Veranderende paradigma’s in de lokale overheid€¦ · veranderende paradigma’s in de lokale...
Transcript of Veranderende paradigma’s in de lokale overheid€¦ · veranderende paradigma’s in de lokale...
2011
Veranderende paradigma’s in de lokale overheid
2011
4 publicatie sint gerlach gesprekken
publicatie sint gerlach gesprekken 5
voorwoord
In het najaar van 2011 bracht Blommestein Groep op Château St. Gerlach een select gezelschap van zo’n
40 thought leaders van binnen en buiten de lokale overheid bij elkaar in een tweedaagse, exclusieve en
inhoudelijke verdieping op veranderende paradigma’s in de lokale overheid. Het verstrekpunt voor de
Sint Gerlach Gesprekken vormde de gedachte dat de bestuurlijke en maatschappelijke context waarin
de gemeente opereert aan verandering onderhevig is. Dat vraagt om een kritische blik op het eigen
handelen, de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de gemeente en de positie van de gemeente
ten opzicht van haar stakeholders: de burger, maatschappelijke partners en andere overheden. Tijdens
de Gesprekken werd duidelijk dat er verschillende factoren van invloed zijn op de paradigmashift in de
lokale overheid. Daarom brachten we naast de expertise en ervaring van bestuurders en maatschappelijke
partners ook ‘denkkracht van buiten’ in de gesprekken in.
Het steven van de Sint Gerlach Gesprekken was om alle aanwezige denkkracht te bundelen en gezamenlijk
de ingrediënten van een visionair en duurzaam gedachtegoed voor de lokale overheid te verkennen. De
verhouding tussen overheid en burger, de gewenste verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten
en Rijk, de nabijheid van de gemeente als eerste overheid en het rendement van maatschappelijke
investeringen waren onderwerpen die in de Gesprekken aan de orde kwamen.
Tijdens de Sint Gerlach Gesprekken werden in een intensief tweedaags programma met dinergesprekken,
avondoverwegingen en tweegesprekken maar ook met culturele, culinaire en creatieve hoogtepunten
veranderende paradigma’s in de lokale overheid in alle openheid met elkaar besproken.
We danken, mede namens Ernst & Young en het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten, iedereen
die heeft meegewerkt aan de totstandkoming van deze publicatie. We hopen dat u als lezer erdoor
geïnspireerd zult raken.
martien louwersprogramma manager
eugénie blommesteinalgemeen directeur
6 publicatie sint gerlach gesprekken
burgerschap, visie en nieuwe takenAlles moet bevochten worden: dat zou de samenvatting kunnen zijn van de Sint Gerlach Gesprekken. Bestuurders van gemeenten, sociale werk- voorziening, corporaties en andere instellingen kwamen er samen om te debatteren over het lokaal bestuur en de nieuwe taken die gemeenten krijgen op het gebied van de AWBZ, jeugdzorg en de Wet werken naar vermogen.
samenwerking‘Alles moet bevochten worden’ is het motto van Camille Oostwegel, die Sint Gerlach in oude luister
herstelde. Tijdens zijn welkomstwoord legde hij uit wat hij daarmee bedoelt: de restauratie van het
complex was bijzonder ingewikkeld, omdat talloze partijen erbij betrokken waren. Het werd een succes
dankzij samenwerking en het leggen van verbindingen. Dat is ook van toepassing op het onderwerp van
de Sint Gerlach Gesprekken, want een belangrijke conclusie was dat gemeenten de nieuwe taken alleen
goed kunnen oppakken als zij gebruikmaken van de expertise van anderen en samenwerken met respect
voor elkaars belangen.
synopsis
publicatie sint gerlach gesprekken 7
integraal werkenWillen gemeenten hun nieuwe taken succesvol kunnen uitvoeren, dan zullen ze integraal moeten werken,
zo was een conclusie. De drie decentralisaties komen dan wel in drie afzonderlijke wetsvoorstellen en
in drie tranches op gemeenten af, men kan ze integraal als één transitie oppakken. Kopieert men de
verkokering van het Rijk, dan zal het budget ontoereikend blijken en zullen maatschappelijke problemen
niet worden opgelost. Herhaaldelijk klonk daarom tijdens de Gesprekken de roep om meer beleidsruimte:
met die ruimte kunnen gemeenten de taken aan. Dat vraagt ook visie en regie van de gemeentelijke
bestuurders: zij moeten weten wat ze willen met hun stad of dorp. Het beeld van de burger is daarbij
leidend: wie is het, welke ondersteuning heeft die nodig?
de burger als coproducentGemeenten zullen meer dan vroeger een beroep moeten doen op hun burgers. Niet de burger als passieve
consument, maar de actieve burger die als coproducent een bijdrage levert aan zijn gemeenschap. Daartoe
moet de gemeente ruimte geven, zo was een andere conclusie. Samenwerking, visie, een integrale aanpak
en burgerschap waren de trefwoorden van de Sint Gerlach Gesprekken.
8 publicatie sint gerlach gesprekken
avondoverwegingen
de ombudsman en de pastoorBurgerschap: dat is de rode draad in de betogen van pastoor John Burger en Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer. Zij verzorgen de Avond- overwegingen in de bijzondere entourage van de barokke kapel van St. Gerlach.
de actieve burger“Het leven is één grote inburgering”, betoogde John Burger, Pastoor van de parochie St. Gerlach. “Niet
in de zin van het burgerlijke, het gezapige, maar in de positieve zin van actieve deelname als burger aan
de maatschappij. De Kerk heeft hier veel over geschreven, want van gelovigen wordt actieve participatie
verwacht. In deze tijd van crisis en angstcultuur is het belangrijk om met vreugde en hoop een goede
burger te zijn. In die zin is het toepasselijk dat ik u toespreek ik een Barokke kerk, want de Barok was bij
uitstek een tijd van vreugde en hoop.”
overwegingen“Vier overwegingen wil ik u, als bestuurders, meegeven. U staat voor het algemeen belang en welzijn,
een positie die moeilijk is in deze tijd waarin eigenbelang lijkt te prevaleren. U bent dienstbaar, daarin
gaat het om onbaatzuchtigheid en beschikbaarheid. Om ‘van goede wil’ zijn. Authenticiteit is van groot
belang: zowel voor burgers als bestuurders en ambtenaren. Als vierde overweging wil ik u meegeven dat
u de burger als persoon blijft zien. Zoek de nabijheid tot de burger, in deze tijden van schaalvergroting.”
publicatie sint gerlach gesprekken 9
de avond-overweging alex brenninkmeijer nationale ombudsman
“Ik wil enkele gedachten met u delen over hedendaags burgerschap. Burgerschap is geen statisch gegeven:
het kan tot bloei komen, ontwikkeld worden of afkalven. Aan u als bestuurder de vraag wat u kunt doen
om het tot bloei te laten komen. Want betrokkenheid bij de publieke zaak is wezenlijk: het is niet de
overheid, maar onze overheid.”
“De overheid sluit de burger nu te veel uit; we hebben een mager burgerschap in Nederland en daar
moeten we wat aan doen. Er ligt bovendien te veel nadruk op de representatieve democratie, terwijl die
tanende is. Het primaat van de politiek bestaat niet meer, de volksvertegenwoordiging is niet de enige
plek waar de burger van zich laat horen. Bestuurders zouden ook die andere plekken moeten weten te
vinden, want daarbij aansluiten ondersteunt de legitimiteit van de overheid.”
“De burger is van goede wil. Zeventig procent van alle burgers vertrouwt elkaar, slechts vijftien procent
is wantrouwend. Op dit vertrouwen kan de overheid bouwen, het koesteren en uitbouwen. Ik heb echter
de indruk dat het de andere kant op gaat. De overheid vertrouwt de burger steeds minder. Dat is niet
goed voor de verhouding tussen overheid en burger.”
“Ik zie drie knelpunten in de relatie tussen overheid en burger. Toezicht is het eerste. Er zijn talloze
toezichthouders, die niet doen waarvoor ze zijn bedoeld of daar onvoldoende over communiceren: het
beschermen van burgers. Onze inspecties zijn in verwarring. De overheid zou burgers kunnen inzetten,
in potentie hebben we zestien miljoen toezichthouders. Tweede knelpunt is hoe de overheid omgaat met
risico’s: enerzijds verwijt de overheid dat de burger een risicoloze samenleving wil, wat het grotendeels
aan zichzelf te wijten heeft omdat men te vaak en te veel ‘wij regelen het voor u’ heeft gezegd. Anderzijds
beschermt de overheid de burger onvoldoende en gaat men niet verstandig om met risico’s. Illustratief is
de gang van zaken rond de Q-koorts. Derde knelpunt is de eindeloze keten die de overheid geworden
is. Een burger met een probleem kan de overheid niet meer vinden, of raakt in deze keten verstrikt. Het
vertrouwen van burgers staat hierdoor onder grote druk. Wat kunt u daar als bestuurders aan doen? Als u
de kracht en de wijsheid van zestien miljoen Nederlanders weet te benutten, dan redt u het wel.”
benut de kracht en de wijsheid van zestien miljoen mensen
10 publicatie sint gerlach gesprekken
de ochtendlezing
ontwikkelingen van het lokaal bestuurEmeritus hoogleraar Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, Arthur Ringeling, ziet de ontwikkeling van het lokaal bestuur somber in. In zijn Ochtendlezing zet hij de aanwezige bestuurders uiteen wat de redenen zijn voor zijn somberheid. Een begin van een oplossing ziet hij ook: samenwerking tussen overheden en met de burger.
relaties centraal - decentraalDe overheid mag dan met de mond belijden dat decentralisatie het uitgangspunt is, ondertussen is men
huiverig voor te grote verschillen tussen gemeenten. Dit zou immers rechtsongelijkheid tot gevolg
kunnen hebben. Die notie maakte de weg vrij voor uitgebreide regelgeving vanuit de centrale overheid,
zegt Ringeling. Dit heeft erin geresulteerd dat gemeenten in feite uitvoeringsorganisaties zijn geworden,
met een veel breder takenpakket dan gemeenten in andere landen. “Rijksbeleid leent zich echter niet
zonder meer voor uitvoering”, stelt Ringeling, “het Rijk maakt standaardoplossingen. Daar moeten
gemeenten het mee doen. Het levert als het goed gaat een half vol glas op, maar het blijven gebrekkige
oplossingen.” De Rijksoverheid is verkokerd en “beschouwt problemen alleen als problemen als die
binnen de denkwereld van een departement passen. Gemeenten worden vervolgens in het keurslijf van
departementale oplossingen gedrongen”. Met als gevolg dat de decentrale overheid net zo verkokerd
publicatie sint gerlach gesprekken 11
is als de centrale overheid, een structuur die niet noodzakelijkerwijs goede antwoorden oplevert voor
maatschappelijke vraagstukken.
