Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

39
' .. . . ' ' ' ' Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag, Zwartberg, Waterschei en Eisden. · · · · · · · · · · · ·· · · ·. . . .

Transcript of Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Page 1: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

'

.., .... ....

' '

' '

Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag,

Zwartberg, Waterschei en Eisden.

···············

· ....

Page 2: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Mijnerfgoed in Limburg

Inleiding

HET ZWARTE G OUD DER KEMPEN

Beringen, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Genk, As en Maas­

mechelen. Deze zes gemeenten, met een gezamenlijk economisch en

sociaal verleden, vormen de Belgisch-Limburgse Mijnstreek. Vandaag

is het een dichtbevolkte, multiculturele (arbeiders)streek, met een patri­

monium dat uniek is in Vlaanderen.

Voor er steenkool werd ontdekt onder de Kempische zandgrond was

het eeuwenlang een uitgestrekt heidegebied waar boeren aan kleinscha­

lige landbouw deden. Rond 1900 woonden er amper 9.800 mensen. Er

waren slechts enkele kleine woonkernen, vooral in de vruchtbare en

dus rijkere Maasvallei. Het ongerepte en desolate Kempische heide- en

moeraslandschap lokte op het einde van de negentiende eeuw talrijke

schilders. Vanaf 1901 zou dat allemaal snel veranderen.

In augustus 1901 haalde de Leuvense geoloog André Dumont, na vele

proefboringen in de omgeving, in As de eerste Limburgse steenkool bo­

ven. Het waren vette kolen en daar had de Belgische industrie nood aan.

De Waalse mijnen, die op dat moment al een halve eeuw actief waren,

leverden nagenoeg geen vette kolen. Invoer was de enige oplossing. Tot

de ontdekking van Dumont. Toch waren er in het begin problemen.

Naast geruzie over privé- of staatsconcessies bleek het ontginnen van de

Limburgse steenkoollagen technisch niet eenvoudig omdat ze diep

onder een onstabiele bovenlaag bleken te liggen. Tot overmaat

van ramp brak in 1914 de Eerste Wereldoorlog uit. Uiteinde­

lijk werden er in Limburg 7 monsterconsessies toegekend, wat

resulteerde in evenveel mijnzetels. Van oost naar west zijn dat

Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag, Zwartberg, Water­

schei en Eisden.

De eerste mijn die opengaat is Winterslag, in 1917. Om van start te

kunnen gaan met het bovenhalen van het zwarte goud trekken de mijn­

uitbaters binnenlandse arbeidskrachten aan en ervaren arbeiders uit

Centraal- en Oost-Europa. Maar men heeft nog veel meer personeel

nodig. Rond 1930 werken al 6.500 gastarbeiders in de Mijnstreek. Om

de arbeiders en hun gezinnen aan het mijnbedrijf te binden, bouwen

de mijndirecties - naar het voorbeeld van de Engelse Garden Cities -

grote mijndorpen met moderne woningen, pleinen, winkels, logements­

huizen, scholen en kerken. De mijndorpen of cités in Limburg zijn

groene oases in de onmiddellijke omgeving van de mijn. Door onder

Putten uit een eeuw steenkool

Na de ontdekking van de steenkool in 190 I rezen doorheen het Kempische land·

schap boortorens op, zoals hier in As anno 1907- 19 10

Op het muntstuk van 50 cent kwam een mijnwerkershoofd te staan nadat minister

Achiel Van Acker de mijnwerker had uitgeroepen tot 'de ereburger van het land'

MUSEUM VAN DE NATIONALE BANK, BRUSSEL

Inhoud

1 In leiding

Het zwarte goud der Kempen

6 Wonen en werken bewaard

Enkele collecties in de M ijnstreek

24 Het zwarte erfgoed

andere ontspanningsmogelijkheden te voorzien hoopt men het perso- Industriegebouwen en cités in een mijnlandschap

neelsverloop in te perken en minder last te hebben met vakbonden en

32 Immaterieel erfgoed

• Ontastbaar en onschatbaar •

36 Epi loog

38 Praktisch

Page 3: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

2 Mijnerfgoed in Limburg

stakingen. In de nieuwe wijken zien tal van socio-culturele verenigingen het

licht. Het mijnbedrijf gaat niet alleen de dagtaak van de mannen bepalen,

maar ook het leven en wonen van duizenden gezinnen.

Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog komt de Limburgse steen­

koolnijverheid in een impasse terecht. De steenkoolproductie loopt gewoon

door, maar de opbrengst is voor de Duitse bezetter. Russische krijgsgevan­

genen werken in de Limburgse mijnen en wonen er in kampen. Na de oorlog

wordt de vraag naar arbeiders opnieuw zeer groot. België en Italië sluiten

een eerste billateraal akkoord: arbeidskrachten in ruil voor steenkooL Na de

mijnramp in Marcinelle (1956), waar tientallen Italianen omkomen, trekt

Italië zich terug als leverancier van arbeidskrachten. De rekruteerders wij­

ken uit naar Spanje, Griekenland en Turkije.

Na de Tweede Wereldoorlog lanceert minister Achiel Van Acker 'de ko­

lenslag', een ijverige poging om de economie van het naoorlogse België

te herstellen en te optimaliseren. De mijnwerker wordt ereburger van het

land. De naoorlogse bloei culmineert in de feestelijkheden van 1957, een

jubileumjaar voor heel wat mijnen. Maar dan haalt de petroleumindustrie

de steenkoolindustrie in, onder andere door de heropening van het Suez­

kanaal. De kolencrisis is een feit. Een eerste gevolg is de fusie van de mij­

nen van Zolder en Houthalen in 1964. Heel wat verouderde Waalse mij­

nen zijn ondertussen ook met sluiting bedreigd. Uit angst voor een revolte

in Wallonië offert men ook één Limburgse mijn op: die van Zwartberg,

nota bene de modernste van het land. Bij de rellen vallen twee doden,

Zwartberg haalt de wereldpers.

Ex-mijnwerkers getuigen

dikwijls over de samenhorig·

heid en kameraadschap in de

ondergrond

Page 4: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Rellen in Zwartberg, 1966

FOTOARCHIEF DIENST CULTUUR I STAD GENK

Rellen in Zwartberg, 1966

FOTOARCHIEF DIENST CULTUUR I STAD GENK

Volgende bladzijden:

Stefan Kellens, portretten van

mijnwerkers, foto's, ca. 1985,

36 x 3 1 cm

MINISTERJE VAN DE VLAAMSE

GEMEENSCHAP, AFDELING

BEELDENDE KUNST EN MUSEA

© KIK-IRPA,Brussel

De vijf resterende Limburgse mijnen groeperen zich vanaf 1967 in de NV

Kempense Steenkoolmijnen (KS). T hyl Gheyselinck krijgt vanaf 1986 de

opdracht om de mijnen zo snel mogelijk financieel dragelijk te maken voor

de Belgische overheid. Dat leidt uiteindelijk tot de sluiting van Waterschei

en Eisden in 1987, Winterslag in 1988, Beringen in 1989 en Zolder in

1 992. De frustratie na de definitieve mijnsluitingen is groot en men wil

de mijnsites slopen om iets nieuws op te bouwen. Al snel verandert dat

en komen de eerste erfgoedprojecten van de grond. Sindsdien is er veel

behouden en beschermd. Hetgeen in Limburg bewaard bleef, behoort on­

tegensprekelijk tot de top in Europa. Het komt er nu op aan om het be­

lang en de uniciteit van dat erfgoed te expliciteren, zowel binnen Limburg

als daarbuiten. Net zoals in andere mijnregio's grepen ook in Limburg

de mijnuitbatingen zo sterk in op de sociale, economische, culturele en

ruimtelijke morfologie, dat ze ongetwijfeld kunnen gerekend worden tot

één van de belangrijkste vormen van erfgoed uit de twintigste eeuw. Ook

in andere landen en op internationaal gebied wordt er heel wat aandacht

besteed aan mijnerfgoed, getuige de ontsluitingscampagne 'La Chaîne des

Terrils' in Noord-Frankrijk, de UNESCO-erkenning voor de Zollverein­

mijn in het Duitse Essen, Big Pit als onderdeel van het Blaenavon Indu­

strial Landschape in Wales, het stadje Sewell in Chili en nog vele andere

voorbeelden. Met wat in Limburg bewaard bleef, en met de huidige pro­

jecten voor ogen, horen de relicten van het Kempische Bekken ongetwij­

feld in dit prestigieuze lijstje thuis. Limburg mag met zijn mijnerfgoed niet

te bescheiden blijven.

Mijnerfgoed in Limburg 3

Page 5: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...
Page 6: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...
Page 7: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

onen en

wer en

ewaar

Enkele collecties in de Mijnstreek

De sporen van de mijnindustrie zijn nog sterk aanwezig in Midden-Limburg: in­

dustriële mijngebouwen zijn monument geworden, de tuinwijken hebben voor een

deel hun eigenheid behouden en de inwoners van de streek hebben letterlijk nog

iets te vertellen over de vroegere mijnindustrie. De impact van de mijnindustrie

op de streek was dan ook enorm. Enkele cijfers geven dit treffend weer. Nemen

we Beringen als voorbeeld: in 1948 werkten 6.796-personen in de mijn, op een

periode van 67 jaar werd in totaal 79.332.000 ton steenkool bovengehaald, voor

heel Limburg liep dit op tot meer dan 440 miljoen ton. Vandaag houden een heel

aantal instellingen vanuit verschillende invalshoeken zich bezig met de ontsluiting

van het mijnerfgoed. Hieronder komen twee musea en hun collectie aan bod.

