Veiligheidsdossier

48
Het veiligheidsdossier Mijlpaal voor de veilige oppervlakteberging van het Belgische categorie A-afval in Dessel

description

Mijlpaal voor de veilige oppervlakteberging van het Belgische categorie A-afval in Dessel

Transcript of Veiligheidsdossier

Het veiligheidsdossierMijlpaal voor de veilige oppervlakteberging van het Belgische categorie A-afval in Dessel

Over deze brochureHet Belgische radioactieve afval van categorie A krijgt straks een definitieve bestemming. De Nationale In-stelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstof-fen (NIRAS) heeft, samen met lokale en internationale partners, alles voorbereid om op het grondgebied van de gemeente Dessel een oppervlaktebergingsinstal-latie te bouwen. In die installatie zal het Belgische categorie A-afval (laag- en middelactief kortlevend afval) aan de oppervlakte geborgen worden. Het zou de eerste keer zijn dat in ons land een berging voor radioactief afval wordt gebouwd. De Belgische rege-ring gaf op 16 januari 1998 aan NIRAS de opdracht om een definitieve oplossing uit te werken voor het categorie A-afval. Aan NIRAS werd gevraagd om die oplossing op lokaal niveau te integreren met passen-de beheer- en overlegstructuren. Daarop volgde een voorontwerpfase, waarbij alle stakeholders werden betrokken in een uitgebreid besluitvormingsproces. In 2006 zette de federale regering het licht op groen voor de berging van categorie A-afval in Dessel. Om de bergingsinstallatie voor te bereiden, technisch uit te werken en om het participatieve proces in stand te houden, werd datzelfde jaar het cAt-project opgestart. Het cAt-project is een integraal bergingsproject, dat een technische en veilige oplossing voor het categorie A-afval op lange termijn combineert met een maat-schappelijk project voor de regio.

De veiligheid van de werknemers en omwonenden is bij een bergingsproject een topprioriteit. Voor het pro-ject in Dessel is dat niet anders. NIRAS heeft daarom alle aspecten die te maken hebben met de veiligheid van de bergingsinstallatie, gebundeld in een omvat-tend veiligheidsdossier. Op dat dossier zal het Fede-raal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) zich

baseren om de vergunning voor de bouw en exploita-tie van de bergingsinstallatie te verlenen. Het FANC is de Belgische overheidsinstantie die werd opgericht om de bevolking, werknemers en het leefmilieu doel-treffend te beschermen tegen het gevaar van ionise-rende straling. Kortom: het veiligheidsdossier is een scharnierdocument om het cAt-project te kunnen realiseren. Zo kunnen we een duurzame oplossing op lange termijn creëren voor het categorie A-afval.

Volgens welk concept en welke veiligheidsprincipes zal de bergingsinstallatie gebouwd en beheerd wor-den? Hoe zal de veiligheid gecontroleerd en opge-volgd worden? Hoe werd het ontwerp berekend zoda-nig dat de installatie ook binnen honderden jaren nog betrouwbaar is? In deze brochure vindt u de antwoor-den op die vragen.

In het kader van de vergunningsprocedure organise-ren de veiligheidsautoriteiten in een latere fase nog een openbaar onderzoek over de bergingsinstallatie. Dan krijgt iedereen de kans om zijn opmerkingen op het veiligheidsdossier in te dienen of suggesties te for-muleren.

We wensen u veel leesplezier!

Jean-Paul Minon directeur-generaal van NIRAS

Met vragen over het veiligheidsdossier of het cAt-project kunt u steeds te-recht bij Evelyn Hooft, woordvoerster van het cAt-project: [email protected], tel. 0475 60 25 04. Raadpleeg het veiligheidsrapport via www.niras-cat.be!

Wie is NIRAS en wat doen we?In 1980 richtte de Belgische overheid de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijt-stoffen op, kortweg NIRAS. De belangrijkste opdracht van NIRAS bestaat erin het radioactieve afval zo-danig te beheren dat de bevolking er te allen tijde doeltreffend tegen beschermd is. NIRAS waakt over de veiligheid door het beheer van radioactief afval te waarborgen op korte én lange termijn. De bescher-ming van het milieu en de veiligheid van de bevolking staan hierbij centraal. Het cAt-project en het veiligheidsdossier passen volledig in die basisopdracht.

Wat is radioactief afval?Radioactief afval is elke stof:1. die één of meer radionucliden bevat, waarvan de activiteit of de activiteitsconcentratie wegens

stralingsbescherming niet mag worden verwaarloosd en daarom een specifiek beheer vereist;2. waarvoor geen verder gebruik gepland is, niet nu en niet in de toekomst.

Het beheersysteem van NIRASNIRAS heeft een beheersysteem ontwikkeld om de bescherming van mens en milieu tegen de mogelijke gevaren van radioactief afval te verzekeren. Het hoofddoel van dat beheersysteem is het waarborgen van de veiligheid en het bewaken van de kwaliteit. Daarom is het systeem gebaseerd op twee principes: enerzijds de insluiting van de radioactieve stoffen, zodat ze niet kunnen ontsnappen in het leefmilieu, en anderzijds de afscherming van de ioniserende straling. Die principes passen we toe in alle stappen die het afval doormaakt vanaf het ontstaan bij de producent, de verwerking ervan tot de voorlopige op-slag in speciale gebouwen. Al die voorbereidende stappen worden uitgevoerd met het oog op een veilige langetermijnoplossing.

Het beheer van radioactief afval in vijf stappen• Stap 1: het afval beperken, sorteren en identificeren

De producenten van radioactief afval moeten hun afvalproductie zoveel mogelijk beperken, onder meer door te recycleren en recupereren. Het geproduceerde afval moet gesorteerd worden met ver-melding van de inhoud.

• Stap 2-3: het afvalvolume reduceren, stabiliseren en insluiten Het doel van de verwerking is het afvalvolume te verminderen, de radioactiviteit te concentreren en in te sluiten in vaten. Het resultaat is een stabiel eindproduct dat veilig opgeslagen kan worden.

• Stap 4: het afval opslaanDe vaten met het verwerkte afval worden opgeslagen in speciale gebouwen. De gebouwen zijn zo ont-worpen dat ze mens en milieu beschermen tegen mogelijke schadelijke effecten. Hoewel de opslag van het radioactieve afval veilig is op korte en middellange termijn, is dat slechts een tijdelijke oplossing.

• Stap 5: het beheer op lange termijnAl dertig jaar onderzoekt NIRAS alle mogelijke pistes om België te voorzien van duurzame oplos-singen voor het langetermijnbeheer van radioactief afval. De veiligste oplossing om radioactief afval op lange termijn te beheren, is dat afval zolang als nodig af te schermen van mens en milieu.

Beheersysteem

Transport

Beperken,sorteren,

identificeren

Reducerenvan het volume

Stabiliseren en insluiten

Beheren op lange termijn

Opslaan

Verwerken

Figuur 1. Schematische weergave van het geïntegreerde beheersysteem

Beheersysteem

Transport

Beperken,sorteren,

identificeren

Reducerenvan het volume

Stabiliseren en insluiten

Beheren op lange termijn

Opslaan

Verwerken

Figuur 1. Schematische weergave van het geïntegreerde beheersysteem

Figuur 1. Schematische weergave van het geïntegreerde beheersysteem

Wat is categorie A-afval?In het cAt-project en het veiligheidsdossier gaat het over één bepaald type van radioactief afval, namelijk het categorie A-afval. Categorie A-afval is laag- en middelactief kortlevend afval. Het is verwerkt en ge-conditioneerd radioactief afval dat een geringe hoeveelheid radioactieve stoffen (en slechts een beperkte hoeveelheid langlevende stoffen) bevat en dat na 300 jaar het grootste deel van zijn radioactiviteit verlo-ren heeft. Daardoor komt dat afval in aanmerking voor berging aan de oppervlakte.

Categorie A-afval bestaat vooral uit gebruikte materialen of producten die mogelijk in contact zijn geko-men met radioactieve stoffen. Denk maar aan filters, zuiveringsproducten, beschermingsmateriaal zoals kleding en handschoenen, verbruiksproducten zoals verpakkingen, papier, naalden van spuiten en ont-mantelingsafval van nucleaire installaties. Ongeveer 75 procent van al het radioactieve afval dat in België geproduceerd wordt, is laagactief en kortlevend.

Het beheer van categorie A-afval vandaagHet categorie A-afval dat vandaag wordt voortgebracht, wordt verwerkt en geconditioneerd tot een vast, compact en chemisch stabiel eindproduct. Dat gebeurt ofwel door de producenten zelf, in hun eigen in-stallaties, ofwel bij Belgoprocess.

Het dagelijkse beheer van categorie A-afval is vandaag veilig en volledig onder controle. Toch vergt de tijdelijke opslag een actief toezicht, controle en onderhoud om de veiligheid te verzekeren. Voor het be-heer op lange termijn is dat geen goede oplossing. Berging is een langetermijnoplossing die het afval op passieve wijze insluit en afzondert van mens en milieu. Een passieve insluiting betekent dat actieve tussenkomst van de mens niet langer noodzakelijk is om de veiligheid te waarborgen. Zo wordt de veilig-heid gegarandeerd, zonder dat toekomstige generaties zich actief om het afval moeten bekommeren.

Het cAt-project kan voor een volgende stap zorgen in het beheer van categorie A-afval. Met de bergings-installatie in Dessel krijgt het categorie A-afval een definitieve eindbestemming.

Hoe is het cAt-project ontstaan?De Belgische regering gaf op 16 januari 1998 aan NIRAS de opdracht om een definitieve oplossing uit te werken voor het categorie A-afval. Alle stakeholders werden daarbij betrokken. Op lokaal vlak waren dat de gemeenten Dessel en Mol, vertegenwoordigd in de partnerschappen STORA en MONA. Ook het FANC heeft de ontwikkeling van alle voorontwerpen van de bergingsinstallatie sinds 1999 van nabij kunnen volgen. Tijdens de voorontwerpfase heeft het FANC geen opmerkin-gen geformuleerd die de radiologische veiligheid van een van de voorontwerpen van bergings-installatie fundamenteel in vraag stellen.

De federale ministerraad besliste op 23 juni 2006 om het categorie A-afval te bergen in een oppervlaktebergingsinstallatie op een terrein op het grondgebied van de gemeente Dessel, dat grenst aan de gemeente Mol. NIRAS kreeg de opdracht om het geïntegreerde bergingsproject ver-der te ontwikkelen, de nodige vergunningen te verkrijgen, en een bindend akkoord te sluiten tus-sen de betrokken partijen voor de uitvoering van de bijhorende voorwaarden (gebaseerd op het beginsel ‘de vervuiler betaalt’).

Het cAt-project is het resultaat van intensief overleg tussen NIRAS, STORA en MONA. De beslis-sing om een oppervlaktebergingsinstallatie te bouwen in Dessel is dus weloverwogen en maat-schappelijk gedragen.

De filosofie van het cAt-projectNIRAS en de lokale partnerschappen STORA en MONA kiezen met de oppervlakteberging in Dessel voor een geïntegreerd project. De bergingsinstallatie is niet alleen uiterst veilig en technisch onbe-rispelijk, maar is ook ingebed in de lokale gemeenschap. Die integratie maken we concreet met ver-schillende meerwaardeprojecten, die goed zijn voor de welvaart en het welzijn in de regio – vandaag, maar ook in de verre toekomst. Een lokaal fonds om duurzame, lokale projecten en activiteiten te ondersteunen, een gezondheidsopvolging in de regio, het creëren van nieuwe banen en het duur-zaam inpassen van de bergingsinstallatie in het omliggende landschap zijn hier voorbeelden van.

Het principe van integratie komt ook in de projectorganisatie tot uiting. Het cAt-project omvat zeven deelprojecten: de berging, het communicatiecentrum, het Lokaal Fonds, inspraak en participatie, ruimtelijke ordening en mobiliteit, tewerkstelling en behoud van nucleaire knowhow en veiligheid, milieu en gezondheid. Die deelprojecten zijn puzzelstukken die samen het geïntegreerde project vormen. Ze worden niet alleen organisatorisch, maar ook fysiek geïntegreerd, door de verschillende onderdelen volgens een ruimtelijke logica te schikken op de bergingssite.

Wilt u meer weten over de filosofie van het cAt-project? Op www.niras-cat.be en in het Masterplan (eveneens te raadplegen op onze website) vindt u informatie over alle onderdelen van het cAt-project. Informatie over de partnerschappen vindt u op www.stora.org en www.monavzw.be. Andere nuttige websites: www.digicat.be (proefproject voor het digitale en interactieve informatie-netwerk) en www.studie3xg.be (proefproject voor de gezondheidsopvolging in Mol, Dessel en Retie).

Gemeenten en regio: deel van het projectDe partnerschappen STORA (Dessel) en MONA (Mol) spelen een cruciale rol in de integratie van de berging in de lokale gemeenschap. Beide partnerschappen waren van bij het begin intensief betrok-ken bij het ontwerp van de installatie. Ze werkten ook mee aan het Masterplan (2010), dat de lijnen voor het cAt-project uittekent. Ook geven ze de Desselse en Molse bevolking een stem. Bovendien blijven ze erover waken dat de voorwaarden die de bevolking gesteld heeft, worden voldaan.

Er worden ook inspanningen geleverd om de berging en het cAt-project in te bedden in de ruimere regio. Zo heeft NIRAS in 2011 samen met STORA, MONA en RESOC Kempen het Regionaal Overleg-platform (ROP) opgestart. Het ROP heeft als doel een open, bovenlokaal netwerk en een regionaal draagvlak voor het cAt-project uit te bouwen. Het cAt-project is immers een groot maatschappelijk en industrieel project, waar de regio heel wat sociaaleconomische voordelen uit kan halen. Tegelijk biedt een duurzame samenwerking met de regio ook voordelen voor het cAt-project. Om die win-winsituatie mogelijk te maken wordt de expertise van de verschillende sectoren uit de streek verza-meld in een regionaal netwerk.

Kerncijfers berging categorie A-afval • De bergingssite is ongeveer 25 hectare groot.• Elke module meet 25 bij 27 meter en kan zo’n 900 monolieten bevatten.• De eerste tumulus wordt 180 bij 460 meter groot en 20 meter hoog.• De eindafdekking wordt 4,5 meter dik: - biologische laag: 1 tot 2 meter - bio-intrusiebarrière: 1 tot 1,5 meter - infiltratiebarrière: 1 tot 1,5 meter - zandlaag: 25 centimeter• De berging van het afval (exploitatiefase) zal ongeveer 50 jaar duren.• 300 jaar nadat het laatste afval is geborgen, kan de reglementaire controle gestopt worden.

De deelprojecten van het cAt-project

• De berging. De berging, de installatie waarin het afval geborgen zal worden, vormt het hart van het cAt-project.

• Het communicatiecentrum. Vlak bij de berging komt een communicatiecentrum, dat het knoop-punt wordt van alle informatie en communicatie over het beheer van radioactief afval en zijn context. U vindt er ook alle informatie over het cAt-project. Ook de inwoners van de regio en het lokale ver-enigingsleven zullen gebruik kunnen maken van de infrastructuur van het communicatiecentrum.