leren van elkaarDe centrale overheid zou kunnen leren van de ervaringen van decentrale overheden, om haar beleid te
verbeteren. Dat gebeurt echter nauwelijks, stelt Ringeling. Hij citeert Van Gunsteren, die twee wijzes
van leren onderscheidt: die van de ene actor die in zijn alwetendheid een analyse doet en daarna besluit
hoe er gehandeld moet worden; en die waarin een veelheid van actoren al beproevend tot een oplossing
komt. “Deze tweede wijze is superieur, maar toch kiest de centrale overheid voor de eerste manier”,
zegt Ringeling. Zoals overheden nu met elkaar omgaan, “onthouden zij zichzelf mogelijkheden om te
leren en zichzelf te verbeteren. Volgzaamheid staat boven creativiteit”. De kwalijke gevolgen zijn evident,
zegt hij. Op deze manier onthoudt de overheid de samenleving de oplossingen die nodig zijn voor
hedendaagse complexe vraagstukken.
eenzijdige kijk op het lokaal bestuurSchaalvergroting is al jaren het adagium als het over de lokale overheid gaat. Ringeling plaatst hier scherpe
kanttekeningen bij. “Hoe groot de schaal moet zijn, was en is niet helder. De genoemde getallen worden
vanaf 1950 steeds hoger. Op enig onderzoek is dit niet gebaseerd: zo er al onderzoek is, wijst dat uit dat
het effect juist averechts is. Hoe groter de gemeente, hoe duurder per inwoner.” De preoccupatie met
schaalvergroting vernietigde “op grote schaal bestuurlijke capaciteit”, terwijl daar juist op lokaal niveau
steeds meer behoefte aan is. “Gemeentelijke herindeling is het enige beleidssucces van het ministerie van
Binnenlandse Zaken. Het is een beleid van armoede. Het ministerie had een faciliterende organisatie
kunnen zijn voor gemeenten, maar heeft die kans gemist.” Dat is met name te wijten aan de, volgens
Ringeling, “schichtigheid van het ministerie ten aanzien van samenwerking.” Thorbecke heeft zijn huis
nooit bedoeld als een hiërarchie van drie lagen, stelt Ringeling. “Hij zag de overheid als een geheel van
elkaar overlappende cirkels. De bestuurlijke organisaties waren onderling van elkaar afhankelijk als het
er om ging iets tot stand te brengen. Dat klinkt ons vertrouwd in de oren, in deze tijd van netwerken.”
Gemeenten zijn verworden tot technocratische uitvoeringsorganisaties, waardoor andere kanten van het
lokaal bestuur (democratie, sociale binding) zijn verwaarloosd, betoogt hij.
de kwaliteit van de lokale democratieRingeling schetst de ontwikkeling die veel dorpen doormaakten: er kwamen steeds meer ‘buitenstaanders’
wonen, waardoor plaatselijke gemeenschappen uit elkaar vielen. Burgers hebben steeds minder binding
met hun gemeenschap en dus ook niet met hun gemeente. “Het lokaal bestuur heeft hier kansen laten
liggen, want zij hadden die sociale cohesie kunnen behouden of revitaliseren.” Dat gemeentelijke
verkiezingen worden gedomineerd door landelijke politici, helpt ook niet om de binding tussen burger
en lokaal bestuur te versterken.
legitimiteitHet lokaal bestuur heeft onvoldoende gedaan om burgers bij de lokale gemeenschap te betrekken,
betoogt Ringeling. De kloof tussen overheid en burger groeide, burgers worden nu veelal gezien als
ongeïnteresseerd en onverantwoordelijk. De ‘leerschool van burgerschap’ bestaat niet meer, “de klagende
burgers van nu zijn zo gemaakt in een zwakke democratie, die wij voor de echte democratie houden”.
12 publicatie sint gerlach gesprekken
Het politieke primaat hielp hier ook niet: door de bewering dat de politici het voor het zeggen hebben,
vermindert de rol en het belang van ambtenaren en burgers.
Net als Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer in zijn Avondlezing, pleit ook Ringeling voor het
terugvinden van de legitimiteit van de overheid. Alleen een uitvoeringsorganisatie zijn voor het Rijk, hoe
efficiënt ook, brengt geen legitimiteit, stelt Ringeling. “Benut de kansen die in het verleden zijn gemist.
Vind uw burgers terug. Benut hun kennis en laat ze meebesturen. Ik wens u bij die speurtocht naar de
waarden van het lokaal bestuur veel moed en wijsheid.”
publicatie sint gerlach gesprekken 13
ernst & young is partner van de sint gerlach gesprekken. waarom?“Wij vinden het belangrijk om kennis en ‘best practices’ te delen die wij tegenkomen bij onze cliënten
in de lokale overheid. Het is onze missie om de lokale overheid te helpen transparanter en doelmatiger
te worden. Op die manier willen wij bijdragen aan een betrouwbare overheid en een sterk lokaal bestuur.
De Sint Gerlach Gesprekken zijn een goed platform om kennis te delen.”
welke uitdagingen ziet u voor het lokaal bestuur?“Het vormgeven aan samenwerking in de regio: met andere overheden en maatschappelijke partners,
zoals corporaties en zorginstellingen. Met de decentralisatie van taken en middelen van Rijk en provincies
naar gemeenten komt er de komende jaren veel op gemeenten af, in een hoog tempo. Dit vraagt om
ingrijpende aanpassingen van gemeentelijke organisaties. Samenwerking in de regio is vereist.
Een tweede belangrijke uitdaging is het ‘in control’ houden van de financiën. Met de eerdergenoemde
decentralisatie wordt ongeveer negen miljard euro aan het Gemeentefonds toegevoegd. Dit is de grootste
verandering ooit in de gemeentelijke financiën. Daarnaast worden gemeenten geconfronteerd met de
noodzaak om te bezuinigen. Die noodzaak zal als gevolg van de huidige economische groeivertraging in
het komende jaar nog toenemen. De inkomsten van gemeenten uit het Gemeentefonds en de
grondexploitatie zullen ook de komende jaren onder druk blijven staan. Stormachtige ontwikkelingen
die om verscherpte dijkbewaking van gemeenten vragen.”
wat viel u op tijdens de sint gerlach gesprekken?“Ik merk hier een geweldige energie en enthousiasme bij gemeenten èn SW-bedrijven, om de kansen
die de Wet werken naar vermogen biedt te benutten: mensen die als afgeschreven werden beschouwd
toch succesvol re-integreren, in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. Het is goed om te merken
dat dat nu nog nadrukkelijker op de agenda van gemeentebesturen staat. De wijze waarop de deelnemers
aan de Sint Gerlach Gesprekken de kansen oppakken geeft veel vertrouwen voor de verdere ontwikkeling
van het lokaal openbaar bestuur.”
rob ellermeijerpartner, ernst & young
interview
14 publicatie sint gerlach gesprekken
c-power voor de lokale overheid Na een welkomstwoord van Martin Eurlings, burgemeester van Valkenburg aan de Geul, start de groepsdialoog over veranderende paradigma’s in de lokale overheid. Het lokaal bestuur en de verhouding tussen burger en overheid komen aan bod.
het lokaal bestuur“De crisis maakt kritisch” zegt Annet Bertram, gemeentesecretaris van Den Haag, in haar inleiding.
Deze crisis is volgens haar hèt moment om de positie van de steden sterk te verstevigen. “Gemeenten
zijn een overslaghaven van rijksbeleid geworden. Een efficiënte overslaghaven, dat wel. Maar doordat
gemeenten hun organisatie hebben ingericht op de grote hoeveelheden rijksregelgeving en de
bijbehorende omvangrijke financiële stromen en de nadruk legden op uitvoering, hebben ze ingeboet
in strategisch denken. Gemeente zouden juist in staat moeten zijn om oplossingen in samenhang te
bekijken. Tenslotte zijn de dossiers bij een gemeente allemaal onder hetzelfde dak! Gemeenten kunnen
daardoor onvoldoende tegenwicht bieden aan het Rijk, terwijl dat wel nodig is. Het is nu tijd om die
countervailing power te bouwen.”
keuzesTegelijkertijd kunnen gemeenten de crisis aangrijpen om het gefragmenteerde middenveld aan te pakken.
Bertram vertelt dat bij een inventarisatie in haar gemeente bleek dat er rondom één school tweehonderd
professionals werken en dat zestig organisaties zich bezighouden met projecten in krachtwijken. “Allemaal
vanuit de beste bedoelingen, maar het schiet te kort. We moeten keuzes maken met welke partijen we
echt in zee willen gaan omdat ze ook echt stevig geworteld zijn en kennis van zaken hebben.”
strategisch gewichtBertram ziet een drietal ontwikkellijnen voor het lokaal bestuur en haar gemeente in het bijzonder:
ten eerste het daadwerkelijk vormgeven van de gemeente als eerste overheid. “Er zijn nu volop kansen
om als lokaal bestuur je positie te pakken. Het Rijk heeft minder geld en zal minder sturen. Het is nu
zaak om het strategisch gewicht van gemeenten op te krikken, dwars door de beleidsmakers heen.”
Tweede is samenwerking in de regio, “voor ons in het gebied tussen Den Haag en Rotterdam, met
alle 24 gemeenten. Eind 2012 hebben we dat voor elkaar. Dat is onze kans om countervailing power
te bouwen.” Derde ontwikkellijn ligt bij het maatschappelijk middenveld en de burgers. Gemeenten
moeten selectiever zijn en prioriteiten stellen. Dat betekent die middenveldpartijen uitnodigen die ertoe
doen en verantwoordelijkheid aan burgers teruggeven waar dat maar kan. “Dat wordt voor de komende
periode een groot avontuur maar kan tot fundamentele wijzigingen leiden.”
groepsdialoog
publicatie sint gerlach gesprekken 15
Marij Staps, directeur van IMPACT, vraagt Bertram of de gemeente niet te veel van ‘binnen naar buiten’
denkt: “Een crisis maakt creatief. Laat het gemeentebestuur zich ook voeden door ideeën van burgers?”