VLAAMS MIJNMUSEUM

In 1986 - dus nog voor de sluiting in 1989- werd in Beringen de vzw Geologisch

en Mijnmuseum opgericht, die de nadruk legde op de geologische collectie. De

Vereniging van Hoofdopzichters en Gediplomeerden (VEHOG) stond in voor de

organisatie van de rondleidingen. Na de sluiting zorgden beide verenigingen voor

de continuïteit en legden de klemtoon op het redden van het mijnerfgoed. Ze kon­

den een aantal machines van de sloop redden en verwierven het KS-restarchief.

Tezelfdertijd breidde het museum uit: andere thema's komen in de presentatie aan

bod en men bouwde een ondergrondreconstructie.

Het Vlaams Mijnmuseum, zoals het nu heet, is gevestigd op de voormalige mijn­

zetel van Beringen. In 1993 besliste de Vlaamse regering om 44 mijngebouwen

in Limburg als monument te beschermen. Hierbij werd 1 koolmijn - Beringen

6 Mijnerfgoed in Limburg

In de kipzaal kwamen de volgeladen wagentjes boven om de steenkool naar de kolenwasserij te brengen

Page 8: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Kinderen bezoeken het Vlaams Mijnmuseum

8 Mijnerfgoed in Limburg

- zo volledig mogelijk bewaard om een integraal beeld van een mijnzetel te behouden.

Dit totaalbeeld vormt vandaag de kracht van de site Beringen. En hoewel die nog

niet herbestemd is en het gebouwenpatrimonium nog steeds eigendom is van Mijnen

NV, de rechtsopvolger van de Kempische Steenkoolmijnen NV, maakt dit onroerend

patrimonium een essentieel onderdeel uit van de museumwerking. Het museum staat

in voor een gedeeltelijke ontsluiting van de site door middel van geleide bezoeken

doorheen de gebouwen. Tijdens deze rondgang volgen de bezoekers dezelfde weg als

destijds de mijnwerkers voordat ze in de ondergrond afdaalden. Men passeert langs

de betaalzaal (waar de lonen werden uitbetaald), de badzaal (de omkleed- en douche­

ruimte), de lampenzaal (waar de mijnwerkers hun lamp afhaalden), de bezettingszaal

(waar het werk verdeeld werd) en de liftkooien. Dit traject geeft meteen een perfecte

indruk van het grootschalige industriële karakter van het vroegere mijnbedrijf. Hoe­

wel gevestigd in Beringen is het bewaarde patrimonium representatief voor de andere

Limburgse mijnen die een vergelijkbare structuur en organisatie kenden.

De roerende collectie van het museum bestaat zowel uit 'ondergronds' als 'boven­

gronds' materiaal en heeft hoofdzakelijk betrekking op het werk in en op de mijn.

Foto's illustreren het werk in de ondergrond, de bovengrondse installaties en het leven

in de tuinwijk. De verzameling telt meer dan 20.000 objecten en foto's, die momen­

teel geïnventariseerd worden. Een deel is tentoongesteld in het mijnmuseum en laat

kennismaken met het ontstaan van steenkool, de ontdekking in Limburg, de uitbouw

van de mijnen en de veiligheidsaspecten van mijnarbeid. Hoewel men de steenkool­

industrie onmiddellijk met het werk in de ondergrond associeert, is het in Limburg

onmogelijk om effectief af te dalen. Met een nagebouwde ondergrondse pijler, waar

bezoekers met hun zintuigen ervaren wat het werk in de ondergrond eigenlijk inhield,

speelt het mijnmuseum op deze lacune in.

Het mijnmuseum heeft steeds gesteund - en steunt vandaag nog - op vrijwilligers,

hoofdzakelijk ex-mijnwerkers. Zowel voor de collectieontsluiting als voor de pu­

bliekswerking leveren zij een belangrijke meerwaarde. Ze hebben immers de techni­

sche knowhow en begeleiden de bezoekers in het museum en doorheen de gebouwen,

waarbij ze een gepersonaliseerd verhaal vertellen. Bovendien zorgen ze voor een door­

gedreven inhoudelijke opleiding voor hun niet-mijnwerkercollega's.

Het Vlaams Mijnmuseum ontvangt jaarlijks ruim 20.000 bezoekers, zowel mensen

van buiten de streek als de eigen inwoners, bijvoorbeeld de (klein)kinderen van mijn­

werkers. Ook scholen zijn een belangrijke doelgroep. Voor het lagere onderwijs biedt

het museum onder meer een speels educatief pakket aan, waarbij de kinderen voor

een dag mijnwerker worden.

MUSEUM VAN DE MIJNWERKERSWONING

Midden in de oude Eisdense mijnwerkerswijk, 'cité' zeggen ze hier, staat sinds drie­

kwart eeuw een statige tweewoonst. Het is een van de meer dan veertig verschillende

woningtypes die men in die aparte tuinwijk aantreft. De gevel van dit huis, de tuinen

en de bomenrij stralen duidelijk meer uit dan de andere woningen. Misschien spreekt

het de voorbijganger sterker aan omdat hier de oorspronkelijke verschijningsvorm

niet alleen bewaard, maar weer tot leven gebracht werd. De tweewoonst benadrukt

als een bijzonder accent het verhaal, van wat men ooit de mijncultuur ging noemen.

Want deze oudste Eisdense mijnwerkersciré is, zowel uit stedenbouwkundig als uit

architectonisch opzicht, de moeite waard.

De woning is opgetrokken uit baksteen, simpel versierd met heldere raam- en deur-

Page 9: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Museum van de

mijnwerkerswoning

in Eisden

Mijnerfgoed in Limburg 9

Page 10: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

� � � e .i! ]_ 0 B .::

I 0 Mijnerfgoed in Limburg

� � � e .i! � 0 8 .::

Museum van de

mijnwerkerswoning

in Eisden

Page 11: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Museum van de

mijnwerkerswoning

in Eisden

omlijstingen, en bekroond met een topgevel in namaakvakwerk en de in elkaar

grijpende leien daken met wolfseind. De gevel alleen al vertelt een vrij apart so­

ciaal historisch verhaal over het georganiseerd wonen in een mijnwerkersciré

van de jaren dertig. Als stille getuigenis daarvan hangt in het museum nog een

drietalig woonreglement, een gebruiksaanwijzing van een woonconcept dat voor

rust, reinheid en regelmaat moest zorgen. De woning vertelt ook de ontelbare

geschiedenissen van mijnwerkers in deze nederzettingen, speciaal gesticht voor

allen die aan de koolmijn verbonden waren: de directeur, de opzichters en vooral

de ondergrondse mijnwerkers, de 'putmannen'. En er is het verhaal dat verder te­

rug ligt. Van de Britse utopisten als Howard, die het gedachtegoed van de garden

city lanceerden, de agglomeraties in het groen, als alternatief voor de verpauperde

arbeiderswijken in de steden. Maar ook van de beweging voor gezonde arbeiders­

woningen die in het begin van de vorige eeuw in ons land werd opgezet. Tegen

deze achtergrond wordt een arbeiderscultuur weer levendig die altijd van een alles

dirigerende, dwingende sturende macht van de mijnbazen vorm kreeg.

Na de kennismaking met de buitenkant, komt men binnen in de sfeer van de jaren

dertig. "Alsof de putman straks naar huis komt ... " De inrichting, de wandversie­

ringen en de eenvoudige technieken waarmee men de illusie van het betere leven

schiep, zijn al even hardnekkige imitaties als de buitenkant van deze stevige mu­

ren in Maaslandse veldbrandstenen. Maar door de sfeer, de stemming die dit alles

een nieuw leven geeft, komt het begrip 'kitsch' niet bij de bezoeker op. In de goede

kamer is men er in geslaagd met technieken als 'eiken met de luizenkam' of 'mar­

meren met kippenveren' een 'deftig uitzicht' te creëren. De manier van behangen

zou men vandaag als een uiting van 'lifestyle' zien, terwijl het hier een verwijzing

is naar de tot zuinigheid en spaarzaamheid gedwongen bewoners in de jaren der­

tig, toen crisis nog lichamelijk voelbaar was. Zo zijn de zelf gehaakte anjers, de

pauwenveren in de blinkende obus of het ruikertje in crêpepapier, of de houten

imitaties van vers fruit, evenveel verwijzingen naar de praktische oplossingen: ze

behielden hun kleur, konden niet rotten of verslensen en vergden geen bijzondere

zorgen van de mijnwerkersvrouw. Gesjabloneerde wanden, gesponste traplopers

en de als trompe l'oeil op de plankenvloer geschilderde matjes, vormen de gepaste

achtergrond voor schijnbaar ongeordende composities van het eenvoudig meubi­

lair. Het zijn duidelijke sporen van kennisoverdracht in oude technieken.

De verweerde zitbank voor de meestal openstaande keukendeur, maakt duidelijk

dat alles wat zich binnen afspeelde ook onlosmakelijk verbonden was met wat

buiten gebeurde. In het binnengebeuren stond het keukenfornuis centraal, met

daarrond de originele huisraad en goed bewaarde wandversieringen en gebruiks­

voorwerpen. Ze roepen een aparte sfeer op, die tegelijkertijd dichtbij en veraf is,

over het leven zoals het was. Voor de hedendaagse bezoeker is het alsof voor de

bewoners en al hun voorgangers de tijd heeft stilgestaan. De cirébewoner vertelt

hem dat "moeder de nieuwste ontwikkelingen niet moest volgen omdat ze zich

niet of zeer geleidelijk voordeden ... " De eenvoudige maar robuuste huisraad, de

stoelen, de tafel en de lange zware bank zonder leuning, spreken nog steeds de

taal van de zekerheid der dingen Maar alles, de half open deur, de waslijn, de

strijkijzers, het wafelijzer, lijken lijnen die, in vertekend perspectief naar dit denk­

beeldige centrale punt verwijzen, waar moeder, die mijnwerkersvrouw, stond.

