Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, …...woningtypes die men in die aparte tuinwijk...
Transcript of Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, …...woningtypes die men in die aparte tuinwijk...
'
.., .... ....
' '
' '
Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag,
Zwartberg, Waterschei en Eisden.
···············
· ....
Mijnerfgoed in Limburg
Inleiding
HET ZWARTE G OUD DER KEMPEN
Beringen, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Genk, As en Maas
mechelen. Deze zes gemeenten, met een gezamenlijk economisch en
sociaal verleden, vormen de Belgisch-Limburgse Mijnstreek. Vandaag
is het een dichtbevolkte, multiculturele (arbeiders)streek, met een patri
monium dat uniek is in Vlaanderen.
Voor er steenkool werd ontdekt onder de Kempische zandgrond was
het eeuwenlang een uitgestrekt heidegebied waar boeren aan kleinscha
lige landbouw deden. Rond 1900 woonden er amper 9.800 mensen. Er
waren slechts enkele kleine woonkernen, vooral in de vruchtbare en
dus rijkere Maasvallei. Het ongerepte en desolate Kempische heide- en
moeraslandschap lokte op het einde van de negentiende eeuw talrijke
schilders. Vanaf 1901 zou dat allemaal snel veranderen.
In augustus 1901 haalde de Leuvense geoloog André Dumont, na vele
proefboringen in de omgeving, in As de eerste Limburgse steenkool bo
ven. Het waren vette kolen en daar had de Belgische industrie nood aan.
De Waalse mijnen, die op dat moment al een halve eeuw actief waren,
leverden nagenoeg geen vette kolen. Invoer was de enige oplossing. Tot
de ontdekking van Dumont. Toch waren er in het begin problemen.
Naast geruzie over privé- of staatsconcessies bleek het ontginnen van de
Limburgse steenkoollagen technisch niet eenvoudig omdat ze diep
onder een onstabiele bovenlaag bleken te liggen. Tot overmaat
van ramp brak in 1914 de Eerste Wereldoorlog uit. Uiteinde
lijk werden er in Limburg 7 monsterconsessies toegekend, wat
resulteerde in evenveel mijnzetels. Van oost naar west zijn dat
Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag, Zwartberg, Water
schei en Eisden.
De eerste mijn die opengaat is Winterslag, in 1917. Om van start te
kunnen gaan met het bovenhalen van het zwarte goud trekken de mijn
uitbaters binnenlandse arbeidskrachten aan en ervaren arbeiders uit
Centraal- en Oost-Europa. Maar men heeft nog veel meer personeel
nodig. Rond 1930 werken al 6.500 gastarbeiders in de Mijnstreek. Om
de arbeiders en hun gezinnen aan het mijnbedrijf te binden, bouwen
de mijndirecties - naar het voorbeeld van de Engelse Garden Cities -
grote mijndorpen met moderne woningen, pleinen, winkels, logements
huizen, scholen en kerken. De mijndorpen of cités in Limburg zijn
groene oases in de onmiddellijke omgeving van de mijn. Door onder
Putten uit een eeuw steenkool
Na de ontdekking van de steenkool in 190 I rezen doorheen het Kempische land·
schap boortorens op, zoals hier in As anno 1907- 19 10
Op het muntstuk van 50 cent kwam een mijnwerkershoofd te staan nadat minister
Achiel Van Acker de mijnwerker had uitgeroepen tot 'de ereburger van het land'
MUSEUM VAN DE NATIONALE BANK, BRUSSEL
Inhoud
1 In leiding
Het zwarte goud der Kempen
6 Wonen en werken bewaard
Enkele collecties in de M ijnstreek
24 Het zwarte erfgoed
andere ontspanningsmogelijkheden te voorzien hoopt men het perso- Industriegebouwen en cités in een mijnlandschap
neelsverloop in te perken en minder last te hebben met vakbonden en
32 Immaterieel erfgoed
• Ontastbaar en onschatbaar •
•
36 Epi loog
38 Praktisch
2 Mijnerfgoed in Limburg
stakingen. In de nieuwe wijken zien tal van socio-culturele verenigingen het
licht. Het mijnbedrijf gaat niet alleen de dagtaak van de mannen bepalen,
maar ook het leven en wonen van duizenden gezinnen.
Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog komt de Limburgse steen
koolnijverheid in een impasse terecht. De steenkoolproductie loopt gewoon
door, maar de opbrengst is voor de Duitse bezetter. Russische krijgsgevan
genen werken in de Limburgse mijnen en wonen er in kampen. Na de oorlog
wordt de vraag naar arbeiders opnieuw zeer groot. België en Italië sluiten
een eerste billateraal akkoord: arbeidskrachten in ruil voor steenkooL Na de
mijnramp in Marcinelle (1956), waar tientallen Italianen omkomen, trekt
Italië zich terug als leverancier van arbeidskrachten. De rekruteerders wij
ken uit naar Spanje, Griekenland en Turkije.
Na de Tweede Wereldoorlog lanceert minister Achiel Van Acker 'de ko
lenslag', een ijverige poging om de economie van het naoorlogse België
te herstellen en te optimaliseren. De mijnwerker wordt ereburger van het
land. De naoorlogse bloei culmineert in de feestelijkheden van 1957, een
jubileumjaar voor heel wat mijnen. Maar dan haalt de petroleumindustrie
de steenkoolindustrie in, onder andere door de heropening van het Suez
kanaal. De kolencrisis is een feit. Een eerste gevolg is de fusie van de mij
nen van Zolder en Houthalen in 1964. Heel wat verouderde Waalse mij
nen zijn ondertussen ook met sluiting bedreigd. Uit angst voor een revolte
in Wallonië offert men ook één Limburgse mijn op: die van Zwartberg,
nota bene de modernste van het land. Bij de rellen vallen twee doden,
Zwartberg haalt de wereldpers.
•
•
•
Ex-mijnwerkers getuigen
dikwijls over de samenhorig·
heid en kameraadschap in de
ondergrond
Rellen in Zwartberg, 1966
FOTOARCHIEF DIENST CULTUUR I STAD GENK
Rellen in Zwartberg, 1966
FOTOARCHIEF DIENST CULTUUR I STAD GENK
Volgende bladzijden:
Stefan Kellens, portretten van
mijnwerkers, foto's, ca. 1985,
36 x 3 1 cm
MINISTERJE VAN DE VLAAMSE
GEMEENSCHAP, AFDELING
BEELDENDE KUNST EN MUSEA
© KIK-IRPA,Brussel
De vijf resterende Limburgse mijnen groeperen zich vanaf 1967 in de NV
Kempense Steenkoolmijnen (KS). T hyl Gheyselinck krijgt vanaf 1986 de
opdracht om de mijnen zo snel mogelijk financieel dragelijk te maken voor
de Belgische overheid. Dat leidt uiteindelijk tot de sluiting van Waterschei
en Eisden in 1987, Winterslag in 1988, Beringen in 1989 en Zolder in
1 992. De frustratie na de definitieve mijnsluitingen is groot en men wil
de mijnsites slopen om iets nieuws op te bouwen. Al snel verandert dat
en komen de eerste erfgoedprojecten van de grond. Sindsdien is er veel
behouden en beschermd. Hetgeen in Limburg bewaard bleef, behoort on
tegensprekelijk tot de top in Europa. Het komt er nu op aan om het be
lang en de uniciteit van dat erfgoed te expliciteren, zowel binnen Limburg
als daarbuiten. Net zoals in andere mijnregio's grepen ook in Limburg
de mijnuitbatingen zo sterk in op de sociale, economische, culturele en
ruimtelijke morfologie, dat ze ongetwijfeld kunnen gerekend worden tot
één van de belangrijkste vormen van erfgoed uit de twintigste eeuw. Ook
in andere landen en op internationaal gebied wordt er heel wat aandacht
besteed aan mijnerfgoed, getuige de ontsluitingscampagne 'La Chaîne des
Terrils' in Noord-Frankrijk, de UNESCO-erkenning voor de Zollverein
mijn in het Duitse Essen, Big Pit als onderdeel van het Blaenavon Indu
strial Landschape in Wales, het stadje Sewell in Chili en nog vele andere
voorbeelden. Met wat in Limburg bewaard bleef, en met de huidige pro
jecten voor ogen, horen de relicten van het Kempische Bekken ongetwij
feld in dit prestigieuze lijstje thuis. Limburg mag met zijn mijnerfgoed niet
te bescheiden blijven.
•
Mijnerfgoed in Limburg 3
onen en
wer en
ewaar
Enkele collecties in de Mijnstreek
De sporen van de mijnindustrie zijn nog sterk aanwezig in Midden-Limburg: in
dustriële mijngebouwen zijn monument geworden, de tuinwijken hebben voor een
deel hun eigenheid behouden en de inwoners van de streek hebben letterlijk nog
iets te vertellen over de vroegere mijnindustrie. De impact van de mijnindustrie
op de streek was dan ook enorm. Enkele cijfers geven dit treffend weer. Nemen
we Beringen als voorbeeld: in 1948 werkten 6.796-personen in de mijn, op een
periode van 67 jaar werd in totaal 79.332.000 ton steenkool bovengehaald, voor
heel Limburg liep dit op tot meer dan 440 miljoen ton. Vandaag houden een heel
aantal instellingen vanuit verschillende invalshoeken zich bezig met de ontsluiting
van het mijnerfgoed. Hieronder komen twee musea en hun collectie aan bod.
