VAN DE BELGISCHE VEILIGHEIDSINSTANTIE - | Taalkeuze · NSR National Safety Rule of Nationaal...

JaarverslagVAN DE BELGISCHE VEILIGHEIDSINSTANTIE

2013

Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen

(FOD Mobiliteit en Vervoer)

Vooruitgangstraat 56

1210 BRUSSEL

www.mobilit.belgium.be

32

INLEIDING 5

ALGEMENE PRESTATIES OP HET VLAK VAN VEILIGHEID EN BELEID 9

1. ELANGRIJKSTE CONCLUSIES BETREFFENDE HET REFERENTIEJAAR 10

2. BELEID, NATIONALE VEILIGHEIDSPROGRAMMA’S EN -INITIATIEVEN 10

3. BEOORDELING VAN HET VOORBIJE JAAR 12

4. AANDACHTSPUNTEN VOOR HET KOMENDE JAAR 12

ONTWIKKELINGEN IN DE VEILIGHEIDSPRESTATIES 15

1. GEDETAILLEERDE ANALYSE VAN DE LAATST VASTGESTELDE TENDENSEN 16

2. RESULTATEN VAN DE AANBEVELINGEN BETREFFENDE DE VEILIGHEID 18

3. MAATREGELEN DIE ZIJN INGEVOERD EN GEEN VERBAND HOUDEN MET DE VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN 19

TOEZICHT 21

1. BELEID EN PLAN(NEN) 22

2. HUMAN RESSOURCES 23

3. COMPETENTIES 23

4. BESLUITVORMING 23

5. COÖRDINATIE EN SAMENWERKING 24

6. UIT DE GENOMEN MAATREGELEN GETROKKEN BESLUITEN 24

CERTIFICERING EN TOELATING 27

1. VOORNEMENS 28

2. CONTACTEN MET DE ANDERE NVI 28

3. PROCEDUREKWESTIES 29

4. REACTIES 29

WIJZIGINGEN IN DE WETGEVING 31

1. RICHTLIJN OVER DE SPOORWEGVEILIGHEID (2004/49/EG) 31

2. BELANGRIJKE WIJZIGINGEN IN DE WET- EN REGELGEVING 31

TOEPASSING VAN DE GVM MET BETREKKING TOT DE BEOORDELING EN INSCHATTING VAN DE RISICO’S 33

1. ERVARING VAN DE NVI 34

2. REACTIES VAN DE STAKEHOLDERS 34

3. HERZIENING VAN RSN OM REKENING TE HOUDEN MET DE EG-VERORDENING BETREFFENDE DE GEMEENSCHAPPELIJKE VEILIGHEIDSMETHODEN (GVM) IN VERBAND MET DE RISICOBEOORDELING EN-INSCHATTING. 39

UITZONDERINGEN INZAKE HET CERTIFICERINGSSYTEEM VOOR DE MOBE 41

BIJLAGE A GEMEENSCHAPPELIJKE VEILIGHEIDSINDICATOREN CSI 44BIJLAGE B WIJZIGINGEN IN DE WETGEVING 57BIJLAGE C AANTAL ACTIEVE SPOORWEGVOERTUIGEN GEREGISTREERD IN HET BELGISCHE NATIONALE VOERTUIGENREGISTER (NVR) 65

INHOUDSOPGAVE A

B

C

D

E

F

G

H

32 DIENST VEILIGHEID EN INTEROPERABILITEIT VAN DE SPOORWEGEN

Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

CCS Besturing en seingevingCSI Common Safety Indicator of Gemeenschappelijke VeiligheidsindicatorDB Netz Duitse spoorweginfrastructuurbeheerderDeBo Designated Body of Aangeduide InstantieDOS Directie Overheidsbedrijven en SpoorbeleidDVIS Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen (NVI BE)EBA Eisenbahn-Bundesamt (ANS DE)EPSF Etablissement Public de Sécurité Ferroviaire (NVI FR)ERA Europees SpoorwegbureauERAIL European Railway Accident Information Links (informatiestroom over spoorwegongevallen in Europa)ERTMS European Railway Traffi c Management SystemETCS European Train Control SystemFOD MV Federale Overheidsdienst Mobiliteit en VervoerGVD Gemeenschappelijk veiligheidsdoelGVM Gemeenschappelijke veiligheidsmethodeIB Spoorweginfrastructuurbeheerder IL&T Inspectie Leefomgeving en Transport (NVI NL)LS LidstaatMOBE Met het Onderhoud Belaste EntiteitNoBo Notifi ed Body of Aangemelde InstantieNRW Nationale referentiewaardeNSR National Safety Rule of Nationaal veiligheidsvoorschriftNVI Nationale veiligheidsinstantieNVR Nationaal VoertuigenregisterOO OnderzoeksorgaanRSD Railway Safety Directive 2004/49/ECSO SpoorwegondernemingVBS VeiligheidsbeheerssysteemSPAD Signal Passed At Danger (Ongeoorloofde voorbijrijding van een sein dat een stilstand oplegt)

5DIENST VEILIGHEID EN INTEROPERABILITEIT VAN DE SPOORWEGEN

Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

AINLEIDING

6

Dit verslag dat gevolg geeft aan de eis van artikel 18 van richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen, geeft informatie over de ontwikkeling van de spoorwegveiligheid in België. Dit verslag is gebaseerd op de gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren, op de wijzigingen aan de wetgeving en Belgische en Europese

regelgeving inzake spoorwegveiligheid, en op de ontwikkelingen op het vlak van de veiligheids-certifi caten en veiligheidsvergunningen, op de ervaring aangaande het toezicht op de infrastruc-tuurbeheerder en op de spoorwegondernemingen alsook op de vaststellingen van de DVIS tijdens zijn activiteiten op het vlak van certifi cering, toelating en supervisie.

Dit verslag wordt bovendien verstuurd naar:

• de Staatssecretaris die bevoegd is voor mobiliteit en onder wiens gezag de DVIS rechtstreeks ressorteert;

• de voorzitter van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;

• het Onderzoeksorgaan alsook naar de volledige Belgische spoorwegsector.

Dit verslag is ook voorgelegd aan zijn verzoek aan de speciale Commissie van de kamer van vertegenwoordigers van België belast met het onderzoek naar de veiligheid van het spoorwegnet in België.

Dit verslag is net als de Franse en Engelse versie ervan beschikbaar op de website van de DVIS (http://www.mobilit.belgium.be/nl/spoorwegverkeer/dvis/jaarverslagen/)


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

In de loop van 2013 heeft de DVIS zijn organisatie herzien om zijn klantgerichtheid en de banden tussen de certifi cerende en de toezichthoudende activiteiten te versterken. De operationele activi-teiten van de DVIS worden momenteel georganiseerd rond de vier operationele afdelingen. Deze afdelingen en hun belangrijkste activiteiten zijn:

• de afdeling «Spoorwegondernemingen» die belast is met de certifi ceringsactiviteiten delen A en B alsook met de toezichthoudende activiteiten voor de in België actieve spoorwegonderne-mingen. (Na de publicatie in juni 2014 van de wetgeving betreffende de exploitatieveiligheid van de museumspoorlijnen, is deze eenheid momenteel ook verantwoordelijk voor de afgifte van exploitatievergunningen en toezicht op de activiteiten van de exploitanten van deze musea lijnen );

• de afdeling «Rollend materieel» is belast met de toelatingen tot indienststelling van spoor-voertuigen en de CCS-uitrustingen aan boord van treinen, met het beheer van het NVR, de follow-up van de wetgeving over het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (RID), alsook met de uitvoering van controles op het terrein;

• de afdeling «Infrastructuur» is belast met de hernieuwing van en de toezichthoudende activiteiten met betrekking tot de veiligheidsvergunning van de infrastructuurbeheerder, de toelatingen tot ingebruikname van nieuwe en verbeterde installaties, subsystemen (infrastruc-turen, energie van de bovenleiding, tunnel en besturing/seingeving) en met het toezicht op de toepassing van deze regels;

• De afdeling «Veiligheidspersoneel» is belast met het onderzoek van de dossiers in verband met de certifi ceringsaanvragen van boordpersoneel en met de erkenning van de opleidings- en psychomedische centra. Deze afdeling is, in nauwe samenwerking met de directie, belast met het veiligheidsbeleid van de DVIS (analyse van de tendensen via de gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren (CSI) en jaarverslagen, follow-up van de aanbevelingen van het Onde-rzoeksorgaan, ...).

Meer informatie over de organisatie van de DVIS is te vinden op de website.


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

BALGEMENE PRESTATIES OP HET VLAK VAN VEILIGHEID EN BELEID

1. Belangrijkste conclusies betreffende het referentiejaarp. 10

2. Beleid, nationale veiligheidsprogramma’s en -initiatievenp. 10

3. Beoordeling van het voorbije jaar p. 12

4. Aandachtspunten voor het komende jaarp. 12

1110

1. Belangrijkste conclusies betreffende het referentiejaar

Het jaar 2013 bevestigt de tendens tot verbetering van de veiligheidsprestaties op het Belgische spoorwegnet, een tendens die men ook al zag in 2011 en 2012. Deze verbetering is afgetekend voor alle soorten ongevallen en de gevolgen ervan, met uitzondering van de categorie met betrek-king tot het verkeer van onbevoegde personen op spoorwegterreinen. Voor deze ongevalscategorie werd er een lichte toename van de overlijdens vastgesteld, wat de infrastructuurbeheerder er - met de ondersteuning van de Staatssecretaris voor Mobiliteit - toe bracht om hierover sensibilise-ringscampagnes te voeren en verschillende technische oplossingen ten uitvoer te brengen die de infrastructuur moeilijker toegankelijk maken.