Alle kamers in huis laten die eenvoudige maar eerlijke indrukken na. Anderzijds

zorgen de ongeordende voorwerpen op het fornuis, de blauwe kiel aan de haak

Mijnerfgoed in Limburg //

Page 12: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

in de keukendeur, het bestek naast de diepe borden op tafel of het kookgerei aan het

pollepelrek, voor een sfeerbeeld van aan slordigheid grenzende zorgeloosheid.

En door deze beelden heen lopen overal in huis de sporen van de verschillende mi­

gratiegolven die mensen uit heel Europa naar de mijnen en in de cité loodsten: Poolse

opschriften op kruidenpotten, Hongaarse en Duitse spreuken op geborduurde wand­

doekjes, maanzaadmolentjes of een 'mixer' uit de top van de kerstboom gesnoeid

naast het keukenpenseel uit ganzenveren gevlochten. Het zijn dingetjes die spontaan

voor weer een andere vertelling zorgen over het ciréleven zoals de bewoners het hier

beleefden.

De kunst of kitsch-vraag zou zich even kunnen opdringen bij de klassieke reproducties

van Millets' Angelus of de Arenleesters. Of bij het werk van de Weense kunstenaar

Heinrich Zatka, wiens zeshoekig ingelijste rustende dame met haar Hochzeitstraum

tot het kinderlijke Avondgebed gemanipuleerd werd. En dus weer een karakteris­

tiek van de tijdgeest van die dagen blootlegt en daarom hier weer grote geschiedenis

wordt. Want de grote geschiedenis haalde de bewoners van deze multinationale ge­

meenschap, die de cité nu eenmaal was, dikwijls in.

De geschiedenis van deze woning is één groot kluwen. En aan elk uiteinde hangt

weer een ander verhaal. Daarom is het uitgebreide archief- en documentatiecentrum

in de andere woning voor de vzw Stichting Erfgoed Eisden, de initiatiefnemers en

beheerders van het museum, even belangrijk. De klassering tot monument van de

tweewoonst met zijn tuinen en inboedel, biedt waarborgen voor het behoud van dit

unieke kleinood van bijzondere architectuur en van een van een bijzonder sociaal

historisch verhaal.

HET BREEKBARE GEHEUGEN IN ARCHIEVEN

In 1996, toen het merendeel van de gebouwen en installaties van de toenmalige NV

Mijnen ontruimd werd, bleken in diverse sites een twintigtal kilometer archief van

verschillende mijnbedrijven en organisaties bewaard te zijn. Bezorgd om het goed be­

heer ervan veilig te stellen, stelde de NV Mijnen aan de diensten van het Rijksarchief

de vraag om de vennootschap te begeleiden bij de selectie van het archief en vervol­

gens ook om het voor permanente bewaring geselecteerde deel over te nemen.

De KS, die sinds 1967 de Limburgse mijnen groepeerde veranderde in 1994 haar

naam in NV Mijnen. Na de vereffening werd NV Mijnen verantwoordelijk voor

de sanering en de herbestemming van -de mijnterreinen en voor het opvolgen van

de personeelsdossiers van de voormalige werknemers van de KS, overgenomen door

de Limburgse Reconversiemaatschappij. In grote lijnen bevat het conglomeraat van

archieven dat in de verlaten mijngebouwen achterbeleef de archieven van zeven ex­

ploitatievennootschappen en van de overkoepelende vennootschappen KS en NV

Mijnen. Daarnaast zijn er de archieven van belangenorganisaties in de steenkoolsec­

tor, zoals dat van de patroonsorganisaties Fédération des Associations charbonnières

de Belgique en Associatie der Kempense Steenkolenmijnen, of van het verkoopkartel

Comptoir beige des Charbons, van de beroepsorganisatie Belgian Mining Engineers,

en van de Gemeenschappelijke Verzekeringskas tegen Arbeidsongevallen in de Lim­

burgse Kolenmijnen. De herkomst van de archiefstukken is belangrijk om te weten in

welke context deze informatie is verzameld en bewaard. Ook de geschiedenis van de

organisaties en deelorganisaties die het archief gevormd hebben, is belangrijk.

Niet al deze stukken waren van even groot inhoudelijk of historisch belang, en niet

alles diende bewaard te worden om historici toe te laten de geschiedenis van de Lim-

12 Mijnerfgoed in Limburg

Page 13: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

burgse mijnen, de mijngemeenten en de mijnwerkers te reconstrueren. Toch nam het

Rijksarchief te Hasselt een duizendtal meters archief en een tachtigtal meters biblio­

theek van de diverse organisaties in de Limburgse mijnsector in bewaring. Van het

overblijvende archief ging een groot deel naar het Vlaams Mijnmuseum in Beringen.

Het schoonmaken, verpakken en inventariseren van die archieven in de periode

1996-2006 betekende een belangrijke inspanning voor het Rijksarchief. Voor de ver­

pakking waren circa 100.000 zuurvrije mappen nodig en 12.000 archiefdozen. De

inventarisering en de verpakking vereisten een tiental manjaren. Het papieren archief

is te boek gesteld in enkele archiefinventarissen.

Naast de papieren stukken bevatten de mijnarchieven in het Rijksarchief nog een

twintigtal films, een negenhonderdtal video's, 1.737 glazen fotonegatieven en tien­

duizenden fotoafdrukken en dia's. Omwille van de speciale bewaaromstandigheden,

de beperkingen op vlak van raadpleging, en de bijzondere beschrijvingstechniek die

deze stukken vereisen, werd de ontsluiting ervan aangevat nadat in 2006 de laatste

inventaris van het papieren archief afgewerkt was. Het bewaren, inventariseren en

het ter beschikking stellen aan onderzoekers van oude films of videobanden in tech­

nisch verouderde formaten, confronteert het Rijksarchief met een nieuwe uitdaging.

De Erfgoedcel Mijn-Erfgoed vond partners die over kennis en ervaring beschikken

om dit materiaal aan te pakken.

In 2007 namen het Provinciebestuur van Limburg en vzw Heemkunde Limburg het

initiatief voor het project Limburg in Klank en Beeld dat de filmrollen digitaliseerde

en op DVD zette, zodat de oorspronkelijke projectietoestellen niet langer nodig zijn.

De originele films gingen in 2008 naar het Koninklijk Filmmuseum in Brussel, dat

over de beste infrastructuur beschikt om dit soort historisch materiaal te conserve­

ren. Sinds midden 2008 loopt, in samenwerking met het Provinciebestuur van Lim­

burg, het project Niet te Wissen. Het is de bedoeling de inhoud van de videofilms in

de mijnarchieven te digitaliseren en te beschrijven. Dat gebeurde al met een tweehon­

derdtal films, die beschikbaar zijn op DVD.

Tot de verbeelding sprekende stukken in de mijnarchieven zijn de glasnegatieven die

dateren uit de jaren 1910-1950. Het merendeel geeft een beeld van verschillende mijn­

gebouwen en mijninstallaties. Voor wie ze met een hedendaagse bril bekijkt, is het

confronterend te zien hoe zij verrezen in het natuurlijke heidelandschap. Dat geldt

ook voor de foto's van pasgebouwde cités: nieuwe huizen, groot en comfortabel voor

die tijd, in tuinwijken gegroepeerd, en dan omgeven door een maagdelijk heideland­

schap. Andere beelden tonen de ondergrond en het werk dat daar geleverd werd. Alle

glasnegatieven zijn geïnventariseerd en gedigitaliseerd. Ze krijgen nu een beschrijving

door het Rijksarchief in samenwerking met de Limburgse Reconversiemaatschappij.

De ontsluiting van de enorme collectie fotonegatieven op rolletjes, van de fotoaf­

drukken en van de dia's in de mijnarchieven is het volgende ontsluitingsproject. De

ervaring opgedaan bij het digitaliseren, verpakken, beschrijven en presenteren van de

glasplaten zal hierbij zijn nut bewijzen.

Genealogen of stamboomonderzoekers zijn belangrijke klantengroepen in de leeszaal

van het Rijksarchief te Hasselt. Ze raadplegen de dossiers van het mijnpersoneel en

vinden bijvoorbeeld gegevens over immigranten, zoals de plaats van herkomst en

informatie over de ouders. Zo kunnen ze een brug slaan met de archieven in het

thuisland. Een andere klantengroep vormen de geschiedenisstudenten die onderzoek

verrichten voor hun thesis. Het zal niet verwonderen dat studenten met Turkse of

Italiaanse roots vooral in de geschiedenis van de migratie geïnteresseerd zijn.

Mijnerfgoed in Limburg /3

Page 14: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Wanneer en waar deze idyllische foto gemaakt is, is onbekend.

De uitgestrekte heidelandschappen die Midden-Limburg typeren, waren sinds het einde van de 19de eeuw

een aantrekkingspool voor toeristen en schilders. Ondanks de opkomst van de mijnen bleef het heidelandschap

decennialang een populair thema in de kunsten.

1 4 Mijnerfgoed in Limburg

Page 15: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

'l J

I

Werknemers staan voor of na hun shift te wachten aan het onthaalgebouw van de mijn van Beringen.

De mijnwerkers die in de buurt woonden, kwamen te voet of met de fiets.

