Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. · 20e Jaargang Woensda 8 Mei 1912 No. 3 g Veertiendaagsch Blad...

8
20e Jaargang Woensdag 8 Mei 1912 No. 3 Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van: W. DRUCKER en TH. P. B. HAVER. Abonnementsprijs per 3 maanden. . . f 0.75 Voor België, het overige Buitenland en Ned-Indlë 0.95 Afzonderlijke Nummers 0.05 Bureau van Redactie en Administratie: ROELOF HARTSTRAAT 131 - AMSTERDAM. - Advertentiën per regel f 0.15 Groote letters naar plaatsruimte. Boekaankondiging per regel (en 4/3 maal) „ 0.10 Aanvragen en betrekkingen „ 0.05 INHOUD: Organisatie van het ambachtsonderwijs. Ontwaakt de vrouw overal ? De oude kwestie. Indrukken. In- en Uitvallen. Binnen de grenzen. Vergaderingen. Feuilleton. Organisatie van het ambachts- onderwijs. Vervolg en slot. De samenkoppeling van twee ongelijk-soortige groot- heden, de lust van ineen-, of liever aaneenschakelen, heeft hier de Commissie parten gespeeld. Haar rede- neering zoo: voor het betreden der bestaande vakschool — voor ons de lagere — wordt geëischt het loffelijk ontslag der Lag. School, ergo is voor de opname aan de middelbare vakschool noodig: het eind-diploma Middelbare School. Hier ware het zeker te wenschen geweest, dat het breede inzicht, dat volgens de Commissie het Middelb. Onderwijs aanbrengt, ook over de Commissie ware ge- varen. Het Lag. Onderwijs toch, al het miniemste dat de 20e eeuwer moet weten en dat dus gevergd mag worden voor het kind, dat zich op een vak toelegt, heeft in den grond der dingen met dat vak niets te maken. Het is, en veel meer nog dan dat, noodig voor zijn algemeene vor- ming, maar vakkundige, neen vakkunstenaar kan hij worden zonder dat hij een a kan onderscheiden van een b. De kunstscheppingen uit vroeger eeuwen, waarop wij vol bewondering staren, zijn daar om dit te prouveeren. De fout der Commissie ligt in de onoverbrugbare schei- ding der beide vakscholen, in het separeeren van homo- gene zaken en het willen homogeniseeren van ongelijk- soortige dito's. Gevolg hiervan: kasten-creatie, een ondemo- cratisch, vermummificeerd gedoe, dat uitgaat van de idee: het kuiken zal nooit meer zijn dan het hoen. Hoe de Commissie zich een wereld denkt, opgeleid volgens haar stelsel, hebben wij in de toelichting niet kunnen vinden. Dit is zeker jammer, daar een schema in deze niet overbodig ware geweest. Het kader toch, waar- binnen de Commissie het ambachtsonderwijs wringt, zal in de practijk een serie wetten noodzakelijk maken, wel der moeite waardig om even over te praten. Men kan wel jonge menschen opleiden tot opzichters, bedrijfschefs, werk- meesters, enz. enz., maar üién kan werkgevers niet dwin- gen juist hen en geen ander te nemen. In heel wat ge- vallen zullen patroons veel liever de genoemde functies doen bezetten door in eigen zaak geschoolde krachten met misschien minder technische ontwikkeling, maar meer ervaring, dan de zoo pas van de school gekomen leerlingen. Wat nu, zoo de werkgevers niet medegaan met Commissie's willen ? Zoo deze het chefschap niet toe- vertrouwen aan zoo jeugdige krachten? Wat alsdan aan te vangen met die gediplomeerden, welke zich te hoog achten voor de in hun oog lagere beoefening van het ambacht, geen knecht willen spelen ? Zoo zij daar, noodgedwongen toe overgaan, is de door de Commissie met zooveel zorg gerangschikte indeeling verbroken. Er moet dus gezorgd worden, dat geen ongediplomeerde, of lager-gediplomeerde, de voor hen bestemde situatie kunne innemen. Eenwette- lijk voorschrift zal den werkgevers de vrije keuze inzake opzichters, werkmeesters, enz. enz. moeten ontnemen en hen forceeren slechts hen te engageeren, die met goed gevolg de Middelbare vakschool hebben doorloopen. De wet zal ook hebben in te grijpen in de verhouding tusschen gewone knechten en de door hun finantieele positie tot hooger-rangs werker geproclameerden. Niets heeft misschien zoozeer het leger in miscrediet gebracht, dan het volwassen mannen doen corn mandeeren door baardlooze half-kinderen. In zake ambachten en nijverheid zal die wrok zich veel sterker inplanten, omdat daar, veel meer dan in de kazerne, de inferieur zijn meerderheid op den superieur zal voelen. Hoe technisch toch ook ontwikkeld, tegenover het werkelijk bedrijf staat de vakschool-leerling als een nieuweling — en in honderden gevallen zal hij de risee worden van zijn ondergeschikten, die hem, op- geklommen zonder betrekkelijk veel moeite tot een voor hen onbereikbare hoogte, zeker niet zullen inlichten om- trent de finesses van het bedrijf. Dit bezwaar beproeft het Rapport te ondervangen door te bepalen, dat de leerlingen der eerste afdeeling in hun tweede leerjaar werkzaam zullen zijn aan f/ eene fabriek, op eene werkplaats of bij een bouwwerk", maar ook daar zullen zij te doen krijgen met den onwil, den haat van menschen, die weten, dat noch zij, noch hun kinderen, ooit op kunnen klimmen in hun vak en uiterst zelden dan ook

Transcript of Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. · 20e Jaargang Woensda 8 Mei 1912 No. 3 g Veertiendaagsch Blad...

Page 1: Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. · 20e Jaargang Woensda 8 Mei 1912 No. 3 g Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van: W. DRUCKER en TH. P. B. HAVER. Abonnementsprijs

20e Jaargang Woensdag 8 Mei 1912 No. 3

Veert iendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van: W. DRUCKER en TH. P. B. HAVER.

Abonnementsprijs per 3 maanden. . . f 0.75 Voor België, het overige Buitenland en

Ned-Indlë 0.95 Afzonderlijke Nummers „ 0.05

Bureau van Redactie en Administratie: ROELOF HARTSTRAAT 131 - AMSTERDAM. -

Advertentiën per regel f 0.15 Groote letters naar plaatsruimte.

Boekaankondiging per regel (en 4/3 maal) „ 0.10 Aanvragen en betrekkingen „ 0.05

I N H O U D :

Organisatie van het ambachtsonderwijs. Ontwaakt de vrouw overal ? De oude kwestie. Indrukken. In- en Uitvallen. Binnen de grenzen. Vergaderingen. Feuilleton.

Organisatie van het ambachts­onderwijs. Vervolg en slot.

De samenkoppeling van twee ongelijk-soortige groot­heden, de lust van ineen-, of liever aaneenschakelen, heeft hier de Commissie parten gespeeld. Haar rede­neering zoo: voor het betreden der bestaande vakschool — voor ons de lagere — wordt geëischt het loffelijk ontslag der Lag. School, ergo is voor de opname aan de middelbare vakschool noodig: het eind-diploma Middelbare School. Hier ware het zeker te wenschen geweest, dat het breede inzicht, dat volgens de Commissie het Middelb. Onderwijs aanbrengt, ook over de Commissie ware ge­varen. Het Lag. Onderwijs toch, al het miniemste dat de 20e eeuwer moet weten en dat dus gevergd mag worden voor het kind, dat zich op een vak toelegt, heeft in den grond der dingen met dat vak niets te maken. Het is, en veel meer nog dan dat, noodig voor zijn algemeene vor­ming, maar vakkundige, neen vakkunstenaar kan hij worden zonder dat hij een a kan onderscheiden van een b. De kunstscheppingen uit vroeger eeuwen, waarop wij vol bewondering staren, zijn daar om dit te prouveeren.

De fout der Commissie ligt in de onoverbrugbare schei­ding der beide vakscholen, in het separeeren van homo­gene zaken en het willen homogeniseeren van ongelijk­soortige dito's. Gevolg hiervan: kasten-creatie, een ondemo­cratisch, vermummificeerd gedoe, dat uitgaat van de idee: het kuiken zal nooit meer zijn dan het hoen.

Hoe de Commissie zich een wereld denkt, opgeleid volgens haar stelsel, hebben wij in de toelichting niet kunnen vinden. Dit is zeker jammer, daar een schema in deze niet overbodig ware geweest. Het kader toch, waar­binnen de Commissie het ambachtsonderwijs wringt, zal in de practijk een serie wetten noodzakelijk maken, wel

der moeite waardig om even over te praten. Men kan wel jonge menschen opleiden tot opzichters, bedrijfschefs, werk-meesters, enz. enz., maar üién kan werkgevers niet dwin­gen juist hen en geen ander te nemen. In heel wat ge­vallen zullen patroons veel liever de genoemde functies doen bezetten door in eigen zaak geschoolde krachten met misschien minder technische ontwikkeling, maar meer ervaring, dan de zoo pas van de school gekomen leerlingen. Wat nu, zoo de werkgevers niet medegaan met Commissie's willen ? Zoo deze het chefschap niet toe­vertrouwen aan zoo jeugdige krachten? Wat alsdan aan te vangen met die gediplomeerden, welke zich te hoog achten voor de in hun oog lagere beoefening van het ambacht, geen knecht willen spelen ? Zoo zij daar, noodgedwongen toe overgaan, is de door de Commissie met zooveel zorg gerangschikte indeeling verbroken. Er moet dus gezorgd worden, dat geen ongediplomeerde, of lager-gediplomeerde, de voor hen bestemde situatie kunne innemen. Eenwette­lijk voorschrift zal den werkgevers de vrije keuze inzake opzichters, werkmeesters, enz. enz. moeten ontnemen en hen forceeren slechts hen te engageeren, die met goed gevolg de Middelbare vakschool hebben doorloopen.

