag niet stelselmatig worden toege-past in de aanwezigheid van meconium, en dient enkel uitgevoerd te worden als er een vermoeden van endotracheale obstructie is. De nadruk moet lig-gen op het initiëren van ventilatie binnen de eerste levensminuut bij niet-ademende of ineffi ciënt ademende zuigelingen, en dit mag niet worden uit-gesteld.

Kamerlucht/zuurstof: Bij à terme pasgeborenen moet de reanimatie star-ten met kamerlucht. Bij preterme pasgeborenen dient gestart te worden met kamerlucht of een lage concentratie zuurstof (tot 30%). Indien, ondanks een adequate beademing, oxygenatie (bij voorkeur gemeten met een oxymeter) uitblijft, dient de toediening van een hogere concentratie zuurstof te worden overwogen.

31Samenvatting van de belangrijkste wijzigingen sinds de Richtlijnen 2010

CPAP: De initiële ademhalingsondersteuning van spontaan ademende pre-terme pasgeborenen met ademhalingsproblemen kan worden gegeven door CPAP in plaats van intubatie.

Acute coronaire syndromen

Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste nieuwe inzichten in en wijzigingen van de aanbevelingen voor de diagnose en behandeling van acute coronaire syndromen (ACS).

Diagnostische interventies bij ACS

De pre-hospitaal afname van een elektrocardiogram (ECG) met 12 afl eidin-gen is aanbevolen bij patiënten met een vermoeden van myocardinfarct met verhoging van het ST-segment (ST segment Elevation Myocardial Infarction, STEMI). Bij STEMI-patiënten versnelt dit de pre-hospitaal en in-hospitaal re-perfusie en vermindert het de mortaliteit.

De interpretatie van een ECG STEMI door een niet-arts, met of zonder de hulp van een computer, wordt voorgesteld indien men adequate diagnostiek kan handhaven door middel van zorgvuldig gecontroleerde kwaliteitsbeoor-delings programma’s.

Het activeren van de katheterisatiezaal bij een pre-hospitaal STEMI kan niet alleen de tijdsspanne tot de behandeling maar ook de mortaliteit reduceren.

Het gebruik van negatieve zeer gevoelige troponines (hs-cTn) tijdens de initi-ele patiëntevaluatie mag geen alleenstaande maatregel zijn om een ACS uit te sluiten, maar kan bij patiënten met zeer lage risicoscores een snel ambulant ontslag rechtvaardigen.

Therapeutische interventies bij ACS

Adenosine-difosfaat (ADP) receptorantagonisten (clopidogrel, ticagrelor of prasugrel-met specifi eke beperking) mogen pre-hospitaal of op de spoed-gevallendienst worden gegeven aan STEMI-patiënten voor wie een primaire PCI is gepland.

Ongefractioneerde heparine (UFH) kan pre-hospitaal of in-hospitaal worden toegediend bij patiënten met een STEMI voor wie een primaire PCI is ge-pland.

Pre-hospitaal enoxaparine kan worden gebruikt als alternatief voor pre-hos-pitaal UFH bij STEMI.

32 Richtlijnen Reanimatie 2015

Patiënten met acute pijn op de borst en een vermoeden van ACS hebben geen aanvullende zuurstof nodig, tenzij ze tekenen van hypoxie, kortademig-heid of hartfalen vertonen.

Reperfusiebeslissingen bij STEMI

De reperfusiebeslissingen werden nagegaan in een aantal mogelijke lokale sce-nario’s.

Wanneer fi brinolyse de geplande behandelstrategie is, raden wij aan pre-hos-pitaal fi brinolyse te gebruiken, eerder dan in-hospitaal fi brinolyse voor STEMI, indien de transporttijd >30 minuten is en het pre-hospitaal personeel goed is opgeleid.

In geografi sche gebieden waar PCI-faciliteiten bestaan en beschikbaar zijn, genieten directe triage en transport voor PCI de voorkeur boven pre-hospi-taal fi brinolyse bij STEMI.

Patiënten met een STEMI op de spoedgevallendienst van een ziekenhuis waar geen PCI voorhanden is, moeten onmiddellijk naar een PCI-centrum worden overgebracht, op voorwaarde dat de vertraging van de behandeling voor PCI minder dan 120 minuten bedraagt (60 tot 90 minuten voor patiënten in een vroegtijdige fase en voor patiënten met uitgebreide infarcten). Anders moeten de patiënten fi brinolyse krijgen en naar een PCI-centrum worden ge-bracht.

Patiënten die een fi brinolytische therapie krijgen op de spoedafdeling van een centrum waar PCI niet mogelijk is, moeten indien mogelijk worden over-gebracht voor een vroegtijdige routine-angiografi e (binnen 3 tot 24 uur na de fi brinolyse therapie) en niet enkel als er sprake is van ischemie.