2. Beleid, nationale veiligheidsprogramma’s en -initiatieven

Als gevolg van het tragische ongeval te Buizingen op 15 februari 2010 hebben Infrabel en de NMBS aan het parlement hun masterplan ter verbetering van de veiligheid op het spoor in België voorgesteld. Dit plan voorziet in de snelle ontvouwing van TBL1+ dat eind 2013 iets meer dan 93% van de gevaarlijke punten van het netwerk dekte. Deze ontvouwing zou in 2015 moeten zijn afgerond. Gelijklopend met de uitrol van TBL1+, heeft Infrabel ook ingezet op een ambitieus programma voor de uitrolvan ETCS met als doel om tegen 2022 het volledige netwerk met ETCS te hebben uitgerust. Vanaf 2025 zou het ETCS-systeem het enige CCS-systeem in werking moeten zijn. Eind 2015 zal het Belgische deel Antwerpen - Athus van corridor 2 Noordzee - Middellandse Zee, de havens van Antwerpen, Rotterdam tot Marseille - via Lyon en tot Bazel volledig met ETCS zijn uitgerust.

Eind 2013 was het volledige wagenpark van de NMBS, ingezet voor het binnenlandse verkeer, uitgerust met TBL1+.

In lijn met het besluit 2012/88/EU dat de lidstaten toestaat om op nationaal niveau maatregelen te nemen ter bevordering van de omschakeling naar ERTMS, en met aanbeveling 1.17 van de Commissie Buizingen die vraagt om de installatie van het TBL1+ en het ERTMS te bevorderen, heeft het koninklijk besluit van 9 juli 2013, dat op 25 juli 2013 in het Belgisch Staatsblad is verschenen, het ministerieel besluit van 30 juli 2010 tot aanneming van de van toepassing zijnde vereisten op het rollend materieel voor het gebruik van rijpaden gewijzigd. Deze wijziging gebiedt dat vanaf 1 januari 2016 het Memor-Krokodilsysteem defi nitief buiten gebruik zou worden gesteld op de lijnen waar het ETCS niveau 1, versie 2.3.0d in gebruik is. De informatie in verband met TBL1+, vervat in het pakket 44 van het ERTMS-bericht, blijft behouden waardoor de exploitatie in TBL1+ op deze ERTMS-lijnen mogelijk blijft. Voor het verkeer op de andere lijnen van het conventionele netwerk

B

B


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

blijft het Memorsysteem afdoend. De DVIS heeft deze wetswijziging sinds begin 2013 tijdens het Veiligheidsoverleg meermaals aan de Belgische spoorwegsector voorgesteld. De verplichting verbonden aan de datum van 1 januari 2016 geeft de sector de mogelijkheid het materieel aan te passen dat gebruik maakt van corridor 2 of één van de secties van deze corridor, door het idealiter uit te rusten met ERTMS, of, omwille van budgettaire redenen die bijvoorbeeld te maken hebben met de ouderdom van het materieel, met de TBL1+-oplossing.

Rekening houdend met de ervaring die de DVIS in 2011 en 2012 heeft opgedaan met de organi-satie van het Veiligheidsoverleg met de sector en in zijn streven naar voortdurende verbetering, heeft de DVIS de organisatie van dit overleg herzien door ze te herdefi niëren rond twee afzon-derlijke assen: een as operationeel beleid en een as voor overleg en informatie. De omvorming van het Veiligheidsoverleg biedt de Belgische spoorwegsector, de DOS van de FOD MV, het OO en de DVIS de kans om elkaar te ontmoeten en de hoofdlijnen voor de ontwikkeling van het spoorwegveiligheidsbeleid in België te bepalen. Deze vergaderingen moeten alle actoren ook de kans geven hun standpunten en ervaringen met betrekking tot het verloop en de invoering van het nationale en Europese wettelijke kader inzake het vervoer per spoor uit te wisselen en ze moeten hen ook een forum bieden waarop ze hun expertise, hun moeilijkheden en hun goede praktijken kunnen uitwisselen. In zijn rol als toezichthouder, promotor en ontwikkelaar van het regelgevende kader op het vlak van veiligheid is de DVIS ook een hoofdrolspeler bij de invoering en het beheer van dit overleg.

Naast het Veiligheidsoverleg heeft de DVIS ook bilaterale vergaderingen opgestart met de verschillende stakeholders van de Belgische spoorwegwereld. Deze vergaderingen vinden regelmatig plaats (trimestrieel of op zijn minst jaarlijks naargelang van het aantal activiteiten) en zijn een gelegenheid voor deze ondernemingen en voor de DVIS om te debatteren over belangrijke onderwerpen die een impact hebben op de veiligheid of op de betrekkingen tussen de DVIS en deze ondernemingen. Deze vergaderingen bieden de verschillende partijen ook de kans om het verloop van hun prestaties op veiligheidsvlak te bespreken. Hierbij wordt het jaarverslag dat deze ondernemingen aan de DVIS bezorgen, als uitgangspunt genomen. Tijdens deze vergaderingen kan ook de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen van het OO, zo de ondernemingen er kregen, worden herzien.

Gelijklopend met deze overlegvergaderingen, organiseert ook Infrabel vergaderingen (desks). Op deze vergaderingen worden de operationele aspecten van de interfaces tussen de IB en de SO besproken, ook worden incidenten die betekenisvol zijn op veiligheidsvlak, zoals SPADs, geanalyseerd om er samen de aangewezen oplossingen voor aan te dragen. Ook de DVIS neemt aan deze vergaderingen deel.

1312

3. Beoordeling van het voorbije jaar

Op het vlak van veiligheidsprestaties heeft het jaar 2013 de positieve tendensen die zich al in 2011 en 2012 aftekenden, bevestigd, behalve dan voor de categorie ongevallen die te maken hebben met de aanwezigheid van onbevoegde personen op de spoorwegterreinen.

De certifi cerende en toezichthoudende activiteiten bevestigden ook de moeilijkheid die de spoorwe-gondernemingen vandaag nog ondervinden om de veiligheidsbeheersystemen in te voeren. Deze systemen geven hen niet alleen het geheel van de gebruikte procedures om een veilige exploitatie te garanderen, maar ze helpen hen ook om hun activiteiten en de procedures die deze activiteiten ondersteunen te begrijpen, te beoordelen en voortdurend te verbeteren. De toezichthoudende activiteiten hebben ook de problemen met de interfaces tussen de ondernemingen aan het licht gebracht.

4. Aandachtspunten voor het komende jaar

Op grond van de tijdens zijn certifi ceringsactiviteiten gedane vaststellingen heeft de DVIS besloten de aanvragers van een veiligheidscertifi caat deel A of B een begeleiding aan te bieden bij de invoering of herziening van hun VBS. Concreet houdt dit in dat de VBS van de ondernemingen die een nieuwe aanvraag indienen regelmatig wordt ingekeken. Dit zal de DVIS er ook toe brengen zijn toepassingshandleidingen te herzien en de sector voor te stellen om specifi eke workshops met betrekking tot deze activiteiten in te richten.

Momenteel wordt er bij de toezichthoudende activiteiten (audits, controles of inspecties) speciale aandacht gegeven aan het beheer van de interfaces tussen ondernemingen.

B

B


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antieC

ONTWIKKELINGEN IN DE VEILIGHEIDSPRESTATIES

1. Gedetailleerde analyse van de laatst vastgestelde tendensen

p. 16

2. Resultaten van de aanbevelingen betreffende veiligheid

p. 18

3. Maatregelen die zijn ingevoerd en geen verband houden met de veiligheidsaanbevelingen

p. 19

1716

1. Gedetailleerde analyse van de laatst vastgestelde tendensen

De cijfers met betrekking tot de gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren zijn de laatste drie jaar zeer positief geëvolueerd, enkel bij de registratie van de voorbodes van ongevallen is er een lichte stijging van het aantal gebroken spoorstaven en het aantal knikken in het spoor. Deze positieve trend dient echter ietwat te worden genuanceerd aangezien de cijfers met betrekking tot de gereden trein-km zijn afgenomen. De gereden trein-km zijn de laatste drie jaar gedaald van 101 miljoen trein-km in 2011, naar 99 miljoen trein-km in 2012 en 97 miljoen trein-km in 2013, wat overeenkomt met een daling met ongeveer 2% per jaar.

1. Aantal doden/zwaargewonden

Het totaal aantal doden is de laatste drie jaar afgenomen van 27 in 2011, naar 18 in 2012 en naar 15 in 2013, dit is een respectievelijke daling met 33 % in 2012 en een daling met 45 % in 2013 in vergelijking met 2011.

Het totaal aantal gewonden in de laatste drie jaar afgenomen van 22 in 2011, naar 14 in 2012 en naar 11 in 2013, dit is een respectievelijke daling met 37% in 2012 en met 50% in 2013 in vergelijking met 2011.

Het aantal slachtoffers van ongevallen als gevolg van de aanwezigheid van onbevoegde personen op spoorwegterreinen is echter toegenomen. Dit heeft de infrastructuurbeheerder er al toe aangezet om sensibiliseringscampagnes te houden rond de gevaren die het op en in de nabijheid lopen van sporen voor onbevoegde personen inhoudt, en om de mogelijke technische oplossingen te onderzoeken die de toegang tot de infrastructuur beperken of bemoeilijken voor onbevoegde personen om daar rond te lopen.

2. Aantal ernstige ongevallen

Het totaal aantal ernstige ongevallen is de laatste drie jaar afgenomen van 51 in 2011, naar 36 in 2012 en naar 32 in 2013, dit is een respectievelijke daling met 29% in 2012 en met 37% in 2013 in vergelijking met 2011.

