Verhaal Jos Van Gennip Over Kapitalisme en Ongelijkheid (Oikocredit)

35
KAPITALISME EN ONGELIJKHEID De ontsporing van de vrije markt als uitdaging voor het Rijnlandse model Inleiding voor ontmoetingsdag Oikocredit 27 september 2013 mr. J.J.A.M. van Gennip voorzitter Socires 1

description

Verhaal Jos Van Gennip Over Kapitalisme en Ongelijkheid (Oikocredit)

Transcript of Verhaal Jos Van Gennip Over Kapitalisme en Ongelijkheid (Oikocredit)

KAPITALISME EN ONGELIJKHEID

De ontsporing van de vrije markt als uitdaging voor het Rijnlandse model

Inleiding voor ontmoetingsdag Oikocredit

27 september 2013

mr. J.J.A.M. van Gennip

voorzitter Socires

1

Inhoudsopgave

Samenvatting 3

1. Inleiding 6

2. De ontsporing van het systeem 8

De onderkant 8

Het meest kwetsbare 10

De middenklasse 12

De top van de piramide 13

3. Onze eigen verantwoordelijkheid 18

4. Van macro naar micro 23

Literatuur 25

2

Samenvatting

De relatie tussen kapitalisme en ongelijkheid heeft zich vanaf 1960 sterk toegespitst op de groeiende kloof tussen arme en rijke landen. Maar in de afgelopen tien-twintig jaar is die ongelijkheid – soms sterk – afgenomen. De globalisering tezamen met de doorbraak van de vrije marktfilosofie en dat gecombineerd met eigen inspanningen en die van de ontwikkelingssamenwerking hebben bijzondere resultaten opgeleverd in de vorm van halvering van de wereldarmoede.

Vandaar is de aandacht verschoven naar groeiende ongelijkheid binnen ontwikkelde, opkomende en achtergebleven economieën. Want armoede en ongelijkheid zijn persistente kenmerken gebleven in het kapitalistisch systeem. Velen zijn daarom in de laatste jaren weer voorstander geworden van herverdelingsmechanismen tussen rijk en arm bínnen de statelijke gemeenschappen. Bijvoorbeeld door (her)invoering van progressieve belastingheffingen en zeker door verzwaring van de remmen, die legaal en illegaal ongelijkheid bevorderen. Toch is het de vraag of in die inzet tot correctie van de tweedeling volledig recht gedaan wordt aan het complexe vraagstuk van kapitalisme en ongelijkheid.

Hoe belangrijk ook die financiële en economische trends binnen een bepaalde staat zijn, het gaat ook om andere oorzaken en dimensies.

Uit vele onderzoekingen blijkt, dat aan niet direct economische factoren veel te weinig aandacht wordt gegeven. Een stabiele gezinssituatie, stimulerende opvoeding en goede voeding in de eerste duizend levensdagen, een veilige, stimulerende en controlerende leefomgeving, goed en relevant onderwijs, en ook etnische en religieuze randvoorwaarden kunnen zeer belangrijk zijn. Soms blijken herverdelingsmaatregelen contraproductief en leidt een niet activerende verzorgingsstaat eerder tot een bestendiging van armoede. Terwijl zonder een nieuwe ethische toerusting en misschien cultuuromslag inspanningen om excessieve rijkdom en de uitingen daarvan binnen de perken en regels te houden niet afdoende zullen zijn. Maar bovenal zijn maatregelen alleen op nationaal niveau ineffectief en zelfs futiel. Wat nodig is, is een nieuwe mondiale financiële architectuur, die de gemakkelijke ontsnappingsroutes uit beperkingen afsluit; free ridersgedrag van profiterende staten straft, de juiste basisvoorwaarden voor het functioneren van een –globale – markt bevordert en misschien zelfs zekere vormen van internationale belastingheffing kan realiseren.

Maar minstens even belangrijk is, dat we de relatie kapitalisme en ongelijkheid nuanceren en verbreden. Het gaat immers om vier dimensies:

- Inderdaad is er allereerst de persistentie van de armoede en achterstand bij tien tot twintig procent van de wereldbevolking in arme én rijke landen.

- Maar naast armen is er ook het arme, het kwetsbare, zoals het milieu, de omstandigheden waaronder goederen geproduceerd worden en in het algemeen de onderwaardering van de andere belanghebbenden bij het functioneren van de markt dan de aandeelhouders of kapitaalverstrekkers.

3

- Tegenover de opkomst aan de ene kant van een groeiende middenklasse in de ontwikkelingslanden staat de ontwrichtende verarming en inkrimping ervan in vele ontwikkelde landen.

- En tot slot is er de excessieve toename van rijkdom en inkomen van sommige bovenlagen in arme zowel als rijke landen. Soms vanwege corruptie, soms vanwege gebrek aan effectieve reguleringen. Met de 0,01% van de burgers van de VS (en wellicht Rusland), die niet alleen een dominante financiële positie hebben, maar die ook in bepalende politieke invloed kunnen vertalen.

Juist die verschillende dimensies vragen ook een verschillende, alhoewel samenhangende, aanpak.

- De hardnekkige armoede aan de onderkant vraagt van overheden, de samenleving en het bedrijfsleven aandacht voor opvoeding en scholing, geborgenheid, zorg en gerichte stimuleringen voor economische participatie waaronder micro-krediet.

- Milieu, werkomstandigheden, mensenrechten en andere niet-financiële factoren dienen met een combinatie van eigen verantwoordelijkheid, voorschriften en vooral nieuwe prijsmechanismen (het true price initiatief bijvoorbeeld) tot hun recht te komen in daarmee rekening houdende marktmechanismen.

- Waar het sociale (en ecologische) marktmodel, zoals dat vertaald is in het Rijnlandse en Scandinavische systeem, elders en met name bij eerdere advocaten van het Angelsaksische model steeds meer waardering krijgt, verdient een actualisering grote aandacht. Het kan voor veel armere en opkomende economieën een duidelijk alternatief zijn voor hetzij een socialistisch planmodel dan wel een compleet vrije marktideologie, maar het kan ook in rijkere landen bijdragen tot herstel van de positie van de middenklasse en nieuw perspectief voor werkgelegenheid en groei. Een hervorming, niet een afschaffing, van de verzorgingsstaat hoort hierbij.

- De excessen en misstanden aan de top van de inkomens- en vermogensgebouwen vragen inderdaad op nationaal niveau maatregelen en reguleringen, maar zij moeten gecomplementeerd worden met mondiale arrangementen, die het Bretton Woodssysteem ingrijpend hervormen en die aanzetten geven voor een globale, supranationale financiële architectuur. De realiteit van die globalisering kan alleen maar gematched worden in systemen van recht en sanctie. Toch zal ook dat onvoldoende zijn, als er niet ook op dit terrein, net als in het geval van schending van mensenrechten, een nieuwe ethische benadering komt van markt, inkomen en de betekenis van eigendom.

Deze macro-economische en macro-politieke realiteiten hebben echter ook consequenties voor onze eigen voorkeuren, keuzes en gedragingen.

- Aandacht en inzet voor sociale cohesie en binding blijft voor de bestrijding van armoede in eigen land onvervangbaar, ook voor individuele burgers, maar eveneens blijft een voortzetting van vormen van internationale solidariteit onmisbaar, juist als die gericht is op de oorzaken van armoede en de bevrijding

4

uit die koker van de onderste miljard medeburgers aan te pakken. Nieuwere vormen van intelligente hulpverlening zoals steun aan zorgvuldige programma’s van micro-krediet kunnen een hefboomeffect hebben.

- Individueel koop- en consumptiegedrag, consumentenacties voor fair trade, aandeelhoudersactivisme en maatschappelijk verantwoord ondernemen kunnen een zeer belangrijke bijdrage leveren tot een nieuw evenwicht op de markt van vraag en aanbod, waarbij duurzaamheid, arbeidsomstandigheden, maar ook andere sociale waarden een plaats krijgen.

- Het noodzakelijke herwinnen van vertrouwen door en in banken en financiële instellingen moet ook in Nederland ingebed worden in een bredere discussie over een cultuuromslag, in het bespreekbaar maken van de relatie ethiek-geld en in het niet schuwen van het ontwikkelen van een realistische bijdrage aan de noodzakelijke visie op een nieuwe mondiale financiële architectuur.