PCI in minder dan 3 uur na de toediening van een fi brinolyticum is niet aan-bevolen en kan enkel worden uitgevoerd bij een niet-geslaagde fi brinolyse.

In-hospitaal reperfusiebeslissingen na het herstel van de spontane circulatie

Wij raden een spoedkatheterisatie aan (en onmiddellijke PCI, indien vereist), net zoals bij patiënten met een STEMI zonder hartstilstand, bij geselecteerde volwassen patiënten met ROSC na een hartstilstand buiten het ziekenhuis (OHCA) met vermoedelijke cardiale oorzaak en verhoging van het ST-seg-ment op het ECG.

Bij comateuze patiënten met ROSC na een OHCA van vermoedelijke cardiale oorsprong zonder verhoging van het ST-segment op het ECG is het redelijk om een spoedkatheterisatie te overwegen bij die patiënten die het hoogste risico lopen op een hartstilstand van coronaire oorsprong.

33Samenvatting van de belangrijkste wijzigingen sinds de Richtlijnen 2010

Eerste hulp

Voor het eerst is een hoofdstuk over eerste hulp opgenomen in de ERC Richtlij-nen 2015.

Beginselen van reanimatieopleiding

Hierna volgt een samenvatting van de belangrijkste nieuwe inzichten of wijzigin-gen in de aanbevelingen voor reanimatieopleiding sinds de 2010 ERC Richtlijnen.

Training

In centra die de middelen hebben om hoogwaardige oefenpoppen te kopen en te onderhouden, raden wij het gebruik daarvan aan. Het gebruik van min-der hoogwaardige poppen is echter geschikt voor alle opleidingsniveaus van ERC-cursussen.

CPR-feedbackapparaten met steminstructies zijn nuttig voor het verbeteren van de compressiefrequentie, de compressiediepte, het loslaten en de hand-positie. Apparaten met louter een geluidsmetronoom verbeteren enkel de compressiefrequentie en kunnen een nadelig effect hebben op de compres-siediepte, omdat de hulpverleners uitsluitend op de frequentie letten.

De intervallen tussen de herhalingscursussen verschillen afhankelijk van het soort deelnemers (leken versus hulpverleners). Men weet dat de reanimatie-vaardigheden al binnen enkele maanden na de training achteruitgaan en om die reden is jaarlijkse hertraining misschien niet voldoende. Hoewel de opti-male intervallen niet gekend zijn, kunnen frequente hertrainingen met inge-korte sessies gunstig zijn.

De training in niet-technische vaardigheden (communicatievaardigheden, de rol van teamleiders en -leden) is een essentiële aanvulling van de training in technische vaardigheden. Deze training moet worden opgenomen in reani-matiecursussen.

Operatoren van het hulpcentrum 112 spelen een belangrijke rol in de bege-leiding van leken bij het reanimeren. Deze rol vereist een specifi eke training om duidelijke en effectieve instructies te geven in een stressvolle situatie.

Implementatie

Een gegevensgestuurde, prestatiegerichte debriefi ng verbetert de prestaties van de reanimatieteams. Wij raden deze dan ook ten zeerste aan voor teams die patiënten met een hartstilstand behandelen.

34 Richtlijnen Reanimatie 2015

Regionale systemen die reanimatiecentra omvatten moeten worden aange-moedigd, aangezien er een verband bestaat met een verhoogde overleving en verbeterde neurologische uitkomsten bij slachtoffers van OHCA.

Nieuwe systemen worden ontwikkeld om omstanders attent te maken op de dichtstbijzijnde AED. Elke technologie die de vroegtijdige reanimatie door omstanders kan initiëren samen met snelle toegang tot een AED, moet wor-den aangemoedigd.

‘It takes a system to save a life’ [http://www.resuscitationacademy.com/] Zorg-systemen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van patiënten met een hartstilstand (bv. EMS-organisaties, reanimatiecentra) moeten hun processen evalueren om te verzekeren dat ze zorg kunnen verstrekken die de beste over-levingskansen garandeert.

De ethiek van reanimatie en de beslissingen rond het levenseinde

De ERC Richtlijnen 2015 omvatten een gedetailleerde bespreking van de ethische principes die de cardiopulmonale reanimatie onderbouwen.