27 van deze 32 ongevallen zijn aanrijdingen van personen en voertuigen op overwegen (13) en personen die in de sporen lopen (14), dus ongevallen met een externe oorzaak en met relatief weinig risico voor de reizigers en het personeel van de SO’s en de IB. Slechts 1 ongeval was een botsing tussen twee treinen (tegenover 3 botsingen in 2012). Vier van deze ongevallen waren ontsporingen (tegenover 2 ontsporingen in 2012), ongevallen waarbij gelukkig geen slachtoffers te betreuren waren. Zoals hieronder vermeld, werd er een toename van het aantal ongevallen met onbevoegde personen die zich op het spoorwegnet begeven, vastgesteld. In 2013 werd er ook een afname van het aantal ongevallen en slachtoffers op spoorwegovergangen vastgesteld.

C


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie3. Voorbodes van ongevallen.

Het aantal SPAD’s of seinvoorbijrijdingen is de laatste jaren gedaald van 91 in 2011 naar 75 in 2012 en 56 in 2013. Deze spectaculaire afname is het resultaat van een hele reeks maatregelen die de IB en de SO hebben genomen, in combinatie met de technische ondersteuning die aan de treinbestuurder werd geboden door de installatie van TBL1+ en van ETCS.

In 2013 werd een toename van het aantal gebroken spoorstaven geresgistreerd. Deze toename kan deels worden verklaard door de lage temperaturen die in januari en maart 2013 werden opgetekend en die zich hoofdzakelijk voordoen bij oude aluminothermische lasnaden. Deze tendens, die al werd opgemerkt in 2011 en 2012, heeft Infrabel ertoe aangezet om zich uit te rusten met een nieuwe ultrasone uitrusting en om preventieve afslijpingen uit te voeren. De DVIS zal de doeltreffendheid van deze maatregelen, die aangewezen lijken, de volgende jaren nauwge-zet in het oog houden.

Een toename van het aantal spoorslingeringen werd vastgesteld. Dit is een parameter die al de vervormingen van het spoor bevat die leiden tot exploitatiebeperkingen. Sinds 3 jaar volgt deze parameter een opwaartse trend. Een van de belangrijkste oorzaken zijn alomtegenwoordig werkzaamheden die een tijdelijke afname van de stabiliteit van de ondergrond genereren, evenals de aanwezigheid van modderige gebieden en gebieden met beschadigde ondergrond / drainage. De DVIS dringt er bij de infrastructuurbeheerder voor verder onderzoek en de uitvoering van een actieplan.

Het aantal seinstoringen dat de veiligheid in het gedrang brengt, is sterk afgenomen ten opzichte van het aantal dat in 2012 werd opgetekend. Deze afname was verwacht, gelet op het feit dat het hoge aantal dat in 2012 werd geregistreerd, te wijten was aan eenzelfde oorzaak die onder meer door het OO was opgemerkt tijdens zijn onderzoek van het ongeval te Godinne (voor meer informatie hierover zie het verslag 2012). Van de 4 storingen van het seinsysteem die de veiligheid in het gedrang brachten en die in 2013 werden opgetekend, was er 1 te wijten aan een gestoord sein en 3 aan de slechte opstelling op het terrein van tijdelijke signalen betreffende snelheidsbe-perkingen.

4. Kosten van ernstige ongevallen

De kosten van ongevallen die in de tabellen van dit jaarverslag worden vermeld, geven het idee dat zij spectaculair stijgen. Niets is echter minder waar, de cijfers van 2011 en 2012 zijn schattin-gen van enkele ondernemingen. De meeste SO’s beschikten voor deze jaren niet over cijfers. Vanaf 2013 worden deze cijfers door alle ondernemingen gerapporteerd en zullen dus in de toekomst ook kunnen worden vergeleken.

1918

5. Technische veiligheid van infrastructuur en zijn toepassing, veiligheids-beheer:

Eind 2013 was 51,2 % (of 2201 km/lijn) van het spoorwegnet uitgerust met het systeem TBL1+ en dit tegenover 34,1 % een jaar eerder. Dit vertegenwoordigt iets meer dan 93% van de gevaarlijke punten1.

Eind 2013 was 12,6 % (of 818 km/lijn) van het spoorwegnet uitgerust met een cab-signalerings-systeem (ETCS, TBL2 of TVM430).

In 2013 werd de uitrusting van de infrastructuur met TBL1+ en ETCS sneller gerealiseerd door de IB dan in de voorgaande jaren, de engineering teams hebben nu enige ervaring opgedaan waardoor ze de tijd die nodig is in voorbereidende werken en studies hebben kunnen verminderen.

Het aantal overwegen wordt door de IB elk jaar verminderd door het bouwen van bruggen en tunnels. In 2011 waren er nog 1595, in 2012 nog 1590 en eind 2013 nog 1581.

De hiervoor genoemde cijfers hebben betrekking op vier jaar i.p.v. vijf jaar. Dit om reden dat de cijfers van 2009 deels werden opgesteld door de NMBS-Holding volgens de oude wetgeving en deels door het NIB volgens de defi nities van de CSI’s. Daarnaast hebben de cijfers van 2010 door het ongeval van Buizingen een zeer grote impact op de cijfers van de slachtoffers zodat elke trend hierdoor sterk zou worden beïnvloed.

2. Resultaten van de aanbevelingen betreffende veiligheid

Wanneer het OO beslist een onderzoek te openen, belegt het regelmatig coördinatievergaderingen met de partijen die betrokken zijn bij het voorval dat zal worden onderzocht. In overeenstemming met de coördinatieprocedure die de DVIS aan het OO verbindt, neemt de DVIS aan al deze vergaderingen deel. Wanneer het onderzoek wordt afgerond en het OO zijn aanbevelingen heeft uitgebracht, staat de DVIS in voor de opvolging van de implementatie van de maatregelen die aan deze aanbevelingen zijn verbonden. Deze follow-up gebeurt ofwel aan de hand van jaarlijkse bilaterale vergaderingen ofwel tijdens specifi ek aan dit onderwerp gewijde vergaderingen. Elk jaar in juni bezorgt de DVIS het OO zijn verslag over de follow-up van deze aanbevelingen.

De details van de aanbevelingen van het OO, de geïmplementeerde maatregelen alsook de status van deze maatregelen en de commentaar van de DVIS, worden vermeld in het op de website beschikbare verslag van het OO.

C

1 Dit percentage stemt overeen met de dekkingsgraad van de gevaarlijke punten van het netwerk uitgedrukt op het vlak van doeltreffendheid en dat onder meer rekening houdt met het aantal treinen, het aantal reizigers en de snelheid van de treinen op elk punt.


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie 3. Maatregelen die zijn ingevoerd en geen

verband houden met de veiligheidsaanbevelingen

Door het verlies van een stuk van de stroomlijnkap onderaan die onmiskenbaar toebehoorde aan een trein van het type V250 FYRA en door talrijke andere betrouwbaarheidsgerelateerde tech-nische problemen die zich voordeden na de indienststelling van deze treinstellen op 9 december 2012, heeft de DVIS op 18 januari 2013 het verkeer van de V250-treinstellen voor het commerciële reizigersvervoer op de hogesnelheidslijn nr. 4 (Antwerpen - grens met Nederland) verboden, testritten zonder passagiers aan boord bleven toegestaan.

De toelating die op 14 september 2012 aan de aanvrager ( in voorkomend geval de treinbouwer AnsaldoBreda) voor deze treinen van het type V250 FYRA werd afgegeven, was bovendien tijdelijk en ging gepaard met een reeks te implementeren maatregelen volgens een gezamenlijk goedgekeurd tijdsschema tussen de aanvrager en de DVIS. Aangezien het geheel van maatregelen om uiteenlopende redenen niet werd geïmplementeerd, beschikken de treinen van het type V250 FYRA sinds 30 april 2013 niet langer over een toelating tot indienststelling in België.

C


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

DTOEZICHT

1. Beleid en plan(nen) p. 22

2. Human Ressources

p. 23

3. Competenties

p. 23

4. Besluitvorming

p. 23

5. Coördinatie en samenwerking

p. 24

6. Besluiten getrokken uit de genomen maatregelen

p. 24

22

1. Beleid en plan(nen)

De toezichthoudende activiteiten van de DVIS zijn verdeeld over de verschillende operationele afdelingen. Elk jaar in september identifi ceert de DVIS de thema’s waarop het komende jaar de nadruk komt te liggen. Deze thema’s worden aan de sector meegedeeld. Voor de selectie van deze thema’s baseert de DVIS zich onder meer op de analyse van de jaarverslagen van de SO en de IB en op de follow-up van en optekening van de voorvallen die een impact hadden op de veiligheid. Elke afdeling zet deze thema’s vervolgens om in haar eigen supervisieplan.

De thema’s die in 2013 in aanmerking werden genomen, waren:

• Het overleg inzake spoorwegveiligheid met een belangrijk aspect gewijd aan de structuren die werden ingevoerd in het domein van de analyse van de seinvoorbijrijdingen;

• het beheer van de interfaces tussen de veiligheidsbeheersystemen van Infrabel en van de NMBS;

• de doeltreffendheid van het VBS op het vlak van feedback;

• de treinsamenstelling;

• de veiligheidsfuncties die niet de functie van treinbestuurder of treinbegeleider betreffen;

• de toepassing en doeltreffendheid van de interne regels.

D


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antieD 2. Human Ressources

In 2013 werden er ongeveer 7.5 VTE (Voltijdse equivalenten) ingezet voor de toezichthoudende activiteiten, dit vertegenwoordigt ongeveer 25% van het operationele personeel van de DVIS.