“de huidige crisis schept kansen om daar fundamenteel anders mee om te gaan”, beaamt Bertram. De
gemeente geeft zelf in ieder geval het ‘goede voorbeeld’ door kritisch naar zijn partners te kijken, kritisch
naar zichzelf door van 14 naar 5 diensten terug te gaan maar ook door mogelijkheden te benutten: het
hard inzetten op de metropool is er 1 van”. Rob Ellermeijer, partner bij Ernst & Young, zegt dat hij de
roep om een countervailing power bij veel gemeenten hoort. “Ik merk dat er een duidelijke meerderheid
is die deze kansen nu wil pakken. Overigens vind ik dat gemeenten veel nadrukkelijker en proactiever
de wetgever kunnen aanspreken en zelf met bijvoorbeeld initiatiefvoorstellen kunnen komen. Men is nu
erg reactief.”
innovatie voor nieuw perspectiefHet Rijk had geld en regelmacht, maar nu er sterk bezuinigd wordt verandert dat. “Dat biedt kansen”,
zegt Kees-Jan de Vet, lid van de directieraad van VNG. Overigens maakt hij meteen duidelijk dat hij de
VNG niet is: “De VNG verenigt en brengt kennis en standpunten van het lokaal bestuur bij elkaar. De
VNG is niet een Haags kantoor maar een beweging van de Nederlandse gemeenten.” De Vet geeft aan dat
gemeenten financieel uitdagende tijden tegemoet gaan. De decentralisaties vergen vooral een bezinning
op de wijze van taakuitvoering. “Het kan niet zo zijn dat gemeenten oude taken van de rijksoverheid
over gaan nemen als oude wijn in nieuwe zakken.” Innovatie is vooral noodzakelijk om taken nieuw
perspectief te geven vanuit beschikbare middelen. “Anders komen gemeenten in ernstige problemen, dat
zou in bepaalde gevallen tot artikel 12 kunnen leiden.”
“veel projecten leveren maatschappelijk te weinig op. dat kunnen we niet meer door de vingers zien. daar kunnen
we door de crisis kritischer naar kijken en mee stoppen.”annet bertram, gemeentesecretaris den haag
16 publicatie sint gerlach gesprekken
bewegingDe Vet wil de ochtend niet vullen met somberheid, “ik wil graag laten zien hoe het ook kan.” Hij noemt
voorbeelden van gemeenten die nauw samenwerken, zoals Aalsmeer en Amstelveen. “Veel gemeenten
staan nu in hun kracht. Ik zie beweging.” Hij stelt dat gemeenten klaar zijn voor hun nieuwe taken en
deze samen willen oppakken. Al werkt het Rijk niet altijd mee, al was het maar omdat de decentralisaties
in drie verschillende wetten en termijnen zijn verpakt. “Dat gaan wij niet veranderen. Wat we wel kunnen
doen, is dit integraal uitrollen. Met ondersteuning van KING.”
Niet alleen de taken en rol van gemeenten veranderen, ook het Rijk zal door de bezuinigingen en
decentralisaties een andere toon aanslaan, zeggen de aanwezigen. Bertine Steenbergen, directeur
Burgerschap en Informatiebeleid bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, stelt dat Rijk en gemeenten
“elkaar in deze crisis nodig hebben. Zoek naar elkaars toegevoegde waarde. Gemeenten kennen hun
lokale gemeenschap het best en kunnen direct de samenwerking met burgers vormgeven. Zij kennen
ook de samenhangende problematiek en bij wie die neerslaat. Het Rijk moet meer faciliteren en kan dat
doen door wetgeving en regels aan te passen of schrappen waar dat nodig is.” Bertram pleit voor meer
samenwerking tussen Rijk en gemeenten, op een concrete manier, “ik ben erg voor het uitwisselen van
ambtenaren”.
de burger als actor in de politieke arenaDe oproep aan het lokaal betuur om countervailing power te bouwen, ontlokt aan Ringeling de uitspraak
dat “het lokaal bestuur zwak is in strategisch denken, omdat men jarenlang mensen heeft aangetrokken
die goed zijn in uitvoering.” Dat lossen gemeenten niet zomaar op, stelt hij: “Gemeenten zouden de
burger kunnen betrekken en inzetten als een extra actor in de politieke arena. Dat versterkt hun positie
tegenover het Rijk.” De burger mag meer centraal komen te staan, betoogt ook Tof Thissen, directeur
van KING: “Als gemeenten consequent formuleren wat de vraag van de samenleving is, wat de kwetsbare
burger nodig heeft, dan kiest men een integrale aanpak. Dan maakt het niets uit dat de decentralisatie in
drie tranches komt.”
Eurlings waarschuwt voor een bestuurlijke discussie: “De kernvraag is hoe je een goede overheid bent
voor je burgers. Maak keuzes die aanspreken, werk samen in de regio en ga ervoor.” Steven de Waal,
publicatie sint gerlach gesprekken 17
debatleider van de Sint Gerlach Gesprekken en oprichter van de Public Space Denktank, stelt dat het
middenveld die stem van de burger had moeten zijn, maar daarin faalt. “Elke middenpartij heeft zijn
eigen agenda. Ze staan ver af van de burgers”, antwoordt Eurlings. Bertram zegt dat de overheid dat heeft
laten ontstaan, omdat zij dit middenveld immers subsidieert. Steenbergen noemt een goed voorbeeld van
samenwerking tussen overheid en burgers, bij de aanpak van krimp: “Daar is bewust afgeweken van de
hiërarchie. Twee ministeries, woningcorporaties, scholen en actieve burgers bundelden hun expertise en
kwamen tot het Nationaal Advies Bevolkingsdaling. Niet om een klassiek advies van de ene overheid aan
de andere, maar echte co-creatie. Er werd vooral aangesloten bij succesvolle burgerinitiatieven, er ging
heel weinig overheidsgeld in. Iedereen deed waar hij goed in is, het Rijk bijvoorbeeld paste regels aan
zodat scholen met een teruglopend leerlingaantal toch open konden blijven.” De les is volgens haar: zoek
nieuwe arrangementen, doe het op een nieuwe manier. “Dat werkt vaak ook sneller.”
de verhouding tussen burger en overheidDe discussie wordt voortgezet over de verhouding tussen de burger en de overheid. René Scherpenisse,
directeur/bestuurder van woningcorporatie Tiwos en voorzitter van de Visitatiecommissie Wijkaanpak,
bijt het spits af door te stellen dat “woningcorporaties volledig de weg in het middenveld kwijtgeraakt
zijn”. Dat is volgens hem al een aantal jaren het geval, maar door de crisis begint het nu op te vallen.
“Nadat ze als zelforganisaties vanuit gemeenschappen waren ontstaan werden corporaties in de
naoorlogse periode uitvoeringsorganisaties van de overheid. Toen in de jaren negentig de marktwerking
werd geïntroduceerd, gingen ze allerlei avonturen aan waar ze beter niet aan hadden kunnen
beginnen. Inmiddels is de verhouding tussen werken voor gemeenschappen, overheid of markt voor
corporaties vergaand verrommeld.” Hij gelooft dat de huidige economische crisis gepaard gaat met een
legitimiteitscrisis waarin de kloof tussen burgers enerzijds en overheid en instituties anderzijds steeds
groter wordt. Er zijn zelfs “trekjes van een morele crisis”. “We bevinden ons in een systeemcrisis. Hierna
wordt niets meer zoals het was.”
“gemeentelijke taken veranderen en nemen toe. dat vraagt van ons een ander soort dienstverlening.”
kees-jan de vet, lid directieraad vng
het tij kerenScherpenisse onderscheidt twee veranderlijnen die nodig zijn om het tij ten goede te keren: “De
corporaties moeten terug naar de gemeenschap. We doen het voor de burgers en hun gemeenschappen.
We moeten de ‘civil society’ reactiveren en daar ben ik niet pessimistisch over: tachtig procent van de
burgers is bereid om zich voor de gemeenschap in te zetten. We moeten ze alleen geen klant meer
noemen.” Hij noemt hoopvolle initiatieven waarin burgers zelf de schouders eronder zetten, zoals
zelfbouwprojecten en gemeenschappelijke investeringen in duurzame energie. Voor de twintig procent
van de burgers die hiertoe niet in staat zijn moeten gemeenten en corporaties beter zorgen, zegt hij.
“Veel van onze huurders hebben een laag inkomen en nogal wat mensen een IQ van 60 tot 70. Die gaan
nooit volop meedoen, in de zin dat ze helemaal voor zichzelf kunnen zorgen. Het is een groep waar we
nu heel slecht voor zorgen.” Hij noemt als voorbeeld van hoe het wel kan de Tilburgse aanpak, waarin
een ondernemer met deze mensen om de keukentafel ging zitten en samen met hen hun problemen
oploste. Door met ze mee te gaan naar de rechtbank, de schuldhulpverlening enzovoorts. Vervolgens
18 publicatie sint gerlach gesprekken
konden deze mensen aan het –veelal aangepaste- werk. “In een jaar tijd zijn zo tientallen mensen aan een
baan geholpen. Allemaal mensen waarvan de instanties dachten dat ze nooit zouden werken.”
“we zijn onterecht de mensen voor wie we het moeten doen ‘klant’ gaan noemen.”
rené scherpenisse, directeur van woningcorporatie tiwos
vitale coalitiesHet zal niet gemakkelijk zijn om de gevestigde belangen van het middenveld te doorbreken, zegt
Scherpenisse. “De institutionele belangen zijn verschrikkelijk taai. Ook wij zijn gevangen in een systeem
en richten ons op onze eigen continuïteit.” Hoe is dat te doorbreken? “Bestuurskundige Pieter Tops
heeft hier goede dingen over geschreven. Onder meer over het aangaan van vitale coalities. Daarbij hoort
dat je als bestuurder je professionals de ruimte moet geven en de voorlopers rugdekking moet geven.”
