VBWasfalt NR1 2009:000000 VBWasfalt#NR2 06verzinnen of voorschrijven. Dat is aan de markt. Ik roep u...
Transcript of VBWasfalt NR1 2009:000000 VBWasfalt#NR2 06verzinnen of voorschrijven. Dat is aan de markt. Ik roep u...
1 - 2009
36e jaargang - nummer 1 - maart 2009 AsfaltAsfalt is een uitgave van de Verenigingtot Bevordering van Werken in Asfalt
ZOAB
Vlakheidseisen
A12
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 1
Inhoud
Ruimte voor vernieuwend asfalt 3
Camiel Eurlings; Minister vanVerkeer en Waterstaat
ZOAB vorstschade en onderhoud 4
Evert de Jong; VBW-Asfalt
Van Hazepad naar
Hoofdverbinding 9
Tjalling de Boer, Herman Jolink enHarrie van den Top; RijkswaterstaatOost Nederland
Ervaringen gemeente Amsterdam
met CE-markering asfalt en
Europese normen 16
Wim Rollfs of Roelofs;Materiaaldienst (DIVV) Amsterdam
Asfaltproductie bij lagere
temperaturen 19
Tine Tanghe; Nynas NV
Productbeoordeling 23
André Houtepen; IngenieursbureauGemeentewerken Rotterdam
Eisen aan vlakheid en
fietscomfort 26
Nico van den Berg en JacobGroenendijk; KOAC •NPC
Het toepassen van Stress Absorbing
Membrane Interlayer 31
Cees Heesbeen; Gebr. van Kessel
Met de Zonneweg een zonnige
toekomst 33
Henk Dijkink; KWS Infra B.V.
CE-markering bitumenemulsie 37
Huig van Duijn; hd consultance
Mededelingen 39
Vereniging tot Bevordering van Werken in Asfalt.Correspondentie: Postbus 340, 2700 AH Zoetermeer, Nederland
Bezoekadres: Zilverstraat 69, 2718 RP Zoetermeer, Nederland
Telefoon 079-3252225, Telefax 079-3252295
E-mail: [email protected], webpagina: http://www.vbwasfalt.org
Redactie: VBW-Asfalt
Vormgeving: Accentdesign, Mijdrecht
Druk: Verweij Printing, Mijdrecht
Fotoverantwoording: Soenar Chamid
Lid van The EuropeanAsphalt Pavement Association
36e jaargang - nummer 1 - maart 2009
ISSN: 0376-6977
Overname van artikelen is alleen na overleg met VBW-Asfalt en met bronvermelding toegestaan.
ZOAB vorstschade en onderhoudDe vorst rond de jaarwisseling 2008/2009 leverde prachtige beelden op en
voor het eerst sinds jaren kon weer massaal worden geschaatst op natuurijs.
Geweldig voor de schaatsliefhebbers, maar een nachtmerrie voor de
weggebruikers en –beheerders. Want voor een aantal oude ZOAB wegvakken
betekende dit dat het tijdstip van einde levensduur iets eerder kwam dan
normaal.
Van Hazepad naar HoofdverbindingDe oudste snelweg van ons land, de A12, loopt van Den Haag naar het
Ruhrgebied in Duitsland. Het is één van de drukste snelwegen en één van
de belangrijkste oost-westverbindingen in Nederland. Het weggedeelte
Veenendaal-Ede is tussen 2007 en 2009 volgens een D&C contract van
spitsstroken voorzien.
Eisen aan vlakheid en fietscomfortOp dit moment zijn er geen speciale vlakheidseisen voor fietspaden in
Vlaanderen. In het beste geval worden voor de aanleg van een nieuw fietspad
de vlakheidseisen uit Standaardbestek 250 voor rijstroken (voor autoverkeer)
opgelegd. Ervaring heeft geleerd dat het fietscomfort op Vlaamse fietspaden
soms te kort schiet, zelfs op nieuwe fietspaden. Onderzoek heeft geleid tot
reële comforteisen.
ProductbeoordelingOp het in het bestek beschreven constructieve wegontwerp kan soms met
een alternatief product worden ingeschreven. Of een nog niet algemeen
gangbaar product wordt aan een ontwerpbureau aangeboden. Dan moet een
beoordeling plaatsvinden. Beschreven wordt hoe de gemeente Rotterdam
met deze nieuwe producten omgaat.
Het toepassen van Stress Absorbing Membrane InterlayerHet terrein voor opslag van schroot moest worden heringericht om te
kunnen voldoen aan de milieu-eisen. Studenten van de Avans Hogeschool
werkten het project als afstudeerproject uit. Daarbij kozen ze voor een
vloeistofdichte verharding met een sami. Na het afstuderen mochten zij het
werk ook uitvoeren.
www.asfaltnet.nl
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 2
3 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Ruimte voor vernieuwend asfalt
De afgelopen maanden heb
ik redelijk wat kopzorgen
gehad over het asfalt op de
Nederlandse wegen. Terecht
wordt er regelmatig om méér
asfalt gevraagd. Maar in de
afgelopen maanden liet het
asfalt juist los vanwege de
vorst. Op enkele plekken in
Nederland heeft dit tot scha-
de aan de weg geleid.
Rijkswaterstaat heeft zeer
adequaat gehandeld door
snel spoedreparaties uit te
voeren en de schadeclaims
direct af te handelen. De
boosdoener in dit geval bleek
verouderd ZOAB te zijn.
Nieuwe kansen
Eén ding heeft de vorstscha-
de duidelijk gemaakt: er is
ruimte voor innovaties. Die
ruimte moeten we pakken.
Ik heb mij bij mijn aantre-
den verbaasd over de com-
plexiteit van asfalt. Ook de
vernieuwingen die de markt
doorvoert zijn verbluffend.
Met de mogelijkheden om
met het asfalt de geluidspro-
ductie te verminderen zijn
we al ver gekomen. En er
kan nog meer. Zo gaan we
experimenteren met rubber -
asfalt om de geluidsoverlast
te beperken. We zoeken ook
naar een asfalt dat leidt tot
minder verbruik van brand-
stof. Zulke nieuwe mogelijk-
heden zijn hard nodig in een
land waar snelwegen vaak
door bewoond gebied gaan.
Aan voertuigen wordt al hard
gesleuteld, van banden tot
motoren, en het ontwerp van
wegen is nu ook steeds vaker
het onderwerp van discussie
rondom milieunormen.
Vanuit mijn ministerie kun-
nen wij niet de innovaties
verzinnen of voorschrijven.
Dat is aan de markt. Ik roep
u op om de handen ineen te
slaan om die slag te maken.
Drukke tijden
Nog los van de behoefte aan
innovaties, wacht de asfalt-
branche sowieso drukke tij-
den. Met de Spoedaanpak
wegen heb ik de ambitie om
voor 2011 op 30 plaatsen de
schop in de grond te plaatsen
en nieuw asfalt aan te leg-
gen. In relatie daarmee heb
ik wel eens geroepen dat de
asfaltmachines weer moeten
draaien. Dat is natuurlijk
beeldspraak, maar ik ben als
minister van Verkeer en
Waterstaat wel aangenomen
om de mobiliteit van
Nederland te verbeteren.
Daar is asfalt voor nodig, hoe
je het wendt of keert.
Wanneer het product verder
verbetert, we nieuwe duurza-
me toepassingen kunnen
ontwikkelen en het snel kun-
nen aanleggen, dan levert
asfalt ook een belangrijke
bijdrage aan een leefbare
omgeving. U mag dus trots
zijn op die mooie branche
waarin u werkt. Dagelijks
steekt u de handen uit de
mouwen om te zorgen dat de
Nederlanders vlot en veilig
op pad kunnen. Dat brengt
Nederland in beweging.
Camiel EurlingsMinister van Verkeer en
Waterstaat
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 3
4 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Maandag 5 januari: Na een jaarwisseling
met vorst en veel schaatsplezier begint
de eerste gewone werkdag van 2009.
Het bijbehorende verkeersbeeld ver-
toont weer de traditionele omvang.
Omdat het nog steeds erg koud is, met
temperaturen onder de vorstgrens, is
het bitumen wat harder en dus ook
brosser. Op enkele oudere ZOAB weg-
vakken waar de hechtbrug tussen de ste-
nen al kritisch was na jarenlang ver-
keers- en klimatologische belasting, is
de extra verstijving door die lage tempe-
ratuur net te veel van het goede. Er
treedt eerst initiatie van microscheur-
Evert de Jong; VBW-Asfalt
De vorst rond de jaarwisseling 2008/2009 leverde prachtige beelden
op en voor het eerst sinds jaren kon weer massaal worden
geschaatst op natuurijs. Geweldig voor de schaatsliefhebbers, maar
een nachtmerrie voor de weggebruikers en –beheerders. Want voor
een aantal oude ZOAB wegvakken betekende dit dat het tijdstip van
einde levensduur iets eerder kwam dan normaal.
vorming op en onder invloed van vorst-
dooi cycli in combinatie met aanwezig-
heid van vocht ontstaan scheuren in de
hechtbruggen waarna de stenen hun
samenhang verliezen en er schade
optreedt in de vorm van gaten en over-
matige rafeling. De losse stenen kun-
nen ruitbreuk en lakschade aan de
auto’s veroorzaken.
Op de A6 bij de Hollandse Brug was de
overmatige rafeling zodanig dat RWS
besloot om twee rijbanen af te sluiten.
Aandacht van de media
Met de afsluiting van twee rijbanen op
de A6 bij de Hollandse Brug begon de
aandacht van de media voor de kwaliteit
van ons hoofdwegennet. De opmerking
dat bij vorst geen herstelmaatregelen
mogelijk zouden zijn, deed de wenk-
brauwen van de journalisten fronsen.
Men ging op zoek naar de achtergron-
den van de schadebeelden en de reden
waarom niet direct goede maatregelen
mogelijk zouden zijn. Deze aandacht
hield aan omdat ook op andere plekken
schades ontstonden. Vele specialisten
werden benaderd en uit hun uitgebreide
analyses werden enkele opmerkingen
uitgezonden of gepubliceerd, waardoor
soms een verkeerd beeld ontstond.
De voor- en nadelen
Vanaf 1990 is het beleid van RWS
(Rijkswaterstaat) om het hele hoofdwe-
gennet van geluidsreducerend asfalt te
voorzien, meestal in de vorm van enkel-
laags ZOAB. Dit besluit werd genomen
nadat RWS bijna twee decennia lang
positieve ervaring had opgedaan met
ZOAB. De voordelen van geluidsreduc-
tie, minder spat- en stuifwater en geen
aquaplaning tijdens regen en goede
weerstand tegen spoorvorming waren
voor de weggebruiker zo groot dat ieder-
een deze asfaltsoort kent. Hollandse Brug
ZOAB vorstschade en onderhoud
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 4
5 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Maar ZOAB heeft een wat kortere
levensduur, er moet aandacht aan de
aanvangsstroefheid worden besteed en
ingereden kadavers kunnen later schade
veroorzaken. Ook is de aansluiting van
nieuw ZOAB op oud ZOAB kritisch.
Walsen die tijdens onderhoud op oud
ZOAB rijden kunnen aanleiding geven
tot versnelde rafeling op het bestaande
oude ZOAB. De gladheidsbestrijding
bleek een ander strooiregime te verei-
sen. Verder kwam enige jaren geleden
de stroefheidsontwikkeling na ongeval-
len op de A12 in Zuid-Holland uitge-
breid in het nieuws. Al deze onderwer-
pen zijn uitvoerig onderzocht en samen
met de aanbevelingen voor oplossingen
uitgedragen via rapporten, lezingen en
artikelen.
Voorspelbaarheid levens-
duur
De eerste jaren na de grootschalige
introductie van het ZOAB is vooral heel
praktisch gekeken naar de ontwikkelin-
gen. Daarbij werden soms onverwachte
positieve resultaten geconstateerd waar-
onder de goede spoorvormingsweer-
stand van ZOAB. De lastspreiding van
het korrelskelet en de temperatuurgra-
diënt van het ZOAB zorgden voor de
goede weerstand tegen permanente ver-
vorming van zowel ZOAB als de onder-
liggende asfaltlaag. Ook werd duidelijk
dat overmatige rafeling het maatgeven-
de schadecriterium was. Bij aanvang is
uitgegaan van een technische levens-
duur van zeven tot acht jaar. Deze perio-
de werd over het algemeen met meerde-
re jaren overschreden voordat herstel
nodig was. Daarbij bleken de linkerrij-
stroken nog weer enkele jaren langer te
functioneren dan de meest bereden
rechterrijstrook.
Verlenging levensduur
Op basis van labonderzoek en het jaren-
lang volgen van proefvakken kon wor-
den aangetoond dat verhoging van het
bitumengehalte met 1 % ten opzichte
van standaard ZOAB resulteerde in ver-
Goed zichtbaar is de overgang van de verouderde laag op de voorgrond het goed functioneren-
de ZOAB op de rijbaan.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 5
6 | Asfalt nr. 1, maart 2009
lenging van de technische levensduur
van 2 tot 3 jaar. Daarom schrijft RWS
het ZOAB+ (ZOAB met 1 % meer bitu-
men) sinds 2007 voor als hét deklaag-
mengsel voor het hoofdwegennet.
Stroefheid
Er moet wel rekening worden gehouden
met het effect van de langeduur stroef-
heid. RWS heeft na de ervaringen in
2004 met ZOAB wegvakken waar de
stroefheid snel achter uitging besloten
om de eis aan steenslag aan te scher-
pen. De minimale eis aan PSV waarde
(weerstand tegen polijsting) werd ver-
hoogd van 53 naar 58. Tevens mag
alleen 100 % gebroken materiaal wor-
den toegepast. De wegvakken van voor
die periode kunnen nog steenslag bevat-
ten met een mindere kwaliteit en lopen
het risico dat ze vanwege te lage stroef-
heid eerder vervangen moeten worden.
De kritische wegvakken worden naar-
mate ze dichter bij de grenswaarde
komen steeds intensiever gemonitord,
zodat het moment dat maatregelen
nodig zijn steeds nauwkeuriger kan
worden vastgesteld. Overigens leidt
deze ervaring ook tot de discussie in
hoeverre verhardingsoppervlakken voor
extreem lange perioden moeten worden
ontworpen. Immers, wegvakken met een
heel lange constructieve ontwerplevens-
duur kunnen door tal van oorzaken
(hogere verkeersbelasting dan verwacht,
onverwachte kwaliteitsontwikkeling)
ineens versneld onveilig worden waar-
door ze ver voor de ontworpen techni-
sche levensduur moeten worden afge-
schreven.
Monitoring
RWS monitort om de twee jaar uitvoerig
de kwaliteit van het gehele hoofdwegen-
net met de AutomaticRoadANalyser
(ARAN) en meet frequent de stroefheid.
Blijkt dat de kwaliteit terugloopt dan
neemt de onderzoeksfrequentie toe. Met
deze gegevens wordt met modellen
steeds nauwkeuriger het tijdstip voor
onderhoud gepland. Uit de analyse van
RWS blijkt dat deze systematiek zeer
goed werkt, want de ZOAB wegvakken
waar begin 2009 vorstschade optrad,
stonden in de planning om vervangen te
worden. De strenge vorstperiode heeft
het tijdstip van einde levensduur iets
vervroegd, mede door het feit dat het
rafelingsproces progressief verloopt in
de tijd. Bij een zachte winter was er veel
minder vorstschade opgetreden. Een
dergelijke vorstperiode komt statistisch
gezien een maal per tien jaar voor. RWS
ziet de nu ontstane schade als een inge-
calculeerd risico. Op deze wijze wordt
het ZOAB tot einde levensduur benut
en is het de meest kosteneffectieve
oplossing. Dat in de vorige vergelijkbare
vorstperiode van ’96/’97 nagenoeg geen
vorstschade in ZOAB was opgetreden
komt omdat het areaal aan ZOAB toen
nog niet zo groot was en dat het ZOAB
toen nog relatief jong was.
Onderhoud
Uit de nu ontstane vorstschade blijkt
wel dat als onderhoud gepland is, dat dit
ook daadwerkelijk volgens planning
moet worden uitgevoerd. Uitstel van
onderhoud is een bijna natuurlijke reac-
tie als de noodzaak niet voor iedereen
zichtbaar is, maar leidt bij een strenge
vorstperiode tot veel meer schade.
Hierin schuilt het grote gevaar voor het
wegennet. De ervaringen in de winter-
periode aan het begin van 2009 maken
weer eens duidelijk hoe belangrijk tijdig
onderhoud is. De belasting van het
Nederlandse hoofdwegennet is zo groot
dat bij de minst geringe storing direct
verkeersopstoppingen ontstaan. De
schade van de hinder ondervinden de
individuele weggebruikers, inclusief het
vrachtverkeer.
Herstel in de winter
RWS heeft ervoor gekozen om de weg-
vakken met overmatige rafeling in het
ZOAB met een fijne frees af te frezen
en het verkeer over de tussenlaag te
laten rijden totdat de weersomstandig-
heden zodanig verbeterd zijn dat er zon-
der bijzondere maatregelen een nieuwe
deklaag kan worden aangebracht.
“Waarom kan er in de winter geen
ZOAB worden verwerkt?” Dat was de
meest indringende vraag tijdens de
media aandacht voor de schade in de
eerste weken van januari 2009. Het ant-
woord is dat ook in de winter asfalt kan
worden verwerkt. Maar dan moeten er
wel extra maatregelen worden getroffen.
Om te beginnen moet er een operatio-
nele asfaltmolen in de omgeving zijn
Typisch schadebeeld van vorstschade op de A12 bij Utrecht
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 6
7 | Asfalt nr. 1, maart 2009
die ZOAB kan produceren. En alhoewel
de meeste asfaltproducenten de eerste
periode van het jaar gebruiken voor
groot onderhoud zijn er altijd wel instal-
laties die snel kunnen leveren. De kans
bestaat echter dat er in de nabije omge-
ving van het werk geen installatie opera-
tioneel is en het asfalt van ver weg moet
komen. Door de langere transportaf-
standen en mogelijk –tijden neemt het
risico toe dat de kwaliteit onvoldoende
is bij aankomst. Hoge productietempe-
raturen zijn gewenst om de afkoeling
tijdens het transport op te vangen en
om een zo hoog mogelijke verwerkings-
temperatuur te krijgen. Daardoor neemt
de gevoeligheid voor ontmenging toe.
Haperingen in de logistiek kunnen lei-
den tot koudere plekken in de vracht.
Verder moeten de asfaltploegen worden
opgeroepen. Er zijn maatregelen nodig
om bevriezing van het materieel te voor-
komen. Denk daarbij aan de leidingen.
De ondergrond is erg koud en daardoor
koelt het ZOAB op de tussenlaag te snel
af, met een slechte hechting tussen de
lagen en mogelijk onvoldoende verdich-
ting van het asfalt tot gevolg. Dit kan
voorkomen worden door de tussenlaag
eerst op te warmen. Een uur voor het
aanbrengen van het ZOAB kan een laag
hete steenslag worden aangebracht, die
vlak voor de spreidmachine wordt ver-
wijderd. Of er kan een pre-heater wor-
den ingezet. Met infrarood verwarmers
en blowers met een speciale straalmotor
zijn ook goede ervaringen opgedaan.
Dus het kan wel. RWS heeft toch beslo-
ten om dit niet te doen omdat asfalteren
bij vorst duurder is en een slechtere
kwaliteit wordt bereikt. Bovendien
geven aannemers geen garantie op
asfalt dat bij vorst is aangebracht omdat
zij buiten het ervaringsgebied treden.
RWS vond het kosteneffectiever om met
asfalteren te wachten op betere weer-
somstandigheden.
Omvang schade
In vierkante meters is de vorstschade
beperkt. Het gaat voornamelijk om
oudere ZOAB wegvakken die al in de
planning stonden om vervangen te wor-
den. Al met al gaat het om minder dan
0,2 % van het totale hoofdwegennet.
Het vervelende is dat deze schade direct
om maatregelen vraagt. Naast de weg-
bouwkundige werkzaamheden moeten
ook verkeerstechnische maatregelen
worden getroffen. En de schade voor de
weggebruikers in de vorm van directe
schade aan voertuigen en indirecte
schade door vertragingen moeten ook
worden meegerekend.