De wet zal ook hebben in te grijpen in de verhouding tusschen gewone knechten en de door hun finantieele positie tot hooger-rangs werker geproclameerden. Niets heeft misschien zoozeer het leger in miscrediet gebracht, dan het volwassen mannen doen corn mandeeren door baardlooze half-kinderen. In zake ambachten en nijverheid zal die wrok zich veel sterker inplanten, omdat daar, veel meer dan in de kazerne, de inferieur zijn meerderheid op den superieur zal voelen. Hoe technisch toch ook ontwikkeld, tegenover het werkelijk bedrijf staat de vakschool-leerling als een nieuweling — en in honderden gevallen zal hij de risee worden van zijn ondergeschikten, die hem, op­geklommen zonder betrekkelijk veel moeite tot een voor hen onbereikbare hoogte, zeker niet zullen inlichten om­trent de finesses van het bedrijf.

Dit bezwaar beproeft het Rapport te ondervangen door te bepalen, dat de leerlingen der eerste afdeeling in hun tweede leerjaar werkzaam zullen zijn aan f/eene fabriek, op eene werkplaats of bij een bouwwerk", maar ook daar zullen zij te doen krijgen met den onwil, den haat van menschen, die weten, dat noch zij, noch hun kinderen, ooit op kunnen klimmen in hun vak en uiterst zelden dan ook

Page 2: Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. · 20e Jaargang Woensda 8 Mei 1912 No. 3 g Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van: W. DRUCKER en TH. P. B. HAVER. Abonnementsprijs

18 E V O L U T I E .

te vinden zullen zijn om dusdanige heertjes van hun kennis mede te deelen. In dezen zullen zij staan tegenover een, door Commissie's systeem opgetrokken granieten muur.

Voor vakkundigen, die niet zich de kennis van de Middelbare School eigen hebben kunnen maken, blijft, zoo Commissie's princiep tot wet wordt verheven, slechts een uitweg over: Nederland den rug toekeeren. Menschen met energie, die hun vak of bedrijf liefhebben, erin thuis zijn als misschien geen ander, edoch niet systematisch hun weten zoodanig op de hersenrol hebben, dat zij deze voor examinatoren maar hebben af te draaien, zullen elders hun fortuin gaan zoeken.

Zij, die wel medegaan met de basis van het Rapport, maar terughuiveren voor het crue der consequentie van die onder- en boven-bouwleer, beroepen zich op Art. 61, al. 3c, dat toelating tot de Middelbare Vakschool openstelt ook voor hen, die met goed gevolg een ambachts- of nijverheidsschool hebben doorloopen, twee jaren practisch werkzaam waren . . . en //door het afleggen van een examen het bewijs hebben geleverd, dat zij in de vakken van de (algemeen-vormende) middelbare school voldoende kennis bezitten om de lessen aan de tweede afdeeling der middel­bare technische school, of industrieschool met vrucht te kunnen volgen."

Hoeveel kinderen nu zijn zóó intelligent, zóó tenace in op­treden, dat zij na het verlaten der Lagere Vakschool, alreeds werkzaam, hetzij op fabriek, atelier of werkplaats, hun vrije uren zullen besteden, niet aan het zich bekwamen in hun vak, maar aan het bemachtigen van een zeker soort kennis, niet ter wille van die kennis zelve, maal­ais geestelijke gymnastiek ter verrichting van een salto mortale, misschien ook duikelsprong, voor deze of gene examen-commissie ? De enkeling, die dat volbrengt, kan gerustelijk worden opgenomen in hoogere kaste. Hij zal daarin wezen en blijven: een witte raaf.

De Commissie zelf zegt hieromtrent, na te hebben uit­eengezet, dat het voor ouders uit kleine gemeenten, wier jongens de Middelbare School hebben bezocht, misschien profijtelijker kan zijn hen twee jaren in eigen plaats bij een patroon te doen, dan ze dadelijk te sturen naar de Middelbare-Vakschool:

„Er is echter nog een andere categorie van jongelieden, die op de laatstgenoemde scholen op hunne plaats zouden zijn, n.1. de best begaafde leerlingen der ambachtsscholen of der lagere nijverheidsscholen In den regel zullen de leerlingen dezer scholen de uitvoerders, niet de leiders of opzichters van het werk moeten zijn, en de ambachtsscholen moeten in die richting werken. Het kar echter voorkomen, dat zeer begaafde energieke jongelieden, die deze inrich­tingen hebben bezocht en daarna in de praktijk werkzaam geweest, de gelegenheid hebben gevonden^ zooveel kennis van de vakken der middelbare school op te doen, dat zij zonder bezwaar de lessen aan de tweede afdeeling van de middelbare technische school of de industrieschool zouden kunnen vormen.

1 Percent, grof berekend, wordt dus gelegenheid gegeven zich er boven op te werken; de andere 99 pCt. gedoemd tot inferieur-zijn en blijven. Dat er spirit kan steken in deze, dat zij op een goeden dag zich heel de bent van pedante, betweterige kwajongens van het lijf zal slaan, daaraan denkt de commissie geen seconde. Voor haar is de arbeids-wereld een raderstel van groote en kleine wieltjes, elk blijvende op eigen eenmaal aangewezen plaats, allen

voortbewogen door èèn, het geheel trotschelijk voortjagend^ drijfriem. Voor haar de arbeider slechts een geestelooze automaat, tevreden-stompzinnig, zonder eenig verlangen,, zonder kunstgevoel, zonder scheppingsdrang, een bord­papieren-poppenkastfiguur, uit zichzelf niets, roerloos, alleen zich bewegende door het touwtje-trekken van den baas.

De separatie tusschen meerderen en minderen bij am­bacht en bedrijf hier oneindig scherper afgebakend, dan bij de gilden. Mr. S. Muller Fz. beschrijft in zijn Schetsen uit de Middeleeuwen de Utrechtsche gilden der 16e en 17e eeuw, waartoe ieder burger, na het maken van een, proefstuk, werd toegelaten. Zoo kon de gezel dus door vlijt en vakkennis in die dagen het tot meester brengen; het Rapport uit de verlichte twintigste eeuw, laat dit niet roe-In dit stuk dan ook geen sprake van vooruitgang. Niet de ontwikkeling van handel, ambacht en nijverheid des-zelfs alma en omega, edoch star-exclusivisme,dat de kinderen der natie verdeelt in groepen en elk dezer opsluit in de haar toebedeelde, gepalisseerde omheining, waarvan uit de een den ander niet kan genaken. De classificatie doet denken aan een groote zeeboot: betrekkelijk kleine ruimte, waar tusschendeks- en eerste klasse passagiers gescheiden zijn als Noord- en Zuidpool, gescheiden door een meer fictieve, dan werkelijk barrière, die intusschen, dank zij het gezag, onoverklimbaar is. Alle vergelijkingen gaan-mank, ook deze. De tusschendeksreiziger toch, die henen tijgt naar verre landen, droomt van een toekomst vol rijkdom, vol weelde, van een overvloed te verwerven door geestes- en lichaamsinspanning — de grondlegger van het Astor's vermogen heeft doen zien, dat zoo een droom niet juist illusoir behoeft te zijn —, edoch voor de Lagere Vakschool van de ineenschakelings-commissie staat in stijl schrift te lezen: gij, die hier binnentreedt, laat alle hoop varen ! Een verder is hier niet!

Wat de Commissie, die zelf erkent, dat het vakonder­wijs, meer nog dan het algemeen-ontwikkelend onderwijs, een nationaal karakter draagt, tot deze zonderlinge oud-Chineesche opvatting heeft gebracht, blijft een raadsel.. Wel wijst zij op het bezwaar, dat ook het vakonderwijs geprangd moet worden binnen Art. 192 van onze Grond­wet, ergo moet bestaan en omvatten het Hooger-, Middel­baar- en Lager Onderwijs, maar nergens staat daarbij voorgeschreven, dat deze drie branches van het onderwijs zoodanig moeten zijn ingedeeld, dat zij niet één geheel,, maar drie afzonderlijke, sterk elkander ontwijkende takken, vormen. Ook beklaagt zij zich een weinig te moeten werken in den blinde, daar het buitenland in dezen geen voorbeelden biedt en heeft zelf zeer goed gevoeld, dat de materie eigenlijk los moest staan van het intellec­tueel of gewoon onderwijs. Er moest echter een aanvang worden gemaakt en daarvan nu dit niet alleen hinkend, maar dood en doodend product. Zeker, elke invoering eener nieuwigheid is moeielijk, zal uit den aard van alle begin eenigszins onbeholpen zijn, doch door den tijd, de ondervinding, zijn verbeteringen aan te brengen, mits het fundament deugdelijk zij. En dit nu juist mankeert hier. Het vakonderwijs is niet geworden een afgerond geheel^ een opklimmende reeks, maar losse, niet aan elkander passende deelen. De Commissie heeft zich het ambacht; heel de nijverheid gedacht naar zijn uiterlijke vormen,.

Page 3: Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. · 20e Jaargang Woensda 8 Mei 1912 No. 3 g Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van: W. DRUCKER en TH. P. B. HAVER. Abonnementsprijs

E V O L U T I E . 19

-als werk, waarbij de een beveelt, de ander gehoorzaamt, zoodat de een niet behoeft te kennen, wat de ander kent en zoo omgekeerd. Voor haar chef- en knechtschap twee afzonderlijke bedrijven, ieder voor zich vergende een speciale opleiding. En diezelfde mannen nu, die er niet aan zouden denken iemand naar de middelbare school te zenden die geen lezen en schrijven heeft geleerd, laat dit meest elementair begrip vallen waar het het vakonderwijs geldt en gaat uit van het begrip, dat de aanstaande chef met de eerste beginselen van zijn bedrijf geen tittel of jota te maken heeft. In haar, bewuste of on bewuste, zucht •om een kaste te vormen van gebieders en een van die­naren, heeft de Commssie den gewonen gang van alle onderwijs verbroken en het bewaarschoolkind geplaatst op de banken van het gymnasium. Voor haar de Middelbare School een zoo algemeen vormend, ontwikkelend lichaam, dat zij zich zelfs niet heeft kunnen indenken, dat hij, die daar zijn eind-diploma heeft behaald, volkomen onwetend staat tegenover de honderden bedrijven, waarvan hij er een gekozen heeft. Ook hier moet, om te komen tot z, begonnen worden met a en b. Zeer zonderling heeft de Commissie deze stelling het onderst boven geworpen en doceert: wie tot z wil gaan, beginne bij z; wie a leert, brengt het nooit tot z.