Kleinschaligheid helpt ook: Scherpenisse, die eerder voor een veel grotere corporatie werkte, vertelt
dat hij elke dag door de wijken fietst waar Tiwos woningen heeft en dat bewoners hem aanspreken
op straat. “En als we het nieuws moeten brengen dat we gaan slopen, dan kom ik dat de huurders
vertellen.”
vertrouwen in de burgerIn de discussie die volgt gaat het over het betrekken van de burger. Men spreekt de verwachting uit
dat gemeenten veel meer zullen samenwerken met burgers, omdat zij dichter bij hun burgers staan en
omdat zij minder wantrouwend zijn dan de Rijksoverheid, een wantrouwende houding die gepaard gaat
met bureaucratie. Het Rijk is echter niet de enige veroorzaker van bureaucratie, zegt men ook, want
gemeenten leggen zichzelf en hun maatschappelijke partners ook allerlei verantwoordingsverplichtingen
publicatie sint gerlach gesprekken 19
op. Het optimisme over de actieve inzet van burgers wordt niet door iedereen gedeeld. “Als ik de discussie
zo hoor, dan gaan we terug naar het opbouwwerk van de jaren zestig. Naar een cultuur van ‘burgers
vragen en de overheid levert’ “, zegt Sjraar Cox, burgemeester van Sittard-Geleen. Albert van den Bosch,
burgemeester van Zaltbommel, wijst erop dat veel burgers “gewoon willen dat de overheid zaken voor ze
regelt, zoals verlichting en veiligheid. Meer niet.” Henk Korvinus, hoofdofficier van Justitie bij het OM
in Den Haag, vraagt zich af of de gemeente haar eigen burgers wel kent.
“als we de ruimte krijgen, dan doen we de nieuwe taken lachend en met minder geld.”
pieter litjens, burgemeester aalsmeer
samenwerken met ondernemersMirjam de Rijk, wethouder in de gemeente Utrecht, vertelt over het Ondernemersfonds dat de gemeente
met de Utrechtse ondernemers startte. Het fonds wordt gevuld met een opslag op het OZB-gedeelte
voor niet-woningen (zes miljoen euro per jaar), het bestuur van het fonds bepaalt waar het geld aan
wordt besteed. Met het fonds wil de gemeente meer doen voor de ondernemers in de stad, via deze
structuur betalen alle ondernemers mee en beslissen ze samen waarin wordt geïnvesteerd. De gemeente
is er net mee begonnen, “het is organisatorisch knap ingewikkeld en ook spannend voor ons wat eruit
gaat komen”.
De Rijk stelt dat ook de gemeente Utrecht fors bezuinigt en gaat voor “grootschalige ontkokering”, wat
volgens haar gemakkelijker wordt gemaakt omdat de partijen in het college een gelijkvormige signatuur
hebben (GroenLinks, PvdA, D66). “Wij hoeven niet uit te ruilen, zoals in paarse colleges”, zegt ze. Jeroen
Hatenboer, wethouder in Enschede, is het daar niet mee eens: “Ook in paarse colleges, ik maak er zelf
deel van uit, zoek je gezamenlijk naar de beste oplossing voor de problemen in de stad. De politieke
tegenstelling zie ik vooral in de gemeenteraad.”
tegenprestatie van de burgerPieter Litjens, burgemeester van Aalsmeer, merkt op dat steeds meer gemeenten een tegenprestatie van hun
burgers vragen, in ruil voor ondersteuning. Korvinus geeft aan dat het lang aan de kant houden van families
ongewenst is. “Ze moeten weer aan de slag.” Thissen merkt op dat “linkse partijen het lang sociaal vonden
om mensen in de bijstand te plaatsen”. Inmiddels dringt overal het besef wel door dat dat juist niet sociaal
is. Het bevorderen van de civiele samenleving en initiatieven van burgers wordt vaak bepleit om te kunnen
bezuinigen, zegt De Rijk, “maar voor het faciliteren van die civiele samenleving is ook tijd en geld nodig”.
Onzin, meent Litjens: “Als we de ruimte krijgen, dan kunnen we het voor minder geld doen. Laten we
praten over de beleidsruimte die we willen krijgen, niet over het geld. Dat lost namelijk niks op.”
20 publicatie sint gerlach gesprekken
randvoorwaarden voor goede samenwerking “U staat niet op uzelf. Ken uw plek in de keten”. Die boodschap geeft Gerrit van Vegchel, voorzitter van Parkstad Limburg, de aanwezige bestuurders mee. Het denken over de overheid en de samenleving verandert: minder gemeenten, meer samenwerkingsverbanden. “Samenwerking is een diep menselijk verlangen en dat kan leiden tot plezier en genot maar ook tot frustraties en ruzies. Dat realiseert de overheid zich vaak onvoldoende.”
Verlangens, behoeften en motieven voor samenwerking kunnen zeer uiteen open. Vaak ligt de paradox
van verandering en behoud besloten: mensen willen samenwerken om te veranderen maar ook om hun
eigen positie veilig te stellen. Belangrijk is dat deze kwesties aan de voorkant expliciet worden gemaakt
en dat je samen blijft werken aan samenwerken. Ook het politieke bestuur is onderdeel geworden van de
‘beleveniseconomie’: Besturen is ook ‘belevenispolitiek’.
In Parkstad Limburg werken diverse overheden samen, soms met vallen en opstaan. “Het beste model is
er niet. Het is wat je er samen van kunt maken. Het gaat om interactie, niet welke gemeente het sterkste
is”. Van Vegchel noemt voorwaarden:
beschouwing
publicatie sint gerlach gesprekken 21
■■ Stel jezelf de vraag: wat lost samenwerken op? Welke behoeftes van welke burgers en/of bedrijven moet
dit vervullen en vraag hen op welke benadering zij zitten te wachten. “Samenwerking is niet alleen een
bedrijfskundige uitdaging maar bovenal een veranderkundige aanpak. Het vraagt om aanpassingen van
mensen en dat vergt tijd, zorgvuldigheid en voortdurende inspanning.”
■■ Bestuurders moeten meer sturen aan de voorkant. Aan het begin van het traject moet eigenaarschap
en leiderschap duidelijk zijn. Vaak ontbreekt een concreet plan van aanpak. “Nu zie je regelmatig dat
ambtenaren vanuit bepaalde ambities de structuur al hebben neergezet, nog voordat de bestuurder de
randvoorwaarden heeft geformuleerd.” Belangrijk daarbij is een besef van ‘bestuurlijke duurzaamheid’
ofwel continuïteit en consistentie. “Maak duidelijke afspraken over de beoogde resultaten. En
inventariseer vooraf de risico’s van de samenwerking en maak tijd om daar aan te werken. Benoem
verbeterpunten en zet eenieder in zijn eigen kracht.”
■■ Efficiënte samenwerking blijft een permanente zoektocht waarbij aspecten van de schaalgrootte, het
aantal partners en aantal taken, de neiging tot uitbreiding, de binding met de lokale gemeenschap
en de politieke legitimiteit aan de orde zijn. “Samen op pad kost tijd maar kan ook veel opleveren.
Accepteer dat. Investeren in elkaar is een wezenlijk onderdeel van de samenwerking.” Daarbij
komt dat gemeenten elkaar altijd zullen blijven opzoeken, ongeacht hun schaal. “En ga maar na:
het aantal gemeenten neemt al jaren af, terwijl er steeds meer samenwerkingsverbanden komen.”
De overheid kan veel leren van het bedrijfsleven, betoogt Van Vegchel. Zoals duidelijke afspraken
maken, risico’s inventariseren en als bestuurders leiderschap tonen.
Debatleider De Waal zegt dat bestuurders zijn oproep tot leiderschap mogen aantrekken, ook al druist
het in tegen de politieke mores om aan het begin van een samenwerking al eigenaarschap te claimen.
“Men dekt zich liever in.” Hij herkent het beeld van de veranderende samenleving die Van Vegchel
schetst, waarin de belevingswerelden van burger en overheid mijlenver van elkaar verwijderd lijken. De
Waal: “We hebben tegenwoordig de ‘Idols-burger’, die denkt: ‘Ik zap de wethouder weg. Hé, hij zit er
nog. Wat raar’.”
22 publicatie sint gerlach gesprekken
ronde tafel gesprek
sociale werkvoorziening: meer samenwerking en ondernemerschap bij gemeentenDe Wet werken naar vermogen (WWNV) is nog niet door het parlement, maar het wetsvoorstel werpt zijn schaduw vooruit. De sociale werkvoorziening moet het straks zien te rooien met minder geld. Daarom broeden gemeenten op creatieve oplossingen. En die liggen vooral in samenwerking en ondernemerschap, zo bleek tijdens het Ronde Tafel Gesprek onder leiding van voorzitter Rob Ellermeijer, Partner bij Ernst & Young.
Ellermeijer introduceert als eerste Jaco van Velden, adviseur bij Ernst & Young. Van Velden onderzoekt hoe
gemeenten anticiperen op de aangekondigde WWNV en daarmee gepaard gaande veranderingen. De
kwintessens van de WWNV is volgens Van Velden de werkgeversbenadering. “Daar denken gemeenten in
het land heel verschillend over. Je hoort enerzijds: ‘we moeten het vooral samen organiseren want dat is
veel effectiever.’ Anderzijds vinden verschillende gemeenten dit zo belangrijk dat ze het zo dicht mogelijk
bij zichzelf houden. Men zet dan lokaal jobhunters in om werkgevers te benaderen.”
integrale sociale dienstDoor de forse bezuinigingen waarin de WWNV voorziet, ziet Van Velden verschillende ontwikkelingen
bij gemeenten. “Er wordt allereerst gekeken naar integratie. Sommige gemeenten denken aan een
regionale sociale dienst. Of ze schuiven de sociale dienst en het SW-bedrijf in elkaar. Het dichterbij
halen van het SW-bedrijf vindt in verschillende gradaties plaats. Sommige gemeenten voegen alleen het
werkgedeelte samen en kiezen voor regionalisering. Het inkomensgedeelte blijft dan bij de gemeente.”
Een gespecialiseerd SW-bedrijf voor beschutte werkplekken is een tweede optie. Een derde mogelijkheid
is de ontwikkeling van een social firm / werkbedrijf.
Van Veldens’ conclusie is onder andere dat de WWNV draait om directe plaatsing bij een reguliere
werkgever. Een werkbedrijf of detachering kan nuttig zijn als directe plaatsing niet of nog niet mogelijk
is. Van Velden: “Dit zijn grote veranderingen die niet zomaar even plaatsvinden. Het gaat erom samen
een beleidsvisie te ontwikkelen en dan gezamenlijk een organisatieverandering tot stand te brengen.
Daarvoor moeten bestuurders, gemeenteambtenaren en het SW-management samen optrekken.”
omslag in denkenPiet van Elteren, gemeentesecretaris van Nieuwegein, herkent verschillende ontwikkelingen die Van Velden
noemt. “Voorheen hadden we nooit discussies over de sociale werkvoorziening in de gemeenteraad, maar
publicatie sint gerlach gesprekken 23
nu wel. Opvallend is verder dat het inburgeringsbudget wordt afgeschaft, drie jaar nadat het toenmalige
kabinet ons dwong dat inburgeringstraject af te nemen. En ik heb acht jaar lang vergeefs geprobeerd om
een regionale sociale dienst tot stand te brengen. Nu verwacht ik dat die er wél komt.”