35

De International Consensus on

Cardiopulmonary Science

Het International Liaison Committee on Resuscitation (ILCOR, www.ilcor.org) be-staat uit vertegenwoordigers van de American Heart Association (AHA), de Eu-ropean Resuscitation Council (ERC), de Heart and Stroke Foundation of Canada (HSFC), het Australian and New Zealand Committee on Resuscitation (ANZCOR), de Resuscitation Council of Southern Africa (RCSA), de Inter-American Heart Foundation (IAHF) en de Resuscitation Council of Asia (RCA). Sinds 2000 evalu-eren onderzoekers van de ILCOR-ledenraden de reanimatiewetenschap alle vijf jaar. De meest recente International Consensus Conference vond plaats in Dallas in Februari 2015. De gepubliceerde bevindingen en aanbevelingen uit dit proces vormen de basis van deze ERC Richtlijnen 2015.14

Naast de zes ILCOR-werkgroepen uit 2010, bestaande uit basisreanimatie van vol-wassenen (Basic Life Support, BLS), gespecialiseerde reanimatie van volwassenen (Advanced Life Support, ALS), acute coronaire syndromen (Acute Coronary Syn-dromes, ACS), reanimatie van kinderen (Paediatric Life Support, PLS), reanimatie van pasgeborenen (Neonatal Life Support, NLS) en training, implementatie en teams (Education, Implementation and Teams; EIT) is er nu ook een Eerstehulp-werkgroep opgericht (First Aid). De werkgroepen hebben onderwerpen geïden-tifi ceerd die evaluatie vereisen en hebben internationale experts uitgenodigd om ze te beoordelen. Net zoals in 2010 werd een uitgebreid beleid inzake belangen-confl icten toegepast.14

Voor elk onderwerp werden twee deskundige reviewers gevraagd om onafhan-kelijke evaluaties uit te voeren. Hun werk werd ondersteund door een nieuw en uniek onlinesysteem, SEERS (Scientifi c Evidence Evaluation and Review System), ontwikkeld door ILCOR. Om de kwaliteit van het bewijs en de kracht van de aan-bevelingen te beoordelen, gebruikte ILCOR de GRADE-methodologie (Grading of Recommendations Assessment, Development and Evaluation).15 De ILCOR 2015 Consensus Conference werd bijgewoond door 232 deelnemers uit 39 lan-den; 64% van de aanwezigen kwam niet uit de Verenigde Staten. Deze deelname verzekerde dat deze laatste publicatie een echt internationaal consensusproces vertegenwoordigt. In de drie jaar durende aanloop naar deze conferentie be-

36 Richtlijnen Reanimatie 2015

oordeelden 250 evidence reviewers uit 39 landen duizenden relevante, colle-giaal getoetste publicaties om 169 specifi eke reanimatievragen te beantwoor-den, elk in het standaard PICO-formaat (Population, Intervention, Comparison, Outcome). Elke wetenschappelijke verklaring vatte de interpretatie door de deskundigen van alle relevante gegevens over het specifi eke onderwerp samen en de relevante ILCOR-werkgroep voegde er ontwerpaanbevelingen voor de behandeling aan toe. De defi nitieve formulering van de wetenschappelijke ver-klaringen en de behandelaanbevelingen werd voltooid na verdere beoordeling door ILCOR-ledenorganisaties en door de redactieraad en gepubliceerd in Re-suscitation and Circulation als de 2015 Consensus on Science and Treatment Re-commendations (CoSTR).16,17 De ledenorganisaties die het ILCOR vormen, zullen reanimatierichtlijnen publiceren die consistent zijn met dit CoSTR-document, maar zullen ook rekening houden met geografi sche, economische en systeem-verschillen in de praktijk en met de beschikbaarheid van medische hulpmidde-len en medicatie.

37

Van wetenschap naar richtlijnen

Deze ERC Richtlijnen 2015 zijn gebaseerd op het 2015 CoSTR-document en ver-tegenwoordigen de consensus onder de leden van de ERC General Assembly. Nieuw in de ERC Richtlijnen 2015 zijn de richtlijnen voor eerste hulp, die samen met de Eerstehulpwerkgroep van ILCOR en de richtlijnen voor post-reanimatie-zorg ontwikkeld zijn. Voor elk hoofdstuk van de ERC Richtlijnen 2015 werd een schrijversgroep aangeduid die het manuscript opstelde, voorafgaand aan de goedkeuring door de General Assembly en de ERC Board. In gebieden waar ILCOR geen systematische beoordeling had uitgevoerd, ondernam de ERC Wri-ting Group gericht literatuuronderzoek. De ERC beschouwt deze nieuwe richtlij-nen als de meest effectieve en gemakkelijk aan te leren interventies, die kunnen worden ondersteund door de huidige kennis, onderzoek en ervaring. Onvermij-delijk zullen verschillen in de beschikbaarheid van geneesmiddelen, materiaal en personeel lokale, regionale en nationale aanpassing van deze richtlijnen vereisen, zelfs binnen Europa. Een aantal aanbevelingen van de ERC Richtlijnen 2010 blij-ven ongewijzigd in 2015, ofwel omdat er geen nieuwe studies zijn gepubliceerd ofwel omdat nieuw bewijs sinds 2010 de al beschikbare gegevens enkel heeft versterkt.