Is de gekozen maatregel van
RWS goed?
RWS koos er voor om deklagen waar
versneld veel steenverlies aan de orde
was omwille van de veiligheid weg te
frezen. Ter plaatse zijn snelheidsbeper-
kingen ingevoerd en op een later tijdstip
wordt de definitieve oplossing in de
vorm van een nieuwe deklaag uitge-
voerd. De hinder voor de weggebruiker
als gevolg van snelheidsbeperking bij
een gefreesd wegvak blijft beperkt als de
definitieve maatregelen niet te lang op
zich laten wachten. Deze keuze ligt van-
uit het standpunt van de wegbeheerder
het meest voor de hand, want hiermee
wordt de beste kwaliteit bereikt voor de
definitieve situatie. Uitvoering tijdens
de vorstperiode brengt een risico met
zich mee. Het risico van mindere kwali-
teit en kortere levensduur. Het verdient
Typisch schadebeeld van vorstschade op de A12 bij Utrecht
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 7
8 | Asfalt nr. 1, maart 2009
wel aanbeveling om alle voor- en nade-
len van een directe definitieve oplossing
in de winter eens te analyseren.
Is ons hoofdwegennet wel in
orde?
Over het algemeen is de kwaliteit van
het totale Nederlandse hoofdwegennet
uitstekend. Dat moet ook wel gezien de
intensiteit van het verkeer. De ervarin-
gen aan het begin van 2009 maken
weer duidelijk dat slechts een geringe
afwijking direct tot problemen in de
doorstroming leidt. Elke concessie aan
de kwaliteit leidt daarom tot risico’s.
Daarbij moet wel een kanttekening wor-
den geplaatst. Natuurlijk moet de weg-
beheerder, voor het hoofdwegennet
Rijkswaterstaat, een zorgvuldige afwe-
ging maken bij de keuze van maatrege-
len. Hierbij moet een balans worden
gevonden tussen kosteneffectiviteit en
beschikbaarheid van de weg, waarbij de
veiligheid niet in het geding mag
komen.
De lokale wegen
Het overgrote deel van het Nederlandse
wegennet bestaat uit lokale wegen met
dicht asfaltbeton als deklaag. Hoewel er
ook in een dichte deklaag vorstschade
kan optreden, gedraagt deze deklaag
zich in de winter toch anders dan
ZOAB. Het bitumen in het dichte asfalt-
beton wordt bij lagere temperaturen ook
harder, maar de schade ontstaat meer
tijdens de vorst-dooi cycli. Een zachte
winter, het meest voorkomend in
Nederland, is daarom schadelijker dan
een lange periode van vorst. Dat komt
omdat het water in de scheurtjes van
verouderderde wegvakken, vooral bij
aansluitingen, bij vorst bevriest en uit-
zet. Telkens als dit gebeurt, wordt het
scheurtje groter tot er uiteindelijk scha-
de ontstaat. Dichten van de scheurtjes
tijdens de zomer kan daarom veel win-
terschade voorkomen.
Gaten dichten
Het dichten van gaten tijdens vorst
gebeurt vaak nog met koud asfalt. Daar
deze reparaties niet duurzaam zijn,
soms moet op zwaarder belaste wegen
iedere dag hetzelfde gat worden gevuld,
is er sterk behoefte aan een duurzamere
reparatiemethode voor het vullen van
gaten.
Rapportage weginspecties
Dat monitoring en weginspecties nood-
zakelijk zijn om de kwaliteitsontwikke-
ling te volgen in de tijd om zo maatrege-
len en het moment dat onderhoud moet
worden gepleegd te voorspellen is voor
RWS duidelijk. Daarvoor bestaat een
uitgebreid programma. Ook de beheer-
ders van lokale wegen weten over het
algemeen heel goed hoe de staat van de
weg is. Over het opzetten van meerjari-
Overbodige schade. Duidelijk voorbeeld van achterstallig onderhoud.
ge onderhoudsprogramma’s is ook al
veel gecommuniceerd. Telkens na een
vorstperiode met veelschade dringt de
vraag zich op in hoeverre gevolg is gege-
ven aan de voorgestelde onderhouds-
maatregelen.
Aanbevelingen
Een weginspecteur is een specialist en
verwacht mag worden dat zijn adviezen
worden opgevolgd. Helaas komt het
voor dat deze adviezen worden gene-
geerd en de winter van 2008/2009
maakt duidelijk wat daarvan de gevol-
gen kunnen zijn. Het verdient aanbeve-
ling nog eens goed naar de rapportages
van de weginspecties te kijken om na te
gaan of het voor de beslissers voldoende
duidelijk is wat de gevolgen van hun
keuzes kunnen zijn. Daaronder valt ook
de keuze om een advies voor onderhoud
uit te stellen.
Ook zou nog eens goed gekeken moeten
worden naar de risico’s bij het aanbren-
gen van een ZOAB deklaag in de winter.
En wie deze risico’s moet dragen.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 8
9 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Het traject tussen Den Haag en ver-
keersplein Oudenrijn is aangelegd in de
jaren 1933 - 1940 en het gedeelte tussen
Oudenrijn en Zevenaar na de tweede
wereldoorlog. De omwonenden noem-
den de A12 het Hazepad, in de hoop dat
de bezetters tijdens de Tweede
Wereldoorlog snel over de weg terug-
keerden richting Duitsland.
Dit artikel gaat in op de aanleg van
spitsstroken op het weggedeelte
Veenendaal - Ede, waarbij aandacht
wordt besteed aan de verkeersafwikke-
ling en de afstemming met de omge-
ving in de vorm van gebiedsgericht
benutten. Daarnaast wordt uitgebreid
ingegaan op de consequenties en risi-
co’s voor zowel de opdrachtgever als de
opdrachtnemer met betrekking tot de
functionele specificaties in D&C con-
tracten, daarbij inzoomend op de func-
tiewisseling van vluchtstrook naar
zwaarbelaste rijstrook.
Projectbeschrijving
Door de openstelling van de A30 in
2004 en de aansluiting van de oostelijke
rondweg om Veenendaal op de A12 eind
2008, bevat het traject Veenendaal -
Ede, met een lengte van ongeveer 9 km,
drie aansluitingen en een knooppunt
van autosnelwegen. Dit heeft een zoda-
nige toename van de verkeersintensiteit
en verkeersturbulentie tot gevolg dat,
zonder capaciteitsverruimende maatre-
gelen op dit traject, filevorming en ver-
traging aanzienlijk toenemen. Daarom
zijn spitsstroken aan de middenberm-
zijde en weefstroken aan de buitenzijde
aangelegd. De juridische basis is gelegd
in de Spoedwet wegverbreding uit 2003,
waarin een versnelde procedure van
aanleg van deze en vergelijkbare weg-
verbredingen is geregeld. Het wegaan-
passingsbesluit (WAB) voor de A12
Veenendaal - Ede waarin de uit te voe-
ren werkzaamheden in detail zijn
Van Hazepad naar HoofdverbindingSpitsstroken A12 Veenendaal - Ede
Tjalling de Boer (omgevingsmanager), Herman Jolink (contractmanager) Harrie van den Top (adviseur verhardingen); Rijkswaterstaat Oost Nederland
De oudste snelweg van ons land, de A12, loopt van Den Haag naar het Ruhrgebied in Duitsland. Het is
één van de drukste snelwegen en één van de belangrijkste oost-westverbindingen in Nederland. Het weg-
gedeelte Veenendaal-Ede is tussen 2007 en 2009 volgens een D&C contract van spitsstroken voorzien.
Noordbaan A12, werkzaamheden gereed, spitsstrook nog niet in gebruik.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 9
10 | Asfalt nr. 1, maart 2009
beschreven, is reeds in 2004 door de
Minister vastgesteld maar pas onherroe-
pelijk geworden in 2007 en vervolgens
onmiddellijk in uitvoering genomen.
Het werk wordt uitgevoerd door de
Combinatie Spits 12 vof, bestaande uit
de bedrijven Haverkort Voormolen TBI
infra B.V., Aannemingsmaatschappij
Van Gelder B.V. en Van Gelder Kabel-
Leiding- en Montagewerken B.V. Het
startschot voor de uitvoering is gegeven
op 15 maart 2007 door gezamenlijke
ondertekening van de Basisovereen -
komst die ten grondslag ligt aan het
werk. Openstelling van de spitsstroken
voor het verkeer is voorzien in het voor-
jaar van 2009.
Aanleg spitsstroken
In de oorspronkelijke situatie bestond
dit weggedeelte van de A12 uit 2 x 2 rij-
stroken met vluchtstrook en langs beide
rijbanen weefstroken tussen het knoop-
punt Maanderbroek (A30) en de aan-
sluiting Ede/Wageningen. In de nieuwe
situatie is dit profiel tussen Veenendaal
en Ede over de volledige lengte van 9
km in beide richtingen uitgebreid met
een spitsstrook aan de middenbermzij-
de. De genoemde weefstroken zijn ver-
legd naar de buitenzijde en uitgebreid
met een nieuwe weefstrook langs de
noordelijke rijbaan tussen de recent
opengestelde aansluiting Veenendaal en
de oude aansluiting Veenendaal West.
Buiten de spits blijft de spitsstrook
gesloten voor het verkeer en is de maxi-
mumsnelheid op de A12 120 km per
uur. Bij openstelling van de spitsstrook
wordt deze snelheid teruggebracht tot
100 km per uur. Dit is gerelateerd aan
het verkeersaanbod omdat de plusstrook
pas zal worden opengesteld indien in de
betreffende rijrichting tussen 6 uur ’s
ochtends en 11 uur ’s avonds het aantal
motorvoertuigen boven de 3.000 per
uur komt.
Herindeling dwarsprofiel
Om het werk te kunnen realiseren is
een verbreding en een herindeling van
het dwarsprofiel van de A12 noodzake-
lijk. Zo wordt de A12 aan de buitenzijde
verbreed met een volledig nieuw opge-
bouwde verhardingsconstructie en
wordt de bestaande deklaag van zoab
vervangen door een geluidsreducerende
deklaag van tweelaags zoab.
De onderliggende verhardingsconstruc-
tie van de A12 wordt in principe volledig
gehandhaafd. Alleen daar waar asfaltla-
gen spoorvormingsgevoelig zijn, wor-
den deze vervangen. Aangezien de
spitsstrook aan de middenbermzijde is
gesitueerd en niet mag worden bereden
door vrachtverkeer, is de breedte
beperkt tot 3,0 meter en daarmee afwij-
kend van de doorgaande rijstroken die
beide 3,5 meter breed zijn.
Bijkomende werkzaamheden
Naast de aanleg van spits- en weefstro-
ken worden er bijkomende werkzaam-
heden uitgevoerd. Zo wordt een
bestaande tunnel in de A12 verlengd en
worden drie bestaande viaducten over
de A12 gesloopt en vervangen door
nieuwe.
Gelijktijdig met het werk is, in opdracht
van de provincie Utrecht, de nieuwe
aansluiting van de oostelijke rondweg
om Veenendaal (N233) op de A12 aange-
legd en eind vorig jaar opengesteld voor
het verkeer. Om afstemmingsproble-
men tussen beide werken te beperken is
destijds besloten om het viaduct over de
A12, dat onderdeel vormt van deze nieu-
we aansluiting, mee te nemen in het
spitsstrokencontract.
Aanpassing middenberm
In de bestaande situatie is de groene
middenberm van de A12, met een
breedte van ongeveer 5 meter versmald
uitgevoerd. Om zowel de noodzakelijke
verbreding van de A12 als het toekom-
stig onderhoud te kunnen beperken is
de middenbermbreedte gehandhaafd en
in de nieuwe situatie voorzien van een
asfaltverharding met daarop een gepre-
fabriceerde betonbarriër als geleidecon-
structie. Deze betonbarriër is op regel-
Dwarsprofiel opbouw.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 10
11 | Asfalt nr. 1, maart 2009
matige afstanden voorzien van open,
stalen passtukken om de openbare ver-
lichting en de camera’s te kunnen plaat-
sen. Deze voorzieningen zijn met name
bedoeld om de spitsstroken vanuit de
verkeerscentrale in Wolfheze te kunnen
schouwen en te bewaken. Aangezien de
vereiste verlichtingssterkte op het weg-
dek voor het schouwen, calamiteitenaf-
handeling en werkverlichting groter is
dan voor een normale veilige verkeersaf-
wikkeling, wordt de openbare verlich-
ting dimbaar uitgevoerd.
Uitvoeringsfasering
Vanwege de totale lengte van het werk is
een opdeling gemaakt in twee uitvoe-
ringsfasen waarvoor contractueel is
vastgelegd dat deze in tijd aansluitend
moeten worden gerealiseerd. Daarmee
wordt de lengte van de afzonderlijke
afzettingen beperkt tot ongeveer 5 km.
Zoals eerder aangegeven, worden eerst
de beide rijbanen van de A12 verbreed
met een volledig nieuwe asfaltconstruc-
tie. Om voldoende werkruimte te creë-
ren zijn aan de middenbermzijde voor
het verkeer stationaire afzettingen
geplaatst met versmalde rijstroken. Na
aanleg van de verbredingen zijn de sta-
tionaire afzettingen verschoven naar de
buitenzijde waarna de werkzaamheden
aan de middenbermzijde zijn uitge-
voerd. Primair aandachtspunt van het
project is een zo ongestoord mogelijke
verkeersafwikkeling op de A12 geduren-
de de uitvoeringsperiode. Extra filevor-
ming en vertraging door de werkzaam-
heden moet zoveel mogelijk worden
voorkomen.
Voorbereidingsfase gebieds-
gericht benutten
Innovatief aanbesteden vraagt om een
andere manier van denken en een ande-
re manier van voorbereiden. Dat geldt
ook voor de verkeersverwachting bij
werk in uitvoering. Het staat de
opdrachtnemer vrij om, binnen de con-
tractuele randvoorwaarden, het werk
naar eigen oordeel in te vullen. Daar
tegenover staat dat de opdrachtgever
een instrumentarium beschikbaar moet
hebben om voorstellen van de opdracht-
nemer snel te kunnen beoordelen op de
gevolgen van de doorstroming van het
verkeer. Teneinde bij de verschillende
systemen van werk in uitvoering een
duidelijk beeld te verkrijgen over de
omvang van de verkeershinder zijn
voorafgaand aan de aanbesteding een
aantal vragen over de effecten op de ver-
keersafwikkeling beantwoord. De ver-
keershinder is in beeld gebracht met de
gegevens uit twee verkeersmodellen, te
weten de dynamisch Regionale
Benuttingenverkenner (RBV) en het sta-
tisch Nieuw Regionaal Model (NRM).
Daarbij zijn de volgende uitgangsitu-
aties onderscheiden en onderzocht:
• een verschoven 2 x 2 systeem voor de
ochtend- en avondspits werkdag;
• een volledige rijbaanafsluiting A12
voor 10, 20 respectievelijk 30 minuten
in een werkdag of -nacht;
• een volledige rijbaanafsluiting A12
voor één nacht in het weekend (vrijdag
en zaterdag);
• een volledige rijbaanafsluiting van de
A12 gedurende het gehele weekend.
Randvoorwaarden aanbeste-
ding
Voor dit project is gebruik gemaakt van
de methodiek van Gebieds Gericht
Benutten (GGB) wat onder andere bete-
kent dat werkzaamheden op het onder-
liggende wegennet ondergeschikt wor-
den gemaakt aan de aanleg van het werk
en de doorstroming van het verkeer op
de A12. Daarnaast zijn, mede op basis
van het modellenonderzoek, in het con-
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 11
12 | Asfalt nr. 1, maart 2009
tract de volgende eisen en randvoor-
waarden geformuleerd:
• voor werkvakken geldt een snelheids-
regime van 90 km/uur;
• de rijstrookbreedte kan worden terug-
gebracht tot minimaal:
- linkerrijstrook: 3,00 m,
- rechterrijstrook: 3,25 m;
• twee keer een weekend nachtafsluiting
(van 8 uur) en geen volledige week-
endafsluiting;
• een korte rijbaanafsluiting mag alleen
plaats vinden tussen 22.00 en 06.00
uur en mag maximaal 15 minuten
duren;
• te allen tijde dienen hulpdiensten toe-
gang te hebben tot de A12;
• er moet continue een bergingsdienst in
de nabijheid van het werk paraat zijn;
• er moeten alternatieve routes beschik-
baar zijn richting het ziekenhuis in
Ede;
• er moet een goede communicatie
plaats vinden naar de omgeving.
Workshops
Vervolgens is de omvang van de ver-
keershinder in de diverse bouwsituaties
op zowel de A12 als op het onderliggen-
de wegennet in beeld gebracht. Omdat
afstemming en samenwerking met de
verschillende wegbeheerders, te weten
de gemeenten Ede en Veenendaal,de
provincies Gelderland en Utrecht en
Rijkswaterstaat zelf, essentieel werd
geacht, was het beleggen van workshops
om uitleg te geven over de verkeershin-
der op het primaire en onderliggend
wegennet een goed middel. In de work -
shops zijn de volgende items behandeld:
- inventarisatie van de toekomstige
infrastructuele projecten in de regio;
- benoemen van knelpunten tijdens de
WIU-fasen;
- het vaststellen van de regelstrategie
per werkfase;
- het vaststellen van de referentiekaders;
- brainstormen over mogelijke maatregelen;
- het uitwerken van maatregelen en het
kijken naar het effect en de haalbaar-
heid.
Hierbij is gebruik gemaakt van de GGB-
methodiek. Via het doorlopen van alle
stappen heeft dit geleid tot een geza-
menlijk gedragen verkeersbeheersings-
plan met maatregelenpakket dat vervol-
gens ook bestuurlijk is vastgesteld.
Operationeel Team
Bij de start van de aanbestedingsfase is
vanuit de direct betrokken wegbeheerders
een zogenaamd Operationeel Team
samengesteld, waarbij het voorzitterschap
vanwege haar netwerkfunctie is vervuld
door het wegendistrict van Rijks water -
staat. Voordat met de realisatie is gestart,
heeft dit team alle WIU-projecten in de
regio in beeld gebracht en op basis daar-
van een monitoringsplan opgesteld.
Primair doel was om tijdens de realisatie
de verkeersafwikkeling op zowel het
hoofd- als het onderliggende wegennet te
kunnen toetsen en om de inzet van
specifieke maatregelen te kunnen moni-
toren. Uiteraard is direct na de start van
de werkzaamheden ook de opdrachtnemer
opgenomen in het Operationeel Team.
Zo konden alle te treffen verkeersmaat -
regelen direct worden besproken in het
team waardoor iedere wegbeheerder
direct op de hoogte was van eventuele
verkeershinder op zijn deel van het
wegennet. Ook de bewoners en andere
belanghebbenden zijn tweemaal geïnfor-
meerd en daarbij in de gelegenheid
gesteld om zich uit te spreken over de
werkzaamheden en de verkeershinder die
dat mogelijk met zich mee bracht.
Verkeer buitenzijde, werkzaamheden aan middenbermzijde.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 12
13 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Evaluatie
Hoewel iedere wegbeheerder in het
Operationeel Team vooral in het begin
bezig was met verdedigen van zijn eigen
individuele belang, ontstond toch al
snel het “wij” gevoel. Het overleg van
het team verliep vervolgens in goede
harmonie en op een constructieve wijze.
Alle partijen hebben aangegeven dat de
goede samenwerking, de praktische
inslag en de slagvaardigheid een positie-
ve bijdrage leverden aan het slagen van
het project.
Het doel om tijdens de werkzaamheden
de verkeersdoorstroming zo weinig
mogelijk te hinderen is gehaald.
Belevingsonderzoek
Naast de hiervoor genoemde evaluatie is
recent door Rijkswaterstaat een bele-
vingsonderzoek uitgevoerd onder auto-
mobilisten en vrachtautochauffeurs op
de A12 naar de aspecten communicatie,
verkeersmaatregelen, veiligheid en com-
fort en imago van Rijkswaterstaat.