VLAAMS MIJNMUSEUM
In 1986 - dus nog voor de sluiting in 1989- werd in Beringen de vzw Geologisch
en Mijnmuseum opgericht, die de nadruk legde op de geologische collectie. De
Vereniging van Hoofdopzichters en Gediplomeerden (VEHOG) stond in voor de
organisatie van de rondleidingen. Na de sluiting zorgden beide verenigingen voor
de continuïteit en legden de klemtoon op het redden van het mijnerfgoed. Ze kon
den een aantal machines van de sloop redden en verwierven het KS-restarchief.
Tezelfdertijd breidde het museum uit: andere thema's komen in de presentatie aan
bod en men bouwde een ondergrondreconstructie.
Het Vlaams Mijnmuseum, zoals het nu heet, is gevestigd op de voormalige mijn
zetel van Beringen. In 1993 besliste de Vlaamse regering om 44 mijngebouwen
in Limburg als monument te beschermen. Hierbij werd 1 koolmijn - Beringen
6 Mijnerfgoed in Limburg
•
•
•
In de kipzaal kwamen de volgeladen wagentjes boven om de steenkool naar de kolenwasserij te brengen
Kinderen bezoeken het Vlaams Mijnmuseum
8 Mijnerfgoed in Limburg
- zo volledig mogelijk bewaard om een integraal beeld van een mijnzetel te behouden.
Dit totaalbeeld vormt vandaag de kracht van de site Beringen. En hoewel die nog
niet herbestemd is en het gebouwenpatrimonium nog steeds eigendom is van Mijnen
NV, de rechtsopvolger van de Kempische Steenkoolmijnen NV, maakt dit onroerend
patrimonium een essentieel onderdeel uit van de museumwerking. Het museum staat
in voor een gedeeltelijke ontsluiting van de site door middel van geleide bezoeken
doorheen de gebouwen. Tijdens deze rondgang volgen de bezoekers dezelfde weg als
destijds de mijnwerkers voordat ze in de ondergrond afdaalden. Men passeert langs
de betaalzaal (waar de lonen werden uitbetaald), de badzaal (de omkleed- en douche
ruimte), de lampenzaal (waar de mijnwerkers hun lamp afhaalden), de bezettingszaal
(waar het werk verdeeld werd) en de liftkooien. Dit traject geeft meteen een perfecte
indruk van het grootschalige industriële karakter van het vroegere mijnbedrijf. Hoe
wel gevestigd in Beringen is het bewaarde patrimonium representatief voor de andere
Limburgse mijnen die een vergelijkbare structuur en organisatie kenden.
De roerende collectie van het museum bestaat zowel uit 'ondergronds' als 'boven
gronds' materiaal en heeft hoofdzakelijk betrekking op het werk in en op de mijn.
Foto's illustreren het werk in de ondergrond, de bovengrondse installaties en het leven
in de tuinwijk. De verzameling telt meer dan 20.000 objecten en foto's, die momen
teel geïnventariseerd worden. Een deel is tentoongesteld in het mijnmuseum en laat
kennismaken met het ontstaan van steenkool, de ontdekking in Limburg, de uitbouw
van de mijnen en de veiligheidsaspecten van mijnarbeid. Hoewel men de steenkool
industrie onmiddellijk met het werk in de ondergrond associeert, is het in Limburg
onmogelijk om effectief af te dalen. Met een nagebouwde ondergrondse pijler, waar
bezoekers met hun zintuigen ervaren wat het werk in de ondergrond eigenlijk inhield,
speelt het mijnmuseum op deze lacune in.
Het mijnmuseum heeft steeds gesteund - en steunt vandaag nog - op vrijwilligers,
hoofdzakelijk ex-mijnwerkers. Zowel voor de collectieontsluiting als voor de pu
bliekswerking leveren zij een belangrijke meerwaarde. Ze hebben immers de techni
sche knowhow en begeleiden de bezoekers in het museum en doorheen de gebouwen,
waarbij ze een gepersonaliseerd verhaal vertellen. Bovendien zorgen ze voor een door
gedreven inhoudelijke opleiding voor hun niet-mijnwerkercollega's.
Het Vlaams Mijnmuseum ontvangt jaarlijks ruim 20.000 bezoekers, zowel mensen
van buiten de streek als de eigen inwoners, bijvoorbeeld de (klein)kinderen van mijn
werkers. Ook scholen zijn een belangrijke doelgroep. Voor het lagere onderwijs biedt
het museum onder meer een speels educatief pakket aan, waarbij de kinderen voor
een dag mijnwerker worden.
MUSEUM VAN DE MIJNWERKERSWONING
Midden in de oude Eisdense mijnwerkerswijk, 'cité' zeggen ze hier, staat sinds drie
kwart eeuw een statige tweewoonst. Het is een van de meer dan veertig verschillende
woningtypes die men in die aparte tuinwijk aantreft. De gevel van dit huis, de tuinen
en de bomenrij stralen duidelijk meer uit dan de andere woningen. Misschien spreekt
het de voorbijganger sterker aan omdat hier de oorspronkelijke verschijningsvorm
niet alleen bewaard, maar weer tot leven gebracht werd. De tweewoonst benadrukt
als een bijzonder accent het verhaal, van wat men ooit de mijncultuur ging noemen.
Want deze oudste Eisdense mijnwerkersciré is, zowel uit stedenbouwkundig als uit
architectonisch opzicht, de moeite waard.
De woning is opgetrokken uit baksteen, simpel versierd met heldere raam- en deur-
•
•
•
Museum van de
mijnwerkerswoning
in Eisden
Mijnerfgoed in Limburg 9
� � � e .i! ]_ 0 B .::
I 0 Mijnerfgoed in Limburg
� � � e .i! � 0 8 .::
Museum van de
mijnwerkerswoning
in Eisden
Museum van de
mijnwerkerswoning
in Eisden
omlijstingen, en bekroond met een topgevel in namaakvakwerk en de in elkaar
grijpende leien daken met wolfseind. De gevel alleen al vertelt een vrij apart so
ciaal historisch verhaal over het georganiseerd wonen in een mijnwerkersciré
van de jaren dertig. Als stille getuigenis daarvan hangt in het museum nog een
drietalig woonreglement, een gebruiksaanwijzing van een woonconcept dat voor
rust, reinheid en regelmaat moest zorgen. De woning vertelt ook de ontelbare
geschiedenissen van mijnwerkers in deze nederzettingen, speciaal gesticht voor
allen die aan de koolmijn verbonden waren: de directeur, de opzichters en vooral
de ondergrondse mijnwerkers, de 'putmannen'. En er is het verhaal dat verder te
rug ligt. Van de Britse utopisten als Howard, die het gedachtegoed van de garden
city lanceerden, de agglomeraties in het groen, als alternatief voor de verpauperde
arbeiderswijken in de steden. Maar ook van de beweging voor gezonde arbeiders
woningen die in het begin van de vorige eeuw in ons land werd opgezet. Tegen
deze achtergrond wordt een arbeiderscultuur weer levendig die altijd van een alles
dirigerende, dwingende sturende macht van de mijnbazen vorm kreeg.
Na de kennismaking met de buitenkant, komt men binnen in de sfeer van de jaren
dertig. "Alsof de putman straks naar huis komt ... " De inrichting, de wandversie
ringen en de eenvoudige technieken waarmee men de illusie van het betere leven
schiep, zijn al even hardnekkige imitaties als de buitenkant van deze stevige mu
ren in Maaslandse veldbrandstenen. Maar door de sfeer, de stemming die dit alles
een nieuw leven geeft, komt het begrip 'kitsch' niet bij de bezoeker op. In de goede
kamer is men er in geslaagd met technieken als 'eiken met de luizenkam' of 'mar
meren met kippenveren' een 'deftig uitzicht' te creëren. De manier van behangen
zou men vandaag als een uiting van 'lifestyle' zien, terwijl het hier een verwijzing
is naar de tot zuinigheid en spaarzaamheid gedwongen bewoners in de jaren der
tig, toen crisis nog lichamelijk voelbaar was. Zo zijn de zelf gehaakte anjers, de
pauwenveren in de blinkende obus of het ruikertje in crêpepapier, of de houten
imitaties van vers fruit, evenveel verwijzingen naar de praktische oplossingen: ze
behielden hun kleur, konden niet rotten of verslensen en vergden geen bijzondere
zorgen van de mijnwerkersvrouw. Gesjabloneerde wanden, gesponste traplopers
en de als trompe l'oeil op de plankenvloer geschilderde matjes, vormen de gepaste
achtergrond voor schijnbaar ongeordende composities van het eenvoudig meubi
lair. Het zijn duidelijke sporen van kennisoverdracht in oude technieken.
De verweerde zitbank voor de meestal openstaande keukendeur, maakt duidelijk
dat alles wat zich binnen afspeelde ook onlosmakelijk verbonden was met wat
buiten gebeurde. In het binnengebeuren stond het keukenfornuis centraal, met
daarrond de originele huisraad en goed bewaarde wandversieringen en gebruiks
voorwerpen. Ze roepen een aparte sfeer op, die tegelijkertijd dichtbij en veraf is,
over het leven zoals het was. Voor de hedendaagse bezoeker is het alsof voor de
bewoners en al hun voorgangers de tijd heeft stilgestaan. De cirébewoner vertelt
hem dat "moeder de nieuwste ontwikkelingen niet moest volgen omdat ze zich
niet of zeer geleidelijk voordeden ... " De eenvoudige maar robuuste huisraad, de
stoelen, de tafel en de lange zware bank zonder leuning, spreken nog steeds de
taal van de zekerheid der dingen Maar alles, de half open deur, de waslijn, de
strijkijzers, het wafelijzer, lijken lijnen die, in vertekend perspectief naar dit denk
beeldige centrale punt verwijzen, waar moeder, die mijnwerkersvrouw, stond.