Ons land was ooit een voorloper op het terrein van de verzoening van modernisering en industrialisatie aan de ene kant en een menswaardig functioneren van de factor arbeid in de maatschappij. Ons denken en de daaraan ten grondslag liggende waarden hebben geleid tot een systeem, dat door velen in het buitenland als buitengewoon betekenisvol werd beschouwd. Van het idee van het poldermodel tot een activerende en niet alle verantwoordelijkheid wegnemende verzorgingsstaat en van het belang van onderricht, voorlichting en research. Wij moeten hervormen zonder die waarden als menswaardigheid, verantwoordelijkheid, solidariteit en subsidiariteit weg te gooien. Maar als nu uit data en talloze publicaties blijkt, dat keuzes elders ten bate van ruw kapitalisme ontwrichtende en soms verwoestende effecten hebben, moeten we die kritiek oppakken en veel meer aan dat noodzakelijke nationale en internationale debat over de vestiging van een sociale markteconomie op mondiaal niveau meedoen.

5

1. Inleiding

Het moet zo rond 1948 geweest zijn. Ik was toen van de leeftijd van onze oudste kleindochter nu, zo'n negen jaar. In de streek waar ik vandaag kwam, op de grens van de Peel en de Meijerij, was het geen vetpot en voor vele, dikwijls grote, boerengezinnen, was er in de eigen omgeving weinig perspectief. Tienduizenden kozen voor emigratie; anderen verruilden het boerenleven voor de fabriek, weer anderen voelden, dat de enige kans om te overleven op de schrale grond was moderniseren, mechaniseren, intensiveren, al was de term nog niet uitgevonden. Mijn vader was voorzitter van, wat toen heette, het Veefonds, een onderlinge verzekering in ons kerkdorp tegen sterfte onder het vee. En als er dan ergens een koe stierf, een van de vijf tot tien die de boeren toen hadden, moest ik er op mijn fietsje op uit, een kwartje per koe bij de aangesloten leden ophalen en via dat omslagstelsel kreeg de gedupeerde zijn uitkering. Sterfte onder het vee hoefde zo niet langer de nekslag voor een bedrijf te zijn, zoals het zo lang geweest was. Maar o wee, als een boer van de veemarkt in Den Bosch een zieke koe voor een laag prijsje mee naar huis bracht, en dan de volledige compensatie vroeg. De gemeenschap vergat een generatie lang zo'n misbruik niet, evenmin als wanneer iemand zijn leverantie aan de coöperatieve melkfabriek verdunde met water. Tot op de dag van vandaag, vijfenzestig jaar later, spreken ze nog over "die waterboer".

Tussen het arme Nuenen van toen, want over die plaats gaat het, en de zeer florerende, innovatieve food valley van nu – een van de welvarendste van heel Europa - ligt een directe lijn van strijd om te overleven, kinderen genoeg te eten geven, maar vooral beter onderwijs, eerst de landbouwwinterschool, dan de middelbare en tenslotte Wageningen. De hut van de aardappeleters van Van Gogh staat minstens zover van de huidige werkelijkheid af als de krotten van een Afrikaanse miljoenenstad van de buitenwijken van ons land.

En ook, zoals de achterkamer van de kassier van de Boerenleenbank toen, afstaat van de twin towers van de Rabo in Utrecht nu, of het versleten bureautje van mijn vader met zijn veefondsschriftjes verschilt van het hoogste gebouw van Brabant, het hoofdkantoor van Interpolis in Tilburg, de koepel van al die eerdere veefondsjes. Want er lopen directe lijnen van die financiële en commerciële reuzen van nu naar die kleine initiatieven van maatschappelijke verbanden, met hun onderliggende solidariteit, maar ook als het nodig was met hun sociale controle, met hun boerenslimheid, voorzichtigheid, gezond verstand. En met een bepaalde ethiek. Verzekeringen en banken zijn er voor de mensen, en niet andersom. In de analyse van de financiële crisis van de laatste jaren en van het functioneren van de markt in het algemeen is er die andere constante: dat verdampen van ethiek en moraal in zoveel financieel en economisch handelen.

Het had in het Brabant van mijn ouders en grootouders ook anders kunnen gaan: de ongelijkheid met de Hollanden of de graanrepublieken van het Noorden had nog groter kunnen worden, het platteland net als in Frankrijk ontvlucht, in een ontijdige en proletariserende uittocht naar de stad. Maar hier werd de ongelijkheid van inkomen wel omgezet in een gelijkheid van kansen en uiteindelijk in een gelijkheid van maatschappelijk aanzien.

6

Toen het Bestuur van Oikocredit mij vroeg dit jaar op hun ontmoetingsdag te spreken, moest ik aan die twee afstanden denken, die in de tijd en die van de geografie. Vandaag worden in dat zijzaaltje bij die golfplaten dessakerk in Indonesië schriftjes bijgehouden van kredieten – wat heet? – van wat rupiah's voor een karbouw, kunstmest, nieuw pootgoed. Zou dát bedrag het verschil kunnen maken, waardoor de onderste laag van de samenleving ook daar de trend van groeiende ongelijkheid kan ombuigen: eerst in een gelijkheid van kansen door behoorlijke voeding in de eerste jaren, onderwijs, vorming, stabiele leefomgeving: volgens alle analyses de centrale ingrediënten voor ontwikkeling.

7

2. De ontsporing van het systeem

Die kleine boer in Indonesië, in dat land met een snel groeiende economie, staat een beetje symbool voor de onderste twintig procent van de wereldbevolking, die niet kan meekomen, die niet profiteert van de voordelen van de globalisering, die geen baat heeft bij de vrije markt, bij het kapitalistische systeem. Net als die kleine boer in West Europa, eind negentiende, eerste helft twintigste eeuw, die de aansluiting bij de welvaartsgroei dreigde te missen. Ongelijkheid, dikwijls groeiende ongelijkheid van inkomen, en zelfs van kansen.

Die kleine boer in Azië, daar ging het om, maar opeens is daar de ontdekking, dat het ook om de zwarte fabrieksarbeider in de Verenigde Staten gaat, of preciezer gezegd die caissière bij Wallmart, of de bejaarden in Oost Europa, de schoolverlater in Spanje of de drop-out op de Antillen, laat staan de subsistence farmer in de Sahel of de slum dweller in Zuid Afrika.

Geen misverstand: globalisering en vrije marktwerking hebben de gelijkheid tussen wat vroeger arme en rijke landen heetten bevorderd en de wereldkaart van de armoede is in een kwart eeuw drastisch veranderd. Dank zij technologie, dank zij ondernemerschap, dank zij vrijere markten, maar ook dank zij dat onderwijs, die voeding, die gezondheidszorg en beter water, en dus ook – vergeet het nooit – dank zij de ontwikkelingshulp. Als de kerken zouden ophouden of zouden moeten ophouden, bijvoorbeeld vanwege een agressief secularisme in de donorwereld en in onze politiek, met hun onderwijs en zorg, zouden zeventig-tachtig procent van de basisvoorzieningen in Afrika wegvallen, zegt Prof. Collier, de beroemde auteur van "The bottom billion", voorwaarden dus voor beginnende gelijkheid van kansen…..

De onderkant

Er is een stortvloed van recente en oudere studies rond de vraag, waarom toch tien-twintig, soms dertig procent van de bevolking geen of nauwelijks belang heeft gekregen bij economische ontwikkeling, technologische doorbraken, vrije markt en globalisering.

Een belangrijke oorzaak van ongelijkheid is zeker, dat in een aantal landen de basisvoorwaarden voor een goed functionerende markt bewust worden geschonden, in monopolies, ongestrafte corrupties, belangenverstrengelingen tussen politiek en zakenleven. De oorzaak, waarom de economische groei in Indonesië zwaar achterbleef bij omringende landen werd gezocht in het feit, dat bijvoorbeeld buitenlandse investeringen vanwege de eufemistisch uitgedrukte "transactiekosten" dertig procent duurder waren. Dat vertaalde zich onmiddellijk in ongelijke kansen voor de groepen, die nog onder de armoedegrens zaten.

Maar Jerry Muller wijst in een recent artikel in Foreign Affairs over "Capitalism and Inequality" ook op de betekenis van heel andere oorzaken. Het glazen plafond naar vooruitgang wordt niet alleen door macro-economische en politieke factoren ondoordringbaar, maar ook door socio-culturele en ethische. Zo is instabiliteit in het opvoedend gezin, zeg maar weggelopen vaders, een heel belangrijke factor, en bijvoorbeeld het ontbreken van een ondersteunende en corrigerende leefomgeving. "De rol van het gezin is moeilijk te overschatten", zegt hij op basis van uitgebreid

8

onderzoek. En "er is geen vervanging voor dat… emotioneel en cultureel toerustend gezin". Stabiliteit, vertrouwdheid, solidariteit en controle van familie, leefomgeving, kerkelijke gemeenschappen, ze zijn bij het scheppen van doorbraken uit de kooi van de armoede buitengewoon belangrijk. Het indiceert ook, waarom sommige etnische en religieuze groepen het beter doen dan andere, maar dat hoef ik in een gezelschap, dat met de relatie reformatie- economie wel heel vertrouwd is, niet te zeggen. Niet voor niets zijn zoveel "kleine luijden" er bovenop gekomen!