Na verloop van tijd legde de mijn ook bussen in, die tot in Luik, Verviers en Nederland reden om werknemers op te halen.

Het westen van de Mijnstreek kreeg dan weer heel wat Antwerpenaren over de vloer.

Mijnerfgoed in Limburg /5

Page 16: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

' . .

A 30

1 6 Mijnerfgoed in Limburg

Page 17: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

De ondergrondse afstand tussen de schacht, waar de liften aankwamen, en de werkplaats was soms zo groot

dat treintjes werden ingezet om het personeel te vervoeren, zoals hier in de ondergrond van Winters/ag.

Een ideaal moment om een boterham te eten, een liedje te zingen of- ondanks het helse lawaai - een dutje te doen.

Sommige mijnen hadden zo'n groot onderaards netwerk van gangen en werkplaatsen, dat de rit tot 45 min kon duren.

Op I maart 19 13 poseren deze schachtwerkers op een primitieve lift, die hen naar hun werkplaats zal brengen

in de ondergrond van Winters/ag. De voorbereidende werken waren zwaar vanwege de diepte van de kolenlagen.

In 1917 kon de eerste steenkool worden bovengehaald.

Mijnerfgoed in Limburg I 7

Page 18: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Werknemers van de mijn van Winterslag poseren in 1 923 bij één van de ophaalmachines.

Een meterslange kabel liep van aan het ophaalwiel tot bovenaan de schachtbok.

De ondergrondse liftkooien hingen aan deze dikke kabel, die als een lus om de grote schijf in het

ophaalgebouw spande. Unks van het grote wiel stonden de etages aangeduid op een bord met een bel,

die aanga( op welke verdieping de liften zich bevonden.

Mijnerfgoed in Limburg /9

Page 19: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

VERBODEN TE

Een man poseert in de lampenzaal van de mijn van Beringen.

Op weg naar de ondergrond konden de mijnwerkers niet alleen hun lamp en penning afhalen,

maar ook hun gereedschap afgeven voor reparatie en hun paperassen in orde maken.

Elke mijn hanteerde trouwens een controlesysteem om na te gaan welke koolputters ondergronds waren.

Zo was er het systeem met de mijnlamp, waarbij men aan het corresponderende lampnummer

in het rek kon zien wie zijn lamp genomen had.

20 Mijnerfgoed in Limburg

Page 20: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Deze afbeelding toont de sorteerruimte van de mijn van Eisden, tijdens het interbellum.

Elk kolenwagentje dat uit de mijn tevoorschijn kwam, was geladen met een mengsel van kolen, steen en hout

Aanvankelijk verwijderden leerjongens en soms ook vrouwen manueel het hout en de stenen.

Later gebeurde dit machinaal in de kolenwasserij.

Mijnerfgoed in Limburg 2 /

Page 21: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Op 22 maart 1925 werd de Heilig Hartkerk in Winterslag plechtig ingehuldigd.

Op de foto poseren heel wat kaderleden van de mijn van Winterslag met hun gezin.

De kerk werd gebouwd op initiatie( en (voor een groot deel) op kosten van de mijn.

In het interieur zijn de wapenschilden van Coppée en Schneider (hoo(daandeelhouders) verwerkt

22 Mijnerfgoed in Limburg

Page 22: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Net zoals in de hele Mijnstreek werd er ook in Eisden een kinderheil geïnstalleerd op aansturen van de mijn.

Om ontevredenheid, werkverzuim en andere kwalen te voorkomen, maar ook vanuit een zucht naar prestige,

voorzag de mijn trouwens tientallen nutsvoorzieningen in de nieuw gebouwde arbeidersdorpen,

zoals o.a. het kinderheil, thuisverpleging, buurtwinkels, feestzalen, scholen .. .

Mijnerfgoed in Limburg 23

Page 23: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

et zwarte

Industriegebouwen en cités in een mijnlandschap

24 Mijnerfgoed in Limburg

Bij het stilvallen van een groot industriegebied is de eerste reactie van bevol­

king, werknemers, werkgevers en politici: afbreken en zand erover, laat ons het

verleden uitvegen en met iets nieuws beginnen. Dat is zo in alle industriere­

gio's in Europa. Het hoeft dan niet te verwonderen dat in Limburg bij de eerste

sluitingsgolf (1985-87) door Thyl Gheyselinck onder algemene instemming de

slogan 'Van Zwart naar Groen' gelanceerd werd. Maar, ook zoals in andere

gesloten industrieregio's, verandert de slopingmentaliteit op termijn. Na minder

dan één generatie betreurt men ondoordachte afbraak en zet men erfgoedpro­

jecten op, na twee generaties bereikt men zelfs een periode van fetisjisme waar

de laatste objecten onder een stolp of op een sokkel gezet, onder grote belang­

stelling tegen hoge sommen als antiek geveild worden, en men alles doet om de

laatste materiële getuigen voor de eeuwigheid veilig te stellen.

Alhoewel men de sluiting van het Kempens Bekken lang op voorhand had kun­

nen voorzien, bestond er anno 1985 geen enkele visie of beleid voor een post­

steenkooltijdperk. Erfgoed behouden betekent pro-actief optreden, vooruitzien

voordat het probleem zich stelt. Dat was duidelijk niet het geval, zodat tussen

1985 en 1992 voor- en tegenstanders van behoud op een warrige wijze met me­

kaar in de clinch gingen, en de sector industrieel erfgoed (vooral via de Vlaamse

Vereniging voor Industriële Archeologie) alle hens aan dek moest roepen. De

bedreiging van de Limburgse mijnsites haalde de buitenlandse pers, van Portu­

gal tot Mexico. Het regende vragen in het Vlaamse Parlement, er kwamen in­

terpellaties, er waren petities, spandoekenacties en ooit trok een betoging rond

het mijnterrein van Eisden.

Page 24: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...
Page 25: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

MIJNGEBOUWEN EN TUINWIJKEN

Is het door de vele acties of eerder door het inzicht van enkele politieke

verantwoordelijken, dat er in Limburg, in vergelijking met andere mijnbek­

kens, méér en op een meer doordachte wijze beschermd en behouden werd

- alhoewel erfgoedzorgers natuurlijk op nog meer gehoopt hadden? In Berin­

gen is trouwens het volledigste en grootste moderne mijncomplex in Europa

behouden, waarbij enkel een aantal gebouwen, de pasarellen en het ketel­

huis verdwenen. In totaal bleef één achtste van de Limburgse mijngebouwen

bewaard.

Het behoud van het mijnpatrimonium keek vooral naar directiegebouwen

en schachtbokken. Deze iconen van een industrieel tijdperk kwamen bijge­

volg los van hun context te staan. De schachtbokken vormen daarvan een

goed voorbeeld. Ofwel werden ze geïsoleerd van hun ophaal- en ontvangst­

gebouwen, ofwel bleef maar één schachtbok behouden, waar er voor het

begrip van de mijnexploitatie twee noodzakelijk zijn (een ingaande en een

uitgaande schacht). Ook de structuur en de traditionele indeling van de ver­

schillende bij de mijnactiviteit betrokken zones is in de meeste mijndorpen

nog moeilijk leesbaar. De gebouwen zijn bovendien slechts het kleine topje

van een enorme ijsberg in de ondergrond. In uitzonderlijke gevallen, zoals

in Blegny bij Luik, is het mogelijk een ondergrondse galerij te ontsluiten. In

de meeste gevallen dient men de bezoekers een inzicht te geven in de onder­

grondse uitbating via gereconstrueerde galerijen aan de bovengrond of op

kleine diepte, zoals in het Vlaams Mijnmuseum in Beringen.

Een geliefd materiaal bij het optrekken van mijngebouwen en het uitbou-

26 Mijnerfgoed in Limburg

Trap in de barenzaal van de

mijn van Winterslag

De bedrijfsgebouwen in

Waterschei werden opgetrok·

ken in art decostijl

Page 26: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

In de gevel van de directeurs­

woning in Zwartberg, waar

later toevallig ook de zoo

van Zwartberg zou gevestigd

worden, werden allegorische

dierentaferelen verwerkt

wen van de ondergrond, was beton. Ongewapende betonblokken werden

gebruikt om ondergrondse hoofdgalerijen te beschoeien. Het materiaal uit

de eigen betonfabriek deed ook dienst in woningen en bedrijfsgebouwen,

getuige de schachtbokken in Eisden, de Christus-Koningkerk in Waterschei

en de (nu uitgebrande) directeurswoning in Beringen. De macht van de in­

dustrie, het geloof in de steenkool als motor voor de economie en de heer­

sende esthetische principes leidden bij het optrekken van de bedrijfsgebou­

wen trouwens ook tot een boeiend geheel van vormentalen. Van bijna alle

bewaarde mijngebouwen straalt een grandeur af die men niet dadelijk zou

associëren met de functionaliteit van een fabriek: art nouveau smeedwerk

in de elektriciteitszaal van Winterslag, zuivere art deco in het hoofdgebouw

van Waterschei, nieuwe zakelijkheid in de kantoren van Zolder . .. De stijl, de

luxe en de detailafwerking van de bedrijfsgebouwen zijn nog steeds een stille

getuige van de industriële elite en haar optimisme.

De eerste strijd voor behoud van mijnerfgoed legde de nadruk op de bedrei­

ging van de mijngebouwen en technische installaties. De tuinwijken bleven

door hun grootschaligheid wat in de schaduw staan. Zo ging de oorspron­

kelijke homogeniteit van de wijken deels verloren. De cités getuigen ech­

ter evenals de bedrijfsgebouwen van een megalomane urbanistische visie.