Alle kamers in huis laten die eenvoudige maar eerlijke indrukken na. Anderzijds
zorgen de ongeordende voorwerpen op het fornuis, de blauwe kiel aan de haak
•
•
•
Mijnerfgoed in Limburg //
in de keukendeur, het bestek naast de diepe borden op tafel of het kookgerei aan het
pollepelrek, voor een sfeerbeeld van aan slordigheid grenzende zorgeloosheid.
En door deze beelden heen lopen overal in huis de sporen van de verschillende mi
gratiegolven die mensen uit heel Europa naar de mijnen en in de cité loodsten: Poolse
opschriften op kruidenpotten, Hongaarse en Duitse spreuken op geborduurde wand
doekjes, maanzaadmolentjes of een 'mixer' uit de top van de kerstboom gesnoeid
naast het keukenpenseel uit ganzenveren gevlochten. Het zijn dingetjes die spontaan
voor weer een andere vertelling zorgen over het ciréleven zoals de bewoners het hier
beleefden.
De kunst of kitsch-vraag zou zich even kunnen opdringen bij de klassieke reproducties
van Millets' Angelus of de Arenleesters. Of bij het werk van de Weense kunstenaar
Heinrich Zatka, wiens zeshoekig ingelijste rustende dame met haar Hochzeitstraum
tot het kinderlijke Avondgebed gemanipuleerd werd. En dus weer een karakteris
tiek van de tijdgeest van die dagen blootlegt en daarom hier weer grote geschiedenis
wordt. Want de grote geschiedenis haalde de bewoners van deze multinationale ge
meenschap, die de cité nu eenmaal was, dikwijls in.
De geschiedenis van deze woning is één groot kluwen. En aan elk uiteinde hangt
weer een ander verhaal. Daarom is het uitgebreide archief- en documentatiecentrum
in de andere woning voor de vzw Stichting Erfgoed Eisden, de initiatiefnemers en
beheerders van het museum, even belangrijk. De klassering tot monument van de
tweewoonst met zijn tuinen en inboedel, biedt waarborgen voor het behoud van dit
unieke kleinood van bijzondere architectuur en van een van een bijzonder sociaal
historisch verhaal.
HET BREEKBARE GEHEUGEN IN ARCHIEVEN
In 1996, toen het merendeel van de gebouwen en installaties van de toenmalige NV
Mijnen ontruimd werd, bleken in diverse sites een twintigtal kilometer archief van
verschillende mijnbedrijven en organisaties bewaard te zijn. Bezorgd om het goed be
heer ervan veilig te stellen, stelde de NV Mijnen aan de diensten van het Rijksarchief
de vraag om de vennootschap te begeleiden bij de selectie van het archief en vervol
gens ook om het voor permanente bewaring geselecteerde deel over te nemen.
De KS, die sinds 1967 de Limburgse mijnen groepeerde veranderde in 1994 haar
naam in NV Mijnen. Na de vereffening werd NV Mijnen verantwoordelijk voor
de sanering en de herbestemming van -de mijnterreinen en voor het opvolgen van
de personeelsdossiers van de voormalige werknemers van de KS, overgenomen door
de Limburgse Reconversiemaatschappij. In grote lijnen bevat het conglomeraat van
archieven dat in de verlaten mijngebouwen achterbeleef de archieven van zeven ex
ploitatievennootschappen en van de overkoepelende vennootschappen KS en NV
Mijnen. Daarnaast zijn er de archieven van belangenorganisaties in de steenkoolsec
tor, zoals dat van de patroonsorganisaties Fédération des Associations charbonnières
de Belgique en Associatie der Kempense Steenkolenmijnen, of van het verkoopkartel
Comptoir beige des Charbons, van de beroepsorganisatie Belgian Mining Engineers,
en van de Gemeenschappelijke Verzekeringskas tegen Arbeidsongevallen in de Lim
burgse Kolenmijnen. De herkomst van de archiefstukken is belangrijk om te weten in
welke context deze informatie is verzameld en bewaard. Ook de geschiedenis van de
organisaties en deelorganisaties die het archief gevormd hebben, is belangrijk.
Niet al deze stukken waren van even groot inhoudelijk of historisch belang, en niet
alles diende bewaard te worden om historici toe te laten de geschiedenis van de Lim-
12 Mijnerfgoed in Limburg
burgse mijnen, de mijngemeenten en de mijnwerkers te reconstrueren. Toch nam het
Rijksarchief te Hasselt een duizendtal meters archief en een tachtigtal meters biblio
theek van de diverse organisaties in de Limburgse mijnsector in bewaring. Van het
overblijvende archief ging een groot deel naar het Vlaams Mijnmuseum in Beringen.
Het schoonmaken, verpakken en inventariseren van die archieven in de periode
1996-2006 betekende een belangrijke inspanning voor het Rijksarchief. Voor de ver
pakking waren circa 100.000 zuurvrije mappen nodig en 12.000 archiefdozen. De
inventarisering en de verpakking vereisten een tiental manjaren. Het papieren archief
is te boek gesteld in enkele archiefinventarissen.
Naast de papieren stukken bevatten de mijnarchieven in het Rijksarchief nog een
twintigtal films, een negenhonderdtal video's, 1.737 glazen fotonegatieven en tien
duizenden fotoafdrukken en dia's. Omwille van de speciale bewaaromstandigheden,
de beperkingen op vlak van raadpleging, en de bijzondere beschrijvingstechniek die
deze stukken vereisen, werd de ontsluiting ervan aangevat nadat in 2006 de laatste
inventaris van het papieren archief afgewerkt was. Het bewaren, inventariseren en
het ter beschikking stellen aan onderzoekers van oude films of videobanden in tech
nisch verouderde formaten, confronteert het Rijksarchief met een nieuwe uitdaging.
De Erfgoedcel Mijn-Erfgoed vond partners die over kennis en ervaring beschikken
om dit materiaal aan te pakken.
In 2007 namen het Provinciebestuur van Limburg en vzw Heemkunde Limburg het
initiatief voor het project Limburg in Klank en Beeld dat de filmrollen digitaliseerde
en op DVD zette, zodat de oorspronkelijke projectietoestellen niet langer nodig zijn.
De originele films gingen in 2008 naar het Koninklijk Filmmuseum in Brussel, dat
over de beste infrastructuur beschikt om dit soort historisch materiaal te conserve
ren. Sinds midden 2008 loopt, in samenwerking met het Provinciebestuur van Lim
burg, het project Niet te Wissen. Het is de bedoeling de inhoud van de videofilms in
de mijnarchieven te digitaliseren en te beschrijven. Dat gebeurde al met een tweehon
derdtal films, die beschikbaar zijn op DVD.
Tot de verbeelding sprekende stukken in de mijnarchieven zijn de glasnegatieven die
dateren uit de jaren 1910-1950. Het merendeel geeft een beeld van verschillende mijn
gebouwen en mijninstallaties. Voor wie ze met een hedendaagse bril bekijkt, is het
confronterend te zien hoe zij verrezen in het natuurlijke heidelandschap. Dat geldt
ook voor de foto's van pasgebouwde cités: nieuwe huizen, groot en comfortabel voor
die tijd, in tuinwijken gegroepeerd, en dan omgeven door een maagdelijk heideland
schap. Andere beelden tonen de ondergrond en het werk dat daar geleverd werd. Alle
glasnegatieven zijn geïnventariseerd en gedigitaliseerd. Ze krijgen nu een beschrijving
door het Rijksarchief in samenwerking met de Limburgse Reconversiemaatschappij.
De ontsluiting van de enorme collectie fotonegatieven op rolletjes, van de fotoaf
drukken en van de dia's in de mijnarchieven is het volgende ontsluitingsproject. De
ervaring opgedaan bij het digitaliseren, verpakken, beschrijven en presenteren van de
glasplaten zal hierbij zijn nut bewijzen.
Genealogen of stamboomonderzoekers zijn belangrijke klantengroepen in de leeszaal
van het Rijksarchief te Hasselt. Ze raadplegen de dossiers van het mijnpersoneel en
vinden bijvoorbeeld gegevens over immigranten, zoals de plaats van herkomst en
informatie over de ouders. Zo kunnen ze een brug slaan met de archieven in het
thuisland. Een andere klantengroep vormen de geschiedenisstudenten die onderzoek
verrichten voor hun thesis. Het zal niet verwonderen dat studenten met Turkse of
Italiaanse roots vooral in de geschiedenis van de migratie geïnteresseerd zijn.
•
Mijnerfgoed in Limburg /3
Wanneer en waar deze idyllische foto gemaakt is, is onbekend.
De uitgestrekte heidelandschappen die Midden-Limburg typeren, waren sinds het einde van de 19de eeuw
een aantrekkingspool voor toeristen en schilders. Ondanks de opkomst van de mijnen bleef het heidelandschap
decennialang een populair thema in de kunsten.
1 4 Mijnerfgoed in Limburg
'l J
I
Werknemers staan voor of na hun shift te wachten aan het onthaalgebouw van de mijn van Beringen.
De mijnwerkers die in de buurt woonden, kwamen te voet of met de fiets.