• Veiligheid, milieu & gezondheid. Veiligheid is essentieel voor een bergingsinstallatie van radio-actief afval, zowel op korte als lange termijn. Om de veiligheid van de berging aan te tonen, heeft NIRAS het veiligheidsdossier opgemaakt. Daarnaast loopt er ook een haalbaarheidsstudie over het uitwerken van een continue gezondheidsopvolging: 3xG (Gezondheid - Gemeenten - Geboorten).

• Lokaal Fonds. Het Lokaal Fonds zal sociaaleconomische projecten en activiteiten realiseren met een meerwaarde voor de regio.

• Inspraak & participatie. Rond de berging van categorie A-afval ontpopte zich in de loop der jaren een bijzonder participatiemodel. De inwoners van de gemeenten Dessel en Mol worden via de lokale partnerschappen STORA en MONA van dichtbij betrokken bij de realisatie van het cAt-project in al zijn onderdelen. Dat is vandaag het geval, maar blijft ook zo in de toekomst.

• Ruimtelijke ordening & mobiliteit. Het cAt-project levert inspanningen om het wonen en wer-ken en de mobiliteit in de regio te verbeteren. Zo creëert het cAt-project een aantal ruimtelijke kansen voor Dessel. NIRAS volgt ook de overheidsinitiatieven op de voet om de regionale verkeerssituatie te verbeteren.

• Tewerkstelling & behoud van nucleaire knowhow. De berging zal tijdelijke jobs opleve-ren tijdens de bouw én jobs voor de middellange termijn tijdens de exploitatie. Ook indirect is het bergingsproject een stimulans voor de werkgelegenheid.

Meer weten? Lees het Masterplan op www.niras-cat.be.

Figuur 4. De zeven bouwstenen van het cAt-project

Berging

Wat is het veiligheidsdossier? .................................................... 2

1

Kennismaking met de berging .................................................. 10

2

Onze veiligheidsstrategie: het raamwerk voor een veilige berging ..................................... 16

3

De praktijk: hoe wordt het afval veilig geborgen? ....................................... 24

4

Aangetoond: veilige en robuuste berging, op korte en lange termijn ............ 36

5

Inhoud

2 Het cAt-veiligheidsdossier

Het doel van het veiligheidsdossier is de veiligheid aantonen van de bergingsinstallatie voor categorie A-afval in Dessel, zowel op korte als op lange termijn. Maar wat is een veiligheidsdossier precies? Waarom wordt het opgesteld en hoe komt het tot stand? We vatten het hier voor u samen.

1 WAT IS HeT VeILIGHeIDSDOSSIeR?

3Het cAt-veiligheidsdossier 3Het cAt-veiligheidsdossier

Wat is het veiligheidsdossier en waarvoor dient het?De bergingsinstallatie is een nucleaire installatie. Om zo’n installatie te bouwen en exploiteren is een vergunning nodig. Die oprichtings- en exploitatie-vergunning voor de berging, ook nucleaire vergun-ning genoemd, wordt afgeleverd bij Koninklijk Be-sluit. Dat gebeurt na verificatie en beoordeling van de vergunningsaanvraag door een onafhankelijke instantie, het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC). De nucleaire vergunning legt de voorwaarden vast waaraan NIRAS moet voldoen om de berging in Dessel te mogen bouwen en exploiteren. Maar om die vergunning te krijgen, moet NIRAS eerst de veiligheid van de bergingsinstallatie aantonen. Daarom hebben we alle technische en wetenschappe-lijke argumenten die nodig zijn om de veiligheid en betrouwbaarheid van de berging aan te tonen, gebun-deld in een veiligheidsdossier.

Het dossier is cruciaal voor het hele project, want het vormt de technische basis om de vergunning voor de bouw en exploitatie aan te vragen bij het FANC. Met het veiligheidsdossier, een lijvige reeks van documen-ten die duizenden pagina’s telt, tonen we aan hoe de veiligheid van de bergingsinstallatie verzekerd wordt en hoe de werknemers, omwonenden en het leef-milieu afdoende beschermd zullen zijn. Tijdens de bouw, exploitatie, sluiting en het verdere toezicht ge-durende enkele honderden jaren, maar ook daarna.

Hoe past het veiligheidsdossier in de vergunningsprocedure?Naast een nucleaire vergunning heeft NIRAS ook een klassieke bouw- en milieuvergunning nodig om de bergingsinstallatie te bouwen. NIRAS dient hiervoor verschillende vergunningsaanvragen in: twee bij de Vlaamse overheid (milieu- en bouwvergunning) en één bij het FANC (nucleaire vergunning). Het veilig-heidsdossier maakt deel uit van de vergunnings-aanvraag bij het FANC. Beide procedures worden door de overheid zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Zo moet men één globaal milieueffectenrapport op-stellen, dat gebruikt wordt voor beide vergunnings-procedures. Ook de openbare onderzoeken over de verschillende vergunningen zullen indien mogelijk gecombineerd worden.

MilieueffectenrapportWie een vergunning aanvraagt voor een grote indus-triële installatie of een omvangrijk infrastructuur-project, moet eerst de effecten ervan op de omgeving onderzoeken en beschrijven. Dat gebeurt met een milieueffectenrapport of MER. Dat MER beschrijft alle gevolgen die de installatie zou kunnen hebben voor mens en milieu. Ook voor de bergingsinstallatie wordt zo’n MER opgemaakt. Het MER beschrijft zowel de klassieke milieueffecten, zoals mogelijke geluids-hinder en gevolgen voor de mobiliteit, als de impact door de ioniserende straling van het radioactieve afval (de radiologische impact). Het MER wordt aangehecht aan de drie vergunningsaanvragen. De dienst Mer van de Vlaamse overheid evalueert de klassieke milieu-effecten; het FANC onderzoekt de radiologische im-pact. Als de klassieke milieueffecten en de radiologi-sche impact verband met elkaar houden, overleggen de Vlaamse administratie en het FANC. De Vlaamse en de federale administraties hebben hierover in 2010 afspraken vastgelegd in een samenwerkingsprotocol.

Openbaar onderzoekNa een eerste analyse van het vergunningsaanvraag-dossier wordt een openbaar onderzoek georganiseerd in Mol, Dessel, Geel, Retie en Kasterlee. Tijdens dat on-derzoek krijgen zowel de adviesinstanties als het grote publiek de kans om zich uit te spreken over het dossier.

Internationale consultatieIn dezelfde periode onderzoekt de European Atomic Energy Community (Euratom) de eventuele grens-overschrijdende effecten van de bergingsinstallatie.

Vergunning in fasenDe vergunning wordt pas afgeleverd na een grondige analyse door het FANC, het openbare onderzoek en de goedkeuring van het veiligheidsdossier door het FANC. Dat gebeurt met een Koninklijk Besluit, dat ook de vergunningsvoorwaarden oplegt. Met die vergunning verzekert het FANC zich van de globale veiligheid van de oppervlakteberging. Dat is de eerste stap van een gefaseerd vergunningsprogramma, dat nog decennia voortduurt om de nucleaire veiligheid ook in de vol-gende levensfasen van de berging te verzekeren.

Na de bouw van de bergingsinstallatie moet het opleveringsbesluit verzekeren dat de installatie ge-bouwd werd in overeenstemming met de vergunnings-

4 Het cAt-veiligheidsdossier

voorwaarden, en dat de exploitant over de juiste pro-cedures beschikt om de exploitatie te kunnen starten. Ook voor de sluiting en andere mijlpalen in de levens-loop van de berging zijn telkens toelatingen of vergun-ningen nodig, opdat de bergingsinstallatie naar een volgende fase kan overgaan.

Het huidige veiligheidsdossier bevat alle elementen die nodig zijn voor de eerste stap, namelijk de toelating om de bergingsinstallatie te bouwen. Het veiligheids-dossier weerspiegelt dan ook de technische en weten-schappelijke inzichten van vandaag. Op regelmatige basis zal het dossier geactualiseerd worden, opdat het gelijke tred houdt met nieuwe inzichten en kennis. Toekomstige activiteiten, zoals het sluiten van de ber-ging binnen een eeuw, zullen in detail uitgewerkt wor-den op basis van de algemene principes en informatie in het huidige dossier. Alle vergunningsstappen wor-den bevestigd bij Koninklijk Besluit.

Hoe kwam het veiligheidsdossier tot stand?Het veiligheidsdossier bevat alle argumenten en tech-nische gegevens die nodig zijn om aan te tonen dat de bergingsinstallatie veilig is, zowel tijdens de ex-ploitatie als op lange termijn. Er werd een veiligheids-

strategie en een veiligheidsconcept ontwikkeld, die binnen de veiligheidsbenadering van NIRAS passen. Het resultaat van die benadering is een geoptimali-seerd, veilig en robuust ontwerp voor de bergings-installatie, rijp om gebouwd en geëxploiteerd te wor-den. Het beheerprogramma voor categorie A-afval is dus klaar voor de volgende stap: de bouw van de ber-gingsinstallatie.

Aan het veiligheidsdossier ging uitgebreid en gespe-cialiseerd onderzoek vooraf. We werkten daarvoor samen met zowel onderzoekscentra en studiebureaus uit België, als met internationale experts. Die minu-tieuze voorbereiding past helemaal in ons streven naar een hoog niveau van veiligheid en kwaliteit.

VeiligheidsstrategieNIRAS heeft een veiligheidsstrategie ontwikkeld om bij het ontwerp van de berging en de veiligheids-evaluaties topprioriteit te geven aan veiligheid en be-scherming van het leefmilieu en de omwonenden. De veiligheidsstrategie bestaat uit een veiligheidsdoel-stelling en een aantal belangrijke principes om die doelstelling te realiseren. In hoofdstuk 3 lichten we de veiligheidsstrategie verder toe.

Het detailontwerp van de bergingEen volgende stap in de voorbereiding bestond uit het vastleggen van de details van het ontwerp van de ber-ging. Het ontwerp houdt systematisch rekening met de veiligheidsstrategie en brengt de karakteristieken van de site in rekening. Ook tijdens de bouw en exploitatie wordt het ontwerp continu verbeterd en geoptimali-seerd, en uitvoerig op zijn haalbaarheid getest door middel van prototypes en testopstellingen.

VeiligheidsstudiesDe veiligheidsstudies vormen de fundamenten van het veiligheidsdossier. Het doel van alle veiligheids-studies is aantonen dat de veiligheid gegarandeerd is, zowel nu als op korte én lange termijn. Door die studies konden we de maximale bergingscapaciteit van de installatie in detail bepalen, het concept voor de berging evalueren, de materialen voor de cruciale bouwstenen bepalen, programma’s ontwikkelen om de bergingsinstallatie te monitoren tijdens al haar levensfasen, enzovoort.

1 bergingsinrichting, 2 bergingsinstallaties, 34 bergingsmodules

Wettelijk gezien is de bergingsinrichting het geheel van bergingsinstallaties en randinfra-structuur die zich op de bergingssite bevinden en waarvoor NIRAS als exploitant verantwoor-delijk is. Die bergingsinrichting omvat twee bergingsinstallaties, die elk verschillende ber-gingsmodules bevatten (34 in totaal). Uitein-delijk zullen ze als twee heuvels in het land-schap overblijven. In deze brochure gebruiken we de term ‘bergingsinstallatie’ als we het over het geheel van alle bergingsmodules hebben.

5Het cAt-veiligheidsdossier

Redactie van het veiligheidsdossierMet de veiligheidsstrategie, het ontwerp van de berging en de veiligheidsstudies als uitgangspunt ging NIRAS van start met de redactie van het dossier. De veilig-heidsexperts hebben heel wat ervaring en expertise opgebouwd in de bergingsinstallatie en de veiligheids-aspecten ervan. Ze gaven de belangrijkste resultaten en bevindingen van de studies een plaats in het veiligheids-dossier. De veiligheidsstudies en berekeningen zelf vor-men de wetenschappelijke achtergronddocumenten.

Peer review: objectieve kijk van internationale expertsOm de wetenschappelijke kwaliteit extra te valideren, werden de hoofdstukken van het veiligheidsdossier die te maken hebben met veiligheid op lange termijn aan een internationale peer review onderworpen. Dat is een grondig nazicht door onafhankelijke en ervaren deskundigen. Het doel van de peer review: de kwaliteit van het veiligheidsdossier toetsen aan de internatio-nale praktijk. De inspanningen van de voorbije jaren en de medewerking van talloze wetenschappers, ex-perts en ingenieurs in de voorbereidende veiligheids-studies hebben al tot een stevig onderbouwd dossier geleid. Door de opmerkingen van de internationale deskundigen in rekening te brengen, is de kwaliteit van het veiligheidsdossier nog verbeterd.

Het Nucleair Energie Agentschap (NEA), een gespeci-aliseerd orgaan binnen de Organisatie voor Economi-sche Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), bracht een team van zeven internationale experts samen: het Internationaal Review Team (IRT). Die experts hebben allemaal een uitgesproken ervaring met de berging van radioactief afval, het evalueren van veiligheids-dossiers en alles wat daarbij komt kijken.

De peer review focuste op een aantal sleutelpassa-ges in het dossier. Zo lieten we onderzoeken of het ontwerp van de belangrijkste bouwstenen van de bergingsinstallatie aan de internationale standaar-den beantwoordt. Ook de veiligheid van de berging op lange termijn (na de sluiting) werd onder de loep genomen. Na de peer review hebben onze experts de opmerkingen en aanvullingen bestudeerd en meege-nomen in het dossier. Het resultaat is het veiligheids-dossier, dat wordt ingediend bij het FANC.

Het persbericht van het Nucleair Energie Agentschap over de resultaten van de peer review en het integrale rapport (enkel in het Engels) vindt u op www.niras-cat.be.

6 Het cAt-veiligheidsdossier

Figuur 2. Structuur van het veiligheidsrapport

1/ Algemene context

2a/ Wetenschappelijke basis

2b/ Technische basis

3/ Beoordelingvan de veiligheid

4/ Exploitatie

1: Context

2: Veiligheids-strategie

3: Geïntegreerd beheersysteem

4: Bergingssite

5: Barrières

6: Afval

7: Monoliet

8: Ontwerp

9: Uitbating

10: Sluiting

11: Na sluiting

12: Stralings-bescherming

15: Conformi-teitscriteria

13: Operationele veiligheid 16: Monitoring

14: Langetermijn-veiligheid

17: Technische specificaties

Figuur 2. Structuur van het veiligheidsrapport

Hoe is het veiligheidsdossier opgebouwd?Het veiligheidsdossier bundelt het eigenlijke veilig-heidsrapport en de ondersteunende documenten.

1. Het eigenlijke veiligheidsrapport beschrijft in zeventien hoofdstukken de veiligheidsargu-menten en de belangrijkste elementen om die te onderbouwen. Van het veiligheidsrapport is ook een technische samenvatting gemaakt. Die be-schrijft de veiligheidsargumentatie in grote lijnen en geeft beknopt de inhoud weer van de verschil-lende hoofdstukken.