D 3. Competenties

Het door de DVIS gehanteerde beheersysteem voor de competenties die hij nodig heeft, berust hoofdzakelijk op twee hoofdlijnen.

De eerste hoofdlijn stemt overeen met het gebruik van het mentorschap dat het nieuw in dienst getreden personeel van de DVIS toelaat om van het al aanwezige gekwalifi ceerde personeel een opleiding op het terrein te krijgen bij de behandeling van de dossiers die aan de DVIS worden voorgelegd.

De tweede hoofdlijn bij de DVIS bestaat erin het personeel opleidingen aan te bieden in de vakgebieden waarin ze moeten tussenkomen zoals bijvoorbeeld de opleidingen in verband met risico-audits of -analyses.

D 4. Besluitvorming

De besluitvormingscriteria zijn gebaseerd op de beginselen vermeld in de verordeningen 1158/2010, 1169/2010 en 1077/2012, alsook op de interne procedures die eruit voortvloeien.

Elke belangrijke fase van een toezichthoudende activiteit, bepaald in de interne procedures, maakt het voorwerp uit van een verslaggeving aan het management van de afdeling die waakt over de naleving van de verordeningen en procedures, alsook over de samenhang op het vlak van de classifi catie van de non-conformiteiten en dit vóór ze formeel worden gevalideerd.

Een ontwerpverslag over de non-conformiteiten die tijdens de toezichthoudende activiteit aan het licht zijn gekomen, wordt naar de onderneming waar het toezicht plaatsvond, gestuurd zodat deze hierop kan reageren. Indien nodig wordt er ter afronding van de toezichthoudende activiteit een vergadering belegd.

Vervolgens houdt de DVIS regelmatig toezicht op de implementatie van de verschillende door de onderneming ingevoerde maatregelen om de vastgestelde non-conformiteiten te kunnen afsluiten.

In 2013 was er geen enkele klacht van de SO of van de IB over de DVIS met betrekking tot zijn toezichthoudende activiteiten.

24

D 5. Coördinatie en samenwerking

In 2013 werd er geen enkel coördinatie- of samenwerkingsakkoord in verband met de toe-zichthoudende activiteiten met de NVI van andere LS gesloten. Toch werd deze samenwerking in het eerste semester van 2014 al aangevat met Frankrijk en Luxemburg.

D 6. Besluiten getrokken uit de genomen maatregelen

De ondernemingen beperken zich meestal tot maatregelen die gericht zijn op de vastgestelde non-conformiteit door er de nodige curatieve maatregelen voor te treffen, maar maken volledige abstractie van de indicatorrol of de waarschuwingsfunctie die deze non-conformiteit kan hebben ten opzichte van de punten die niet het voorwerp uitmaakten van een controle door de NVI. Deze vaststelling wordt versterkt door het feit dat de monitoringactiviteiten, die in de verschillende ondernemingen werden ingevoerd, nog onvoldoende gestructureerd zijn en het hierin aan een totaalvisie ontbreekt.

Dit gebrek aan proactiviteit en visie van de ondernemingen in de monitoringfuncties is verontrus-tend en is een voortdurend aandachtspunt van de DVIS.


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antieE

CERTIFICERING EN TOELATING

1. Oriëntatie

p. 28

2. Contacten met de andere NVI

p. 28

3. Procedurekwesties

p. 29

4. Reacties

p. 29

28

E 1. Oriëntatie

In 2013 werden 3 delen A en 7 delen B afgegeven of hernieuwd. 16 SO’s zijn gemachtigd om in België te rijden (6 met de delen A en B en 10 met enkel deel B afgegeven door de DVIS). Op korte termijn is er geen kwantitatieve evolutie voorzien.

Op kwalitatief vlak is de DVIS genoopt zich alsmaar meer toe te leggen op een aan de SO’s aange-paste aanpak. Het blijkt inderdaad dat de rijpheid op het vlak van het VBS sterk verschilt van SO tot SO. In dit verband kan de verhouding tussen de begeleiding van de SO in zijn certifi ceringsaanpak en de formele beoordeling van het dossier sterk verschillen. Een verbetering van de handleiding van de DVIS voor het verkrijgen van een veiligheidscertifi caat wordt daarom overwogen teneinde over een performant instrument te beschikken om de DVIS en de SO in deze aanpak te ondersteu-nen.

E 2. Contacten met de andere NVI

In het raam van zijn certifi cerings- en toelatingsactiviteiten heeft de DVIS in 2013 geen bijzondere aanvragen gedaan bij of gekregen van andere NVI, met uitzondering van het certifi ceringsdossier van de onderneming «The Factory» (Thalys). In het raam van dit dossier wil de onderneming «The Factory» certifi caten deel A en deel B van de DVIS krijgen en een certifi caat deel B in Frankrijk bij de EPSF. De EPSF en de DVIS hebben met het akkoord van «The Factory» daarom besloten om het dossier in nauwe samenwerking in vooronderzoek te nemen om zeker te zijn van een gemeenschappelijke aanpak en om elke overbodige vraag aan «the Factory» te vermijden. Deze coördinatie laat de twee NVI’s toe om hun goede gewoonten en hun expertise ter zake in een concreet dossier uit te wisselen. Men overweegt om op termijn samenwerkingsakkoorden tussen de DVIS en de EPSF op te stellen op basis van de ervaring opgedaan in dit dossier. Deze coördinatie werd ook uitgebreid naar de toezichthoudende activiteiten.

In het raam van het dossier van de treinen van het type V250 FYRA, werden er, als gevolg van de beslissing van de DVIS om het commercieel verkeer van deze treinen te verbieden, coördinatiever-gaderingen belegd tussen de DVIS en de IL&T.

De DVIS heeft ook assistentie geboden aan de EBA en DB Netz voor het ontwerp-en goedkeurings-proces van de TBL1 + op het baanvak Hergenrath - Centraal station Aachen (Aachen Hbf). TBL1 + is er in dienst sinds 15 december 2013.


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antieE 3. Procedurekwesties

Zoals vermeld in E.1, is een begeleiding van alle ondernemingen door de DVIS nodig vóór elke afgifte van een veiligheidscertifi caat. De 4 maanden waarover de NVI beschikken om een certifi caat af te geven, zijn vooralsnog een denkbeeldig doel, in afwachting dat de ondernemingen de nodige ervaring hebben opgedaan op het vlak van het VBS. Tijdens de behandeling van de verschillende dossiers bleek ook dat bepaalde criteria van de Europese verordeningen 1158/2010/EG en 1169/2010/EG onvoldoende duidelijk en dus vatbaar voor uiteenlopende interpretaties zijn. De DVIS van zijn kant zal deze punten in zijn toepassingshandleidingen verduidelijken, maar zal ook deelnemen aan een door het ERA over dit onderwerp ingestelde werkgroep teneinde zijn ervaring ter zake bij te dragen.

E 4. Reacties

Momenteel bestaan er geen formele mechanismen voor de ondernemingen en de DVIS heeft de nood hieraan nog niet vastgesteld, aangezien het onderzoek van een certifi ceringsdossier gebeurt op basis van een constructieve uitwisseling die zowel de onderneming als de NVI de kans geeft zich openlijk over geschilpunten uit te spreken. Deze aanpak vereist veelvuldige contacten met de onderneming alsook een duidelijke en nauwkeurige argumentatie en motivering door de NVI, maar heeft het voordeel dat het de onderneming ertoe brengt de noodzakelijke verbeteringen, die ze aan haar dossier moet aanbrengen, te erkennen.

Deze uitwisseling stelt ook de NVI in staat om haar mededelingen aan de ondernemingen te verbeteren en zichzelf regelmatig ter discussie te stellen.

Indien de onderneming meent dat een beslissing van de DVIS niet relevant is, dan staat het haar steeds vrij om deze voor het gerecht aan te vechten.


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antieF

WIJZIGINGEN IN DE WETGEVING

1. Richtlijn over de spoorwegveiligheid (2004/49/EG)

1. Geldende wetgeving die deze richtlijn omzet

Wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex, BS, 20 december 2013.

2. Stand van de omzetting van de wijzigingen aan de Spoorwegveiligheidsrichtlijn/1/ op het einde van 2013 (tabel 1 van bijlage B).

2. Belangrijke wijzigingen in de wet- en regelgeving

(Tabel 2 van bijlage B)


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antieG

TOEPASSING VAN DE GVM MET BETREKKING TOT DE BEOORDELING EN INSCHATTING VAN DE RISICO’S

1. Ervaring van de NVI

p. 34

2. Reacties van de stakeholders

p. 39

3. Herziening van RSN om rekening te houden met de EG-verordening betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethoden (GVM) in verband met de risico-beoordeling en-inschatting.

p. 39

3534

G 1. Ervaring van de NVI

In dit stadium, in het raam van de ontwikkeling van een VBS in de certifi cerende of toezichthoudende activiteiten, wordt dit element op een algemene manier behandeld zoals elk ander proces of elke andere procedure van een VBS-handleiding, zelfs al is de procedure voor veranderingsbeheersing voor de DVIS uiteraard een sleutelprocedure van een VBS. Deze procedure voor veranderingsbeheer-sing wordt bijgevolg niet overwogen vanuit de invalshoek van de specifi eke activiteiten en ook de ervaring van de DVIS ter zake blijft beperkt. Het bestaan van een geharmoniseerde procedure op Europees niveau vergemakkelijkt de beoordeling die een NVI ervan moet maken, zelfs indien deze verordening slechts de belangrijkste beginselen van een risicobeoordeling aanreikt.

De wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex alsook het koninklijk besluit van 1 juli 2011 tot bepaling van de procedure en de modaliteiten voor indienen van de aanvraag en voor het verkrijgen van de toelating tot indienststelling van de subsystemen en de voertuigen bepalen dat de aanvragers van een toelating tot indienstelling bij de DVIS een conceptdossier indienen. Dit dossier stelt de DVIS in staat om onder meer te beslissen of een toelating nodig is. In het raam van deze toelatingen bezorgen de aanvragers ook de voorafgaande beoordelingen aan de hand van de GVM (zie Artikel 4 van verordening (EG) 352/2009). Deze beoordeling is één van de elementen die de DVIS tot basis dient om te beslissen of een toelating tot indienststelling op basis van het door de aanvrager ingediende voorstel al of niet noodzakelijk is. Meestal valideert de DVIS de ingediende voorstellen.

De tabel hieronder geeft bijvoorbeeld de voorstellen weer die in het raam van de toelatingen tot indienststelling voor nieuw of aangepast rollend materieel werden gedaan. In 2013 werden er bij de DVIS 17 dossiers voor rollend materieel, waarvoor de GVM voor de beoordeling en inschatting van de risico’s werden toegepast, ingediend. Voor al deze gevallen werd de wijziging niet signifi cant geacht.

Typebe-naming van het voertuig

Voertuigca-tegorie

Toelatings-nummer

Categorie van de toelating

Gebruik van de XA (weder-zijdse erken-ning)

Gebruik van de

gemeen-schappe-

lijke veiligheids-methoden

(GVM)

Beschrijving van de wijziging(en)

TRAXX F140MS versie KF (D-A-B-NL)

Locomotief Toelating tot indienst-stelling niet vereist

Herziening Neen Neen Installatie van een elektrische energiemeter

ES64F4-VL (BR 189)

Locomotief BE 51 2011 0010

Toelating vervallen

NVT NVT Het voertuig is niet meer toegelaten in België


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

ES64U4-H/H1 (HLE18/19 NMBS)


Hernieuwing/ Herziening

Neen Ja Nieuwe software E1.1 (verbetering van bugs)

ES64U4-H/H1 (HLE18/19 NMBS)


Hernieuwing/ Herziening

Neen Neen Nieuw model sleepcontact voor de pantografen en nieuwe bestu-ringskaart voor de lichten

HLE13 Locomotief BE 51 2013 0001

Herziening Neen Ja Activering van TBL1+

I11 BDx Stuurrijtuig BE 52 2013 0001

Herziening Neen Neen Activering van TBL1+

BB36000 Locomotief Toelating tot indienst-stelling niet vereist

Herziening Neen Ja Verbetering van de betrouwbaarheid in winterse omstan-digheden

TRAXX F140 DE variante E (D-B-NL)


Ja Neen Voertuig gedeelte-lijk conform TSI TSI PMR, TSI Geluid, TSI Tunnel en TSI CCS

TRAXX F140 DE variante F (F-B-NL)


Ja Neen Voertuig gedeelte-lijk conform TSI TSI PMR, TSI geluid, TSI Tunnel en TSI

Euro 4000 type II

Locomotief AMS niet vereist

Hernieuwing/Herziening

Neen Ja Nieuwe software voor het bedie-ningssysteem van de bedrijfsrem

HLD 77 Locomotief Toelating tot indienst-stelling niet vereist

Herziening Neen Ja Installatie van een telematisch systeem

V250 Fyra Motorrijtuig Toelating tot indienst-stelling niet vereist


Neen Ja Afwatering onder de trein, aerodyna-mische profi elen op het dak en rood sluitlicht.

3736

V250 Fyra Motorrijtuig BE 51 2012 0007

Toelating vervallen

NVT NVT In de tijd beperkte toelating, commer-ciële dienstverle-ning aan reizigers verboden



Neen Ja Nieuwe software baseline 9



Neen Ja Micro switch voor inklapbare treeplanken

V250 Fyra Motorrijtuig BE 51 2012 0007

Toelating vervallen

NVT NVT Het voertuig is niet meer toegelaten in België

Thalys PBA Motorrijtuig BE 51 2011 0016


Neen Neen Verkeer in ETCS op de lijnen 25 en 27 (baanvak Mechelen-Duffel)

Thalys PBKA

Motorrijtuig BE 51 2011 0017


Neen Neen Verkeer in ETCS op de lijnen 25 en 27 (baanvak Mechelen-Duffel)

ICE3M reeks 406


Herziening Neen Ja ETCS geïntegreerd met Specifi eke Transmissiemodules (STM) (ETCS ‘fase 2’); nieuwe software 18.00, 18.01 en 18.02

ICE3M serie 406



Neen Ja Nieuwe software 18.03, 18.04 en 18.16

ICE3M reeks 406

Motorrijtuig Toelating tot indienst-stelling niet vereist

Herziening Neen Ja Platform MIP; Railnet 2.0 (internet in de trein); opti-malisering van het persluchtsysteem

M6 A, M6 B, M6 BD

Voertuig BE 52 2011 0001

Herziening Neen Ja Optrekken van de maximumsnelheid van 160 km/u naar 200 km/u


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

ICRm NS Voertuig Toelating tot indienst-stelling niet vereist

Uitbreiding van het bestaande voertuigenpark

Neen Neen Uitbreiding van het bestaande voertuigenpark

M4, M5 Stuurrijtuig Toelating tot indienst-stelling niet vereist

Herziening Neen Ja Installatie van uni-versele multiplexing die de NMBS al gebruikt op andere voertuigtypes

AM08, variante gelijks-troom 3 kV en variante wissels-troom 3kV/25kV

Motorrijtuig Toelating tot indienst-stelling niet vereist


Neen Ja Nieuwe software1.1.6

AM08, variante gelijks-troom 3kV



Neen Ja Wijzigingen aan de remverdeler voor de inhibitie van het noodsein en aan de primaire ophanging, nieuwe software 1.2.6, 1.2.7, 1.2.8 en 1.2.9

AM08, variante wissels-troom 3kV/25kV



Neen Ja Wijzigingen aan de remverdeler voor de inhibitie van het noodsein en aan de primaire ophanging, nieuwe software 1.2.6, 1.2.7, 1.2.8 en 1.2.9

TBL1+ versies standalone 24V, 72V, 110V

Onderdeel "boord" van het CCS-subsysteem

BE 51 2011 0013

Herziening Neen Ja Bijkomende functionaliteit "TBL1+", toevoeging van reeksen locomotieven

3938

Wagon Sggns 80’ Tatrava-gonka 33 56 4576 000 – 0 � 249- 3

Wagon Toelating tot indienst-stelling niet vereist


Neen Neen Corrigerende factor

Wagon Sggns 80’ Tatrava-gonka 33 54 4576 001– 0 � 250 - 3


Hernieuwing Neen Neen Corrigerende factor



Herziening Neen Neen Corrigerende factor

Wagon Sggns 80’ Tatrava-gonka 33 54 4576 551 – 4 � 650 - 4





Herziening Neen Neen Corrigerende factor

Hupac - codifi catie



Spoorslijp-trein RR 16 MS 4

Bijzonder voertuig

BE 54 2013 0001

Eerste Neen Neen Geen beoordeling ten opzichte van de TSI

Toelating tot indienststelling; XA=wederzijdse erkenning, NVT=Toelating tot indienststelling niet van toe-passing


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antieIn bijlage C staat een overzicht van het aantal actieve voertuigen die in België in het NVR zijn

ingeschreven.

In het raam van zijn toezichthoudende activiteiten, heeft de DVIS met hulp van een externe consultant een audit gedaan over de behandeling van de interfaces tussen de VBS van twee ondernemingen teneinde zich ervan te vergewissen dat de verschillende partijen samenwerken in het raam van het beheer van de aan de interfaces verbonden risico’s. In het raam van deze audit werden de VBS van de twee ondernemingen geanalyseerd evenals twee projecten waarvoor deze twee ondernemingen moesten samenwerken. Zonder in de details te willen treden van de analyse van de VBS, wordt duidelijk dat de betrokken ondernemingen in hun procedures voor het risicobeheer absoluut de interne en externe rollen en verantwoordelijkheden voor het beheer van de aan de interfaces verbonden risico’s moeten verduidelijken en identifi ceren. Ook moeten ze van bij het begin van het project voorzien in gezamenlijke analyses van de risico’s. Men dient op te merken dat deze twee punten eisen zijn van de Europese verordening 402/2013/EG betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethodes (GVM) voor risicobeoordelingen. De inspectie van de twee projecten waarvoor deze twee ondernemingen zich op elkaar moesten afstemmen, heeft aangetoond dat de samenwerking op het terrein aanwezig was. Deze samenwerking, die doeltref-fend is op het terrein, zal zich dus snel moeten vertalen in het VBS van deze twee ondernemingen.

G 2. Reacties van de stakeholders

Behalve bij de besprekingen over de beoordelingen die de DVIS tijdens zijn certifi cerende en toezichthoudende activiteiten uitvoert, heeft de DVIS geen enkele procedure ingesteld die de SO of de IB de kans geven om hun ervaringen over de EG-regelgeving in verband met de risico-beoordeling en -inschatting kenbaar te maken. In dit stadium is de DVIS van oordeel dat wanneer een SO of de IB ervaringen of problemen die ze in dat verband ondervinden, wil meedelen, het Veiligheidsoverleg of de bilaterale vergaderingen hiervoor de aangewezen fora zijn. Tijdens deze vergaderingen werd er tot op heden geen enkele opmerking gemaakt.

G 3. Herziening van RSN om rekening te houden met de EG-verordening betreffende de gemeen-schappelijke veiligheidsmethoden (GVM) in verband met de risicobeoordeling en-inschatting.