Na verloop van tijd legde de mijn ook bussen in, die tot in Luik, Verviers en Nederland reden om werknemers op te halen.
Het westen van de Mijnstreek kreeg dan weer heel wat Antwerpenaren over de vloer.
Mijnerfgoed in Limburg /5
' . .
A 30
1 6 Mijnerfgoed in Limburg
De ondergrondse afstand tussen de schacht, waar de liften aankwamen, en de werkplaats was soms zo groot
dat treintjes werden ingezet om het personeel te vervoeren, zoals hier in de ondergrond van Winters/ag.
Een ideaal moment om een boterham te eten, een liedje te zingen of- ondanks het helse lawaai - een dutje te doen.
Sommige mijnen hadden zo'n groot onderaards netwerk van gangen en werkplaatsen, dat de rit tot 45 min kon duren.
Op I maart 19 13 poseren deze schachtwerkers op een primitieve lift, die hen naar hun werkplaats zal brengen
in de ondergrond van Winters/ag. De voorbereidende werken waren zwaar vanwege de diepte van de kolenlagen.
In 1917 kon de eerste steenkool worden bovengehaald.
Mijnerfgoed in Limburg I 7
Werknemers van de mijn van Winterslag poseren in 1 923 bij één van de ophaalmachines.
Een meterslange kabel liep van aan het ophaalwiel tot bovenaan de schachtbok.
De ondergrondse liftkooien hingen aan deze dikke kabel, die als een lus om de grote schijf in het
ophaalgebouw spande. Unks van het grote wiel stonden de etages aangeduid op een bord met een bel,
die aanga( op welke verdieping de liften zich bevonden.
Mijnerfgoed in Limburg /9
VERBODEN TE
Een man poseert in de lampenzaal van de mijn van Beringen.
Op weg naar de ondergrond konden de mijnwerkers niet alleen hun lamp en penning afhalen,
maar ook hun gereedschap afgeven voor reparatie en hun paperassen in orde maken.
Elke mijn hanteerde trouwens een controlesysteem om na te gaan welke koolputters ondergronds waren.
Zo was er het systeem met de mijnlamp, waarbij men aan het corresponderende lampnummer
in het rek kon zien wie zijn lamp genomen had.
20 Mijnerfgoed in Limburg
Deze afbeelding toont de sorteerruimte van de mijn van Eisden, tijdens het interbellum.
Elk kolenwagentje dat uit de mijn tevoorschijn kwam, was geladen met een mengsel van kolen, steen en hout
Aanvankelijk verwijderden leerjongens en soms ook vrouwen manueel het hout en de stenen.
Later gebeurde dit machinaal in de kolenwasserij.
Mijnerfgoed in Limburg 2 /
Op 22 maart 1925 werd de Heilig Hartkerk in Winterslag plechtig ingehuldigd.
Op de foto poseren heel wat kaderleden van de mijn van Winterslag met hun gezin.
De kerk werd gebouwd op initiatie( en (voor een groot deel) op kosten van de mijn.
In het interieur zijn de wapenschilden van Coppée en Schneider (hoo(daandeelhouders) verwerkt
22 Mijnerfgoed in Limburg
Net zoals in de hele Mijnstreek werd er ook in Eisden een kinderheil geïnstalleerd op aansturen van de mijn.
Om ontevredenheid, werkverzuim en andere kwalen te voorkomen, maar ook vanuit een zucht naar prestige,
voorzag de mijn trouwens tientallen nutsvoorzieningen in de nieuw gebouwde arbeidersdorpen,
zoals o.a. het kinderheil, thuisverpleging, buurtwinkels, feestzalen, scholen .. .
Mijnerfgoed in Limburg 23
et zwarte
Industriegebouwen en cités in een mijnlandschap
24 Mijnerfgoed in Limburg
Bij het stilvallen van een groot industriegebied is de eerste reactie van bevol
king, werknemers, werkgevers en politici: afbreken en zand erover, laat ons het
verleden uitvegen en met iets nieuws beginnen. Dat is zo in alle industriere
gio's in Europa. Het hoeft dan niet te verwonderen dat in Limburg bij de eerste
sluitingsgolf (1985-87) door Thyl Gheyselinck onder algemene instemming de
slogan 'Van Zwart naar Groen' gelanceerd werd. Maar, ook zoals in andere
gesloten industrieregio's, verandert de slopingmentaliteit op termijn. Na minder
dan één generatie betreurt men ondoordachte afbraak en zet men erfgoedpro
jecten op, na twee generaties bereikt men zelfs een periode van fetisjisme waar
de laatste objecten onder een stolp of op een sokkel gezet, onder grote belang
stelling tegen hoge sommen als antiek geveild worden, en men alles doet om de
laatste materiële getuigen voor de eeuwigheid veilig te stellen.
Alhoewel men de sluiting van het Kempens Bekken lang op voorhand had kun
nen voorzien, bestond er anno 1985 geen enkele visie of beleid voor een post
steenkooltijdperk. Erfgoed behouden betekent pro-actief optreden, vooruitzien
voordat het probleem zich stelt. Dat was duidelijk niet het geval, zodat tussen
1985 en 1992 voor- en tegenstanders van behoud op een warrige wijze met me
kaar in de clinch gingen, en de sector industrieel erfgoed (vooral via de Vlaamse
Vereniging voor Industriële Archeologie) alle hens aan dek moest roepen. De
bedreiging van de Limburgse mijnsites haalde de buitenlandse pers, van Portu
gal tot Mexico. Het regende vragen in het Vlaamse Parlement, er kwamen in
terpellaties, er waren petities, spandoekenacties en ooit trok een betoging rond
het mijnterrein van Eisden.
•
•
•
MIJNGEBOUWEN EN TUINWIJKEN
Is het door de vele acties of eerder door het inzicht van enkele politieke
verantwoordelijken, dat er in Limburg, in vergelijking met andere mijnbek
kens, méér en op een meer doordachte wijze beschermd en behouden werd
- alhoewel erfgoedzorgers natuurlijk op nog meer gehoopt hadden? In Berin
gen is trouwens het volledigste en grootste moderne mijncomplex in Europa
behouden, waarbij enkel een aantal gebouwen, de pasarellen en het ketel
huis verdwenen. In totaal bleef één achtste van de Limburgse mijngebouwen
bewaard.
Het behoud van het mijnpatrimonium keek vooral naar directiegebouwen
en schachtbokken. Deze iconen van een industrieel tijdperk kwamen bijge
volg los van hun context te staan. De schachtbokken vormen daarvan een
goed voorbeeld. Ofwel werden ze geïsoleerd van hun ophaal- en ontvangst
gebouwen, ofwel bleef maar één schachtbok behouden, waar er voor het
begrip van de mijnexploitatie twee noodzakelijk zijn (een ingaande en een
uitgaande schacht). Ook de structuur en de traditionele indeling van de ver
schillende bij de mijnactiviteit betrokken zones is in de meeste mijndorpen
nog moeilijk leesbaar. De gebouwen zijn bovendien slechts het kleine topje
van een enorme ijsberg in de ondergrond. In uitzonderlijke gevallen, zoals
in Blegny bij Luik, is het mogelijk een ondergrondse galerij te ontsluiten. In
de meeste gevallen dient men de bezoekers een inzicht te geven in de onder
grondse uitbating via gereconstrueerde galerijen aan de bovengrond of op
kleine diepte, zoals in het Vlaams Mijnmuseum in Beringen.
Een geliefd materiaal bij het optrekken van mijngebouwen en het uitbou-
26 Mijnerfgoed in Limburg
Trap in de barenzaal van de
mijn van Winterslag
De bedrijfsgebouwen in
Waterschei werden opgetrok·
ken in art decostijl
In de gevel van de directeurs
woning in Zwartberg, waar
later toevallig ook de zoo
van Zwartberg zou gevestigd
worden, werden allegorische
dierentaferelen verwerkt
wen van de ondergrond, was beton. Ongewapende betonblokken werden
gebruikt om ondergrondse hoofdgalerijen te beschoeien. Het materiaal uit
de eigen betonfabriek deed ook dienst in woningen en bedrijfsgebouwen,
getuige de schachtbokken in Eisden, de Christus-Koningkerk in Waterschei
en de (nu uitgebrande) directeurswoning in Beringen. De macht van de in
dustrie, het geloof in de steenkool als motor voor de economie en de heer
sende esthetische principes leidden bij het optrekken van de bedrijfsgebou
wen trouwens ook tot een boeiend geheel van vormentalen. Van bijna alle
bewaarde mijngebouwen straalt een grandeur af die men niet dadelijk zou
associëren met de functionaliteit van een fabriek: art nouveau smeedwerk
in de elektriciteitszaal van Winterslag, zuivere art deco in het hoofdgebouw
van Waterschei, nieuwe zakelijkheid in de kantoren van Zolder . .. De stijl, de
luxe en de detailafwerking van de bedrijfsgebouwen zijn nog steeds een stille
getuige van de industriële elite en haar optimisme.
De eerste strijd voor behoud van mijnerfgoed legde de nadruk op de bedrei
ging van de mijngebouwen en technische installaties. De tuinwijken bleven
door hun grootschaligheid wat in de schaduw staan. Zo ging de oorspron
kelijke homogeniteit van de wijken deels verloren. De cités getuigen ech
ter evenals de bedrijfsgebouwen van een megalomane urbanistische visie.
Architecten concipieerden duizenden woningen aan bochtige, groene lanen.