2. De ondersteunende documenten bevatten wetenschappelijke achtergrondinformatie en technische details.

Iedereen kan het veiligheidsrapport raadple-gen via www.niras-cat.be. De ondersteunende documenten zijn beschikbaar voor het publiek overeenkomstig de vigerende wetgeving.

Hoe lees ik het veiligheidsrapport?Deze brochure vat de essentie van het veiligheids-rapport voor u samen. Maar ze volgt niet de structuur van het rapport. Bent u op zoek naar meer technische informatie? Dan vormt onderstaande structuur van het veiligheidsrapport (opgedeeld in zeventien hoofd-stukken) een handige leidraad.

7Het cAt-veiligheidsdossier

Leeswijzer bij het veiligheidsrapport

Wilt u meer weten over ...

… de algemene context? De eerste drie hoofdstukken beschrijven de context van het veiligheidsonderzoek: hoofdstuk 1 gaat over de opbouw van het dossier, hoofdstuk 2 over de veiligheidsstrategie en het veiligheids-concept en hoofdstuk 3 over het geïntegreerde beheersysteem voor radioactief afval.

… de wetenschappelijke basis? De drie volgende hoofdstukken bevatten de wetenschappelijke informatie die nodig is om de veiligheid van de bergingsinstallatie te kunnen beoordelen. Hoofdstuk 4 beschrijft de karakteris-tieken van de bergingssite, hoofdstuk 5 de samenstelling en werking van de barrières van de berging en hoofdstuk 6 licht toe welk soort afval in de installatie geborgen zal worden.

... de technische basis? De bergingsinstallatie heeft ook tal van technische facetten die cruciaal zijn voor de veiligheid. Die worden behandeld in vijf hoofdstukken. Hoofdstuk 7 beschrijft het ontwerp en de constructie van de monolieten, hoofdstuk 8 handelt over het ontwerp en de constructie van de berging en hoofdstuk 9 geeft uit-leg bij de exploitatie van de bergingsinstallatie. Hoofdstuk 10 behandelt de sluiting van de bergingsinstallatie en hoofdstuk 11 focust op de maatregelen die van tel zijn na de sluiting.

... hoe de veiligheid beoordeeld werd? Hoofdstukken 12, 13 en 14 lichten de veiligheidsbeoordeling toe. Hoofdstuk 12 handelt over stralingsbescherming, hoofdstuk 13 gaat over de operationele veiligheid en hoofdstuk 14 beschrijft de veiligheid op lange termijn, dat wil zeggen na de sluiting van de berging.

... de voorwaarden voor de exploitatie van de bergingsinstallatie? Het vierde deel van het veiligheids-rapport beschrijft de omstandigheden waaronder de berging beheerd zal worden: de conformiteitscriteria om het afval toe te laten tot de berging (hoofdstuk 15), de controle en het toezicht op de installatie (hoofdstuk 16) en de technische specificaties voor de exploitatie van de berging (hoofdstuk 17).

8 Het cAt-veiligheidsdossier

9Het cAt-veiligheidsdossier

Intermezzo: wat u moet weten over radioactiviteit

Wat is ioniserende straling?Radionucliden zijn elementen met een onstabiele atoomkern, die door radioactief verval overgaan naar een element met een stabielere kern. We noemen dat ook radioactief verval. Tijdens hun transformatie zenden de radionucliden ionise-rende straling uit. Als ioniserende straling in contact komt met materie zoals lucht, water of het lichaam, treden er ionisaties op. Ionisatie kan schadelijk zijn, bijvoorbeeld als ze in of nabij het DNA plaatsvindt: onze lichaamscellen worden dan beschadigd.

De halveringstijdNa verloop van tijd vermindert de stralings-activiteit van radioactieve stoffen. Radioacti-viteit vervalt dus op natuurlijke wijze. De stof wordt langzamerhand minder radioactief en zendt dan minder straling uit. De halveringstijd is de tijd waarin de helft van de radioactieve ato-men vervalt. Die tijd is voor elke radionuclide verschillend en kan variëren van een fractie van een seconde tot miljoenen jaren.

Alfa-, bèta- en gammastralenRadioactieve stoffen zenden verschillende soor-ten ioniserende straling uit: alfa-, bèta- en gam-mastralen zijn de meest gekende. Ioniserende straling kan worden tegengehouden door afscher-ming. Alfastralen dringen niet diep door in de materie en kan men al met een papier volledig tegenhouden. Bètastralen hebben een groter doordringend vermogen, maar worden al gestopt door bijvoorbeeld een laagje water van één centi-meter. Gammastralen dringen het diepst door in de materie. Als afschermingsmateriaal gebruikt men meestal beton, ijzer of lood.

Natuurlijke straling en kunstmatige stralingEr is altijd en overal straling. Die straling is af-komstig van radioactieve bronnen in onze omge-ving: de bodem, bouwmaterialen, het heelal, ...

Die straling wordt ook natuurlijke achtergrond-straling genoemd. Daarnaast is er de kunstmatig opgewekte ioniserende straling, die bijvoorbeeld wordt toegepast in de gezondheidszorg of de in-dustrie.

Bestraling en besmettingWe worden op twee manieren blootgesteld aan ioniserende straling, namelijk door bestraling en besmetting.

Bestraling gebeurt door een radioactieve bron die zich op een zekere afstand bevindt en waar-bij er geen lichamelijk contact is tussen de bron en de ‘ontvanger’. Als er wel lichamelijk contact is met de radioactieve stoffen, spreken we van besmetting. Bij uitwendige besmetting hech-ten radioactieve deeltjes zich aan de huid. Door lichaamscontact kan men die besmetting door-geven. Bij inwendige besmetting worden radio-actieve deeltjes in het lichaam opgenomen. Ze worden ingeademd of ingeslikt, of via een open wonde in het bloed opgenomen.

Straling metenDe meeteenheid van radioactiviteit is de bec-querel, afgekort Bq. Eén becquerel betekent één vervallen atoomkern per seconde. Het is dus een maat voor de hoeveelheid radioactiviteit van een stof.

Er bestaat ook een eenheid voor de stralings-energie die door het menselijke organisme wordt opgenomen en de graad van schade als het menselijke organisme wordt blootgesteld aan straling: de sievert, afgekort Sv. Een sievert is een grote dosis, daarom gebruiken we een duizendste van een sievert als eenheid: de milli-sievert, afgekort mSv.

Het cAt-veiligheidsdossier10

De berging staat centraal in het veiligheidsdossier. In dit deel vindt u een korte beschrijving van de caissons en de caissonfabriek, de monolieten en de installatie voor de productie van monolieten (IPM), de bergingsmodules zelf en de eindafdekking. Meer informatie over al die onderdelen vindt u op www.niras-cat.be.

2 KeNNISMAKING MeT De BeRGING

Het cAt-veiligheidsdossier 11Het cAt-veiligheidsdossier 11

Wat is oppervlakteberging?Oppervlakteberging heeft als doel het radioactieve afval in te sluiten en af te zonderen, zodat het nu en in de verre toekomst geen risico vormt voor mens en milieu. Dat gebeurt op zo’n manier dat de generaties na ons niet meer actief moeten tussenkomen om de veiligheid te garanderen. Toezicht blijft steeds moge-lijk, maar is niet noodzakelijk. De oppervlakteberging van laagactief afval is sinds vele tientallen jaren een operationele praktijk in een groot aantal landen, ook West-Europese.

De installatie voor oppervlakteberging in Dessel is zo ontworpen dat ze voldoet aan de voorwaarde van terugneembaarheid. Dat betekent dat het mogelijk is om het geborgen afval in alle veiligheid terug te ne-men, met dezelfde of vergelijkbare middelen als de-gene die gebruikt zijn voor het bergen zelf.

De veiligheid op lange termijn, na de sluiting van de bergingsinstallatie, berust in een oppervlakteberging van het type dat in Dessel gebouwd zal worden, op vier fundamenten:

1. de eigenschappen van de bergingsinstallatie om het radioactieve afval op passieve wijze in te slui-ten en af te zonderen van mens en milieu;

2. de eigenschappen van de bergingslocatie, die bij-dragen tot die passieve insluiting en afzondering;

3. de beperking van de activiteit in het afval dat ge-borgen wordt;

4. controles en toezicht op de bergingsinstallatie en de onmiddellijke omgeving, om te vermijden dat menselijke activiteiten de werking van de ber-gingsinstallatie (de insluiting en afzondering van het radioactieve afval) zouden verstoren.

Meer over de veiligheidsstrategie en -prin-cipes en het veiligheidsconcept leest u in hoofdstuk 3.

De bergingssite in vogelvluchtDe bergingsinstallatie zal gebouwd worden op het grondgebied van Dessel. Het terrein is eigendom van NIRAS en ligt in het zuidwesten van de gemeente, ten noorden van het kanaal Bocholt-Herentals en ten oosten van de N118 Geel-Retie, die daar de gemeente-grens tussen Dessel en Retie vormt.

Figuur 3. Ligging van de bergingsinrichting

Dessel

MolGeel

Retie

Kastelsedijk

Kastelsedijk

Boeretangsedreef

Heide

Boeretang

Boeretang

Boeretang

Boeretangsedreef

Emiel Becquaertl

aan

Sluis

Sluis

Gravenstraat

Molsebaan

Donk

Bran

dstr

aat

Sten

ehei

Gee

lseb

aan

Retiebaan

Castelsebaan

Brasel

Kwademeer

Zandvliet

Turnhoutsebaan

Braselborgen

ProvinciaalDomeinPrinsenpark

Schaapsgoorbrug

BoeretangMiramar

Oude zandput

Figuur 3. Ligging van de bergingsinrichting

Het cAt-veiligheidsdossier12

De bergingssite in Dessel omvat een aantal onderde-len. Die zijn nodig om het afval te bergen, maar bieden ook kansen op andere domeinen, zoals lokale tewerk-stelling en toerisme. Het veiligheidsdossier gaat al-leen over de bergingsinrichting.

1. Via de kade worden de grondstoffen en mate-rialen voor de bergingsinstallatie aangevoerd over het kanaal.

2. In de bestaande opslaggebouwen wordt het categorie A-afval momenteel opgeslagen.

3. In de toekomstige caissonfabriek zullen de caissons (= grote betonnen kisten) geproduceerd worden. Daarin zal het afval verpakt worden. Die fabriek ligt in de buurt van de bergingsinstallatie, vlak bij de kade.

4. In de toekomstige installatie voor de pro-ductie van monolieten (IPM) zal het afval verpakt worden in de caissons tot betonnen mo-nolieten. De monolieten worden in de IPM opge-slagen tot ze naar de bergingsmodules worden afgevoerd per spoor.

5. De toekomstige bergingsmodules zijn de be-tonnen constructies waarin de monolieten geborgen zullen worden. Die worden finaal afgewerkt tot twee heuvels in het landschap.

De bergingsinstallatie krijgt verder nog een aan-tal randvoorzieningen. Het administratie- en

controlegebouw omvat naast administratieve ruimtes en kleedruimtes ook de controle- en bedieningskamer van de berging, dataopslag-lokalen voor het toezicht, de bewakingspost van de site en de archiefruimte. Er komt ook een op-slagzone waar diverse materialen worden opge-slagen. Sporen en wegen worden aangelegd voor het transport van monolieten en materialen. Ver-schillende infiltratiebekkens worden uitgegra-ven om het hemelwater op te vangen dat op de modules valt. Het drainagewater uit de inspectie-ruimtes wordt opgevangen in twee watercollectie-gebouwen.

6. Het communicatiecentrum krijgt een plaats vlak bij de berging.

Al die onderdelen worden op zo’n manier ingeplant op de site, dat ze een logische procesketen vormen. Daardoor zijn de afstanden die het afval, de grondstof-fen, caissons en monolieten moeten afleggen, zo kort mogelijk.

Hoe gaat het bergen van afval in zijn werk? Opeenvolgende barrières zonderen het afval af en sluiten de radionucliden in: dat is een van de basis-principes van oppervlakteberging. Hoe gaat dat in de praktijk? Het categorie A-afval wordt meestal inge-kapseld in een metalen vat, dat op zijn beurt wordt in-gekapseld in een betonnen kist. De monolieten die zo ontstaan, worden geborgen in de bergingsmodules.

1

3

455

2

6

1. Kade2. Bestaande opslaggebouwen voor laagactief afval3. Caissonfabriek4. Installatie voor de productie van monolieten (IPM)5. Bergingsmodules6. Communicatiecentrum

Figuur 4. De onderdelen van de bergingssite in vogelvluchtFiguur 4. De onderdelen van de bergingssite in vogelvlucht

Het cAt-veiligheidsdossier 13

Dat bergingsproces verloopt als volgt:1. Productie van monolieten. De afvalvaten met

categorie A-afval worden meestal per vier in een betonnen kist of caisson geplaatst, waarin ze met mortel worden ingekapseld. Zo ontstaat een mo-noliet. Elke monoliet ondergaat een uiterst stren-ge controle vooraleer hij naar de bergingsinstalla-tie vervoerd wordt.

2. Plaatsing van de monolieten in de bergings-modules. De monolieten worden geborgen in de modules. Dat zijn betonnen bunkers met dikke wanden van gewapend beton. Als een module gevuld is, wordt ze afgesloten met een betonnen dekplaat. De modules zijn zo ontworpen dat de berging van het afval op een robuuste en veilige manier verloopt en dat de nucleaire veiligheid ook op lange termijn verzekerd is.

3. Bescherming van de modules. Over alle mo-dules heen komt een vast dak, dat bescherming biedt tegen alle weersomstandigheden. Het vaste dak wordt op termijn vervangen door een perma-nente eindafdekking. Die afdekking bestaat uit een uitgekiend systeem van natuurlijke materia-len en folies. Ze moet vermijden dat er water in-sijpelt in de modules en zal bescherming bieden tegen erosie, extreme temperaturen en indrin-

gende wortels. Uiteindelijk zullen er in het land-schap twee groene heuvels of ‘tumuli’ overblijven, die mooi in de omgeving zijn geïntegreerd.

4. Opvolging van de installatie. De bergings-installatie wordt gecontroleerd en gemonitord om de veiligheid te garanderen. De modules zijn uitgerust met een inspectiegalerij; elke module heeft onderaan ook een inspectieruimte en een drainagesysteem. Dat alles laat toe om eventuele scheuren of insijpelend water op tijd vast te stel-len en indien nodig maatregelen te treffen. De inspecties zullen gebeuren met robottoestellen. Ook het grondwater in de onmiddellijke omge-ving zal via een netwerk van peilbuizen perma-nent gecontroleerd worden. Bovendien wordt de stabiliteit van de modules regelmatig onderzocht.

multi-layer cover

Double row of modules with monoliths

inspection rooms inspection gallery

sand-cement embankmentcapillary barrier

multi-layer cover

Double row of modules with monoliths

inspection rooms inspection gallery

sand-cement embankmentcapillary barrier

Multi-layer cover

Monoliths

Modules

Inspection Rooms Inspection Gallery

Het cAt-veiligheidsdossier14

De bergingsinstallatie door de eeuwen heen

Operationele periode• De constructiefase gaat van start als alle nodige

vergunningen zijn afgeleverd. • Tijdens de exploitatiefase wordt het afval in de in-

stallatie geborgen. We schatten dat dat ongeveer 50 jaar zal duren. Daarna wordt de eindafdekking geplaatst. Tijdens de exploitatie wordt de instal-latie nauwgezet opgevolgd, onder meer vanuit de inspectieruimte. Ook in de ruimere omgeving wordt toezicht gehouden en gemonitord.