Gebleken is dat 85 % van de responden-
ten vooraf op de hoogte was van de
werkzaamheden. De belangrijkste infor-
matiebron voor informatie over de
werkzaamheden was een krant of dag-
blad. Eenvijfde refereerde hierbij aan
een krant of dagblad in het algemeen en
nog eens 20 % van de respondenten
noemde specifiek advertenties of artike-
len in een regionale krant. ‘Borden
langs de weg’ is genoemd door 25 %.
Een andere opvallende bron bleek
‘Vrienden, familie of collega’s’ (9 %).
Als belangrijkste maatregelen die men
ter plaatse tegenkwam werden genoemd
‘snelheids-vermindering, verlaging van
de maximumsnelheid’ (41 %) en ‘smi-
ley’s, lachende en droevige gezichtjes’
(40 %). Een ‘wegversmalling, smallere
rijstroken’ werd door 26 % genoemd.
‘Matrixborden’ en ‘borden die aangeven
hoe lang/hoeveel km het duurt’ werden
elk door 15 % genoemd. Van de respon-
denten gaf 97 % aan dat de maximum-
snelheid bij het werkvak duidelijk was
aangegeven. Rijkswaterstaat heeft zich
als doel gesteld om op termijn dé toon-
aangevende, publieksgerichte uitvoe-
ringsorganisatie van de overheid te wor-
den. Met de stelling ‘Rijkswaterstaat is
publieksgericht’ bleek in dit belevings-
onderzoek al 73 % van de ondervraag-
den het eens te zijn.
De grenswaarde, voor 2008 gesteld op
70 %, werd hiermee ruim overschreden.
Functioneel specificeren in
D&C contracten
Bij grote infrastructurele projecten van
Rijkswaterstaat wordt vanaf 2004 de
markt ingezet voor zowel ontwerp als
uitvoering. Na het vaststellen van de
omvang van een project wordt in het
inkoopplan bepaald wat de contract-
vorm en het juridisch kader moet wor-
den van het op te stellen contract. Bij
het onderhavige contract, waar met
betrekking tot het onderdeel verhardin-
gen, naast het aanleggen van spitsstro-
ken, eveneens sprake is van onderhoud
c.q. versterking van de bestaande con-
structie en het aanleggen van een nieu-
we deklaag van tweelaags zoab, is geko-
zen voor een D&C contract.
De 0pdrachtnemer is dus conform de
UAV-GC naast de uitvoering ook verant-
woordelijk voor het op te stellen ont-
werp. Het is van belang dat de opdracht-
nemer over zoveel mogelijk relevante
gegevens van de bestaande constructie
beschikt om een optimaal afgestemd
product te leveren.
Bestaande situatie
verharding
Het wegvak Veenendaal - Ede, openge-
steld in juni 1956, is oorspronkelijk
Verkeer middenbermzijde, werkzaamheden aan buitenzijde.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 13
14 | Asfalt nr. 1, maart 2009
geconstrueerd als een ongewapende
betonweg in een laagdikte van 230 mm.
Vervolgens is de betonconstructie in
1970 gebeukt en overlaagd met 170 mm
asfaltbeton. In de tachtiger jaren is het
gebruikelijke onderhoud uitgevoerd,
waarbij tevens het dwarsprofiel is ver-
breed met een asfaltconstructie. Begin
jaren ’90 is op het wegvak een zoab
deklaag aangebracht vanwege het SVV-
beleid om het hoofdwegennet te voor-
zien van stille deklagen. Bij onder-
houdscontracten is het essentieel dat de
opdrachtgever beschikt over betrouwba-
re areaalgegevens van de bestaande situ-
atie van de weg en dat die worden vers-
trekt aan de inschrijvende partijen. Het
merendeel van de gegevens komt voort
uit het onderzoek van de bestaande ver-
harding, wat in feite ook te verrichten is
door de ontwerpende opdrachtnemer.
Rijkswaterstaat verrichtte het onderzoek
om een projectraming, efficiency in tijd
en geld en minimalisatie van verkeers-
hinder te kunnen maken. De volgende
gegevens zijn ondermeer verstrekt:
• areaalgegevens als ouderdom, type ver-
harding en spoorvorming;
• het verloop van deze spoorvorming in
de tijd;
• de draagkracht;
• de verkanting van de constructie;
• de aanwezigheid van teerbevattende
lagen.
De verstrekte verkeersintensiteiten en
verkeersprognoses gedurende de te ont-
werpen levensduur van de weg heeft de
opdrachtnemende partij nodig om de
constructiedikte van de verbreding
respectievelijk de eventuele verster-
kingsdikte van de bestaande constructie
vast kunnen stellen. Voor de ontwerple-
vensduur van 20 jaar zijn de valgewicht
deflectie (VGD) metingen van belang,
terwijl voor het al dan niet vervangen
van spoorvormingsgevoelige lagen op
de bestaande rechter rijstrook een groei
van de spoordiepte groter dan één milli-
meter per jaar wordt aangehouden.
Functiewisseling
vluchtstrook
Tijdens de gebruiksfase van de weg is in
de jaren ’90 een ZOAB deklaag en op
het grootste gedeelte van de rechter rij-
strook een stabiele inlage van steensla-
gasfaltbeton aangebracht. De stabiele
versterkingslaag ontbreekt op de vlucht-
strook en op de linker rijstrook. Doordat
de bestaande vluchtstrook in de nieuwe
situatie de functie krijgt als rechter rij-
strook, zal deze hoofdzakelijk worden
bereden door het zware vrachtverkeer.
Bij het onderzoek van Rijkswaterstaat
naar de bestaande verharding blijkt
onder de ZOAB op de vluchtstrook
enkele lagen fijn dicht asfaltbeton voor
te komen. In de functie als vluchtstrook
is dit geen enkel probleem. Door de
functiewisseling neemt de kans op ver-
vorming in de onderlagen aanzienlijk
toe. Daarnaast blijkt dat in het toekom-
stig gebruik van de oude vluchtstrook de
grootste verkeersbelasting juist optreedt
in de in het verleden aangebreide bitu-
mineuze constructie.
Functioneel specificeren
Bij RAW contracten schrijft de
opdrachtgever de constructie voor en is
daarmee ook verantwoordelijk voor het
ontwerp. Bij D&C contracten vermeldt
de opdrachtgever in het contract de
functionele eisen en de voorwaarden
waaraan voldaan moet worden, waarbij
de opdrachtnemer de vrijheid heeft om
de constructiedikte en -soort te bepalen
met in achtneming van de contractvoor-
waarden. Idealiter zou de opdrachtgever
vanuit zijn rol als netwerkregisseur op
zoek naar maximale uitbesteding, willen
sturen op beschikbaarheid van de weg,
waarmee de opdrachtnemer het verder
onder zijn hoede neemt. Zover is het
om verschillende redenen niet. En het is
de vraag of het ooit zover komt. De
innovatiekracht vanuit de markt kan pas
worden benut wanneer de opdrachtge-
ver erin slaagt om oplossingsvrij te spe-
cificeren. Het blijkt met name bij onder-
houds- en ZSM-contracten beslist geen
sinecure om vrijheidsgraden te creëren
en toch zeker te zijn van een oplossing
die tegemoet komt aan de behoefte van
de opdrachtgever. Er zijn tal van oorza-
ken waarom de opdrachtgever meent de
oplossing nader te moeten specificeren.
Anderzijds lijkt voor beheer en onder-
houd de noodzaak tot functioneel speci-
ficeren een minder groot probleem als
bij aanleg, omdat de aard van dit werk
met zich meebrengt dat uit moet wor-
den gegaan van een bestaande situatie.
In het aanbestedingstraject is dit voor
de opdrachtnemer een groot dilemma:
enerzijds een kwalitatief hoogwaardig
ontwerp indienen dat de risico’s met
betrekking tot falen verkleint, maar dat
naar alle waarschijnlijkheid niet concur-
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:41 Pagina 14
15 | Asfalt nr. 1, maart 2009
rerend is, of anderzijds het risico dur-
ven te nemen dat tijdens de garantiepe-
riode schade zal ontstaan die op kosten
van de opdrachtnemer moet worden
hersteld.
Gunnen op prijs/kwaliteit
Rijkswaterstaat hecht veel waarde aan
duurzame constructies op basis van
levenscycluskosten. Afhankelijk van de
aard van het contract krijgt de opdracht-
nemer steeds meer de mogelijkheid om
in te schrijven met de EMVI-systema-
tiek (Economisch Meest Voordelige
Inschrijving). De volgende criteria worden
hier veelal bij betrokken:
• levensduurverlenging;
• minimalisatie verkeershinder;
• proceskwaliteit.
Rijkswaterstaat is bereid te betalen voor
het leveren van een hoogwaardig pro-
duct met een langere levensduur. Die
levensduur wordt gegarandeerd door de
opdrachtnemer. Een fictief bedrag wordt
van de inschrijfsom afgetrokken, waar-
bij de inschrijver met de laagst fictieve
inschrijfprijs het werk krijgt opgedragen.
Op deze wijze wordt ‘’lange termijn
denken’’ op korte termijn gerealiseerd.
Om te toetsen of de opdracht nemer zijn
toezeggingen waarmaakt, wordt gedu-
rende de garantietermijn het product
getoetst. De hoogwaardige aanbieding
maakt namelijk deel uit van het contract.
Bij geconstateerde onvolkomenheden
wordt een hoge malus opgelegd. Het
project A12 is daarom ook gegund op
basis van prijs/kwaliteit met de EMVI-
systematiek. Daarbij wordt ook de hin-
der voor de weggebruiker beoordeeld
tijdens de uitvoering van het werk. De
opdrachtnemer heeft gekozen voor het
meest hoogwaardige kwaliteitspakket,
wat betekent dat als de verharding vijf
jaar na datum oplevering (bij deklagen
van tweelaags zeer open asfalt) of zeven
jaar na datum oplevering (bij deklagen
van zeer open asfalt) niet voldoet aan de
garantie-eisen van het gekozen kwali-
teitspakket, een malus worden opgelegd
door de opdrachtgever. De hoogte van
de malus is afhankelijk van de hoeveel-
heid afwijkingen die worden geconsta-
teerd en van de ernst en omvang van de
geconstateerde afwijking.
Conclusies verhardingen
Bij innovatieve contracten wil RWS
(Rijkswaterstaat) meer gebruik maken
van de markt. Uitgangspunt is zo hoog
mogelijk specificeren in de piramide
van eisen. Het is verdraaid lastig om
enerzijds de opdrachtnemer vrijheids-
graden te geven en anderzijds toch
zeker te zijn van levering van een
product wat tegemoet komt aan de
wensen van de opdrachtgever.
Bij het project A12 is gebleken dat een
betrouwbare areaalkennis onontbeerlijk
is ter voorkoming van financiële risico’s.
Het heeft de nodige inspanning gekost
om de contractbepalingen voor beide
partijen, voor zowel de Combinatie
Spits 12 als Rijkswaterstaat, zo te formu-
leren dat contractueel een oplossing is
gevonden voor de financiële gevolgen.
Over de kwaliteit van de aan te brengen
constructie hebben beide partijen een
gelijk uitgangspunt, namelijk de realisa-
tie van een hoogwaardig product.
De opdrachtnemer heeft de EMVI
systematiek serieus genomen, waarbij
risico op schade tijdens de garantie -
termijn wordt geminimaliseerd.
Daarmee wordt weer voldaan aan een
belangrijke wens van de weggebruiker:
Zo min mogelijk verkeershinder door
onderhoudswerkzaamheden in de
toekomst.
Zuidbaan A12, werkzaamheden gereed, spitsstrook nog niet in gebruik.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 15
16 | Asfalt nr. 1, maart 2009
De asfaltbranche is gewend aan de eisen
als vastgelegd in de Standaard RAW
Bepalingen. Daarin werd voor de invoe-
ring van de CE-markering uitgegaan
van eisen aan de samenstelling (recept-
benadering) en de marshalleigenschap-
pen. Deze eisen zijn op basis van jaren-
lange praktijkervaring (empirie)
opgebouwd.
Met de invoering van de CE-markering
zijn de eisen in de Standaard RAW
Bepalingen aangepast aan de nieuwe,
De CE-markering is in eerste instantie een verklaring die wettelijk
verplicht door de producent afgegeven moet worden.
De gegevens op de verklaring moeten overeenkomen met de eisen
die door de opdrachtgever in het contract (bestek) vermeld zijn.
Samen met de gelijktijdige invoering van nieuwe Europese
normen in 2008 betekent dit dat de opdrachtgever op andere
informatie dan voorheen moet toetsen.
functionele eigenschappen. Om deze
overgang soepel te laten verlopen is er
in CROW verband een overgangsrege-
ling van een jaar ingesteld. Deze over-
gangsregeling liep van 1 maart 2008 tot
1 maart 2009.
De ervaringen gedurende de overgang
wijzen er op dat naast de gewenning
aan nieuwe aanduidingen en proeven
het ook inspanning vereist om te scha-
kelen naar het nieuwe systeem. In dat
nieuwe systeem wordt het mogelijk om
alternatieve asfaltmengsels en uiteinde-
lijk ook asfaltconstructies op basis van
functionele eigenschappen te vergelijken.
Contractuele consequenties
Omdat de asfaltproducenten vanaf
1 maart 2008 uitsluitend nog asfalt
moeten leveren met CE-markering,
moeten ook de al eerder afgesloten
contracten daarop worden getoetst. De
nieuwe contracten moeten uiteraard aan
de nieuwe situatie voldoen. Dat houdt
in dat de asfaltonderzoeken volgens de
proeven volgens NEN-EN 12697 –
1 t.m. 43 moeten worden uitgevoerd.
De resultaten van deze proeven bieden
andere informatie dan de bekende
marshalleigenschappen.
Er moet nog wel een kanttekening wor-
den gemaakt. De verplichtingen gelden
voor de asfaltmengsels die voldoen aan
de definitie van de in NEN-EN 13108
beschreven asfaltproducten. Voor
Nederland gelden de:
• NEN-EN 13108-1 Asfaltbeton (continu
gegradeerde mengsels als de oude
GAB, STAB, OAB en DAB)
• NEN-EN 13108-5, Steenmastiekasfalt
• NEN-EN 13108-6 Gietasfalt
• NEN-EN 13108-7 Zeer Open Asfaltbeton
CE-markering asfalt en Europese normenErvaringen gemeente Amsterdam
Wim Rollfs of Roelofs; Materiaaldienst (DIVV) Amsterdam
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 16
17 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Asfalt met synthetische bindmiddelen,
veel gebruikt voor gekleurd asfalt, vallen
buiten de norm omdat in de norm de
mengsels zijn gedefinieerd als vervaar-
digd met penetratie bitumen.
CE-markering van asfalt
Een asfaltproducent mag niet zomaar
een CE-markering afgeven. Daarvoor
moet het betreffende mengsel eerst zijn
gekarakteriseerd volgens de procedure
van de Type Testing zoals vermeld in de
NEN-EN 13108-20. De producent moet
een productiecontrolesysteem hebben
volgens de NEN-EN 13108-21 ‘Factory
Production Control’. De producenten
moet zich op basis van deze norm laten
certificeren door een daarvoor erkende
certificerende instelling (notified body).
Met de CE-markering verklaart de asfalt-
producent dat het betreffende asfalt-
mengsel voldoet aan de waarden als op
de verklaring vermeld. Het is een wette-
lijk voorgeschreven EU-handelsmerk en
géén kwaliteitscertificaat. Na de produc-
tie volgt nog het transport en de verwer-
king. Na de verwerking, waarbij de ver-
dichting een dominante rol speelt, heeft
de asfaltconstructie de definitieve eigen-
schappen. Deze eigenschappen kunnen
anders zijn dan op de CE-markering
vermeld staat. Daarom zijn de eisen in
de Standaard RAW Bepalingen voor de
verwerking en de controle op het resul-
taat nog steeds van toepassing.
Amsterdamse ervaringen
De gemeente Amsterdam heeft een
decentraal bestuurlijk model dat bestaat
uit stadsdelen die ieder voor zich verant-
woordelijkheid zijn voor de uitvoering
en het beheer van de weginfrastructuur
en een aantal centrale diensten die o.a.
verantwoordelijk zijn specifieke beheer-
gebieden zoals de hoofdinfrastructuur
en het havengebied. Een infrastructuur
die onderdeel uitmaakt van het totale
pakket van gemeentelijke verantwoorde-
lijkheden. De Materiaaldienst als onder-
deel van de Dienst Infrastructuur
Verkeer en Vervoer heeft bij de invoe-
ring van de CE-markering voor asfalt
een minisymposium voor de medewer-
kers van de stadsdeelraden en beheer-
diensten georganiseerd. Daarin werden
de veranderingen toegelicht. Tijdens
deze symposia bleek dat het omschake-
len naar de nieuwe situatie toch een las-
tige materie is. Bijna een jaar na de
invoering van de CE-markering en vlak
voor het aflopen van de overgangsperio-
de verlopen de zaken nagenoeg naar wens.
Kwaliteitsborging
Tijdens het proces kwamen ook aanpa-
lende aspecten aan bod. Bijvoorbeeld de
kwaliteitsborging. In de Standaard van
2005 zijn daar al regels over opgeno-
men. In de praktijk blijkt echter dat het
ingediende kwaliteitsplan van de
opdrachtnemer vaak in het archief ver-
dween zonder verdere acties. De
Materiaaldienst beoogt de situatie in
Amsterdam te veranderen zodat het
kwaliteitsplan een actiever onderdeel
vormt van de contractafwikkeling.
Informatieoverdracht
Naast het kwaliteitsplan en de eindrap-
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 17
18 | Asfalt nr. 1, maart 2009
portage van de kwaliteit, maakt ook een
kopie van de CE-markering onderdeel
uit van de verplichte documenten bij de
start van de uitvoering en de oplevering
van een project. Aanvullende gegevens
als de referentiesamenstelling, de
streefdichtheid ter controle van de ver-
dichtingsgraad, de verklaring van het
grove toeslagmateriaal (korrelvorm,
PSV-waarde) en de gegevens over het
asfaltgranulaat maken eveneens stan-
daard onderdeel uit van de informatie
overdracht. De opdrachtgevers hebben
dus nadrukkelijk een rol in dit spel. De
praktijk is dat steeds minder opdracht-
gevers om deze zaken vragen. Logisch
gevolg is dat ook opdrachtnemers hier-
voor steeds minder aandacht hebben.
Op deze manier verliezen deze dingen
meer en meer haar waarde.
Verslag Type onderzoek
Met de intreding van de CE-markering
dient de afnemer aan de directie een
verkort verslag van het type onderzoek
ter hand te stellen. Daarin moeten zijn
vermeld:
• Soort en type asfalt
• Referentiesamenstelling t.b.v.
kwaliteitscontrole
• Verwijzing naar CE- markering
• Streefdichtheid
• Resultaten frequency-sweep (uitge-
voerd bij onderzoek naar de stijfheid)
Verder is een bewijs dat de gegevens
zijn aangemeld bij de database van het
CROW noodzakelijk. Dit bewijs is nood-
zakelijk om na te gaan of de in de huid-
ge regelgeving gestelde eisen in de toe-
komst mogelijk moeten worden
aangepast. De opdrachtgevers dragen
mede verantwoordelijkheid om deze
database te vullen.
Asfaltconstructies voor en
na nieuwe normen
Bij de huidige ontwerpen wordt uitge-
gaan van bestaande, bewezen methoden
en waarden die in de loop van jaren in
de praktijk zijn verzameld. De nieuwe
proeven geven bieden de mogelijkheid
tot andere, meer functionele ontwerp-
methodieken waardoor nieuwe meng-
sels eerder hun (constructieve) waarde
kunnen bewijzen. Ook alternatieven
zijn daardoor beter te vergelijken. Het
door CROW uit te brengen Ontwerp
Instrumentarium Asfalt (OIA) biedt
hiervoor mogelijkheden.
En verder
De database van het CROW moet worden
gevuld met de gegevens uit de Type
Testing van de asfaltproducenten.