Er bestaat in België geen RSN dat het domein van de gemeenschappelijke veiligheidsmethoden (GVM) in verband met de risicobeoordeling dekt.


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antieH

UITZONDERINGEN INZAKE HET CERTIFICERINGSSYTEEM VOOR DE MOBE

Niet van toepassing voor de DVIS.

In België is de certifi cering van de MOBE toevertrouwd aan erkende instanties (door Belac) voor de productcertifi cering (volgens de norm EN ISO/CEI 17065). Tot op heden is Belgorail de enige Belgische instantie die gemachtigd is om de MOBE te certifi ceren. In 2013 was er geen afwijking ten opzichte van het certifi ceringsschema.


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antieI

BIJLAGEN

BIJLAGE A : GEMEENSCHAPPELIJKE VEILIGHEIDSINDICATOREN CSI

p. 44

BIJLAGE B : WIJZIGINGEN IN DE WETGEVING

p. 57

BIJLAGE C : AANTAL ACTIEVE SPOORWEGVOERTUIGEN GEREGISTREERD IN HET BELGISCHE NATIONALE VOERTUIGENREGISTER (NVR)

p. 65

4544

ANNEX A : GEMEENSCHAPPELIJKE VEILIGHEIDSINDICATOREN CSI

1. Overzicht van de prestaties

2009 : waarden ten opzichte van 20092010 : waarden ten opzichte van het gemiddelde van 2009 en 20102011 : waarden ten opzichte van het gemiddelde van 2009, 2010 en 20112012 : waarden ten opzichte van het gemiddelde van 2009, 2010, 2011 en 20122013 : waarden ten opzichte van het gemiddelde van 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013

Totaal aantal ongevallen (per miljoen trein*km)

Aantal gewonden (per miljoen trein*km)

Totale kosten in miljoen € (per miljoen trein*km)

Aantal voorbodes van ongevallen (per miljoen trein*km)

Aantal doden (per miljoen trein*km)


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

Aantal botsingen (per miljoen trein*km)

Aantal ontsporingen (per miljoen trein*km)

Aantal ongevallen aan overwegen (per miljoen trein*km)

Aantal andere ongevallen (per miljoen trein*km)

Brand in rollend materieel (per miljoen trein*km)

Aantal persoonsongevallen met betrekkingen tot rijdende treinen (per miljoen trein*km)


2. Ongevallen volgens de aard

4746

3. Doden volgens de categorie van betrokken personen

Aantal doden (per miljoen trein*km) Categorie: treinreizigers

Aantal doden (per miljard reizigers*km)Categorie: treinreizigers

Aantal doden (per miljoen trein*km)Categorie: werknemers

Aantal doden (per miljoen trein*km)Categorie: gebruikers van overwegen

Aantal doden (per miljoen trein*km)Categorie: onbevoegde personen op spoorwegterrein

Aantal doden (per miljoen trein*km)Categorie: anderen



Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

Aantal gewonden (per miljoen trein*km)Categorie: treinreizigers

Aantal gewonden (per miljard reizigers*km)Categorie: treinreizigers

Aantal gewonden (per miljoen trein*km)Categorie: werknemers

Aantal gewonden (per miljoen trein*km)Categorie: anderen

Aantal gewonden (per miljoen trein*km)Categorie: onbevoegde personen op spoorwegterrein

Aantal gewonden (per miljoen trein*km)Categorie: gebruikers van overwegen

4. Gewonden volgens de categorie van betrokken personen


4948

Aantal gebroken spoorstaven (per miljoen trein*km))

Aantal knikken in het spoor (per miljoen trein*km)

Aantal foutieve seingevingen (per miljoen trein*km)

Gebroken wielen van operationeel rollend mate-rieel (per miljoen trein*km)

Aantal gebroken assen van operationeel rollend materieel (per miljoen trein*km)

Aantal voorbijgereden onveilige seinen (per miljoen trein*km)


5. Voorbodes van ongevallen


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie


Kosten verbonden aan het aantal doden (miljoen trein*km)

Kosten verbonden met het aantal gekwets-ten in MLN Ð /(miljoen trein*km)

Kosten voor het herstellen of vervangen van de materiële schade aan rollend materieel en infras-tructuur in MLN €/(miljoen trein*km)

Kosten van vertragingen, verstoring van het verkeer, omleidingen, extra personeelskosten en toekomstig inkomensverlies in MLN € /( miljoen trein*km)

Aantal verloren werkuren (in miljoen) van werknemers en aannemers ten gevolge van ongevallen ten opzicht van het totaal aantal gepresteerde werkuren (MLN)

6. Kost van alle ongevallen, aantal verloren werkuren van het personeel en de onderaannemers ten gevolge van de ongevallen

5150

Percentage spoor met automatische treinbe-veiliging in dienst

Percentage van het aantal treinkilometer dat gebruik maakt van sporen met automa-tische treinbeveiliging

Percentage van het aantal overwegen met automatische of handbediende beveiliging

Totaal aantal overwegen per kilometer spoor

7. Technische veiligheid van de infrastructuur en het gebruik ervan, veiligheids-beheer



Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie


Totaal aantal overwegen

Aantal kilometer spoor(dubbelspoorlijnen zijn twee keer geteld)

Verhouding tussen het aantal uitgevoerde en geplande audits

5352

2. ABSOLUTE GVI-GEGEVENS

Aantal ongevallen

Ongevallen volgens aard

jaar BotsingenOntspo-ringen

Ongeval-len aan overwe-

gen

Persoons-ongevallen

mbt rijdendetreinen

Brand in rollend

materieelAndere Totaal

trein*Km (MLN)

2006 84 7 56 22 18 0 187 93

2007 77 17 76 30 17 1 218 94

2008 94 21 56 25 24 0 220 93

2009 34 41 31 34 6 0 146 98

2010 5 2 18 14 0 1 40 101

2011 0 3 16 32 0 0 51 101

2012 3 2 18 12 1 0 36 99

2013 1 4 13 14 0 0 32 97

Aantal doden

Doden volgens categorie van betrokken personen

Jaar ReizigersWerkne-

mers

Gebrui-kers van overwe-

gen

Onbe-voegde

personenAnderen Totaal

Reizigers* Km (BLN)

Trein*K m (MLN)

2006 4 0 9 7 0 20 9607 93

2007 9 3 19 7 1 39 9932 94

2008 2 1 10 8 0 21 10403 93

2009 2 1 8 5 0 16 10493 98

2010 18 2 8 5 2 35 10491 101

2011 0 2 8 15 2 27 9494 101

2012 0 1 13 3 1 18 9493 99

2013 0 0 6 9 0 15 10886 97


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

Aantal gewonden

Gewonden volgens categorie van betrokken personen

Jaar ReizigersWerkne-

mers

Gebrui-kers van overwe-

gen

Onbe-voegde

personenAnderen Totaal

Reizigers* Km (BLN)

Trein*K m (MLN)

2006 63 14 14 6 9 106 9607 93

2007 96 27 25 4 1 153 9932 94

2008 36 28 16 2 1 83 10403 93

2009 10 1 6 1 0 18 10493 98

2010 171 4 9 4 1 189 10491 101

2011 3 1 9 4 5 22 9494 101

2012 1 3 5 5 0 14 9493 99

2013 0 0 6 4 1 11 10886 97

Aantal voorbodes van ongevallen


Jaar

Aantal gebroken

spoor-staven

Aantal knikken in het spoor

Aantal foutieve

sein-gevingen

Aantal onveilig voorbij-gereden seinen

Aantal gebroken

wielen van

opera-tioneel rollend

materieel

Aantal gebroken

assen van

opera-tioneel rollend

materieel

TotaalTrein*Km

(MLN)

2006 115 1 1 55 0 0 172 93

2007 98 0 1 81 1 0 181 94

2008 281 0 1 97 1 0 380 93

2009 30 0 2 75 0 0 107 98

2010 67 5 2 104 0 0 178 101

2011 45 21 2 91 0 0 159 101

2012 52 26 12 75 0 0 165 99

2013 76 29 4 56 1 0 166 97

5554

Kost van alle ongevallen, aantal verloren werkuren


jaar

Kost van

doden in MLN

€

Kost van

gewon-den in MLN €

CoKosten voor herstel/vervanging

van materiële schade aan

rollend materieel en infrastructuur

in MLN €

Kosten van vertragin-gen,

verstoring van verkeer, omleidingen,

extra personeel en toekomstig

inkomensverlies in MLN

€

Totale kost in MLN €

Totaal aantal

werkuren van wer-knemers en onder-nemers verloren

tgv ongevallen

Totaal aantal

werkuren

Trein*Km (MLN)

2006 93

2007 94

2008 93

2009 98

2010 101

2011 3,785 101

2012 29,502 3,486 1,271 0,441 34,700 Non Non 99

2013 24,585 2,739 6,352 0,538 34,214 NA NA 97


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

Technische veiligheid van de infrastructuur en het gebruik ervan, veiligheidsbeheer

Jaar

Percen-tage spoor met

automatic Train Pro-

tection (ATP) in dienst

Percen-tage van trein*km

dat gebruik maakt

van spoor

met ATP

Totaal aantal

overwe-gen

Aantal km spoor (dubbel-

spoo-rlijnen zijn twee keer

geteld)

Totaal aantal

overwe-gen per

km spoor

Percen-tage van overwe-gen met automa-tische of

hand-bediende beveili-

ging

Verhou-ding

tussen aantal uitge-

voerde en geplande

audits

Overwe-gen met beveili-

ging

2006 5,89% 3,87% 2037 6212 3,28E-01 79,19% 0,00%

2007 5,89% 3,87% 1957 6212 3,15E-01 80,79% 0,00%

2008 6,94% 3,87% 1929 6282 3,07E-01 81,00% 0,00%

2009 11,03% 4,23% 1913 6426 2,98E-01 82,00% 0,00% 1616

2010 11,03% 4,23% 1902 6344 3,00E-01 82,00% 0,00% 1611

2011 11,03% 4,23% 1879 6344 2,96E-01 84,89% 66,67% 1595

2012 9,20% 1857 6446 2,88E-01 85,62% 80,00% 1590

2013 12,60% 1848 6472 2,86E-01 85,55% 80,00% 1581


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

BIJLAGE B : WIJZIGINGEN IN DE WETGEVING

Tabel 1

WIJZIGINGEN AAN DE SPOORWEGVEILIGHEIDSRICHTLIJN

Omgezet (J/N) Rechtsgrondslag Datum van inwerkin-treding

Richtlijn 2008/57/EG J Wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex, BS, 20 december 2013.