Architecten concipieerden duizenden woningen aan bochtige, groene lanen.

De inplanting en architectuur van de woonhuizen getuigde in veel gevallen

van een duidelijke hiërarchie. De directeursvilla's waren kleine kasteeltjes en

lagen het dichtst bij de mijn. De arbeiders moesten vaak van veel verder in

de cité komen.

Mijnerfgoed in Limburg 27

Page 27: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

TORENS, KOEPELS EN MINARETTEN

De burgerlijke en kerkelijke overheden zagen de mijnindustrie als een ernstige bedrei­

ging voor de 'zedelijke gaafheid' van Limburg. Ze lanceerden een grootscheeps offen­

sief om 'Limburg voor Christus te bewaren'. Dat kreeg de vorm van een doorgedreven

maatschappelijke en religieuze omkadering van de arbeiders De verschillende overhe­

den en de mijnmaatschappijen sloegen de handen in elkaar en zorgden er voor dat het

kerkgebouw een rechtmatige plaats kreeg in de mijncités. Men gaf aan de woonwijken

het juridische statuut van parochie en daarna moest de mijn zorgen voor de bouw (en

een groot deel van de financiering) van de kerk. De katholieke ondernemersfamilie

Coppée gaf in 1925 het voorbeeld te Winterslag. In het centrum van de cité liet ze de

barok aandoende Heilig Hartkerk, naar ontwerp van Adrien Blomme, oprichten. En

in Eisden was Evence III Coppée de drijvende kracht achter de bouw van de modern­

gotische Sint-Barbarakerk (1936), ontworpen door August Vanden Nieuwenborg.

Andere mijnmaatschappijen volgden. In Waterschei liet directeur-gérant Fontaine de

uitgesproken moderne Christus Koningkerk (1936) naar ontwerp van mijnarchitect

Gaston Voutquenne optrekken. Ook in Zwartberg en Beringen waren het de direc­

teurs Allard en Brun die de drijvende kracht waren achter de oprichting van prestigi­

euze exotische kerken van architect Henri Lacoste: de Sint-Albertuskerk in Zwartberg

(1941) en de Sint-T heodarduskerk in Beringen (1943).

Bij de bouw van de kerken speelde de religieuze overtuiging van de mijnbestuurders

een belangrijke rol. Het was bovendien een opportuniteit om katholieke organisaties

in te schakelen in een gemeenschapsvormend project waarmee men de arbeiders wilde

verankeren in de nieuwe, ten dienste van de mijn gestichte, maatschappelijke realiteit

van de mijncité. Maar het waren ook prestigeprojecten waarmee men de concurrenten

kon overklassen. Door de monumentaliteit van de kerken en hun rijke aankleding

werden ze omgedoopt tot 'mijnkathedralen'.

Met de toestroom van arbeiders uit Oost-Europa, tijdens het interbellum en vooral na

de Tweede Wereldoorlog, groeide het aantal orthodoxe christenen. En de komst van

arbeiders uit Turkije en Marokko vanaf de jaren 1950 zorgde ervoor dat een aantal

islamitische gemeenschappen gestalte kreeg. Voor deze later aangekomen geloofsge­

meenschappen hebben de mijnmaatschappijen geen cultusgebouwen opgericht omdat Christus Koningkerk in Waterschei

hun maatschappelijke rol uitgespeeld was door de steenkoolcrisis en de stichting van

KS. Toch is een aantal gemeenschappen er,-al dan niet met hulp van het thuisland, in

geslaagd een cultusgebouw op te richten. Een opmerkelijk gebouw is de de Oekraiens-

orthodoxe kerk van de Aartsengel Michael in Genk (1986) die opvalt door de vijf

koepels. De architectuur van de Fatih moskee in Beringen-Mijn (1994) is ge·mspireerd

op de Ottomaanse architectuur. Het interieur is bekleed met tegels uit Turkije. En

ook de Yunus Emre moskee in Genk-Sledderlo (2002) is met haar koepel en minaret

duidelijk een islamitisch gebedshuis. Net als de katholieke kerken brengen deze cultus-

gebouwen mensen samen en hebben zo een maatschappelijke betekenis. Ze fungeren

ook als een uithangbord van de gemeenschap. Vooral in de architecturale opvattin-

gen is er een treffende overeenkomst tussen de kerken en moskeeën. Architectuur en

inrichting verwijzen in beide gevallen naar het verleden, waarbij de architect ernaar

streeft in dialoog te treden met de moderne vormen en technieken om een boeiend

eigentijds gebouw te ontwerpen.

Een eeuw steenkool in Limburg sierde de provincie met een gevarieerde religieuze

skyline die nog steeds in beweging is en waarin de torens, koepels en minaretten van

de verschillende godsdiensten een prominente plaats bekleden.

28 Mijnerfgoed in Limburg

Page 28: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

In de Sint-Theodarduskerk van Beringen-Mijn werden smeedijzer en koperwerk veelvuldig aangewend

als symbolische materialen (hun vervaardiging vereiste steenkool)

Fatih moskee in Beringen

Oekraïens-orthoxe kerk te Genk

Mevlana moskee in Waterschei

Mijnerfgoed in Limburg 29

Page 29: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

HET MIJNVERLEDEN HERBESTEMD

De beste garantie voor het behoud van het monumentale

nalatenschap, beschermd of onbeschermd, is een herbe­

stemming. Voor sommige mijngebouwen gebeurde dat snel,

maar voor het merendeel duurde het jaren. De mijnsites en

-gebouwen kregen, of krijgen in de toekomst, veelal een

culturele of recreatieve invulling. Het voormalige mijnter­

rein van Eisden biedt onderdak aan de muziekacademie,

horeca en aan een cinemacomplex en Maasmechelen Vil­

lage is een outlet shopping dorp. Winterslag (Genk) heet

sinds 2005 C-Mine, een culturele site met onder andere

een cinema, een toeristisch bezoekerscentrum, de Media­

en Designacademie en een gloednieuw cultuurcentrum

dat momenteel in opbouw is. Het Vlaams Mijnmuseum

is gevestigd op de site van Beringen, waar nu een volledig

masterplan uitgewerkt wordt met een koppeling van cul-

tuur, toerisme, wonen en economie. Het hoofdgebouw op

de site van Houthalen herbergt de vrijetijdsdiensten van

de gemeente en in Zolder vonden verschillende bedrijven,

waaronder het Centrum voor Duurzaam Bouwen, onder­

dak in de voormalige mijngebouwen. Het mijnterrein van

Zwartberg doet nu dienst als industriezone en voor het

terrein van Waterschei wordt momenteel een herbestem­

ming tot hoogwaardig bedrijventerrein uitgewerkt. Een

volledige herbestemming van het mijnpatrimonium is, ge­

zien de omvang van de gebouwen en omliggende terreinen,

meestal geen evident verhaal. Via complexe subsidiërings­

constructies en publiek-private samenwerkingsverbanden

is het evenwel mogelijk om een herbestemming op de rails

te krijgen, waarvan C-Mine in Winterslag en de mijnsite

van Beringen (herbestemming in voorbereiding) goede

voorbeelden zijn.

In het monumentale verhaal van het mijnverleden zijn

de tuinwijken een vaak vergeten hoofdstuk. Veelal

waren de ciréhuizen - oorspronkelijk gebouwd door

de mijnzetels zelf - al in privéhanden bij de sluiting

van de mijnen, met als gevolg dat het typische karak-

Charbonnages 1\ndre Dumont. Siège de Waterschei Entrte de la rue des Mugueb.

ter en uniformiteit van de wijken in de loop der jaren verloren gegaan

is. Tijdens de hoogdagen van de mijn zag de mijnzetel er strikt op toe

dat elke ciréwoning onderhouden werd en dat het originele karakter van

het huis en daarmee de wijk gehandhaafd bleef. Doordat geen enkele

tuinwijk vandaag beschermd is, betekent dit dat er bij verbouwingswer­

ken aan dak, ramen of muren, maar ook haag en voortuin, geen voor­

schriften zijn die de uniformiteit en karakter van de tuinwijken kunnen

garanderen. Door een tuinwijkrenovatiesubsidie, die extra inspanningen

beloont, kunnen besturen de eigenaars stimuleren om de eenheid in de

wijk terug in ere te herstellen. Stad Genk ging hier alvast mee van start.

30 Mijnerfgoed in Limburg

De cité van Waterschei

FOTOARCHIEF DIENST CULTUUR I STAD GENK

In de tuinen van de Mijn­

streek staan nog heel wat

objeaen, die met het mijnver­

leden verband houden

FOTOARCHIEF DIENST CULTUUR I STAD GENK

Page 30: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Emile Van Doren, les fils

de la vièrege, olieverf op doek

EMILE VAN OORENMUSEUM, GENK

Boven:

De Maasvallei in Lonklaar

MIJNLANDSCHAP

Het West-Europese cultuurlandschap is het resultaat van uiteenlopende vormen

van menselijk handelen in zijn natuurlijke omgeving. In die zin is het landschap

een vaak miskende cultuurdrager. Meer dan elders in Vlaanderen, vinden we in

de Mijnstreek nog een gelaagdheid in het landschap terug die een uniek beeld

geeft van de landschapsomwikkeling over een tijdspanne van duizenden jaren.