Maar dan komt diezelfde Muller nog tot een heel andere en voor Foreign Affairs en Washington revolutionaire uitspraak: zonder belangrijke sociale uitgaven van de overheid is er geen deugdelijk antwoord op een aantal ingebouwde karakteristieken van het kapitalisme. "De verzorgingsstaat is niet een beest, dat uitgehongerd moet worden!" De systematische beperking, afbouw of verkeerde richting van de verzorgingsstaat, zoals we die met name sinds Reagan kennen, wordt door hem dan ook beschouwd als een van de belangrijkste oorzaken van de teloorgang van the American dream en van de blijvende inkluistering in armoede van die onderste twintig procent. Dat geldt natuurlijk niet alleen de allerarmsten, en het geldt niet alleen de VS. De vraag is, volgens The Economist, toch ook geen blad dat van kapitalistische smetten vrij is, hoe lang een soortgelijk beleid van de Chinese zogenoemde communisten nog verenigbaar is met sociale rust en uiteindelijk economische groei. De regeringen van bijvoorbeeld Brazilië en India hebben intussen, en niet zozeer uit doctrinaire redenen, correctieprogramma's ten bate van de armsten ingevoerd, zoals, juist ja, de Bolsa Familia, waarin voedsel en schoolbezoek worden gecombineerd, of de uitgebreide werkgelegenheidsprogramma's voor landlozen in India.

Wie denkt, en soms vrees ik, dat het er steeds meer worden, dat de verzorgingsstaat achterhaald is, zal zich spoedig of later tegenkomen in de waarneming, dat dan ook de vrije markt onder zeer zware druk zal komen te staan. Die gaat immers niet samen met groeiende ongelijkheden en met perspectiefloosheid van tien tot twintig procent van de eigen bevolking. Nee, zeggen analisten en bestrijders van big government: de huidige financiële en economische crisis zou erg gebaat zijn bij een verhoging van uitgaven in luxe consumentengoederen, van dure auto's tot sieraden en superappartementen. Enkele honderdduizenden superrijken. Maar wat, zeg ik met Obama aan het begin van zijn eerste regeerperiode, als de onderste twintig procent, zestig tot tachtig miljoen in de VS, eens gewoon een begin van koopkracht kregen, of zeg ik tegen Boekestijn en die andere critici van de ontwikkelingssamenwerking, als die bottom billion eens van één naar twee dollar per dag konden groeien? Wat zou dat een impuls zijn voor ónze economie.

Daar ligt misschien de crux: de spraakmakende economen en de beleidsverantwoordelijken van onze multilaterale instellingen en ook de veelgeciteerde opiniemakers staan meestal heel ver af van de echte wereld van de armen. Zelfs, zo zegt Wijffels, van primaire processen, zoals voedselproductie. En hier komt een slotfactor, waarom economische groei zo dikwijls niet inclusief is, niet de armen meeneemt, maar hen arm laat of nog armer maakt. Dat is de onbekendheid van de economics of the poor, de eigen specifieke economie van hen. Dat kan leiden allereerst tot uitsluiting van leningen en diensten, juist van de armsten. Al decennia

9

lang bestonden in India wettelijke faciliteiten voor kredietverlening aan de armere segmenten van de samenleving, maar ze bleken volstrekt ineffectief. De afstand tussen de donkere streepjespakken van de Indiase bankiers in airconditioned kantoren tot de zweterige ploegers buiten was door geen wettelijke voorziening te overbruggen. En toen het microkrediet met zijn specifieke vooronderstellingen van solidariteit, controle en organische groei wel een succes werd, werden die resultaten bijna verpletterd onder het veel te royaal aangevoerde kapitaal van grote banken: er was kennelijk veel te verdienen en die niet financiële randvoorwaarden voor het succes werden even vergeten. Met rampzalige gevolgen. Niet alleen daar. Toen President Clinton het eigen huizenbezit onder de armere segmenten in de VS wilde bevorderen en omzet van hypotheken aan hen gestimuleerd werd met provisies voor de bemiddelaars, ontstonden er perverse prikkels en sneeuwde de basisconditie van terugbetaalcapaciteit onder. Onder de gevolgen ging de hele wereld lijden.

Maar toch: naast scholing, gezondheidszorg, voeding, huisvesting en sanitatie blijft toegang tot krediet, ook voor hen die geen ander onderpand hebben dan hard werken én een goede naam, een absolute voorwaarde om eindelijk aan uitsluiting en grove ongelijkheid te ontsnappen. Daarbij is microkrediet verstrekken ook een vak, en een attitude. Een attitude van respect, van nieuwsgierigheid, van weten, wat de eigen culturele en sociale mogelijkheden en beperkingen zijn, van deel uit gaan maken van de bestaande gemeenschappen, onderdeel daarvan worden. Die bescheiden, organische, dialogerende benadering is wel een watermerk van Oikocredit en daarmee ook de voorwaarde gebleken voor succes, terugbetaling en rendement. Onverwachts: wat hebben kerkmensen nu op dit terrein te bieden, wat kan een aandeeltje van 200 Euro veranderen aan de wereld. Maar wat kan het anders wél bij die bottom billion, bij de meest schrijnende dimensie van een tekortschietend financieel systeem en een imperfect werkend marktmechanisme.

Maar het zijn inmiddels niet alleen de allerarmsten, die daaronder te lijden hebben. Bijna even schokkend als de constatering van de hardnekkigheid van de armoede en uitsluiting van de onderste groep is de relatief nieuwe erkenning, dat die imperfecties twee andere slachtoffers vragen, namelijk het milieu en de werkomstandigheden vooral én de middenklasse, zeker in de ontwikkelde landen.

Het meest kwestbare

Dat dat milieu overmatig belast en uitgeput wordt, wisten we al. In het zo instructieve boek van Arjan Broers "Geld en Goed" zegt Herman Wijffels het nog eens zo: "Het draagvermogen van de aarde wordt momenteel met vijftig procent overvraagd. In financiële termen: we leven niet van de rente van ons natuurlijk kapitaal, maar van de hoofdsom. En dus teren we daarop in." Die overbelasting heeft natuurlijk met onze hebzucht en onze consumptiedrang te maken, met onze moraal met andere woorden. Maar het gebrek aan moraal als enige oorzaak aanwijzen, zou ons terugwerpen in de nachtwakersstaat van de negentiende eeuw. Want het is niet alleen míjn gebrek aan soberheid, afzweren van het gouden kalf en aan andere waarden hechten, maar ook een falend marktmechanisme, dat tot die uitputting en overbelasting leidt. De soms goedkope meubels van hardhout uit oerbossen zijn eigenlijk onbetaalbaar. Een vliegvakantie in Europa zou vele malen duurder moeten zijn dan een treinvakantie. Maar in de transacties van vraag en aanbod van zoveel

10

goederen en diensten worden veel te weinig die elementen meegenomen, die de échte kosten bepalen: de milieubelasting door transport, uitbuiting, lawaai, dierenleed, schadelijke bestrijdingsmiddelen, gezondheid van mensen, het weghalen van voor leven en toekomst essentiële elementen als biodiversiteit en regeneratievermogens, en misschien ook wel de onderwaardering van menselijke gemeenschappen. Incentives voor alternatieve energie, dus echte innovatie, schonere verbrandingsmotoren, producten uit regio of streek, en fatsoenlijk geproduceerde goederen en zoveel meer blijven zo achterwege en houden een marktmechanisme in stand van systematische onevenwichtigheden.

Zeker, er broeit iets. Individueel kiezen jongeren veel bewuster en het gaat echt zoden aan de dijk zetten als zorgen van consumenten zich verenigen in pressies van consumentenbewegingen en in publieke acties.