1 januari 2014

Richtlijn 2008/110/EG. J Wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex, BS, 20 december 2013.

1 januari 2014

Richtlijn 2009/149/EG van de Commissie

J Wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex, BS, 20 december 2013.

1 januari 2014

Tabel 2

WET- EN REGELGEVING Rechtsgrondslag Datum van inwerkintre-ding

Beschrijving van de wijziging Redenen voor de wijziging

In verband met de NVI Wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex, BS, 20 december 2013 en wet van 30 augustus 2013 houdende invoeging van een titel 7/1 in de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex voor wat betreft de aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, BS, 30 oktober 2013.

1 januari 2014

Intrekking en vervanging van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur, van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen en van de wet van 26 januari 2010 betreffende de interoperabiliteit van het spoorweg-systeem.

Rekening houdend met de explo-sieve toename van de wetgevende en reglementaire bepalingen en met de noodzaak om de leesbaarheid van deze bepalingen te garanderen, is het onontbeerlijk om op geregelde tijdstippen de genoemde bepalingen te reviseren. De algemene doelstel-ling van de Codex bestaat erin een samenhangend wetgevend geheel te maken dat gekenmerkt wordt door een toegenomen leesbaarheid en waarbij men de eenheid van de gebruikte terminologie en de harmo-nisering van de toepassingsgebieden bewaakt. Er werden ook wijzigingen aangebracht om rekening te houden met de opmerkingen van de Europese Commissie.

5958

Wetgeving in verband met de NoBo, DeBo, OO, en derde instellingen voor de registratie, de inspectie, enz.

Koninklijk besluit van 8 december 2013 betref-fende de criteria van aanwijzing en de nadere regels voor de indiening van de aanwijzingsaan-vraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de veiligheidsvoorschriften, BS, 23 december 2013.

Koninklijk besluit van 8 december 2013 tot bepaling van de regels voor het indienen van een aanvraag tot erkenning met het oog op de aanmelding van de instanties bedoeld in artikel 201 van de Spoorcodex, BS, 23 december 2013.

Koninklijk besluit tot wijziging van de Spoorcodex met het oog op de uitbreiding van de bevoegdheden van het toezichthoudende orgaan, BS, 22 januari 2014.

1 januari 2014

1 januari 2014

1 januari 2014

Intrekking en vervanging van het ministerieel besluit van 25 november 2010 betreffende de criteria van aanwijzing en de modaliteiten voor de indiening van de aanwijzingsaan-vraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de van toepassing zijnde nationale veiligheidsvoorschriften - inhoud ongewijzigd.

Intrekking en vervanging van ministerieel besluit tot bepaling van de regels voor het indienen van een aanvraag tot erkenning met het oog op de aanmelding van de instanties bedoeld in artikel 52 van de wet van 26 januari 2010 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Gemeenschap - inhoud ongewijzigd.

Wijziging van de artikelen 62 en 63 van de Spoorcodex.

Wijziging van de juridische grondslag die bepaalde dat het ministerieel besluit wordt omgezet in een koninklijk besluit.

Wijziging van de juridische grondslag die voorschreef dat het ministerieel besluit werd omgezet in een koninklijk besluit.

Dit koninklijk besluit past binnen een ruimere hervorming van de juridische structuren van de NMBS-groep en streeft ernaar de bevoegdheden van het toezichthoudende orgaan te verruimen.


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

Met betrekking tot de SO/IB/MOBE

Koninklijk besluit van 5 juni 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 juni 2010 tot vaststel-ling van het bedrag van de bijdrage, verschuldigd door de houder van een veiligheidsvergunning en de houders van een veiligheidscertifi caat deel B die gebruik maken van het Belgische spoorwe-gnet, als deelneming in de kosten van de Vei-ligheidsinstantie voor het toezicht op de veiligheid van het spoorvervoer en de ontwikkeling van de regelgeving, BS, 25 juni 2013.

Koninklijk besluit van 5 juni 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juni 2010 tot vaststel-ling van het bedrag van de bijdrage, verschuldigd door de houder van een veiligheidsvergunning en de houders van een veiligheidscertifi caat deel B die gebruik maken van het Belgische spoorwe-gnet, met het oog op de dekking van de kosten van het Onderzoeksorgaan voor het onderzoek van ongevallen en van het algemeen veiligheidsni-veau, BS, 25 juni 2013.

1 januari 2013

1 januari 2013

Wijziging van artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 juni 2010 om er het bedrag van de bijdrage voor 2013 vast te leggen alsook het indexeringsmechanisme van deze bijdrage voor de toekomst.

Wijziging van artikel 1 van het koninklijk besluit van donderdag 17 juni 2010 om er het bedrag van de bijdrage voor 2013 vast te leggen alsook het indexeringsmechanisme van deze bijdrage voor de toekomst.

Het bedrag van de bijdrage bestemd voor het fonds voor de werkingsmiddelen van de nationale veiligheidsinstantie bepalen.

Het bedrag van de bijdrage bestemd voor het fonds voor de werkings-middelen van het Onderzoeksorgaan voor de spoorwegongevallen bepalen.Momenteel is er een indexeringsme-chanisme voorzien om een jaarlijkse wijziging van dit besluit voor de aanpassing van de bijdrage te vermijden.

Momenteel is er een indexeringsme-chanismevoorzien om een jaarlijksewijziging van dit besluit voor deaanpassing van de bijdrage tevermijden.

6160

Koninklijk besluit van 8 december 2013 tot bepaling van het model van legitimatiekaart voor het gebruik van personeelsleden van de spoorweginfrastructuur-beheerder die belast zijn met de vaststelling van sommige risico’s voor de spoorwegveiligheid, BS, 23 december 2013.

Koninklijk besluit van 8 december 2013 tot vaststelling van het minimumbedrag voor de dekking van de burger-lijke aansprakelijkheid voor het rijden op de spoorweginfrastructuur, BS, 23 december 2013.

Koninklijk besluit van 21 december 2013 tot wijziging van de Spoorcodex, voor wat betreft de toegang tot “traffi c control” en tot seinposten van de infrastructuurbeheerder, BS, 22 januari 2014.


1 januari 2014

1 januari 2014

1 januari 2014

1 januari 2014

Vervanging van het koninklijk besluit van 10 januari 2010 tot toekenning van de hoedanigheid van offi cier van gerechtelijke politie aan sommige agenten van de spoorweginfrastruc-tuurbeheerder die belast worden met de controle op de naleving van diverse wetten en reglementen inzake spoorvervoer, dat werd opgeheven door een ander koninklijk besluit van 8 december 2013.

Intrekking en vervanging van het koninklijk besluit van 23 mei 2008 tot vaststelling van het minimumbedrag voor de dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid voor het rijden op de spoorweginfrastructuur - inhoud ongewijzigd.

Invoeging van een afdeling 3/1 houdende de toegang tot traffi c control en tot de seinhuizen in titel 3, hoofdstuk 3 van de Spoorcodex.

Wijziging van artikel 3 (toevoeging van twee defi nities), van artikel 9 (inperking van het toepassingsgebied) en invoeging van een artikel 9/1 met betrekking tot de aan de spoorwegon-dernemingen te verstrekken diensten in de Spoorcodex.

De Spoorcodex, kent in tegenstelling tot de eerdere wetgeving, niet meer de hoedanigheid van offi cier van gerechtelijke politie toe aan de beam-bten van de infrastructuurbeheerder, maar voorziet wel in de afgifte van legitimatiekaarten.

Ingevolge de vervanging van de wet van 19 december 2006, werd het koninklijk besluit van 23 mei 2008 vervangen door een nieuw koninklijk besluit dat een verwijzing bevat naar de Spoorcodex.

Dit koninklijk besluit past in een ruimere hervorming van de juridische structuren van de NMBS-groep en streeft ernaar de spoorwegondernemingen op niet-discrimi-nerende wijze de mogelijkheid te bieden vertegenwoordigd te zijn in de «traffi c control» en in de seinposten van de infras-tructuurbeheerder. Dit KB bepaalt ook het mechanisme dat de infrastructuurbeheerder hanteert om op niet-discriminerende wijze de door de spoorwegondernemingen met betrekking tot hun eigen treinen voorgestelde voorrangen uit te voeren, behalve wanneer dit in strijd is met redenen met betrekking tot de exploitatieveiligheid of in geval van een tegenstrijdigheid met de voorrangsregels die zijn vastgelegd door de overheidsinstelling.

Dit koninklijk besluit past binnen een ruimere hervorming van de juridische structuren van de NMBS-groep en is een gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2012/34/EU van het Europese Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwe-gruimte.