Elke episode legde een landschapslaag over een vorige, maar nooit gebeurde dat

zo drastisch, dat de vorige laag niet meer doorschemert. Vooreerst zijn er de tal­

rijke heiderelicten. Ze geven een staalkaart van een landgebruik dat eeuwenlang

nagenoeg ongewijzigd bleef. Het oorspronkelijk eikenberkenbos werd gekapt en

de spontane begroeiing gebrand en gemaaid, met uitgestrekte heidevelden als

resultaat. Het werden graasweiden voor schapen en koeien en de leverancier van

strooisel voor de stallen. Overbegrazing leidde tot zandverstuivingen. Waar het

zand opstoof ontstonden duinen, waar het uitstoof vennen. Van dit oorspronke­

lijke heidelandschap, in 1846 geraamd op 1.225 km2, blijft momenteel minder

dan 5 % over. De komst van kunstmest bleek nefast te zijn voor het behoud van

de heide.

Daar kwam in de Mijnstreek nog het enorme ruimteslag van mijnsites met bijho­

rende tuinwijken en spoor- en weginfrastructuur bij. Bovendien was de behoefte

aan stuthout voor de steenkoolwinning enorm, en de voedselarme zandgrond

was geschikt voor naaldhout, met duizenden hectares naaldhoutplantages als

gevolg. In de honderd jaar dat de steenkoolontginning in de Mijnstreek actief

was, veranderde het landschap meer dan in de duizend jaar die er aan vooraf

gmgen.

Tot slot bracht de ontginning van brand- en delfstoffen totaal nieuwe landscha ps­

types naar de regio. Al te vaak worden ze, in vergelijking met de zogenaamde

'historische' landschappen neerbuigend bekeken. Toch resulteren deze enorme

zand- en grindgroeves en de mijnsteenbergen (of 'terrils' of 'mijnsteenstorten')

in nieuwe biotopen. Zeker deze 'bergen' met een vreemdsoortig begroeiing, zijn

onmiskenbare groene handelsmerken voor de Mijnstreek geworden. Het land­

schap is als de biografie van de mensen die er wonen, aan ons om er voor te

zorgen dat er geen hoofdstuk in ontbreekt.

Mijnerfgoed in Limburg 31

Page 31: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

mmater1ee

Ontastbaar en onschatbaar

32 Mijnerfgoed in Limburg

'We zien ons', letterlijke vertaling van het Italiaanse 'ei vediamo', tot ziens, de

groeten. (Ward Ramaekers, Het algemeen cités)

Bij de nationale volkstelling van 31 december 1970 blijken er in Genk maar

liefst 9.508 Italianen, 835 Duitsers, 949 Spanjaarden, 1.001 Polen, 1.746 Tur­

ken en 1.576 Marokkanen te wonen. Dat waren enkel de meest voorkomende

nationaliteiten. De Slovenen, Tsjecho-Slovaken, Oekraïners, Grieken ... zijn

daar niet bijgeteld. Nog steeds is ongeveer een derde van de Genkse bevolking

van vreemde origine. Enkele verschillen in de grootte van bepaalde bevolkings­

groepen terzijde gelaten, is de situatie in de hele Mijnstreek gelijkaardig. Om

de vergelijking te maken: in de provinciehoofdstad Hasselt wonen op hetzelfde

moment 81 Duitsers, 214 Spanjaarden, 13 Polen, 49 Marokkanen en 1 Turk.

Een fractie van Genk, dat drie steenkoolmijnen telde.

KLEIN-EUROPA

De steenkoolnijverheid en de aanwervingspolitiek van de mijnbedrijven is be­

palend geweest voor de multiculturele samenleving in de Mijnstreek. De mijn­

bouw fungeerde eveneens als een katalysator voor integratie. Lange tijd had de

'Limburgse integratie' een voorbeeldfunctie. Mannen, ongeacht hun nationa­

liteit, werkten er samen in de mijn en kenden omwille van de risico's vaak een

grote kameraadschap. Hun gezinnen woonden samen in de cités en maakten

gebruik van dezelfde voorzieningen. Toch situeerde die integratie zich vooral

binnen de context van de mijnen. Met de sluitingen begaven de allochtonen zich

Multiculturele markt op het

mijnterrein van Zolder

Page 32: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...
Page 33: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

pas echt op het terrein van de autochtoon. Hun collega's hadden ze niet meer,

buren vervreemden opnieuw van elkaar.

Toch zijn er vele erfgoedthema's die de bewoners van de Mijnstreek, ongeacht

hun afkomst of levensomgeving, gemeenschappelijk hebben. Het gaat dan

vaak over immaterieel erfgoed of uitingsvormen van de voorbije of aanwezige

(sub)culturen, die als waardevol beschouwd worden. Het Klein-Europa dat de

Mijnstreek reeds een kleine eeuw is, heeft op heel wat van die uitingsvormen

een bepalende invloed gehad. De (straat)taal die jongeren spreken, de viering

van Sint-Barbara, de kleurrijke eetcultuur in de Mijnstreek, maar ook de ver­

halen en herinneringen aan migratie en arbeid: het zijn er allemaal voorbeelden

van. Door het blootleggen van gemeenschappelijkheden, over de geijkte gren­

zen zoals 'afkomst' heen, kunnen erfgoedthema's de dialoog in de Mijnstreek

opnieuw doen toenemen. Immaterieel erfgoed is zo een middel om

mekaar beter te begrijpen.

De verhalen van de bewoners zijn daarnaast ook een belangrijke in­

formatiebron van de (migratie)geschiedenis. Heel wat organisaties en

vrijwilligers gaan vandaag actief aan de slag met mondelinge geschie­

denis: het interviewen van getuigen om het verleden te reconstrue­

ren. Deze methode kan aspecten uit de sociale geschiedenis waarover

weinig tot geen geschreven bronnen bestaan, toch grondig documen­

teren. Het project Grieken in Limburg laat drie generaties uitgewe­

ken Grieken aan het woord. Ze vertellen hoe zij zelf, hun ouders of

grootouders de migratie naar de Mijnstreek hebben beleefd en wat dit

vandaag nog voor hen betekent. Hun verhalen en familiefoto's uit de

oude doos worden in 2010, met de steun van de Erfgoedcel Mijn­

Erfgoed, te boek en tentoongesteld in de Mijnstreek.

SINT-BARBARA: EEN LEVENDE TRADITIE

In grote delen van het land is vier december een doordeweekse dag,

waarop men de dagen tot Sinterklaas aftelt. Maar in de Limburgse

Mijnstreek was het ooit, en wordt het stilaan opnieuw, een bijzondere

dag. Vier december is namelijk de naamdag van Sint-Barbara, de pa­

trones van de mijnwerkers.

Maar wie is deze heilige? Het verhaal van Sint-Barbara is doordron­

gen van mythes en legenden. Volgens de overlevering is ze geboren in

Nicodemië (Turkije) als dochter van een heidens priester. Omwille van

haar bekering tot het christelijke geloof sloot haar vader haar op in

een toren. Noch de opsluiting, noch verschillende folteringen deden

Barbara van haar geloof afwijken. Na een mislukte ontsnappingspo­

ging uit de toren werd Barbara uiteindelijk door haar eigen vader ont­

hoofd, die ter plekke door de hand Gods werd neergebliksemd. De

Heilige Barbara werd aanroepen voor bescherming tegen bliksem, en

is de patroonheilige van de gevaarlijke beroepen- waaronder de mijn­

werkers. Belangrijker dan deze hagiografische weetjes is het feit dat

Sint-Barbara zelfs jaren na de mijnsluiting nog steeds een belangrijke rol speelt

in het leven van vele ex-mijnwerkers. De heilige wordt dan ook vaak geaffec­

teerd 'Berbke' genoemd. Zo werd vier december, een plaatselijke verlofdag, de

dag waarop Sinterklaas, geholpen door Sint-Barbara, de cadeautjes twee dagen

34 Mijnerfgoed in Limburg

Monolis Kanakaris in Eisden­

Dorp in 1958

PRIVÉCOLLECTIE

Inwijding van de funderingen

van de Heilige Dimitrioskerk,

Maasmechelen, 1963,

PRIVÉCOLLECTIE

Page 34: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Het Genker mijnwerkerskoor

zingt in de moskee van

Sledderlo, uit een film van

Joris Rabijns

Kebabzaak in Zwartberg

Sint-Barbamprentjes

TRES SAINTE :BARBE Patronue des mineurs, des carriers

des artificiers et des pompiers, '

PRIEZ POUR NOUS.

vroeger bracht dan elders in het land. Op vier december werden ook verdienste­

lijke mijnwerkers bekroond met een Laureaat van Arbeid. Dit alles moest groots

gevierd worden. Brouwers deden op die dag gouden zaken.

De sluiting van de mijnen maakte abrupt een einde aan de tradities rond vier

december en tot voor een aantal jaren leken de gebruiken rond Sint-Barbara een

stille dood tegemoet te gaan. Maar door de inzet van vele ex-mijnwerkers komt

Sint-Barbara stilaan terug tot leven en vinden er sinds jaren op verschillende

plaatsen in de Mijnstreek opnieuw Barbara-vieringen plaats. De functie ervan

blijft dezelfde: een sociaal gebeuren waarbij een binding met het mijngebeuren

aan de grondslag ligt. Belangrijk is de herinnering aan wat ooit was, een ver­

vlogen verleden, dat op die dag, samen met zij die het ook van nabij beleefd

hebben, herdacht wordt. Het mijnverleden wordt op die manier ook weer een

beetje toekomst.