De inplanting en architectuur van de woonhuizen getuigde in veel gevallen
van een duidelijke hiërarchie. De directeursvilla's waren kleine kasteeltjes en
lagen het dichtst bij de mijn. De arbeiders moesten vaak van veel verder in
de cité komen.
•
•
•
Mijnerfgoed in Limburg 27
TORENS, KOEPELS EN MINARETTEN
De burgerlijke en kerkelijke overheden zagen de mijnindustrie als een ernstige bedrei
ging voor de 'zedelijke gaafheid' van Limburg. Ze lanceerden een grootscheeps offen
sief om 'Limburg voor Christus te bewaren'. Dat kreeg de vorm van een doorgedreven
maatschappelijke en religieuze omkadering van de arbeiders De verschillende overhe
den en de mijnmaatschappijen sloegen de handen in elkaar en zorgden er voor dat het
kerkgebouw een rechtmatige plaats kreeg in de mijncités. Men gaf aan de woonwijken
het juridische statuut van parochie en daarna moest de mijn zorgen voor de bouw (en
een groot deel van de financiering) van de kerk. De katholieke ondernemersfamilie
Coppée gaf in 1925 het voorbeeld te Winterslag. In het centrum van de cité liet ze de
barok aandoende Heilig Hartkerk, naar ontwerp van Adrien Blomme, oprichten. En
in Eisden was Evence III Coppée de drijvende kracht achter de bouw van de modern
gotische Sint-Barbarakerk (1936), ontworpen door August Vanden Nieuwenborg.
Andere mijnmaatschappijen volgden. In Waterschei liet directeur-gérant Fontaine de
uitgesproken moderne Christus Koningkerk (1936) naar ontwerp van mijnarchitect
Gaston Voutquenne optrekken. Ook in Zwartberg en Beringen waren het de direc
teurs Allard en Brun die de drijvende kracht waren achter de oprichting van prestigi
euze exotische kerken van architect Henri Lacoste: de Sint-Albertuskerk in Zwartberg
(1941) en de Sint-T heodarduskerk in Beringen (1943).
Bij de bouw van de kerken speelde de religieuze overtuiging van de mijnbestuurders
een belangrijke rol. Het was bovendien een opportuniteit om katholieke organisaties
in te schakelen in een gemeenschapsvormend project waarmee men de arbeiders wilde
verankeren in de nieuwe, ten dienste van de mijn gestichte, maatschappelijke realiteit
van de mijncité. Maar het waren ook prestigeprojecten waarmee men de concurrenten
kon overklassen. Door de monumentaliteit van de kerken en hun rijke aankleding
werden ze omgedoopt tot 'mijnkathedralen'.
Met de toestroom van arbeiders uit Oost-Europa, tijdens het interbellum en vooral na
de Tweede Wereldoorlog, groeide het aantal orthodoxe christenen. En de komst van
arbeiders uit Turkije en Marokko vanaf de jaren 1950 zorgde ervoor dat een aantal
islamitische gemeenschappen gestalte kreeg. Voor deze later aangekomen geloofsge
meenschappen hebben de mijnmaatschappijen geen cultusgebouwen opgericht omdat Christus Koningkerk in Waterschei
hun maatschappelijke rol uitgespeeld was door de steenkoolcrisis en de stichting van
KS. Toch is een aantal gemeenschappen er,-al dan niet met hulp van het thuisland, in
geslaagd een cultusgebouw op te richten. Een opmerkelijk gebouw is de de Oekraiens-
orthodoxe kerk van de Aartsengel Michael in Genk (1986) die opvalt door de vijf
koepels. De architectuur van de Fatih moskee in Beringen-Mijn (1994) is ge·mspireerd
op de Ottomaanse architectuur. Het interieur is bekleed met tegels uit Turkije. En
ook de Yunus Emre moskee in Genk-Sledderlo (2002) is met haar koepel en minaret
duidelijk een islamitisch gebedshuis. Net als de katholieke kerken brengen deze cultus-
gebouwen mensen samen en hebben zo een maatschappelijke betekenis. Ze fungeren
ook als een uithangbord van de gemeenschap. Vooral in de architecturale opvattin-
gen is er een treffende overeenkomst tussen de kerken en moskeeën. Architectuur en
inrichting verwijzen in beide gevallen naar het verleden, waarbij de architect ernaar
streeft in dialoog te treden met de moderne vormen en technieken om een boeiend
eigentijds gebouw te ontwerpen.
Een eeuw steenkool in Limburg sierde de provincie met een gevarieerde religieuze
skyline die nog steeds in beweging is en waarin de torens, koepels en minaretten van
de verschillende godsdiensten een prominente plaats bekleden.
28 Mijnerfgoed in Limburg
•
•
•
In de Sint-Theodarduskerk van Beringen-Mijn werden smeedijzer en koperwerk veelvuldig aangewend
als symbolische materialen (hun vervaardiging vereiste steenkool)
Fatih moskee in Beringen
Oekraïens-orthoxe kerk te Genk
Mevlana moskee in Waterschei
Mijnerfgoed in Limburg 29
HET MIJNVERLEDEN HERBESTEMD
De beste garantie voor het behoud van het monumentale
nalatenschap, beschermd of onbeschermd, is een herbe
stemming. Voor sommige mijngebouwen gebeurde dat snel,
maar voor het merendeel duurde het jaren. De mijnsites en
-gebouwen kregen, of krijgen in de toekomst, veelal een
culturele of recreatieve invulling. Het voormalige mijnter
rein van Eisden biedt onderdak aan de muziekacademie,
horeca en aan een cinemacomplex en Maasmechelen Vil
lage is een outlet shopping dorp. Winterslag (Genk) heet
sinds 2005 C-Mine, een culturele site met onder andere
een cinema, een toeristisch bezoekerscentrum, de Media
en Designacademie en een gloednieuw cultuurcentrum
dat momenteel in opbouw is. Het Vlaams Mijnmuseum
is gevestigd op de site van Beringen, waar nu een volledig
masterplan uitgewerkt wordt met een koppeling van cul-
tuur, toerisme, wonen en economie. Het hoofdgebouw op
de site van Houthalen herbergt de vrijetijdsdiensten van
de gemeente en in Zolder vonden verschillende bedrijven,
waaronder het Centrum voor Duurzaam Bouwen, onder
dak in de voormalige mijngebouwen. Het mijnterrein van
Zwartberg doet nu dienst als industriezone en voor het
terrein van Waterschei wordt momenteel een herbestem
ming tot hoogwaardig bedrijventerrein uitgewerkt. Een
volledige herbestemming van het mijnpatrimonium is, ge
zien de omvang van de gebouwen en omliggende terreinen,
meestal geen evident verhaal. Via complexe subsidiërings
constructies en publiek-private samenwerkingsverbanden
is het evenwel mogelijk om een herbestemming op de rails
te krijgen, waarvan C-Mine in Winterslag en de mijnsite
van Beringen (herbestemming in voorbereiding) goede
voorbeelden zijn.
In het monumentale verhaal van het mijnverleden zijn
de tuinwijken een vaak vergeten hoofdstuk. Veelal
waren de ciréhuizen - oorspronkelijk gebouwd door
de mijnzetels zelf - al in privéhanden bij de sluiting
van de mijnen, met als gevolg dat het typische karak-
Charbonnages 1\ndre Dumont. Siège de Waterschei Entrte de la rue des Mugueb.
ter en uniformiteit van de wijken in de loop der jaren verloren gegaan
is. Tijdens de hoogdagen van de mijn zag de mijnzetel er strikt op toe
dat elke ciréwoning onderhouden werd en dat het originele karakter van
het huis en daarmee de wijk gehandhaafd bleef. Doordat geen enkele
tuinwijk vandaag beschermd is, betekent dit dat er bij verbouwingswer
ken aan dak, ramen of muren, maar ook haag en voortuin, geen voor
schriften zijn die de uniformiteit en karakter van de tuinwijken kunnen
garanderen. Door een tuinwijkrenovatiesubsidie, die extra inspanningen
beloont, kunnen besturen de eigenaars stimuleren om de eenheid in de
wijk terug in ere te herstellen. Stad Genk ging hier alvast mee van start.
30 Mijnerfgoed in Limburg
De cité van Waterschei
FOTOARCHIEF DIENST CULTUUR I STAD GENK
In de tuinen van de Mijn
streek staan nog heel wat
objeaen, die met het mijnver
leden verband houden
FOTOARCHIEF DIENST CULTUUR I STAD GENK
Emile Van Doren, les fils
de la vièrege, olieverf op doek
EMILE VAN OORENMUSEUM, GENK
Boven:
De Maasvallei in Lonklaar
MIJNLANDSCHAP
Het West-Europese cultuurlandschap is het resultaat van uiteenlopende vormen
van menselijk handelen in zijn natuurlijke omgeving. In die zin is het landschap
een vaak miskende cultuurdrager. Meer dan elders in Vlaanderen, vinden we in
de Mijnstreek nog een gelaagdheid in het landschap terug die een uniek beeld
geeft van de landschapsomwikkeling over een tijdspanne van duizenden jaren.