• Tijdens de sluitingsfase worden het drainage-systeem en de inspectieruimtes opgevuld. De ber-gingsinstallatie en haar omgeving worden nog steeds gemonitord en gecontroleerd.

Periode na sluiting• Ongeveer 100 jaar na de start van de exploitatie

gaat de nucleaire controlefase in. De installatie en eindafdekking worden nog eens 250 jaar lang gemonitord en gecontroleerd. 300 jaar nadat het laatste afval geborgen is, kan de reglementaire controle gestopt worden.

• Na de nucleaire controlefase blijft het toezicht op de installatie steeds mogelijk, maar het is niet meer noodzakelijk. Tegen die tijd is de radio-activiteit in het afval zodanig afgenomen, dat de radiologische impact is teruggebracht naar een niveau dat vergelijkbaar is met de natuurlijke achtergrondstraling.

Operationele periode Periode na sluiting

Constructiefase

Start bij aflevering vergunning

Nucleaire controlefase

Monitoring en actieve controle van de bergingsinstallatie

Exploitatiefase

Bergen van het afval

IsolatiefaseSluitingsfase

Opvullen van drainagesysteem en inspectieruimtes

Chemischeinsluitingsfase

Post-insluitingsfase

Figuur 5. De levensfasen van de oppervlakteberging

Controle blijft mogelijk, maar is niet meer noodzakelijk

Figuur 5. De levensfasen van de oppervlakteberging

Een levend geheugen voor de berging

De vergunningsaanvraag, de bouw en exploitatie en ook het toezicht op de berging leiden tot nieu-we kennis en inzichten over ‘verstandig hande-len’. Om de veiligheid van mens en milieu te ga-randeren, is het belangrijk dat die kennis ook op termijn goed beheerd, bewaard en doorgegeven wordt. De berging is een uniek project, waarbij over een tijdsspanne van meer dan 300 jaar speci-fieke handelingen nodig zijn. Daarom start NIRAS nu al een project rond kennisbeheer op.

Een werkgroep, ondersteund door externe ex-perts, tekent de strategie rond kennisbeheer van

de berging uit. We maken een inventaris op van documenten die op kwaliteitsvol papier bewaard moeten worden en zoeken uit waar die documen-ten het best opgeborgen worden.

Doordat geïnvesteerd werd in een nauwe band met de lokale partnerschappen is de (kennis over de) oppervlakteberging verankerd in de lokale ge-meenschappen. Het voortbestaan van de lokale partnerschappen tijdens alle levensfasen van de bergingsinstallatie garandeert het behoud van dat ‘levende geheugen’ van en over het project bij de lokale gemeenschappen.

Het cAt-veiligheidsdossier 15

16 Het cAt-veiligheidsdossier

De bergingsinstallatie zal veilig en be-trouwbaar zijn, zowel tijdens de exploi-tatie van de berging als op lange termijn (na de operationele fase). Het ontwerp van de bergingsinstallatie is solide en wetenschappelijk onderbouwd, en kwam tot stand binnen een doordachte veilig-heidsstrategie. Hier leest u alles over die veiligheidsstrategie en de princi-pes die het raamwerk vormen van een veilige bergingsinstallatie op korte en lange termijn. We vertellen ook hoe we te werk zijn gegaan om de installatie te ontwerpen.

3 ONZe VeILIGHeIDSSTRATeGIe: HeT RAAMWeRK VOOR eeN VeILIGe BeRGING

17Het cAt-veiligheidsdossier 17Het cAt-veiligheidsdossier

Onze veiligheidsstrategie

Onze veiligheidsdoelstellingDe bergingsinstallatie moet veilig zijn. Maar wat be-tekent dat concreet? In de eerste plaats moet de ber-ging mens en milieu beschermen tegen de mogelijke risico’s van het radioactieve afval. Vandaag, maar ook op lange termijn. De berging moet bovendien een passieve bescherming bieden. Dat betekent dat de ge-neraties die na ons komen, op termijn niet hoeven in te grijpen om de bescherming te verzekeren. De ber-ging is dus zo ontworpen dat we geen onnodige lasten overdragen op onze nakomelingen.

Belangrijke pijlers van de veiligheidHoe wordt de veiligheidsdoelstelling gehaald? Dat doen we door een reeks principes toe te passen voor de veiligheid op lange termijn. Voor die principes heb-ben we ons gebaseerd op de Belgische wetgeving en de richtlijnen van het FANC, de regelgeving van de Eu-ropese Unie en de internationale regelgeving en aan-bevelingen van het Internationaal Atoomagentschap in Wenen en het Nucleair Energie Agentschap van de OESO. De principes zijn gebruikt bij het ontwerp van de berging en bij de veiligheidsevaluaties. Het zijn ook de belangrijkste pijlers voor het toekomstige beheer van de berging en de voortdurende evaluatie van de veiligheid.

De belangrijkste principes voor de veiligheid van de berging op lange termijn zijn:

1. de principes van stralingsbescherming, toe-gepast op de berging;

2. de afzondering van het radioactieve afval en de insluiting van de radionucliden als de belangrijkste veiligheidsfuncties van het ber-gingssysteem;

3. de beperking van de activiteit van lang-levende radionucliden in de bronterm (zie pagina 19) voor de berging;

4. passieve veiligheid of nog: de veiligheid op lange termijn wordt verzekerd zonder dat er ac-tieve maatregelen nodig zijn;

5. robuustheid van het bergingssysteem: de per-formantie van de afzondering en insluiting mag niet gevoelig zijn voor verstoring of onzekere fac-toren;

6. gelaagde bescherming: de veiligheid mag niet afhankelijk zijn van één enkel element van het bergingssysteem, één beheermaatregel, of de invulling van één enkele veiligheidsfunctie of ad-ministratieve procedure.

Figuur 6. Overzicht van de belangrijkste pijlers van de veiligheid

Veiligheidspijlers

Passieve veiligheid

Beperking van langlevende radionucliden

Gelaagde bescherming

Robuustheid

Afzondering en insluiting

Principes van stralingsbescherming

Figuur 6. Overzicht van de pijlers van de veiligheid

ONZe VeILIGHeIDSSTRATeGIe: HeT RAAMWeRK VOOR eeN VeILIGe BeRGING

18 Het cAt-veiligheidsdossier

1. De principes van stralingsbeschermingDie principes zijn bedoeld om werknemers en om-wonenden van nucleaire installaties te beschermen tegen de gevolgen van ioniserende straling. Stralings-bescherming kent drie principes:• Het verantwoordingsprincipe: van elke activiteit

die een blootstelling aan ioniserende straling met zich meebrengt, moet men de voor- en nadelen goed afwegen. Die afweging moet aantonen dat de activiteit meer voordelen heeft dan nadelen.

• Het optimalisatieprincipe: de blootstelling wordt geoptimaliseerd door de waarschijnlijkheid van blootstellingen, het aantal blootgestelde perso-nen en de omvang van individuele blootstellin-gen zo laag als redelijkerwijze mogelijk te hou-den, rekening houdende met economische en maatschappelijke factoren.

• Het principe van dosislimieten. De wetgeving legt een maximale stralingsdosis op die de bevolking jaarlijks mag ontvangen. Die dosis wordt uitge-drukt in mSv (millisievert) per jaar. Voor profes-sioneel blootgestelde werknemers is de dosisli-miet voor geplande blootstellingen 20 mSv per 12 maanden. Voor het publiek bedraagt de dosisli-miet voor geplande blootstellingen 1 mSv per jaar.

2. Afzondering en insluitingDoor afzondering, insluiting en vertraging wordt het vrijkomen van radioactieve stoffen in de biosfeer ver-hinderd, vertraagd en afgezwakt.• Het afval wordt afgezonderd. Dat gebeurt totdat de

radioactiviteit in het afval zodanig is afgenomen dat de radiologische impact is teruggebracht naar een niveau dat vergelijkbaar is met de na-tuurlijke achtergrondstraling. Door het afval af te zonderen voorkomen we dat mensen in contact komen met het afval, en zorgen we ervoor dat de gevolgen beperkt blijven als dat toch zou gebeu-ren. Bijvoorbeeld als de kennis over de berging verloren zou zijn gegaan en iemand onbedoeld in de bergingsinstallatie zou binnendringen, of bij een drastische ingreep. Daarom wordt er ge-durende 300 jaar actief toezicht gehouden op de bergingsinstallatie.

• De radionucliden worden in het afval en in de berging ingesloten om te voorkomen dat de ra-dionucliden zouden vrijkomen en/of om dat pro-ces te vertragen. Die insluiting is essentieel om het risico op blootstelling in te perken. Bepaalde langlevende radionucliden, die nog niet radio-actief vervallen zijn tot op een niveau dat ver-

Stralingsdosis beperkt door de wet

Het biologische effect van ioniserende straling varieert naargelang het soort straling, haar ener-gie-inhoud, de duur van de blootstelling en het orgaan of lichaamsdeel dat wordt blootgesteld. We spreken ook van de stralingsdosis, uitgedrukt in millisievert (mSv).

Om de stralingsdosis waaraan de bevolking wordt blootgesteld te beperken, zijn er in de Belgische wetgeving dosislimieten vastgesteld. Die zijn ge-baseerd op Europese richtlijnen, die op hun beurt de aanbevelingen van internationale instanties volgen. De effectieve dosis waaraan een individu mag worden blootgesteld – boven op de natuur-lijke en medische blootstelling – is beperkt tot 1 mSv per jaar. De gemiddelde Vlaming wordt daarnaast jaarlijks blootgesteld aan 4,1 mSv door

achtergrondstraling en medische behandelingen (cijfer van 2007). Enkele voorbeelden: • straling van buiten de aarde: 0,3 à 1 mSv/jaar

op zeeniveau• achtergrondstraling in de Kempen: 0,44 à

0,66 mSv/jaar• 0,3 mSv/jaar ten gevolge van radioactieve

stoffen die van nature in het menselijke lichaam aanwezig zijn

• 1,1 mSv/jaar ten gevolge van natuurlijk aan-wezig radongas

• per vliegtuig retour Brussel-New York: onge-veer 0,1 mSv

• twee weken wintersport: ongeveer 0,05 mSv• tandfoto: 0,005 à 0,01 mSv• longfoto: 0,02 à 0,29 mSv• CT-scan buik, borstkas, bekken: 2,2 à 16,1 mSv

19Het cAt-veiligheidsdossier

gelijkbaar is met de natuurlijke achtergrond-straling, kunnen op lange termijn – door de bar-rières van de berging heen – toch vrijkomen in de biosfeer. Door ze in te sluiten wordt het vrij-komen van radionucliden vertraagd en in de tijd gespreid. In de bergingsinstallatie in Dessel passen we vooral betonnen insluitingsbarrières toe. Die worden internationaal beschouwd als de beste praktijk om radionucliden performant en robuust in te sluiten. De betonnen barrières worden aangevuld en afgeschermd door een af-dekking, die het water tegenhoudt. In de loop van de eeuwen zullen, door het verouderen van de barrières, radionucliden toch geleidelijk aan uitlogen. De barrières zijn zo ontworpen dat de radiologische impact in dat geval onder het toet-singscriterium van 0,1 mSv/jaar blijft. Dat toet-singscriterium legt NIRAS zelf aan de bergings-installatie op en is nog lager dan de reglemen-taire dosisbeperking van 0,3 mSv/jaar.

In het geval van oppervlakteberging helpt ook de ber-gingslocatie om het radioactieve afval af te zonderen en in te sluiten (zie Gelaagde bescherming, pagina 21).

3. Beperking van langlevende radionuclidenOm in aanmerking te komen voor oppervlakteber-ging moet het categorie A-afval zo weinig mogelijk langlevende radionucliden bevatten. De kortlevende elementen verliezen het grootste deel van hun ra-dioactiviteit in de periode van 300 jaar waarin de bergingsinstallatie gecontroleerd zal worden. Voor de langlevende stoffen is dat niet het geval. Die stof-fen worden dus zoveel mogelijk geweerd uit de op-pervlakteberging. De radioactieve bronterm van de bergingsinstallatie (dat is de totale hoeveelheid radio-nucliden die geborgen kan worden) moet dus worden beperkt (zie kaderstuk). Dat gebeurt enerzijds door het afvalacceptatiesysteem (zie pagina 20) en ander-zijds door het toepassen van bergingslimieten tijdens het opvullen van de bergingsinstallatie (zie pagina 31).

Op die manier is het risico na de periode van toezicht laag; het stemt dan overeen met de capaciteit die de bergingsinstallatie op dat moment heeft om het afval verder passief in te sluiten en af te zonderen.

Radiologische bronterm

De totale hoeveelheid radioactiviteit die in de berging geborgen mag worden, noemen we ook ‘radiologische bronterm’. De bronterm beperken we door:• de totale radioactiviteit te beperken die via

het afval in de oppervlakteberging geborgen wordt;

• de activiteit per volume-eenheid (of ‘activi-teitsconcentratie’) te beperken per monoliet.

Hoeveel afval mag er in de berging? Welk afval wel en welk afval niet? Bij de productie van mono-lieten hanteert NIRAS strikte criteria om te verze-keren dat de totale hoeveelheid radioactiviteit in de berging én de specifieke activiteit per monoliet niet overschreden worden. Over het afvalaccepta-tiesysteem leest u meer op pagina 20. Meer uitleg over de opvulstrategie voor de berging vindt u op pagina 31.

20 Het cAt-veiligheidsdossier

Het afvalacceptatiesysteem van NIRAS

Radioactief afval veilig beheren heeft niet alleen te maken met de infrastructuur voor verwerking, opslag en berging. Ook de samenstelling van het afval speelt een rol. Om het in alle veiligheid te kunnen beheren, zowel op korte als op lange ter-mijn, moet het afval dat aan NIRAS wordt overge-dragen, aan een aantal specifieke eisen voldoen. NIRAS heeft daartoe een acceptatiesysteem ont-wikkeld, dat gecertificeerd is volgens de interna-tionale norm ISO 9001:2000.

Dat systeem telt drie opeenvolgende stappen:• NIRAS stelt acceptatiecriteria op voor de ver-

schillende categorieën van afval (A, B en C). In de bergingsinstallatie in Dessel zal alleen categorie A-afval geborgen kunnen worden. Dat is immers het enige afvaltype dat in aan-merking komt voor oppervlakteberging. De acceptatiecriteria bepalen de minimumeisen waaraan het afval moet voldoen: op mecha-nisch, fysisch, chemisch, radiologisch, ther-misch of biologisch vlak. Ook beschrijven ze de administratieve eisen waaraan het afval moet voldoen om door NIRAS geaccepteerd te worden. De strikte naleving ervan door de

afvalproducenten verbetert niet alleen de vei-ligheid, maar ook de doeltreffendheid van de overname van het afval.