De opdrachtgevers dragen mede verant-
woordelijkheid om deze gegevens aan te
leveren. Daarvoor moeten zij een bewijs
vragen dat de gegevens bij het CROW
zijn ingediend. Bij afwijkingen van de
regels moet de opdrachtgever daadwer-
kelijk handhaven. Daarvoor bieden de
regels voldoende mogelijkheden.
Tot slot is het op korte termijn uitbren-
gen van het Ontwerp Instrumentarium
Asfalt gewenst.
Naschrift redactie
Tijdens de overgangsperiode zijn de resultaten van bijna 200 typeonderzoeken
ingediend. Dit betrof de resultaten van alle onderzoeken dus inclusief de
mengsels waarvan de resultaten buiten de kaders van de regelgeving vielen. Deze
mengsels hebben echter al vele decennia hun waarde bewezen. De verwerking
van de gegevens zal daarom kunnen leiden tot aanpassing van de eisen en/of
proeven. Afkeuring uitsluitend op basis van toetsing aan de gestelde waarden kan
daarom leiden tot onterechte afkeuring.
De verplichting tot indienen van de resultaten van typeonderzoeken geldt
uitsluitend voor de levering van asfaltspecie tot 1 maart 2009!
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 18
19 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Als we starten bij de definitie van de
diverse groepen van asfaltproductie,
zien we dat naargelang de taal verwar-
ring ontstaan.
Onze warme mengsels zijn niet hetzelf-
de als wat als warm omschreven wordt
in Engelstalige artikelen. Asfalt tussen
110 -130 °C noemen wij half warm en
lage temperatuur asfalt wordt in het
Engels dat weer semi-warm genoemd.
Het is dus aangewezen om telkens de
besproken temperatuursrange aan te
geven.
Redenen
Waarom wil men de temperatuur van
asfalt productie en aanleg verlagen?
Iedereen wil een bijdrage leveren aan
duurzame ontwikkelingen. De energie
voorraad moet onder controle gehouden
worden en om een leefbaar milieu te
behouden, moet de uitstoot van broei-
kas gassen teruggedrongen worden. Dit
is niet alleen voor ons nageslacht
belangrijk. Voor onze medewerkers
kunnen we de werkomstandigheden
verbeteren door te zorgen voor minder
rook en dampen bij aanleg. Verder kan
de weg sneller open voor het verkeer,
dus goed voor de gebruiker.
Hoe kunnen we dit doen?
Er zijn een aantal eisen zoals het
garanderen van:
• een homogene omhulling van
aggregaten;
• voldoende lage viscositeit van het
bitumen;
• goede verwerkbaarheid van het
asfaltmengsel bij aanleg en goede
mechanische eigenschappen
onmiddellijk na aanleg.
Samengevat hebben we een goede
benatting nodig van de aggregaten door
het bitumen. Hiervoor zijn een aantal
technieken op de markt.
• Waxen en additieven
• Bitumenschuimen
• Synthetische bindmiddelen
• Emulsies en additieven
Waxen
Bij de inzet van waxen worden in de eer-
ste plaats de visco – elastische eigen-
schappen van bitumen gewijzigd.
Daarbij kunnen aggregaten gecoat wor-
den bij temperaturen tot 130°C. De
mechanische eigenschappen van deze
mengsels zouden na aanleg nog vol-
doende zijn. Op dit moment zit het
potentieel vooral in de gietasfaltindus-
trie waar men een reductie in tempera-
tuur kan hebben van 230°C tot onder de
200°C. In de klassieke mengsels voor
wegenbouw is minder ervaring.
Vandaar ook dat Nynas een grootschalig
project samen met het OCW (Opzoek -
ingscentrum voor de Wegenbouw) heeft
opgestart met test secties, waarbij de
performantie van deze bindmiddelen
ook op de weg getest worden. Eerste
resultaten worden nu geëvalueerd, en
zullen later gepubliceerd worden.
Een andere toevoeging om de viscositeit
te verhogen bestaat uit zeolieten.
Zeolieten zijn aluminium silicaten, die
een hoog gehalte aan water kunnen
opslaan in hun kristalstructuur.
Als zeolieten (in korrel- of poedervorm)
Asfaltproductie bij lageretemperaturen
Om de kosten te verlagen en de werkomstandigheden te verbeteren
wordt al vele jaren gezocht naar methoden om asfalt bij lagere
temperaturen te produceren. Sinds enkele decennia is
energiebesparing om een leefbaar milieu te behouden een extra
stimulans. Diverse technieken worden op hun performance
vergeleken. Verder komen de operationele aspecten aan bod.
Temperatuur Engels Nederlands
> 140 °C hot warm
110 -130 °C warm half warm
80 – 95 °C semi-warm lage temp.
25 – 60 °C cold koud
Tine Tanghe; Nynas NV
Structuur
zeoliet
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 19
20 | Asfalt nr. 1, maart 2009
worden toegevoegd aan een warm
asfaltmengsel (T > 120 °C), komt het
water geleidelijk vrij onder de vorm van
stoom. Dit maakt dat we een schuimend
effect krijgen van het bitumen, en daar-
door een goede omhulling krijgen van
de aggregaten.
Schuimbitumen
Gebruik van schuimbitumen is toepas-
baar bij koude en lage temperatuur
technieken.
Kort misschien nog eens het principe:
Men gaat een kleine hoeveelheid water
op een gecontroleerde manier onder
druk toevoegen aan heet bitumen. Dit
creëert een expansie van het bitumen
volume in een groot volume schuimbi-
tumen. Dit kan tot 20 x het begin volu-
me bedragen. Na een tijdje zakt het
schuim terug in. Hoe snel het schuim
terug inzakt, is een typische eigenschap
van o.a. de herkomst van het bitumen
en de hoeveelheid gebruikt water. Door
het dalen van de bitumen viscositeit en
een groter volume, kunnen de aggrega-
ten goed omhuld worden.
Schuimbitumen wordt ondertussen in
meerdere technieken toegepast.
Een eerste voorbeeld is de techniek van
dubbele omhulling. Aggregaten worden
eerst gedroogd en dan vooromhult met
een warm zacht bitumen. In een tweede
fase, worden ze gecoat met een harder
schuimbitumen. Ook bitumenemulsie
zijn met deze techniek ervaringen opge-
daan. De combinatie van de twee bind-
middelen geeft de geplande mechanische
eigenschappen aan het eindmengsel.
Een ander voorbeeld van het schuimbi-
tumen principe wordt gebruikt als men
de mineraal fractie in twee delen toe-
voegt. Dan worden eerst de grove aggre-
gaten gedroogd (boven de 100°C) en
omhuld met bitumen op de klassieke
manier. Daarna wordt de zandfractie
koud toegevoegd. Het bitumen en het
vocht van de aggregaten zorgen voor
een schuimeffect en zorgen voor een
verdere volledige omhulling van alle
mineralen. Bij deze techniek zijn soms
additieven vereist: enerzijds om bepaal-
de bitumen beter te laten schuimen,
anderzijds om een betere adhesie tus-
sen bitumen en mineraal te krijgen.
Een derde voorbeeld is de zogenaamde
LT-Asfalt® techniek die Nynas samen
met vier Nederlandse aannemers ont-
wikkelde. Door een combinatie van
droge en vochtige aggregaten te gebrui-
ken, komen we op een gemiddelde
mineraaltemperatuur van rond de 95°C.
Een speciaal Nynas Nyfoam bitumen
wordt in een aparte unit geschuimd, en
dan in de menger geïnjecteerd. De
dampspanning van het nog aanwezige
vocht in het mengel, ‘fluïdiseert’ het
asfaltmengsel en maakt het goed ver-
werkbaar. Een geringe hoeveelheid
cement of actieve vulstof kan desge-
wenst worden toegevoegd om het over-
tollige vocht te binden.
1% H2O
2% H2O
3% H2O
4% H2O
5% H2O
Nyfoam 80 @ 175 oC; 6 & 7 Bar
Tijd (sec)
Exp
an
sio
n r
ati
o (
-)
35.00
35.00
30.00
25.00
20.00
15.00
5.00
0.00
Soft bitumenHard bitumen
90% aggregaat
130 0C 120 0C 90-110 0C 70-100 0C
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 20
21 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Met deze techniek zijn projecten in
Nederland aangelegd die al circa zes
jaar goed presteren.
Synthetische bindmiddelen
Koolzaad kan bewerkt worden tot een
plantaardig synthetisch bindmiddel
Met synthetische bindmiddelen, bij
voorkeur op basis van plantaardige
oliën, is het mogelijk bij lagere tempera-
turen de gewenste viscositeit te bereiken
om de aggregaten voldoende te omhul-
len. De meest gekende is op basis kool-
raapoliën. Niettemin blijven de kosten
voor dergelijke bindmiddelen nog zeer
hoog.
Emulsies
Gebruik van bitumenemulsies is al lan-
ger gekend en wereldwijd gebruikt. Men
kan emulsies gebruiken in koude meng-
sels. Koude mengsels worden gebruikt
voor reparaties of op wegen met weinig
verkeer. Emulsies worden ook toegepast
in half warme mengsels; in principe
komen dezelfde onderwerpen terug
zoals gebruik van schuimbitumen. Zo is
er het gebruik van additieven, men kan
mengen en verdichten tot onder de
100°C (tot zelfs 60°C). Meestal kunnen
bestaande installaties gebruikt worden.
Temperatuur (oC)
En
erg
ieb
eh
oeft
e
9
8
6
7
4
3
2
1
00 50 100 150 200
5
De vijf technieken zijn op vier vlakken vergeleken op hun
performantie:
• Energie winst / Uitstoot gassen Brandstof besparing: van 30 tot 50 % bij temperatuur reductie van 30 tot 80 °C,
(afhankelijk van resterend vocht in aggregaten). Uitstoot van gassen tot 50 % verlaagd.
• Gedrag van de wegAlle besproken technieken/processen beweren een equivalent gedrag aan klassiek
warm asfalt.
• Operationele aspectenBestaande productie installaties en machines kunnen gebruikt worden mits met
eventuele aanpassingen die afhankelijk zijn van de gekozen techniek en de
bestaande set-up. Soms zijn additieven nodig (afhankelijk van de techniek en/of
het tijdstip in proces of de bitumen)
• Andere Minder veroudering van het bindmiddel tijdens productie (duurzaamheid wegdek)
Breder werkgebied:
- langer transport
- minder gevoelig aan weersomstandigheden
- aangenamer werken (minder fumes)
Koolzaad kan bewerkt worden tot een plantaardig synthetisch middel.
Fase 1. De bolletjes
bitumen bewegen zich
richting steenoppervlak.
Het breken van de emulsie kent een aantal fasen:
Fase 2. Rond het steen-
oppervlak komen de bol-
letjes dicht tegen elkaar
en vormen een netwerk.
Fase 3. De vorming van
een vaste massa van
bitumen.
Fase 4. Afronding van
scheiding van water en
bitumen.
Fase 5. De waterresten
en vluchtige bestanddelen
verdwijnen
Procesweergave
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 21
22 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Uitstoot van gassen
Lage temperatuurtechnieken leiden
direct tot een energie winst en reductie
van de uitstoot van gassen. Bij het
drogen van de aggregaten wordt een
groot deel van de energie gebruikt voor
het verdampen van het vocht, zonder
verdere temperatuur stijging. Vandaar
dat de grootste winst zit in technieken
waar de aggregaten nog een deel rest-
vocht mogen bezitten. Hoeveel we kun-
nen besparen verschilt nogal eens van
bron tot bron. Cijfers van 30 tot 50 %
worden genoemd bij technieken waar
de eindtemperatuur onder 100 € blijft.
Technieken waar de temperatuur
aanzienlijk boven de boven de 100 €
noodzakelijk zijn, kunnen slechts een
kleine reductie van de energiebehoefte
veroorzaken.
De uitstoot van CO2 en aanverwante
gassen zou tot 50 % verlaagd kunnen
worden. Dampen en aerosolen worden
niet langer of sterk verminderd waarge-
nomen, wat de werkomstandigheden
sterk verbetert.
Gedrag in de weg
Enkele projecten zijn vanaf het jaar
2000 aangelegd en liggen inmiddels
zes tot zeven jaar onder het verkeer.
Volgen van het praktijkgedrag vereist
tijd. In de literatuur wordt een equiva-
lent gedrag aan klassiek warm asfalt
voorspeld. Meestal aan de hand van
laboratorium mengsels en mechanische
testen. In Nederland is de LT-Asfalt
techniek in principe een aanvaarde tech-
niek en er worden er werken mee uitge-
voerd. Nynas Bitumen heeft, in samen
werking met het OCW in België een
grootschalig project (meer dan 3 jaar)
opgezet heeft om drie van de besproken
technieken te testen en te evalueren
vanaf laboratoriumschaal tot productie
en aanleg van proefvakken. We hopen
hieruit meer harde data te krijgen die
ons de performance van deze mengsels
duidelijk aantonen en een goede verge-
lijking met klassieke mengsels mogelijk
maken.
Operationele aspecten
Bij de operationele aspecten zien we dat
veelal de bestaande installaties kunnen
gebruikt worden, soms met kleine aan-
passingen. Dit is afhankelijk van de
gebruikte techniek. Dit kan een schuim-
eenheid zijn. Bij bepaalde technieken
en/of type bitumen zijn additieven
nodig. In de meeste installaties is al een
luik om deze toe te voegen aanwezig.
Verder is nog van belang te vermelden
dat bij lage temperaturen minder verou-
dering van het bindmiddel optreedt tij-
dens de productie. Ook voor de mensen
is het aangenamer werken wegens min-
der rook. Deze mengsels zijn minder
gevoelig aan afkoeling; men kan langer
doorgaan met verdichten.
Verkeer is dominante factor
Ondanks al deze positieve elementen,
moet dit alles toch ook wat in perspec-
tief gezet worden. Als we een gezamen-
lijk Eurobitume/EAPA rapport in ver-
band met het energieverbruik van
wegverhardingen uit 2004 nalezen, dan
blijkt dat de aanleg en onderhoud van
de weg in feite maar voor 2 tot 5 % mee-
telt in het totale energie verbruik door
verkeer op een weg die 40 jaar meegaat.
Verkeer blijft namelijk de dominerende
factor voor uitstoot van CO2 en SO2.
We moeten als asfaltbranche blijven
werken aan energie besparing, maar in
feite blijft dit behoorlijk beperkt. De
focus moet echter gericht worden op
reductie van brandstof in het verkeer.
Focussen op wegonderhoud
Als bijdrage aan de brandstofreductie
kan de wegenbouw een grote bijdrage
leveren via de kwaliteit van de weg.
Goed onderhoud is daarbij van groot
belang. Want het verbruik van brandstof
wordt voor dit deel bepaald door het
oppervlak en structuur van de weg, het
type banden, het type weg. Het is aange-
toond dat er meer brandstof verbruikt
wordt op betonwegen dan op asfalt. De
asfaltwegenbouw kan dus mee een
steentje bijdragen door te zorgen voor
goede en goed onderhouden wegen.
Samengevat
Samenvattend kunnen we besluiten dat
er een aantal technieken beschikbaar
zijn voor de asfalt productie bij lagere
temperatuur, die de energie consumptie
en de uitstoot van gassen verminderen.
Dit zal ook de werkomstandigheden
voor de mensen aangenamer maken,
maar men mag de bovenvermelde
beperkingen niet vergeten. We moeten
in en voor onze industrie blijven vech-
ten voor een goed onderhoud van de
wegen.
Vanaf 2000 zijn wegen met lagere temperatuur asfalt aangelegd.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 22
De gemeente Rotterdam heeft in een
lijvig document, Stadsvisie Rotterdam,
de visie op de ruimtelijke stadsontwik-
keling tot 2030 vastgelegd. Deze komt
er in het kort op neer dat de bestaande
positie van mainport wordt versterkt en
dat Rotterdam in 2030 de belangrijkste
Europese havenstad is op het gebied van
kennis en innovatie. Er blijft gebouwd
worden aan een sterke economie en een
aantrekkelijke woonstad. Een stad die
leefbaar, veilig, schoon en heel is.
Om die doelstelling te bereiken zijn
circa 18.000 fte’s bij het concern
Productbeoordeling
André Houtepen; Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam
Op het in het bestek beschreven constructieve wegontwerp
kan soms met een alternatief product worden ingeschreven.
Of een nog niet algemeen gangbaar product wordt
aan een ontwerpbureau aangeboden. Dan moet een
beoordeling plaatsvinden. Beschreven wordt hoe de gemeente
Rotterdam met deze nieuwe producten omgaat.
Rotterdam werkzaam, waarvan circa
1850 bij de dienst Gemeentewerken.
Onder deze dienst valt het Ingenieurs-
bureau met circa 800 fte’s en de sector
Buitenruimte met circa 900 fte’s.
Het ingenieursbureau werkt in opdracht
van het centraal bestuur en de elf deel-
gemeenten, de diverse gemeentelijke
diensten en in opdracht van particulie-
ren (o.a. woningbouwverenigingen en
projectontwikkelaars). De deelgemeen-
ten zijn elk verantwoordelijk voor de
kwaliteit van de (weg)infrastructuur.
Omvang weginfrastructuur
Binnen de gemeente ligt bijna twee
miljoen vierkante meter (150 km) aan
hoofd- en verzamelwegen waarvoor jaar-
lijks zes miljoen Euro beschikbaar is
voor beheer en onderhoud. Dat komt
neer op iets meer dan drieduizend Euro
per vierkante meter. Voor de overige
oppervlakte aan verhardingen bijna
23 | Asfalt nr. 1, maart 2009
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 23
24 | Asfalt nr. 1, maart 2009
24 miljoen vierkante meter, staat circa
duizend Euro per vierkante meter op de
begroting. Tot die overige verhardingen
behoren 7,6 miljoen m2 woonstraat
(circa 1.300 km) en 1,5 miljoen m2 fiets-
pad.
Ruimte voor experimenten
Ondanks het voor Rotterdam relatief
grote arsenaal aan infrastructuur en
budget is de ruimte voor experimenten
beperkt. Deels omdat het beheer van de
infrastructuur verdeeld is over de diverse
deelgemeenten en betaald wordt vanuit
diverse budgetten. De grote doorgaande
wegen vallen onder het centraal bestuur
en de overige verhardingen zijn verdeeld
over de elf deelgemeenten. Storingen op
de doorgaande wegen leidden direct tot
opstoppingen op het zwaar belaste
wegennet. Zwaarbelast in aantallen
voertuigen maar ook het grote aantal
vrachtwagens met goederen van en naar
de haven. Elke storing in deze vervoers-
stroom leidt direct tot schade aan onder
andere de haven, de motor van de stad.
Voordat experimenten worden uitgevoerd
met alternatieve materialen en construc-
ties wordt uitgebreid gekeken naar de
risico’s die kunnen optreden. Veelal
worden alternatieven op plaatsen uitge-
probeerd waarbij de stremming voor het
verkeer en de maatschappelijke en
economische risico’s bij falen gering,
en controleerbaar, zijn.
De deelgemeenten hebben elk hun
eigen verantwoordelijkheid waarbinnen
relatief weinig ruimte is. Het beleid is
gericht op het zo effectief mogelijk
inzetten van de beschikbare budgetten,
met daarbij vooral het belang van de
bewoners en ondernemingen voor ogen.
Vooral naar de wensen van de
Rotterdammers wordt geluisterd. Als
duidelijk is geworden dat, door onder
andere onderzoek van het ingenieursbu-
reau, inwilliging van die wensen sociaal,
financieel en technisch mogelijk is, dan
worden zij in de praktijk gebracht. Zo is
op verzoek van de winkeliers in enkele
winkelgebieden onlangs besloten tot het
invegen van klinkerverhardingen met
rond zand in plaats van het technisch
meer geschikte brekerzand. Brekerzand
is minder goed in de voegen van de
bestrating te vegen en wordt daarom
meer de winkels binnen gelopen.
Uiteraard wordt bij toepassing van
nieuwe of afwijkende materialen goed
gekeken naar de beheertechnische
aspecten van deze materialen en naar
de uitstraling ervan voor de stad. Op dit
moment loopt een programma om de
zeer grote variëteit in de producten in
de buitenruimte, te verkleinen.