Maar net als in de eerste helft van de vorige eeuw de markt hier gecorrigeerd werd door overheidsingrijpen, zo kunnen we nu niet volstaan met vrijwillige acties. Ooit moest bij wet kinderarbeid verboden worden, ontslagen beperkt, coöperaties beschermd, volks- en werknemersverzekeringen gefaciliteerd en de armoede van de meest kwetsbaren van de straat. Dat was in de kern het sociale marktmodel, of het Rijnlandse model. In wezen een noodzakelijke correctie van het functioneren van de markt, vooral die van arbeid. In de overtuiging tegen sterke andere krachten in, dat de markt wel correctie, maar geen uitschakeling vraagt.

Nu gaat het weer om een correctie, maar met twee essentiële verschillen.

Het gaat niet alleen om kwetsbare mensen, ook om hen, maar het gaat ook om hét kwetsbare, het weerloze: de hoofdsom, de Schepping! En er staan daarbij geen vakbonden van belanghebbenden voor klaar. Daarom kan de politiek op zoveel plaatsen wegkomen met vertragingen, niets doen, schijnoplossingen. Dat kan alleen doorbroken worden als de ethische en morele krachtcentrales in onze samenlevingen zich verbinden met inzichten en stromingen, die verder reiken dan meer hebben en meer gebruiken. Kerken en wereldgodsdiensten zouden hier het verschil kunnen maken.

Want er is nog een tweede, wezenlijk verschil en complicatie. Wat ontbreekt is een autoriteit, die echt die correcties kan formuleren en opleggen. Echt: we hebben bijvoorbeeld de WTO, de Wereldhandelsorganisatie, maar – en hier kom ik aan de kern van onze toekomstagenda – die werkt in wezen op basis van vrijwilligheid – en wat we nodig hebben reikt nog veel verder dan alleen de correctie van de marktwerking. Het gaat in deze jaren om de totstandkoming van effectieve vormen van wereldgezag, wereldautoriteit om de realiteit van de dikwijls harde globalisering te matchen met recht, gezag, bijsturing. In een Nederlandse cultuur met zijn sterke onderstromingen van afkeer van globalisering en neiging om achter de duinen te duiken, is dit misschien een vloek. Maar een vloek in de kerk is het juist niet. Jarenlang al heeft de Wereldraad van Kerken pleidooien in die richting gehouden, en recent heeft de Pauselijke Commissie voor Gerechtigheid en Vrede een rapport gepubliceerd "Towards reforming the international financial and monetary systems in the context of global public authority". Geen vaag verhaal, in de zin van: het is allemaal kommer kwel met de wereld en het moet anders. Nee, een rapport met als

11

uitgangspunt: globalisering hoeft niet verkeerd te zijn en de markt is onmisbaar, maar er moet veel, heel veel veranderen, en dat moet uitlopen op vormen van echte mondiale autoriteit. De vertaling van het principe van subsidiariteit, maar dan naar boven. Vele echte kenners van de haute finance hebben er aan meegewerkt en het stippelt zo een realistische, begaanbare weg uit.

De middenklasse

Dat moet ook, want er is een ander fenomeen, dat ons de laatste jaren als een donderslag heeft getroffen: de stagnatie en het achterblijven van de lagere en middeninkomens in de meeste ontwikkelde landen.

Al drie - vier generaties hebben wij in onze landen vooruitgang beleefd. In die mate, dat het onze cultuur en onze levensinstelling is gaan bepalen. Met de komst van de stoommachine tot wasmachine, van auto tot magnetron is de dwang van lichamelijke arbeid verminderd en zijn mensen vrijgemaakt, zelfs van huisgebondenheid. De gezondheidszorg maakte de meeste ziektes bestrijdbaar of voorkoombaar. Onderwijs, van eerst basis- tot zelfs academisch, vormde mensen meer en meer en maakte hen, ook de vrouwen, samen met die wasmachine en magnetron, beschikbaar voor nieuw werk. De computer geeft opeens toegang tot informatie- en culturele domeinen, die ooit alleen voor een elite versleutelbaar waren. En dat werd nog eens begeleid door een van generatie op generatie verbeterde inkomenspositie. En in ons eigen land konden eenvoudige mensen opeens een tonnenbezit krijgen, althans op papier, door de waardestijging van hun huis. Dat leek door te groeien in grenzeloosheid. En nog belangrijker: niet meer aan huis vast zitten werd ook nog niet meer aan stand en klasse gebondenheid. De Amerikaanse droom sloeg over naar Europa. Ook hier kon de arbeiderszoon CEO van een beursgenoteerde onderneming worden; zijn vrouw een medisch topspecialiste.

Maar opeens is er dan dat besef, hier en overal, dat de echte werkelijkheid wel eens anders zou kunnen zijn, wel grenzen aan groei, inkomen, bestedingen, werk, bezit, zelfs aan doorleren. Wat het debat over kapitalisme en ongelijkheid het meest op scherp heeft gezet is de positie van die middenklasse. De middenklasse als ontvangstruimte voor de armeren en als doorloopbrug naar vermogen en hogere studies, en intussen als de kern van stabiliteit, democratie en economische groei. Het beste economisch nieuws van de afgelopen twee - drie decennia is dan ook geweest de opkomst en groei van middenklassen in zoveel ontwikkelingslanden en postsocialistische maatschappijen. Echte vooruitgang.

Maar in een al eerder geciteerde special van The Economist blijkt, dat, tenminste in de VS, de middenklasse er helemaal niet meer op vooruitgaat en dat zij en de groep daar onmiddellijk onder er juist armer op wordt. Twintig, misschien dertig jaar is dat versluierd doordat het gezinsinkomen wél steeg of gelijk bleef: de partner ging verdienen, beiden gingen langer en tot op latere leeftijd werken. En dan waren er de schulden, schulden, schulden: individueel moesten ze verhullen, dat het de mensen echt niet zo goed ging als ze toonden. Collectief werd in de meeste landen een stuk verzorgingsstaat ermee betaald en samen hebben ze tot gevolg, dat die geweldige boom, die geweldige inkomens- en bestedingsgroei vooral gefinancierd is met ….. geleend geld. Ik citeer opnieuw Wijffels in het boek van Broers.

12

Het gaat bij dit alles niet alleen om teruggaande groeicijfers. Tegenover de gelukkige realiteit, dat de ongelijkheid tussen de landen van Zuid en Noord afneemt, zien we die bínnen de landen niet alleen niet verminderen en toenemen; er komt ook een ander soort ongelijkheid. Wat eerst beperkt bleef tot die onderste tien procent, dreigt zich in de VS uit te spreiden tot nieuwe getto's van segregatie: volgens etniciteit, gezinssamenstelling, sommige regio's; en in Europa blijkbaar volgens een nieuwe scheidslijn van taal, cultuur en landen: niet meer de Oost-West divide, maar een nieuwe grens tussen Zuid en Noord, met Polen en Tsjechen bijvoorbeeld als nieuwe winnaars en bijvoorbeeld Grieken, Spanjaarden en Italianen als verliezers, en vooral met die verschrikkelijke desillusie voor nieuwe, soms hoogopgeleide, betreders van de arbeidsmarkt: er is aan U geen behoefte, nu niet en misschien nooit niet; desillusie ook voor hun zoveel juist voor die opleidingen gespaard hebbende ouders. Er klopte al lang iets niet met het geloof van automatische vooruitgang, maar de financiële crisis, eerst in de VS en de Eurocrisis later, hier hebben het masker heel snel afgetrokken. De twijfel van heeft het nog zin, dat ik doorstudeer of dat mijn kind doorstudeert, is een twijfel aan vooruitkomen geworden, en aan angst van bijna iedereen: zullen zij die na ons komen het wel even goed hebben als wij? Geen wonder, dat de opkomst van andere economieën gezien wordt als een bedreiging van de onze, in het misverstand, dat het stuk taart voor mij kleiner wordt, als dat van de ander groter wordt. Er klopt blijkbaar iets niet: welvaartsbehoud, laat staan welvaartsverbetering vraagt in onze landen – voor de meer, maar ook de minder kwetsbaren – kennelijk een ingrijpende bijsturing van marktmechanismen. En het is misschien die eigen onzekerheid, die voorkomt, dat we onvoldoende beseffen in hoe een comfortabele positie we zitten, nog wel, hier in de landen van het Rijnlandse systeem, en van het Scandinavische model. Een lawine van studies en artikelen komt los in de VS, die het systeem van het Angelsaksisch kapitalistische model – onoverwinnelijk verklaard in 1989 – onder kritiek stelt. Vrije markt ja, maar als dat leidt tot grotere ongelijkheid, tot een smeltende middenklasse, dan is er in het functioneren iets structureels mis. En als in de Scandinavische landen of rond de Rijn die ongelijkheid toch nog blijft afnemen en die middenklasse met haar welvaart krachtig blijft, moeten wij dan niet eens naar dat systeem kijken. Men heeft er een meetlat voor uitgevonden, de zg. Gini-coëfficiënt, die probeert aan te duiden hoeveel in een bepaalde economie de ongelijkheid groeit of juist afneemt. Wij staan er op die meetlat goed op, al voelen we, dat er bij ons iets broeit, in ieder geval conjunctureel. En misschien is inderdaad bij grotere groepen de motivatie en het geloof om vooruit te komen onder druk komen te staan, zeker bij die eerdere vijf à tien procent van ook ons inkomensgebouw, die gevangen lijkt te blijven in de armoede en waarover we in het begin spraken.