Alleen voor de zeevaart is het goede systeem gevolgd van vervolg-leer. Zoowel aan de Lagere- als aan de Mid­delbare Vakschool in dezen kan men het brengen tot tweede en eerste stuurman bij de groote vaart. Hier is men dus op den goeden weg. Deze exceptie echter toont, hoe men gebouwd heeft op hypotheses.

Een enkel woord nog over de, in Sept. '10 breedvoerig door ons behandelde meisjesscholen. De 3- en 5-jarige Middelb. Scholen zijn niet ondergebracht bij het Vakonder­wijs, toch behooren zij wel deugdelijk er onder. Opgeleid

FEUILLETON. Eene herinnering,

door ANNA VAN MAARSSEVEEN.

Toen we nog maar jong getrouwd waren, woonden wij drie jaren lang in de mooiste stad van ons land.

In eene rij splinternieuwe, villa-achtige huizen, stond onze woning. Vóór, uit de ramen van den erker, zagen we gele korenvelden lichten door de donkerte van machtige, oude beu-kenboomen, die stonden in dubbele gelederen langs den bree-den Oudmeerwijkschen weg, welke liep in gelijk-langzame stijging tot ver over de Duitsche grens. En achter, uit onze slaapkamerramen, hadden we het uitzicht, dichtbij, over de vroolijke nieuwe stadswijk, huizen met niet meer dan ééne verdieping erop, te midden van hun tuinen, waarachter, lager naar de rivier toe, wij de oude stad wisten, met haar nauwe op- en afloopende winkelstraten, waarin een volk zich meng­de, meer goedlachs, meer kinderlijk-zorgeloos levend, dan de menschen in de noordelijker provincies. Was het misschien de altijd zorgvolwakende kerk, die hun het leven zooveel lichter deed. opnemen, de kerk, die hun zooveel feest- en Zondagen schonk en de karnavalspret; hun de kermisjool, niet, als uit den Booze, wilde ontnemen?

De schoone stad en haar aantrekkelijk volk, de prachtvolle zomersene dagen, lichtend over haar met dennen begroeide heuvels, haar kleuren-weelderige markten en eenvaardige bouwwerken uit grijs verleden, alles nu weer eene herinnering nog maar, gevoegd bij zoovele andere.

Wanneer ik denk aan die verre jaren, komen twee vrouwen

;, toch wordt het meisje daar uitsluitend en alleen „&\s de r wederhelft van den man", ergo zij bekwaamt zich daar in p het mannen-behagen en lokken, de affaire waarmede zij haar ï bestaan zal moeten winnen. Teekenend b.v. dat zij geen t boekhouden leert, //omdat het voor de algemeene vorming 2 der vrouw niet noodig is, en inplaats van het schrijven, t dat voor de jongens, met het oog op beroep of bedrijf, s meer noodig is, krijgt zij les in zingen". Heel leuk zegt f de commissie, dat motiveering hier onnoodig is. Van wis-f kunde behoeft zij niet meer te leeren, dan dat zij begrijpt, t wat //de wiskunde beoogt". Mevr. v. Loenen—de Bordes - heeft deze leermethode eens heel goed gestempeld door i haar: //zij moet juist zooveel leeren, dat zij kan waardeeren ) het vele wat de mannen rondom haar weten." Gymnastiek-5 onderwijs ontvangt zij niet terwille van haar genoegen of , krachtsontwikkeling, edoch dit moet gericht zijn op het } verwerven van een goede houding, van doelmatige en l bevallige, maar natuurlijke bewegingen, allen op zichzelf r uitstekende zaken, zoo daar niet aan ten ondergrond lag: , zinnen-kitteling van den man. Van deze opleidingschool s voor haremvrouwen, kan slechts gezegd worden : Ba! i Niets zoo vulgair, of het valt te vermoffelen onder , bloemrijke taal. Deze scholen worden dan ook goed ge­

praat door het poëtische: //de eerbiedige hoogachting voor i het eigenaardig vrouwelijke" wordt geschaadt doorcoëdu-• catie. Och, kom! Als het meisje bij nadere kennismaking t niet meer verwerft //de eerbiedige hoogachting", dan is J zij die, kort en goed, ook niet waard. Maar bovendien,

heeft hij, die deze romantische taal nederpende, zijn lachen kunnen inhouden? De heeren stellen voor scholen te bouwen voor wezens die worden groot gebracht voor èèn

i doel: te dienen tot amusement en zingenot der spes patriae van Middelb. en Hoogere scholen. Plastisch wordt den knapen gedoceerd: kijk, daar in die gebouwen, welke

mij voor den geest, twee, wel heel verschillende vrouwen, tusschen wie ik toch altijd eenige overeenkomst moet zien.

De eene kwam bij mij, voor het eerst, op een Maartmorgen. Een leelijke, grofgebouwde vrouw, breed en schonkig in haar heldere katoenen japon en bonte schort. Eene vrouw van een goeie dertig, verweerd al en lichtelijk gebogen. Voortaan werkte ze bij mij, iederen Vrijdag, schrobde en boende, boende en poetste, met haar sterke, vereelte handen, waaraan dat werk niet zwaar' viel. Zij was van humeur gelij k-opgeruimd, vertel­de graag zoo kleine voorvallen uit haar familie, haar buurt, wat er zooal gebeurd was in de stad die week. Een paar maal op den dag werd ze onrustig. Ik merkte dat altijd aan haar. Zij kon dan ineens verstrooid doen, alsof ze niet wist op het oogenblik, waar het eerst of het laatst aan te beginnen.

„Zou je niet nog even gaan kijken thuis, vrouw Waals?" „Ja, graag, mevrouw." In een oogenblik was ze dan weg, op een drafje naar huis.

Ze had nog geen vijf minuten te loopen. was weer zóó terug. „Was alles nog in orde thuis?" Dan vertelde ze mij van haar bevindingen, werkte weer met

haar gewonen ijver door. Thuis had ze haar dochtertje van twaalf jaar, van school

al, eene groote deern voor haar leeftijd, maar wild en achte­loos en toch ook altijd nog maar een kind. Die paste, wanneer moeder uit was — en ze ging bijna dag aan daguitwasschen of werken, — op de broertjes van twee en drie jaar, moest maken dat vader en de oudste jongen op tijd hun eten kregen.

Maar vertrouwen kon ze het toch nooit, altijd bleef haar bij de onrust om die kleine kinderen.

Haar eerste kind was verdronken, voorover gevallen in de ondiepe beek, toen ze het even alleen had gelaten, om heet

Page 4: Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. · 20e Jaargang Woensda 8 Mei 1912 No. 3 g Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van: W. DRUCKER en TH. P. B. HAVER. Abonnementsprijs

20 E V O L U T I E .

den naam van „school" ont-eeren, fatsoeneeren wij speel­poppen voor jelui, maar koop ze dan ook, want anders, ja, anders hebben die schoonschijnende parasietjes niet te eten, worden ten spot en ergernis van ieder, maat­schappelijke non-valeurs. Geestelijk en lichamelijk hebben wij ze voor jelui opgetakeld, opgedirkt, neemt ze nu, loopt ze niet voorbij, want, volgens onze opleiding geworden : nulliteiten, kunnen zij alleen wat worden door jelui gunst en recommandatie. Ontferm jelui dus over haar! Een sublieme manier om ,/eerbiedigeJ hoogachting" te kweeken.

Zal èèn Minister het wagen op dit Rapport een ontwerp-wet voor te dragen? Wij betwijfelen het.

Ontwaakt de vrouw overal ? ui.

Dank zij den geklelijken steun van buitenlandsche vrienden en van bezoekers, waaronder er zelfs waren van vorstelijken bloede, was het mogelijk het hamboegebouw in een steenen woning om (e zetien. Tegen het einde van 't jaar 1895 kon, juist toen het oude bamboehuis op instorten stond, de nieuwe school betrokken worden. Reeds op 't eind van 1896 kon een groot er gebouw, met. slaapkamers op de bovenverdieping, voor het eerste gezet worden, terwijl in Februari 1899 de geheele school dermate verbouwd en veranderd was, dat zij geheel voldeed aan de eisenen, door het Gouvernement gesteld en dus in aanmerking kwam voor een subsidie. Sinds dien bleef de school steeds op een zoodanig standpunt, dal zij voor subsidies van Rijkswege kon worden voorgedragen, De toeloop van leerlingen was zoo groot, dat de oprichting van een dagschool, waar gratis onderricht aan de armste meisjes in hel Cinga-leesch gegeven wordt, noodzakelijk was, om de dag- en kost­school eenigszins te ontlasten.

Zoover waren de inlichtingen van onze lieve gastvrouw ge­vorderd, toen het luiden van een bel aankondigde, dat de les­sen wederom een aanvang namen. Op haar uitnoodiging ston­den wij dus op om thans een kijkje in de school te gaan ne­men. Aanvankelijk was de bedoeling van de school geweest

water uit huis te halen voor de wasch. Haar man werkte op den steenoven aan den rivierkant, ver­

diende vijf en een halven guiden in de week, had nogal gere­geld werk en dronk niet meer, dan de mannen van. haar buur­vrouwen. Daarover was ze nogal tevreden en z'n humeur, dat ging ook nog al.

Meer verdriet deed haar heur oudste jongen, die op den oven een paar kwartjes verdiende. Dat was een galgestrop, waar z'n moeder wel nooit iets aan zou hebben. Die rookte sigaren, lachte haar brutaal-weg uit en slenterde dengeheelen avond langs de straat.

Langzaam aan heb ik leeren kennen het leven van die vrouw, haar stage worsteling tegen gebrek en ziekte, die altijd loer­den, of ze konden lamslaan haar hardnekkigen moed.

Ploeterend, dag en nacht, om alleen het hoognoodige te ver­dienen; zich afslovende. niet met de bedoeling of hoop, dat zij voor haar kinderen daardoor den weg naar eene betere toe­komst zou kunnen banen. Die zouden nooit meer worden dan zij, dat wist ze.

Maar eens toch, heb ik haar buitensporige dingen zien doen, zich ongekende weelde zien veroorloven.

Dat was, toen haar dochtertje ter Heilige Communie zou gaan. Bij die gelegenheid heeft ze mij verzocht ook eens te komen kijken.

Eén keer was ik al in haar huisje geweest, dat lag aan de uiterste buitenzijde van de nieuwe stad. Ervoor een tuintje, met een perk goudsbloemen middenin, een houten hekje, waartegen geurige laterus opgroeide, er omheen.