Tevens is met de introductie van de
Rotterdamse Stijl een begin gemaakt
met het toepassen van uniforme inrich-
tingselementen, waaronder verhardin-
gen, in de openbare ruimte. Zo moet
een herkenbaar Rotterdam met een
hoogwaardige uitstraling ontstaan.
Nut alternatieven
In de stedelijke gebieden van de stad
staat de hoogteligging van de bestaande
infrastructuur vast. Een asfaltconstructie
met verbeterde eigenschappen waardoor
reductie op de laagdikte constructief
mogelijk is, maakt weinig kans. De
bovenzijde van de verharding ligt immers
vast wegens aansluitingen van zijwegen
en trottoirs. Vervanging van een com-
plete verharding en weer vanaf de basis
opbouwen komt maar sporadisch voor.
Uitzonderingen op de regel
In een stad als Rotterdam zijn er altijd
wel bijzondere plaatsen waar bijzondere
ideeën en toepassing van bijzondere
materialen mogelijk zijn. Zo is op de
Kop van Zuid een wegverharding aange-
legd waarbij de architect de ruimte
kreeg om een experiment uit te voeren
met extra zwart asfalt en flonkerende
‘sterren’ in het asfalt. Hoewel dit experi-
ment slaagde is om een andere reden
een extra laagje aangebracht waardoor
het effect teniet is gedaan. Soms kan
ook op verzoek van de gebruiker een
minder klassieke oplossing tot resultaat
leiden. Zo is de verharding op het
Afrikaanderplein voorzien van een
print. De marktkooplieden op het
Afrikaanderplein hadden last van natte
bodems van de kartonnen bananendozen
door optrekkend water van de natte
verharding. Het plein is voorzien van
een print en sindsdien zijn er geen
klachten meer vernomen. Het water
blijkt voldoende te worden afgevoerd
door de schijnvoegen.
Vastleggen ervaringen
De grote hoeveelheid ervaringen met
producten en constructies voor zover
deze niet in de Standaard zijn opgeno-
men, heeft het ingenieursbureau van
Gemeentewerken in een aantal lijvige
documenten, Standaard Wegenbouw -
Aanleg flonkerende sterren in extra zwart asfalt.
Sterren in het asfalt.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 24
25 | Asfalt nr. 1, maart 2009
details, Moederbestek, verwoord. Daarin
staat voor de producten een omschrijving
zoals die in het bestek moeten worden
vermeld en detailtekeningen voor de
uitvoering. Het voordeel van dergelijke
standaarden is dat snel en eenduidig
kan worden gewerkt. Resultaten van de
toepassing van nieuwe en alternatieve
materialen en constructies worden
getoetst aan de gelijkwaardigheid van de
jarenlange en talrijke ervaringen in
Rotterdam.
Nadeel daarbij is dat Rotterdam haar
eigen materialen inkoopt en ter beschik-
king stelt aan haar opdrachtnemers. De
aanbieding van alternatieven wordt hier-
door geremd.
De toekomst
Na een periode van innovaties (jaren
‘85 - ‘98) is het in het nieuwe millennium
relatief rustig geweest in Rotterdam. De
bouwfraude heeft hieraan zeker bijge-
dragen. Binnen de gemeente was weinig
ruimte voor experimenten. Toch is er
vanwege de deelname aan het Clinton
Climate Initiative eind 2006 ruimte
gecreëerd voor onderzoek naar mogelijk-
heden om het klimaat te beschermen.
Rotterdam is op dit moment Europees
koploper in het toepassen van innovaties
in het kader van het Rotterdam Climate
Initiative. Voor de wegenbouw zijn dat
onder andere projecten om CO2 te
reduceren door de inzet van lage tempe-
ratuurasfalt. Er is een gedachte om oli-
vijngesteente, dat relatief snel reageert
met CO2, toe te passen. Om fijn stof te
reduceren is de wassende weg een
mogelijke optie. En verder wordt gestu-
deerd op een uitlaatgasafzuigsysteem.
Grote en kleine gemeenten
In een grote gemeente als Rotterdam
met de zeer specifieke vragen die een
wereldstad met haven stelt, is de vereiste
adviescapaciteit zo groot dat een eigen
ingenieursbureau rendabel is. Voor
kleinere gemeenten waar bijzondere
vragen incidenteel voorkomen is de
inschakeling van externe deskundige
adviseurs lonender. Er is immers altijd
een zekere ervaring nodig om bijzondere
zaken te kunnen toetsen. In dit tijdperk
van innovatieve en geïntegreerde con-
tracten kan als deskundig adviseur kan
ook een aannemer worden ingeschakeld.
Deze heeft er ook belang bij dat een
goed product wordt geleverd.
De toepassing van de nieuwe Europese
regelgeving in de asfaltbranche komt
langzaam uit de startblokken. De CE-
markering, de functionele (vaak dyna-
mische) testmethoden en de nieuwe
Europese asfaltbenamingen bezorgen
ook ervaren collega’s nog hoofdbrekers.
Uitwisseling van kennis en ervaringen
via CROW en VBW-Asfalt is daarom
nodig. De basis echter van alles blijft
het gebruik van het boerenverstand. In
het geval van CE-markering en functio-
nele eigenschappen wordt daarmee
bedoeld: het asfalt verandert niet. Nog
altijd kunnen wegbeheerders met een
empirische, op mengselsamenstelling
gebaseerde, onderzoeksmethode de
kwaliteit van asfalt onderzoeken en
beoordelen. Want asfalt is en blijft een
betrouwbare partner voor de buiten-
ruimte. Niet alleen in Rotterdam, maar
ook elders.
Aanleg Streetprint op het Afrikaanderplein.
Olivijn Wassende weg.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 25
26 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Benelux Bitume (nu Eurobitume) heeft
samen met het Vlaamse Ministerie voor
Openbare werken (MOW), de Vlaamse
Fietsersbond VZW, het Nederlandse
Fietsberaad en VBW-Asfalt onderzoek
laten uitvoeren naar de vlakheid en het
fietscomfort van een dertigtal fietspaden
met een totale lengte van ongeveer 43
kilometer. Daarbij zijn zowel oude als
jonge fietspaden onderzocht. Bovendien
zijn alle gebruikelijke verhardingsmate-
rialen, asfalt, beton, betontegels en
straatstenen in het onderzoek betrok-
ken. Het doel van het onderzoek was
een aanzet te geven voor een reële eis-
stelling voor vlakheid van fietspaden die
een goed fietscomfort zou moeten
garanderen. Deze eisstelling is ook voor
Nederland interessant. Reden voor de
Nederlandse betrokkenen aan te haken
op dit onderzoek.
Onderzoek
Het onderzoek bestond uit twee simul-
taan uitgevoerde metingen, namelijk
het fietscomfort en het langsprofiel. Het
fietscomfort is gemeten met de fiets-
comfortmeter (FCM). Dit is een mini-
busje dat twee fietswielen meesleept en
waarbij de optredende trillingen worden
vertaald in een comfortwaarde. De fiets-
comfortmeter is voor dit onderzoek
Eisen aan vlakheid enfietscomfort
Op dit moment zijn er geen speciale vlakheidseisen voor fietspaden
in Vlaanderen. In het beste geval worden voor de aanleg van een
nieuw fietspad de vlakheidseisen uit Standaardbestek 250 voor
rijstroken (voor autoverkeer) opgelegd. Ervaring heeft geleerd dat
het fietscomfort op Vlaamse fietspaden soms te kort schiet, zelfs op
nieuwe fietspaden. Onderzoek heeft geleid tot reële comforteisen.
extra uitgerust met een laserprofilome-
ter (HSRP). Deze laser is op de voor-
bumper van het meetvoertuig gemon-
teerd, zodanig, dat op rechtstanden de
laser en het rechter meetwiel hetzelfde
meetspoor volgen. In bochten treden
afwijkingen op, die afhankelijk zijn van
de bochtstraal.
Panelrating
De comfortwaarde die de FCM gene-
reert, wordt als een versnelling weerge-
geven waarbij de trillingsfrequenties
worden gewogen. Het menselijk
lichaam is zeer gevoelig voor trillingen
in de orde grootte van 3 tot 16 Hz.
Lagere en hogere frequenties worden
gemakkelijker verdragen en wegen dus
minder zwaar in de bepaling van de
comfortwaarde. In een panelrating heeft
KOAC·NPC een relatie gelegd tussen
de waardering van fietsers en de geme-
ten comfortwaarde. De comfortwaarde
kan daardoor worden omgerekend naar
een rapportcijfer.
Langsprofiel omgezet naar
indicatoren
In het rechter meetspoor is ook het
langsprofiel met een HSRP gemeten.
Het ruwe laserprofiel is echter niet zon-
der meer bruikbaar voor berekeningen
en simulaties. De textuur van het opper-
vlak moet in enige mate worden "glad
getrokken" omdat de contactlengte van
een wiel groter is dan de afstand tussen
toppen in de textuur.
Het gefilterde langsprofiel is via simula-
ties digitaal omgezet in de vlakheidsin-
dicatoren die in Vlaanderen en
Nederland gebruikelijk zijn. Voor
Vlaanderen zijn dat de vlakheids -
coëfficiënten en voor Nederland de
rolrei- en viagraafparameters en IRI
(International Roughness Index).
Digitaal grasmaaien
De metingen zijn medio juni 2008 uit-
gevoerd. Tijdens de eerste analyse van
de verkregen meetresultaten bleek er
een vrij goede correlatie te bestaan tus-
sen sommige vlakheidsindicatoren en
het fietscomfort maar soms bleken er
uitbijters aanwezig te zijn. Omdat tij-
dens de metingen elke tien meter foto’s
van de fietspaden zijn genomen, zijn de
foto’s ter plaatse van deze uitbijters
gecontroleerd. Daaruit bleek dat gras in
voegen en scheuren, maaisel op het
fietspad en bermbegroeiing (gras en
overhangende takken) soms in de laser-
straal waren gekomen. Hierdoor werden
ogenschijnlijk extreme onvlakheden
(zeer hoog maar met een geringe leng-
te) gemeten, die door de fietswielen ach-
ter het meetvoertuig echter tegen het
Nico van den Berg en Jacob Groenendijk; KOAC•NPC
Fietscomfortmeter (FCM)
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 26
27 | Asfalt nr. 1, maart 2009
fietspad werden gedrukt, zonder het
fietscomfort noemenswaardig te beïn-
vloeden. Dit betekende dat de vlakheids-
indicatoren nogmaals bepaald moesten
worden nadat deze verstoringen door
“digitaal grasmaaien” weg gefilterd
waren.
Resultaten
De analyse van de comfortwaarde en de
vlakheidsindicatoren heeft een aantal
interessante resultaten opgeleverd. Dat
de gebruikelijke VC-waarden, rolrei- en
viagraafparameters en de IRI geen
goede correlatie vertoonden met het
fietscomfort was min of meer verwacht.
Het aantal afwijkingen groter dan 3, 4 of
5 mm per honderd meter, zoals dat uit
de rolrei- en viagraafsimulatie volgt,
zegt natuurlijk wel iets over de onvlak-
heid maar het was al eerder gebleken
dat er slechts een zwakke relatie bestaat
met het ervaren fietscomfort. Dit wordt
veroorzaakt door het feit dat voor een
fietser niet alleen de hoogte van een
afwijking van belang is, maar ook de bij-
behorende (golf )lengte. Een opstaand
randje van 3 mm geeft veel meer dis-
comfort dan een flauwe hobbel van 5
mm. In de Nederlandse Standaard RAW
Bepalingen worden wel eisen voor
cementbeton fietspaden gesteld op basis
van een rolrei van drie meter lengte, en
ook voor asfalt fietspaden kunnen rol-
rei-eisen worden opgesteld. Voor ele-
mentenverhardingen gelden eisen aan
de maximale afwijking onder een glij-
dende drie meter rei.
Viagraaf ongeschikt
De viagraaf is overigens vanwege de
grote afmetingen niet geschikt om op
fietspaden te gebruiken bij opleverings-
controles. De viagraaf is namelijk een
ongeveer tien meter lange en twee
meter brede aanhanger die niet gebruikt
kan worden op smalle en bochtige tra-
jecten.
IRI niet voor fietsen
De IRI is een simulatie van een rijdende
auto (kwart Buick) over het gemeten
langsprofiel. In deze simulatie is de
auto gemodelleerd als een massa-veer-
dempersysteem dat met een snelheid
van 80 km/uur over het profiel wordt
‘gereden’. Zowel het massa-veer-dem-
persysteem als de gebruikte snelheid
komen niet overeen met die van een
fiets. Het is dus niet zo vreemd dat de
IRI niet goed correleert met het fiets-
comfort.
Correlaties
In de figuren 4 tot en met 6 (zie volgen-
de pagina) zijn voorbeelden weergegeven
van de ontbrekende verbanden tussen
het fietscomfort en de vlakheidsindica-
toren. Bij deze figuren moet men
bedenken, dat de comfort- of Cv-waarde
klein is bij hoog comfort (trillingen met
geringe versnellingen) en groot is bij
laag comfort (trillingen met grote ver-
snellingen).
Uit de analyse bleek dat er ook geen
goede correlatie was tussen de in
Vlaanderen voor rijstroken gebruikelij-
ke vlakheidscoëfficiënten (VC-waarden)
bij basislengten van 40, 10 en 2,5 meter
en het fietscomfort. Deze basislengten
blijken voor fietsers onbelangrijk te zijn.
Daarom zijn met dezelfde systematiek
de VC-waarden voor 20; 5; 1,25; 0,62 en
0,31 meter berekend. Daaruit bleken de
VC-waarden voor de drie kortste basis-
lengten een goede correlatie met het
fietscomfort te hebben. Deze basisleng-
ten 0,31; 0,62 en 1,25 meter komen
goed overeen met de golflengten die
behoren bij de frequenties waarvoor het
menselijk lichaam het meest gevoelig is
en de normale snelheden van fietsers.
Bij 18 km/uur (5m/s) is de golflengte
voor 15 Hz gelijk aan 0,33 meter en voor
4 Hz gelijk aan 1,25 meter. In de figuren
7 en 8 (zie volgende pagina) zijn de
verbanden tussen het fietscomfort en de
VC-waarden weergeven.
Omdat de rolrei gesimuleerd kan wor-
den over het met laser gemeten langs-
profiel is er een aanvullende analyse uit-
gevoerd op het verband tussen
fietscomfort en rolreiparameters met
kortere rolreilengten (0,31 tot 3,0
meter), zoals ook bij de VC-waarden is
gebeurd. Ook nu bleken de aantallen
afwijkingen per 100 metervak niet te
correleren met het fietscomfort. Echter,
uit de rolrei-simulaties kunnen aanvul-
lend zogenaamde afwijkingsoppervlak-
ten worden berekend. Dit is de som van
de ingesloten oppervlakten tussen de
lijn voor het voortschrijdende gemiddel-
de en het actuele rolrei-langsprofiel over
een zekere basislengte. Deze afwijkings-
oppervlakten zijn min of meer verwant
aan de VC-waarden, zij het dat bij de
rolrei een door de rolrei(simulatie) ver-
vormd langsprofiel wordt gebruikt en
bij de VC-waarden het “werkelijke”gefil-
terde langsprofiel.
Ook nu blijken de rolreilengten van
0,31; 0,62 en 1,25 meter de beste corre-
Begroeiing op het fietspad is relatief eenvoudig
uit het ruwe HSRP signaal te filteren.
Maaisel of afgevallen bladeren op het fietspad
zijn moeilijker uit het ruwe signaal te filteren.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 27
28 | Asfalt nr. 1, maart 200928 | Asfalt nr. 2,december 2008
A5 [aantal]
f5 [aantal/100m]
C5 [%]
Lineair (f5 [aantal/100m])
Lineair (C5 [%])
Lineair (A5 [aantal])
C5 = 27,253xR2 = 0,1569
A5 = 12,063xR2 = 0,5254
f5 = 12,071xR2 = 0,5255
350
300
250
200
150
100
50
0
0,000 1,000 2,000 3,000 4,000 5,000 6,000
Via
gra
afp
ara
mete
rs A
5 [
aan
tal]
, f
5 [
aan
tal/
10
0m
] en
C5
[%
]
Cv-R
relatie viagraafmeters met de comfortwaarde in het rechter fietswielspoor
A4 [aantal]
A3 [aantal]
C5 [aantal]
Lineair (A4 [aantal])
Lineair (A3 [aantal])
Lineair (A5 [aantal])
A3 = 21,285xR2 = 0,6412
A4 = 15,821xR2 = 0,6426
A5 = 11,742xR2 = 0,6136
120
100
80
60
40
20
0
0,000 1,000 2,000 3,000 4,000 5,000 6,000
Rolr
ei
para
mete
rs A
3 ,
A4
en
A5
[aan
tal/
10
0m
]
Cv-R
relatie rolreiparameters met de Cv-R (alle verhardingen)
A5 [aantal]
f5 [aantal/100m]
C5 [%]
Lineair (f5 [aantal/100m])
Lineair (C5 [%])
Lineair (A5 [aantal])
C5 = 27,253xR2 = 0,1569
A5 = 12,063xR2 = 0,5254
f5 = 12,071xR2 = 0,5255
350
300
250
200
150
100
50
0
0,000 1,000 2,000 3,000 4,000 5,000 6,000
Via
gra
afp
ara
mete
rs A
5 [
aan
tal]
, f
5 [
aan
tal/
10
0m
] en
C5
[%
]
Cv-R
relatie viagraafmeters met de comfortwaarde in het rechter fietswielspoor
A5 [aantal]
f5 [aantal/100m]
C5 [%]
Lineair (f5 [aantal/100m])
Lineair (C5 [%])
Lineair (A5 [aantal])
C5 = 27,253xR2 = 0,1569
A5 = 12,063xR2 = 0,5254
f5 = 12,071xR2 = 0,5255
350
300
250
200
150
100
50
0
0,000 1,000 2,000 3,000 4,000 5,000 6,000
Via
gra
afp
ara
mete
rs A
5 [
aan
tal]
, f
5 [
aan
tal/
10
0m
] en
C5
[%
]
Cv-R
relatie viagraafmeters met de comfortwaarde in het rechter fietswielspoor
IRI [m/km]
Lineair (IRI m/km])
Lineair (IRI m/km])
IRI = 3,0502xR2 = 0,2007
IRI = 1,8584x + 2,4811R2 = 0,4018
20
18
16
14
12
10
8
6
4
2
0
0,000 1,000 2,000 3,000 4,000 5,000 6,000
IRI
Cv-R
relatie IRI met de Cv-R
grens cijfer 6
grens cijfer 8
VC_0.3125
VC_0.625
VC_1.25
VC_2.5
Lineair (VC_0.3125)
Lineair (VC_0.625)
Lineair (VC_1.25)
Lineair (VC_2.5)
VC(2.5m) = 33,991xR2 = 0,5776
VC(1.25m) = 20,082xR2 = 0,7072
VC(0,625m) = 11,763xR2 = 0,7744
VC(0,3123) = 6,4335xR2 = 0,7125
200
180
160
140
120
100
80
60
40
20
0
0,000 1,000 2,000 3,000 4,000 5,000 6,000
VC
Cv-R
relatie VC(0,31 - 2,5 m) met de Cv-R
grens cijfer 8
grens cijfer 6
VC_5
VC_10
VC_20
VC_40
Lineair (VC_5)
Lineair (VC_10)
Lineair (VC_20)
Lineair (VC_40)
VC(5m) = 58,659xR2 = 0,3044
VC(10m) = 116,34xR2 = -0,1588
VC(20m) = 229,81xR2 = -0,4641
VC(40m) = 302,44xR2 = -0,5313
2500
2000
1500
1000
500
0
0,000 1,000 2,000 3,000 4,000 5,000 6,000
VC
Cv-R
relatie VC(5 - 40 m) met de Cv-R
A5 [aantal]
f5 [aantal/100m]
C5 [%]
Lineair (f5 [aantal/100m])
Lineair (C5 [%])
Lineair (A5 [aantal])
C5 = 27,253xR2 = 0,1569
A5 = 12,063xR2 = 0,5254
f5 = 12,071xR2 = 0,5255
350
300
250
200
150
100
50
0
0,000 1,000 2,000 3,000 4,000 5,000 6,000
Via
gra
afp
ara
mete
rs A
5 [
aan
tal]
, f
5 [
aan
tal/
10
0m
] en
C5
[%
]
Cv-R
relatie viagraafmeters met de comfortwaarde in het rechter fietswielspoor
A5 [aantal]
f5 [aantal/100m]
C5 [%]
Lineair (f5 [aantal/100m])
Lineair (C5 [%])
Lineair (A5 [aantal])
C5 = 27,253xR2 = 0,1569
A5 = 12,063xR2 = 0,5254
f5 = 12,071xR2 = 0,5255
350
300
250
200
150
100
50
0
0,000 1,000 2,000 3,000 4,000 5,000 6,000
Via
gra
afp
ara
mete
rs A
5 [
aan
tal]
, f
5 [
aan
tal/
10
0m
] en
C5
[%
]
Cv-R
relatie viagraafmeters met de comfortwaarde in het rechter fietswielspoor
y(Alle) = -17114x + 167005
R2 = 0,766
y(AS) = -14172x + 142427R2 = 0,7556
y(BT) = -15353x + 155096R2 = 0,8145
y(CB) = -19043x + 179765R2 = -0,8145
y (SS) = -14387x + 153884R2 = 0,6046
160000
140000
120000
100000
80000
60000
40000
20000
0
- 1,0 2,0 3,0 4,0 5,0 6,0 7,0 8,0 9,0 10,0
afw
ijkin
gsop
perv
lak b
ijro
lrei le
ng
te 0
,3125m
rapportcijfer
alle verhasfaltbetontegelbetonstraatstenenLineair (beton)Lineair (betontegel)Lineair (asfalt)Lineair (alle verh)Lineair (sraatstenen)
relatie van afwijkingsoppervlak rolrei 0,31 malle verhardingen
y(Alle) = -27754x + 277233R2 = 0,7552
y(AS) = -24683x + 248690R2 = 0,7437
y(BT) = -34122x + 328458R2 = 0,7293
y(CB) = -25029x + 248955R2 = -0,8056
y(SS) = -24092x + 268172R2 = 0,7098
alle verhasfaltbetontegelbetonstraatstenenLineair (beton)Lineair (betontegel)Lineair (asfalt)Lineair (alle verh)Lineair (sraatstenen)
300000
250000
200000
150000
100000
50000
0 - 1,0 2,0 3,0 4,0 5,0 6,0 7,0 8,0 9,0 10,0
afw
ijkin
gsop
perv
lak b
ij r
olr
ei
0,6
25
m
rapportcijfer
relatie afwijkingsoppervlak rolrei 0,31 malle verhardingen
fig. 4
fig. 5
fig. 6
fig. 7
fig. 8
fig. 9
fig. 10
Enkele relevante relaties.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 28
29 | Asfalt nr. 1, maart 2009
latie te vertonen. In de figuren 9 en 10
is dit geïllustreerd. De verschillen
tussen de verhardingsmaterialen zijn
beperkt, al kan men wel zien, dat ele-
menten verhardingen vaak minder hoog
scoren qua comfort dan de doorgaande
verhardingen van asfalt en cementbeton.