Elke episode legde een landschapslaag over een vorige, maar nooit gebeurde dat
zo drastisch, dat de vorige laag niet meer doorschemert. Vooreerst zijn er de tal
rijke heiderelicten. Ze geven een staalkaart van een landgebruik dat eeuwenlang
nagenoeg ongewijzigd bleef. Het oorspronkelijk eikenberkenbos werd gekapt en
de spontane begroeiing gebrand en gemaaid, met uitgestrekte heidevelden als
resultaat. Het werden graasweiden voor schapen en koeien en de leverancier van
strooisel voor de stallen. Overbegrazing leidde tot zandverstuivingen. Waar het
zand opstoof ontstonden duinen, waar het uitstoof vennen. Van dit oorspronke
lijke heidelandschap, in 1846 geraamd op 1.225 km2, blijft momenteel minder
dan 5 % over. De komst van kunstmest bleek nefast te zijn voor het behoud van
de heide.
Daar kwam in de Mijnstreek nog het enorme ruimteslag van mijnsites met bijho
rende tuinwijken en spoor- en weginfrastructuur bij. Bovendien was de behoefte
aan stuthout voor de steenkoolwinning enorm, en de voedselarme zandgrond
was geschikt voor naaldhout, met duizenden hectares naaldhoutplantages als
gevolg. In de honderd jaar dat de steenkoolontginning in de Mijnstreek actief
was, veranderde het landschap meer dan in de duizend jaar die er aan vooraf
gmgen.
Tot slot bracht de ontginning van brand- en delfstoffen totaal nieuwe landscha ps
types naar de regio. Al te vaak worden ze, in vergelijking met de zogenaamde
'historische' landschappen neerbuigend bekeken. Toch resulteren deze enorme
zand- en grindgroeves en de mijnsteenbergen (of 'terrils' of 'mijnsteenstorten')
in nieuwe biotopen. Zeker deze 'bergen' met een vreemdsoortig begroeiing, zijn
onmiskenbare groene handelsmerken voor de Mijnstreek geworden. Het land
schap is als de biografie van de mensen die er wonen, aan ons om er voor te
zorgen dat er geen hoofdstuk in ontbreekt.
•
Mijnerfgoed in Limburg 31
•
mmater1ee
Ontastbaar en onschatbaar
32 Mijnerfgoed in Limburg
'We zien ons', letterlijke vertaling van het Italiaanse 'ei vediamo', tot ziens, de
groeten. (Ward Ramaekers, Het algemeen cités)
Bij de nationale volkstelling van 31 december 1970 blijken er in Genk maar
liefst 9.508 Italianen, 835 Duitsers, 949 Spanjaarden, 1.001 Polen, 1.746 Tur
ken en 1.576 Marokkanen te wonen. Dat waren enkel de meest voorkomende
nationaliteiten. De Slovenen, Tsjecho-Slovaken, Oekraïners, Grieken ... zijn
daar niet bijgeteld. Nog steeds is ongeveer een derde van de Genkse bevolking
van vreemde origine. Enkele verschillen in de grootte van bepaalde bevolkings
groepen terzijde gelaten, is de situatie in de hele Mijnstreek gelijkaardig. Om
de vergelijking te maken: in de provinciehoofdstad Hasselt wonen op hetzelfde
moment 81 Duitsers, 214 Spanjaarden, 13 Polen, 49 Marokkanen en 1 Turk.
Een fractie van Genk, dat drie steenkoolmijnen telde.
KLEIN-EUROPA
De steenkoolnijverheid en de aanwervingspolitiek van de mijnbedrijven is be
palend geweest voor de multiculturele samenleving in de Mijnstreek. De mijn
bouw fungeerde eveneens als een katalysator voor integratie. Lange tijd had de
'Limburgse integratie' een voorbeeldfunctie. Mannen, ongeacht hun nationa
liteit, werkten er samen in de mijn en kenden omwille van de risico's vaak een
grote kameraadschap. Hun gezinnen woonden samen in de cités en maakten
gebruik van dezelfde voorzieningen. Toch situeerde die integratie zich vooral
binnen de context van de mijnen. Met de sluitingen begaven de allochtonen zich
•
•
•
Multiculturele markt op het
mijnterrein van Zolder
pas echt op het terrein van de autochtoon. Hun collega's hadden ze niet meer,
buren vervreemden opnieuw van elkaar.
Toch zijn er vele erfgoedthema's die de bewoners van de Mijnstreek, ongeacht
hun afkomst of levensomgeving, gemeenschappelijk hebben. Het gaat dan
vaak over immaterieel erfgoed of uitingsvormen van de voorbije of aanwezige
(sub)culturen, die als waardevol beschouwd worden. Het Klein-Europa dat de
Mijnstreek reeds een kleine eeuw is, heeft op heel wat van die uitingsvormen
een bepalende invloed gehad. De (straat)taal die jongeren spreken, de viering
van Sint-Barbara, de kleurrijke eetcultuur in de Mijnstreek, maar ook de ver
halen en herinneringen aan migratie en arbeid: het zijn er allemaal voorbeelden
van. Door het blootleggen van gemeenschappelijkheden, over de geijkte gren
zen zoals 'afkomst' heen, kunnen erfgoedthema's de dialoog in de Mijnstreek
opnieuw doen toenemen. Immaterieel erfgoed is zo een middel om
mekaar beter te begrijpen.
De verhalen van de bewoners zijn daarnaast ook een belangrijke in
formatiebron van de (migratie)geschiedenis. Heel wat organisaties en
vrijwilligers gaan vandaag actief aan de slag met mondelinge geschie
denis: het interviewen van getuigen om het verleden te reconstrue
ren. Deze methode kan aspecten uit de sociale geschiedenis waarover
weinig tot geen geschreven bronnen bestaan, toch grondig documen
teren. Het project Grieken in Limburg laat drie generaties uitgewe
ken Grieken aan het woord. Ze vertellen hoe zij zelf, hun ouders of
grootouders de migratie naar de Mijnstreek hebben beleefd en wat dit
vandaag nog voor hen betekent. Hun verhalen en familiefoto's uit de
oude doos worden in 2010, met de steun van de Erfgoedcel Mijn
Erfgoed, te boek en tentoongesteld in de Mijnstreek.
SINT-BARBARA: EEN LEVENDE TRADITIE
In grote delen van het land is vier december een doordeweekse dag,
waarop men de dagen tot Sinterklaas aftelt. Maar in de Limburgse
Mijnstreek was het ooit, en wordt het stilaan opnieuw, een bijzondere
dag. Vier december is namelijk de naamdag van Sint-Barbara, de pa
trones van de mijnwerkers.
Maar wie is deze heilige? Het verhaal van Sint-Barbara is doordron
gen van mythes en legenden. Volgens de overlevering is ze geboren in
Nicodemië (Turkije) als dochter van een heidens priester. Omwille van
haar bekering tot het christelijke geloof sloot haar vader haar op in
een toren. Noch de opsluiting, noch verschillende folteringen deden
Barbara van haar geloof afwijken. Na een mislukte ontsnappingspo
ging uit de toren werd Barbara uiteindelijk door haar eigen vader ont
hoofd, die ter plekke door de hand Gods werd neergebliksemd. De
Heilige Barbara werd aanroepen voor bescherming tegen bliksem, en
is de patroonheilige van de gevaarlijke beroepen- waaronder de mijn
werkers. Belangrijker dan deze hagiografische weetjes is het feit dat
Sint-Barbara zelfs jaren na de mijnsluiting nog steeds een belangrijke rol speelt
in het leven van vele ex-mijnwerkers. De heilige wordt dan ook vaak geaffec
teerd 'Berbke' genoemd. Zo werd vier december, een plaatselijke verlofdag, de
dag waarop Sinterklaas, geholpen door Sint-Barbara, de cadeautjes twee dagen
34 Mijnerfgoed in Limburg
Monolis Kanakaris in Eisden
Dorp in 1958
PRIVÉCOLLECTIE
Inwijding van de funderingen
van de Heilige Dimitrioskerk,
Maasmechelen, 1963,
PRIVÉCOLLECTIE
Het Genker mijnwerkerskoor
zingt in de moskee van
Sledderlo, uit een film van
Joris Rabijns
Kebabzaak in Zwartberg
Sint-Barbamprentjes
TRES SAINTE :BARBE Patronue des mineurs, des carriers
des artificiers et des pompiers, '
PRIEZ POUR NOUS.
vroeger bracht dan elders in het land. Op vier december werden ook verdienste
lijke mijnwerkers bekroond met een Laureaat van Arbeid. Dit alles moest groots
gevierd worden. Brouwers deden op die dag gouden zaken.
De sluiting van de mijnen maakte abrupt een einde aan de tradities rond vier
december en tot voor een aantal jaren leken de gebruiken rond Sint-Barbara een
stille dood tegemoet te gaan. Maar door de inzet van vele ex-mijnwerkers komt
Sint-Barbara stilaan terug tot leven en vinden er sinds jaren op verschillende
plaatsen in de Mijnstreek opnieuw Barbara-vieringen plaats. De functie ervan
blijft dezelfde: een sociaal gebeuren waarbij een binding met het mijngebeuren
aan de grondslag ligt. Belangrijk is de herinnering aan wat ooit was, een ver
vlogen verleden, dat op die dag, samen met zij die het ook van nabij beleefd
hebben, herdacht wordt. Het mijnverleden wordt op die manier ook weer een
beetje toekomst.
