VERGILIUS AENEIS 6.42-76

19
De grot van de Sibylle

Transcript of VERGILIUS AENEIS 6.42-76

Page 1: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

De grot van de Sibylle

Page 2: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

De reizen van Aeneas vanaf Troje. De ontmoeting met de Sibylle heeft plaatsgevonden in het laatste deel van zijn reis, in de buurt van Cumae. Vlak voor hij Latium zal gaan stichten dus.

Page 3: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

De Sibylle van Cumae. Op de linker afbeelding zie je haar in haar grot met de Vesuvius op de achtergrond.

Page 4: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

42 Excisum Euboicae latus ingens rupis in antrum,quo lati ducunt aditus centum, ostia centum,

44 unde ruunt totidem voces, responsa Sibyllae.Uitgehakt (is) de zijwand van de Euboïsche rots tot een enorme grot, waarheen 100 brede kloven leiden, 100 openingen,waarvandaan evenveel stemmen stromen, de antwoorden van de Sibylle.

42 excisum – onzijdig, omdat latus onz. is

ww. est ontbreekt: ellips

Euboicae congr. met …….. ?

rupis (hyperbaton)

De rots wordt Euboicae genoemd, omdat Cumae gesticht was door

Chalcidike (Chalkis), een stad op het Griekse eiland Euboia (poeta

doctus) – zie volgende dia.

43 aditus centum, ostia centum – welke stijlfiguren?

repetitio van centum, asyndeton, parallellie

44 voces, responsa – asyndeton.

Page 5: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

Chalkis op Euboia

Page 6: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

45 Ventum erat ad limen, cum virgo ‘poscere fatatempus’ ait; ‘deus ecce deus!’

Ze waren bij de ingang gekomen, toen de maagd zei:het is tijd om de orakels te vragen; kijk, de god, de god!

45 ventum erat – van venire; onpersoonlijke uitdrukking;

onderwerp = Aeneas en Sibylle

virgo – wie wordt bedoeld?

de Sibylle

46 tempus – vul aan est (ellips)

deus – welke god wordt bedoeld en hoe wordt hij

verderop in de tekst genoemd?

Apollo, (56) Phoebus

Page 7: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

46 Cui talia fantiante fores subito non vultus, non color unus,

48 non comptae mansere comae; Bij haar, terwijl zij dergelijke dingen zei voor de ingang, bleven plotseling niet de gezichtsuitdrukking, niet de gelaatskleur hetzelfde, niet de verzorgde haren;

46 cui – rel aansl. Verw. naar virgo (45)talia – onz mv van talis (dergelijke dingen / woorden)

fanti – dat. ev PPA van het ww fari (deponens), een typisch Vergilius-werkwoord voor ‘zeggen’ (onthouden!!); vaak ook wordt het PPP hiervan gebruikt: fatus / fata = nadat hij/zij had gezegd

47 non color unus – ze krijgt dus een andere kleur48 mansere – welke vorm en hoe zie je dat?

3e mv perf Act; - ere = -erunt; lijkt op een infin, maar hier zie je een perf.stam (mans- v. manēre)

47-48 Welke stijlfiguren zie je?trikolon (vultus, color, comae), repetitio van non, asyndeton, alliteratie (comptae comae)

fari

Page 8: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

48 sed pectus anhelum,et rabie fera corda tument, maiorque videri

50 nec mortale sonans, afflata est numine quandoiam propiore dei.

maar haar borst is hijgend en haar wilde hart is gezwollen door razernij, en ze is groter om te zien en niet sterfelijk klinkend, aangezien zij bezield is door de reeds dichtbije macht van de god.

48 ellips van est

49 rabie – welke naamval?

abl van rabies

50 mortale – onz van mortalis;

onz hier als bijwoord gebruikt

numine congr met (51) propiore (hyperbaton)

51 propiore – (compar) congr met numine

Page 9: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

51 Cessas in vota precesque,Tros’ ait ‘Aenea? Cessas? Neque enim ante dehiscent

53 attonitae magna ora domus.’ Et talia fata conticuit.

Aarzel je om over te gaan tot beloftes en gebeden, Trojaan Aeneas? zei ze, aarzel je? Want niet eerder zullen zich openen de grote openingen van het bezielde huis. En nadat zij dergelijke dingen had gezegd, zweeg ze.

51-52 cessas, cessas – repetitio; legt extra nadruk op de aarzeling van Aeneas.

51 vota, preces – preces is het uiten van wat je wil (je wensen dus), vota is de belofte die je ervoor in ruil doet aan de god.

52 Aenea – voc van Aeneas

neque enim ante – niet eerder dan wat?

dan dat Aeneas overgaat tot

vota precesque.

53 attonitae hoort bij domus (gen ev V)

fata – wat is dit voor woord?

PPP van fari

Page 10: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

54 Gelidus Teucris per dura cucurritossa tremor, funditque preces rex pectore ab imo:

Een koude siddering trok bij de Trojanen door de hardebotten, en de koning stort(te) gebeden uit vanuit het diepst van zijn hart:

54 gelidus congr met (55) tremor; hyperbaton; extra nadruk op gelidus.

Waar schrikken ze zo van?

van de verandering in de Sibylle

Waar hoort dura bij?

bij (55) ossa

Teucris – andere naam voor Trojanen

55 fundit – verklaar de tijd

praes historicum (cucurrit is wel perf)

Page 11: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

56 Phoebe, graves Troiae semper miserate labores,Dardana qui Paridis derexti tela manusque

58 corpus in Aeacidae,Phoebus, altijd medelijden hebbend met het zware lijden van Troje, die de Trojaanse wapens van Paris heeft gericht en de handen naar het lichaam van de kleinzoon van Aeacus,

56 Phoebus = Apollo; hielp Trojanen in Trojaanse Oorlog. Hielp ook Paris om Achilles precies in zijn achillespees te schieten.

miserate – voc van miseratus (=ppp van deponens miserari).

Congr. met ?

Phoebe

57 direxti = direx-isti, 2e ev perf; Aeneas

spreekt Apollo direct aan

58 Aeacidae – patronymicum

(= Achilles)

Phoebus Apollo

Paris (links) schiet m.b.v. Apollo (midden) Achilles neer.

Page 12: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

58 magnas obeuntia terrastot maria intravi duce te penitusque repostas

60 Massylum gentes praetentaque Syrtibus arva:zoveel grote landen omgevende zeeën heb ik bereisd onder jouw leiding en langs de verafgelegen volken van de Massyliërs en de kusten, gelegen voor de Syrten:

58 obeuntia – ppa, congr. met (59) maria; terras is lijd vw bij obeuntia.

59-60 maria, gentes, arva: trikolon

Page 13: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

61 Iam tandem Italiae fugientes prendimus oras. Hac Troiana tenus fuerit fortuna secuta;

Nu eindelijk bereiken wij vluchtend de kusten van Italië / de vluchtende kusten van Italië. Moge het Trojaanse lot ons tot hier gevolgd hebben.

61 fugientes kan grammaticaal bij het onderwerp (wij) horen en bij oras.

62 Troiana fortuna = het noodlot (Troje is immers vernietigd).

fuerit – coni perf. Het perfectum geeft aan, dat Aeneas wenst, dat

het lot dus nu klaar is met volgen en dat het hen nu beter zal

gaan (dankzij de hulp van Apollo)

Een verzoek aan een god wordt vaak ingeleid door redenen, waarom de god zou helpen. Wat zijn de 2 dingen die Aeneas noemt?

- Apollo heeft Trojanen eerder geholpen

- Aeneas heeft lange reis gemaakt

Page 14: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

63 vos quoque Pergameae iam fas est parcere genti,dique deaeque omnes, quibus obstitit Ilium et ingens

65 gloria Dardaniae.Het is geoorloofd dat jullie ook het Trojaanse volk nu sparen, alle goden en godinnen, aan wie Ilium aanstoot gaf en de grote roem van Troje.

63 Pergamum – streek waar Troje in lag

iam fas est … parcere – Aeneas bedoelt, dat ze dit tot nu toe niet

hebben gedaan (maar nu wel moeten gaan doen)

64 di-que deae-que – polysyndeton

di = dei (mv van deus)

obstitit + dat – aanstoot geven

= ergernis veroorzaken bij

quibus obstitit …: denk bv aan Iuno die Troje

steeds tegenwerkte.

Page 15: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

65 Tuque, o sanctissima vates,praescia venturi, da (non indebita posco

67 regna meis fatis) Latio considere Teucroserrantesque deos agitataque numina Troiae.

En jij, zeer heilige profetes, wetend van het komende, geef (ik vraag niet een rijk dat mij door het lot niet toekomt) dat de Trojanen zich vestigen in Latium en de rondzwervende goden en de opgejaagde goddelijke machten van Troje.

65 tu = Sibylle, aangesproken als een soort godin die ook wensen kan vervullen.66 venturi – welke vorm van welk ww?

ptc fut van venireonzijdig, zelfst gebruiktventurum = datgene, wat zal komen

da – imper van dare +AcI)68 errantes deos, agitata numina – welke goden bedoelt Aeneas?

de Penates van Troje, voor wie hij een nieuwe stad moest stichten.

Latium, de streek waar nu Rome in ligt

Page 16: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

69 Tum Phoebo et Triviae solido de marmore templuminstituam festosque dies de nomine Phoebi.

71 Te quoque magna manent regnis penetralia nostris:Dan zal ik voor Phoebus (Apollo) en voor Trivia (Diana) een tempel uit stevig marmer oprichten en feestdagen naar de naam van Phoebus. Ook jou wacht een grote tempelruimte in ons rijk:

69 tum – nl. als de Trojanen zich in Latium hebben gevestigd.

Vanaf deze regel beginnen de vota, de beloften die

Aeneas gaat doen als dank voor de hulp van Apollo.

solido de marmore – marmer werd in Aeneas’ tijd

helemaal nog niet gebruikt. Wel in Augustus’ tijd!

Augustus is een soort nieuwe Aeneas, vervult diens

belofte.

70 instituam - futurum

Diana, tweelingzus van Apollo

Page 17: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

72 hic ego namque tuas sortes arcanaque fatadicta meae genti ponam, lectosque sacrabo,

74 alma, viros.Want hier zal ik jouw orakeluitspraken en geheime lotsbeschikkingen uitgesproken voor mijn volk, opbergen, en ik zal tot priester maken uitgekozen mannen, goedgunstige.

72 hic / tuas – waarnaar verwijst dit?

hic = templum (69) tuas = vates / tu (65)

tuas sortes arcanaque fata = de Sibyllijnse boeken

74 alma = de Sibylle

Page 18: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

Volgens de legende had de Sibylle de 12 Sibyllijnse boeken aan koning Tarquinius Superbus aangeboden. Die vond ze echter te duur, waarna de Sibylle er telkens 3 in het vuur wierp. De laatste drie heeft Tarquinius uiteindelijk voor veel geld maar wel gekocht, omdat hij toen pas snapte iets waardevols in handen te hebben.

Page 19: VERGILIUS AENEIS 6.42-76

74 Foliis tantum ne carmina manda,ne turbata volent rapidis ludibria ventis;

76 ipsa canas oro.’ Finem dedit ore loquendi.Vertrouw niet slechts aan de bladeren de voorspellingen / zangen toe, opdat ze niet wegvliegen, opgejaagd als speelballen voor de snelle winden; ik smeek (dat) jij ze zelf zingt.’ Hij gaf met zijn stem een einde van zijn/het spreken.

76 ipsa – vrouwelijk; hieraan kun je zien, dat deze

wens nog aan de Sibylle is gericht.

canas – coni praes (oro ut … canas)

loquendi – gerundium , genit.