Uit de snelheden van fietsers en de
gevoeligheid voor bepaalde frequenties
zou men nog kunnen opmaken dat een
nog kortere rolreilengte of basislengte
van 0,16 meter voor de berekening van
een VC-waarde wenselijk is. Daarvan is
afgezien, omdat deze lengte nagenoeg
gelijk is aan de lengte van het textuurfil-
ter dat over het ruwe langsprofiel wordt
gehaald. Er bestaat dan grote kans op
onverwachte neveneffecten, die geen
relatie hebben met de werkelijkheid.
Eisstelling
Uit de Nederlandse praktijk (90-percen-
tiel waarden uit [2]) volgen rapportcij-
fers als reëel haalbare opleveringseis
voor de verschillende materialen.
Dit zijn reële eisen aan de aannemer als
de opdrachtgever de materiaalkeuze
voorschrijft. Als deze waarden lager zijn
dan het gewenste kwaliteitsniveau voor
een bepaalde fietsroute, is de materiaal-
keuze dus onjuist.
Commentaar
Comfort kan als functionele, materi-aalonafhankelijke eis worden gesteld.Zowel bij nieuw werk als in een onder-houdscontract. Wordt echter een ver-hardingstype voorgeschreven danmoet het bijbehorende comfortniveauworden geaccepteerd.
Het verdient aanbeveling om naast de
beoordeling per 100 metervak een
beoordeling per 5 of 10 metervak in te
voeren. Dit biedt de mogelijkheid om
plaatselijke ongerechtigheden te lokali-
seren en de ernst van het probleem in te
schatten. Ook kan daarmee bij de ople-
vering worden voorkomen dat wegvak-
ken worden goedgekeurd op hun
gemiddelde waarde, terwijl zij plaatse-
lijk (te) grote gebreken vertonen.
Voorbeelden
Hierna zijn enkele voorbeelden gegeven
waarin de detaillering "minder optimaal"
bleek te zijn. Op de Scheldelaan te Lillo
bijvoorbeeld, is een spoorwegovergang
aanwezig. Zie figuur 11 (situatie) en 10
(hiermee corresponderende, omcirkelde
punt in de grafiek). Dit is een zeer ernsti-
ge plaatselijke oneffenheid, die leidt tot
een gemiddeld rapportcijfer 5,1 voor het
comfort en een afwijkingsoppervlakte
(rolrei: 0,625 meter) van 30.800 mm2.
Deze afwijkingsoppervlakte voldoet dus
ruimschoots aan bovenstaande eis (<
55.000), maar het gemiddelde comfort is
onder de maat. Wanneer (ook) per korter
meetvak zou worden beoordeeld, zou
blijken dat 90 % van dit 100 metervak
uitstekend comfort biedt maar dat alleen
de spoorovergang voor ernstig discom-
fort zorgt. Nu is een spoorovergang altijd
een moeilijk detail maar ook op andere
plaatsen zijn minder fraaie oplossingen
waargenomen.
Tabel 2 Technische eisen aan bestaande verhardingen (interventieniveaus)
Verhardingsmateriaal Nederlands Vlaamse VC(0,625) Afwijkingsoppervlakte
rapportcijfer quotering onder rolrei van
trillingen 0,625 m in mm2
per 100 m vaklengte
Hoofdroutes ≥ 6- (=5,75) ≥ 2,4 ≤30 ≤ 120.000
Lagere orde routes ≥ 5 ≥ 0 ≤36 ≤ 140.000
Ook niet fraai, slalom om enkele palen
in het fietspad.
Tabel 1 Technische eisen aan nieuw werk
Verhardingsmateriaal Nederlands Vlaamse VC(0,625) Afwijkingsoppervlakte
rapportcijfer quotering onder rolrei van
trillingen 0,625 m in mm2
per 100 m vaklengte
Asfalt ≥8,7 ≥10 ≤8 ≤ 36.000
Doorgaand beton ≥8 ≥9,8 ≤13 ≤ 55.000
Elementen ≥6,5 ≥4,8 ≤24 ≤ 100.000
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 29
30 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Conclusie
Aan de hand van de simultane meting
van fietscomfort en langsvlakheid is
vastgesteld dat gemeten onvlakheid (uit-
gedrukt in afwijkingsoppervlakten bij
een digitale rolrei of vlakheidscoëfficiën-
ten) goed correleert met het gemeten
fietscomfort. Voorwaarde is dat voor de
berekening van de afwijkingsoppervlak-
ten kortere rolreilengten van 0,31 en
0,62 meter worden gebruikt of vlak-
heidscoëfficiënten voor basislengten
van 0,31, 0,62 of 1,25 meter worden
berekend.
Presentatie metingen
De koppeling van de metingen aan de
kaarten van Google Earth maakt een
snelle evaluatie van de meetgegevens
mogelijk. De bewerkte meetdata kun-
nen door KOAC•NPC in een zodanig
format worden aangeboden aan de
klant, dat ook deze zelf via Google Earth
de gegevens kan beoordelen en probleem-
locaties snel in beeld kan brengen.
Literatuur
"Onderzoek ter bepaling van comfort en
vlakheidparameters en eisstelling voor fiets-
paden in Vlaanderen"; KOAC•NPC rap-
port e0703496; in opdracht van
Benelux Bitume, Fietsberaad, VBW-
Asfalt en Vlaams Ministerie van open-
bare werken; januari 2009
"Verhardingskeuze voor fietsverbindingen:
Asfalt, beton of tegels?"; KOAC•NPC
rapport e01417; in opdracht van
Fietsberaad; oktober 2002.
Fig. 11a: Voorbeeld van een vlak fietspad
met een slecht detail, dat het gemiddelde
fietscomfort naar beneden haalt.
Fig. 12a: Betonband in het fietspad. Fig. 13a: Ook een vorm van discomfort. Ga
naar rechts, keer voor het spoor 180o om en
vervolg het fietspad.
Fig. 11b: Fietscomfortwaarden uitgezet in
Google Earth. De spoorwegkruising ligt ter
plaatse van de centrale plek.
Fig. 12b: Fietscomfortwaarde (Cv) ter plaatse
van de betonband. Op één na laatste piek
aan de rechterzijde.
Fig. 13b: het fietscomfort (Cv-waarde) voor
en na de kruizing is verschillend. Links
betontegels met in het algemeen voldoende
maar iets minder comfort dan op het asfalt
rechts van de kruising.
Fig. 11c: Vlakheidscoëfficiënt (VC O,6m) bij
de spoorwegovergang.
Fig. 12c: Vlakheidscoëfficiënt (VC O,6m) ter
plaatse van de betonband (hoogste van de
drie pieken aan de rechterzijde).
Fig. 13c: Vlakheidscoëfficiënt (VC O,6m) voor
en na de kruising, dus links op betontegels,
rechts op asfalt.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 30
31 | Asfalt nr. 1, maart 2009
De ligging van een bedrijfsterrein in een
buitengebied heeft voor- en nadelen. Bij
de herinrichting van een terrein voor de
aan- en afvoer van schroot moesten
oplossingen worden bedacht om het
mogelijk verontreinigde hemelwater af
te voeren. Lozen op het oppervlakte
water is vanwege milieuhygiënische
risico’s niet mogelijk en aansluiting op
de ver weg gelegen waterzuivering ver-
eiste de aanleg van een dure riolering.
Daarom is gekozen voor een vloeistof-
dichte verharding en een eigen zuive-
ringsinstallatie.
Sanering en herinrichting
bedrijfsterrein
Het bestaande terrein voldeed niet meer
aan de huidige eisen van het milieu.
Daarom moest het worden gesaneerd en
Het toepassen van StressAbsorbing MembraneInterlayer
Cees Heesbeen; Gebr. van Kessel
Het terrein voor opslag van schroot moest worden heringericht om
te kunnen voldoen aan de milieu-eisen. Studenten van de Avans
Hogeschool werkten het project als afstudeerproject uit. Daarbij
kozen ze voor een vloeistofdichte verharding met een sami. Na het
afstuderen mochten zij het werk ook uitvoeren.
her ingericht. Bij de sanering en het
ontwerp moest worden voldaan aan de
eisen van de gemeente, de provincie en
het waterschap ten aanzien van het
afvalwater en aan-/afvoer van schroot.
Het terrein ligt in het buitengebied
waarbij in de directe omgeving geen
rioolsysteem is aangelegd. Om aan de
eisen te kunnen voldoen is er gedacht in
de richting van een zuiveringsinstallatie
voor de afvoer van het opgevangen, moge-
lijk verontreinigde, hemelwater. Tevens
zal er een vloeistofdichte verharding aan-
gelegd worden om infiltratie van mogelijk
vervuild water tegen te gaan.
Afstudeeropdracht
De doelstelling is uitgewerkt in een
afstudeeropdracht van studenten aan de
Avans Hogeschool te ’s-Hertogenbosch.
Daarin is verder ingegaan op de vloei-
stofdichte constructie met een sami als
speerpunt. Voor de constructie is uitge-
gaan van de traditionele asfaltmengsels
DAB en StAB. De studenten zijn bij de
aannemer van het werk, Gebr. Van
Kessel, in dienst getreden en waren zo
betrokken bij de uitvoering.
Afwatering
Voor de afwatering is gekozen voor ver-
holen goten welke het water afvoeren
via een vloeistofdicht rioolsysteem van
polypropyleen. Als zuivering voor het
mogelijk vervuilde af te voeren hemel-
water is een zandfilterinstallatie met
voorafgaand een olie afscheider en
bezinksel afscheider ontworpen. Het
waterschap heeft een eis opgelegd ten
aanzien van het debiet van het te lozen
gezuiverde water.
Verticale dichting
Voordat de asfaltverharding wordt aan-
gebracht worden gebouwen, weegbrug-
gen, putten en leidingen geplaatst. De
vele hoeken en randen met de verschil-
lende uitzettingscoëfficiënten bepalen
de keuze van het materiaal voor een
vloeistofdichte verharding. De vloeistof-
dichte aansluiting tussen afvoergoten,
putranden en asfalt wordt gerealiseerd
door gemodificeerde bitumen. Tegen de
opstaande randen en op het asfalt wor-
den twee lagen Safegrip SK aange-
bracht. Tussen de deklaag en de aanslui-De bestaande te saneren situatie.
3D ontwerp.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 31
32 | Asfalt nr. 1, maart 2009
ting tegen beton wordt gebruik gemaakt
van bitumineuze afdichtingstrips, de
Densoband. Brede voegen zijn van giet-
asfalt voorzien.
Stress Absorbing Membrane
Interlayer (SAMI)
Op 500 mm ophoogzand is 400 mm
hydraulisch menggranulaat aangebracht
gevolgd door 60 mm StAB 0/22 ( AC
22 base O1). De SAMI is gesproeid met
hooggemodificeerde bitumenemulsie in
een hoeveelheid van 2,5 kg/m2. Voor het
aanbrengen van een membraan tussen
obstakels is het noodzakelijk met de
handlans te werken. Een bitumen in
emulsievorm laat zich eenvoudiger en
veiliger verwerken met een handlans
dan warme bitumen.
Na het sproeien is de membraan afge-
strooid met steenslag 4/8. De hoeveel-
heid van afstrooien is zo gekozen dat de
stenen met kleine afstand naast elkaar
liggen zodat het asfalttransport en de
spreidmachine over de steenslag kun-
nen rijden zonder het membraan te
beschadigen. Bij de voorbereiding is
gekeken naar de materieelbewegingen
om schranken en wringen van het mate-
rieel bij de uitvoering zoveel mogelijk te
Densoband
Safegrip
SAMI-LAAG
500 mmophoogzand
400 mmHydraulischMenggranulaat
voorkomen.
Oliebestendigheid
Na het “omslaan” van de bitumenemul-
sie (bij voorkeur een nacht) is zonder te
kleven de tussenlaag 60 mm StAB 0/16
(AC 16 base 02) aangebracht. Hierover
is 50 mm. DAB 0/16 (AC 16 surf D5)
gedraaid. Om de verharding beter olie-
bestendig te maken is de deklaag voor-
zien van gemodificeerde bitumen.
Resultaat
De doelstellingen zijn gerealiseerd. Het
opgevangen hemelwater verlaat het ter-
rein alleen als het aan de gestelde eisen
voldoet. De contacten met de opdracht-
gever en contolerende instanties, de
voorbereiding, het afstemmen van de
verschillende disciplines en het gebruik
van de juiste methodieken leiden tot
een succesvol werk. De beschikking van
de aannemer over de certificaten voor
de applicatie van voegvulmassa (BRL
2369) en vloeistofdicht asfalt (BRL
2372) maakte de acceptatie van de kwali-
teit eenvoudig.
Veel aansluitingen die zorgvuldig moeten worden uitgevoerd
Met steenslag 4/8
afgestrooid membraan.
Verwerken asfalt in rechte banen.
Schranken en wringen moet zoveel
mogelijk worden voorkomen.
50 mm DAB 0/1660 mm StAB 0/2260 mm StAB 0/22
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 32
33 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Rond 1995 is KWS Infra gestart met
proefnemingen met de Zonneweg. Het
eerste Zonneweg-systeem (625 m2) is
in 2003 aangelegd op het parkeerterrein
van het nieuwe hoofdkantoor in
Papendrecht van Visser & Smit Hanab.
De Zonneweg is vervolgens op grotere
schaal in een project in Middelharnis
toegepast als regeneratiesysteem voor
een duurzame WKO (Warmte Koude
Opslagsysteem), om de energiebalans in
de bodem op peil te houden.
Met de Zonneweg eenzonnige toekomst.
Henk Dijkink; KWS Infra B.V.
Technieken om de door zon ingestraalde warmte op wegen te
gebruiken bestaan al een tijdje. Vooral in landen, waar het flink
koud kan zijn, worden ze ingezet om het wegoppervlak sneeuw- en
ijsvrij te houden. Onderzoek toont aan dat zonnewarmte die via het
wegdek wordt gecollecteerd en opgeslagen, prima te gebruiken is
om warmte te leveren en zo energie te besparen. Een nieuwe
variant van deze techniek is de Zonneweg.
Systeem
De Zonneweg is een warmte- en koude-
collectorsysteem dat gebruik maakt van
een asfaltverharding. De instraling van
de zon verwarmt het asfalt. Deze zonne-
warmte wordt uit het asfalt afgevoerd en
opgeslagen in een watervoerende laag in
de bodem, een zogenoemde aquifer. In
de winter, wanneer er behoefte is aan
warmte, kan de opgeslagen warmte wor-
den opgepompt en via een warmtepomp
naar een voor verwarmingsdoeleinde
nuttig energieniveau worden opgewaar-
deerd. De warmte kan dan worden
gebruikt voor ruimteverwarming en de
bereiding van warm tapwater.
ZOWAB
De Zonneweg bestaat uit een asfaltcon-
structie van twee lagen dicht asfalt met
daartussen een zeer open asfaltlaag, die
water kan vervoeren, de zogenoemde
ZOWAB-laag (Zeer Open Watervoerend
PrincipeschetsHet Zonneweg-systeem bestaat uit:
• een pomp die het water rondpompt door
het asfalt en de warmtewisselaar;
• een warmtewisselaar: de Zonneweg heeft
een eigen watercircuit met opslagtank. De
thermische energie die door de instraling
van de zon ontstaat, wordt via een warmte-
wisselaar direct gebruikt voor verwarming
of koeling van het kantoorpand. Wanneer
de energie op dat moment niet benut
wordt, wordt de warmte of koude opgesla-
gen in de ondergrondse bron;
• meet- en regelapparatuur: de asfalt- en
watertemperatuur worden continu gemeten
en geregistreerd.
Gootsysteem met folie, drainbuis en grind.
Doorsnede constructie
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 33
34 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Asfalt Beton). Deze watervoerende laag
bestaat uit speciaal asfalt met een hoog
percentage holle ruimte. Een hoogwaar-
dig bitumen zorgt ervoor dat de samen-
hang tussen de mineralen van het
mengsel behouden blijft.
Afschot
Via een distributiebuis stroomt water
aan de hoge zijde van de weg in de
ZOWAB-laag. Dat gebeurt onder een
geringe overdruk. Door het afschot van
de weg of het terrein (circa 2 procent)
stroomt het water naar de lage zijde.
Daar wordt het opgevangen en naar een
warmtewisselaar geleid. Doordat het
water van de hoge zijde naar de lage
zijde stroomt, is er geen pompenergie
nodig om het water door het asfalt te
voeren.
Het opgewarmde water in het asfalt
wordt aan de zijkant van de asfaltcon-
structie opgevangen en naar een warm-
tewisselaar geleid. Daar wordt de warm-
te overgedragen aan een
watercirculatiesysteem dat de zonne-
warmte overdraagt aan grondwater in de
aquifer. Het grondwater in deze laag
staat vrijwel stil. Een verticale buis
(bron) wordt in de bodem geboord, tot
in het tweede of derde watervoerende
pakket. Als hier warmte of koude wordt
opgeslagen, dan blijft dit rond de bron
aanwezig. Hierin kan warmte langdurig
worden opgeslagen zonder grote verliezen.