Kees-Jan de Vet, mist in het wetsvoorstel een activerende manier van denken. Hij noemt de benadering
vanuit Den Haag ‘wettisch’. “Men denkt; we maken een wetje en dan gaat het wel werken op de
arbeidsmarkt. Maar zo werkt het niet. De gemeente Pijnacker-Nootdorp bijvoorbeeld heeft weinig
SW’ers, terwijl het SW-bedrijf in Heerlen de grootste werkgever is. Deze gemeenten kennen een heel
verschillende problematiek. Geef gemeenten dan ook het vertrouwen om zelf beleid te maken.”
pregnante problematiekHet woord samenwerking is al een aantal malen over tafel gegaan. Ook voor Gerda Derksen, algemeen
directeur van de Avelingen Groep, is dat het sleutelwoord. “Ik ben vooral blij dat gemeenten het
arbeidsmarktbeleid meer omarmen. Dat beleid stopt niet bij de gemeentegrenzen. In Gorinchem zijn we
met meerdere partners aan de slag gegaan. Het SW-bedrijf en de sociale dienst werken nu nauwer met
elkaar samen. En tussen gemeenten is er nu afstemming over wat er op ons afkomt en hoe we met minder
geld meer kunnen bereiken.” Maar Remko van der Sanden, algemeen directeur BSW Bedrijven, vindt
dat de discussie zich te eenzijdig richt op de SW. “In het recente verleden zijn veel WWB’ers aan het
werk gezet in voorzieningen om daarmee twee doelen te dienen. Daardoor gaan zowel de voorziening
zelf als de mensen die deze voorzieningen vormgeven, op zijn kop. Binnen het participatiebudget is daar
gewoon geen geld meer voor. We kunnen simpelweg mensen niet meer helpen zoals we voorheen deden.
Die problematiek is veel pregnanter dan de discussie over de SW.”
het sw-bedrijf als maatschappelijke ondernemingEdwin de Leeuw, algemeen directeur van IBN, vertelt hoe zijn bedrijf er in slaagt SW’ers te begeleiden
en te plaatsen. IBN werkt voor twaalf gemeenten in Noord-Oost Brabant waar de SW-populatie relatief
hoog is. De Leeuw stelt dat de rijkssubsidie van 27.000 euro en de groeiende gemeentelijke bijdrage
van 105 miljoen euro voor de SW-sector een averechts effect hebben gehad. “Gemeenten hadden het
SW-bedrijf niet moeten zien als subsidie-instelling maar als een maatschappelijke onderneming. De
24 publicatie sint gerlach gesprekken
twaalf gemeenten waarmee wij werken zien IBN wel als een maatschappelijke onderneming.” De Leeuw
onderschrijft zijn stelling met cijfers. “De afgelopen jaren hebben we 20 miljoen van de 74 miljoen
subsidie teruggegeven aan de gemeenten.”
Van de vierduizend IBN-medewerkers, hebben er drieduizend een SW-indicatie. De Leeuw. “IBN heeft
een bedrijfsproductie, een bedrijfsfaciliteit en een bedrijfsdetachering. Wij zijn een regulier bedrijf met
reguliere werkplekken. Tweeduizend mensen werken al buiten de deur, de overige duizend werken bij
twee reguliere bedrijven, een productiebedrijf en een kwekerij.”
“we hebben het werkplein en de sw-organisatie samengevoegd. duizend mensen zijn al gedetacheerd.”
jeroen hatenboer, gemeente enschede
ondernemerschapGemeentelijk ondernemerschap is ook de weg die de gemeente Enschede is ingeslagen. De eerste
resultaten zijn geboekt. Wethouder Jeroen Hatenboer, zelf ex-ondernemer, vertelt dat Enschede
tienduizend mensen telt die niet meedoen in de maatschappij. Om daaraan iets te doen, nodigde hij een
groep Enschedese ondernemers uit. Hij beloofde hen om 35 miljoen te investeren in tien jaar tijd. “Alles
wat ik vroeg was om 1.700 SW’ers een kans te geven in hun bedrijven. Toen kwamen ze met allerlei
vooroordelen. Maar na een tijdje praten, bleek het toch te kunnen.”
Hatenboer zette een arbeidsmarktorganisatie op poten. “We hanteren drie fasen: meedoen, leren en
werken. We hebben het Werkplein en de SW-organisatie samengevoegd. Duizend mensen zijn al
gedetacheerd.” Hatenboer is nu bezig met zijn eerste bedrijf. “In de volgende fase geven we bedrijven
geen 22.000 maar 18.000 euro. Want ik heb 4.000 euro nodig voor een goede organisatie en om meer
begeleiding te geven als dat nodig is.” Hatenboer houdt zelf een dag kantoor in het SW-bedrijf. “Zo ben
ik gemakkelijk benaderbaar voor bedrijven die daar anders nooit zouden komen.”
De ondernemingsgerichte aanpak spreekt ook Herman Geerdink aan, bestuurslid van de Pluryn
Hoenderloo Groep, een organisatie voor verstandelijke gehandicapten in combinatie met Jeugdzorg. “In
anderhalf jaar hebben we vijftig tot zestig jongeren aan een reguliere baan geholpen door simpelweg
werkgevers en werknemers bij elkaar te brengen.” Van der Sanden benadrukt het belang van een
langdurige relatie met werkgevers. “Wij hebben een ontwikkelingsprijs gewonnen omdat we de meest
zwakke SW’er binnen negen maanden konden plaatsen bij een reguliere werkgever. Maar dat waren wel
werkgevers met wie we jarenlang goede relaties onderhielden.”
De ronde tafelbijeenkomst loopt naar zijn einde. Voorzitter Ellermeijer concludeert dat het genereren van
ondernemerschap prioriteit heeft. “En je hebt een overheid nodig die daar op aansluit. Daarnaast moet je
niet te snel zeggen dat mensen geen mogelijkheden meer hebben. Deze discussie laat zien dat jullie het
enthousiasme bezitten om ook met de nieuwe WWNV aan de slag te gaan.”
interview
publicatie sint gerlach gesprekken 25
king is partner van de sint gerlach gesprekken. waarom?“Wij zijn er om gemeenten te ondersteunen en te begeleiden. Dat lukt alleen als je uit de praktijk hoort
wat er speelt. Dat gebeurt onder andere hier.”
welke uitdagingen ziet u voor het lokaal bestuur?“Dat men bij de invulling van de nieuwe taken niet denkt in processen en instituties, maar vanuit de
burger. Is er een goed beeld van die burger? Weet men wat die burger nodig heeft? Kan men vervolgens
de vertaalslag maken om die burger goed te faciliteren, op een integrale manier? Het is mijn angst dat
gemeenten die stappen overslaan en de gedecentraliseerde taken gaan onderbrengen in verschillende
loketten en organisatie-onderdelen.”
wat neemt u mee van de sint gerlach gesprekken?“Ik hoorde dat bestuurders aan SW-bedrijven vragen een voorzet te geven voor de uitvoering van de Wet
werken naar vermogen. Terwijl van een bestuurder juist verwacht mag worden dat die een visionair beeld
heeft van hoe de gemeente met haar burgers, en deze doelgroep in het bijzonder, om wil gaan. Waar wil
je naartoe met je stad of dorp? Zoek vervolgens partnerships om dit te bereiken, met instellingen èn
burgers. De betogen van Alex Brenninkmeijer en Arthur Ringeling sloten daar bij aan: burgers kunnen
en willen veel, gebruik dat.”
tof thissendirecteur king
interview
26 publicatie sint gerlach gesprekken
samenwerking in het sociale domein: beeld van de burgerGemeenten krijgen onder de Wet werken naar vermogen te maken met burgers die zij eerder niet of nauwelijks ontmoetten. De vraag die centraal zou moeten staan bij de invulling van de nieuwe taken, is volgens Tof Thissen wat deze burgers nodig hebben. Uit de discussie die volgt blijkt dat veel gemeenten dit beeld niet helder hebben.
wat wil de burger?Tof Thissen, de gespreksleider van het tafelgesprek, stelt de essentiële vraag: kennen wij de mensen die
straks op ons afkomen met een vraag ter ondersteuning of hulp? Hij vertelt ter inleiding over Edgar, een
jongen die nu 21 jaar oud is en werkt bij de C1000. Toen Edgar twee jaar oud was, werd al duidelijk dat hij
hulp nodig zou hebben. Daar werd echter niet adequaat op gereageerd, ondanks de vele organisaties die
bij de hulpverlening waren betrokken. Thissen: “We hebben uitgerekend dat alle interventies voor Edgar
in totaal anderhalf miljoen euro hebben gekost. Aan jeugdzorg, reclassering, re-integratie, uitkeringen...
Pas vele jaren later is aan Edgar gevraagd wat hij nou eigenlijk nodig heeft. Hij vertelde dat die vraag
nooit eerder aan hem en zijn moeder was gesteld. Hij heeft een IQ van tachtig en wilde graag een vak
leren. Maar het aanbod dat hij kreeg, was niet op zijn vraag afgestemd. Dit voorbeeld illustreert hoe
belangrijk het is om zo vroeg mogelijk een goed beeld te hebben van deze mensen. Is dat er niet, dan
levert dat veel ellende op en kost het heel veel geld. Dat gaat op gemeenten afkomen.”
“gemeenten zeggen dat ze het beter gaan doen. de lat ligt dus hoog.”
tof thissen, directeur king
gemeente meest nabije overheidHebben gemeenten een beeld van de burgers die zij straks moeten helpen? Litjens: “Deze mensen
ontvangen nu hulp en ondersteuning van andere instanties. Wij krijgen de zorgplicht voor mensen die
we nu nog niet goed kennen.” Er is weliswaar een overlap met de groep mensen in de bijstand, maar
dat is maar gedeeltelijk, zegt Staps. Flora van Houwelingen, concerndirecteur bij de gemeente Deventer,
antwoordt eerlijk: “Onze organisaties zijn net zo verkokerd als het Rijk. Gemeenten zijn een spiegel van
het Rijk geworden. Het Rijk komt daarmee weg, maar wij niet: bij ons staan deze mensen straks voor
de loketten.”