• Alle installaties die radioactief afval verwer-ken, conditioneren en opslaan, en ook in-stallaties en methoden die gebruikt worden om het afval te karakteriseren, moeten door NIRAS erkend worden. Door die erkenning kan men zeker zijn dat een bepaalde instal-latie of methode geschikt is om radioactief afval dat voldoet aan de acceptatiecriteria, te produceren of te karakteriseren.

• NIRAS accepteert het afval, overeenkomstig de acceptatiecriteria en de erkenningen. Pas nadat NIRAS het afval geaccepteerd heeft, worden regelingen getroffen om het afval op te halen en te vervoeren naar de opslagplaats of, in de toekomst, naar de eindbestemming.

Als de nodige vergunningen voor de bouw en exploitatie van de bergingsinstallatie in Dessel verkregen zijn, zal NIRAS de voorwaarden die zijn opgenomen in die vergunning, ook in het huidige acceptatiesysteem integreren.

4. Passieve veiligheidDe internationaal aanvaarde praktijk voor opper-vlakteberging is gebaseerd op een controle en toe-zicht van enkele honderden jaren. Als men nadien die controle en dat toezicht zou stopzetten, verzekert de passieve werking van het bergingssysteem de verdere afzondering en insluiting. Dat betekent dat actieve tussenkomst van de mens dan niet langer noodzake-lijk is om de veiligheid te waarborgen.

Ten laatste 300 jaar nadat al het afval geborgen is, kan de controle worden opgeheven. Als alle betrok-kenen voldoende vertrouwen hebben in de veiligheid op lange termijn door het toezicht en de periodieke veiligheidsherzieningen, dan wordt de bescherming volledig passief.

Voor toekomstige generaties blijft het wel steeds mo-gelijk om de controles en het toezicht voort te zetten, als zij dat willen. Ze kunnen er ook voor kiezen om passieve beschermingsmaatregelen te blijven nemen, zoals het bodemgebruik beperken, informatie ver-spreiden over het geheugen van de site, enzovoort. NIRAS is eigenaar van de bergingsinstallatie én be-trokken partij in de lokale partnerschappen. NIRAS speelt dus een belangrijke rol bij het verzekeren van de continuïteit in de opvolging van de bergingsinstal-latie en het behoud van het geheugen.

21Het cAt-veiligheidsdossier

5 en 6. Gelaagde bescherming en robuustheidDe bergingsinstallatie moet stabiel en robuust zijn. Daarom worden er verschillende, van elkaar onafhan-kelijke niveaus en types van bescherming ingebouwd. Die ‘gelaagde bescherming’ is nodig, opdat de veilig-heid niet zou afhangen van één enkel element van het bergingssysteem, één enkele beheermaatregel, de in-vulling van één enkele veiligheidsfunctie of adminis-tratieve procedure.

Het ontwerp van de bergingsinstallatie gaat uit van preventie: we nemen tal van maatregelen aan de bron opdat de radionucliden niet in het milieu zou-den terechtkomen. Het hele ontwerp van de bergings-installatie is daarop afgestemd, zodat het afval wordt afgezonderd en de radionucliden worden ingesloten. Bovendien wordt het aantal langlevende radionucli-den in het afval en in de berging beperkt via het prin-cipe van het beperken van de radiologische bronterm.

Een ander niveau van veiligheid omvat alles wat met controle te maken heeft. Het radioactieve afval wordt

gecontroleerd volgens de acceptatiecriteria voordat het geborgen wordt, de bergingsinstallatie wordt ge-controleerd door middel van een controlesysteem en een inspectieruimte, de omgeving wordt gemonitord, enzovoort.

Ten slotte draagt ook de bergingslocatie zelf bij tot de veiligheid. De bergingslocatie zorgt voor een stabie-le omgeving, zodat de capaciteit van de bergingsinstal-latie om het afval af te zonderen en de radionucliden in te sluiten in de loop van de jaren en eeuwen niet wordt aangetast.

In de loop van de eeuwen neemt het risico van het geborgen afval af. De gelaagde bescherming houdt hier rekening mee. De preventieve maatregelen en de omgeving blijven tijdens de hele levensduur van de bergingsinstallatie hun rol spelen. De controles en de inspectiesystemen daarentegen zijn alleen van tel in de periode van actief toezicht.

Figuur 7. Evolutie in de tijd van gelaagde bescherming

OmgevingOmgeving Omgeving Omgeving Omgeving

Site rondom de bergingsinstallatie Site rondom de bergingsinstallatie

Preventiemaatregelen

Preventiemaatregelen

Preventiemaatregelen Preventiemaatregelen

Inspectieruimtes

Controles, inspectiesystemen

Monitoren + reduceren radiologische impact

Monitoren + reduceren radiologische impact

Reduceren radiologische impact Reduceren radiologische impact

Monitoren + remediërende maatregelen

Monitoren + remediërende maatregelen

Insluiten in installatie

Controleren, monitoren

Beperken activiteitAfzonderen, insluiten,

vertragen

Beperken activiteitAfzonderen, insluiten,

vertragen

Beperken activiteit(Afzonderen), insluiten,

vertragen

Beperken activiteit(Insluiten), vertragen

Figuur 7. Evolutie in de tijd van gelaagde bescherming

Sluiting Opheffen toezicht Enkele 100’en jaren

Bevestigen vertrouwen in preventiemaatregelen

Radioactief verval

22 Het cAt-veiligheidsdossier

Afzondering en insluiting in de praktijk

Het afval wordt afgezonderd en geïsoleerd van de biosfeer met opeenvolgende barrières. Het radio-actieve afval wordt verwerkt en geconditioneerd, met als eindresultaat een vat waarin het afval is ingekapseld. Die vaten worden op hun beurt ver-pakt in betonnen kisten. Die kisten hebben een 12 centimeter dikke wand en een deksel. Zo ontstaat een monoliet. De monolieten worden vervolgens in de betonnen bergingsmodules geplaatst, die op hun beurt met betonnen platen worden afgedekt. Over de modules komt een vast dak, dat op termijn

vervangen wordt door een permanente eindafdek-king, die uit verschillende lagen bestaat.

Insluiting biedt een gelaagde en dus zekere be-scherming door:• fysische insluiting door middel van de afdek-

king, de modules en de monolieten;• chemische insluiting door middel van het ge-

heel van robuuste cementgebaseerde barriè-res: gewapend beton, mortel, opvulmateriaal en materiaal van de ophoging.

Optimalisatie van de berging Om de berging te optimaliseren passen we de zoge-naamde iteratieve veiligheidsbenadering toe. De veilig-heidsevaluaties, waarbij de veiligheid systematisch beoordeeld wordt, staan daarin centraal. In alle le-vensfasen van de berging wordt het proces van ont-werpen, implementeren, evalueren, documenteren en aanpassen verschillende keren doorlopen. Door die benadering kunnen we tijdens alle levensfasen blijven focussen op de veiligheid, maar het bergings-programma toch aanpassen als bijvoorbeeld verande-rende wettelijke vereisten dat vragen.

Bij de ontwikkeling van het concept maakten we ook gebruik van de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Dat zijn technieken die, in vergelijking met alle ge-

lijksoortige technieken, het best scoren op milieu- en gezondheidsvlak, en tegelijk betaalbaar en technisch uitvoerbaar zijn. In de berging passen we de BBT toe door bijvoorbeeld cementgebaseerde materialen te gebruiken om de radionucliden vast te houden, en monolieten als gestandaardiseerde verpakking voor het afval.

Het gekozen concept moet ook aantoonbaar en de-monstreerbaar zijn. Om de constructietechnieken en de bouwparameters te demonstreren, hebben we een deel van een module op ware grootte nagebouwd. In die demonstratieproef wordt onder meer aangetoond dat het in de praktijk haalbaar is de gewenste beton-samenstelling te gebruiken.

Kortom, NIRAS heeft een bergingsinstallatie ont-wikkeld op basis van strategische principes, die uitdrukkelijk rekening houden met de interna-tionale beste praktijken.

De bergingsinstallatie speelt zelf een grote rol bij het insluiten van de radionucliden en het afzon-deren van het afval. En ook de controle en het toezicht dragen daartoe bij. Bovendien zorgt de bergingslocatie voor een stabiele omgeving voor

de installatie. Ze tempert de radiologische impact als toch radionucliden zouden vrijkomen uit de bergingsinstallatie. Een systeem van gelaagde be-scherming maakt het bergingssysteem robuust.

Door de bronterm te beperken is het resterende ri-sico van het radioactieve afval op het eind van de controleperiode laag, rekening houdend met de verdere passieve insluiting en afzondering door de bergingsinstallatie.

23Het cAt-veiligheidsdossier

Het veiligheidsconceptDe veiligheidsstrategie vormt het uitgangspunt voor het ontwerp van de berging en de veiligheidsevalua-ties. Maar die principes zijn te vaag om er in de prak-tijk mee aan de slag te kunnen. Daarom zijn ze ver-taald naar meer concrete veiligheidsfuncties.

Die functies moeten telkens door een of meerdere on-derdelen van de bergingsinstallatie worden vervuld. Bepaalde onderdelen hebben bijvoorbeeld als functie het vrijkomen van radionucliden te beperken. An-dere moeten dan weer beletten dat onze nakomelin-gen onvrijwillig de installatie zouden beschadigen of binnendringen. Soms zal één onderdeel verschillende functies combineren. Een onderdeel kan ook bedoeld zijn om de veiligheidsfunctie van een ander onder-deel te ondersteunen. Allemaal samen garanderen de onderdelen de veiligheid van de berging, met hun respectieve veiligheidsfuncties.

De onderdelen worden ook systemen, structuren en componenten (SSC’s) genoemd. De beschrijving van alle SSC’s met de functies die ze vervullen tijdens de verschillende levensfasen van de berging, noe-men we het veiligheidsconcept. Het veiligheidscon-cept beschrijft ook of de bijdrage van een SSC tot een welbepaalde functie doorslaggevend is of min-der belangrijk. Met al die gegevens werd een matrix (een gedetailleerde tabel) opgemaakt die per SSC de (deel)functies weergeeft. Die matrix is de essentie van het veiligheidsconcept. Hij beschrijft in detail hoe de SSC’s de veiligheidsfuncties bepalen of er-toe zullen bijdragen. Bij het toewijzen van veilig-heidsfuncties aan SSC’s gingen we voorzichtig te

werk. Door reserves in te bouwen werd het concept nog robuuster: de veiligheid hangt niet af van één enkele veiligheidsfunctie of één enkele barrière.

Het veiligheidsconcept was een essentieel instrument om de wetenschappelijke kennis te ontwikkelen over de berging (zie hoofdstuk 2), het ontwerp (zie hoofd-stuk 4) en de veiligheidsevaluaties (zie hoofdstuk 5).

Het ontwerp van de bergingsinstallatieHet ontwerp van de bergingsinstallatie is gebaseerd op drie pijlers:• Specifieke vereisten zoals de Belgische regelgeving,

de voorwaarden opgelegd door de lokale partner-schappen, de resultaten van vorige programma-stappen en bevindingen van het wetenschappe-lijke onderzoek.

• Het veiligheidsconcept,dat werd vertaald naar ontwerpvoorwaarden en vereisten waaraan de SSC’s moeten voldoen om de veiligheid van de berging te verzekeren. Voor elke SSC zijn vervol-gens conformiteitscriteria bepaald. Die helpen om in de praktijk te evalueren of ook daadwerke-lijk aan de voorwaarden is voldaan. Ze leggen bij-voorbeeld vast aan welke mechanische, fysische of chemische eigenschappen een monoliet moet voldoen.

• De ontwerpkeuzes, dat zijn strategische keuzes die voortkomen uit de wetenschappelijke en techni-sche kennis van experts.

De veiligheidsfuncties

Een systeem, structuur of component (SSC) zal telkens een of meerdere veiligheidsfuncties vervullen of ondersteunen. De belangrijkste functies voor de veiligheid op lange termijn zijn:

• de kans beperken dat er iemand (na de toezichtfase) onopzettelijk binnendringt in de installatie en de gevolgen daarvan inperken;

• het vrijkomen van radionucliden vertragen en beperken door ze bijvoorbeeld fysisch of chemisch in te sluiten, of door de waterinfiltratie door het systeem te beperken.

Het cAt-veiligheidsdossier24

De globale veiligheidsbenadering, waarin de veiligheidsstrategie, het veiligheidsconcept en de ontwerpstrategie elkaar opvolgen, resulteert in een betrouwbare bergingsinstallatie. U leest hier hoe we de principes en keuzes uit het vorige hoofdstuk vertaald hebben in de praktijk. We beschrijven eerst hoe het bergen van afval in zijn werk gaat en hoe de cruciale onderdelen van de bergingsinstallatie zijn opgebouwd. Vervolgens lichten we toe hoe we met een uitgekiende opvulstrategie, met de radiologische capaciteit van de installatie als uitgangspunt, de veiligheid op lange termijn verzekeren.

4 De PRAKTIJK: HOe WORDT HeT AFVAL VeILIG GeBORGeN?

Het cAt-veiligheidsdossier 25Het cAt-veiligheidsdossier 25

Productie van de caissons en monolietenVoordat het afval in de installatie wordt geborgen, wordt het ingekapseld in betonnen kisten. De cais-sons worden nabij de bergingssite gefabriceerd, in de caissonfabriek. Ook de inkapseling van het afval in de caissons, de productie van de monolieten, gebeurt vlak bij de site in de installatie voor de productie van monolieten (IPM).

Productie van de caissonsDe caissons of betonnen kisten hebben een 12 centi-meter dikke wand en een deksel. Zo vormen ze een betonnen barrière. Die barrière heeft een dubbele functie: de radioactieve straling tegenhouden en de radioactieve stoffen insluiten. De betonnen kisten zijn dus een cruciale schakel in een veilige berging. Om de mechanische sterkte van de caissons te garan-deren, zal NIRAS de fabricage van de caissons nauw-gezet opvolgen. Vooral de uitharding van het beton is kritiek. De uitharding bepaalt immers de kwaliteit en de sterkte van het beton, en ook de capaciteit om radionucliden in te sluiten. Er wordt een uitgekiend

controleprogramma ontwikkeld om de kwaliteit van de caissons te garanderen. De nabijheid van de caissonfabriek vergemakkelijkt die kwaliteits-controle. Bovendien zijn de caissons zo te allen tijde voorradig. Ze zullen worden gefabriceerd met een productiesnelheid van ongeveer 1.000 kisten per jaar.

Productie van de monolieten Een monoliet is een caisson waarin het afval wordt ingekapseld met immobilisatiemortel. De monolie-ten vormen een barrière voor radioactieve stoffen tij-dens het hele bergingsproces. Ze staan garant voor de veiligheid op lange termijn door de specifieke eigen-schappen van beton en mortel. Ook tijdens de exploi-tatie van de bergingsinstallatie bieden de monolieten belangrijke voordelen. Zo verzekeren ze een veilig transport van het radioactieve afval en vergemakke-lijken ze de exploitatie van de berging. Bovendien ma-ken ze het mogelijk om het afval terug te nemen, als dat in de toekomst nodig is.