39

Basisreanimatie van volwassenen

met het gebruik van de

automatische externe defibrillator

Het hoofdstuk over de basisreanimatie (Basic Life Support, BLS) met het gebruik van de automatische externe defi brillator (AED) bevat richtlijnen voor de technie-ken gebruikt tijdens de initiële reanimatie van een volwassen slachtoffer met een hartstilstand. Dit omvat BLS (ondersteuning van de luchtweg, de ademhaling en de circulatie zonder uitrusting, met uitzondering van een beschermingsmiddel) en het gebruik van een AED. Daarnaast zijn eenvoudige technieken opgenomen die worden gebruikt bij verstikking (luchtwegobstructie door een vreemd voor-werp). De richtlijnen voor het gebruik van manuele defi brillatoren en het opstar-ten van reanimatie in het ziekenhuis worden beschreven in hoofdstuk 3.2 Er wordt een samenvatting van de stabiele zijligging gegeven, met meer informatie in het hoofdstuk over eerste hulp.

De richtlijnen zijn gebaseerd op de ILCOR 2015 Consensus on Science and Treat-ment Recommendations (CoSTR) voor BLS/AED.18 De ILCOR-beoordeling heeft betrekking op 23 belangrijke onderwerpen die aanleiding hebben gegeven tot 32 aanbevelingen over het vroegtijdige benaderen en de preventie van hartstil-stand, het snel starten van kwaliteitsvolle reanimatie en het snel starten van defi -brillatie.

41

Hartstilstand

Plotse hartstilstand (Sudden Cardiac Arrest, SCA) is een van de belangrijkste doodsoorzaken in Europa. Tijdens de eerste analyse van het hartritme wordt bij ongeveer 25-50% van de slachtoffers van een plotse hartstilstand ventrikelfi bril-latie (VF) vastgesteld19-21, maar wanneer het ritme kort na de collaps wordt gere-gistreerd, in het bijzonder door een AED ter plaatse, kan het aandeel slachtoffers met VF oplopen tot 76%.22,23 De aanbevolen behandeling van een hartstilstand door VF is de onmiddellijke reanimatie door omstanders en de vroegtijdige defi -brillatie. De meeste hartstilstanden van niet-cardiale oorsprong hebben een res-piratoire oorzaak, zoals verdrinking (veel voorkomend bij kinderen) en verstikking. Beademing en borstcompressies zijn beiden cruciaal voor een succesvolle reani-matie van deze slachtoffers.

43

De overlevingsketen

De overlevingsketen beschrijft de vitale stappen die nodig zijn voor een succes-volle reanimatie (Fig. 1.2). De meeste van deze stappen kunnen worden toege-past op slachtoffers van een primaire hartstilstand of een door verstikking veroor-zaakte hartstilstand.13

Vroe

gtijdig herkennen en alarmeren

Vroegtijdig reanimeren Vroegtijdig defibrilleren

Postreanimatiezorg

hartstilstaand voorkomen

tijd winnen

het hart herstarten

levenskwaliteit her

stel

len

Figuur 1.2 De overlevingsketen

1: Vroegtijdige herkenning en hulp inroepen

Door de cardiale oorsprong van pijn op de borst te herkennen en de hulpdien-sten te bellen vooraleer een slachtoffer collabeert, kunnen de hulpdiensten snel-ler ter plaatse zijn, hopelijk voor de hartstilstand zich heeft voorgedaan, wat de overlevingskansen vergroot.24-26

Zodra de hartstilstand is opgetreden, is de vroegtijdige herkenning cruciaal voor de snelle activering van de dringende medische hulpverlening en de snelle start van reanimatie door omstanders. De belangrijkste observaties zijn het niet rea-geren en het niet normaal ademen.

44 Richtlijnen Reanimatie 2015

2: Vroegtijdige reanimatie door omstanders

Het onmiddellijke starten van reanimatie kan de overlevingskansen bij een hart-stilstand verdubbelen of verviervoudigen.27-29 Indien mogelijk moeten in reanima-tie getrainde hulpverleners borstcompressies in combinatie met beademingen toedienen. Wanneer de oproeper een niet-getrainde leek is, moet de operator van het hulpcentrum 112 hem of haar instrueren om enkel borstcompressies te geven, zonder beademing, in afwachting dat professionele hulp aankomt.30-32

3: Vroegtijdige defi brillatie

Defi brillatie binnen de 3 tot 5 minuten na de collaps kan de overlevingskansen verhogen tot 50-70%. Dit is mogelijk dankzij publiek toegankelijke en private AED’s.21,23,33

4: Vroegtijdige gespecialiseerde reanimatie en gestandaardiseerde post-reanimatiezorg

Gespecialiseerde reanimatie met beheer van de luchtweg, geneesmiddelen en de correctie van de oorzakelijke factoren kan nodig zijn indien de eerste reanima-tiepogingen niet slagen.