De uiteindelijke energieopbrengst van
de asfaltcollector is onder meer afhanke-
lijk van de buitentemperatuur, schaduw,
windkracht, kleur van het asfalt en de
dikte en samenstelling van de lagen
asfalt boven de ZOWAB-laag.
Verhoging rendement
Wanneer er een warmtebehoefte is,
zoals in de winter, wordt dit warme
water opgepompt vanuit de aquifer. Een
warmtepomp zorgt er vervolgens voor
dat de temperatuur in een cv-systeem
van een woning kan stijgen tot 40 à 50 °C.
Het water is dan geschikt voor vloer-,
wand-, en luchtverwarming voor wonin-
gen, kantoren en andere gebouwen
waar een warmtevraag bestaat.
Doorgaans wordt bij het gebruik van
een aquifer of verticale bodemwarmte-
wisselaars grondwater van 16 °C
gebruikt. Door gebruik te maken van
het tot 20 °C verwarmde water in het
asfalt, wordt het rendement van de
warmtepomp aanzienlijk verhoogd. Bij
systemen die niet in balans zijn en waar
er structureel meer warmte dan koude
gevraagd wordt, is de Zonneweg bij uit-
stek geschikt om de balans te herstellen.
In de winter wordt met de Zonneweg
5
0,20
0,40
0,60
0,80
1,00
1,20
1,40
1,60
1,80
2,00afschot 2%
DAB deklaag
StAB onderlaag
dwarsdoorsnede
bovenaanzicht
Principe werking zonnewegGemiddelde injectietemperatuur (0C)
Warmte opbrengst Zonneweg
Warmtelevering max
Warmtelevering min
En
erg
ie (
GJ/
m2
. a)
10 15 20 25 30
Aanleg van buizen.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:42 Pagina 34
35 | Asfalt nr. 1, maart 2009
eventueel ook koude gewonnen. De
koude wordt in een andere (koude) bron
opgeslagen. In de zomer wordt deze
koude opgepompt, zodat hiermee
gebouwen kunnen worden gekoeld.
Bewezen technieken
De gebruikte technieken zijn allemaal
bewezen. Echter, gecombineerd in het
innovatieve concept van de Zonneweg
waren de technieken nog niet eerder
toegepast. Vijf jaar na de eerste inge-
bruikname moest het veld in de toe-
gangsweg naar de parkeerplaats achter
het kantoor in Papendracht wijken voor
de fundering van de kantooruitbreiding.
Daarbij bleek dat de constructie er nog
als nieuw uitzag. De invloed van het
water op de hechting (stripping) komt
niet voor. De zowab was overal en gelijk-
matig open. Verder zijn de belastingen
op de parkeerterreinen volgens de
Zonneweg relatief laag. Ook oppervlak-
schade is nog niet geconstateerd.
Voordelen
De Zonneweg heeft een aantal voorde-
len. In de eerste plaats kan er energie
worden bespaard, waardoor een bijdra-
ge wordt geleverd aan de vermindering
van de CO2-uitstoot, omdat er bespaard
wordt op fossiele brandstof. Bovendien
is de energieopbrengst in vergelijking
tot andere systemen hoog. Dit komt
omdat het wegoppervlak waarmee de
energie wordt gewonnen, volledig wordt
benut. Daarnaast is de weg in de winter
vrij van sneeuw en ijs. Ongeveer 20 pro-
cent van de thermische energie wordt
gebruikt voor de verwarming van het
asfalt; circa 80 procent blijft over voor
de verwarming en koeling van wonin-
gen en gebouwen. In de zomer zorgt
het water voor koeling van het asfalt,
waardoor er minder kans is op vervor-
ming. Verder wordt de Zonneweg met
standaard wegenbouwmaterieel aange-
legd en onderhouden. Het asfalt uit de
Zonneweg kan hierdoor volledig wor-
den hergebruikt.
Bodem in balans
Bij het toepassen van warmte- en kou-
deopslagsystemen wordt door de over-
heid een zekere balans in de bodem ver-
eist om het permanent opwarmen dan
Goten in het zandbed.
Tijdstip
Vermogen 17 juli 2007
Wate
rstr
oo
m (
m3/h
)G
rad
en
Cels
ius
Verm
og
en
(k
W)
Lic
hti
nte
nsit
eit
(%
)
18,0
35,0
30,0
25,0
20,0
15,0
10,0
5,0
0,0
16,0
14,0
12,0
8,0
10,0
6,0
2,0
4,0
0,0
0,0
0
1.0
0
2.0
0
3.0
0
4.0
0
5.0
0
6.0
0
7.0
0
8.0
0
9.0
0
10
.00
11
.00
12
.00
13
.00
14
.00
15
.00
16
.00
17
.00
18
.00
19
.00
20
.00
21
.00
22
.00
23
.00
180
120
100
80
60
40
20
0
160
140
120
100
80
60
40
20
0
WaterstroomVermogen
BuitentemperatuurIntrede temp. waterUittrede temp. water
Lichtintensiteit
Gemeten temperaturen 17 juli 2007
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:43 Pagina 35
wel afkoelen van deze aquifers te voor-
komen. De Zonneweg kan, vooral bij
systemen met een grote onbalans (meer
warmtevraag dan koudevraag of anders-
om), uitkomst bieden. De Zonneweg
kan ook met een in de asfaltconstructie
geïntegreerd buisleidingsysteem wor-
den uitgevoerd. Dit systeem is niet
afhankelijk van vrij verval, waardoor het
systeem breder inzetbaar is. Zo kan het
ook worden toegepast op hellingen of
juist daar waar het asfalt vlak moet zijn.
Haalbaarheid
Uit haalbaarheidsstudies is gebleken dat
de investerings- en exploitatiekosten
niet hoger hoeven te zijn dan bij een
conventioneel warmteleveringssysteem
van aardgasdistributie met (HR-) ketels
of stadsverwarming. De gemiddelde
eengezinswoning verbruikt voor verwar-
ming en warm tapwater jaarlijks 45
Gigajoule (GJ). Huidige nieuwbouwwo-
ningen verbruiken slechts circa 28 GJ
per jaar voor ruimteverwarming en
warm tapwater. Eén vierkante meter
asfalt levert circa 0,8 GJ energie waaruit
volgt dat voor een woning ongeveer 25 -
35 m Zonneweg en de toegevoegde
warmte uit de warmtepomp voldoende
is. De uiteindelijke energieopbrengst
van de asfaltcollector is onder meer
afhankelijk van de buitentemperatuur,
schaduw, windkracht, kleur van het
asfalt en de dikte en samenstelling van
de laag asfalt boven de ZOWAB-laag.
Realisatie
Het winnen, opslaan en distribueren
van de warmte is complex. Daarom is
per project een gedegen voorstudie
nodig waarbij wordt vastgesteld of een
project technisch, organisatorisch en
financieel haalbaar is. Hierbij zijn diver-
se partijen betrokken zoals de wegbe-
heerder, een energiedistributiebedrijf,
de overheid, de projectontwikkelaar, de
bouwer en de aannemer van de infrast-
ructuur. Voor een integrale aanpak moet
worden samengewerkt in een project-
team. De uitwerking is vanwege de
complexiteit het best in te passen in een
contract van design, build, finance,
maintenance & operate (DBFM&O)
waardoor het aantal deelnemers zoveel
mogelijk beperkt blijft.
Een tweede belangrijke reden voor deze
contractvorm is het uit handen nemen
van het risico bij de vastgoedontwikke-
laar. Het gehele energievraagstuk – van
ontwerp tot en met realisatie en exploi-
tatie – ligt bij één partij. Vanwege de
risico’s van het rendement bestaat er
vaak weinig animo bij de vastgoedont-
wikkelaar om te investeren in duurzame
energie. Door dit totale pakket, inclusief
de technische installaties, langjarig bij
één partij onder te brengen wordt de
keuze voor deze duurzame vorm van
energievoorziening van een risico tot
een bekend onderdeel van de exploitatie.
De praktijk
Op het bedrijventerrein ‘De Compagnie’
in Middelharnis is 32.000 m2 BVO
(Bruto Vloer Oppervlak) Zonneweg aan-
gelegd om als regeneratiesysteem de
energiebalans in de bodem op peil te
houden voor een duurzame Warmte
Koude Opslagsysteem (WKO).
VolkerWessels Duurzame Energie
Concepten (DEC) was met HOMIJ
Technische Installaties (ook
VolkerWessels) betrokken bij het techni-
sche en financiële ontwerp en voert de
exploitatie voor een periode van 15 jaar.
Bij het ontwerp is de bebouwde omge-
ving betrokken als mogelijkheid de
energievraag efficiënt in te vullen. Deze
integrale benadering maakt het moge-
lijk om duurzame energie economisch
verantwoord in te zetten.
Zonneweg goten.
Het ruim 30.000 vierkante meter grote parkeerterrein in Middelharnis speelt een belangrijke
rol in het duurzaam energiesysteem op het bedrijventerrein.
36 | Asfalt nr. 1, maart 2009
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:43 Pagina 36
De opdracht was zoveel mogelijk
gebruik te maken van bestaande testme-
thoden binnen Europa en niet direct
nieuwe testmethoden te ontwikkelen.
De meewerkende landen stuurden hun
bestaande normen en testmethoden
naar de werkgroep TC 336/WG 2. Alle
ingestuurde testmethoden en normen
werden samengevoegd tot een groot for-
mat, waaruit vervolgens gelijkgestemde
testmethoden werden samengevoegd
waaruit de werkgroep een keuze maakte.
Bestaande norm
De geldende norm in Nederland was de
NEN 3904 die tot 2006 in de Standaard
RAW Bepalingen is opgenomen.
Gedeelten van de norm als penetratie
van teruggewonnen bitumen en de
breekstabiliteit waren al eerder aange-
past om te voldoen aan de wensen van
zowel opdrachtgever als de fabrikant.
CE-markering bitumenemulsie
Twintig jaar geleden is begonnen aan de normering van kationische
bitumenemulsie. Deze nieuwe norm zou als leidraad dienen voor
de CE-markering van bitumenemulsies.
Resultaat
Uit de ontvangen informatie volgde een
veelheid aan verschillende gehaltes aan
ondermeer bitumen, stabiliteit, viscosi-
teit. Kortom, er ontstond een bijna
onoverzichtelijk Framework. Na enkele
jaren van intensief vergaderen met een
zeer wisselend gezelschap uit de diverse
deelnemende landen ontstond de EN
13808 ‘Framework for specifying catio-
nic bitumenemulsions’. Hierin is geko-
zen voor een uitgebreid Framework,
onderverdeeld in Klassen om tegemoet
te komen aan de markt met een veel-
heid van typen emulsies in Europa.
Benaming
Om onderscheid te maken tussen de
diverse emulsies werd gekozen voor een
vaste codering van letter en cijfers:
C voor cationic
B voor bitumen
F voor fluxed
P voor polymeer
een getal tussen de 40 en de 75 voor het
bitumengehalte
een cijfer van 1 tot 7 voor een toenemen-
de breekstabiliteit.
De codering C60B3 geeft aan dat het
een kationische bitumenemulsie betreft
met 60 procent bitumen en een breek-
stabiliteit van 3. Dus een onstabiele
emulsie.
Is de emulsie polymeer gemodificeerd
en bevat deze bovendien meer dan 2 %
flux dan wordt de code C60BPF3. Een
codering waaruit slechts door de keuze
van de eigenschappen kan worden
gezien of het bijvoorbeeld een kleeflaag
emulsie is of een emulsie bestemd voor
een oppervlakbehandeling.
Proeven voor CE markering
Naast de standaard testmethoden voor
bitumenemulsies zijn vooruitlopend op
de invoering van CE-markering ook
proeven vastgelegd om de eigenschap-
pen van teruggewonnen bindmiddel te
bepalen. Tevens is rekening gehouden
met duurzaamheid van de producten.
Dit betekent dat gegevens als penetratie
Huig van Duijn; hd consultance Katwijk/CEN TC 336/WG2
37 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Bepaling van de filler index (breaking value) EN 13075-1
Handmatig mengen van gestandaardiseerde gemalen kwarts met bitumenemulsie. Dosering van het kwarts per tijdeenheid, totdat het mengsel
tijdens roeren stijf wordt. Het aantal toegevoegde grammen per 100 ml. emulsie is de ‘breaking value’, in Nederland de ‘filler index’ genoemd.
Hoe meer toegevoegde kwarts des te stabieler is de emulsie.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:43 Pagina 37
en verwekingspunt niet uitsluitend
direct na terugwinning worden vastge-
steld, maar ook na stabilisatie en verou-
dering. Bestaande normen voor stabili-
satie en veroudering (PAV) werden
aangepast om ze geschikt te maken voor
uit emulsie teruggewonnen bitumen.
Gelijktijdig werden proeven ontwikkeld
om onderscheid in eigenschappen vast
te stellen tussen de verschillende poly-
meer gemodificeerde bindmiddelen
(Force ductility en Pendulum). Deze
aanpassingen leiden tot een aanzienlij-
ke uitbreiding van de bestaande norm
NEN 3904.
Aanpassen en verbeteren
De in Nederland toegepaste bitumene-
mulsies voor kleeflagen, slijtlagen en
emulsies voor de bereiding van emulsie-
asfaltbeton hoeven niet te worden aan-
gepast. Zij passen allemaal in het fra-
mework van de EN 13808. Een
winstpunt is dat de emulsies eenvoudi-
ger kunnen worden aangepast aan de
wensen van de opdrachtgever en gebrui-
ker. Een ruimere keuze van het type
penetratiebitumen - afhankelijk van het
jaargetijde - behoort nu tot de mogelijk-
heden, evenals een ruime keuze van
modificatie. De fabrikant krijgt de
mogelijkheid om producten te ontwik-
kelen met nog betere eigenschappen
wat betreft stabiliteit en hechting.
Internationale ervaringen
In 2008 is onder de landen die meewer-
ken aan TC 336/WG 2 een enquête
gehouden over de toepasbaarheid van
de norm EN 13808 nadat deze in wer-
king is getreden. Uit de resultaten blijkt
dat de meningen nogal verdeeld zijn.
Voor een aantal landen, en vooral
Ierland, blijkt het moeilijk te zijn over te
stappen van hun eigen vertrouwde test-
methoden naar de aangepaste testme-
thoden. De bepaling van de breekstabili-
teit en de viscositeit leveren nogal wat
problemen op. In Nederland, waar men
al langer met de aangepaste normen
werkt, levert het geen problemen op.
Een nieuwe opdracht voor de commis-
sie is om voor de volgende revisie rond
2010 de puntjes op de i te zetten om de
norm voor alle landen aanvaardbaar te
maken.
De invoering van CE
Markering
Verwacht wordt dat rond 2009-2010 de
invoering van de CE markering voor
bitumenemulsies van kracht wordt.
Gewacht wordt nog op een goedkeuring
van de EN 12591 ‘Paving grade bitumen’
waaraan de EN 13808 is gekoppeld.
Aanvullende
werkzaamheden
Na de voltooiing van de EN 13808 kreeg
de TC336/WG2 de opdracht om een
nieuwe norm op te stellen voor Fluxed
and Cutback bitumen; de EN 15322.
Deze norm is al in een vergevorderd sta-
dium. Een aantal vragen met betrekking
tot REACH zijn nog in behandeling.
Aangezien in Europa getracht wordt het
aantal producten met minerale oliën
sterk te rug te dringen, zijn in de norm
direct producten meegenomen op basis
van plantaardige (Vegetable) olie als
koolzaadolie. Deze worden aangeduid
met de code Fm (mineral oil) en Fv
(vegetable oil).
EN 13588 Cohesie met Pendulum
Een vierkant blokje wordt met een hoeveel-
heid uit het bitumenemulsie teruggewonnen
bindmiddel vastgelijmd.
Bij verschillende temperaturen wordt de
geabsorbeerde energie gemeten uitgeoefend
door de vrije val van een metalen slinger op
de zijkant van het blokje. Bovenstaand foto
toont het moment van contact tussen slinger
en blokje.
Force ductility EN 13589
Bij 5 0C wordt een trekkracht op een gestan-
daardiseerd monster uit bitumenemulsie
teruggewonnen bindmiddel uitgeoefend.
Gemeten wordt de verlenging tot breuk.
Bovenstaande foto toont het breukmoment
van het monster.
Adhesivity EN 13614
Een licht gekleurde gewassen en gedroogde kwartsiet (links) wordt gemengd met bitumenemulsie. Na verwijderen van de overmaat emulsie wordt
het omhulde steenslag op een horlogeglas gebracht (midden) en gedroogd bij 60 0C. Vervolgens gedurende 20 uur onder water van 60 0C opge-
slagen. Beoordeeld wordt de invloed van water op de hechting. Minimaal 75% van het steenslag moet omhuld zijn (rechts).
38 | Asfalt nr. 1, maart 2009
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:43 Pagina 38
Mededelingen
39 | Asfalt nr. 1, maart 2009
CE-markering stap voor stap
Het introduceren van de nieuwe geharmoniseerde Europese
normen voor asfalt is een complexe ingreep met vele con-
sequenties. Het gaat zeker niet alleen om een verandering
van een naam voor een bekend mengsel “steenslagasfalt-
beton 0/22 verkeersklasse 3” naar de cyberomschrijving
“AC 22 40/60 base O2”. Het betekent een ommekeer in
het denken en in de benadering van de asfaltmengsels en
–constructies, andere contractuele verhoudingen tussen
producent, aannemer en opdrachtgever. En het biedt tege-
lijkertijd kansen om een stap voorwaarts te maken in de
ontwikkeling op het gebied van techniek en technologie.
Dat een dergelijke ommekeer niet van de ene op de ande-
re dag gaat is duidelijk gebleken. Maar stap voor stap
vindt de introductie van “CE-gemarkeerd asfalt” zijn weg.
Intensief overleg tussen partners op dit pad is onontbeer-
lijk om op koers te blijven en om te zorgen voor informa-
tie richting alle betrokkenen. CROW en VBW-Asfalt spelen
daar een belangrijke rol in.
Knip tussen productie en verwerking
Met het implementeren van de geharmoniseerd Europese nor-
men voor asfalt en de invoering van CE-markering voor asfalt-
specie hebben de Standaard RAW Bepalingen een ingrijpende
verandering ondergaan. Het feit dat de CE-markering betrek-
king heeft op de asfaltspecie, zoals hij wordt afgeleverd door
de producent, heeft als consequentie dat er ook een duidelij-
ke knip is gemaakt tussen productie en verwerking. Deze
knip heeft ook zijn effect gehad op deelhoofdstuk 31.2
“Asfalt ver har dingen” in de Standaard RAW Bepalingen
wijziging mei 2008. Voorheen hadden de bepalingen in het
genoemde deelhoofdstuk nog betrekking op de productie èn
het asfalt in de weg.
Functioneel
Belangrijke wijziging met het introduceren van de nieuwe pro-
ductstandaarden voor asfaltspecie in de geharmoniseerde
Europese normen is de keuze voor de functionele lijn voor
asfaltbeton, de continu gegradeerde mengsels. Met deze
keuze wordt invulling gegeven aan het voortdurend verder
ontwikkelen van de dimensioneringstechniek voor asfaltcon-
structies. Daarbij gebruikmakend van analytische modellen
van asfalt en de asfaltconstructie die het functioneren in de
praktijk zo goed mogelijk benaderen en in staat zijn om het
gedrag te beschrijven onder de diverse bezwijkmechanismen.
Er wordt steeds meer afstand genomen van de receptbenade-
ring. Het sluit aan bij nieuwe contractvormen waar de
aannemer zijn voordeel kan doen en zich kan onderscheiden
door de introductie van innovaties op het gebied van
mengseltechnologie.
Eisen per toepassing
In de Standaard RAW Bepalingen, wijziging mei 2008, zijn
eisen voor asfaltbeton voor de verschillende functionele
eigenschappen – watergevoeligheid, stijfheid, weerstand
tegen permanente vervorming en weerstand tegen vermoeiing
– opgenomen. De opgenomen eisen verschillen per toepas-
singsgebied waarbij onderscheid is gemaakt tussen deklagen,
tussenlagen en onderlagen. De opgevoerde eisen in de tabel-
len T 31.09 van de Standaard zijn gebaseerd op de beschik -
bare kennis over deze eigenschappen bij het opstellen van de
wijziging mei 2008. Het gaat dan ook om ondergrenzen en
relatief ruime grenzen die als eisen staan vermeld.