KEBAB MET MAYONAISE
De Mijnstreek heeft op culinair vlak heel wat te bieden. Bovendien groeide de
laatste jaren de overtuiging dat eetcultuur een belangrijk onderdeel is van het
erfgoed van de streek. De ontwikkelingen die zich de voorbije decennia afte
kenden in de eetgewoontes in de Mijnstreek zijn immers een heel duidelijke- en
lekkere - weerspiegeling van de (migratie)geschiedenis van de streek. Wandel
je vandaag door de winkelstraten van de cités, dan vind je een Turkse bakker,
een Grieks restaurant, een Italiaanse kruidenier en een Vlaamse slagerij naast
elkaar. Vaak doen de uitbaters bij elkaar hun inkopen en vinden ook alsmaar
meer mensen die niet in de cités wonen hun weg naar deze traditionele handels
zaken en hun zuiderse recepten. De verschillende culturen die samenleven in de
Mijnstreek vormen vandaag een kleurrijke mengeling en dat zie je in wat er op
het bord ligt. Zo onderzocht de Erfgoedcel Mijn-Erfgoed in 2007 onder de titel
Kebab met mayonaise de evolutie die het gerecht döner kebab de voorbije jaren
meemaakte en stelde vast dat döner kebab zich in de Mijnstreek heeft aangepast
aan de plaatselijke smaken en gewoontes. Eet je een kebab in Turkije of ééntje in
de Mijnstreek, dan heb je twee totaal verschillende broodjes of gerechten achter
de kiezen. Kebab in de Mijnstreek eet je met een krokant broodje, gevuld met
zuiver rundsvlees, veel rauwkost, met typische frituursausjes en zelfs frietjes.
Kebab met mayonaise, souvlaki met frietjes, pizza of pasta met · - · in de Mijn
streek proef je de verschillende culturen samen op je bord.
•
Mijnerfgoed in Limburg 35
Epiloog
De Mijnstreek 'tot spreken brengen'
EEN MASTERPLAN VOOR D E MIJNREGIO
In opdracht van de provincie Limburg werd m
2008 een masterplan ontwikkeld voor de Mijn
streek, met als doel het formuleren van een rich
tinggevend kader waarin de omgang met het
erfgoed van de regio gestalte kan krijgen. De ver
schillende voormalige mijngemeenten kwamen
eerder al tot de oprichting van een Projectvereni
ging Mijnstreek, wat resulteerde in de oprichting
van Erfgoedcel Mijn-Erfgoed. Binnen de provin
cie is de Cel Mijnerfgoed actief.
ConrraPunt, cultureel constructiebureau, voerde
het masterplan uit, in samenwerking met verte
genwoordigers van provincie, erfgoedcel en pro
jectvereniging.
DE'GEBRUIKER
'CENTRAAL
In het eerste deel van de uitwerking van het plan
lag de focus vooral op het zoeken naar een ant
woord op vragen als: Wie zijn de bewoners van
de regio? Hoe ervaren zij hun omgeving? Wat is
hun beeld over het mijnverleden? De beste manier
om daar achter te komen, is door het hen zelf te
vragen. Bijgevolg werd een selectie gemaakt van
twintig bewoners die én een sterke betrokkenheid
hebben met de regio én de nodige afstand kunnen
nemen. Bij de selectie werd gezocht naar een bre
de spreiding, naar mensen vanuit verschillende
gemeenten, werkzaam in verschillende domei
nen: van welzijnswerk tot voormalig mijnwerker,
van toerisme en bed and breakfast tot jongeren
werk. Er werd zowel gesproken over eigen als
over professionele ervaringen. De gesprekken
leverden een bijzonder gefragmenteerd beeld op
van de regio. Wie de gespreksverslagen integraal
doorleest, krijgt niet het idee dat de bewoners een
eenduidig beeld van hun regio hebben.
Twee aspecten vormden een uitzondering op dat
beeld en werden door vrijwel alle gesprekspart-
ners genoemd. Allereerst het gegeven dat de regio
eigenlijk niet als een regio ervaren wordt. Men
heeft veel eerder het idee in een bepaalde wijk
of gemeente te wonen dan in de Mijnstreek. De
aanduiding Mijnstreek lijkt daarmee eerder een
bestuurlijke aanduiding te zijn, die niet aansluit
bij de beleving van de bewoners van de regio.
Een tweede opvallend beeld is dat de regio het
best te vergelijken is met een 'archipel van eilan
den'. Men functioneert in de regio binnen een
redelijk duidelijk te omschrijven groep. Die groe
pen beleven zichzelf als groep op basis van een
veelheid aan gronden en redenen. De groepen le
ven in redelijke rust vooral náást elkaar en er zijn
nauwelijks ontmoetingen en uitwisselingen.
De conclusies werden beschreven in een eerste do
cument dat als onderlegger voor het masterplan
diende: Bithook Mijnstreek, hoe de Mijnstreek
wordt beleefd door haar bewoners. Daarin werd
aangegeven dat het masterplan moet beschrijven
op welke wijze men de ontmoetingen tussen de
verschillende groepen in de regio wil faciliteren.
Om op basis van die ontmoetingen een beleving
van gezamenlijkheid te laten ontstaan, oftewel
het gevoel in een regio te leven. En hoe erfgoed
daar een rol in kan spelen.
ATLAS VAN DE MIJNSTREEK
Een tweede activiteit bestond uit het samenstel
len van een Atlas van de Mijnstreek. Niet om een
uitputtende inventarisatie te maken, maar vooral
om een beeld te krijgen van de spreiding en de
veelsoortigheid van het erfgoed. Om in tweede
instantie te kijken naar de mogelijkheden om dit
erfgoed, vanuit een actuele werking, in te zetten
in de vormgeving van ontmoetingen tussen de ver
schillende groepen in de regio. Potentiële ontmoe
tingsplekken waren in feite het onderwerp van het
opstellen van de Atlas van de Mijnstreek.
In de conclusies van dit document werd benoemd
dat ontmoeting vooral kans krijgt op plaatsen
waar veel verschillende mensen om veel verschil
lende redenen bijeen komen, 'betekenisclusters'.
Andere conclusies waren dat in de uitwerking
van het masterplan bestaande netwerken (on
derwijs, opbouwwerk, verenigingen) geschoold
moeten worden in omgang met het erfgoed van
de regio en dat ontmoetingen niet vooropgezet,
maar 'en passant' moeten worden vormgegeven.
HET MASTERPLAN, ERFGOED ALS MIDDEL
Vastgesteld wordt dat het erfgoed van de regio
een belangrijk middel kan zijn om op een spraak
makende manier mogelijkheden te creëren voor
ontmoeting, uitwisseling en betekenisgeving van
en door bewoners van de Mijnstreek. Een der
gelijke actuele erfgoedwerking kan pas worden
vormgegeven als die ook daadwerkelijk geba
seerd is op authentiek erfgoed. Als erfgoed niet
wordt behouden en beheerd, is men op den duur
uitverteld.
Deze erfgoedwerking komt echter niet vanzelf
tot stand. Daarvoor stelt het masterplan een sa
menhangend pakket activiteiten voor dat de ko
mende jaren moet worden uitgewerkt:
-Infrastructuur: het inrichten van een actueel
mijnmuseum, archief, activiteiten- en fotodata
bank. Een solide basis als vertrekpunt voor con
tinuïteit en structuur.
-Metaforen: om herkenbaarheid en betrokken
heid van de bewoners van de regio te realiseren,
worden alle activiteiten die in het kader van het
masterplan worden uitgevoerd, ondergebracht
en gecommuniceerd in de context van een aan
tal metaforen. Metaforen die zo breed zijn dat
zij een grote verscheidenheid aan activiteiten toe
laten en ook herkenbaar zijn of worden voor de
bewoners van de regio.
-Pleisterplaatsen en satellieten: verspreid door de
regio worden een aantal betekenisvolle centrale
plekken benoemd van waaruit thema's en meta
foren in de vorm van activiteiten kunnen wor
den uitgevoerd. Aan die pleisterplaatsen worden
satellieten verbonden van kleinschaliger initia
tieven in de regio. Het gaat hier niet om nieuwe
investeringen, maar om het herbenoemen van
bestaande initiatieven, locaties en activiteiten. In
die pleisterplaatsen worden de gezamenlijke me
taforen aan een locatie verbonden.
- Regisseur: omdat het masterplan voor het groot
ste deel is gebaseerd op het verbinden van wat er
al is in de regio, is een regisseur die dit proces
leidt en vormgeeft van het grootste belang.
-Ontmoetingen: centraal in de voorstellen staan
drie acties. Allereerst het inzetten van bestaande
netwerken in de regio als onderwijs, opbouw
werk, verenigingsleven. Daarnaast het uitvoeren
van activiteiten op plaatsen waar veel mensen om
veel verschillende redenen komen: betekenisclus
ters. En tenslotte het voortdurend initiëren van
zogenaamde 'kleine ontmoetingen'
Alle onderdelen in dit pakket zijn in het master
plan uitgewerkt in concrete acties die in de ko
mende tien jaar genomen moeten worden om tot
het gewenste resultaat te komen.
VOORTGANG
De samenwerking tussen provincie en project
vereniging wordt nu voortgezet in de verdere
uitwerking van de invoering van het masterplan.
Een sterk voorbeeld van samenwerking op be
stuurlijk vlak dat de potentie heeft om zich op
termijn te vertalen in een actuele erfgoedwerking
die bewoners van de Mijnstreek in staat zal stel
len om betekenis te geven aan de regio waar zij
leven, wonen en werken. De Mijnstreek wordt
tot spreken gebracht.
Praktisch
Bezoek het MIJN -erfgoed VLAAMS
MIJNMUSEUM
Open : Van maandag tot zondag
voor groepen op afspraak.