De top van de piramide

Intussen gaat de discussie vooral over de andere kant van dat plaatje, de bovenkant. Want dat lijdt nergens twijfel. Sinds de Reagan jaren, sinds Milton Friedman, de apostel van de absolute deregulering, sinds Ayan Rand, de ideologe van het eigen belang, is de ongelijkheid door niets méér toegenomen dan in de explosie van de rijkdommen van de bovenste één tot vijf procent. In ons eigen land, ooit geboekstaafd als het land van the embarrassment of the riches, het Calvinistische ongemak, het willen verbergen van zijn rijkdom, paraderen rijken schaamteloos met

13

hun nieuwe luxe en cijfers in de jaarlijkse Quote, een culturele revolutie. Maar het gaat niet om jaloezie; het gaat primair om de vraag, of de explosief gegroeide rijkdom van enkelen de armoede van miljoenen bestendigt of verergert. De Asian Development Bank houdt her erop, dat zeker 240 miljoen mensen daar door die groeiende ongelijkheid onder de armoedegrens zijn gebleven. Meer nog: wie in landen als de Filipijnen de fabelachtige rijkdom verworven weet niet zozeer door die combinatie van inspelen op nieuwe technologie en globalisering en marktkansen, maar door corruptie en belangenverstrengeling tussen politiek en economie, cronyism, vindt hier een van de belangrijke oorzaken, waarom sommige landen achter blijven en andere groeien.

Maar het hoeft niet alleen om regelrechte corruptie te gaan. Het kan ook gaan om ‘’normale’’ economische processen. Eén procent van de bevolking van de VS is goed voor twintig tot vijfentwintig procent van het nationaal inkomen. En het inkomen van de top 0,01% van de VS, zestienduizend families, is sinds 1983 verviervoudigd. De laagste twintig procent gingen er maar 0,4% op vooruit. En waarom? Het gaat niet alleen om ondernemen, kansen grijpen, speculeren. Maar in de subsidieverlening, direct en indirect, zijn mechanismen ingeslopen, die juist de rijksten en de rijken bevoordelen. Zo gaat er vier keer zoveel belastingaftrek naar de rijkste twintig procent voor hun huizen dan er aan sociale woningbouw gespendeerd wordt voor de armste twintig. Een fenomeen, dat de Nederlander overigens niet vreemd zal voorkomen! En nog bedenkelijker wordt het als we ons realiseren, dat tweehonderd Amerikanen goed zijn voor tachtig procent van de giften aan politieke partijen, giften van vele miljarden en steeds meer miljarden. Wie de smalle marges en de verkeerde buitenlandse en binnenlandse prioriteiten van de VS wil begrijpen, komt dicht in deze buurt.

Misschien staat een beetje symbool daarvoor een recente ambassadeur van de Verenigde Staten in ons land, Roland Arnall. Hij had zijn anderhalf miljard fortuin vooral verworven door de uitvinding van de zg. subprime hypotheken, de atoombom die het financiële stelsel vijf jaar geleden deed ontploffen. Zijn maatschappij werd aangeklaagd voor misleiding en medeverantwoordelijkheid voor een nieuwe golf van armoede. En vooral voor een systeem, dat de bonussen voor de hypotheekafsluiters zo agressief stimuleerde, dat ook honderdduizenden, waarvan zeker was, dat ze nooit konden betalen en aflossen, er toch in trapten. Met een schikking van honderden miljoenen dollars werd vervolging afgekocht. Maar Arnall was ook een van de grote donateurs aan de verkiezingscampagnes van George W. Bush en hij werd beloond met het felbegeerde ambassadeurschap in Den Haag!

Deregulering, de afwezigheid van de notie van een algemeen belang, dat boven de optelsom van individuele belangen uitstijgt, de overtuiging, dat de verzorgingsstaat mensen vooral lui maakt, de afwezigheid van een sociale dialoog, een verkeerde toekenning van subsidies, en afhankelijkheid van de politiek van de gevestigde belangen van een zeer kleine elite: het zijn alle systeemfouten van een kapitalisme, dat in deze vorm onhoudbaar is. In de NRC van 16 augustus geeft Marc Chavannes een indrukwekkend overzicht van publicaties van Amerikanen zelf, waarom hun systeem onhoudbaar is en waarom er alternatieven en ingrijpende correcties ontwikkeld moeten worden. En ook bij deze vierde dimensie van de relatie tussen

14

kapitalisme en ongelijkheid wordt door nogal wat auteurs de vraag gesteld, of we toch eens niet wat beter naar dat sociale marktmodel, dat Rijnlandse model, moeten kijken of het Scandinavische. Want het gaat toch om systeemfouten.

Systeemfouten dus, die vooral de samenleving in de VS bederven, maar die een extra dimensie krijgen, als zij het financiële en later economische systeem van de hele wereld gaan besmetten. En dat gebeurde vijf jaar geleden. Een dramatischer voorbeeld van én ontsporing én vooral de ontoereikendheid van de wereldgemeenschap tot crisissturing en misbruikvoorkoming is niet denkbaar.

Na de kilo's krantenartikelen die de afgelopen week zijn verschenen over de echte oorzaken van die dijkdoorbraak van vijf jaar geleden, met de val van Lehman Brothers en daarna de twee grootste hypotheekbanken, hoeven we niet in herhaling te vervallen.

Behalve misschien op één onderbelicht punt. Dat van gebrek aan ethiek, individueel én collectief. Is dat wél nieuw? Is in onze kring soms de zwakte van de menselijke natuur verrassend en zijn neiging tot het kwade, vooral zijn hebzucht? Nee, dat is niet de verrassing, maar onderbelicht is gebleven de afwezigheid van de norm, de referentie aan het tegendeel, de noodzaak van fatsoen, deugdzaamheid. Greed, hebzucht is niet slecht, maar goed, want de optelsom van de individuele hebzuchten levert een maximale welvaart op. Sta ons niet in de weg - is de leus - met reguleringen en controles, en vooral politiek en samenleving: refereer níet aan zoiets als het algemeen belang. Algemeen belang kunnen we meten noch opleggen. Dus ga je gang.

En verder: internationale en zeker afdwingbare voorschriften moeten zoveel mogelijk worden tegengewerkt en beperkt. Dat hadden ze vanuit de VS al gedaan, toen de rest van de wereld exotische belastingparadijzen probeerde af te sluiten. Die maakten eigenlijk iedere effectieve belastinginvordering bij ontwijkende superrijken onmogelijk – belasting betalen is voor de dommen! Pas toen bleek, dat ze ook door Islam-terroristen gebruikt werden, brak de weerstand.

Maar dat is niet genoeg. Er lopen in de financiële wereld hebzuchtige roofdieren rond, die terug moeten in hun kooi, een kooi van mondiale afmetingen. De spijlen van de naoorlogse instellingen, die ons moesten beschermen, zijn te breed, of staan op de verkeerde plaats en laten ze door. Het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en die andere zg. Bretton Woodsinstellingen moeten hervormd worden. De kerken – ik zei het – pleitten er al sinds vijftig jaar voor. Nu is het moment om te komen tot die versterking van het multilaterale systeem door bestaande instellingen in onderlinge verbondendheid tot nieuwe autoriteit om te vormen. Er broeit iets: topbankiers, die in het gebouw van de Deutsche Bank in Frankfurt bijeen komen om met een kardinaal en theologen te spreken over hoe, wat en langs welke weg. In het aartsbisschoppelijke paleis van Westminster spreken de CEO's van een aantal multinationals waaronder Polman van Unilever met aartsbisschop Nichols: het moet anders. In het Vaticaan zelf komen economen van wereldfaam met politici, met leidende verantwoordelijken van internationale financiële instellingen en met bisschoppen bij elkaar: nu is het moment, handel! En – ik ga nu iets heel onvoorzichtigs zeggen – als die nieuwe Paus het heeft over de obsessie in zijn kerk