Asfalt en bitumendag 2009
Op dinsdag 8 december 2009 organiseren VBW-Asfalt
en Eurobitume in de Flint te Amersfoort de Asfalt en
bitumendag 2009. De dag bestaat uit een congres en
een expositie. Meer informatie bij VBW-Asfalt.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:43 Pagina 39
Mededelingen
Analyse type onderzoeken
In de loop van 2008 is door de asfaltproducenten veel
energie gestoken in het uitvoeren van typeonderzoeken op
asfaltbetonmengsels voor het vaststellen van de functionele
eigenschappen van de door hen te produceren mengsels.
De resultaten van deze onderzoeken geven een belangrijke
aanvulling op de beperkte basis die ten grondslag lag aan de
eisen in de wijziging mei 2008.
Deze data uit de typeonderzoeken zijn door VBW-Asfalt ver-
zameld en in overleg met de Werkgroep Asfaltverhardingen
van CROW geanalyseerd. Resultaat van deze analyse zal zijn
een validatie van de eisen en - indien nodig - een aanpassing.
Een eerste analyse betreft een totaal van circa 200 asfalt -
betonmengsels conform de Standaard RAW Bepalingen 2005:
dicht asfaltbeton, steenslagasfaltbeton, open asfaltbeton en
grindasfaltbeton. Het gaat om de vertrouwde mengsels die
belangrijk zijn om te komen tot referenties voor de diverse
functionele eigenschappen. Conform de nieuwe benaming op
basis van de Europese normen krijgen ze nieuwe namen,
maar belangrijk is het niveau te leren kennen van de eigen-
schappen die horen bij het toepassingsgebied van deze
mengsels, zowel onderscheidend in verkeersintensiteit als de
plaats inde constructie (deklaag, tussenlaag, onderlaag).
Optimalisatie
Een volgende stap is het optimaliseren van mengsels.
Gebruikmakend van een uniform dimensioneringsmodel
waarbij de waarden van de functionele eigenschappen als
input dienen, kunnen constructies geoptimaliseerd worden.
Dit biedt de producenten de mogelijkheid om zich te onder-
scheiden door de functionele eigenschappen toe te spitsen
op het specifieke gebruik in de constructie. Voorwaarden
daarbij zijn het genoemde dimensioneringsmodel en referen-
tiewaarden voor vertrouwde mengsels die zich in de afgelo-
pen jaren in de praktijk hebben bewezen.
Deze twee voorwaarden benadrukken nog eens het belang
van de dataset voor de Standaard RAW 2005 mengsels en een
uniforme dimensioneringstechniek. Voor het vullen van de
dataset is in eerste instantie de opzet gekozen om deze te
laten vullen via een vrijwillige c.q. verplichte aanlevering van
resultaten van typeonderzoeken bij CROW in het kader van
de overgangsregeling. In tweede instantie heeft VBW-Asfalt
deze dataverzameling op zich genomen. Het CROW-project
OIA (Ontwerp Instrumentarium Asfalt) zal binnen afzienbare
tijd de dimensioneringstechniek opleveren.
Stap voor stap komt de volwaardige invulling van
“CE-gemarkeerd asfalt” tot stand.
Gediplomeerde asfaltlaboranten
Aan de HAN (Hogeschool van Arnhem Nijmegen) sloten de
onderstaande cursisten hun opleiding met een diploma af.
Asfalt wegenbouwlaborant 1:
Edwin Bakker BAM Wegen B.V.
Mimoun Barzizaoua Gebr. Van Kessel
Maikel Blom Fugro
Iman Bout BAM Wegen B.V.
Joey Buijtendijk Gebr. Van Kessel
José van Eck Fugro
M.L. Groen Tiptop
S. Harmsen – ter Braak KWS Infra B.V.
Ferdie Hulzebosch Schagen Infra B.V.
Jalendra Jankie Kwatta General Contractors
Cees Kramer KWS Infra B.V.
Albert Kuikhoven Gebr. Van Kessel
Will Polman KWS Infra B.V.
Johan Soors BAS
Francien Steerneman Schagen Infra B.V.
Marten Tabak Asfalt Productie Kootstertille
Arnoud van Winsen Gebr. Van Kessel
Niels de Zoeten Asfalt Productie Amsterdam
Asfalt wegenbouw laborant 2:
Edwin Bakker BAM Wegen B.V.
Thijs Bakker BAM Wegen B.V.
Dennis Boerhout Asfalt Centrale Nijkerk
Chris Dekker KWS Infra B.V.
Leon van Dongen BAM Wegen B.V.
Roy Elfring Fugro
Jalendra Jankie Kwatta General Contractors
Harry Jonkman KWS Infra B.V.
Dion Kas Dura Vermeer Infrastructuur B.V.
Peter de Roo Reef Infra B.V.
Johan Soors BAS
Romke van der Veen R. van der Veen
Enkele cursisten hebben aansluitend op de cursus AWL 1
direct de vervolgopleiding AWL 2 gevolgd. Voor de cursus
AWL 1 kregen twee kandidaten nog de gelegenheid om voor
de theorie een herexamen te doen.
40 | Asfalt nr. 1, maart 2009
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:43 Pagina 40
41 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Mededelingen
uur bijna net zoveel gas gebruikt als thuis in een heel jaar
voor het koken, verwarmen en douchen nodig is. Een van de
kinderen, met een duidelijk sociale instelling, vraagt of het
dan niet beter is om dat gas naar kinderen in arme landen te
sturen. “Dan kunnen ze daar ook goed eten koken.” Bij zo’n
opmerking sta je toch even met je mond voltanden.
Besturing asfaltinstallatie als een computerspel
Dan nog even met zijn allen op de weegbrug. Grote pret als
uit de weegbon blijkt hoe zwaar de juf is; daar wordt ze nog
dagen mee geplaagd.
Aan het eind van de rondleiding worden achter een glas fris
nog wat vragen beantwoord. “Zouden jullie hier later wel wil-
len werken?”, vraagt chef Henk. “Ik niet! Dan moet je veel te
vroeg op!” is het antwoord van een van de kinderen die zijn
toekomst duidelijk ergens anders ziet. Maar iedereen heeft
op deze manier van dichtbij een goede indruk kunnen krijgen
van wat er allemaal komt kijken bij het produceren van asfalt
en dat zo’n productieproces eigenlijk een hele moderne
fabriek is.
Via dit soort bezoeken bieden de leden van VBW-Asfalt een
mooie gelegenheid om toekomstige instromers enthousiast
te maken voor het vak en om een breed publiek een kijkje te
geven op wat er achter de schermen van een asfaltcentrale
allemaal gebeurt.
Nijmeegse basisscholen bezoekenAC Nijmegen
In november van het vorig jaar brachten verschillende groe-
pen leerlingen van het basisonderwijs een bezoek aan de
Asfaltcentrale Nijmegen van DuraVermeer. In de loop van een
week werden ongeveer 125 leerlingen deskundig en enthou-
siast ontvangen door de medewerkers van de asfaltcentrale.
De bezoeken waren een onderdeel van het project bij
Nijmeegse scholen om kinderen in deze leeftijd kennis te
laten maken met het bedrijfsleven en techniek. Zo werden
onder andere ook bezoeken gebracht aan een scheepswerf,
aan een betonfabriek en aan een afvalverwerkingsinstallatie.
Henk Verberck en Huib Wolters – bedrijfsleiders op de asfalt-
centrale – geven de kinderen eerst in het kantoor een uitleg
over wat asfalt is, waarbij dankbaar gebruik wordt gemaakt
van de introductievideo “Film over Asfalt”van VBW-Asfalt.
Aandacht voor ‘Film over asfalt’
Daarna volgt een rondleiding over de installatie.
“Het is net mijn computerspel thuis!” is een reactie bij het
zien van de monitoren in de commandoruimte van de centra-
le. Jongens èn meisjes luisteren met belangstelling naar de
uitleg van de menger over hoe alle bewegingen van bitumen,
zand en steen door hem worden gecontroleerd.
Een blik in het laboratorium en dan in groepjes over het ter-
rein. De hopen steenslag en zand bieden een bijna niet te
weerstane verleiding voor de kinderen om erop te klauteren.
In de grote productiehal met de droogtrommels, zeefinstalla-
tie, silo’s en de menger raken de kinderen onder de indruk
van de omvang van zo’n installatie. De chef van de installatie
legt uit dat een asfaltcentrale bij de productie van asfalt per
Aandacht voor ‘Film over asfalt’.
Besturing asfaltinstallatie als een computerspel.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:43 Pagina 41
42 | Asfalt nr. 1, maart 2009
Leden van VBW-Asfaltmaart 2009
Asfaltbedrijf ‘De IJsselmeerpolders’ B.V.Asfaltstraat 25, 8211 AC Lelystad,tel. 0320-22 66 13, fax 0320-24 69 25
Asfaltverwerking Noord B.V.Postbus 107, 7800 AC Emmen,tel. 0591-62 25 08. fax 0591-62 78 61
Avema Wegenbouw B.V.Postbus 6, 3790 CA Achterveld,tel. 0342-45 13 36, fax 0342-45 11 41
Ballast Nedam Asfalt B.V.Postbus 183, 3769 ZK Soesterbergtel. 033-460 22 80, fax 033-460 22 81
BAM Wegen B.V.Postbus 2419, 3500 GK Utrecht,tel. 030-287 68 76, fax 030-287 68 09
Bruil Infra B.V.Postbus 498, 6710 BL Ede,tel. 0318-62 77 00, fax 0318-62 77 99
Dura Vermeer Infrastructuur B.V.Postbus 96, 2130 AB Hoofddorp,tel. 023-569 23 02, fax 023-569 23 24
Koninklijke Sjouke Dijkstra B.V.postbus 136, 9350 AC Leektel. 0594-552400, fax 0594-552499
Echter Asfalt Centrale B.V.Postbus 70, 6100 AB Echt,tel. 0475-48 14 92, fax 0475-48 88 41
Aannemingsmaatschappij Van Gelder B.V.J.P. Broekhovenstraat 36, 8081 HC Elburg,tel. 0525-65 98 88, fax 0525-68 54 71
H4A Bouw & Infra B.V.Postbus 46, 4540 AA Sluiskil,tel. 0115-47 18 64, fax 0115-47 19 92
Heijmans Wegenbouw B.V.Postbus 380, 5240 AJ Rosmalen,tel. 073-543 66 11, fax 073-543 59 13
Huberts Wegenbouw B.V.St. Annastraat 6, 6524 GA Nijmegen,tel. 024-322 16 44, fax 024-324 07 15
Jaartsveld Wegenbouwbedrijf B.V.Postbus 14, 7064 ZG Silvolde,tel. 0315-32 51 51, fax 0315-32 88 71
Jansma Wegen en Milieu B.V.Postbus 591, 9200 AN Drachten,tel. 0512-33 40 70, fax 0512-52 24 32
Janssen de Jong Infra B.V.Postbus 6014, 5960 AA Horst,tel. 077-397 61 00 fax 077-397 61 11
MNO Vervat B.V.Postbus 185, 2150 AD Nieuw-Vennep,tel. 0252-62 86 28, fax 0252-62 86 00
Mourik Groot-Ammers B.V.Postbus 2, 2964 ZG Groot-Ammers,tel. 0184-66 72 00, fax 0184-66 23 16
N.T.P. Infra B.V.Postbus 81, 8050 AB Hattem,tel. 038-444 16 81, fax 038-444 52 72
W. van den Oetelaar B.V.Vorleweg 19, 5451 GC Mill,tel. 0485-45 33 34, fax 0485-45 35 88
Ooms Construction B.V.Postbus 1, 1633 ZG Avenhorn,tel. 0229-54 77 00, fax 0229-54 77 01
Oosterhof Holman Infra B.V.Postbus 6, 9843 ZG Grijpskerk,tel. 0594-28 01 23, fax 0594-21 28 83
Rasenberg Wegenbouw B.V.Postbus 3105, 4800 DC Breda,tel. 076-578 97 89, fax 076-571 47 81
Reef Infra B.V.Postbus 355, 7570 AJ Oldenzaal,tel. 0541-58 41 11, fax 0541-52 22 05
Roelofs Wegenbouw B.V.Postbus 12, 7683 ZG Den Ham,tel. 0546-67 88 88, fax 0546-67 28 25
Wegenbouwbedrijf J. de Rooij en Zonen B.V.Molensteijn 23, 3454 PT De Meern,tel. 030-666 90 50, fax 030-666 90 60
Schagen Zwolle B.V.Postbus 619, 800 AP Zwolle,tel. 038-477 17 41, fax 038-477 31 62
B.V. Aannemings- en Handelsmij Schapers & Zn.Keizersveer 15, 4941 TA Raamsdonksveer,tel. 0162-51 25 51, fax 0162-52 22 79
KWS Infra B.V.Postbus 217, 4130 EE Vianen,tel. 0347-35 73 00, fax 0347-35 74 00
Temmink Infra en milieu dB.V.Postbus 346, 7570 AH Oldenzaal,tel. 0541-51 15 55, fax 0541-51 15 65
Verhoeve Groep Oost B.V.Postbus 4, 6997 ZG Hoog Keppel,tel. 0314-38 11 44, fax 0314-38 20 96
Versluys & Zoon B.V.Dammekant 89/91, 2411 CB Bodegraven,tel. 0172-61 92 35, fax 0172-61 64 88
Zeeuwse Asfalt OndernemingPostbus 8003, 4330 EA Middelburg,tel. 0118-63 78 00, fax 0118-63 90 37
Zwammerdam Grond en Wegen B.V.Postbus 2001, 2470 AA Zwammerdam,tel. 0172-61 92 32, fax 0172-61 70 03
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:43 Pagina 42
Ere-LedenIng. L.W.M. van DruenenIng. A.M. de Rijke
Donateursvan VBW-AsfaltAMMANN Benelux B.V.Postbus 9, 6000 AB Weert,tel. 049 545 3111, fax 049 545 3222
B.E.L. Wegenbouwservice B.V.Lokkerdreef 37, 4879 ND Etten-Leurtel. 076-503 28 48, fax 076-501 88 68
Benninghoven Benelux B.V.Postbus 233, 1420 AE Uithoorntel. 0297-52 62 22, fax 0297-52 03 64
BituNed B.V.Reeuwijkse Poort 310A, 2811 NV Reeuwijk,tel. 0182-39 91 12, fax 0182-39 91 17
Bomag GmbHPostfach 1155, D 56135 Boppard,tel. 00-496742100333, fax 00-496742100107
Burtec B.V.Postbus 1020, 3430 BA Nieuwegein,tel. 030-601 96 60, fax 030-606 69 56
De Beijer Kekerdom B.V.Postus 64, 6566 ZJ Millingen a/d Rijn,tel. 0481-43 91 11, fax 0481-43 91 50
De Hoop Handel B.V.Postus 19, 4530 AA Terneuzen,tel. 0115-68 09 11, fax 0115-61 41 59
Deutsche BP AG Wittener Strasse 45, D-44789 Bochum,tel. + 49 209 604 387 41, fax + 49 209 604 370 70
Devo Bouwstoffen B.V.Postbus 275, 6800 AG Arnhem,tel. 026-351 60 00, fax 026-351 61 00
Esso Nederland B.V.Postbus 1, 4803 AA Breda,tel. 076-529 10 00, fax 076-522 11 77
Interlab B.V.Penningweg 32D, 4879 AG Etten-Leur,tel. 076-502 25 40, fax 076-501 47 33
Kuwait Petroleum (Nederland) B.V.Postbus 1310, 3180 AH Rozenburgtel. 0181-285222, fax 0181-263494
Latexfalt B.V.Postbus 6, 2396 ZG Koudekerk aan den Rijn,tel. 071-341 91 08, fax 071-341 59 46
Metso Dynapac IHCCBox 504, SE-37123 Karlskrona, Swedentel. +46 455 30 60 00, fax +46 455 30 60 30
Nederlandse Freesmaatschappij B.V.Communicatieweg 10, 3641 SE Mijdrecht, tel. 0297-28 26 22, fax 0297-28 60 22
NevulPostbus 259, 2100 AG Heemstede,tel. 023-548 14 82, fax 023-548 14 99
NYNAS Belgium ABExcelsiorlaan 87, BE-1930 Zaventem, België,tel. 0032-2-7251818, fax 0032-2-7251091
Paes B.V.Markt 1, 6019 AV Wessem,tel. 0475-56 73 00, fax 0475-56 73 01
J. Rettenmaier BeneluxVoorsterallee 114, 7203 DR Zutphen,tel. 0575-51 03 33, fax 0575-51 99 50
Road Ware B.V.Postbus 10031, 7301 GA Apeldoorn,tel. 055-579 14 92, fax 055-579 02 89
Rotim Steenbouw B.V.Julianaplein 31, 5211 BB ’s-Hertogenbosch,tel. 073-612 12 11, fax 073-614 00 09
Shell Nederland Verkoopmaatschappij B.V.Postbus 79, 2900 AB Capelle a/d IJssel,tel. 0900-20 27 70, fax 010-300 24 57
Esha Infra Solutions B.V.Postbus 70038, 9704 AA Groningen,tel. 050-551 64 44, fax 050-551 62 77
Van der Spek Vianen B.V.Postbus 61, 4130 EB Vianen,tel. 0347-36 26 66, fax 0347-372 28 74
Total Nederland N.V.Postbus 294, 2501 BC ’s-Gravenhage,tel. 070-318 04 11, fax 070-318 04 33
Wirtgen Nederland B.V.Postbus 63, 4250 DB Werkendamtel. 0183-44 92 37, fax, 0183-44 92 38
Wynmalen & Hausmann B.V.Postbus 70, 6666 ZH Heteren,tel. 026-479 05 79, fax 026-479 05 59
Bestuur en bureauVBW-AsfaltBestuurVoorzitter: ir. H. BeerdaSecretaris: ing. W. KoningsPenningmeester: ing. H.A.M. Cuppen Bestuursleden: ing. H.J. van der Kamp
ir. J.D.R. Sloos ing. G.W.J. Veenhof
BureauDirectie: ir. H.A.N. BoomarsWet- en Regelgeving/Technologie: ir. H. RoosPubliciteit en p.r.: ing. E.J. de JongAdministratie: C.F. BussingSecretariaat: M. Vrolijk
DoelstellingenVBW-AsfaltVBW-Asfalt is een vereniging van asfaltverwer-kende bedrijven in Nederland.De vereniging stelt zich ten doel het toepassen van het product asfalt te bevorderen, alsmedeom als branchevereniging de belangen vanhaar leden nationaal en internationaal te behartigen. De vereniging tracht haar doel tebereiken door:• het bevorderen van het positieve imago van
het product asfalt;• het scheppen van een optimaal klimaat voor
een zo breed mogelijke toepassing van hetproduct asfalt;
• het bevorderen en het promoten van demogelijkheden van het product asfalt in deketen van grondstofproducenten tot en metde eind gebruiker;
• het in nationaal en internationaal verband bevorderen van de bekendheid van de ledenals maatschappelijk betrokken en verant-woorde ondernemers.
43 | Asfalt nr. 1, maart 2009
VBW-Asfalt is initiatiefnemer van www.asfaltnet.nl.
www.asfaltnet.nl is een website van en voor iedereen met belangstelling voor asfalt. Iedereen kan op basis van het community concept asfaltgerelateerde informatie plaatsen of opvragen. Geregistreerde deelnemers ontvangen geregeld een update.
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:43 Pagina 43
Vereniging tot Bevordering van Werken in Asfalt.Postbus 340, 2700 AH Zoetermeer, Nederland, Bezoekadres: Zilverstraat 69, 2718 RP Zoetermeer,
Telefoon 079-3252225, Telefax 079-3252295, E-mail: [email protected], webpagina: http://www.vbwasfalt.org
VBWasfalt NR1 2009:000000_VBWasfalt#NR2_06 03-03-2009 09:43 Pagina 44