Drie caissontypes

NIRAS heeft drie verschillende types caissons ontwikkeld:• Type I is geschikt voor het inkapselen van standaardvaten van 400 liter.• Type II is geschikt voor niet-standaardvaten.• Type III is geschikt voor bulkafval, vooral afkomstig van de ontmanteling van kerninstallaties. In dat

type zit een stalen mand die het bulkafval vasthoudt. De deksels zijn zo ontworpen dat de monoliet veilig vervoerd kan worden.

Voor bepaalde afvalstromen kunnen aanpassingen aan het basisontwerp van de caissons worden aange-bracht, als dat een veiligheidsvoordeel oplevert. Dat veiligheidsvoordeel moet men kunnen aantonen aan de hand van veiligheidsevaluaties.

De PRAKTIJK: HOe WORDT HeT AFVAL VeILIG GeBORGeN?

Het cAt-veiligheidsdossier26

De monolieten worden geproduceerd in de installatie voor de productie van monolieten (IPM). De grond-stoffen die in de IPM gebruikt worden, zullen nauw-lettend gecontroleerd worden. Hetzelfde geldt voor de productieprocessen in de IPM. Het inbrengen van het afval en het injecteren van de immobilisatiemortel moeten bijvoorbeeld aan strenge regels voldoen. De cementeringsinstallatie moet bovendien erkend wor-den volgens het afvalacceptatiesysteem van NIRAS.

Plaatsing van de monolieten in de bergingsmodulesDe bergingsmodules vormen het hart van de berging. Het zijn betonnen structuren waarin de monolieten met afval opgeborgen worden.

Van de IPM naar de modulesDe monolieten worden van de IPM naar de bergings-modules getransporteerd met een treintje dat be-stuurd wordt vanuit de controlekamer. Er is een spoor aan elke kant van de modules, en elke rij modules is uitgerust met een rolbrug. Elke wagon bevat slechts één monoliet. Als de monoliet aankomt op de plaats waar hij geborgen moet worden in de module, wordt hij opgetild via de ankers op de hoeken van de mono-liet. De rolbrug tilt de monoliet over de muur van de module en bergt hem op de plaats die op voorhand werd bepaald.

Elke bergingsmodule bestaat uit wanden en vloer-platen, en heeft onderaan een inspectieruimte. Be-kijk de verschillende onderdelen op het schema (zie pagina 27).

Gedrag van beton: grondig onderzocht en continu opgevolgd

De betonnen componenten van de bergings-installatie zijn cruciaal voor de veiligheid. De samenstelling van het beton en de mortel die gebruikt zullen worden in de bergingsinstalla-tie, is het resultaat van uitgebreid wetenschap-pelijk onderzoek.

Beton zorgt er niet alleen voor dat de berging stevig en robuust is. Het is ook bepalend voor de veilig-heid op lange termijn. Hoe komt dat? Dankzij hun chemische en fysische eigenschappen houden beton en mortel radioactieve stoffen vast en beper-ken ze de infiltratie van water. Ze beletten dus dat radioactieve stoffen uitlogen naar de omgeving, of zorgen ervoor dat dat proces vertraagd wordt. In de loop der eeuwen zal het beton sowieso degrade-ren; dat is onvermijdelijk. Chemische processen in het binnenste van het beton kunnen op termijn de wapening aantasten. Het beton voor de bergings-installatie is zodanig samengesteld dat die degra-datie zo lang mogelijk wordt uitgesteld. Bovendien beschermen het vaste dak en later de eindafdek-

king het beton en houden de meervoudige bar-rières insijpelend water tegen. Dat is belangrijk om het beton te beschermen tegen onder meer de im-pact van vriezen en dooien.

GetuigenstructurenWe hebben het gedrag van de betonnen compo-nenten bestudeerd aan de hand van modellen en experimenten met prototypes. Die studies heb-ben belangrijke informatie opgeleverd om de ber-gingsinstallatie te ontwerpen en de veiligheid te beoordelen.

Om de hypotheses te bevestigen voor reële omstandigheden zullen zogenaamde getuigen-structuren in de berging worden geïntegreerd. Via de instrumenten die worden gemonteerd op de getuigenstructuren kunnen we alle mogelijke degradatieprocessen in functie van de tijd mo-nitoren. De structuren krijgen een welbepaalde plaats tussen twee modules, maar bevatten geen categorie A-afval.

Het cAt-veiligheidsdossier 27

Figuur 8. De verschillende onderdelen van de bergingsmodules

1. De modules zijn opgebouwd uit wanden en vloer-platen in gewapend beton (70 centimeter dik) en kunnen accidentele belastingen weerstaan, zoals een aardbeving. Elke module meet 25 bij 27 meter en kan zo’n 900 monolieten bevatten. De modu-les zijn uitgerust met een inspectiegalerij. Elke mo-dule heeft onderaan ook een inspectieruimte en een drainagesysteem. Die helpen om eventuele scheuren of insijpelend water tijdig vast te stellen. Indien nodig worden dan de vereiste maatrege-len getroffen. De inspecties zullen gebeuren met robottoestellen. Dankzij het drainagesysteem kan water dat eventueel in de inspectieruimte en de modules aanwezig is, opgevangen en afgeleid worden naar de watercollectiegebouwen. Daar wordt het water gecontroleerd en indien nodig afgevoerd voor behandeling.

2. Om de modules te beschermen tegen de weers-omstandigheden worden ze afgedekt met een vast stalen dak tijdens de exploitatie. Het dak

wordt bevestigd op de zijwanden van de modules en wordt ondersteund door een stalen structuur. Die structuur geeft ook steun aan de twee rol-bruggen. Het vaste dak wordt op termijn vervan-gen door de eindafdekking.

3. De modules worden op een ophoging gebouwd. Die fundering bestaat uit een 60 centimeter dikke grindlaag, met daarboven een mengsel van zand en cement van 2 meter. De ophoging zorgt ervoor dat de modules te allen tijde boven het water-niveau staan, ook na een extreem hevige regen-bui of overstromingen. De grindlaag voorkomt dat vocht opstijgt. Een geotextielmembraan zorgt ervoor dat er geen fijn materiaal van de zand-cementlaag naar de grindlaag migreert.

4. Als een module gevuld is met monolieten, wordt de resterende lege ruimte in de module gevuld met grind. Zo kunnen de monolieten worden te-ruggenomen, als dat nodig is. Tot slot wordt de module afgesloten met een betonnen dekplaat.

Figuur 8. De verschillende onderdelen van de bergingsmodule

1

2

3

1. Inspectieruimte2. Monolieten 3. Stalen dak

Het cAt-veiligheidsdossier28

Waarom een inspectieruimte onder de bergingsmodules?

Onder elke bergingsmodule komt er een in-spectieruimte waarin regelmatig controles verricht zullen worden. Zo kunnen eventuele scheuren of insijpelend water in een vroeg sta-dium vastgesteld worden. Het gebruik van een inspectieruimte maakt het functioneren van de bergingsinstallatie ook minder afhankelijk van de plaatselijke geologische ondergrond.

Bij de zoektocht naar een geschikte site voor het ber-gen van categorie A-afval speelden in eerste instan-tie de natuurlijke geologische en hydrogeologische kenmerken van de site een grote rol. Zo zocht men naar sites die gekenmerkt werden door een opper-vlakkige doorlatende laag (bijvoorbeeld zand) bo-ven op een ondoorlatende laag (bijvoorbeeld klei). Die zand-op-kleilagen moesten dan in de richting van een drainerende rivier hellen. Het grondwater zou dan ter hoogte van die rivier kunnen worden opgevangen en radiologisch gemonitord, om na te gaan of de bergingsinstallatie haar afzonderings- en insluitingsfunctie goed vervult.

BarrièresDe site in Dessel biedt niet de mogelijkheid om op een natuurlijke manier te monitoren via een drainerende rivier. Daarom koos NIRAS voor een kunstmatige monitoring door een inspectie-ruimte onder de bergingsmodules te installeren, dicht bij het geborgen afval. De (kunstmatige) in-spectieruimte onder de bergingsmodules neemt dus de functie van de (natuurlijke) zand-op-klei-laag en de drainerende rivier over.

Grondige monitoringDe inspectieruimte maakt het mogelijk om insij-pelend water vlak bij het afval op te vangen. Door de inspectieruimte kan men ook een eventuele instabiliteit in de constructie vaststellen. Zo kan de degradatie van de betonnen barrières worden gemonitord en vroegtijdig worden vastgesteld. Omdat de inspectieruimte moeilijk toeganke-lijk is, zullen de inspecties gebeuren met robot-toestellen.

Het cAt-veiligheidsdossier 29

De zettingsproef: zetting van de ondergrond onder groot gewicht

Als de bergingsmodules gevuld zijn, zullen ze een groot gewicht op de ondergrond leggen. Daardoor zullen in de bodem zettingen optreden. In de zettingsproef berekenden we hoe de ondergrond zich onder dat gewicht zal zetten. De proef bestaat uit een zandheuvel in de vorm van een afgeknotte piramide van 20 meter hoog, met een bovenvlak van 20 bij 20 meter, vergelijkbaar met het gewicht van een bergingsmodule. De test toonde aan dat de zetting een stuk minder is dan initieel berekend. Op regelmatige tijdstippen werden nieuwe metingen uitgevoerd om na te gaan of de ondergrond zich nog verder zet onder het gewicht van de zandheuvel. Dat bleek niet het geval te zijn.

De demonstratieproef: perfectioneren van de bouwtechnieken

NIRAS moet verzekeren dat de bouw van de bergingsinstallatie beantwoordt aan de eisen van het veiligheids-rapport en de vergunning. Essentieel is dat de bouwtechnieken en constructieparameters volledig gekend en beheerst zijn vooraleer de eigenlijke bouw van de bergingsinstallatie start. In de demonstratieproef heeft NIRAS daarom een deel van een bergingsmodule nagebouwd. In die proefopstelling worden continu nieuwe tests uitgevoerd om de kennis over de constructietechnieken up-to-date te houden.

Met gespecialiseerde meetapparatuur volgt NIRAS in de demonstratieproef de belangrijke parameters van de betonconstructie op, zoals de betonuitharding en het ontstaan van scheuren. Die eigenschappen zijn doorslag-gevend voor de sterkte van het beton. En die is dan weer cruciaal om de berging performant en veilig te maken.

De bouw van de demonstratieproef werd eind 2011 afgerond, maar NIRAS voert voortdurend nieuwe proeven uit om de bouwtechnieken continu te perfectioneren. Zo werden al bijkomende testwanden opgetrokken, onder meer om het gebruik van een nieuw soort superplastificeerder te testen, die het beton minder stroef maakt. Op de wanden werd ook het gebruik van bekistingstrillers getest. Die helpen het beton van de wanden te verdichten, wat cruciaal is om het beton de gewenste eigenschappen te geven.

Met de ervaringen en lessen uit de bouwexperimenten worden doelgericht nieuwe tests opgezet. Die aanpak van progressief testen en continu verbeteren moet resulteren in een sluitende procedure voor de bouw van de ber-gingsinstallatie. Daarbij moeten alle maatregelen getroffen worden om te verzekeren dat de bergingsinstallatie volgens de veiligheidsparameters gebouwd wordt. Ook tijdens de bouwfase zullen de constructietechnieken ver-der geperfectioneerd worden.

Volg de demonstratieproef op www.niras-cat.be of bekijk de filmpjes op www.digicat.be.

Het cAt-veiligheidsdossier30

Bescherming van de bergingsmodules Op termijn wordt het dak over de bergingsmodules vervangen door een permanente eindafdekking. Die zal bestaan uit een uitgekiend systeem van natuur-lijke materialen en folies. Het voornaamste doel van de eindafdekking is de waterinfiltratie te beperken en te verhinderen dat dieren of plantengroei de berging be-schadigen. De eindafdekking geeft de bergingsmodules op termijn de vorm van twee tumuli in het landschap.

De eindafdekking wordt in totaal 4,5 meter dik en be-staat uit een aantal lagen (van boven naar beneden):• Biologische laag. Die bovenste laag van 1 à 2

meter bevordert de plantengroei. Dat is belang-rijk om erosie te voorkomen en om een groot

deel van het regenwater te verdampen. Ook de onderliggende kleilaag wordt op die manier be-schermd tegen uitdroging.

• Bio-intrusiebarrière. Die laag is 1 tot 1,5 meter dik en verhindert dat dieren- en plantenwortels de onderliggende infiltratiebarrière verstoren.

• Infiltratiebarrière. Ook die laag is 1 tot 1,5 me-ter dik. Ze bestaat uit kleilagen en moet beletten dat er water doorsijpelt naar de modules.

• Zandlaag. Dat is de laatste drainerende laag van 25 centimeter dik.

• Ondoorlatende topplaat. Die dikke beton-nen plaat is de tweede infiltratiebarrière van de eindafdekking.

De proefafdekking: gedrag van de eindafdekking voorspellen

Om het gedrag van een eindafdekking beter te leren kennen, installeert NIRAS een proefafdekking nabij de bergingssite. Die is als het ware een simulatie van een eindafdekking op reële schaal. De proefafdek-king is 40 bij 60 meter en 6 tot 7 meter hoog.

De proefafdekking moet aantonen dat het haalbaar is om een meerlagig afdeksysteem in de praktijk te bouwen. Bo-vendien kan via de proefafdekking de performantie van de eindafdekking op lange termijn (meerdere decennia) worden opgevolgd. Zowel het hydraulische gedrag als processen zoals zetting en erosie zullen opgevolgd wor-den aan de hand van staalnames en metingen. Ten slotte is de proefafdekking ook bedoeld om aan het publiek te tonen hoe de bergingsinstallatie er finaal zal uitzien.

Wat zal NIRAS testen in de proefafdekking?In de proefafdekking wordt het gedrag van de eind-afdekking op lange termijn onderzocht. Hoe zoekt het water zijn weg, hoe evolueert de temperatuur, welke biologische en chemische processen vinden plaats? We zullen de lokale partnerschappen en het publiek regelmatig informeren over de performantie van de proefafdekking. Vooral parameters die met de veilig-heid te maken hebben, zoals infiltratie, zullen in die communicatie aandacht krijgen. Boven op de proef-afdekking komt er ook een bezoekersdoorgang. De proefafdekking zal naast het communicatiecentrum liggen en wordt geïntegreerd in de rondleidingen.

Figuur 9. Overzicht van de eindafdekking

Figuur 9. Overzicht van de eindafdekking

multi-layer cover

Double row of modules with monoliths

inspection rooms inspection gallery

sand-cement embankmentcapillary barrier

multi-layer cover

Double row of modules with monoliths

inspection rooms inspection gallery

sand-cement embankmentcapillary barrier

Multi-layer cover

Monoliths

Modules

Inspection Rooms Inspection Gallery

12

4 5

3

1. Biologische laag2. Bio-intrusiebarrière3. Infiltratiebarrière4. Zandlaag5. Ondoorlatende topplaat

Het cAt-veiligheidsdossier 31

Bouw en exploitatie van de bergingsmodules

Bouw en exploitatie in fasenNIRAS schat dat er 34 modules nodig zullen zijn om al het categorie A-afval van het huidige nucleaire pro-gramma te bergen. Die modules worden verdeeld over twee zones – één van 20 en één van 14 modules. Elke zone wordt op termijn afgedekt tot een tumulus. De bouw van de bergingsmodules verloopt in fasen.