15

met abortus, voorbehoedsmiddelen, rechten van homo's en zo nog wat, is dat dan niet een code om aan bijvoorbeeld de Amerikaanse bisschoppen te zeggen: spreek ook eens over milieuschending, armoede, kapitalisme en ongelijkheid. Gebruik jullie grote invloed ook in die richting, net zoals je dat dertig jaar geleden deed. En niet alleen maar klagen, dat er mistanden zijn, maar geef een richting aan: zeg, dat als we niet tot drastische internationale hervormingen komen, de roofdieren, die soms kleine elite, straffeloos hun prooien bij vele honderden miljoenen medeburgers kunnen blijven vinden. Je hoeft niet te treden in het werk en de deskundigheid van goede bankiers, economen, ondernemers en politici, in hun deskundigheid, maar geef richting aan. De vertaling van de beginselen van de christelijk-sociale traditie van solidariteit en subsidiariteit wijst maar in één richting: de nieuwe feitelijke lotsverbondenheid van ons mensen, wereldwijd, vraagt een vangnet voor de armen, ook buiten de grenzen, en tezelfdertijd ook juist instellingen en regels met wereldwijde werking. Dat vraagt zelfs om eindelijk financiële transacties geen bevoorrechte status te geven boven handel in goederen of diensten. Een begin dus van grensoverschrijdende belastingheffing, zoiets als die Tobin Tax. Nee, ik ben geen wereldvreemde idealist: ik zeg het met gegroeide overtuiging de President van de Europese Commissie na.

Maar inderdaad, dat alles kan niet zonder ook die andere oorzaak van die wereldwijde besmetting met hebzucht, en prevalentie van eigen belang aan te pakken. Op die conferentie van de Deutsche Bank zei een topman van Goldman Sachs: alle reguleringen zijn uiteindelijk futiel. Mijn mensen hebben al ontsnappingsroutes uitgedacht voor de inkt ervan droog is. Wat helpt, is alleen als ze gedragen worden door een ethische omslag, herstel van ethiek en moraal. Te beginnen bij de afzonderlijke bankier, maar ook collectief. Bij de instituten als zodanig, in economen- en ondernemersland, in de politiek. Maar dat is snel gezegd. Welke ethiek, welke moraal, en vooral op basis van welke inspiratiebronnen?

Adam Smith kon de vrije markt nog verdedigen, met zijn onzichtbare, corrigerende hand, omdat hij uitging van de algemene acceptatie van de christelijke ethiek en het geloof in een almachtige God. Maar hoe komen we in een cultuur zonder gezamenlijk gedeelde inspiratiebronnen, en dat is het minste van wat we van Wall Street en van de City in Londen kunnen zeggen, tot een notie van algemeen belang, the common good, van ethisch handelen, ook als er geen directe strafsanctie achter de deur staat? Hoe krijgen we terug, om met een voormalige ouderwets degelijke Nederlandse topbankier te spreken, Kalff: die cultuur van een bank, die er is voor de cliënten en niet voor zichzelf, en, zoals hij in de Prooi geciteerd wordt, "wie snel rijk wil worden, moet níet bij een bank gaan werken".

Er zijn voorbeelden, waar over en door de godsdienstige en a-godsdienstige tradities heen er toch iets groeide van een bijna mondiale consensus over wat wel en wat niet goed is. Kinderarbeid, discriminatie op de bekende gronden, respect voor een aantal grondrechten. De mensheid heeft op deze terreinen na 1945 en na 1989 geweldige vooruitgang geboekt, natuurlijk met leemtes en terugval, maar toch. De centrale vraag voor de komende jaren is, of de relatie tussen Geld en Goed, volgens sommigen Geld en God, weer hersteld kan worden. Want, dat geeft ik Lord Brian Griffiths van Goldman Sachs volmondig toe: als er geen herstel komt van die

16

combinatie van individuele en collectieve moraal, dan zal alles wat we verzinnen futiel zijn, van nieuwe belastingen tot sterkere reserves, van afschaffing van bonussen tot internationaal toezicht.

17

3. Onze eigen verantwoordelijkheid

Vier kanten dus aan die ongemakkelijke, maar kennelijk wel inherente relatie tussen kapitalisme en ongelijkheid. Zeker: er zijn nu eenmaal bij marktwerking winnaars en verliezers. Maar hoe ver mag de winst gaan en hoe diep het verlies?

De kern van de benadering in dit verhaal is, dat het vraagstuk van kapitalisme en ongelijkheid in het tweede decennium van deze eeuw geen onoverzichtelijke brij of eenheidsworst is, maar uiteenvalt in vier segmenten:

- de onderste tien-tot twintig procent, die opgesloten blijft of teruggevallen is in grote armoede, in extreme ongelijkheid van inkomen en bezit, én in afwezigheid van kansen;

- en dan al die belangen, die niet voorkomen op de balans van winst en verlies van ondernemingen en ondernemers: milieu, mensenrechten, consumentenbelang, kwaliteit soms, productie en handel van verboden goederen;

- ten derde, die in vele rijke landen krimpende, armer wordende middenklasse, van net op de arbeidsmarkt komende jongeren tot de trekkers van slinkende pensioenen en weggeconcurreerde middenstanders;

- en tot slot, die bovenklasse van the winner takes all en voor wie er geen grenzen lijken aan inkomens- en winstgroei, geen feitelijke landsgrenzen en geen feitelijke regulerings- en bij sommigen ethische grenzen.

Als we die vier dimensies van de veranderingen in de balans van winst en verlies van ons mondiale marktsysteem bekijken, is het het allerurgentst, dat we iets doen aan de grootste verliezers en niet-meekomers: die onderste miljard medemensen. Die moeten – en dat is wezenlijk – snel meer gelijkheid van kansen krijgen, kansen om uit de koker van de een tot twee dollar te ontsnappen. Dat kan. Dat is aangetoond en het succes van die meetbare inzet in de afgelopen jaren om de doelstellingen, zoals die zijn neergelegd in de Millennium Development Goals te halen, is zodanig, dat die benadering moet worden vastgehouden. Dat zegt ook het rapport "A New Global Partnership", dat door de SG van de VN zojuist is aangeboden, onder de veelzeggende titel: Eradicate poverty ánd Transform economies. De ook voor dit thema dubbele boodschap: nu nog hulp, die is uitermate succesvol gebleken, maar tezelfdertijd een structurele hervorming van de economie, die kansen geeft aan die allerarmsten.

Een van de grootste, maar wel redelijk succesvolle, verdraaiingen van de werkelijkheid is dat hulp weggegooid geld is. Dat is natuurlijk een comfortabele boodschap in een tijd, waarin bezuinigd moet worden. Maar het zijn niet de minsten en zeker geen geitenwollensokkenprofeten die zeggen, dat juist wel met deze aantoonbaar geslaagde aanpak moet worden doorgegaan. Bijvoorbeeld David Cameron of de baas van Unilever, Paul Polman. Onderwijs, zorg, water en dat basisinkomen om de kinderen te voeden en de lekken van het dak te dichten. En in die benadering past het werk van Oikocredit perfect: kleine leningen om mensen aan dat inkomen te helpen. Zakelijk en toch barmhartig, renderend en toch niet op winst uit, gecontroleerd, maar in solidariteit, generiek, maar niet anoniem. Die formules, die ook moeten helpen om mensen, producentjes, vrouwen en mannen, uit het informele circuit uit te laten groeien naar het formele, geleidelijk, en hen perspectief

18

en waardigheid te brengen. Ginds, maar ook hier. Al in de Clintonjaren werd de formule van Grameen en Oikocredit relevant geacht voor armoedebestrijding in de VS. Maar nog interessanter is, wat er in het VK gaande is. Kerken daar zetten niet alleen in op voedselbanken, maar ook op micro-krediet en ze doen dat in nauwe samenwerking met scholen! Een groeiend aantal middelbare scholen voert leningprogramma's uit, samen met de parochies waartoe ze behoren, voor mensen uit de buurt, die daaraan behoefte hebben. En die anders dikwijls de echte prooien zijn van de zg. day lenders, geldschieters, woekeraars voor een dag, een week, een maand misschien. Hier komt bovenop de handreiking in waardigheid en aan mensen, die gekend zijn bij hun naam, nog een unieke educatieve dimensie bij: leerlingen van dertien, veertien jaar zien vanuit hun tot bankje omgetoverd klaslokaal die andere realiteit van onze samenleving dan consumptie, mode, chatten en chillen, namelijk die van nood, overleven en echte werkelijkheid. De Nederlandse situatie kent niet of veel minder de uitwassen van bepaalde wijken in de Engelse en Schotse steden, maar ook hier verdient het doorbreken van de feitelijke segregatie, waarin een belangrijk deel van onze jeugd opgroeit, veel meer aandacht.