Achterom had ze haar stukje aardappelland, een paar bed­den kropsla en andijvie, haar rijen boonen, haar bleekje, waar de wasschen-aan-huis droogden, alles netjes onderhouden. En

ontwikkeling van het Cingaleesch meisje, terwijl slechts' de , allerbeste werden uitverkoren om opgeleid te worden, voor on-' derwijzeres of voor universitair onderwijs. Tegenwoordig,

d.w.z. nè 1905, beoogt de school slechts het kweeken van on­derwijzeressen, bestemd om in de verschillende dorpen van

i Ceilon het onderricht der inheemsche meisjes ter hand te t nemen.

Het onderwijs aan deze school draagt een bijzonder cachet; behalve dat aangestuurd wordt op de examen-eisenen, wordt den leerlingen al datgene geleerd, waarvan zij later, in welke positie ook, nut kunnen hebben en daarnaast wordt in hooge

ï mate de moreele opvoeding behartigd. Bij het schoolbezoek trof ons de bijzonder vriendschappelijke

verhouding tusschen leerling en onderwijzeres en de lieve, rustige manier, waarop de jongere leerlingen werden behan­deld.

De klassen zijn buitengewoon klein, het aantal leerlingen loopt van zes tot twaalf; voor vakmenschen om van te water­tanden. In een der eerste, waar wij binnenkwamen, werd aan

i de hand van een zeer duidelijke plaat onderwijs gegeven in i „natuurlijke historie". Behandeld werd de inrichting van het i menschelrjk lichaam, waarbij uit de beantwoording der vragen , bleek, dat de behandelde stof door de leerlingen zeer goed i verwerkt was geworden. Verder woonden wij lessen in het

rekenen bij, welke voor de kleintjes in het Cingaleesch en voor de ouderen in het Engelsch werden gegeven. Het leesonder-

i richt in het Engelsch werd gegeven uit door de directrice sa-[ mengestelae verhaaltjes, welke op hoogst bevattelijke en voor i kinderen aantrekkelijke wijze de geschiedenis van Ceilon, be­

rustende op oude sagen en mythen, inhielden. Naast het hoofdwerk wordt er veel aan handwerken gedaan.

Dit is des te loonender, omdat de meeste Cingaleesche meisjes hiervoor veel aanleg bezitten. Ons werden verschillende voor­werpen vertoond, waaruit bleek, dat de leerlingen het in naaien, breien, haken, kantwerken en borduren in wit en met goud en zilver, bijzonder ver gebracht hebben. Ook liet men ons enkele te'ekeningen zien, die aangaven, dat de Cingaleesche, althans voor copiüerwerk, zeer geschikt is.

Na de school werd een oog op het huishouden geslagen. Aan bedienden-personeel beschikt de directrice alleen over twee keukenmeiden en een tuinjongen. Al wat er verder in het

haar huisje van binnen was zindelijk, waar anders zindelijk­heid geen deugd is van de vrouwen in de streek aan de gren­zen.

't Voorkamerlje, waarin in het midden de ronde, glimmend gewreven tafel stond op het strepenkleed, de vier stoelen met gebogen leuningen er omheen; voor de ramen de opgenomen vitrages en het rolgordijn met de breede gehaakte kant; aan den wand een kastje met tallooze popjes en portretjes en er boven een gekleurde Mater Dolorosa en Ecce Homo; haar pronkvertrek; de grootere kamer daarachter met alleen de allernoodigste meubels, haar waschhok en schuurtje, uitge­bouwd in den moestuin, dat alles deed behaaglijk aan van netheid. Hier vertoonde zich de armoede niet in de afzichtelijke gedaante, die ze aanneemt in groote steden, waar de arme, behalve zooveel, ook nog zon en lucht in z'n woning moet ontberen.

Maar op dien dag dan, dien eenen feestdag bij uitnemend­heid, toen het dochtertje van vrouw Waals werd aangenomen, voelde zij zich wel heel rijk. Ik ben er geweest 's middags, bracht als geschenk een wijwaterbakje, vastgehouden door een steenen engel in ruim, blauw plooiengewaad, mee. Ik heb er een glas wijn gedronken en een gebakje gegeten, van een van de taartschoteltjes, die ik had geleend.

Boven aan de mét een groot, wit laken bedekte en met bloemen getooide tafel, zat het bruidje, grof, sproetig kind, vreemd en onvoordeelig in haar lang, wit, glanzig kleed, de tullen sluier vastgehecht onder het bloemkransje op haar verkleurd-gele haarloetje. Wit zijden schoentjes aan de voe­ten, die slechts klompen gewend waren, vóór haar op tafel het gebedenboekje tusschen het gevouwen kant-omzoomde zakdoekje. (Wordt vervolgd).

Page 5: Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. · 20e Jaargang Woensda 8 Mei 1912 No. 3 g Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van: W. DRUCKER en TH. P. B. HAVER. Abonnementsprijs

EVOLUTIE. 21

huishouden te verrichten va]!., moet door de leerlingen worden gedaan. Het spreekt van zelf, dal langs dezen weg de bovenbedoelde praclische vorming bereikt wordt en dat in de aanstaande onderwijzeres geen minachting voor huishoudelij-ken arbeid wordt aangekweekt.

In de keuken doen de leerlingen bij toerbeurt dienst, zoodat zij spelenderwijze leeren een voor den Cingalees smakelijk maal te bereiden.

Natuurlijk lieten wij ons ook inlichten, waaruit die maaltij­den aan deze school waren samengesteld en het bleek, dat het ontbijt bestond uit koeken, gebakken van rijstemeel en klap-perrnelk, waarbij thee gedronken werd. Om half twaalf werd gekookte rijst met een kerry-saus genuttigd: deze saus werd bereid uit klappermelk met groenten of visch. Bekend is het, dat de Boeddhisten nimmer rundervleesch nuttigen, zoodal wij dit gerecht dan ook nooit op een Cingaleesche menu zullen zien prijken. De rijst wordt verder smakelijk gemaakt met allerlei toespijzen. Bij dezen maaltijd drinkt men zuiver water of somtijds klapperwater. Tegen vijf uur wordt brood met thee gebruikt, terwijl de avondmaaltijd een herhaling van dien van den middag is. Bij den middag- en avonddisch worden levens de vruchten van het land en het jaargetij gebruikt. Na de keuken, die een getrouwe nabootsing was van de zeer primi­tieve Indische „dapoer"', (e hebben bezichtigd, begaven wij ons naar de bovenverdieping van het huis, waar de slaapvertrek­ken der meisjes en onderwijzeressen zich bevinden. De onder­wijzeressen wanen in door gordijnen afgescheiden gedeelten van de slaapzalen gehuisvest. Hierdoor waren zij vrij en was de goede surveillance tevens gewaarborgd. Alles ademde hier grooten eenvoud. De directrice vertelde ons, dat gebrek aan ordelijkheid als het ware de eenige ondeugd der Cingaleezen was, zoodat zij hiertegen een voortdurenden strijd te voeren had. Slechts bij enkelen had zij succes, doch het meerendeel der meisjes moest voortdurend gecontroleerd worden, wilde men op de slaapzalen en in de kasten en kisten eenigszins over orde en netheid kunnen spreken.

Overigens had onze vriendelijke geleidsler niets dan lof voor haar leerlingen. De Cingaleesche meisjes hebben over 't alge­meen een goed karakter en zijn heel gehoorzaam, Ier-wijl zij bovendien zeer ijverig in het leeren zijn. Er zijn er velen, die, ofschoon zij dagelijks zes uur les en bijna twee uur eigen oefening hebben, in de uitspanningsuren liever met een boek of een handwerkje in de zijgalerij gaan zitten, dan naar de speelplaats te gaan.

Wanneer de meisjes pas aankomen, weten zij absoluut niet, wat „spelen" beteekent, Naar de speelplaats gezonden, gaan zij daar op een afstand zitten en kijken met haar mooie zwarte oogen vol verwondering naar de meisjes, die heen en weer hollen en mei de bal spelen.

„Als ik ze voor het eerst zie genieten van hun spel en hun „opgewekte snuitjes zie, dan denk ik altijd: nu neemt haar be­schaving een aanvang", voegde de waardige directrice aan haar mededeelingen toe.

De school beschikt ook nog over een eigen ziekenzaal, waar­aan is toegevoegd een slaapkamer voor de zeer jonge kinderen, die dan onder toezicht zijn van een verpleegter.

„En waarvan wordt dit alles nu bekostigd?" vroegen wij. „De schoolgelden zijn zeer laag, dus ontoereikend om alle

„uitgaven te dekken. Wij leven voor het grootste deel van „giften, die ons goedgezinde menschen ons doen toekomen. „Door een propaganda, in 1905 begonnen, heb ik een klein „waarborgfonds kunnen stichten, doch ik denk het volgend „jaar een reis door Europa te gaan maken, met het doel, dit „fonds te doen vergrooten", zei Mrs. Musaens.

Na nog even een Boeddhistischen tempel, die ook op het schooiert gelegen is, te hebben bezocht, verlieten wij deze hoogst merkwaardige inrichting, waar de geest van echte ruime menschenliefde in alles scheen doorgedrongen te zijn.

Wij hopen, dat altruïstisch aangelegde lezeressen, die van of naar Europa reizende, Colombo aandoen, door de lezing van dit artikel aangedreven zullen worden, om deze hoogst merk­waardige inrichting te gaan bezoeken. Allicht wordt dan een penningske, dat anders besteed zou zijn aan voorwerpen van uiterlijken tooi, geofferd, om deze hoogst merkwaardige vrouw

te steunen in haar laak, die zij tegenover de Cingaleesche vrouw vrijwillig op zich heeft genomen.

TOERIST.

De oude kwestie. Op 10 April werd te Nijmegen de Algemeene Vergadering

gehouden van het Genootschap' van Leeraren aan Nederland-sche Gymnasia

■Naar aanleiding van de pas in werking getreden verorde­ning te Amsterdam, waarbij aan de Leeraressen aan het Ste­delijk Gymnasium minder salaris wordt toegekend dan aan de Leeraren, kwam op deze vergadering de vraag aan de orde: „Is het wenschelijk, dat aan mannelijke en vrouwelijke docenten aan één en hetzelfde Nederlandsche Gymnasium, bij gelijkheid van werkzaamheden, verschillende traktementen worden uitbetaald?" *)

Mevr. Dr. Baale lichtte deze vraag toe en stelde een motie voor, waarbij werd uitgesproken 'n afkeuring van de rege­ling, in Amsterdam voorgesteld.