De aanwezigen zijn het eens dat gemeenten de nieuwe taken integraal op moeten pakken. Dat zal in
de praktijk echter weerbarstig blijken. Het vraagt immers integraal werken van medewerkers die altijd
ronde tafel gesprek
publicatie sint gerlach gesprekken 27
gewend zijn geweest om procedures leidend te laten zijn. “Hebben gemeenten wel consulenten die het
hele werkveld kennen?” vraagt Maarten Adelmeijer, concerndirecteur Pantar Amsterdam. De intake moet
door integrale adviseurs gedaan worden, zegt Birgit op de Laak, wethouder in Horst aan de Maas, “de
uitvoering kan daarna worden overgelaten aan specialisten”.
succesvolle transformatieIvo Korte, algemeen directeur van De Sluis Groep, vertelt over de aanpak in dit SW-bedrijf. “De Sluis
Groep ging in 2005 zwaar onderuit door slecht management en slecht toezicht. Vanaf 2007 werken we
met een nieuwe organisatie; sinds die tijd draaien we zonder aanvullende gemeentelijke subsidie. Maar
met de recente kortingen op de rijkssubsidie redden ook wij het niet meer.” Hij zegt dat zij in 2008,
met het uitkomen van het rapport van commissie De Vries, de veranderingen al aan zagen komen. “We
begonnen ons voor te bereiden. Ongeveer tien procent van de SW-bedrijven is, samen met de gemeenten,
al aan het bouwen, het overgrote deel is zich nog aan het oriënteren. In enkele gevallen ontbreekt het
nog aan enige vorm van zichtbare actie Alle SW-bedrijven zijn in gesprek met hun gemeenten. We zijn
er zeker nog niet klaar voor. Iedereen die dat beweert, is onbewust onbekwaam.”
Hoe gaan gemeenten en SW-bedrijven deze klus klaren? Korte onderscheidt vijf succesfactoren:
1. Visie. “Bestuurders dienen een visionair beeld van de toekomst te hebben. Zorg dat je weet wat je
wilt.”
2. Regievoering. “Weet waar je naartoe wilt als bestuurder, laat anderen het uitvoeren en houd de
regie. Ik pleit voor gedurfde regie, dus meer dan alleen voldoen aan de wettelijke kaders.”
3. Professionaliteit. “Leer van het bedrijfsleven: daar maakt men een kostenbatenanalyse van alles. Dat
gaat niet alleen om geld, maar ook om bijvoorbeeld maatschappelijke baten. Die kritische houding
mis ik bij veel ambtenaren en bestuurders. Vraag je bij ieder handelen en bij iedere uitgave af tot
welke maatschappelijke meerwaarde dat leidt.”
4. Betrouwbaarheid. “Een betrouwbare overheid komt haar afspraken na. Ik zie dat nu te vaak niet
gebeuren.”
5. Partnerschap. “Als je echt partners bent, dan vertrouw je elkaar. Heldere rollen. Aanbestedingen zoals
die nu worden gedaan en waar vooral wordt beslist op basis van de laagste prijs, frustreren dergelijke
samenwerking.”
28 publicatie sint gerlach gesprekken
risico’sGemeenten zijn zover nog niet, blijkt uit de discussie die hierop wordt gevoerd. Staps merkt op dat het niet
meevalt om afspraken met een wethouder te maken, als overleg binnen het college tot andere discussies
leidt: “Hoe vind je je weg in gemeenteland, zodat je weet dat ‘afspraak is afspraak’ geldt?” Volgens Van den
Bosch kent elke gemeente zwakke en sterke wethouders en is het zaak om te weten met wie je afspraken
moet maken. Duidelijk wordt in ieder geval uit het betoog van Korte dat de gemeentelijke bestuurders
het voortouw moeten nemen. Jan Willem Pauw, partner Ernst & Young, vraagt zich af of het “niet naïef
is om van de politiek te verwachten dat ze risico’s nemen door eigenaarschap te claimen”. Litjens: “Het
risico is groot dat we met de nieuwe taken die op ons afkomen, ook in de jeugdzorg, de oude instituties
de opdracht gaan geven om de nieuwe structuren te vormen.” De Waal concludeert dat de enige die
ontkokerd kan denken het gemeentebestuur is, met name de gemeentesecretaris.
“sterke gemeenschappen zijn heel belangrijk, ook in het licht van de nieuwe taken van gemeenten. want de buurt let er dan
op dat fritske ook mee komt.”birgit op de laak, wethouder horst aan de maas
verbinding overheid en bedrijfslevenDe gemeente Horst aan de Maas wil initiatieven van bedrijfsleven en burgers met elkaar verbinden en op
die manier de lokale gemeenschap stimuleren. Wethouder Birgit op de Laak vertelt erover: “De gemeente
wil verbinden. Niet door rapporten te schrijven of veel subsidie te geven, maar door voorbeelden te
geven hoe het kan. We hebben een sterke gemeenschap in de kernen in onze gemeente, die willen we
ondersteunen.” Een voorbeeld is hoe een muziekcafé zijn jubileum vierde, vertelt ze. Het wilde dit samen
met de buurtbewoners doen en vroeg of mensen zelf ook een activiteit wilden organiseren. “Uiteindelijk
deden veel buurtbewoners mee, het werd een echt dorpsfeest dat drie dagen duurde (informatie:
www.cambrinuskunstendeburen.nl). Het gevolg was dat de sociale binding er nu nog sterker is. Als
gemeente willen we deze informele netwerken ondersteunen en revitaliseren. Dat heeft een breed
maatschappelijk effect, dat ook belangrijk is voor de nieuwe taken van gemeenten. Een buurt waarin
men elkaar kent, let erop dat Fritske ook mee komt.”
Kunnen gemeenten de nieuwe taken aan? Uit de discussie blijkt dat er nog veel moet gebeuren en dat
gemeenten en maatschappelijk middenveld er nu in ieder geval nog niet klaar voor zijn. Toch zijn de
aanwezigen optimistisch. Van Houwelingen wijst op een andere wet, de Wabo (omgevingsvergunning),
waardoor gemeenten ook integraal moesten gaan werken: “Dat is goed gelukt. Door samenwerking halen
de meeste gemeenten de nieuwe, korte beslissingstermijnen.” Van den Bosch noemt het Veiligheidshuis
als goed voorbeeld: ook daar werken partijen succesvol samen. “Je hoeft voor de jeugdzorg het wiel niet
opnieuw uit te vinden, zij kunnen aansluiten bij het Veiligheidshuis”, zegt hij. Makkelijk zal het niet
worden, maar daar zit hij niet over in: “Je zit niet in dit vak omdat het makkelijk is. Ik ben blij dat de
gemeente nu de jeugdzorg krijgt, want als burgemeester zie je welke jongeren buiten de boot vallen. Dat
kunnen we nu veel eerder aanpakken.”
publicatie sint gerlach gesprekken 29
inspiratie-lezingfrank van gool ceo, otto workforce
arbeidsmigranten: we hebben ze hard nodig
“In 2000 haalden we de eerste Polen naar Nederland. Het ging om mensen uit Silezië, met een Duits
paspoort. In 2011 hadden we elke dag tienduizend mensen aan het werk, in Nederland, Duitsland en
Polen. Dat zijn niet alleen Polen, maar ook mensen uit Tsjechie, Slowakije, Hongarije en bijvoorbeeld
de Baltische Staten. En omdat er in Polen op sommige plaatsen een tekort ontstaat op de arbeidsmarkt,
halen we via ons uitzendbureau in de Oekraïne mensen naar Polen. In Nederland werken onze uitzend-
krachten niet in de tuinbouw of de bouw, zoals veel wordt gedacht, maar in de logistiek, industrie en
de productie. Werken zij op plekken waar anders Nederlanders uit de kaartenbakken van de gemeenten
zouden werken? Ik weet het niet. We concurreren niet op arbeidsvoorwaarden, want we betalen volgens
de geldende CAO.”
“Polen komen in Nederland werken omdat ze hier meer kunnen verdienen, maar ook omdat ze hier
graag ervaring opdoen. Zoals Nederlanders vroeger een paar jaar in de VS aan de slag gingen: het staat
goed op je c.v. Naar schatting zijn er nu ongeveer tweehonderdduizend arbeidsmigranten in Nederland,
waarvan ongeveer tachtig procent weer terugkeert naar hun thuisland. Er is berekend dat deze arbeids-
migranten samen goed zijn voor 1,8 miljard euro, dat voegen zij toe aan de economie. Daarnaast betalen
zij de schatkist 1,2 miljard, aan onder meer sociale premies. In totaal wordt Nederland er dus 3 miljard
euro beter van.”
“Zijn deze arbeidsmigranten nodig? Ja. Door de vergrijzing ontstaat er op de arbeidsmarkt een enorm
tekort. Deskundigen zeggen dat dat tekort in 2050 in heel Europa 35 miljoen mensen bedraagt. Henk en
Ingrid denken dat ze hun huidige welvaart kunnen houden zonder arbeidsmigranten, maar ze hebben
het mis. We moeten deze migratie dus faciliteren. Onder meer door de huisvesting te verbeteren. Ik wil
geen huisbaas zijn, maar ik word daar nu wel toe gedwongen. Sommige gemeenten zijn hier goed mee
bezig, bijvoorbeeld door ‘hotels’ neer te zetten. Zoals in Aalsmeer. Gemeenten in Noord-Limburg lopen
hierin voorop, daar is ook nauwelijks overlast. Zij hebben door dat je de ontgroening tegenhoudt door
arbeidsmigranten te verwelkomen.
Door het politieke klimaat in Nederland staan we niet meer in de top vijf van landen waar Polen graag
willen werken. Die slechte beeldvorming gaat ons in de toekomst erg tegenwerken, vrees ik. We zullen
ze nog hard nodig hebben.”