Eerst worden de 20 modules gebouwd die het dichtst bij de IPM liggen. Dat gebeurt in 2 rijen van 10. Zodra de eerste 8 modules volledig klaar zijn, kan de exploi-tatie van de site starten. Tegelijk bouwen we de vol-gende 12 modules, die rechtstreeks aansluiten bij de eerste reeks van 8. De modules zullen 4 per 4 opgevuld worden, eerst degene die het dichtst bij de IPM liggen. Als een groep van 4 modules volledig gevuld is, wor-den die afgedekt met een betonnen afdekplaat. Wan-neer alle 20 modules gevuld en afgedicht zijn, kan het dak op termijn worden vervangen door de permanente eindafdekking.

Als de eerste 20 modules bijna opgevuld zijn, zal de bouw van de volgende set (14 modules) beginnen. De exacte timing en duur van die fase hangen af van de toekomstige afvalproductie en het scenario voor de ontmanteling van de kerninstallaties.

De opvulstrategie: de radiologische capaciteit als uitgangspuntDe bergingsinstallatie is zo ontworpen dat er een be-paald niveau van radioactiviteit in geborgen kan wor-den. We spreken ook van de ‘radiologische capaciteit’ van de berging. Die capaciteit zal in de nucleaire ver-gunning worden vastgelegd. Het is de bedoeling om een zo groot mogelijk volume categorie A-afval in de installatie te bergen. Het komt er dus op aan het be-schikbare bergingsvolume zo goed mogelijk te benut-ten, zonder dat de radiologische capaciteit van de in-stallatie overschreden wordt. Welk afval in de berging mag en welk afval niet, en welke plaats het in elke mo-dule krijgt, is dan ook het resultaat van een minutieus en afgewogen proces. Daarbij houden we terdege re-kening met de radiologische karakteristieken van het te bergen afval.

De 34 bergingsmodules zullen 4 per 4 opgevuld wor-den. Voor elke fase van 4 modules volgen we een uit-gekiende opvulstrategie:1. Op basis van het gekarakteriseerde afval bepalen

we de operationele parameters voor een reeks van 4 modules. Die operationele parameters bepalen de radiologische grenzen voor het bergen van het afval. Ze zijn bedoeld om de 32 kritieke radio-nucliden, die bepalend zijn voor de veiligheid op lange termijn, zoveel mogelijk te weren uit de in-stallatie (zie pagina 32).

2. Daarna wordt een voorstel gemaakt om de geac-cepteerde afvalvaten te combineren tot mono-lieten, en de 4 modules op te vullen. Het ber-gingsvoorstel bepaalt welke vaten gecombineerd worden tot een monoliet en welke plaats de monolieten krijgen in de reeks van 4 modules.

3. Dan pas worden de afvalvaten afgevoerd naar de IPM om er monolieten van te maken. Na de controle van de conformiteitsvereisten kunnen de monolieten van de IPM ten slotte afgevoerd worden naar de bergingsmodules. Tijdens het op-vullen van de modules volgen we de operationele parameters van de bergingsmodules online op.

De strategie om de modules op te vullen start dus lang voordat de monolieten in de berging geplaatst worden. Het begint al bij het combineren van afval-vaten in één monoliet. Of nog: een afvalvat wordt in de IPM toegelaten omdat het past binnen de opvul-strategie voor de reeks van modules die wordt opge-vuld. Verder moet het afvalvat aan een reeks voor-waarden voldoen. Zo moet het vat deel uitmaken van een afvalfamilie die op basis van haar radiologische karakteristieken bestemd is voor oppervlakteberging. Het afvalvat moet ook volledig geaccepteerd zijn vol-gens het acceptatiesysteem van NIRAS en aan een aantal conformiteitsvereisten voldoen.

Het cAt-veiligheidsdossier32

Beperking van 32 kritieke radionucliden

Om de berging ook op lange termijn veilig te houden, moeten we de hoeveelheid langlevende radioactieve stoffen in de oppervlakteberging beperken. De kortlevende elementen verliezen het grootste deel van hun activiteit in de periode van 300 jaar (na het opvullen van de bergingsinstallatie) waarin de bergings-installatie gecontroleerd wordt. Voor de langlevende stoffen is dat niet het geval. Vooral de kritieke radio-nucliden zijn daarbij van belang. Dat zijn radionucliden die bepalend zijn voor de radiologische impact van de site op lange termijn. Daarom mag men maar een bepaalde hoeveelheid van die kritieke radio-nucliden toelaten in de bergingsinstallatie, en dus in het te bergen afval.

BergingslimietenVoor 32 kritieke radionucliden heeft NIRAS bergingslimieten vastgesteld. Ze zijn afgeleid uit scenario’s en wis-kundige modellen die ook gebruikt worden om de radiologische impact van de bergingsinstallatie te berekenen. • Een eerste bergingslimiet beperkt de activiteitsconcentratie van de kritieke radionucliden in het afvalvat. • Een tweede bergingslimiet beperkt het totale activiteitsniveau van de kritieke radionucliden in de hele

bergingsinstallatie en hiervan afgeleid ook in de module, de monoliet en het afvalvat.

Operationele criteriaDe veiligheid van de berging is aangetoond op voorwaarde dat de bergingslimieten voor elke radionuclide geres-pecteerd worden. Bij het exploiteren van de bergingsinstallatie worden operationele criteria gebruikt, die reke-ning houden met de bergingslimieten voor álle kritieke radionucliden. De operationele criteria zijn maximale radiologische waarden die een afvalvat of monoliet niet mag overschrijden om de veiligheid op lange termijn niet in het gedrang te brengen. • Een eerste operationeel criterium moet ervoor zorgen dat de hoeveelheid kritieke radionucliden in het afval

tot een minimum beperkt blijft. Om dat criterium te berekenen gaat men uit van een veronderstelling. Als iemand na de periode van actief toezicht één enkele monoliet zou aanboren, dan mag de kans dat hij wordt blootgesteld aan een dosis van 3 mSv, niet groter zijn dan 5 procent.

• Een tweede operationeel criterium moet voorkomen dat bepaalde monolieten de radiologische capaciteit van de bergingsinstallatie grotendeels zouden opgebruiken. Daarom mag de stralingsdosis maar 0,1 mSv/jaar zijn als de radioactiviteit op lange termijn geleidelijk aan zal uitlogen naar het grondwater. Dat is een fractie van de achtergrondstraling in de streek.

De opvulstrategieDe opvulstrategie bestaat erin de informatie over het niveau van de kritieke radionucliden in de afvalvaten te toet-sen aan de operationele criteria. Vervolgens zoeken we naar een optimale combinatie van afvalvaten tot mono-lieten en een optimale verdeling van de monolieten in de modules. Als een operationeel criterium de maximale waarde overstijgt, dan zal het afval niet in aanmerking komen voor berging aan de oppervlakte.Ook de bergingsinstallatie in haar totaliteit en elke bergingsmodule moeten aan bepaalde operationele criteria voldoen. Die worden online gemonitord. Op basis van die metingen sturen we de opvulstrategie constant bij, zodat de bergingslimieten voor de kritieke radionucliden nooit overschreden worden. Dat iteratieve proces zorgt ervoor dat we de bergingsinstallatie exploiteren binnen de radiologische limieten.

Het cAt-veiligheidsdossier 33

Opvolging van de installatieDe bergingsinstallatie en haar omgeving zullen gedu-rende 300 jaar onder toezicht staan. Een programma voor monitoring en toezicht wordt opgezet om op te volgen of de bergingsinstallatie werkt zoals dat moet.

Die informatie is in de eerste plaats van nut omdat ze helpt het gedrag van de bergingsinstallatie nog beter te begrijpen. De resultaten en analyses zullen ook be-vestigen of de bergingsinstallatie beantwoordt aan de wettelijke voorschriften en voorwaarden van de ver-gunning. De meetgegevens moeten in de toekomst belangrijke beslissingen ondersteunen. Denk maar aan de overgang naar een volgende fase in het leven van de berging, het actualiseren van het veiligheids-dossier of het opstarten van remediërende maatre-

gelen, indien nodig. Ten slotte zullen we de gegevens ook gebruiken om de bevolking en het FANC te infor-meren.

Voor de parameters die we opvolgen, zijn onderzoeks- en actieniveaus vastgelegd. Als een bepaalde parame-ter het onderzoeksniveau bereikt, wordt de situatie nader gedocumenteerd en onderzocht. Bereikt een parameter het actieniveau, dan wordt het FANC on-middellijk op de hoogte gebracht. NIRAS neemt dan de nodige maatregelen om de parameter weer onder de referentiedrempel te brengen. Alle monitoring-gegevens worden opgeslagen in een centrale data-bank die wordt beheerd door NIRAS.

Wat wordt er gemonitord?

1. De impact van de bergingsinstallatie op de omgeving. Een belangrijk onderdeel daarvan is het radiologische monitoringprogramma, dat toezicht houdt op de omgevingslucht, de bodem en het grond- en oppervlaktewater.

2. De performantie van de bergingsinstallatie: werkt de installatie zoals gepland? Dat omvat:• kwaliteitscontroles: controles op het

afval opdat het geborgen kan worden, op de constructie en productie van cais-sons, monolieten en modules, en op de constructie van de definitieve eind-afdekking;

• toezicht op de structuur van de ber-gingsinstallatie, bijvoorbeeld de con-trole op scheuren;

• toezicht op het drainagewater en het goed functioneren van het drainage-systeem in de inspectieruimten en de

galerijen: opvolging van betonscheu-ren in de modulevloeren, detectie van lekken boven aan de inspectieruimte, detectie van water op de vloer van de inspectieruimten, … Door metingen uit te voeren in het drainagewater kunnen we mogelijke lekken in het vaste dak, de afdekking of betonnen componenten detecteren. Ook meten we de eventuele besmetting van het water. Die metingen moeten aantonen of de maatregelen om isolatie en insluiting te garanderen, doeltreffend zijn, en wat de oorzaak is van een eventuele radiologische veront-reiniging;

• opvolging van de getuigenstructuren;• grondwaterpeilmetingen als input voor

de grondwatermodellen.

Het cAt-veiligheidsdossier34

Veilige bouw, veilige exploitatieNiet alleen op lange termijn, maar ook tijdens de bouw en exploitatie is veiligheid een topprioriteit. De manier waarop de bergingsinstallatie gebouwd en ge-exploiteerd wordt, is bovendien doorslaggevend voor de veiligheid op lange termijn. Of nog: om de veilig-heid op lange termijn te waarborgen, moet:1. het afval in overeenstemming met het afval-

acceptatiesysteem geconditioneerd en gekarak-teriseerd zijn;

2. de bergingsinstallatie in overeenstemming met de ontwerpvoorwaarden gebouwd en geëxploi-teerd zijn.

Het kwaliteitsprogrammaDe eigenschappen van de bergingsinstallatie bepalen in hoge mate de veiligheid van de bergingsinstallatie op lange termijn. Dat betekent dat er voldoende ver-trouwen moet bestaan in het feit dat de verschillende componenten, zoals de modules en monolieten, hun veiligheidsfunctie op korte én op lange termijn zullen vervullen. Dat vertrouwen wordt geleverd en onder-steund door het kwaliteitsprogramma. Dat program-ma heeft als doel de SSC’s te realiseren volgens de spe-cificaties in het veiligheidsdossier. Alleen dan kan de berging geëxploiteerd worden in overeenstemming met de vergunningsvoorwaarden.

NIRAS ontwikkelt voor al haar activiteiten een geïnte-greerd beheersysteem (integrated management system of IMS), in overeenstemming met de standaarden van het International Atomic Energy Agency (IAEA). Dat IMS past in het NIRAS-beleid voor integrale kwali-teitszorg en in de veiligheidsstrategie. Het IMS inte-greert op structurele wijze het kwaliteitsbeheer van NIRAS en geeft de werking weer van een gecoördi-neerd beheer van het radioactieve afval in België.

Het acceptatiesysteemDe langetermijnveiligheid hangt ook af van de kwa-liteit van het hele afvalbeheer. Via haar acceptatie-systeem (zie pagina 20) legt NIRAS de producenten voorwaarden op op het vlak van veiligheid en techni-sche en economische haalbaarheid. Als het Konink-lijk Besluit rond de vergunning van de bouw van de bergingsinstallatie ingaat, zal het acceptatiesysteem geëvalueerd worden om rekening te houden met de vergunningsvoorwaarden.

Fysieke barrières De barrières van het bergingssysteem zijn niet alleen cruciaal voor de veiligheid op lange termijn. Ze leve-ren ook een belangrijke bijdrage om tijdens de exploi-tatie van de berging de blootstelling aan radioactieve straling zo laag mogelijk te houden. De radionucliden worden immers ingesloten dankzij de inkapseling in het afvalvat en de dubbele barrière van de monoliet (de immobilisatiemortel en de betonnen kist). Door de barrières voortdurend te monitoren en – indien nodig – te herstellen, waken we er bovendien over dat ze intact blijven.

ZoneringOm de risico’s op blootstelling verder te beperken, zijn niet alle zones van de bergingssite toegankelijk voor iedereen. De site wordt onderverdeeld in zones, afge-bakend op basis van hun dosisniveau. De toegankelijk-heid van de verschillende zones is gereglementeerd.

UitbatingsvoorwaardenVoor de exploitatie van de bergingsinstallatie worden uitbatingsvoorwaarden en technische specificaties in de vergunning opgenomen. Dat zijn de vereisten om de veiligheid van de bergingsinstallatie te verzekeren bij een normale exploitatie. Als om een of andere re-den niet voldaan is aan die voorwaarden, zal NIRAS zo snel mogelijk maatregelen treffen om de exploitatie te normaliseren. Dat kan bijvoorbeeld als een installa-tie uitvalt of als een parameter een referentiedrempel overschrijdt. Voor dergelijke situaties geldt een mel-dingsplicht.

Ongevallen hebben geen of een geringe radiologische impact Alle gebeurtenissen die mogelijk een gevolg kunnen hebben voor de veiligheid van de bergingsinstallatie, hebben we minutieus in kaart gebracht. We bouwden ook specifieke maatregelen in bij het ontwerp en voor de exploitatie van de installatie, om die incidenten te vermijden of de gevolgen in te perken.

De juiste ontwerpmaatregelen zorgen ervoor dat het risico van een incident beperkt blijft. De procedures voor de exploitatie zijn bovendien zodanig uitgewerkt dat de exploitatie op een veilige manier gestopt kan worden als er toch een incident plaatsvindt. Zo zullen de bergingsactiviteiten bijvoorbeeld stilgelegd wor-

Het cAt-veiligheidsdossier 35

den bij hevige wind of wanneer bepaalde functies of diensten uitvallen.