Dat gaf rumor in casa. Natuurlijk! Kom je aan de men­schen d'r geld, dan kom je aan d'r leven!

En de Leeraren, daar vergaderd, maakten blijkbaar op de­zen regel geen uilzondering. Waarschijnlijk niet, omdat ze weten, hoe menig schriel gemeentebestuur wel geneigd is 'n enkele groep te bevoordeelen ten koste van 'n andere en mis­schien daarbij lichtelijk overwegend, dal de bevoordeelde groep gewoonlijk uit kiezers bestaat en dat ook hun naam op de kiezerslijst hunner woonplaats prijkt.

De inleidster werd allereerst bestreden door Dr. Leendertz. „Hare inleiding was hem tegengevallen. Over het principieele heeft hij weinig gehoord. De inleidster gaat uit van het denk­beeld: bij gelijk werk, gelijke bezoldiging."

Wij voor ons hebben altijd gemeend, dat gelijke arbeid, ge­lijk loon, hier 'n denkbeeld genoemd, wel degelijk 'n principe is. Wel is waar 'n principe, waar vooral 'n zekere groep, de Heeren der Schepping, de kiezers, niet veel voor voelen, maar toch — 'n principe.

Blijkbaar moeten we den debater tot deze groep rekenen. Hij begon n.1. met heel fijntjes te onderscheiden arbeidsloon en traktement en gaf als zijn principe (of denkbeeld): „op de Overheid rust de onderhoudsplicht der ambtenaren."

Zie zoo; dat maakt 'n eind aan al 't geleuter over het denk­beeld: gelijk werk, gelijk loon. „Op de Overheid rust de on­derhoudsplicht der ambtenaren." Dus: belooning naar behoef­te! Afgelocpen!

Tusschen haakjes: 't zou zeker wel interessant zijn, te we­ten, of de voorstanders van belooning naar behoefte en niet naar gepresteerden arbeid, dit stelsel in de praktijk toepas­sen, als ze zelf als werkgever optreden.

Erkend moet echter worden: het principe, door dezen deba­ter verkondigd, is mooi. Al Ie mooi zelfs voor onze huidige maatschappij.

Want we hebben te bedenken, dat we, dit principe omhel­zend, staan op den bodem der communistische samenleving.

Geen ernstig denkend mensch kan m.i. dit stelsel in onze tegenwoordige maatschappij aanvaarden. Een reusachtig leger-van ambtenaren, opslokkend 'n groot deel onzer belasting-penninkskens, zou noodig zijn, om te controleeren, of ieder gesalarièrd werd naar behoefte. Om eens iets Ie noemen: nauwkeurig zou moeten worden nageplozen, wie nog inkom­sten uit andere bronnen trok, wie, zonder gehuwd Ie zijn, toch de lasten van 'n huishouding moest dragen, enz.

Maar Dr. Leendertz durft, als de meeste voorstanders van loon naar behoefte, de consequentie van z'n eigen principe niet aan. Hij wil niet de communistische samenleving, zoekt alleen naar 'n motief, om goed te kunnen praten de mindere salarieering der vrouw.

Hoor maar: „Bezoldigingen moeten geregeld worden naai­de categorieën van ambtenaren."

Hoe deze stelling ook bedoeld is, hetzij, dat debater zich één groep van ambtenaren heeft, gedacht, verdeeld in verschillen­de cöterietjes van gehuwden en ongehuwden b.v. — hetzij, dat hij zich plaatst op het standpunt, dat verschillende groepen van ambtenaren 'n verschillend salaris moeten ontvangen en hij het dus b.v. billijk vindt, dat hij beduidend meer loon ont­vangt, dan 'n onderwijzer, wiens behoeften toch niet minder zullen zijn dan de zijne — in beide gevallen staat vast, dat hij niet de consequentie van loon naar behoefte aandurft endoor deze stelling zelfmoord pleegt aan de eerste: „op de Overheid rust de onderhoudsplicht der ambtenaren."

Ziedaar het resultaat van 'n poging, om recht te praten, wat krom is; de ongelijke salarieering van mannen en vrouwen, die denzelfden arbeid verrichten. Men tracht de consequentie te ontloopen van eigen principe.

't Resultaat van. deze vergadering? Nihil, natuurlijk. Dr. Leendertz raadde aanneming der motie af en nog 'n

andere debater kwam verzekeren, dat, naar aanleiding van deze inleiding, de motie niet kon behandeld worden.

*) Het tusschen aanhalinftsteekens geplaatst is geciteerd uit het verslag van deze ver. gadering, voorkomend in »Het Nieuws v. d. Dag*'.

Page 6: Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. · 20e Jaargang Woensda 8 Mei 1912 No. 3 g Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van: W. DRUCKER en TH. P. B. HAVER. Abonnementsprijs

22 EVOLUTIE.

En Mevr. Baale. waarschijnlijk 't lot van d'r motie voor­ziend, trok ze in.

Jammer, heel jammer, 't Zou vooral voor de Leeraressen zoo goed geweest zijn, 'n principiöele beslissing van haar vak-vereeniging uit te lokken. Dan wisten ze voor 't vervolg wat ze van hare vakvereeniging, die de vrouwelijke leden, waar 't op belalen der contributie aankomt, waarschijnlijk wel ge­lijkwaardig aan de mannelijke collega's beschouwt, te wach­ten hadden.

Misschien welen de Leeraressen dit toch wel? En zien ze reeds nu in, dat voor haar 'n groot opvoedingswerk is weg­gelegd: haar mannelijke collega's op te voeden tot het principe:

Geliike arbeid, gelijk loon! A. G. K.

Indrukken. Zaterdagavond, 4 Mei, woonde ik den propaganda-feeslavond

bij, georganiseerd door het bestuur van de afdeeling Arnhem van den Ned. Bond voor Vrouwenkiesrecht, ter gelegenheid van de 5de Algemeene Jaarvergadering van den Bond. Mij dunkt het bestuur kan met de grootste voldoening op dien avond terugzien, ook en vooral wat betreft het propagandis­tisch gedeelte hiervan. Behalve de propaganda der dames Hes-selink, Pres. der afdeeling „Arnhem", van Eeghen—Boisse-vairi, Pres. van den Bond, Mr. E. C. van Dorp, uit 's-Graven-hageen Boissevain—Pijnappel, uit Amsterdam, werd een twee-■ tal nummers van het programma gewijd aan de kunst (zang) en werden de aanwezigen vergast op een causerie door Mevr. Isaacksen—Dudok van Heel, uit Amsterdam, over: ,,Het teven der Noorsche lioeren". Met genoegen vernam ik bij het uit­spreken van het openingswoord, dat de Bond, aanvankelijk beginnende met 500 leden, Ihans na een vijfjarig beslaan ruim 5000 leden, verdeeld over 70 afdeelingen. telt, terwijl op de Ie Alg. Vergadering nog slechts 14 afdeelingen met 800 leden konden worden vertegenwoordigd.

Ja, waarlijk, les idees marenend Mevr. van Eeghen—Bois­sevain stond in haar toespraak uitvoerig stil bij de eisenen, die we Ie stellen hebben aan de opvoeding onzer meisjes. De groole werkverplaaising, die zich in den loop der jaren voltrok aan den arbeid voor de vrouw, maakt arbeid in de maat­schappij lot levensvoorwaarde voor onze meisjes, verplicht haar lot het welbewust leeren van een vak. Behalve deel van het gezin, zal de vrouw moeien inzien, dat ze deel uitmaakt ook van de maatschap, dat ze behoort aan haar land, aan haar volk zoo goed als de man. We hebben niet alleen gezins­moeders, maar ook landsmoeders van onze dochters te maken, want stapels werk wacht op vrouwenhanden, vrouwenhoof­den, vrouwenharten. Danrom moeten we onzen meisjes lee­ren objectief, onpersoonlijk werk héél plichtgetrouw te ver­vullen. De spreekster raadde haar auditorium aan, vooral kennis Ie maken met hel door Mevr. Aletia Jacobs vertaalde werk van Olive Schreiner: „De vrouw en arbeid".

Mr. E. C. v. Dorp legde nog eens den nadruk op de argu­menten, zoo vaak tegen vrouwenkiesrecht te berde gebracht en zorgde daarbij voor „la note gaie", die den feeslenden me-nigen lach ontlokte.

Ze wees er inzonderheid op, dat de bewering, als zou de vrouw het. stembillet moeten derven, omdat zij de belangen van haar huishouden te beharligen heeft, en omdat, er nu een­maal arbeidsverdeeling is en blijven moet, van een hoogst eigenaardige opvalting getuigt, Immers: kiesrecht heeft met arbeidsverdeeling niets van doen. De bankier beheert zijn en vooral anderer geld en kiest. De dominé maakt preeken en . . kiest. De advocaat, pleit en kiest. De architect tee-kent en bouwt en kiest. Wat kan er nu tegen zijn, dat de vrouw het huishouden doet en kiesl? vraagt zij terecht. Aan het eind harer rede richtte ze zich meer lot de onver­schilligen, de louwen, dan lot de definitieve tegenstanders en bond dezen op het hart na te denken over het vrouwenkies-rechtvraagstuk. Onverschilligheid is de dikke muur, waarop alle vooruitgang afstuit. Wordt daarna öf tegenstander of voorstander, gij onverschillige en in het laatste geval, sluit u dan aan bij één der vereenigingen, wier streven is de uitslui­ting der vrouw bij de stembus op te heffen.

Mevr. Boissevain—Pijnappel brengt, in herinnering, hoe vaak de goedbedoelde wel, door mannen gemaakt, verderfelijk in haar uitvoering is gebleken. Ze herinnert dan aan de bloe-menbindster, die door de Zondagswet haar betrekking verloor en op straat kwam te staan, ook 's Maandags, 's Dinsdags en alle andere dagen van de week. Minister Talma echter, diep getroffen dat de door hem zoozeer gewenschte Zondagsrust vooral voor de vrouw tot zulk 'n onheil aanleiding had gege­ven, heeft de getroffene geholpen, door haar 'n plaatsje te bezorgen aan de W. C s van het Centraal-Station fe Amster­dam, waar ze thans haar broodje verdient en. . . . den heelen Zondag van die verandering van lucht mag profiteeren.