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

Koninklijk besluit van 8 december 2013 tot bepaling van het model van legitimatiekaart voor het gebruik van personeelsleden van de spoorweginfrastructuur-beheerder die belast zijn met de vaststelling van sommige risico’s voor de spoorwegveiligheid, BS, 23 december 2013.

Koninklijk besluit van 8 december 2013 tot vaststelling van het minimumbedrag voor de dekking van de burger-lijke aansprakelijkheid voor het rijden op de spoorweginfrastructuur, BS, 23 december 2013.



1 januari 2014

1 januari 2014

1 januari 2014

1 januari 2014

Vervanging van het koninklijk besluit van 10 januari 2010 tot toekenning van de hoedanigheid van offi cier van gerechtelijke politie aan sommige agenten van de spoorweginfrastruc-tuurbeheerder die belast worden met de controle op de naleving van diverse wetten en reglementen inzake spoorvervoer, dat werd opgeheven door een ander koninklijk besluit van 8 december 2013.

Intrekking en vervanging van het koninklijk besluit van 23 mei 2008 tot vaststelling van het minimumbedrag voor de dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid voor het rijden op de spoorweginfrastructuur - inhoud ongewijzigd.

Invoeging van een afdeling 3/1 houdende de toegang tot traffi c control en tot de seinhuizen in titel 3, hoofdstuk 3 van de Spoorcodex.

Wijziging van artikel 3 (toevoeging van twee defi nities), van artikel 9 (inperking van het toepassingsgebied) en invoeging van een artikel 9/1 met betrekking tot de aan de spoorwegon-dernemingen te verstrekken diensten in de Spoorcodex.

De Spoorcodex, kent in tegenstelling tot de eerdere wetgeving, niet meer de hoedanigheid van offi cier van gerechtelijke politie toe aan de beam-bten van de infrastructuurbeheerder, maar voorziet wel in de afgifte van legitimatiekaarten.

Ingevolge de vervanging van de wet van 19 december 2006, werd het koninklijk besluit van 23 mei 2008 vervangen door een nieuw koninklijk besluit dat een verwijzing bevat naar de Spoorcodex.

Dit koninklijk besluit past in een ruimere hervorming van de juridische structuren van de NMBS-groep en streeft ernaar de spoorwegondernemingen op niet-discrimi-nerende wijze de mogelijkheid te bieden vertegenwoordigd te zijn in de «traffi c control» en in de seinposten van de infras-tructuurbeheerder. Dit KB bepaalt ook het mechanisme dat de infrastructuurbeheerder hanteert om op niet-discriminerende wijze de door de spoorwegondernemingen met betrekking tot hun eigen treinen voorgestelde voorrangen uit te voeren, behalve wanneer dit in strijd is met redenen met betrekking tot de exploitatieveiligheid of in geval van een tegenstrijdigheid met de voorrangsregels die zijn vastgelegd door de overheidsinstelling.

Dit koninklijk besluit past binnen een ruimere hervorming van de juridische structuren van de NMBS-groep en is een gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2012/34/EU van het Europese Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwe-gruimte.

Implementatie van de overige eisen van de EU (indien ze betrekking hebben op de spoorwegveiligheid)

Koninklijk besluit van 11 februari 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 2011 tot bepaling van de regels met betrekking tot medische onderzoeken en bedrijfspsychologische onderzoeken voor treinbestuurders en treinbegeleiders en van de criteria voor erkenning van personen en centra belast met deze onderzoeken, BS, 26 februari 2013

8 maart 2013

Wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 2011 tot bepaling van de regels met betrekking tot medische onde-rzoeken en bedrijfspsychologische onderzoeken voor treinbestuur-ders en treinbegeleiders en van de criteria voor erkenning van personen en centra belast met deze onderzoeken.

Doelstellingen:- formele verbeteringen aanbrengen, - het vereiste diploma specifi ëren om psychologische onderzoeken te mogen afnemen en- een erkenningsprocedure voor de in andere lidstaten erkende centra toevoegen

Koninklijk besluit van 7 maart 2013 houdende vaststelling van de procedureregels voor de toepassing van artikel 30, § 2, van verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer, BS, 25 maart 2013.

4 april 2013

Opmaak van een procedure om de reizigers in staat te stellen klacht in te dienen bij de instantie bevoegd voor de uitvoering van verordening 1371/2007/EG alsook voor de behandeling van deze klacht.

Uitoefening van de bevoegdheid die door artikel 2, lid 2, van de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen aan de Koning is toever-trouwd, BS, 31 december 2009.

Koninklijk besluit van 9 juli 2013 tot wijziging van de bijlage bij het minis-terieel besluit van 30 juli 2010 tot aanneming van de van toepassing zijnde vereisten op het rollend materieel voor het gebruik van rijpaden, BS, 25 juli 2013.

4 augustus 2013

Wijziging van de punten 12.2 d en 12.2 e van de bijlage van het ministerieel besluit van 30 juli 2010 tot aanneming van de van toepassing zijnde vereisten op het rollend materieel voor het gebruik van rijpaden.

Deze wijziging steunt vooral op artikel 7.3.3 van bijlage III bij het besluit 2012/88/EU van de Commissie van 25 januari 2012 betreffende de technische specifi catie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving van het trans-Europese spoorwegsysteem. Dit artikel bepaalt dat de lidstaten op nationaal niveau nieuwe eisen kunnen invoeren om het verkeer van de voertuigen uitgerust met ERTMS te bevorderen en de buitengebruikstel-ling van bestaande nationale systemen mogelijk te maken.

Het doel is dus om de ontmanteling van MEMOR op de lijnen die zijn uitgerust met ETCS te versnellen en de uitrusting van de voertuigen met ERTMS aan te moedigen.

6362

Koninklijk besluit van 9 juli 2013 tot bepaling van de vereisten die van toepassing zijn op het veiligheidspersoneel, BS, 22 oktober 2013.

1 novem-ber 2013

Intrekking en vervanging van:1° het koninklijk besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen; 2° het koninklijk besluit van 15 mei 2011 tot bepaling van de vereisten die van toepassing zijn op het veiligheidspersoneel 3) de bijlage 1, deel 3, punt 3.2.2 en deel 4 van het ministerieel besluit van 26 juli 2007 tot aanneming van een bestek voor toeristische spoorwegritten met historisch materieel op de spoorweginfras-tructuur;4° het ministerieel besluit van 9 juni 2009 tot goedkeuring van het bestek voor het veiligheidsper-soneel.

Dit koninklijk besluit streeft ernaar de eisen die van toepassing zijn op het veiligheidspersoneel te bundelen en te verduidelijken, in het bijzonder in het raam van de Europese vergunning voor treinbestuurders.

Koninklijk besluit van 30 juli 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 2011 tot bepaling van de regels met betrekking tot medische onderzoeken en bedrijfspsychologische onderzoeken voor treinbestuurders en treinbegeleiders en van de criteria voor erkenning van personen en centra belast met deze onderzoeken, BS, 29 augustus 2013.

8 septem-ber 2013

Wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 2011 tot bepaling van de regels met betrekking tot medische onde-rzoeken en bedrijfspsychologische onderzoeken voor treinbestuur-ders en treinbegeleiders en van de criteria voor erkenning van personen en centra belast met deze onderzoeken

Actualisatie van de verschillende verwijzingen naar wetteksten die overbodig zijn geworden door andere wijzigingen.

Koninklijk besluit van 30 augustus 2013 tot aanwijzing van de overheidsinstantie belast met de handhaving van Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer, BS, 16 september 2013.

26 septem-ber 2013

Intrekking en vervanging van het koninklijk besluit van 7 mei 2010 tot aanwijzing van de overheidsinstantie belast met de handhaving van Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer.

Aanstelling van de leidende ambtenaar van de overheidsdienst die belast is met het vervoer per spoor en die instaat voor de toepassing van verordening 1371/2007/EG.


Jaar

vers

lag

2013

van

de

Belg

isch

e Ve

iligh

eids

inst

antie

Koninklijk besluit van 6 september 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 september 2011 betreffende de verlening van opleidingsdiensten aan treinbestuurders en de erkenning van opleidingscentra, BS, 23 december 2013;

2 januari 2014

Wijziging van het koninklijk besluit van 12 september 2011 betreffende de verlening van opleidingsdiensten aan treinbestuurders en de erkenning van opleidingscentra;

Omzetting van het besluit 2011/765/EU van de Commissie van 22 november 2011 inzake criteria voor de erkenning van opleidingscentra voor treinbes-tuurders, inzake criteria voor de erkenning van examinatoren van treinbestuurders en inzake criteria voor de organisatie van examens overeenkomstig Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad.

Koninklijk besluit van 21 december 2013 tot aanpassing van de regelgeving betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen via de weg of per spoor aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, BS, 22 januari 2014.

1 maart 2014

Wijziging:- van het koninklijk besluit van 29 juni 2003 betreffende de opleiding van bestuurders van transporteenheden die andere gevaarlijke goederen dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren;- van het koninklijk besluit van 28 juni 2009 betreffende het vervoer via de weg of per spoor van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen.

Omzetting van richtlijn 2012/45/EU van de Commissie van 3 december 2012 tot tweede aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen bij richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over land

6564

BIJLAGE CAantal actieve spoorwegvoertuigen geregistreerd in het Belgische nationale voertuigenregister (NVR)

Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen

(FOD MOBILITEIT EN VERVOER)VOORUITGANGSTRAAT 561210 BRUSSEL

www.mobilit.belgium.be

VAN DE BELGISCHE VEILIGHEIDSINSTANTIE - | Taalkeuze · NSR National Safety Rule of Nationaal...

Documents

Transcript of VAN DE BELGISCHE VEILIGHEIDSINSTANTIE - | Taalkeuze · NSR National Safety Rule of Nationaal...