Voor individuele bezoekers: van
maandag t.e.m. zondag kan men
aansluiten bij een rondleiding
om 1 1 u, 1 3u en I S u. Gesloten op
feestdagen . Tarieven afhankelijk van
het soort arrangement. Reservaties
via Toerisme Beringen, 0 1 1 42 I S
52 o f W www.toerismeberingen.
be
Praktisch:
Vlaams M ijnmuseum
Koolmijn laan 20 I , 3582 Beringen
T 0 1 1 45 30 25
W www.steenkool.be
MUSEUM VAN DE
MIJNWERKERSWONING
Open : Van apri l tot en met
september op zaterdag en zondag
van 14 u tot 1 8u , van oktober tot
en met maart enkel op zondag
van 1 4u tot 1 8u . Ook op afspraak
toegankelijk. Reservaties via VVV
Maasmechelen, 089 76 98 88.
Praktisch:
M useum van de
Mijnwerkerswoning
Marie-joséstraat 3 ,
3630 Eisden (Maasmechelen)
T 089 76 45 75 (Stichting Erfgoed
Eisden)
W www.erfgoedeisden.be
MIJNDEPOT
WATERSCHEl
In het voormalige hoofdgebouw
van de mijn van Waterschei ,
in Genk, bevindt zich een
grote collectie mijnmaterialen,
samengebracht door de ex
mijnwerkers van vzw Mijn
Verleden. De collectie staat
opgesteld in het voormalige
depot. Er is veel aandacht voor
de techniek en het gebruikte
gereedschap, dat door de
decennia heen evolueerde. Grote
foto's tonen de geschiedenis van
Waterschei van de opbouw tot de
sluiting.
Open : l edere zondag van juni , ju l i
en augustus, telkens om 1 3u en
1 8u (laatste rondleiding start om
MUSEUM
ONS MIJNVERLEDEN
In het oude directiegebouw van de
koolmijn van Houthalen bevindt zich
een grote verzameling voorwerpen
van in en rond de mijn, oorspronkelijk
verzameld met een didactisch doel:
de mijnbouwschooL Het ontstaan
van steenkool wordt ge'lllustreerd
met prachtige kristallen, gesteenten,
school prenten, fossielen . . .
Daarna volgt het verhaal van de
ontdekking van de steenkool in de
Limburgse Kempen, het starten
van de boringen, de schachtdelving,
eindeloze tunnels, galerijen en
kolenpijlers. De conservator vertelt
op een adembenemende wijze
over de risico's van de mijnbouw,
de gevaren in de ondergrond,
1 7u) . Op afspraak kan een bezoek de kameraadschap . . . maar ook
elke dag van de week. 3 per over stoflong en mijnworm. Ook
persoon inclusief rondle id ing op de de vitrines met l iteratuur; foto's,
voormalige mijnterreinen. penningen en curiosa lonen de
moeite. Een indrukwekkende
Praktisch: verzameling die tot leven wordt
Mijndepot Waterschei gebracht alsof je het zelf beleeft: een
Andre Dumontlaan aanrader voor jong en oud.
3600 Genk Open: Elke woensdag in de Belgische
www.mijndepot.be (en Nederlandse) schoolvakanties
om I Ou en 1 4u zijn er rondleidingen.
Ook op afspraak toegankelijk. I ,5
per persoon (gratis tot 7j, I voor
kinderen van 7- 1 4j)
Praktisch :
M useum O ns M ijnverleden
Centrum Zuid I l i l (corr.
Pastorijstraat 50)
3530 Houthalen-Helchteren
T 0 1 1 89 O I 00 (Vrijetijdwin kel
Houthalen) ofT 0 1 1 52 28 02
(conservator)
Mijndepot
KOLENSPOOR EN
NATIONAAL PARK
De vzw Kolenspoor heeft zijn
thuisbasis op de geklasseerde
stationssite van As, dat ook
een toegangspoort is tot het
Nationaal Park Hoge Kempen.
Een gereconstrueerde houten
boortoren staat als een baken op
de site, en staat symbool voor
de ontdekking van de Limburgse
steenkool. h ier in As. Van op
de 25 meter hoge toren heb
je een prachtig uitzicht op de
Limburgse bossen en de skyl ine
van Genk. Het Kolenspoor
verzorgt treinritten op het
traject Waterschei-As-Eisden en
beschikt over heel wat historische
rijtuigen waaronder ook een
restaurantwagen, een slaapwagon
en een fietsenshuttle.
Praktisch:
Er is een vaste d ienstregel ing,
maar ook ritten op reservatie zijn
mogelijk.
Kolenspoor/Stationssite As
Stationsstraat zin
3665 As
www.kolenspoor.be
www.nationaalpark.be
Museum Ons Mijnverleden
SLEUTELFIGUREN MIJNSTREEKTOURS
Sleutelfiguren ontsluiten met hun Met een kleine groep mensen
persoon lijk verhaal de gesch iedenis krijg je op een M ijnstreektour een
van de M ijnstreek en geven je een exclusieve kijk op het erfgoed van
andere b l ik op As, Beringen, Genk, de koolmijnen : mooie tuinwijken,
Heusden-Zolder, Houthalen- machtige industriegebouwen,
Helchteren, Maasmechelen, de zuiderse winkels vol geuren en
multiculturele samenleving en de smaken, vergane glorie en een
koolmijnen. Ze zijn anderhalf uur hedendaagse smeltkroes van
lang gastheer of -vrouw in hun culturen. Vanuit een comfortabele
eigen h u is, tuin, straat, wijk, c lub- of min ibus en begeleid door een
gebedshuis . Je bent de gast van een enthousiaste chauffeur-gids proef
vertel lend monument en ontdekt je van de rijke geschiedenis van
niet al leen een stuk van de wereld de koolmijnen en het levendige
aan de hand van hun levensverhaal, karakter van de cités.
maar beleeft ook een ontmoeting
om nooit te vergeten. Praktisch:
Een korte tour duurt drie uur, een
Kolenspoor
RIJKSARCHIEF
HASSELT
Het Rijksarchief te Hasselt is
de wettelijke bewaarplaats
voor de archieven van
overheidsorganisaties in Limburg.
Daarnaast kunnen in het
Rijksarchief ook archieven
van particu l iere oorsprong
geraadpleegd worden. Enkele
bijzondere verzamel ingen,
waaronder de verzamel ing
' Kaarten en plannen', of de
plakkaten en ordonnanties,
vormen een mooie aanvul l ing op
de eigen l ijke archiefbestanden.
I n België zi jn alle archieven van
meer dan I 00 jaar oud, d ie door
een overheidsorgaan aan het
Praktisch: lange tour duurt zes uur. Tours op Rijksarchief worden overgedragen,
Al le sleutelfiguren en hun verhaal
vind je terug op de website www.
s leutelfiguren.be. Reserveren
kan via reservaties@hetvervolg.
org of 089 85 58 86. De kostprijs
bedraagt 6 per persoon
( inclus ief drankje). Beperkt aantal
deelnemers (ca. 5) per ontmoeting.
maat mogelijk. De verschi l lende i n principe openbaar. Voor d e
routes en tarieven vind je o p raadpleging van archieven van
www.mijnstreek.be . Reserveren meer recente datum kan onder
kan via [email protected] voorwaarden toelating tot inzage
of 089 86 58 86. Een korte tour en reproductie gegeven worden.
kost 25 per persoon, een lange
tour 40 . Praktisch:
Rijksarchief Hasselt
Bampstaan 4
3500 Hasselt
De leeszalen zijn open van dinsdag
tot vrijdag van 08.30 tot 1 6 .30
uur, en op zaterdag van 09.00 tot
1 2.30 en van 1 3 .00 tot 1 6.00 uur.
Op feestdagen zijn de leeszalen
gesloten.
Praktisch
M IJ N ERFGOED
M E E R W ET E N ?
Surf dan zeker naar de website van de Erfgoedcel
M ijn- Erfgoed: www.mijnerfgoed.be. De erfgoedcel
M ijn- Erfgoed kwam in 2007 tot stand als resultaat
van een samenwerking tussen de zes Limburgse
mijngemeentes. Haar opdracht bestaat er in om een
duurzaam erfgoedbeleid uit te bouwen samen met
(o.a. bovenvernoemde) partners, professioneel of
vrijwil l ig, ten einde samen het cultureel erfgoed in
de M ijnstreek (beter) in kaart te brengen, te bewa
ren en te ontsluiten.
AUTEURS
F i l ip Delarbre, conservator Vlaams M ijnmuseum
Patrik Jaspers, KADOC Documentatie- en Onder
zoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving
Jan Kohlbacher, voorzitter Stichting Erfgoed Eisden,
conservator M useum van de M ij nwerkerswon i ng
Rombout N ijssen, rijksarchivaris 'Hasselt'
Adriaan Linters, voorzitter Vlaamse Vereniging voor
Industriële Archeologie
Kristof Reulens, erfgoedcoördinator Stad Genk
Johan Van Den Bosch, projectleider Nationaal Park
Hoge Kempen
Pieter Mols, cultureel constructiebureau ContraPunt
Katrien Schaerlaekens, Erfgoedcel M ijn-Erfgoed
Karol ien Akkermans, Erfgoedcel M ijn-Erfgoed
ILLUSTRATIES
Tenzij anders vermeld bij de i l lustraties: fotografie
Eddy Daniëls I Erfgoedcel M ijn-Erfgoed
Lajos Molnar Foto: vzw Het Vervolg