Spreekster wekte alle vrouwen op, zich te bewegen buiten het enge cirkeltje van haar eigen gedoe en haar gedachten te laten gaan over anderer wel en wee. Als ze nu eerst eens be­gonnen met de hoedenpennen, merkte ze snedig op. Heeft men eenmaal aan zoo'n betrekkelijke kleinigheid gedacht, in ver­band met het nadeel, dat men 'n ander berokkenen kan door

zulk 'n nijdig uitstekend instrument en door 'n puntbescher-mer gewaakt voor het onheil, dan komt men vanzelf verder en denkt er nog wel eens meer over na, hoe zich te gedragen of te bewegen, zoodat mideren in geen geval nadeel, kan het zijn, voordeel bij oas optreden hebben.. Indien er Zaterdag­avond 'm de pauze puntbeschermers (en verkoop zouden zijn aangeboden, zou er wellicht 'n loonende afzet van deze voor-werpjes geweest zijn. Ik zag althans menige kiesrechtster dien avond getooid met 'n hoofddeksel, dat door 'n onbeschermde hoedenpen op 'I hoofd geplant, voor minder vriendelijke en weinig altruïstische aanrakingen vreezen deed.

Aan het eind harer rede wekte Mevr. Boissevain de aanwe­zigen krachtig op, zich schrap te zetten voor het verkrijgen van het kiesrecht voor de vrouw.

„Over 10 jaar moeien we het hebben, doch laten we aan het „werk gaan om het over 5 jaar te krijgen!" zoo riep ze en­thousiast uit

Eén ding is me nog al eens opgevallen, toen ik bijeenkomsten bijwoonde, uitgaande van den Bond, wat me tot nu toe twee­maal overkwam. Het is dit, dat men in den Bond steeds graag voorop stelt, dat deze samenwerking zoekt met den man en dat die samenwerking met den man aan den Bond ten grond­slag ligt. Ook Zaterdagavond werd dit door Mevr. v. Eeghen gereleveerd, evenals op 'n bijeenkomst in April, toen de heer v. Munster het woord voerde en ook toen door den spreker erop gewezen werd, hoe door den Bond de hulp van den man, den man als medestrijder op prijs wordt gesteld. Dit nu maakt op buitenstaanders, op oningewijden den indruk, alsof dit iets specifiek den Bond eigens is. Het verschil tusschen Bond en Vereeniging bestaat niet in het feit, dat de eerste wél en de laatste niet van mannenhulp, mannelijk advies, mannelijke medewerking gediend is; dit toch zal door beide wel evenzeer op prijs gesteld worden; doch de Bond laat in zijn Hoofd- en Afdeelingsbestuur mannen toe, wat de Vereeniging niet doet. Hierin zit het verschil, althans wat de samenwerking met den man aangaat en nu moge het, op het tijdstip dat de Bond werd opgericht, mogelijk zijn geweest, dat de Bond, mannen toela­tende voor de bestuursfuncties, ook vrouwen daarnaar krij­gen kon. in den lijd, dal de Vereeniging werd opgericht, zou dat beslist onmogelijk zijn geweest. De Vereeniging heeft in-derlijd mannen uït Hoofd- en Afdeelingsbesturen geweerd, niet omdat er op mannenhulp geen prijs werd gesteld, maar omdat mannenhulp in die dagen Vooral op der vrouwen energie ver­slappend zou werken. Men zag toen, zeer terecht, in, dat de vrouwen slechts opgevoed konden worden door haar te dwin­gen zelf de bestuursfuncties Ie aanvaarden, zij het dan ook, dat deze gebrekkig en slecht vervuld zouden worden. „En forgeant on devient forgeron" en ,|en parlant on apprend a parler."

Ikvoor mij meen, dat de Vereeniging, door dit standpunt in te nemen, oorzaak is, dat (hans ook de Bond beschikt over zulke pittige en eminente spreeksters, als ik Zaterdagavond het genoegen had te hooien. Op deze wijze (door het niet toe­laten van mannen in de besturen in die dagen) heeft de Ver­eeniging oneindig veel aan de opvoeding der vrouwen gedaan. Dii mag heusch wel eens gezegd worden. Indien de Bond nu, op dit oogenblik, 'n afdeeling zou oprichten in onze Koloniën, clan zou hij zelf ontwaren, hoc noodig dan ook voor hem de uitsluiting van den man zou zijn. Indië lelt nog bij lange na niet genoeg vrouwen, ze zijn er zelfs nog zéér, zéér schaarsch,— wat Dr. Jacobs op haar reis door onze Koloniën wel zal ont­waren — die aan het werk durven gaan naast mannen, van wie beweerd wordt, dat ze het zooveel beter kunnen.

Er zouden eenvoudig geen vrouwen in de besturen komen on we zouden dus het paskwil beleven, dat 'n vereeniging van menschen, die voor de vrouw aandeel vragen in stads- en landsbesturen, door mannen geleid en voorgegaan wordt, om­dat de vrouwen geen bestuursfunctie in haar eigen vereeni­ging durven aanvaarden.

Zoo goed als nu in Indië de vrouw nog moet geplaatst wor­den voor hel „heilige moeten", zoo goed was dit in ons land noodig, toen de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, door wie samenwerking met den man op den hoogsten prijs wordt ge­steld, in 1894 werd opgericht.

Velp, 5 Mei 1912. J. S. R. BAERVELDT—HAVER.

In- en Uitvallen. De Propagandist, orgaan van de Ft.-K. Sociale Propaganda-

clubs in Nederland, beklaagt zich over de moeilijkheid van het vinden van een propagandiste voor vrouwen-vakvereenigingen. Een enkele maal heeft men er wel eens een paar gehad, maar óf zij trouwden, óf wel gingen in een klooster. En toch, vraagt het blad, „zou menig meisje in onzen tijd meer nut stichten door in de wereld op te treden als vrijwillige propagandiste voor het goede — contra de brutale propagandisten voor het kwade — dan door zich op te sluiten in een klooster." En dan wordt verwezen naar de vrouwen, die onder het hoongelach der heidensche wereld, in de arena zich lieten martelen voor een verheven doel: de triomf van het kruis en daarmede der wereld zeker niet minder heil brachten dan zij, die, den H. Jo-hannes ten voorbeeld nemende, naar de woestijn trokken om te bidden in ootmoed en eenzaamheid. . . .

Page 7: Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. · 20e Jaargang Woensda 8 Mei 1912 No. 3 g Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van: W. DRUCKER en TH. P. B. HAVER. Abonnementsprijs

■J EVOLUTIE. 23

Die tijden voor de R.-K. Kerk voorbij en terugkomen doen zij niet. weder. Die vrouwen hadden een doel: de vrijheid; het: daar zal zijn noch man, noch vrouw. Welnu, de Kerk heeft haar lijden, haar vuurdood, haar worsteling tegen wilde die­ren, die haar vaneenreten, gebruikt als trap om het zenith te bereiken en daarna, den ladder naar omhoog geplompt. Geen godsdienst heeft zoo de vrouw verlaagd als de Christelijke. De vrouw is futloos geworden. Eeuwen is haar gepredikt, dat zij niets is en kan zijn uit zich zelf; dat de man is haar losser; in kinderen-baren ligt haar zaligheid. Wat men zaait, oogst men. Voor de glorie der Kerk zal de vrouw niet weder in het strijd­perk treden.

Het feu sacré wel weder herleefd in de, door de Kerken tot apathie gedoemde vrouwen, maar zij, die Kerken, zullen daar niet weder van profiteeren. De vrouw heeft geleerd; den rug keert zij aan de Kerk, die voor haar niets anders had dan: inferioriteit. Dat Haar zeloten den vrouwen, die opkomen voor haar mensch-zijn, aanwijst als „brutale propagandisten van hel kwaad", doet glimlachen. Zoo zouden zij ook betiteld heb­ben de martelaressen in de arena. Maar daarmede krijgt men geen propagandisten, zich offerende voor masculinistisch drij­ven en den vrouwen toeroepende: sacrifiëert u, want bedenkt, gij, ik, zijn de personniiicatie der zonde. De propagandiste van het heden is Feministe, of zij is niets. Heeren Katholieken, gij hebt te kiezen.

„En ook in Engeland zal thans worden ingezien, dat niet alleen in andere landen, maar ook in het eigen land Macht niet boven Recht kan gaan."

Aldus Het Handelsblad, in z'n Politiek Weekoverzicht be­sprekend de noodzakelijkheid van Home Rule voor Ierland.

Recht boven Macht? In Engeland? Wonderlijk, heel won­derlijk is dan zeker het standpunt, door de Regeering, door Minister Asquilh, ingenomen ten opzichte van de kiesrecht­strijdsters, van haar, die ook medezeggingschap eisehlen.

Kregen zij recht? Integendeel. De Regeering heeft haar jaren lang getergd, getreiterd; heeft haar gemaakt tot de door „fat­soenlijke" menschen zoo zeer verachte, gesmade Suffragettes.

■En gezien het optreden van de Machthebbers in Engeland, gezien de houding van Minister Asquith tegen de vrouwen-kiesrechtslrijdslers, zeggen wij, in tegenstelling met Het Han­delsblad: „Indien Home Rule voor Ierland wordt aangenomen, dan zullen andere motieven dan het ethische „Recht" tot de instandkoming van deze wet hebben meegewerkt."

Engeland, Asquilh, heeft door z'n houding in zake Vrouwen­kiesrecht duidelijk getoond, dat ook daar nog steeds geldt: „Macht boven Recht."

