VERGILIUS AENEIS 6.268-294

14
Naar de ingang van de onderwereld Afvaart van Aeneas ‘Laat alle hoop varen, gij die binnen treedt’ Citaat uit de Divina Commedia van Dante. Dit staat in dit boek boven de ingang van de Hel geschreven.

Transcript of VERGILIUS AENEIS 6.268-294

Page 1: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

Naar de ingang van de onderwereld

Afvaart van Aeneas

‘Laat alle hoop varen, gij die binnen treedt’

Citaat uit de Divina Commedia van Dante. Dit staat in dit boek boven de ingang van de Hel geschreven.

Page 2: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

268 Ibant obscuri sola sub nocte per umbramperque domos Ditis vacuas et inania regna:

Ze gingen in het donker door de eenzame nacht door de schaduw en door het lege huis van Dis en het lege koninkrijk:

268 obscuri – bijv nw; congr met het ond

sola – congr met ?

nocte

Welke stijlfiguren zie je in 268-269?

trikolon: umbram, domos, regna

alliteratie: sola, sub; domos Ditis

Page 3: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

270 quale per incertam lunam sub luce malignaest iter in silvis, ubi caelum condidit umbra

272 Iuppiter, et rebus nox abstulit atra colorem.zoals er bij onzeker licht onder de schemerige maan een weg is in de bossen, wanneer Juppiter de hemel verborgen heeft in de schaduw, en de donkere nacht de dingen hun kleur heeft afgenomen.

270 quale: hier begint een vergelijking. Wat zijn

de drie delen vd vgl.?

1. Ibant - hun tocht naar Onderwereld

2. wordt vgl. met - iter in silvis (een tocht door de bossen)

3. Tertium comparationis: incertam lunam , sub luce maligna,

umbra, rebus nox abstulit atra colorem

(duisternis en kleurloosheid)

270 incertam lunam luce maligna - chiasme

Page 4: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

273 Vestibulum ante ipsum primisque in faucibus OrciLuctus et ultrices posuere cubilia Curae,

Voor het voorportaal zelf en in de eerste ingang van de Orcus hebben Rouw en de wrekende Gewetenswroeging hun bedden neergezet,

273 -289: Vergilius geeft vanaf hier een beschrijving van de ingang van de onderwereld. Hij noemt eerst allerlei gepersonifieerde gevoelens / kwellingen, die met het overlijden van mensen, rouw en verdriet te maken hebben en dus kennelijk ook in/bij de onderwereld huizen. De hele beschrijving bestaat uit 3 groepen:•vestibulum ante ipsum (273):kwellingen•in medio (282): misleidende dromen•in foribus (286): mythol. gedrochten

274 posuere = posuerunt

Page 5: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

275 pallentesque habitant Morbi tristisque Senectus,et Metus et malesuada Fames ac turpis Egestas,

277 terribiles visu formae, Letumque Labosque;en (daar) wonen de bleke Ziektes en de droevige Ouderdom, en Vrees en de misleidende Honger en de schandelijke Armoede, vreselijke gestaltes om te zien, en de Dood en Ellende;

-

Page 6: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

278 tum consanguineus Leti Sopor et mala mentisGaudia, mortiferumque adverso in limine Bellum,

dan de broer van de Dood, Slaap en van de geest de slechte Genietingen, en de doodbrengende Oorlog op de drempel er tegenover,

278 consanguineus (Leti) – bijstelling bij Sopor

Slaap werd altijd als verwant aan de dood beschouwd in de Oudheid. Ook in de Griekse mythologie heetten de dienaren van Hades al Hypnos (=slaap) en Thanatos (=dood). Zij haalden gestorven mensen naar de onderwereld.

Op de afbeelding staat ook Hermes, die

alle mensen die onderweg waren begeleidde,

dus ook de doden op hun laatste weg,

Page 7: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

280 ferreique Eumenidum thalami et Discordia demensvipereum crinem vittis innexa cruentis.

en de ijzeren slaapkamers van de Eumeniden en de gestoorde Tweedracht haar slangenhaar omwonden met bebloede linten.

280 Eumeniden = Furiën: vrouwelijke wezens in onderwereld, die de doden hielpen bewaken

Discordia = Eris; godin van ruzie

Page 8: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

282 In medio ramos annosaque bracchia panditulmus opaca, ingens,

Middenin spreidt zijn takken en armen een enorme schaduwrijke olm,

-

Page 9: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

283 quam sedem Somnia vulgovana tenere ferunt, foliisque sub omnibus haerent.

een plaats waarvan ze zeggen dat de ijdele Dromen in groten getale bezetten, en zij blijven steken/hangen onder alle bladeren.

283 quam – betr vnw; verwijst naar (282) ulmus

283-4 Somnia tenere – AcI bij ferunt (=ze zeggen)

Page 10: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

285 Multaque praeterea variarum monstra ferarum,Centauri in foribus stabulant Scyllaeque biformes

En bovendien houden monsters van verschillende wilde dieren, Centauren, zich op bij de deur/ingang en de Scylla’s met twee gestaltes

286 biformes: kan congr. met Scyllae, maar ook met Centauri én Scyllae. Dat laatste is wschl. bedoeld: beide zijn wezens die uit delen bestaan:

Centaur = mens + paard

Scylla = meisje + middel met hondenkoppen

Page 11: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

287 et centumgeminus Briareus ac belua Lernaehorrendum stridens, flammisque armata Chimaera,

289 Gorgones Harpyiaeque et forma tricorporis umbrae.en de 100-armige Briareus en het monster van Lerna, dat het huiveringwekkend sist, en de Chimaera, gewapend met vlammen,de Gorgonen en Harpijen en de gestalte van een drielichamige schim.

Hercules verslaat de Hydra van Lerna

Een Chimaera: kop van leeuw, lijf van geit en staart van slangen

Page 12: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

Medusa, één van de Gorgonen: monsterlijke vrouwen met slangenhaar.

Een Harpij: half vrouw, half roofvogel

Hercules vecht met Geryon, een reus met drie lichamen

Page 13: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

290 Corripit hic subita trepidus formidine ferrumAeneas strictamque aciem venientibus offert,

Daar grijpt Aeneas bang door plotselinge angst zijn zwaarden hij houdt degenen die komen de getrokken scherpte voor,

290 hic = in foribus

subita – bijv nw, vrouw van subitus; congr met formidine;

abl ev dus

291 Aeneas – enjambement: je vraagt je even af,

wie er bang zijn zwaard trekt en dan komt

het antwoord: Aeneas

Page 14: VERGILIUS AENEIS 6.268-294

292 et ni docta comes tenues sine corpore vitasadmoneat volitare cava sub imagine formae,

294 inruat et frustra ferro diverberet umbras.en als zijn wijze metgezel niet waarschuwt dat er ijle wezens zonder lichaam rondvliegen onder de lege schijn van een gestalte, zou hij erop af kunnen stormen en hij de schimmen vergeefs uiteen slaan met zijn zwaard.

292 docta comes = de Sibylle (zij komt er vaker en weet alles vd

onderwereld; hier: het is zinloos tegen schimmen te vechten:

ze zijn lichaamloos (wordt zelfs 3x genoemd: tenues, sine

corpore, cava … formae)

294 inruat , diverberet– coni potentialis: levendig; het lijkt of Aeneas

dat nog kan doen.