Door het toepassen van de juiste ontwerpcriteria, procedures en maatregelen zijn de normale om-standigheden waaronder de bergingsinstallatie geëx-ploiteerd wordt, veilig. Zelfs al zou er toch een incident voorkomen, dan nog komt er wellicht geen radio-activiteit vrij en zijn werknemers, bevolking en leef-milieu beschermd. Zelfs bij aardbevingen of overstro-mingen is de bergingsinstallatie veilig. Het ongeval met de meest verregaande radiologische gevolgen is het neerstorten van een vliegtuig op de bergings-installatie. Zelfs voor zo’n extreem ongeval ligt de be-rekende radiologische impact in de buurt van bloot-stellingen door natuurlijke straling.

Reglementair toezichtEen reglementair toezicht op de veiligheid zal op ver-scheidene niveaus en door verschillende instanties gebeuren. De dienst Fysische Controle, die wordt in-gericht door NIRAS, zal instaan voor het toezicht op de algemene veiligheid en de radiologische veiligheid in het bijzonder. Die dienst zal toezicht houden op het respecteren van de vergunningsvoorwaarden van de bergingsinstallatie en de toepassing van de arbeids-wetgeving. Bovendien zal een erkende instelling op regelmatige basis en systematisch controles uitvoe-ren onder toezicht van het FANC.

Het noodplanVoor noodsituaties werkte NIRAS een intern nood-plan uit, dat de aanpak beschrijft voor als zich een in-cident of ongeval zou voordoen. Zowel klassieke on-gevallen als ongevallen met een mogelijk radiologisch risico zitten hierin vervat. Het noodplan bepaalt hoe de autoriteiten en andere stakeholders op de hoogte worden gebracht van de aard en omvang van het in-cident. De meest voorkomende ongevallen op een in-dustriële site zoals de bergingssite, zijn van klassieke aard (een arbeider die zijn voet verzwikt of het hoofd stoot).

Het externe noodplan wordt alleen geactiveerd als er een ernstig incident plaatsvindt. Het Crisiscentrum, de provinciebesturen en de gemeenten leiden het ex-terne noodplan in goede banen.

Van elk incident met mogelijke radioactieve risico’s wordt een zogenaamde INES-melding (International Nuclear Event Scale) opgesteld. Wereldwijd melden overheden incidenten met een mogelijk radiologisch risico volgens het INES-systeem, dat de ernst van het incident weergeeft. Bovendien zullen alle andere in-cidenten, ook de klassieke, aan alle stakeholders wor-den gemeld.

Op geregelde tijdstippen zullen noodplanoefeningen worden gehouden, om de paraatheid van de organisa-tie en van het personeel voor het interne noodplan op peil te houden.

36 Het cAt-veiligheidsdossier

Het concept van de bergingsinstallatie is robuust en veilig, zowel op korte als op lange termijn. Om dat aan te tonen, hebben we een internationaal aanvaarde methodologie gebruikt om de veiligheid te beoordelen. Bovendien heeft een team van buitenlandse experts een peer review uitgevoerd van het bergingsconcept.

5 AANGeTOOND: VeILIGe eN ROBUUSTe BeRGING, OP KORTe eN LANGe TeRMIJN

37Het cAt-veiligheidsdossier 37Het cAt-veiligheidsdossier

Aangetoond: een veilige bergingsinstallatie tijdens de bouw en exploitatieZullen de bouw en exploitatie van de bergingsinstal-latie veilig verlopen? De risico’s werden nauwkeurig in kaart gebracht. De veiligheid werd niet alleen berekend tijdens de normale operaties, maar ook voor hypothe-tische situaties van een ongeval of incident, zoals een stroomonderbreking, overstroming of vliegtuigcrash.

Uit die nauwgezette en uitvoerige analyse blijkt dat in geen van die situaties de dosislimieten voor be-roepshalve blootgestelde personen overschreden wor-den. Bovendien geeft geen enkele gebeurtenis aan-leiding tot onaanvaardbare stralingsdosissen voor de bevolking.

Een duurzame bergingsinstallatie

Niet alleen de samenstelling van het afval en het ont-werp van de berging zijn cruciaal voor de veiligheid. Ook de kenmerken van de bergingssite zelf spelen een belangrijke rol. Tal van studies, terreinverken-ningen en tests werden uitgevoerd om de geologie, klimatologie en de hydro(geo)logie van de bergings-site en de ruimere omgeving te leren kennen.

De capaciteit van de berging om het afval af te zon-deren en de radionucliden in te sluiten, zou bedreigd kunnen worden door bijvoorbeeld een aardbeving, het onstabiel worden van de ondergrond of een overstroming. Ook de waterhuishouding in de re-gio speelt een belangrijke rol voor de veiligheid. Op lange termijn kan immers de restactiviteit van de radionucliden uitlogen naar het grondwater. Al die effecten werden grondig bestudeerd om aan te tonen dat de impact die ze veroorzaken, aanvaardbaar is.

De installatie werd zo ontworpen dat ze bestand is tegen extreme weersomstandigheden en inciden-

ten. De bergingsinstallatie is bestand tegen aard-bevingen. Ze werd zo ontworpen dat overstromin-gen nooit hoger komen dan de onderkant van de bergingsinstallatie. Het ontwerp van de dakstruc-tuur houdt verder rekening met een sneeuwlaag van een halve meter, met windstoten die zo sterk zijn dat ze maar eens in de 50 jaar voorkomen, tornado’s die eens in de 400.000 jaar voorkomen en extreme tem-peraturen.

Zijn de monolieten geschikt voor transport? Blij-ven ze intact bij een ongeval? Om te testen of de monolieten solide zijn, werd een reeks prototypes ontwikkeld. Die ondergingen een aantal tests. We bestudeerden onder meer de schade aan twee ty-pes monolieten als ze vanop een hoogte van 0,6 tot 6 meter vallen. Die valtests hebben aangetoond dat monolieten als transportverpakking gekwalificeerd kunnen worden. De tests toonden ook aan dat de gevolgen van extreme condities, zoals een vliegtuig-crash, beperkt blijven.

Aangetoond: de bergingsinstallatie is veilig op lange termijn

Bestudeerde scenario’sVoor de evaluatie van de radiologische veiligheid op lange termijn hebben we twee types van scenario’s in detail bestudeerd:• scenario’s van geleidelijke uitloging, waarin de rest-

activiteit van radionucliden geleidelijk aan uit-loogt naar het grondwater na de sluiting van de

bergingsinstallatie op lange termijn. Binnen die uitloogscenario’s onderscheiden we:

- scenario’s van verwachte evolutie;- minder aannemelijke scenario’s met een

andere evolutie, door verstoringen op de verwachte evolutie.

• intrusiescenario’s, waarin na het opheffen van de reglementaire controle iemand onopzettelijk binnendringt in de bergingsinstallatie. Door de restactiviteit in de berging kan er dan radiologi-sche blootstelling optreden.

AANGeTOOND: VeILIGe eN ROBUUSTe BeRGING, OP KORTe eN LANGe TeRMIJN

38 Het cAt-veiligheidsdossier

Figuur 10. Schematische voorstelling van de twee types scena-

rio’s voor radiologische impact op lange termijn

1/ Uitloging naar grondwater

à Verwachte evolutieà Minder aannemelijke scenario’s

2/ Binnendringen in de installatie

à Kleinschalig (boring)à Grootschalig (constructies)

Figuur 10. Schematische voorstelling van de twee types scenario’s voor radiologische impact op lange termijn

Berekende radiologische impactDe berekende radiologische impact voor alle scena-rio’s bevindt zich onder of in de buurt van blootstel-lingen door natuurlijke bronnen en bestaande bloot-stellingen. De blootstelling aan ioniserende straling door natuurlijke bronnen is wereldwijd 1 à 13 mSv/jaar en bedraagt gemiddeld 2,4 mSv/jaar. In Vlaanderen is de gemiddelde blootstelling 4,1 mSv/jaar (medische blootstellingen en natuurlijke straling meegerekend, zie ook pagina 18).

De radiologische effecten op lange termijn liggen ook telkens onder de toetsingscriteria die NIRAS toepast: • Voor de scenario’s van verwachte evolutie is het

toetsingscriterium van NIRAS een dosisbeper-king van 0,1 mSv/jaar. Dat toetsingscriterium ligt nog onder de reglementaire dosisbeperking van 0,3 mSv/jaar. Die waarde is veel lager dan de do-sislimiet voor het publiek van 1 mSv/jaar. Dat be-tekent dat het effect van de berging in de praktijk nauwelijks merkbaar zal zijn.

• Voor de minder aannemelijke scenario’s moet het radiologische risico volgens het toetsingscrite-rium lager zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen per jaar. Het radiologische risico is de combinatie van de radiologische impact, de waarschijnlijkheid

dat het scenario gebeurt, en het risico op kanker en genetische effecten per eenheid van radio-logische impact. Het geschatte radiologische ri-sico ligt voor de alternatieve scenario’s onder die limiet.

• Voor scenario’s van onopzettelijk binnendringen werd de radiologische impact, zoals gevraagd door het FANC, vergeleken met een referentie-waarde van 3 mSv/jaar. De radiologische impact ligt onder die referentiewaarde.

De berekeningen tonen dus aan dat de berging ook op lange termijn veilig zal zijn. De installatie en haar veiligheid zijn bovendien robuust: de veiligheid hangt niet af van één enkele controlemaatregel, één enkele veiligheidsfunctie, één enkele barrière of één enkele administratieve procedure.

Risico’s voor andere organismen

Naast de radiologische impact voor de mens krijgen ook de risico’s voor niet-menselijke organismen steeds meer aandacht. Berekeningen wijzen uit dat die risico’s onder de internationaal voorgestelde referentie-niveaus liggen. Zowel de mens als het leefmilieu is dus afdoende beschermd. Omdat dat domein van de stralingsbescherming in volle ontwikkeling is, zal NIRAS de methodologie verder ontwikkelen in het toe-komstige onderzoeksprogramma.

39Het cAt-veiligheidsdossier

De veiligheid beoordelen met veiligheidsevaluaties

Aan de hand van veiligheidsevaluaties brengen we de risico’s van de bergingsinstallatie systematisch in kaart. Ook beoordelen we in hoeverre de bergings-installatie de veiligheidsfuncties kan waarborgen en aan de ontwerpvereisten voldoet.

Nadat het bergingssysteem volledig ontworpen was, hebben we de veiligheid systematisch geëvalueerd. Eerst gingen we na of de verschillende systemen, structuren en componenten (SSC’s) hun veiligheids-functies effectief invullen in de verschillende levens-fasen van de bergingsinstallatie.

Vervolgens berekenden we de radiologische impact, rekening houdend met de belangrijkste barrières en veiligheidsfuncties. Hoe zal de bergingsinstallatie zich op de lange duur gedragen? Wetenschappers hebben computermodellen ontwikkeld om het ge-drag van de bergingsinstallatie op lange termijn na

te bootsen. Die modellen helpen om verschillende scenario’s (hypothetische situaties) te verkennen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als de restactiviteit van de radionucliden na de sluiting van de berging op lange termijn geleidelijk uitloogt naar het grond-water? Of sneller dan verwacht uitloogt? Of wat als iemand na het stopzetten van de nucleaire regle-mentaire controle onopzettelijk de bergingsinstal-latie binnendringt?

Voor elk scenario onderzochten we verschillende si-tuaties. Voor het scenario van geleidelijke uitloging hebben we zowel verwachte als minder aannemelij-ke evoluties nagebootst. Vervolgens hebben we voor al die situaties met behulp van modellen berekend hoe groot de menselijke blootstelling zou zijn. De be-rekende blootstelling werd nadien vergeleken met de wettelijke dosislimieten.

De ontwikkeling van de bergingsinstallatie: een stapsgewijs procesAls NIRAS de nodige vergunningen heeft verkregen, starten we met de bouw van de bergingsinstallatie vol-gens het ontwikkelde veiligheidsconcept. Maar ook in de volgende programmastappen blijft de veiligheid cruciaal: tijdens de constructie, exploitatie, sluiting en controle. In al die levensfasen wordt het proces van ontwerpen, implementeren, evalueren, documente-ren en aanpassen nog verschillende keren doorlopen. Die zogenaamde iteratieve veiligheidsbenadering helpt om tijdens al die levensfasen te blijven focussen op de veiligheid, maar het bergingsprogramma toch aan te passen als veranderende randvoorwaarden (zo-als wettelijke vereisten) dat vragen.

Uiteindelijk zal die iteratieve veiligheidsbenadering leiden tot een bergingsinstallatie die aan alle veilig-heidsdoelstellingen en veiligheidsprincipes beant-woordt.

Figuur 11. Schematische voorstelling van de veiligheidsbenadering

Permanent onderzoek is nodig in alle levensfasen van de berging Om het inzicht in het bergingssysteem en zijn omgeving te verbeteren, hebben we al een aantal proefopstellingen opgezet. Zo las u al over de demonstratieproef, de zet-tingsproef en de proefafdekking. Om de veiligheid van de installatie verder te onderbouwen, zullen we bepaalde elementen verder onderzoeken, ontwikkelen en demon-streren. Voor een aantal topics zijn we al gestart met ver-der onderzoek. Andere onderzoeksthema’s zijn opgeno-men in een meerjarenprogramma voor R&D.

Figuur 11. Schematische voorstelling van de veiligheidsbenadering

Veiligheidsbenadering

1/ Bestaande kennis

2/ Veiligheidsstrategie• Veiligheidsdoelstellingen,

pijlers van de veiligheid• Veiligheidsconcept

3/ Implementatie van veiligheidsstrategieFenomenologie, ontwerp, veiligheidsevaluatie

4/ Documentatie van het proces, de resultaten en de veiligheidsargumenten

40 Het cAt-veiligheidsdossier

Het cAt-project door de tijd heen

Op

erat

ion

ele

per

iod

eP

erio

de

na

de

slu

itin

g16 januari 1998 De federale regering geeft NIRAS de opdracht om

een definitieve oplossing uit te werken voor het

categorie A-afval

Voorontwerpfase van het cAt-project

23 juni 2006Beslissing van de federale regering om een opper-

vlakteberging in Dessel te selecteren als eind-

bestemming voor het categorie A-afval

31 januari 2013 Indienen van het vergunningsdossier: het veilig-

heidsrapport en ontwerp project-MER

Evaluatie van het vergunningsdossier en de

vergunningsaanvraag

Openbaar onderzoek over de vergunningsaanvraag

Federale overheid levert de oprichtings- en

exploitatievergunning af in fasen

Bouw van de

bergingsinstallatie

en uitvoering van

alle deelprojecten

Exploitatie van de

bergingsinstallatie

(ongeveer 50 jaar)

Sluiting van de berging

(ongeveer 100 jaar na de start

van de exploitatie)

Nucleaire controlefase

(controle en toezicht op installatie

en omgeving)

Opheffing van de radiologische controle

(ongeveer 300 jaar nadat het laatste afval

geborgen is) – toezicht blijft steeds mogelijk

Het cAt-project door de tijd heen

Technische en maatschappelijke uitwerking

van het project, waaronder het opstellen van het

veiligheidsrapport en de vergunningsaanvraag