Dus voor deze uitdaging: allereerst nationaal beleid om kansen te scheppen voor deze groep, versterkt door voortgezet internationaal beleid voor armoebestrijding, versterkte en niet verminderde aandacht voor het zg. civiel-laterale kanaal, d.w.z. armoedebestrijding door particuliere organisaties, waaronder kerken, doorgaan met particuliere acties, zoals Kerk in Actie, en vooral ook ruimte voor nieuwe kansen om de armen hun eigen werken en ondernemen rendabel te maken. Equality of opportunities…..

De tweede correctie, bijsturing betreft niet de meest kwetsbaren, maar hét kwetsbare en weerloze, van milieu tot mensenrechten. Ook daar staan we als gewone burgers, als kerkbetrokkenen, niet aan de zijlijn. Ik had het over het groeiend consumentenbewustzijn. Iedere aankoop en niet alleen iedere investering is een keuze, een statement voor mezelf, voor mijn omgeving en voor verkoper en producent. De macht van de al dan niet georganiseerde consument is gigantisch. De Nederlandse supermarkten moesten ervan wel getuigen in de afgelopen jaren en maanden. En omgekeerd: niet alleen kopersstakingen, maar ook voorkeuren: fair trade-producten en minstens even zo belangrijk: producten, die vergroenen, kinderarbeid uitbannen, werkomstandigheden fatsoeneren. Het begint bij onszelf. Ook bij sparen, datzelfde proces. Sommigen geven net als bij fair trade de voorkeur aan speciale instellingen als Triodos of ASN, anderen selecteren, op basis van de criteria van ethisch beleggen, ook bij "gewone" banken of beleggingsfondsen en het beste: de grote instellingen maken, alsof ze een reep chocolade zijn, duidelijk, wat hun eigen criteria zijn. Individuele keuzes, soms collectief gehefboomd.

Opmerkelijk is in dit verband het True Price Initiatief van de jonge Worldconnectors.

Weer terug naar Engeland. De Anglicaanse Kerk, momenteel onder leiding van - een late roeping - iemand, die zelf ooit olieman en bankier was, gaat een stap verder. Niet alleen uitsluitingen en negatieve criteria, van dit niet en dat niet. Maar met 8 miljard Pond in bijvoorbeeld het eigen pensioenfonds en deposito's van duizenden gemeentes een toch niet onbelangrijke speler. En zij gebruikt die invloed voor een activistisch beleid; op aandeelhoudersvergaderingen: wat is de relatie tussen

19

prestatie en die bonussen; hoe kon het Libor-schandaal passeren; waarom wordt er niet meer alternatief geïnvesteerd? Het gaat om het nakomen van wettelijke én ethische maatstaven, en velen zijn verrast over de weerklank en vooral de coalities met andere, grote aandeelhouders en beleggingsfondsen.

De zorg voor het kwetsbare is zo ook zaak van overheden, multilateraal, anders is het in vele gevallen gewoon niet effectief, regionale en nationale overheden, maar zeker hier ook en zeker in deze fase van ontdekking van burgers en hun verenigingen, van media, van instellingen en kerken, en vooral ook van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

En dan is er die derde les. In de VS. Die daar in ieder geval krimpende middenklasse, drie maal in een kwart eeuw de bedrieglijke beurs opgelokt of in een te duur huis ingeleend, met een alleen door samen en langer werken misschien gelijk gebleven inkomen, met vertrek van banen naar Mexico of China. Of in Europa, met die belofte van een bétere toekomt voor kinderen die vergruzeld wordt in jeugdwerkeloosheid. En met die schuldenberg, die Keynesiaans beleid van aanmoediging onmogelijk schijnt te maken?

Doen we er wat aan, kunnen we er wat aan doen? Hét politieke debat van vandaag. Acceptatie van de globalisering of ontkenning in vluchtillusies?

Allereerst dit: als vanuit de hoogburgen van het kapitalisme gezegd wordt, dat ons christelijk-sociale Rijnlandse of mild sociaal-democratische Scandinavische model een aantrekkelijk alternatief zou kunnen zijn, dan moeten wij die bal keepen. Het is verbijsterend, dat die discussie nauwelijks opgepakt wordt. Sommigen van ons lijken in '89 te zijn blijven steken: het Angelsaksische model had gewonnen. Milton Friedman zij gegloofd en geloofd. Anderen willen terug naar de zekerheden en beschermingen van onze verzorgingsstaat van 1980. Maar wie zegt, dat het wel om waarden gaat als gerechtigheid en solidariteit, maar ook verantwoordelijkheid en gebruik van talenten komt op iets anders uit. Wie hecht aan de waarden van de christelijk-sociale inspiratie en tezelfdertijd weet, dat de vertaling ervan plaats en tijd gebonden is, komt nu uit op één woord: hervorming. Waardigheid van iedere mens houdt ook in toegang tot eigendom. Ooit werd dat vertaald in een toen uniek beleid om de arbeider middels belastingverlichting kans op een eigen huis te geven. Maar die faciliteit verwerd tot een massieve subsidie aan de rijken en rijksten, én tot onbetaalbaarheid van de woning voor de starter. Ooit werd het dagloon omgezet in arbeidszekerheid en bescherming tegen ontslag. Terecht. Maar op een volstrekt uit balans geraakte en disfunctionerende arbeidsmarkt worden zo anno 2013 tienduizenden werkplaatsen niet opgevuld in plaats van gered, en verhuizen, terwijl de arbeidsloosheid explodeert. Sommigen van ons moeten los komen uit de adorering van een volstrekt liberale economie, maar binnen de christelijk-sociale beweging moet ook gesproken kunnen worden over wat ons wel concurrerend maakt, hoe talenten het best kunnen worden ingezet, hoe sparen en productief investeren kunnen samengaan, hoe verantwoord maatschappelijk ondernemen van façade tot huiskamer wordt. Christelijk-sociaal moet weer synoniem worden met modernisering, dialoog en inderdaad een echte middenpositie durven innemen. We mogen niet blijven steken in 1960 of 1980. Globalisering en duurzaamheid zijn opdrachten en kansen, zoals ooit de acceptatie van industrialisatie en modernisering

20

die beweging relevant heeft gehouden voor de eigen betrokken en voor heel de samenleving. Het is werkelijk te gek voor woorden, dat wij wel vijftig jaar lang getekend hebben voor solidariteit met de armen in de rest van de wereld, maar nooit een eigen herkenbaar christelijk-sociaal ontwikkelingsbeleid geformuleerd hebben, met een onderstreping van principes als eigen verantwoordelijkheid, subsidiariteit en dialoog. Nee, we gaven anderen een polsstok om een etatistisch of een paternalistisch beleid te voeren.

Waar wij aan moeten werken is een vernieuwd sociaal-economisch en ecologisch marktmodel. Dat kan een grote toekomst hebben, hier en wereldwijd, maar wij zullen het wel mee moeten heruitvinden en uitdragen.