Binnen de Grenzen. Onderstaand adres is verzonden aan den Minister van

Justitie: Geven eerbiedig te kennen de ondergeteekenden, vertegen­

woordigende het Dagelijksch Bestuur van den Nationalen Vrouwenraad van Nederland, welke is samengesteld uit de volgende Vereenigingen: 1. de Algemeene Nederlandsche Vrou. wenvereeniging „Arbeid Adelt"; 2. den Nederlandschen Bond lol bestrijding der Vivisectie; 3. de Vereeniging voor Vrou­wenkiesrecht: 4 het Nationaal Comité in zake Wettelijke Re­geling van Vrouwenarbeid; 5. de Vereeniging ter behartiging van de Belangen der Vrouw; 6. de Nederlandsche Vereeni­ging lot bevordering van de belangen van verpleegsters en verplegers „Nosokomos"; 7. de N'aaml. Vennootschap „De Veluwe"; 8. de Vrije Vrouwenver eeniging; 9. de Vereeniging „Rein Leven Beweging"; 10. de Nationale Vereeniging voor Vrouwenarbeid; 11. den Nederlandschen Vrouwenbond lot verhooging van hel Zedelijk Bewustzijn; 12. den Nederland-schen kinderbond; 13. den Algerncenen Nederlandschen Bond „Vrede door Recht"; 14 de Vereeniging Onderlinge Vrouwen­bescherming; 15. de Vereeniging „De Vrouwenbond", te Gro­ningen; 1G. de Vereeniging tot verbetering van den Maat-schappelijken en Rechtstoestand van de Vrouw in Nederland; 17. de Naamlooze Vennootschap „De Voorpost"; 18. de Ver­eeniging „Opstanding en Leven"; 19. den Nieuw-Malthusiaan-schen Bond; 20. den Nederlandschen Bond voor Ziekenverple­ging; 21. de Coöperatieve Vereeniging „De Wekker"; 22. de Vereeniging van Hoofden van Industriescholen; 23. de Veree­niging ^Maatschappelijke Belangen", te Delft; 24 de Vereeni­ging voor Fabrieksarbeidsters, te Amsterdam; 25. de Alge­meene Nederlandsche Vrouwenver eeniging „Tesselschade"; 26. den Nederlandschen Vegetariërs bond; 27. de Vereeniging „Tehuis Anneile"; 28. de Vereeniging „Het Blauwe Kruis"; 29. den Bond van Onderwijzeressen bij hel Frbbelonderwijs; 30. den Bond van Vrouwelijke Verloskundigen; 31. de Veree. niging „Hulp in het Huisgezin"; 32. den Nederlandschen Bond voor Vrouwenkiesrecht; 33. de Vereeniging Vakschool voor verbetering van Vrouwen- en Kinderkleèding; 3-4 het Haagsch Comité Stalionswerk; 35. de Nederlandsche Vroedvrouwen-vereeniging;

dat zij met belangstelling kennis hebben genomen van het aanhangig wetsontwerp tot nieuwe regeling van het auteurs­recht;

dat het haar echter ten zeerste heeft getroffen, dat in dit

ontwerp eene regeling van het auteursrecht der gehuwde vrouw ten eenenmale ontbreekt.

dat dientengevolge, zelfs in die gevallen, waarin hel auteurs­recht der gehuwde vrouw door huwelijksche voorwaarden buiten de huwelijksgemeenschap blijft, zij niet in staat zal zijn daarover zelfstandig te beschikken, terwijl het, vallende in de gemeenschap, geheel zal staan ter beschikking van den man, zonder dat het zelfs mogelijk zoude wezen hiervoor, gelijk voor de vervreemding of bezwaring van onroerende goede­ren, de medewerking van de vrouw verplicht te stellen (arl. 2, Ie lid ontw.);

dat er naar de meening van adressanten alle grond voor bestaat de gehuwde vrouw te dezer zake meerdere zelfstan­digheid loe te kennen;

dat immers, waar ook reeds de wettelijke regeling der ar­beidsovereenkomst het recht der gehuwde werkneemster er­kent om zonder uitdrukkelijke machtiging van den man over haar arbeidskracht te beschikken, bij geestelijken arbeid het recht van den maker op zijn werk (in vele gevallen de diepste krachten der persoonlijkheid) zeer zeker niet minder behoort te worden geëerbiedigd;

dat naar de meening van adressanten de erkenning van dit recht niet behoort plaats te hebben in den vorm van eene veronderstelde machtiging van den man (eene onderstelling, die wijkt voor het tegenbewijs, terwijl ook de gegeven mach­tiging ieder oogenblik kan worden herroepen) maar als eene zelfstandige bevoegdheid, voor de uitoefening waarvan de ge­huwde vrouw geenei'lei nadere machtiging behoeft;

dat verder de wetgever de gehuwde werkneemster bevoegd, heeft verklaard, over hetgeen zij ingevolge de gesloten ar­beidsovereenkomst ontvangen of te vorderen heefl, te beschik­ken ten bate van haar gezin;

dat adressanten ditzelfde recht aan de gehuwde vrouw wen-schen te zien toegekend met betrekking tot de vruchten van haar auteursrecht, echter met opheffing der beperking in de laatste woorden gelegen;

dat adressanten zich vvèl bewust zijn hiermede in te grijpen in het geldende huwelijksrecht;

dat zij echter niet willen verhelen dat zij dit huwelijksrechl, gelijk het in ons B. W. is neergelegd, op bedenkelijke wijze in strijd achten met de thans op dit stuk vrij algemeen heer-schende begrippen en rechtsopvattingen: . dat adressanten zich wenschen voor te behouden dit onder­werp te zijner tijd principieel onder de aandacht van Uwe Excellentie Ie brengen, maar niettemin reeds thans, nu de ge­legenheid zich daartoe voordoet, meenen te moeten aandrin­gen op de erkenning van het beschikkingsrecht, onverkort, der gehuwde vrouw over de vruchten van haren geestes­arbeid;

weshalve adressanten zich wenden tot Uwe Excellentie met het eerbiedig verzoek, dat het Haar moge behagen aan bo­vengenoemd wetsontwerp alsnog eene bepaling toe te voegen, volgens welke:

lo. niettegenstaande de huwelijksgemeenschap de gehuwde vrouw, wat haar auteursrecht aangaat, bevoegd worde ver­klaard, zich zonder bijstand of machtiging van den man te verbinden, betaling te ontvangen en in rechten op te treden;

2o. de gehuwde vrouw gerechtigd zij over hetgeen zij inge­volge eenige beschikking over haar auteursrecht, ontvangen of te vorderen heeft zelfstandig te beschikken;

dat adressanten wijders in genoemd ontwerp eene bepaling-hebben gemist ten opzichte van het auteursrecht van minder­jarigen;

dat, hoewel een regeling op dit punt practisch van veel ge­ringer beleekenis moge zijn, toch naar de meening van adres­santen behoort te worden voorkomen, dat over het recht tot openbaarmaking of verveelvuldiging van eenig werk van let­terkunde, wetenschap of kunst door een ander dan den maker zelven wordt beschikt, zij het ook onder waarborg dat van deze bevoegdheid door den minderjarige zelven of zijne we­derpartij geen misbruik worde gemaakt;

w e s h a l v e zij zich wenden tot Uwe Excellentie met hel eerbiedig verzoek dat het Haar moge behagen, in bovenge­noemd ontwerp eene bepaling in te lasschen, volgens welke, met uitsluiting van den wettelijken vertegenwoordiger zelven, de minderjarige bevoegd worde verklaard, met machtiging van dezen vertegenwoordiger over zijn auteursrecht te be­schikken.

Was geteekend: De Nationale Vrouwenraad van Nederland: Namens het Dagelijksch Bestuur:

JOHANNA W. A. NABER, Vice-Presidenle. C. A. DE JONG VAN BEEK EN DONK—KUJYVEH, Ie Secretaresse. I 's-Gravenhage, April 1912.

De Duitsche Vereeniging Müllerschutz — een Zustervereeni-ging van onze Onderlinge Vrouwenbescherming, met eenigs-zins zeer vooruitstrevende tendenzen en een eigen tijdschrift, —■ organiseerde j.1. najaar te Dresden, op de terreinen der Internationale Hygiüne-tentoonstelling, een Internationaal Con­gres „für Mütterschutz und Sexualreform".

Onder groote en steeds stijgende belangstelling werden daar de sociale en ethische beleekenis der moederbescherming en

Page 8: Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. · 20e Jaargang Woensda 8 Mei 1912 No. 3 g Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van: W. DRUCKER en TH. P. B. HAVER. Abonnementsprijs

24 EVOLUTIE.

het probleem van de hervorming der sexueele moraal behan­deld. Hel resultaat was de süehling van een Internationale Vereeniging van denzellden naam, onder bestuur van: Justiz-rath Dr. Rosenlhal, Dr. Iwan Bloch, Dr. E. David, Dr. Helene Stöcker (Duiischlahd); Dr. Hugo Klein (Oostenrijk); Dr. Pao-lino Schift' (Italië); Frida Steenholf (Zweden) en M. CohenTer-Vaart—Israéls (Holland).

Reeds sloten o.a. Prol. ForeL Prof. Wilh. Ostwakl, Pastor Kiesling, Dr. Anton Nyslrom, Ellen Key, Marie Slritl zich bij deze beweging aan.

Thans heelt zich ook hier te lande, onder voorzitterschap van Mevr. Cohen Tervaart, een Nationaal Comité gevormd, om in aansluiting met de Internationale Yereeniging werk­zaam te zijn; hiertoe zijn reeds toegetreden: Mr. S. van Hou­ten, Dr. J. Rutgers. Mevr. M. w. H. Rutgers—Hoitsema, Mevr. A. W. L. Versluys—Poelman, Mevr. G. Kapteyn— Muysken, Lodewijk van Mierop, Tilia v. d. Tuuk, MartinaG. Kramers, Mevr. W. Drucker, Mevr. Th. P. B. Haver, Mevr. S. van Rees—Broese van Groenou, Jan Ligthart, Mevr. M. Ligtharl—Lion Cachet, J. C. de Bruyne, Mevr. C. C. A. de Bruyne—van Dorp, 'S. Bosman, Mevr. Ch. Carno—Barlen, penningmeesteres, Haarlemschestraat 2, te Scheveningen, en Mevr. Est. H. Hartshalt^-Zeehandelaar, Corn. Jolstraat 7, te Scheveningen, secretares.

Vergaderingen. (Vervolg en slot.)

Mevr v. Dijk, gevolgd door de dames Anna Polak en S. Wichers, verlaat de vergadering.