KEBAB MET MAYONAISE

De Mijnstreek heeft op culinair vlak heel wat te bieden. Bovendien groeide de

laatste jaren de overtuiging dat eetcultuur een belangrijk onderdeel is van het

erfgoed van de streek. De ontwikkelingen die zich de voorbije decennia afte­

kenden in de eetgewoontes in de Mijnstreek zijn immers een heel duidelijke- en

lekkere - weerspiegeling van de (migratie)geschiedenis van de streek. Wandel

je vandaag door de winkelstraten van de cités, dan vind je een Turkse bakker,

een Grieks restaurant, een Italiaanse kruidenier en een Vlaamse slagerij naast

elkaar. Vaak doen de uitbaters bij elkaar hun inkopen en vinden ook alsmaar

meer mensen die niet in de cités wonen hun weg naar deze traditionele handels­

zaken en hun zuiderse recepten. De verschillende culturen die samenleven in de

Mijnstreek vormen vandaag een kleurrijke mengeling en dat zie je in wat er op

het bord ligt. Zo onderzocht de Erfgoedcel Mijn-Erfgoed in 2007 onder de titel

Kebab met mayonaise de evolutie die het gerecht döner kebab de voorbije jaren

meemaakte en stelde vast dat döner kebab zich in de Mijnstreek heeft aangepast

aan de plaatselijke smaken en gewoontes. Eet je een kebab in Turkije of ééntje in

de Mijnstreek, dan heb je twee totaal verschillende broodjes of gerechten achter

de kiezen. Kebab in de Mijnstreek eet je met een krokant broodje, gevuld met

zuiver rundsvlees, veel rauwkost, met typische frituursausjes en zelfs frietjes.

Kebab met mayonaise, souvlaki met frietjes, pizza of pasta met · - · in de Mijn­

streek proef je de verschillende culturen samen op je bord.

Mijnerfgoed in Limburg 35

Page 35: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Epiloog

De Mijnstreek 'tot spreken brengen'

EEN MASTERPLAN VOOR D E MIJNREGIO

In opdracht van de provincie Limburg werd m

2008 een masterplan ontwikkeld voor de Mijn­

streek, met als doel het formuleren van een rich­

tinggevend kader waarin de omgang met het

erfgoed van de regio gestalte kan krijgen. De ver­

schillende voormalige mijngemeenten kwamen

eerder al tot de oprichting van een Projectvereni­

ging Mijnstreek, wat resulteerde in de oprichting

van Erfgoedcel Mijn-Erfgoed. Binnen de provin­

cie is de Cel Mijnerfgoed actief.

ConrraPunt, cultureel constructiebureau, voerde

het masterplan uit, in samenwerking met verte­

genwoordigers van provincie, erfgoedcel en pro­

jectvereniging.

DE'GEBRUIKER

'CENTRAAL

In het eerste deel van de uitwerking van het plan

lag de focus vooral op het zoeken naar een ant­

woord op vragen als: Wie zijn de bewoners van

de regio? Hoe ervaren zij hun omgeving? Wat is

hun beeld over het mijnverleden? De beste manier

om daar achter te komen, is door het hen zelf te

vragen. Bijgevolg werd een selectie gemaakt van

twintig bewoners die én een sterke betrokkenheid

hebben met de regio én de nodige afstand kunnen

nemen. Bij de selectie werd gezocht naar een bre­

de spreiding, naar mensen vanuit verschillende

gemeenten, werkzaam in verschillende domei­

nen: van welzijnswerk tot voormalig mijnwerker,

van toerisme en bed and breakfast tot jongeren­

werk. Er werd zowel gesproken over eigen als

over professionele ervaringen. De gesprekken

leverden een bijzonder gefragmenteerd beeld op

van de regio. Wie de gespreksverslagen integraal

doorleest, krijgt niet het idee dat de bewoners een

eenduidig beeld van hun regio hebben.

Twee aspecten vormden een uitzondering op dat

beeld en werden door vrijwel alle gesprekspart-

ners genoemd. Allereerst het gegeven dat de regio

eigenlijk niet als een regio ervaren wordt. Men

heeft veel eerder het idee in een bepaalde wijk

of gemeente te wonen dan in de Mijnstreek. De

aanduiding Mijnstreek lijkt daarmee eerder een

bestuurlijke aanduiding te zijn, die niet aansluit

bij de beleving van de bewoners van de regio.

Een tweede opvallend beeld is dat de regio het

best te vergelijken is met een 'archipel van eilan­

den'. Men functioneert in de regio binnen een

redelijk duidelijk te omschrijven groep. Die groe­

pen beleven zichzelf als groep op basis van een

veelheid aan gronden en redenen. De groepen le­

ven in redelijke rust vooral náást elkaar en er zijn

nauwelijks ontmoetingen en uitwisselingen.

De conclusies werden beschreven in een eerste do­

cument dat als onderlegger voor het masterplan

diende: Bithook Mijnstreek, hoe de Mijnstreek

wordt beleefd door haar bewoners. Daarin werd

aangegeven dat het masterplan moet beschrijven

op welke wijze men de ontmoetingen tussen de

verschillende groepen in de regio wil faciliteren.

Om op basis van die ontmoetingen een beleving

van gezamenlijkheid te laten ontstaan, oftewel

het gevoel in een regio te leven. En hoe erfgoed

daar een rol in kan spelen.

ATLAS VAN DE MIJNSTREEK

Een tweede activiteit bestond uit het samenstel­

len van een Atlas van de Mijnstreek. Niet om een

uitputtende inventarisatie te maken, maar vooral

om een beeld te krijgen van de spreiding en de

veelsoortigheid van het erfgoed. Om in tweede

instantie te kijken naar de mogelijkheden om dit

erfgoed, vanuit een actuele werking, in te zetten

in de vormgeving van ontmoetingen tussen de ver­

schillende groepen in de regio. Potentiële ontmoe­

tingsplekken waren in feite het onderwerp van het

opstellen van de Atlas van de Mijnstreek.

Page 36: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

In de conclusies van dit document werd benoemd

dat ontmoeting vooral kans krijgt op plaatsen

waar veel verschillende mensen om veel verschil­

lende redenen bijeen komen, 'betekenisclusters'.

Andere conclusies waren dat in de uitwerking

van het masterplan bestaande netwerken (on­

derwijs, opbouwwerk, verenigingen) geschoold

moeten worden in omgang met het erfgoed van

de regio en dat ontmoetingen niet vooropgezet,

maar 'en passant' moeten worden vormgegeven.

HET MASTERPLAN, ERFGOED ALS MIDDEL

Vastgesteld wordt dat het erfgoed van de regio

een belangrijk middel kan zijn om op een spraak­

makende manier mogelijkheden te creëren voor

ontmoeting, uitwisseling en betekenisgeving van

en door bewoners van de Mijnstreek. Een der­

gelijke actuele erfgoedwerking kan pas worden

vormgegeven als die ook daadwerkelijk geba­

seerd is op authentiek erfgoed. Als erfgoed niet

wordt behouden en beheerd, is men op den duur

uitverteld.

Deze erfgoedwerking komt echter niet vanzelf

tot stand. Daarvoor stelt het masterplan een sa­

menhangend pakket activiteiten voor dat de ko­

mende jaren moet worden uitgewerkt:

-Infrastructuur: het inrichten van een actueel

mijnmuseum, archief, activiteiten- en fotodata­

bank. Een solide basis als vertrekpunt voor con­

tinuïteit en structuur.

-Metaforen: om herkenbaarheid en betrokken­

heid van de bewoners van de regio te realiseren,

worden alle activiteiten die in het kader van het

masterplan worden uitgevoerd, ondergebracht

en gecommuniceerd in de context van een aan­

tal metaforen. Metaforen die zo breed zijn dat

zij een grote verscheidenheid aan activiteiten toe­

laten en ook herkenbaar zijn of worden voor de

bewoners van de regio.

-Pleisterplaatsen en satellieten: verspreid door de

regio worden een aantal betekenisvolle centrale

plekken benoemd van waaruit thema's en meta­

foren in de vorm van activiteiten kunnen wor­

den uitgevoerd. Aan die pleisterplaatsen worden

satellieten verbonden van kleinschaliger initia­

tieven in de regio. Het gaat hier niet om nieuwe

investeringen, maar om het herbenoemen van

bestaande initiatieven, locaties en activiteiten. In

die pleisterplaatsen worden de gezamenlijke me­

taforen aan een locatie verbonden.

- Regisseur: omdat het masterplan voor het groot­

ste deel is gebaseerd op het verbinden van wat er

al is in de regio, is een regisseur die dit proces

leidt en vormgeeft van het grootste belang.

-Ontmoetingen: centraal in de voorstellen staan

drie acties. Allereerst het inzetten van bestaande

netwerken in de regio als onderwijs, opbouw­

werk, verenigingsleven. Daarnaast het uitvoeren

van activiteiten op plaatsen waar veel mensen om

veel verschillende redenen komen: betekenisclus­

ters. En tenslotte het voortdurend initiëren van

zogenaamde 'kleine ontmoetingen'

Alle onderdelen in dit pakket zijn in het master­

plan uitgewerkt in concrete acties die in de ko­

mende tien jaar genomen moeten worden om tot

het gewenste resultaat te komen.

VOORTGANG

De samenwerking tussen provincie en project­

vereniging wordt nu voortgezet in de verdere

uitwerking van de invoering van het masterplan.

Een sterk voorbeeld van samenwerking op be­

stuurlijk vlak dat de potentie heeft om zich op

termijn te vertalen in een actuele erfgoedwerking

die bewoners van de Mijnstreek in staat zal stel­

len om betekenis te geven aan de regio waar zij

leven, wonen en werken. De Mijnstreek wordt

tot spreken gebracht.

Page 37: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Praktisch

Bezoek het MIJN -erfgoed VLAAMS

MIJNMUSEUM

Open : Van maandag tot zondag

voor groepen op afspraak.