Kristallisatiepunt daarbij is, of we de moed en de visie hebben om het mondiaal financieel stelsel daarbij afdoende te betrekken. En daarmee de excessen van de top van het inkomens- en vermogensgebouw. Misschien omdat het technisch zo gecompliceerd is, misschien ook, omdat we ons zo machteloos voelen is er in ons land en ook in onze kringen nauwelijks een zakelijk debat en een vertaling van onze waarden in een nieuwe globale architectuur. We komen niet veel verder dan te zeggen, dat de bonussen moeten worden afgeschaft. Maar ook al is het overduidelijk, dat de extreme inkomensverschillen op den duur ernstige maatschappelijke en politieke ontwrichtingen tot gevolg zullen hebben, het blijft in de geschiedenis een hardnekkig misverstand, dat als de een minder verdient, dat erbij komt bij de ander. Nee, waar het om gaat is een totale architectuur voor een nieuwe humane en participatoire globalisering, niet bedreigend, maar perspectief biedend. Voor de armsten elders en de achterblijvers en afhakers hier. En de dakverdieping van dat globaliseringsgebouw moet de behuizing van een nieuwe financiële en bancaire ordening verschaffen. Die ordening zal namelijk mondiaal zijn of niet zijn. Daar is geen ruimte voor belastingparadijzen of een ratrace in deregulering tussen verschillende staten, die allemaal een zo groot mogelijke hap willen hebben van de wereldwijde bankensector. Daar moet ruimte zijn voor mondiale garantie- en vangnetstelsels en, zoals gezegd, moeten we durven discussiëren over de mogelijk- en onmogelijkheden van belasting op financiële transacties. Waarom hebben we het daarover in ons land nauwelijks, en wordt die discussie wel gevoerd in andere landen. "Financiën, een beschouwing vanuit het Christendom", is de titel van een boek, niet van een monnik of wereldvreemde idealist, maar van Pierre, Graaf de Lauzun, die in de top zit van de Franse AFM, de toezichthoudende financiële autoriteit daar. En in Duitsland is het boek van Marx, Das Kapital, in Der Spiegel uitgegroeid tot Spiegelbestseller. Geen misverstand, niet dat boek uit 1867, maar van naamgenoot Reinhard Marx, momenteel aartsbisschop van München! En op meerdere plaatsen in Europa komen ondernemers, financiers en theologen bij elkaar rond die vraag naar een nieuwe financiële architectuur. En in ons land? Het gaat er niet om, dat het thema geen belangstelling heeft, maar het gaat erom, dat er veel te weinig dialoog is tussen ethici, ook christelijke ethici en de vakmensen, die in de frontlinie de politieke, economische en financiële klussen moeten klaren. Het boek van Arjan Broers is een uitzondering en ook, die nacht over "Geld en God", die op instigatie van Frits Goldschmeding is gehouden, hoort in deze rij. En natuurlijk zijn er talloze publicaties en conferenties over het slechte van geld, en dat die Euro er nooit had mogen komen en dat de wereld niet deugt, enz., maar het gaat om een echte dialoog tussen sociaal-

21

ethici en de realo's van de financiële wereld. Oikocredit zou hier wel eens een brugfunctie kunnen vervullen, samen met bijvoorbeeld het Christelijk-Sociaal Congres en een of meer grote banken of een samenwerkingsverband daarvan. Daar is behoefte aan.

En daar is ook behoefte aan, omdat we nog steeds met die andere vraag zitten van Lord Brian Griffith, van Goldman Sachs. Hoe krijgen we toch die nieuwe combinatie van individuele en collectieve, zeg institutionele ethiek? Zíjn antwoord is helder: Kerken, religieus geïnspireerde bewegingen, levensbeschouwelijke stromingen en denktanks moeten niet aarzelen over die vragen zich te bezinnen en antwoorden ter discussie te stellen. Ze doen dat over zoveel andere kwesties, maar laat dan deze dimensie van kapitalisme en ongelijkheid niet liggen. En ik weet, dat er ook in ons land een kern van bankiers is die beseft, dat niet regulering, niet scheiding van functies, niet afschaffing van bonussen en versterking van reserves het enige antwoord is, maar dat de noodzakelijke terugkeer van vertrouwen bij het publiek alleen tot stand komt op basis van een andere cultuur, die van dienstverlening en een hoog ethisch besef.

In het begin van de vijftiger jaren was er die oproep vanuit dezelfde principes en vanuit dezelfde inspiratiebronnen om te komen tot vrede, verzoening en onderlinge solidariteit in Europa, en dat niet bij ontmoetingen en intenties te laten, maar te vertalen in uiteindelijk bovennationale instituties. Misschien staan we weer op zo'n kruispunt om die realiteit van de globalisering te gaan verbinden met vormen van multilateraal gezag en recht. Op basis van een mensbeeld, een ethiek, waarden, die het algemeen welzijn en de waardigheid van ieder individu als referentiepunt erkennen.

Au travail!!

22

4. Van macro naar micro

Het werk en de discussie over de grote wereld met zijn uitdagingen niet schuwen. Maar intussen leeft die armste groep niet van woorden.

Het werk van Oikocredit is sinds 1975 niet alleen professioneler geworden; daar spreken anderen vandaag over, maar de ontwikkelingen van de afgelopen jaren hebben het ook anders gepositioneerd. Zo'n veertig jaar geleden hadden we met inflatie te maken, die hier bijna de twee cijfers naderde, en in landen van onze kredietverlening de drie cijfers of meer. Navenant was geld kostbaar, soms hier wel tien tot twaalf procent. En dan kwam Oikocredit met een voorstel van twee…..

Arme diakens, die dat tegenover hun kerkmeesters moesten verdedigen.

En dan die risico's. Ooit bood de Rabo een prachtige lening aan aan Nederlandse emigranten in Brazilië. En die weigerden; weigerden om de eenvoudige reden, dat ze straks met hun zwakke cruzeiro vier of vijf keer de hoofdsom moesten terugbetalen in die harde guldens.

De rente van twaalf procent is op de deposito's rond de anderhalf gaan schommelen; dus onder het beloofde rendement van Oikocredit; opkomende landen moeten de toestroom van geld uit het Noorden door enge sluizen kanaliseren wil hun economie niet overstromen. Wat ooit hard was, is dat minder geworden en zacht werd keihard.

Maar het belangrijkste in de afgelopen bijna veertig jaar is dat ons inzicht in wat wel en wat niet helpt bij de bestrijding van armoede, sterk is toegenomen. Microkrediet is zoiets, mits, mits, mits: fijnvingerig, verworteld, cultuurspecifiek, sober en realistisch.

En het gaat niet meer om arme ontwikkelingslanden, één grote hoop, maar om die armsten in de ontwikkelingslanden en hier!

En daarom is er nog iets anders, naar ons zelf toe. De internationale solidariteit heeft in ons land in de afgelopen drie, vier jaren een enorme dreun gekregen. De wissel van armoedebestrijding naar een humane globalisering hebben we slecht genomen. En we zijn moe geworden.

En daarom is het zo belangrijk, dat ook een volgende generatie ziet, dat er die combinatie wel kan zijn van nood en hoop, van achterstand en kans. Ik sprak over die educatieve projecten in het VK. En ik sprak over mijn eigen ervaring op mijn fietsje in Nuenen, geld ophalen voor het Veefonds, een kwartje voor een gestorven koe.

Achterstand en kans, ook daar.

Ik sprak ook over de noodzaak van een fundamenteel debat over de grote financiële architectuur. Onze oudste kleindochter is nu ook negen, net als ik toen. Als Oikocredit het nu eens zou bevorderen, dat we onze Cato en later die andere acht kleinkinderen een aandeeltje zouden kunnen geven. Natuurlijk, de rest van de jaarlijkse schenking wordt gewoon belegd, voor straks, die studie, die verhuizing. Ook dat Oikocredit-aandeel is dan misschien nodig en dat kan gewoon worden terugbetaald, maar intussen is er een even oud meisje in Kenia, dat wel haar lagere school heeft kunnen

23

afmaken, wel naar die high school is gekund. Die lening heeft het verschil gemaakt….. Het moet voor Oikocredit in het tijdperk van ICT toch niet te moeilijk zijn een jaarlijks voortgangsberichtje van zo'n mirakel over te sturen aan dat jonge kredietverstrekstertje hier.

24

Literatuur

Jerry Muller, Capitalism and Inequality Foreign Affairs, March/April 2013

For richer, for poorer, The Economist, Special Report on the World Economy, October 13th 2012

Towards reforming the international financial and monetary systems in the context of global public authority, Pontifical Council for Justice and Peace, Rome 2011

Banking on the Common Good, Finance for the Common Good, Colloquium of the Pontifical Council for Justice and Peace, Konrad Adenauer Foundation and Uniapac, Rome May 12-13, (with important contributions a.o. of Dr. Eduardo Aninat, Jacques Camdessus, Steven Vanackere, Pierre de Lauzun)

Pierre de Lauzun, Finance, un regard chrétien

Arjan Broers, Geld en Goed

Reinhart Marx, Das Kapital

Dr. Eduardo Aninat, An Authority over Globalisation, unpublished paper

Maarten Biermans, Decency and The Market

Marc Chavannes, De Amerikaanse Kloof, NRC 18 augustus 2013

Gert van Maanen, The Dream and the Markets, Liber Amicorum 60 Jaar Wereldraad

Gert van Maanen, Microkrediet, Schuld of zuurstof, Festus 20 april 2013

Gert van Maanen, Armoedebestrijding en Oikocredit (ongepubliceerd)

The Tablet, August 3, 2013, Special on banks, credit unions, investments

A New Global Partnership, Report of the High-Level Panel of Eminent Persons on the Post-2015 Development Agenda, New York 2013

Centesimus Annus, Pauselijke Encycliek, 1991

Caritas in Veritate, Pauselijke Encycliek, 2009

25