Urgentie is gevraagd en verkregen voor de behandeling van de gehuwde vrouw in de Auteurswet, die spoedig in de Tweede Kamer bediscussieerd zal worden. Mevr. Bakker—Mr. v. BOSSP leidt de zaak in. Zooals het nu staal, is, volgens de huwelijks­wetten, niet de vrouw-auteur bezitster van het auteursrecht, maar haar echtgenoot, die voor het werk niets geleverd heeft. Zij stelt voor, dat, evenals in zake handel, de nieuwe wet het zal beschouwen, alsof de vrouw de stilzwijgende toestemming van haar man heeft ontvangen en dus haar auteursrecht zelf zal kunnen handhaven: voorts voor haar in werking zaJ tredende clausule, welke ook voorkomt in hel Arbeidscontract, dat zij n.1. over het verkregen honorarium zal kunnen be­schikken lm bate van haar gezin. Verder zou zij gaarne zien, dat de Baad ook optrad voor hel auteursrecht van den onmon­dige, dal au eveneens blijft in handen van vader of voogd. Mevr. Drucker gaat niet mede met de inleidster. Wat deze wil, is volstrekt geen verbetering. Direct behoudt de man het auteursrecht, terwijl de werkelijke auteur, de vrouw, daarover slechts indirecte macht verkrijgt en de echtgenoot deze eiken dag kan intrekken. Ook het ten bate van haar gezin is haar uit den booze. Het moge waar zijn, dat het voorstel klopt met de huwelijkswetten, maar deze zijn zeker niet van zoodanigen aard, dat de Raaa er op heeft voort, te bouwen. De Presidente ontraadt de nnmondigen in de quaestie te betrekken, daar de mondigheid lieden ten dage zoo vroeg intreedt, dat maar zeer weinigen voor dien tijd iets van belang gepresteerd zullen hebben. Aangenomen wordt, dat een adres naar de bevoegde macht zal gezonden worden, waarbij voor de vrouw het volle auteursrecht, benevens de vrije beschikking over haar hono­rarium, zal worden aangevraagd. De onmondigen vervallen.

Het Finontiëel Verslag wijst op een tekort van f 200.—. Door Mevr. Anna v. Hogendorp wordt voor het laatst Rapport uit­gebracht voor haar Vereenigmg, de Vereenlying lot Verhoo­ging van het Zed. Bewustzijn. Haar leeftijd f'wingt haar enkele functiën in andere handen over te geven. Mevr. Sanders— Huidekoper zal haar opvolgen in den Raad. Uit de houding der aanwezigen, die haar kennen en mef haar gewerkt hebben, blijkt, hoe hoogelijk deze vrouw clooi allen wordt gewaardeerd, hoe. trots alle meeningsverschil, haar loyaliteit, haar waar­achtige liefde voor den Raad, een onvergetelijken indruk heeft achtergelaten.

Tot lid van het Dag.' Bestuur wordt gekozen Mevr. C. M. Beaujon. De Presidentsverkiezing maakt herstemming nood­zakelijk tusschen de dames Joh. \V. A. Naber en H. v. Biema— Hijmans. De eerste verklaart, dat zij in geen geval het presi­dium kan aanvaarden, zoodat de laatste gekozen wordt.

Na eenige discussie, waarbij wordt naar voren gesteld ae uiltijdsche kaslen-regeling, welke door de Ineenschakelings-Commissie is voorgesteld, en door en wordt bestreden coë-ducatie bij het vakonderwijs, wordt aangenomen punt 11a: „De Aationaic Vrouwenraad doe het noodige om Ie verkrijgen, dal, bij de te verwachten organisatie van hel vakonderwijs, hel on­derwijs voor ineisjes op denzelfden voet worae ingericht als voor jongens."

Punt 2 van de voorstellen van de Nederl. Vroedvrouwen-ver.: „De Raad doe de noodige slappen om te verkrijgen, dat bij de te verwachten organisatie van hel. vakonderwijs, de op­leiding tot vroedvrouw niet ivorde ingedeeld bij hel Lager On­derwijs, zooals thans in hel Bapport der Staats.Commissie van hel Onderwijs wordt voorgesteld", wordt aangenomen.

Op het voorstel van het Alg. Bestuur: „De Raad trachte zooveel mogelijk gelijkstelling van vrouwelijke en mannelijke ambtenaren bij de Post en Telegrafie te bevorderen", licht Mevr. Rutgers—iHoitsema toe, dat de door den Minister van Waterstaat getroffen regeling omtrent den nachtarbeid den

vrouwen het werk niet verlicht, maar verzwaart. Vooral bij de Telegrafie is des nachts in lang niet zooveel Ie doen als over­dag, terwijl een nachtuur rekent voor één en een half uur. Het voorstel wordt aangenomen.

In behandeling komt: „Re Raad overwege de wcnschelijk-hcid van deelneming aan een evenlui'elen optocht, die op voor­stel van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht zou, worden voorbereid door een neutraal comité, uil verschillende vereeni-g ing en samengesteld." Al dadelijk verklaart Arbeid Adelt zich legen een dergelijk plan. Mevr. d. Jong v. Beek en Donk— Kluyver vindt de zaak zelve zeer goed, maar ziet bezwaar in het medegaan met een comité en zou liever zien, dat de Raad zelf een dergelijk iets ondernam. Mevr. Rutgers—Hoitsema meent de quaeslie wel het overdenken waardig. Een bruusk weigeren zou later spijt kunnen verwekken en wat gevraagd wordt is geenszins het nemen van een dadelijk besluit, maar slechts het „overwegen van een wenschelijkheid." De Presi­dente gelooft, dat men zich een verkeerd denkbeeld vormt van een optocht, er zijn optochten en optochten. Die te Stockholm, met zijn eindelooze reeks bevlagde rijtuigen, was indrukwek­kend en niemand kon daarbij denken aan een militante bewe­ging'. Buitendien, in het gaan naar een voorloopige vergade­ring, om te luisteren naar te nemen plannen, lag voor den Raad nog geen enkel verband. Besloten wordt, dat twee leden van het Dag. Bestuur van den Raad een voorloopige vergade­ring, als bedoeld door de Ver. v. Vrouwenkiesrecht, zullen bij­wonen en van haar bevindingen aldaar verslag zullen uit­brengen.

Punt 12a: „De Nationale Vrouwenraad van Nederland vrage rechtspersoonlijkheid aan", voorstel van het Dag. Bestuur, wordt door dê Presidente verdedigd op grond, dat thans de Baad noch schenkingen, noch erfenissen kan aanvaarden, wat den Raad ten schade strekt. Zoo dit toch wel kon, zou de contributie der Vereenigingen verlaagd kunnen worden, wat dezen natuurlijk ten goede zou komen. Het wordt bestreden, wijl de Raad geen kapitaal noodig heeft, daar hij niet actief heeft op te treden; dal, al mogen ook nu alle aangesloten Ver­eenigingen de Kon. Goedk. bezitten, voor den vervolge worden uitgesloten alle tijdelijke vereenigingen en comité's, terwijl ver­eenigingen, die om de een of andere reden de Kon. Goedk. niet verlangen, buiten den Raad hebben te blijven. De Presi­dente meent, dat dit is te ondervangen doordien dusdanige lichamen als voorstanders tot den Raad kunnen toetreden, wat nog al vreemd klinkt tegenover de bewering van Mr. v. Bosse (Mevr. Bakker), dat de Koninklijke sanctie wordt gevraagd, opdat in zake schenkingen de Koninklijke weg zal kunnen worden bewandeld en men zich niet zal behoeven te begeven op slinksche paden. Met 46 stemmen voor en 6 tegen wordt het voorstel aangenomen. Als gevolg van dit besluit worden ook de noodzakelijk-technische wijzigingen in de Statuten ge ■ accepteerd. Tevens ook, dat daarin zal voorkomen het kurmen benoemen van Eereleden.

Punt 13: „Bepaling van de plaats van Vergadering voor hel volgend jaar." Gezien het in 1913 in Nederland vergaderen van het Kxecutive Commiltee, komen slechts twee plaatsen in aan­merking: Amsterdam, den Haag. De laatste stad heeft alles voor, vooral wijl het Hotel „De Witte Brug" zijn zalen voorde bijeenkomsten disponible stelt. Daar met de General Officers bijeen komen alle Presidenten van aangesloten landen, alsook de Int. Comité-leden, terwijl verder alle leden van aangesloten Vereenigingen de vergaderingen mogen bijwonen, mag veron­dersteld worden, dat alleen uit het buitenland een 130 perso­nen naar hier zullen komen. Waarschijnlijk zal tot. afdoening van zaken acht dagen noodig zijn. Twee openbare vergade­ringen zullen gehouden worden; in een dezer zal behandeld worden: „Dienstplicht der vrouw". Mevr. Joh. Naber, die het voorloopig plan uiteenzet, stelt zich voor, dat het Dag. Bestuur zich dames kan assumeeren, die zullen vormen een Comité van Ontvangst, een van Finantiën en een ter Alg. Regeling. Daarbij wordt gehoopt op steun van het Vrouwen-Comité 1913. dat daartegenover bij zijn plannen natuurlijk wederdiensten mag vergen van den Raad. Als spreeksters zullen gevraagd worden: Reverend Shaw, Papritz en andere buitenlandsche beroemdheden. Alhoewel het niet zal zijn de groote samen­komst van den Int. Raad — die wij trouwens in ons klein land niet zouden kunnen hebben —, hoopt het Dag. Bestuur van den Raad toch, dat deze een goed figuur zal maken tegenover de buitenlandsche gasten. Het groote bezwaar natuurlijk: de finantiën, maar ook die zullen er wel komen.

Op het einde van de eerste bijeenkomst, 11 April, werd de aftredende Presidente, Mevr. E. Baelde, dank gebracht voor het door haar voor den Raad verrichte en haar het Eere-Pre-sidium aangeboden.

Tusschen de vergaderingsuren van den tweeden dag werd een bezoek gebracht aan de Kaasmarkt; het Stadsbestuur had de beleefdheid den carillon te laten spelen. Ook werden be­zocht de Groote Kerk en het Alkmaarsch Museum. Na afloop van de werkzaamheden, werd de thee gebruikt bij de echtge-noole van den Burgemeester, Mevr. K. E. Ripping—Bunnik, die op echt gracieuse, hartelijke wijze haar gasten ontvingen waar te zien was — voor deze speciale gelegenheid door het Museum afgestaan — de schrijfcassetle, eenmaal door de stad Mevr. Bosboom—Toussaint aangeboden, waarbij het Eere-Bur-gerschap der stad.