Voor individuele bezoekers: van

maandag t.e.m. zondag kan men

aansluiten bij een rondleiding

om 1 1 u, 1 3u en I S u. Gesloten op

feestdagen . Tarieven afhankelijk van

het soort arrangement. Reservaties

via Toerisme Beringen, 0 1 1 42 I S

52 o f W www.toerismeberingen.

be

Praktisch:

Vlaams M ijnmuseum

Koolmijn laan 20 I , 3582 Beringen

T 0 1 1 45 30 25

W www.steenkool.be

MUSEUM VAN DE

MIJNWERKERSWONING

Open : Van apri l tot en met

september op zaterdag en zondag

van 14 u tot 1 8u , van oktober tot

en met maart enkel op zondag

van 1 4u tot 1 8u . Ook op afspraak

toegankelijk. Reservaties via VVV

Maasmechelen, 089 76 98 88.

Praktisch:

M useum van de

Mijnwerkerswoning

Marie-joséstraat 3 ,

3630 Eisden (Maasmechelen)

T 089 76 45 75 (Stichting Erfgoed

Eisden)

W www.erfgoedeisden.be

MIJNDEPOT

WATERSCHEl

In het voormalige hoofdgebouw

van de mijn van Waterschei ,

in Genk, bevindt zich een

grote collectie mijnmaterialen,

samengebracht door de ex­

mijnwerkers van vzw Mijn­

Verleden. De collectie staat

opgesteld in het voormalige

depot. Er is veel aandacht voor

de techniek en het gebruikte

gereedschap, dat door de

decennia heen evolueerde. Grote

foto's tonen de geschiedenis van

Waterschei van de opbouw tot de

sluiting.

Open : l edere zondag van juni , ju l i

en augustus, telkens om 1 3u en

1 8u (laatste rondleiding start om

MUSEUM

ONS MIJNVERLEDEN

In het oude directiegebouw van de

koolmijn van Houthalen bevindt zich

een grote verzameling voorwerpen

van in en rond de mijn, oorspronkelijk

verzameld met een didactisch doel:

de mijnbouwschooL Het ontstaan

van steenkool wordt ge'lllustreerd

met prachtige kristallen, gesteenten,

school prenten, fossielen . . .

Daarna volgt het verhaal van de

ontdekking van de steenkool in de

Limburgse Kempen, het starten

van de boringen, de schachtdelving,

eindeloze tunnels, galerijen en

kolenpijlers. De conservator vertelt

op een adembenemende wijze

over de risico's van de mijnbouw,

de gevaren in de ondergrond,

1 7u) . Op afspraak kan een bezoek de kameraadschap . . . maar ook

elke dag van de week. 3 per over stoflong en mijnworm. Ook

persoon inclusief rondle id ing op de de vitrines met l iteratuur; foto's,

voormalige mijnterreinen. penningen en curiosa lonen de

moeite. Een indrukwekkende

Praktisch: verzameling die tot leven wordt

Mijndepot Waterschei gebracht alsof je het zelf beleeft: een

Andre Dumontlaan aanrader voor jong en oud.

3600 Genk Open: Elke woensdag in de Belgische

www.mijndepot.be (en Nederlandse) schoolvakanties

om I Ou en 1 4u zijn er rondleidingen.

Ook op afspraak toegankelijk. I ,5

per persoon (gratis tot 7j, I voor

kinderen van 7- 1 4j)

Praktisch :

M useum O ns M ijnverleden

Centrum Zuid I l i l (corr.

Pastorijstraat 50)

3530 Houthalen-Helchteren

T 0 1 1 89 O I 00 (Vrijetijdwin kel

Houthalen) ofT 0 1 1 52 28 02

(conservator)

Page 38: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Mijndepot

KOLENSPOOR EN

NATIONAAL PARK

De vzw Kolenspoor heeft zijn

thuisbasis op de geklasseerde

stationssite van As, dat ook

een toegangspoort is tot het

Nationaal Park Hoge Kempen.

Een gereconstrueerde houten

boortoren staat als een baken op

de site, en staat symbool voor

de ontdekking van de Limburgse

steenkool. h ier in As. Van op

de 25 meter hoge toren heb

je een prachtig uitzicht op de

Limburgse bossen en de skyl ine

van Genk. Het Kolenspoor

verzorgt treinritten op het

traject Waterschei-As-Eisden en

beschikt over heel wat historische

rijtuigen waaronder ook een

restaurantwagen, een slaapwagon

en een fietsenshuttle.

Praktisch:

Er is een vaste d ienstregel ing,

maar ook ritten op reservatie zijn

mogelijk.

Kolenspoor/Stationssite As

Stationsstraat zin

3665 As

www.kolenspoor.be

www.nationaalpark.be

Museum Ons Mijnverleden

SLEUTELFIGUREN MIJNSTREEKTOURS

Sleutelfiguren ontsluiten met hun Met een kleine groep mensen

persoon lijk verhaal de gesch iedenis krijg je op een M ijnstreektour een

van de M ijnstreek en geven je een exclusieve kijk op het erfgoed van

andere b l ik op As, Beringen, Genk, de koolmijnen : mooie tuinwijken,

Heusden-Zolder, Houthalen- machtige industriegebouwen,

Helchteren, Maasmechelen, de zuiderse winkels vol geuren en

multiculturele samenleving en de smaken, vergane glorie en een

koolmijnen. Ze zijn anderhalf uur hedendaagse smeltkroes van

lang gastheer of -vrouw in hun culturen. Vanuit een comfortabele

eigen h u is, tuin, straat, wijk, c lub- of min ibus en begeleid door een

gebedshuis . Je bent de gast van een enthousiaste chauffeur-gids proef

vertel lend monument en ontdekt je van de rijke geschiedenis van

niet al leen een stuk van de wereld de koolmijnen en het levendige

aan de hand van hun levensverhaal, karakter van de cités.

maar beleeft ook een ontmoeting

om nooit te vergeten. Praktisch:

Een korte tour duurt drie uur, een

Kolenspoor

RIJKSARCHIEF

HASSELT

Het Rijksarchief te Hasselt is

de wettelijke bewaarplaats

voor de archieven van

overheidsorganisaties in Limburg.

Daarnaast kunnen in het

Rijksarchief ook archieven

van particu l iere oorsprong

geraadpleegd worden. Enkele

bijzondere verzamel ingen,

waaronder de verzamel ing

' Kaarten en plannen', of de

plakkaten en ordonnanties,

vormen een mooie aanvul l ing op

de eigen l ijke archiefbestanden.

I n België zi jn alle archieven van

meer dan I 00 jaar oud, d ie door

een overheidsorgaan aan het

Praktisch: lange tour duurt zes uur. Tours op Rijksarchief worden overgedragen,

Al le sleutelfiguren en hun verhaal

vind je terug op de website www.

s leutelfiguren.be. Reserveren

kan via reservaties@hetvervolg.

org of 089 85 58 86. De kostprijs

bedraagt 6 per persoon

( inclus ief drankje). Beperkt aantal

deelnemers (ca. 5) per ontmoeting.

maat mogelijk. De verschi l lende i n principe openbaar. Voor d e

routes en tarieven vind je o p raadpleging van archieven van

www.mijnstreek.be . Reserveren meer recente datum kan onder

kan via [email protected] voorwaarden toelating tot inzage

of 089 86 58 86. Een korte tour en reproductie gegeven worden.

kost 25 per persoon, een lange

tour 40 . Praktisch:

Rijksarchief Hasselt

Bampstaan 4

3500 Hasselt

De leeszalen zijn open van dinsdag

tot vrijdag van 08.30 tot 1 6 .30

uur, en op zaterdag van 09.00 tot

1 2.30 en van 1 3 .00 tot 1 6.00 uur.

Op feestdagen zijn de leeszalen

gesloten.

Page 39: Van oost naar west: Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag ...

Praktisch

M IJ N ERFGOED

M E E R W ET E N ?

Surf dan zeker naar de website van de Erfgoedcel

M ijn- Erfgoed: www.mijnerfgoed.be. De erfgoedcel

M ijn- Erfgoed kwam in 2007 tot stand als resultaat

van een samenwerking tussen de zes Limburgse

mijngemeentes. Haar opdracht bestaat er in om een

duurzaam erfgoedbeleid uit te bouwen samen met

(o.a. bovenvernoemde) partners, professioneel of

vrijwil l ig, ten einde samen het cultureel erfgoed in

de M ijnstreek (beter) in kaart te brengen, te bewa­

ren en te ontsluiten.

AUTEURS

F i l ip Delarbre, conservator Vlaams M ijnmuseum

Patrik Jaspers, KADOC Documentatie- en Onder­

zoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving

Jan Kohlbacher, voorzitter Stichting Erfgoed Eisden,

conservator M useum van de M ij nwerkerswon i ng

Rombout N ijssen, rijksarchivaris 'Hasselt'

Adriaan Linters, voorzitter Vlaamse Vereniging voor

Industriële Archeologie

Kristof Reulens, erfgoedcoördinator Stad Genk

Johan Van Den Bosch, projectleider Nationaal Park

Hoge Kempen

Pieter Mols, cultureel constructiebureau ContraPunt

Katrien Schaerlaekens, Erfgoedcel M ijn-Erfgoed

Karol ien Akkermans, Erfgoedcel M ijn-Erfgoed

ILLUSTRATIES

Tenzij anders vermeld bij de i l lustraties: fotografie

Eddy Daniëls I Erfgoedcel M ijn-Erfgoed

Lajos Molnar Foto: vzw Het Vervolg