30 publicatie sint gerlach gesprekken
decentralisaties: samenwerking met de menselijke maatDe laatste dag van de Gesprekken staat geheel in het teken van de nieuwe taken die gemeenten met de decentralisaties krijgen. De transitie van AWBZ, jeugdzorg en sociale werkvoorziening naar gemeenten komen in drie blokken tweegesprekken aan bod. Het praktische gehalte is hoog.
awbz: meer kwaliteit door lokaal maatwerk?Jos Meijerink is voorzitter van de raad van bestuur van de MeanderGroep, een fusieorganisatie die ontstond
om voldoende volume te creëren toen gemeenten de WMO kregen. Hij heeft slechte ervaringen met
aanbestedingen: “Wij merkten dat elk contact dat wij met gemeenten hadden, bij aanbestedingen werd
doorgesneden. Ik hoop van harte dat het straks bij de AWBZ anders gaat.” Wim Kemp, wethouder
in de gemeente Roermond, vertelt dat zijn gemeente samen met andere gemeenten in Noord- en
Midden-Limburg een brede aanbesteding uitschreef voor de WMO, de hulp bij het huishouden, waarin
tweegesprekken
publicatie sint gerlach gesprekken 31
maximumtarieven waren afgesproken en waar meerdere zorgaanbieders hun diensten aanbieden, “zodat
de cliënt de keuze houdt”. Dat is goed gelopen, zegt hij, al “zit er weinig spanning in de tarieven, omdat
alle organisaties inschreven voor het maximumtarief. Daar hebben we onszelf wel tekort gedaan”.
samenwerkingRoermond bereidt zich voor op de AWBZ door samen met andere gemeenten de keuze te maken “waar
we in 2020 willen staan”, zegt Kemp: “We willen weten hoe we het preventieve welzijn zo kunnen
inrichten dat we erger voorkomen en daardoor later hogere kosten moeten maken. Hoe we dat doen,
dat weten wij als gemeente niet. Daar hebben we onze partners voor nodig, we leren van de provincie
en de zorgaanbieders, in jeugdzorg en AWBZ.” Meijerink is het met hem eens dat deze samenwerking
belangrijk is en hij ziet dat in zijn regio (Parkstad Limburg en de Westelijke Mijnstreek) ook wel enigszins
die kant op gaan, “de aanbestedingsdrift is wel wat geluwd”. Hij stelt dat hij zelfs medelijden krijgt
met sommige gemeenten: “In onze regio is de kans heel groot dat gemeenten straks failliet gaan. In de
Oostelijke Mijnstreek is samenwerking ver te zoeken, daar gaan acht kleine gemeenten straks het hele
pakket alleen uitvoeren.”
wie kent de doelgroep?“Als gemeente weet ik niet wat er leeft, daar heb ik anderen voor nodig. Maar aanbieders moeten
gemeenten ook niet dicteren wat die moeten doen. De gemeenteraad hoort te weten wat er onder burgers
leeft. Vervolgens heb je voor de invulling van specifieke onderwerpen contact met de zorgaanbieders”,
schetst Kemp de verhoudingen. Volgens Meijerink zijn er goed afspraken tussen gemeenten en aanbieders
te maken, die de integrale werkwijze (AWBZ, WMO, Wet werken naar vermogen) dichterbij brengen:
“Wij hebben in 2011 75 mensen uit de kaartenbakken van de gemeenten aan een betaalde baan bij ons
geholpen. Dat waren we niet verplicht. Maar je kunt daar wel afspraken in het bestek over maken.”
vraaggerichtHet is van belang dat gemeenten hun doelgroepen kennen, dat beeld kunnen ze samen met zorgaanbieders
invullen. Vervolgens kunnen ze diverse potjes en mogelijkheden combineren om voor deze mensen een
zinvolle dagbesteding of werk te vinden, zegt Kemp: “Via welk kanaal dat gaat, interesseert mij niet.”
Volgens Meijerink is het goed om aan te haken bij bestaand aanbod, zoals dagbesteding in de wijk, “dat
bijvoorbeeld via buurtcentra wordt aangeboden”. Daar hoeven gemeenten geen nieuwe organisatie voor
op te tuigen. Kemp zegt dat Roermond naar dit soort collectieve voorzieningen toe wil, in combinatie
met wijkgericht werken: “Dus niet voor elke doelgroep een apart pakket. We weten nu onvoldoende
wat er is en wat er speelt, dus daar zullen we eerst een visie op moeten ontwikkelen.” Volgens Korte lukt
integrale samenwerking niet als gemeenten deze zorg gaan aanbesteden. Maar Kemp is het daar niet mee
eens: “Je kunt wel degelijk kwaliteitseisen in de aanbesteding vastleggen.”
“wij hebben met de wmo geleerd dat je als gemeenten moet samenwerken, omdat je zelf te klein bent om zelfstandig te
opereren. dat geldt straks ook voor de awbz.”wim kemp, wethouder roermond
32 publicatie sint gerlach gesprekken
sociale werkvoorziening: minder afstand tot de arbeidsmarkt?Iris van Bennekom is op 16 november 2011 begonnen als voorzitter van Cedris en vertelt dat het haar is
opgevallen dat “de praktijk van de sociale werkvoorziening verder is dan het beeld en het beleid”. Ze ziet
veel overlap tussen zorg, dagbesteding en sociale werkvoorziening en stelt dat “sociale werkvoorziening
veel meer is dan beschut werk tegen hoge kosten, wat toch nog steeds het beeld van de branche is”.
Edwin de Leeuw, algemeen directeur IBN, stelt dat “de sector een verkeerd beeld afgeeft, er is jarenlang
te veel subsidie gegeven”.
“de sociale werkvoorziening is geen doel op zich. als ze hun werk goed doen, dan maken ze zichzelf overbodig.”
jan hamming, wethouder tilburg
keukentafelgesprekkenJan Hamming, wethouder in de gemeente Tilburg, vindt dat gemeenten de aansluiting moeten zoeken
met welwillende werkgevers. “Zij willen best mensen met een beperking in dienst nemen en zijn zelfs
bereid om voor deze doelgroep hun productieprocessen aan te passen. Daartoe hebben wij net een
contract met 33 bedrijven afgesloten”. Sociale werkvoorziening is volgens hem geen doel op zich. “Als
ze hun werk goed doen, dan maken ze zichzelf overbodig”. Hij stelt dat Tilburg “stopt met de re-
integratiesector. We stappen af van de plannen en de indicaties en gaan praktische keukentafelgesprekken
aan met de doelgroep, om deze mensen aan het werk te krijgen”. Gerda Derksen, algemeen directeur
van de Avelingen Groep, vraagt waarom gemeenten dat niet eerder hebben gedaan, “er zijn miljarden aan
commerciële re-integratiepartijen uitgegeven”. Hamming: “Daar is ook veel goeds mee gebeurd. Zo is in
Tilburg het aantal mensen met een bijstandsuitkering teruggelopen van 11.500 naar 4.325.”
tussen wal en schip?Derksen stelt dat veel gemeenten het wel makkelijk vonden dat de re-integratie voor deze doelgroep
uitbesteed werd aan commerciële partijen, “want als het fout ging, dan kon men er afstand van nemen”.
Ze stelt ook dat veel de SW-bedrijven niet alleen meer een plek zijn waar mensen een beschutte
publicatie sint gerlach gesprekken 33
werkplaats krijgen, maar dat deze bedrijven vooral mensen met een beperking begeleiden op de
arbeidsmarkt: “De branche is een infrastructuur geworden.” Remco Wijnia, algemeen directeur DSW, zag
die ontwikkeling: “Wij waren met ons SW-bedrijf op een gegeven moment nota bene marktleider in de
productie van ventielen voor cv-ketels. SW-bedrijven werden productiebedrijven en bolwerken.” Volgens
Van Bennekom vindt merendeel van de SW-bedrijven inmiddels dat hun primaire doel het “helpen van
mensen aan werk” is: “Daarnaast bieden zij een beschutte plek voor een klein deel van de doelgroep.”
Remko van der Sanden, directeur BSW Bedrijven, maakt zich zorgen om de groep die zich hiertussen
bevindt: “Er zijn mensen die niet geschikt zijn voor regulier werk, maar te goed zijn voor beschut werk.
Ik ben bang dat zij straks tussen wal en schip vallen.”
rol van de werkgeversGaan gemeenten straks deze doelgroep op een integrale manier behandelen? Hamming wijst erop
dat sommige sociale diensten een dagbesteding hebben, net als de sociale werkvoorziening en de
gehandicaptenzorg. “Wij willen dat gaan samenvoegen. Dat scheelt veel dubbel werk en dus kosten.” Hij
vindt het een verantwoordelijkheid van bestuurders om de verbinding met werkgevers te leggen, zodat
zij meer mensen met een beperking in dienst nemen. Wat dat betreft mag dit kabinet wel meer doen, zegt
hij: “Zeker dit kabinet, dat ondernemers een warm hart toedraagt. Zij mogen een overtuigend verhaal
houden wat werkgevers aan deze mensen hebben.”
jeugdzorg: wie neemt de regie?“Niet de instelling, wel de expertise behouden” is volgens Rita van Breugel, algemeen directeur en
bestuurder van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, de visie van haar bureau. “Wij willen gemeenten
stimuleren dat zij leren hoe de complexe jeugdzorg in elkaar steekt. Maatwerk en specialistische jeugdzorg
blijven nodig, maar dat kan minder worden als gemeenten deze nieuwe taak goed oppakken”, zegt ze.
Gemeenten hebben deze voor hen nieuwe doelgroep nog niet goed op het netvlies, zegt ze ook: “Het
enige dat werkt, is dat wethouders meelopen met professionals. Alleen zo krijgen ze een goed beeld.”
34 publicatie sint gerlach gesprekken
Herman Geerdink, lid raad van bestuur van Pluryn Hoenderloo Groep, zegt dat hij een voorstander is
van de decentralisatie van de jeugdzorg: “Gemeenten moeten hun verantwoordelijkheid nemen en veel
competenter worden dan ze nu zijn.” De Pluryn Hoenderloo Groep is al begonnen met de ‘ontschotting’,
nu AWBZ (Pluryn) en jeugdzorg (Hoenderloo Groep) bij elkaar zijn gebracht achter één voordeur.
“deze transitie is een kans om het aan de voorkant beter te regelen. zodat we later kosten besparen.”
huib van olden, wethouder ‘s-hertogenbosch
ont-bureaucratiseringJeugdzorg kan beter en goedkoper, denkt Geerdink, “als de goede randvoorwaarden worden gesteld en de
ellende van de start van de WMO wordt voorkomen”. Hebben gemeenten die kennis niet deels al in huis,
dankzij de Centra voor Jeugd en Gezin, vraagt De Waal. Dat is niet het geval, antwoordt Van Breugel: “Die
centra zijn overal anders ingericht. Onze uitvoerders merken dat er wel veel behoefte is aan expertise bij
de medewerkers van deze centra, maar dat zij geen verantwoordelijkheid durven nemen over kinderen.”
Vervolgens ontspint zich een discussie over de bureaucratie in de jeugdzorg en de risicomijdende cultuur,
als gevolg van incidenten als de dood van het meisje Savanna. “Deze transitie is een kans om iets aan
die bureaucratie te doen”, zegt Van Breugel. Geerdink vreest echter een bureaucratisch oerwoud als hij
straks aan 418 gemeenten op 418 manieren verantwoording moet afleggen. Korvinus werpt op dat de
jeugdzorg georganiseerd kan worden op de schaal van de 25 veiligheidsregio’s en - huizen die we eind
2012 hebben.
publicatie sint gerlach gesprekken 35
veiligheidshuis als voorbeeld van samenwerkingHamming wijst erop dat verschillende partijen nu goed samenwerken in het Veiligheidshuis. Zou dat
geen voorbeeld kunnen zijn voor gemeenten en jeugdzorg? “Alle disciplines overleggen daar op basis
van casussen. Jeugdzorg zat er niet bij, omdat dat een taak van de provincie was. Ik wilde aanschuiven,
maar men vroeg waarom omdat de gemeente hier geen rol zou hebben. Dat verandert straks, gelukkig.”
Geerdink waarschuwt er echter voor dat er nog steeds een “knip” zal zijn, “die blijft uitnodigen om
mensen door te schuiven naar bijvoorbeeld de derdelijns zorg, die valt onder de zorgverzekering”. Van
Breugel vult aan: “Er blijven ook na de decentralisatie talloze organisaties bij de jeugdzorg betrokken,
zoals de Raad voor de Kinderbescherming en de kinderrechter. Al die instanties doen de diagnose over,
vanuit hun eigen expertise en vanuit wantrouwen.”
de-institutionaliseringGeerdink: “Ik durf de uitdaging wel aan. Ik halveer onze ‘bedden’ en pak samen met gemeenten de
problemen vroegtijdig aan. Maar daar moeten we dan wel harde afspraken over maken.” Hij stelt dat
“de vrijblijvendheid eraf gaat” en roept gemeenten op om met de Veiligheidshuizen aan de slag te gaan,
om gezinnen echt en op een praktische manier te helpen. “De-institutionaliseer de jeugdzorg, geef het
terug aan de mensen op de straat. De gemeente speelt daar een belangrijke rol in.” Hij refereert aan de
gevleugelde uitspraak die ook tijdens de Sint Gerlach Gesprekken herhaaldelijk terugkomt: It takes a
village to raise a child.
beter en andersVan Breugel waarschuwt de aanwezige bestuurders voor al te groot optimisme: “Er komen nieuwe
kinderbeschermingsmaatregelen die tegen deze transitie in lijken te werken. Ze gaan gepaard met grote
bureaucratie, die krijgt u er dus allemaal gratis bij. Kijk dus kritisch naar wat er op u afkomt en speel
daar waar nodig proactief op in, zoek contact met de wetgever.” Zou het een oplossing zijn om de
burgemeester de wettelijke bevoegdheid te geven, zoals het geval is bij huiselijk geweld, vraagt Van den
Bosch: “Dan geef je de gemeente doorzettingsmacht.” Thissen sluit deze tweegesprekken af door te stellen
dat hij van alle gesprekspartners een “klemmend beroep hoorde om het anders te doen”: “Maak heldere
afspraken wie wat doet en bouw verder aan de Veiligheidshuizen, want die lijken een goede plek om de
nieuwe taken voor de jeugdzorg onder te brengen.” Van den Bosch concludeert: “We zijn eruit. Nu de
rest van Nederland nog.”
36 publicatie sint gerlach gesprekken
een conclusie in twee delenTot besluit van de Sint Gerlach Gesprekken maakt gespreksleider Steven de Waal de balans op. De drie decentralisaties en de kwaliteit van het lokaal bestuur waren de twee hoofdonderwerpen van deze driedaagse conferentie.
decentralisatiesHoe pakken gemeenten de drie decentralisaties succesvol aan? Volgens de aanwezigen is dat duidelijk:
op een integrale manier. Thissen verwoordt het als volgt: “We gaan ons niets aantrekken van de drie
verschillende wetten en tranches, we richten het als één transitie in.” “We zullen ons als gemeenten goed
moeten bezinnen op deze nieuwe taken en met de instellingen het gesprek aangaan. Daarna pas gaan
we visie en beleid ontwikkelen. In samenwerking, waarbij we elkaars ervaring gebruiken”, vult Cox aan.
Praten over de inhoud en respect voor elkaars belangen moeten in die samenwerking centraal staan, bepleit
Hatenboer. Gemeenten zouden hun relatie met het bedrijfsleven ook moeten herijken en onderzoeken
waar ze verbindingen kunnen leggen, om meer mensen uit hun ‘bakken’ aan het werk te krijgen, zo
wordt door meerdere aanwezigen gesteld. Geerdink bepleit tot slot om er geen “aanbestedingsmarkt” van
te maken, maar “een toetredersmarkt met kwaliteitseisen”.
lokaal bestuurHoe gaan gemeenten de verwachtingen waarmaken die ze als ‘eerste overheid’ wekken? Er werd tijdens
de Sint Gerlach Gesprekken veel gesproken over samenwerking en transparantie. “Je moet als gemeente je
verantwoordelijkheid nemen en duidelijk optreden als dat nodig is, samen met partners”, zegt Cox. Ook
conclusie
publicatie sint gerlach gesprekken 37
burgerschap kwam herhaaldelijk in de debatten terug. Thissen: “Burgers zijn te veel als consumenten
behandeld. Daardoor werden ze passieve consumenten. Spreek hen weer aan op hun burgerschap, maak
ze coproducent.”
Professionalisering kwam ook aan bod. Van de ambtenaren zelf, omdat gemeenten zich moeten
ontwikkelen van uitvoeringsorganisaties van het Rijk naar organisaties die zelfstandig visie ontwikkelen en
zelfs een countervailing power moeten gaan vormen. Maar ook professionalisering van de gemeenteraad
is nodig, want “het bestuur kan wel willen, maar hoe krijgt men de raad mee?” vraagt Thissen. “We
helpen ze ook niet om te professionaliseren”, zegt Hatenboer. Bijvoorbeeld door het lidmaatschap van
gemeenteraadsleden met de Nederlandse Vereniging van Raadsleden te organiseren, zoals nu ook gebeurt
voor burgemeesters en griffiers met hun verenigingen, oppert Steenbergen. Ook de bureaucratie komt
ter sprake: verantwoording is nodig, maar men moet oppassen daarin niet door te schieten, stellen de
aanwezigen. De Waal noemt een belangrijk thema tijdens de Gesprekken: leiderschap. Hij concludeert:
“Alle instituties waarover we hebben gesproken, zijn niet zomaar ontstaan. We waren er allemaal bij. U
kunt zelf al heel veel doen. Die persoonlijke agenda kunnen wij hier niet voor u bepalen, maar ik hoop
dat deze Gesprekken u er wel toe aanzetten om af en toe uw nek uit te steken en leiderschap te tonen.”
38 publicatie sint gerlach gesprekken
maarten adelmeijer concerndirecteur, pantar amsterdam
annet bertram gemeentesecretaris, gemeente den haag
eugénie blommesteinalgemeen directeur, blommestein groep
alex brenninkmeijernationale ombudsman
sjraar coxburgemeester, gemeente sittard-geleen
martin eurlingsburgemeester, gemeente valkenburg aan de geul
herman geerdinkalgemeen directeur, pluryn hoenderloo groep
piet van elterengemeentesecretaris, gemeente nieuwegein
peggy geelenbusiness development manager, blommestein groep
rob ellermeijerpartner, ernst & young
gerda derksenalgemeen directeur, avelingen groep
albert van den bosch burgemeester, gemeente zaltbommel
rita van breugel algemeen directeur en bestuurder, bureau jeugdzorg noord-brabant
john burgerpastoor, parochie st. gerlach
deelnemerslijst
iris van bennekom voorzitter, cedris
frank van goolceo, otto workforce
jan hammingwethouder, gemeente tilburg
jeroen hatenboerwethouder, gemeente enschede
publicatie sint gerlach gesprekken 39
henk korvinus hoofdofficier van justitie, om den haag
wim kempwethouder, gemeente roermond
ivo kortealgemeen directeur, de sluis groep
flora van houwelingen concerndirecteur, gemeente deventer
linsey van den heuvelproject coördinator, blommestein groep
wim le clercqalgemeen directeur, intos
kristel lammersadjunct directeur, kwaliteitsinstituut nederlandse gemeenten
birgit op de laakwethouder, gemeente horst aan de maas
jan willem pauwpartner, ernst & young
huib van oldenwethouder, gemeente ’s-hertogenbosch
lard ortjensprogramma directeur, blommestein groep
jos meijerinkvoorzitter raad van bestuur, meandergroep
martien louwersprogramma manager, blommestein groep
mirjam de rijk wethouder, gemeente utrecht
pieter litjensburgemeester, gemeente aalsmeer
edwin de leeuwalgemeen directeur, ibn holding b.v.
remko van der sandenalgemeen directeur, bsw bedrijven
arthur ringelingemeritus hoogleraar bestuurskunde, erasmus universiteit rotterdam
40 publicatie sint gerlach gesprekken
mariet thalens-kolkerwethouder, gemeente emmen
bertine steenbergen directeur burgerschap en informatiebeleid, ministerie van bzk
marij staps-verschuurendirecteur/bestuurder, impact
rené scherpenissedirecteur/bestuurder, tiwos en voorzitter, visitatiecommissie wijkaanpak
kees-jan de vetlid directieraad, vng
johan vosalgemeen directeur, actíva
remco wijniaalgemeen directeur, dsw rijswijk en omstreken
gerrit van vegchelvoorzitter, parkstad limburg
steven de waaloprichter, public space denktank
larissa zegvelddirectieadviseur, kwaliteitsinstituut nederlandse gemeenten
tof thissendirecteur, kwaliteitsinstituut nederlandse gemeenten
publicatie sint gerlach gesprekken 41
Deze publicatie geeft een impressie van de Sint Gerlach Gesprekken die plaatsvonden van
30 november t/m 2 december 2011.
hoofdredactie: Blommestein Groep, Bosscheweg 1
5275 HD Den Dungen, T 073 – 594 7050
redactie: Marieke Vos en René Schellingerhout
vormgeving: De Merkenbouwers
druk: Verhagen Grafische Media
colofon
42 publicatie sint gerlach gesprekken
publicatie sint gerlach gesprekken 43
mede mogelijk gemaakt door: