V O O R S T U D I E E P B - ghw.be · PDF file3 1. R E S U L T A T E N Beschermde volume:...

19
V O O R S T U D I E E P B e n e r g i e s t u d i e s e n a d v i e s EPB EPC EAP haalbaarheidsstudies contact GHW Studiebureau bvba Opitterpoort 10 3960 Bree Tel: 089 481 381 Fax: 089 844 679 www.ghwstudiebureau.be [email protected] Datum Dossiernummer Naam Project

Transcript of V O O R S T U D I E E P B - ghw.be · PDF file3 1. R E S U L T A T E N Beschermde volume:...

V O O R S T U D I E E P B

e n e r g i e s t u d i e s e n a d v i e s

EPB EPC EAP haalbaarheidsstudies contact

GHW Studiebureau bvba Opitterpoort 10 • 3960 Bree

Tel: 089 481 381 Fax: 089 844 679

www.ghwstudiebureau.be • [email protected]

Datum

Dossiernummer

Naam

Project

2

I N H O U D S T A B E L

1. R E S U L T A T E N .................................................................................................................................... 3

2. O V E R Z I C H T V A N D E E I S E N + O P M E R K I N G E N .............................................................. 4

2.1 THERMISCHE ISOLATIE ........................................................................................................................... 4

2.2 ENERGIEPRESTATIE................................................................................................................................. 5

2.3 BINNENKLIMAAT .................................................................................................................................... 6

3. A F B A K E N E N B E S C H E R M D E V O L U M E ................................................................................. 6

4. K O U D E B R U G G E N ............................................................................................................................ 7

5. L U C H T D I C H T H E I D ......................................................................................................................... 8

6. S C H E I D I N G S C O N S T R U C T I E S T E C H N I S C H E K O K E R S .................................................. 9

6.1 DOORLOPENDE TECHNISCHE KOKERS ZONDER SCHEIDINGEN T.H.V. DE VERDIEPINGSVLOEREN ........ 9

6.2 TECHNISCHE KOKERS MET SCHEIDINGEN T.H.V. DE VERDIEPINGSVLOEREN ....................................... 10

7. D E T A I L T A B E L M A T E R I A L E N ................................................................................................ 11

8. D E T A I L T A B E L I N S T A L L A T I E S .............................................................................................. 12

9. V E N T I L A T I E .................................................................................................................................... 13

9.1 ALGEMEEN ........................................................................................................................................... 13

9.2 PULSIE VAN LUCHT ............................................................................................................................... 14

9.3 DOORSTROMEN VAN LUCHT ................................................................................................................ 14

9.4 EXTRACTIE VAN LUCHT ......................................................................................................................... 15

9.5 VEREISTE DEBIETEN: EXTRACTIE VAN LUCHT (GELDIG VOOR ELK APPARTEMENT) ............................ 16

9.6 VEREISTE DEBIETEN: PULSIE VAN LUCHT ............................................................................................ 16

3

1. R E S U L T A T E N

Beschermde volume: 3779,13 m³

Verliesoppervlak: 1790,55 m²

Compactheid: 2,11

Gemiddelde U-waarde: 0,55 W/m²K

K-PEIL 40

Beknopte omschrijving van de vooropgestelde isolatiematerialen en installaties:

Spouwisolatie Isolatie plat dak Isolatie hellend dak Vloerisolatie Buitenschrijnwerk Beglazing

8 cm MW 10 cm PUR 18 cm MW 5 cm gespoten PUR Aluminium Klasse 2.1: Uf ≤ 2,8 Superisolerend 1,1

Verwarming

Sanitair Ventilatie

Condensatieketel HRtop Locatie: berging Lengte sanitaire leidingen vanaf berging gerekend Ventilatiesysteem A; natuurlijke pulsie, natuurlijke extractie

Hieronder een overzicht van alle appartementen met hun respectievelijke K-peil, E-peil en oververhittingsindicator.

K-peil: Met de materialen van de basisberekening voldoet men aan de normen voor hetK-peil.

E-peil: Met de vooropgestelde installaties en materialen voldoet men niet overal aan het E-peil. In onderstaande tabel zijn er enkele simulaties gemaakt met andere installaties om de E-peil norm van E80 te halen.

Oververhittingsindicator: Deze mag niet hoger zijn dan 17500 Kh, anders wordt er een boete opgelegd. Tussen 8000 en 17500 worden er wel strafpunten ingerekend voor het E-peil, maar dit heeft geen boete als gevolg. Er werd gerekend met heldere beglazing (g-waarde 0,64) en rekening gehouden met de beschaduwing door overstekende terrassen / balkons.

1 deelproject: bouwen van 12 appartementen

SIMULATIES

BASIS-BEREKENING

K (Kmax=

45)

E (Emax=

80)

Over-verhitting

1 2 3 E

(Emax = 80)

4 E

(Emax = 80) E (Emax = 80)

Overver-hitting

K E

App. 1 40 82 12000 82 10046 39 80 84 70

App. 2 40 80 11365 81 9458 39 80 84 71

App. 3 40 80 11114 80 9240 39 79 83 71

App. 4 40 77 10933 78 8835 39 77 81 68

App. 5 40 85 16085 83 14277 39 81 85 76

App. 6 40 79 13563 78 12265 39 77 82 73

App. 7 40 78 12915 78 11773 39 76 81 72

App. 8 40 79 14119 78 12780 39 77 82 73

App. 9 40 87 19102 83 15739 39 82 85 72

App. 10 40 78 14939 77 13588 39 76 80 68

App. 11 40 76 14765 75 13561 39 74 78 66

App. 12 40 83 18809 79 14923 39 78 82 69

Simulatie 1: Zonwerende beglazing voorzien voor de raampartijen aan de achtergevel (Zuid-West)

Simulatie 2: Spouwisolatie bijkomend wijzigen in 8 cm PUR

Simulatie 3: Systeem A vervangen door systeem C (natuurlijke pulsie ; mechanische extractie van lucht)

Simulatie 4: Luchtdichtheidstest uitvoeren met resultaat n50 = 2 in combinatie met simulatie 1+2.

4

2. O V E R Z I C H T V A N D E E I S E N + O P M E R K I N G E N

In de energieprestatieregelgeving onderscheidt men 3 eisen:

Let op: bij het niet voldoen aan deze eisen, worden er (zware) boetes opgelegd.

▫ Om dit te vermijden heeft u er alle belang bij om wijzigingen in materialen en installaties terug te koppelen zodat geverifieerd kan worden of de aanpassingen geen negatieve invloed hebben op het resultaat.

▫ De ervaring leert ons dat er op vlak van ventilatie regelmatig tekorten vast gesteld worden. Aarzel daarom niet om ons te contacteren indien er onduidelijkheden zijn. Wij zijn ook steeds bereid om offertes van ventilatiesystemen of buitenschrijnwerk met roosters na te kijken om te zien of aan alle eisen voldaan is.

2.1 THERMISCHE ISOLATIE

Max. K-peil voor het gebouw in zijn totaliteit:

K 45 voor woongebouwen, …

▫ Met de vooropgestelde materialen voldoet men aan de normen voor het K-peil.

De juiste raamprofielen zijn nog niet bekend, voorlopig werd gerekend met aluminium profielen met een vrij beperkte isolerende waarde zodat het uiteindelijke resultaat normaal steeds beter zal zijn.

Max U-waarden (min R-waarden) voor de afzonderlijke scheidingsconstructies

Op volgende plaatsen moet men opletten om te voldoen aan de Umax en Rmin waarden.

▫ Vloerisolatie: deze werd nog niet vast gelegd. Let op: bij de meeste cementgebonden soorten (vb. isobet, styrobet, …) moet men minstens 8 cm aanbrengen om te voldoen aan de minimale R-waarde die voor vloeren bepaald is. Voor schuimbeton moet zelfs 12 tot 15 cm voorzien worden. Hiermee moet rekening gehouden worden in de hoogte van de vloeropbouw. Als men niet voldoende hoogte voorzien heeft, kan men overstappen op gespoten PUR (minstens 3 cm nodig om te voldoen aan de minimale R-waarde).

In deze voorstudie werd voorlopig gerekend met 5 cm gespoten PUR.

▫ Verdiepingsvloeren boven buitenomgeving moeten een U-waarde hebben kleiner dan 0,6 W/m²K. Dit kan op 2 manieren: plaatselijk vloerisolatie op het verdiep ofwel isolatie in een vals plafond aan de onderzijde van de welfsels. Deze laatste optie is in de meeste gevallen de beste zodat koudebruggen vermeden kunnen worden.

Minimale diktes: Gespoten PUR op verdiepingsvloer: 4 cm Minerale wol tussen kepers aan onderzijde: 6 cm

Let op: enkel de tussenvloerisolatie (5 cm isobet) is onvoldoende. Men moet bijkomend isoleren om te voldoen aan de norm.

▫ De gemene muur in contact met de buren moet een U-waarde hebben < 1,0 W/m²K, dwz minstens 2 cm isolatie voorzien.

▫ De gemeenschappelijke traphallen worden binnen het beschermde volume beschouwd. Voordeel is dat er geen extra verliesoppervlakte gecreëerd wordt naar de appartementen toe. Nadeel is dat er enkele moeilijk te isoleren stukken wel degelijk geïsoleerd moeten worden:

De stukjes binnenmuren tussen de traphallen en de kelder (onder trap naar verdiep). Dit kan onder andere op volgende manieren gerealiseerd worden.

Muren ontdubbelen: spouwmuur met 2 cm isolatie voorzien.

Muren bekleden met geïsoleerde gyproc (minstens 3 cm isolatie).

Muren in Ytong C3/450 voorzien, dit voldoet vanaf 15 cm dikte.

De trappen van het gelijkvloers naar het verdiep. Deze moet aan de onderzijde geïsoleerd worden met minstens 4 cm XPS of 3 cm PUR.

5

▫ De hoofdzolder werd volledig buiten het beschermde volume beschouwd, met uitzondering het deel van de gemeenschappelijke traphallen. Alle scheidingswanden in contact met de hoofdzolder moeten geïsoleerd worden.

Het plafond van het 2e verdiep. Dit moet voldoen aan Umax = 0,30 W/m²K. Volgens

de doorsnede wordt er isolatie uitgerold over de zoldervloer. 18 cm minerale wol resulteert in een U-waarde van 0,21 W/m²K. Dit is ruim voldoende.

De traphallen lopen wel door tot onder het hellende dak. De muren tussen de gemeenschappelijke traphallen en de zolder moeten dan voldoen aan Umax = 0,40 W/m²K. Dit wil zeggen: minstens 8 cm minerale wol / XPS of 5 cm PUR.

▫ Alle scheidingswanden rond technische kokers moeten voldoen aan Umax = 1,0 W/m²K. Zie ook hoofdstuk 6.

▫ Alle scheidingswanden tussen de verschillende appartementen en tussen traphallen en appartementen moeten voldoen aan Umax = 1,0 W/m²K .

Tussenmuren

Muren ontdubbelen: spouwmuur met 2 cm isolatie voorzien.

Muren bekleden met geïsoleerde gyproc (minstens 3 cm isolatie).

Muren in Ytong voorzien, dit voldoet zonder bijkomende isolatie.

Op de plannen werden alle tussenmuren ontdubbeld voorzien. Met 2 cm isolatie is dit voldoende.

De volledige verdiepingsvloer, behalve de stukjes in de traphallen. Verdiepingsvloeren kunnen geïsoleerd worden met een isolerende uitvullingslaag.

Bij gespoten PUR is een laag van 2 cm voldoende.

Bij cementgebonden isolerende mortels is ongeveer 5 cm voldoende.

In deze voorstudie werd voorlopig gerekend met 5 cm isobet.

▫ Per subdossier mag 2 % van het verliesoppervlak afwijken van de normen voor Umax en Rmin-waarden.

2.2 ENERGIEPRESTATIE

Maximaal E-peil (prim. energieverbruik): E 80 voor woongebouwen.

▫ De uiteindelijke E-waarde zal nog afwijken van de waarde die hier berekend werd omdat deze afhankelijk is van een aantal factoren die op dit moment moeilijk in te schatten zijn (vb. parameters verwarming, koeling, ventilatie, luchtdichtheid, …).

Het uiteindelijke resultaat zal waarschijnlijk gunstiger zijn dan de waarde die hier berekend werd.

▫ Let op: voor bouwaanvragen vanaf 1 januari 2010 gelden er verstrengde EPB-eisen. Het maximale E-peil is gedaald van E100 naar E80.

▫ In de basisberekening voldoet men niet overal aan de normen voor het E-peil.

Ondanks het feit dat dezelfde materialen en installaties gebruikt werden, zijn er grote verschillen in het E-peil. Dit heeft volgende oorzaken:

Appartement 1, 5 en 9 hebben een hoger E-peil omdat ze aan de buitenzijde van het gebouw gelegen zijn (niet volledig ingesloten zoals de rest.

Appartement 9 en 12 hebben een zeer hoge oververhittingsindicator waardoor meer strafpunten in rekening gebracht worden.

▫ In bovenstaande tabel zijn er enkele simulaties gemaakt met andere installaties om de E-peil norm van E80 te halen.

6

2.3 BINNENKLIMAAT

Minimale ventilatievoorzieningen. Zie verder: hoofdstukje ventilatie

Beperking van risico op oververhitting in de zomer.

Zie vorige: hoofdstuk resultaten

▫ Zonwerende maatregelen zijn verplicht voor appartementen met een oververhittingsindicator hoger dan 17500 Kh. Zoniet wordt er boete opgelegd.

▫ Zonwerende maatregelen zijn aan te raden voor appartementen met een oververhittingsindicator tussen de 12000 Kh en 17500 Kh (zoniet strafpunten in E-peil).

▫ Zonwerende beglazing heeft enkel een gunstige invloed voor de appartementen op de verdiepingen.

▫ Bij voorkeur wordt er gebruik gemaakt van externe zonwering in plaats van zonwerende beglazing omdat op die manier de warmtewinsten in koudere periodes optimaal benut kunnen worden.

3. A F B A K E N E N B E S C H E R M D E V O L U M E

Het beschermde volume is het gedeelte van het gebouw dat men wenst te verwarmen en waarrond men isolatie aanbrengt. Deze isolatieschil mag nergens onderbroken worden.

Let op: kelders die verwarmd worden, moeten geïsoleerd worden.

Indien een ruimte verwarmd wordt, moet hij namelijk binnen het beschermde volume beschouwd worden. Bijgevolg is het verplicht om isolatie te voorzien in de buitenwanden van deze ruimte (muren, vloeren, dak,…).

Hier wordt het beschermde volume als volgt bepaald:

▫ De kelder/garage werd volledig buiten het beschermde volume beschouwd, isolatie aanbrengen in vloer gelijkvloers.

Het volume op het gelijkvloers boven de keldertrap en onder de gemeenschappelijke trappen naar het verdiep ligt daardoor buiten het beschermde volume.

▫ De hoofdzolder werd volledig buiten het beschermde volume beschouwd. De isolatie wordt aangebracht in het plafond van het 2

e verdiep en in de muren tussen de gemeenschappelijke traphallen en de zolder.

7

4. K O U D E B R U G G E N

Voor dit dossier is de problematiek rond koudebruggen nog geen verplichting (gaat pas in voege april 2010). Toch is het raadzaam om hier aandacht voor te hebben zodat zo veel mogelijk koudebruggen vermeden kunnen worden. Daarom, enkel ter informatie, toch een woordje uitleg over dit onderwerp.

De veelgebruikte en alomgekende term ‘koudebrug’ wordt bewust niet meer gebruikt in de regelgeving wegens de negatieve connotatie die ermee samenhangt. In de bouwpraktijk wordt een koudebrug meestal aanzien als een plaats waar ongeoorloofde warmteverliezen optreden en waar condensatie- en schimmelproblemen kunnen voorkomen. (vb. draagvloeren die contact maken met het buitenspouwblad, tot buiten doorgestorte betonlateien, …).

Indien men echter aandacht schenkt aan een koudebrugarme detaillering en correcte uitvoering, kunnen de genoemde problemen tot een minimum herleid worden en kan men in principe niet meer spreken van een ‘koudebrug’.

Daarom wordt de term ‘bouwknoop’ geïntroduceerd. Deze term dekt de verzameling van plaatsen in de gebouwschil waar er mogelijk extra warmteverlies kan optreden, zonder dat men daarom te maken heeft met ongeoorloofd warmteverlies en/of condensatie- en schimmelproblemen.

Koudebruggen moeten verplicht in rekening gebracht worden bij dossiers waarvan de vergunning aangevraagd werd na 01/04/2010.

Het kan een negatieve invloed op het K-peil hebben tot meer dan 10 K-punten.

Er zijn 3 methodes: ▫ Gedetailleerde methode met gevalideerde software ▫ Methode van de EPB-aanvaarde knopen: + 3 K-punten ▫ Forfaitaire toeslag: + 10 K-punten

In de praktijk zal men over het algemeen enkel de methode van d e EPB-aanvaarde knopen toepassen. Indien men dan kan aantonen dat alle bouwknopen ‘EPB-aanvaard’ zijn, zal er een toeslag van 3 K-punten gerekend worden. Bouwknopen die niet voldoen, worden nog eens extra aangerekend.

Enkele voorbeelden

Minimale contactlengte Tussenvoeging isolerende delen Weg van minste weerstand

De minimale contactlengte tussen isolatielagen moet minstens gelijk zijn aan de helft van de kleinste dikte.

λ ≤ 0,2 W/mK

R bedraagt minstens de helft van de warmteweerstanden van de aanpalende scheidingsconstructies

De minimale contactlengte tussen isolatielagen moet minstens gelijk zijn aan de helft van de kleinste dikte.

De lengte van de weg van de minste weerstand moet groter of gelijk zijn aan 1 meter.

8

5. L U C H T D I C H T H E I D

Algemeen

Wind, verwarming en mechanische ventilatie veroorzaken verschillen in luchtdruk tussen binnen- en buitenomgeving. Daardoor ontsnapt heel veel warmte via kieren en spleten naar buiten. Het is daarom van belang om zoveel mogelijk kieren en spleten af te dichten. Zo vermijdt men tocht en warmteverlies, wat het comfort verhoogt.

Een goed luchtdicht resultaat bereikt men door onder meer aandacht te besteden aan volgende punten: Bij buitenmuren in metselwerk: de muren aan de binnenzijde bepleisteren (ook

garagemuren en zoldermuren binnen het beschermde volume). Bij daken en bij houtskeletbouw: een aparte luchtdichte folie aanbrengen, die vervult ook

de functie van dampscherm. Bij ramen en daken: verzorg de aansluitingen aan de buitenmuren. Doorvoeren van kanalen en leidingen door de gebouwschil. Door luchtdicht te bouwen, gaat men ook de hoeveelheid vocht in de constructie beperken. Vochtig isolatiemateriaal isoleert minder goed, maar kan ook condensatieproblemen, schimmelvorming of bouwschade tot gevolg hebben.

Hou er ook rekening mee dat het doorboren van een luchtscherm voor bedradingen of omwille van andere redenen gevolgen heeft voor de luchtdichtheid van het geheel. Daarom kan je beter (elektrische) leidingen e.d. in een aparte leidingenspouw plaatsen zodat de luchtdichting niet onnodig doorboord wordt.

Blowerdoor luchtdichtheidstest

De luchtdichtheid van een gebouw kan gemeten worden en wordt uitgedrukt door het infiltratievoud: de “n50-waarde”. Deze waarde geeft aan hoeveel keer per uur het binnenvolume lucht van het gebouw bij een sterke wind (drukverschil tussen binnen en buiten van 50Pa) ververst wordt. Hoe lager de n50-waarde hoe minder koude lucht er binnendringt en dus hoe minder energieverlies. Omgekeerd zorgt een goede luchtdichtheid ervoor dat er geen warme lucht ontsnapt.

De n50-waarde van een lage-energie gebouw zou rond de 1h-1 moeten liggen. Voor een passiefhuis rekent men op een zeer goede luchtdichtheid (n50<0.6).

De luchtdichtheid van een gebouw kan gemeten worden met een zgn. “Blower door test”. Tijdens een Blowerdoor luchtdichtheidsmeting wordt het gebouw in lichte onderdruk en overdruk gezet. Hiervoor zet men een aangepaste ventilator (de Blowerdoor; zie foto) in een deur of andere opening. Het is vanzelfsprekend dat de meting enkel kan plaatsvinden indien het gebouw volledig dicht is (alle vensters en deuren die de gemeten zone begrenzen, moeten geplaatst zijn).

Een Blowerdoor procedure bestaat uit zowel een kwantitatieve meting als een kwalitatieve controle van de uitgevoerde luchtdichtingswerken. Zowel de meting als de controle van de luchtdichtingswerken zijn van groot belang. Niet in het minst omdat men door controle en het dadelijk oplossen van problemen (lekken) het resultaat vaak met 10% tot 30 % kan verbeteren (naargelang de ernst van de gevonden luchtlekken).

Een betere luchtdichtheid realiseren is zeker een maatregel waarmee veel kan worden bespaard.

Invloed op het e-peil

Zelfs als er bij de bouw van de woning geen speciale aandacht voor luchtdichtheid is, zal bij een meting normaal een vrij gunstige waarde geregistreerd worden waardoor het E-peil nog verschillende punten kan dalen (2 à 10 E-punten, afhankelijk van het resultaat).

Deze luchtdichtheidsmeting is een vrij goedkope methode om het uiteindelijke E-peil nog te doen dalen.

9

6. S C H E I D I N G S C O N S T R U C T I E S T E C H N I S C H E K O K E R S

In een aantal gevallen gelden er strenge eisen voor de scheidingsconstructies rond technische kokers.

Er zijn twee types kokers te onderscheiden:

6.1 DOORLOPENDE TECHNISCHE KOKERS ZONDER SCHEIDINGEN T.H.V. DE VERDIEPINGSVLOEREN

Deze kokers worden beschouwd als gemeenschappelijke ruimtes. Enkele voorbeelden: Verluchtingskanalen die verschillende boven elkaar gelegen ruimten verluchten Grote leidingschachten die toegankelijk zijn vanuit een gemeenschappelijke traphal kleinere leidingschachten die verlucht moeten worden omwille van stijgleidingen van gasleidingen …

De muren van die kokers zijn meestal scheidingsconstructies tussen wooneenheden en gemeenschappelijke ruimten (rubriek 3.2 uit de U-waardentabel uit Bijlage III van het besluit van 11 maart 2005). Daarvoor geldt de maximale U-waarde van 1 W/m²K.

Als de koker een muur heeft die grenst aan de buitenomgeving, dan maakt die deel uit van de verliesoppervlakte. Die muren moet voldoen aan de Umax-eis van 0,6 W/m²K.

De onderkant (vb. kokeropening naar de kelder of kruipruimte) en de bovenkant (vb. afdekking van de leidingschacht)van de koker zijn niet onderworpen aan de U max-eis. Als de koker door het beschermde volume steekt, zit ter plaatse van de kokerdoorgang een opening in de verliesoppervlakte. Men mag van deze opening abstractie maken en veronderstellen dat de verliesoppervlakte op die plaatsen gewoon doorloopt.

0,40

1,00

0,40

0,40

10

6.2 TECHNISCHE KOKERS MET SCHEIDINGEN T.H.V. DE VERDIEPINGSVLOEREN

Dit zijn kokers die niet als gemeenschappelijke ruimtes beschouwd worden, bijvoorbeeld de kokers voor watertoevoer- en waterafvoerleidingen, elektriciteitsleidingen … die al of niet toegankelijk zijn vanuit de gemeenschappelijke ruimten of vanuit de bergingen van de appartementen, studio’s …

Die kokers behoren tot het beschermde volume van de wooneenheden. Dit betekent dat de scheidingen ter hoogte van de vloeren en de plafonds scheidingsconstructies zijn tussen aparte wooneenheden (rubriek 3.1 uit de U-waardentabel uit bijlage III van het besluit van 11 maart 2007). Daarvoor geldt de maximale U-waarde van 1 W/m²K.

Voor de muren van die kokers zijn verschillende mogelijkheden, afhankelijk van de plaats van de koker:

Kokers gelegen aan de rand van het beschermde volume: de muren moeten voldoen aan de maximale U-waarde van 0,6 W/m²K.

Kokers gelegen tussen twee wooneenheden of tussen een wooneenheid en een gemeenschappelijk deel (vb. de traphal): de muren moeten voldoen aan de maximale U-waarde van 1,0 W/m²K.

Kokers gelegen middenin een wooneenheid: voor deze muren zijn geen EPB-eisen van toepassing.

0,4

11

7. D E T A I L T A B E L M A T E R I A L E N -waarde

(W/mK)

R-waarde (m²K/W)

U-waarde (W/m²K)

Buitenmuren

Umax = 0,40 W/m²K

Gevelsteen Spouw Rockwool Rockfit 434 (MW) 8 cm Snelbouw 14 cm Bepleistering

0,034 0,392

0,089 0,090 2,353 0,357 0,019

0,35

Tussenmuur

Umax = 1,00 W/m²K

Bepleistering Snelbouw 14 cm Isover Partywall (MW) 2 cm Snelbouw 14 cm Bepleistering

0,392 0,033 0,392

0,019 0,357 0,606 0,357 0,019

0,62

Plat dak

Umax = 0,30 W/m²K

Dakafdichting Recticel Eurothane Bi-3 (PUR) 10 cm Hellingschape 6 cm gemiddeld Druklaag Holle welfsels 13 cm Bepleistering

0,027

0,022 3,704 0,046 0,018 0,120 0,019

0,25

Hellend dak

Umax = 0,30 W/m²K

Onderdak Spouw 18 cm minerale wol tussen spanten (92% isolatie, 8% hout) Lattenwerk zonder isolatie Gyproc afwerking

0,040

0,002 0,160 3,814

0,163 0,050

0,23

Plafond icm AOR

Umax = 0,30 W/m²K

Isover Rollisol Plus (MW) 18 cm Holle welfsels + druklaag Bepleistering

0,040

4,500 0,138 0,019

0,21

Vloer boven kelder / garage

Umax = 0,40 W/m²K of Rmin = 1,0 m²K/W

Holle welfsels 13 cm Druklaag Gespoten PUR 5 cm Chape 6 cm Vloertegel 1 cm

0,028

0,120 0,014 1,786 0,046 0,012 1,977

0,43

Tussenvloer / tussenplafond

Umax = 1,00 W/m²K

Bepleistering Holle welfsels 13 cm Druklaag Isobet 5 cm Chape 6 cm Vloertegel

0,085

0,019 0,120 0,018 0,588 0,046 0,012

0,87

Vloer boven buitenomgeving

Umax = 0,60 W/m²K

Houten bekleding 5 cm minerale wol in keperwerk Holle welfsels 13 cm Druklaag Isobet 5 cm Chape 6 cm Vloertegel 1 cm

0,034

0,085

0,033 1,087 0,120 0,018 0,588 0,046 0,012

0,47

Buitenschrijnwerk

Ug, max = 1,60 W/m²K

Uw, max = 2,90 W/m²K

Ramen Alu Klasse 2.1: Uf ≤ 2,8 Uf = 2,80

Variabel

Schuiframen Alu waarde bij ontstentenis Uf = 4,19

Beglazing Thermobel Starlight; g = 0,64 Ug = 1,10

Afstandhouders Aluminium of staal

Roosters Renson Invisivent U = 3,90

12

8. D E T A I L T A B E L I N S T A L L A T I E S Verwarmingsinstallatie

Warmteopwekkings-toestel

Energiedrager Gas

Toestelrendement Condenserend HR top: 108%

Opstelling binnen het beschermde volume Ja

De ketel kan volledig afkoelen Nee

Afgifterendement

Afgiftesysteem Geen oppervlakteverwarming

Afgiftetoestellen voor de vensters Nee

Regeling per ruimte Ja

Instelwaarde vertrektemperatuur Variabel

Verdeelrendement Alle leidingen binnen het beschermde volume Ja

Opslagrendement Opslagvat Afwezig

Systeem voor warm tapwater

Opwekkingstoestel:

Energiedrager Gas

Type opwekking Verbrandingstoestel

Voorverwarming: Afwezig

Circulatieleiding: Afwezig

Thermisch zonne-energie systeem

Zonnecollector: Afwezig

Hulpenergie van de installaties

Circulatiepomp verwarming Met pompregeling

Ketel / generator Ingebouwde ventilator Aanwezig

Elektronica Aanwezig

Koeling

Actieve koeling: Niet aanwezig

Ventilatiesysteem

Ventilatiesysteem A Natuurlijke pulsie, natuurlijke extractie Vermenigvuldigingsfactor m = 1,36

13

9. V E N T I L A T I E

9.1 ALGEMEEN

Waarom ventileren?

Een gezond binnenklimaat is zeer belangrijk voor elke bewoner of gebruiker van gebouwen. Er zijn verschillende redenen om op een goede manier te ventileren:

▫ Mensen gebruiken zuurstof en ademen koolstofdioxide en waterdamp uit. Onvoldoende zuurstoftoevoer maakt lucht muf. Voldoende aanvoer van zuurstof door te ventileren is belangrijk voor de gezondheid van mens en huisdier.

▫ Elk gezin produceert per dag 10 à 20 liter woonvocht door te koken, te wassen, te douchen ... Door te ventileren en de vervuilde lucht af te voeren vermindert de kans op geuren en vochtige lucht.

▫ Hinderlijke of schadelijke stoffen die in de woning vrijkomen, krijgen door ventilatie geen kans om daar te blijven en zich op te stapelen.

▫ Samen met een koudebrugarme isolatie zorgt aangepaste ventilatie voor het vermijden van condensatieproblemen (en schimmelvorming) op de wanddelen.

Waarom niet gewoon ramen en deuren open zetten?

Minimaal en gecontroleerd ventileren is meer dan vensters en deuren openzetten. Het openen van ramen zorgt voor een sterke luchtverversing in de woning, maar door de gelijktijdige sterke afkoeling worden de ramen in de winter al snel terug gesloten. Het effect van deze verluchting met opengaande ramen is daardoor kortstondig en gaat gepaard met extra energieverlies, met tochtverschijnselen, het binnendringen van lawaai, insecten, regen en soms zelfs inbrekers. Het is een goede methode om de woning eens goed door te luchten, na een feestje of schilderwerken, maar ze is ongeschikt voor dagelijkse hygiënische ventilatie.

Een gecontroleerde ventilatie zorgt voor een evenwicht tussen voldoende en niet overmatig ventileren. Dat is belangrijk om het energieverlies te beperken.

Het principe van een goede basisventilatie is gebaseerd op: de toevoer van verse lucht de doorstroming van lucht in de woning de afvoer van vervuilde lucht

Verse lucht wordt toegevoerd via droge ruimtes: woonkamer, slaapkamers, bureau ... Deze verse lucht moet via de tussenruimtes (gang, trappenhal ...) kunnen doorstromen naar de natte ruimtes: keuken, badkamer, toilet, wasruimte, doucheruimte ... Vanuit de natte ruimtes wordt de vochtige, vervuilde lucht afgevoerd.

Ventilatiesystemen

Er worden 4 verschillende ventilatiesystemen gedefinieerd:

▫ Systeem A: natuurlijke toevoer, natuurlijke afvoer → eventueel gecombineerd met aparte ventilatoren

▫ Systeem B: mechanische toevoer, natuurlijke afvoer → komt zelden voor

▫ Systeem C: natuurlijke toevoer, mechanische afvoer → ventilator(en) moet(en) permanent draaien

▫ Systeem D: mechanische toevoer, mechanische afvoer → bij voorkeur met warmterecuperatie

Eisen en aanbevelingen

De ventilatie binnen de EPB-regelgeving is opgebouwd rond eisen en aanbevelingen. Eisen zijn strikte voorwaarden waaraan een ventilatiesysteem moet voldoen, zoniet worden er boetes opgelegd. Aanbevelingen moeten gezien worden als een code van goede praktijk, zonder dat er boetes volgen als er niet aan voldaan is.

14

9.2 PULSIE VAN LUCHT

1. Natuurlijke toevoer

Toevoer van verse lucht op natuurlijke wijze kan op volgende manieren gebeuren: roosters in de ra- men, boven op de raamkaders, in rolluikkasten, in de zonnewering, in de muren of door het dak.

Een zelfregelende RTO regelt het debiet in functie van het beschikbare drukverschil. Loopt het drukverschil tengevolge van wind of temperatuurverschil op, dan wordt de opening geleidelijk afgesloten waardoor een overmaat aan debiet uitgesloten wordt. Kies voor RTO’s met een zelf-regelendheidsklasse P3 of P4. Keuze voor goede zelfregelende RTO’s kan leiden tot een lager E-peil.

2. Mechanische toevoer

Mechanische toevoer wordt meestal gecombineerd met mechanische afvoer zodat men een balansventilatie verkrijgt (bij voorkeur met warmterecuperatie). Om de balans in evenwicht te brengen (meestal is het geëiste toevoerdebiet groter dan het geëiste afvoerdebiet), mag een gedeelte van de toegevoerde lucht in de leefruimte gerecycleerde lucht uit slaapkamers zijn.

Het debiet buitenlucht dat in de woning moet worden gestuurd, moet tenminste gelijk zijn aan de som der nominale debieten van alle slaapkamers, studeer- en speelkamers.

Regelbare toevoeropeningen: RTO

Als men verse lucht wenst toe te voeren via roosters in de ramen (1), op de raamkaders (2), in de muren (3), in de rolluikkasten (4), in de zonnewering (5) of door het dak (6), dan moeten deze roosters voldoen aan volgende eisen:

▫ Inbraakveilig, insectenwerend, regendicht ▫ Regelbaar: continu of minimaal 5 standen ▫ Nominaal debiet bij 2 Pa ▫ Lekdebiet bij 50 Pa: < 15% van het debiet van de ruimte ▫ Ze moeten hoger dan 1,8 m geplaatst zijn, zoniet moet een test over luchtverspreiding gebeuren

9.3 DOORSTROMEN VAN LUCHT

Vervuilde lucht wordt afgevoerd in de natte ruimtes, verse lucht wordt toegevoerd in de droge ruimtes. Lucht moet circuleren via doorstroomopeningen (DO). Let op: DO zijn een strikte EPB-EIS: VERPLICHT OM UIT TE VOEREN.

▫ DO mogen niet afsluitbaar of regelbaar zijn. ▫ DO kunnen gerealiseerd worden met roosters in binnendeuren / binnenmuren of met spleten

onder de binnendeuren ▫ Spleten onder de binnendeuren moeten een minimale oppervlakte hebben van 70 cm². Dit

betekent een netto hoogte van de spleet van ongeveer 9 mm. ▫ Nieuw is een vrijwel onzichtbare opening die gecreëerd wordt boven aan de deuren (Renson

Invisido, onderste figuur). ▫ Inkomdeuren appartementen, garagedeuren of kelderdeuren moeten niet voorzien worden van een DO. Deze deuren

worden zelfs best zo luchtdicht mogelijk uitgevoerd.

1

2 3 4 5 6

15

9.4 EXTRACTIE VAN LUCHT

1. Natuurlijke afvoer

Als men kiest voor natuurlijke afvoer, moet er onderscheid gemaakt worden tussen eisen, die beboet worden, en aanbevelingen, die niet beboet worden maar wel zorgen voor een goede praktijk:

EISEN: ▫ Sectie 1 m² per 1 m³/s

(2,78 cm² per m³/h) ▫ Hoofdzakelijk verticaal tracé. ▫ RAO verplicht (regelbare

afvoeropening)

Opp. (cm²) Diam. (mm)

▫ WC: ▫ Badkamer/wasplaats: ▫ Gesloten keuken: ▫ Open keuken:

70 139 139 209

95 133 133 163

AANBEVELINGEN: ▫ Uitmonding boven het dak moet zo dicht mogelijk bij de nok gebeuren. ▫ Uitmonding boven het dak: de hoogte moet minstens een halve meter bedragen. ▫ Keukens moeten aangesloten worden op een apart afvoerkanaal. ▫ Maximum één ruimte per secundair kanaal.

2. Mechanische afvoer

Permanente afvoer van lucht

Als men permanente afvoer van lucht voorzient (24/24h), hetzij met een centrale ventilatie-unit, hetzij met aparte ventilatoren, dan spreekt men van een systeem C of D. Men mag verminderde debieten afzuigen in functie van vochtigheid of gebruik van de betreffende ruimte. Dit moet dan automatisch gebeuren aan de hand van sensoren.

Kanaaldiameter is dan niet van belang en er moeten geen regelbare afvoeropeningen geplaatst worden.

Aparte ventilatoren die niet permanent draaien

In een ventilatiesysteem A of B is een plaatselijke ventilator in natte ruimten enkel toegelaten in combinatie met een regelbare afvoeropening (RAO) en op voorwaarde dat de ventilator automatisch in werking treedt als de ruimte wordt gebruikt en een nalooptijd heeft die minstens gelijk is aan de kleinste van volgende waarden: 1800 sec. of 3 x V / D sec. met V het volume van de ruimte (liter) en D het debiet van de ventilator (l/s).

Hieronder enkele voorbeelden van situaties die niet voldoen aan de EPB-eisen, het afvoerdebiet wordt dan gelijkgesteld aan nul: ▫ het rooster van de afvoeropening is niet regelbaar in minimum 5 standen of helemaal niet regelbaar; ▫ de ventilator is voorzien van een terugslagklep waardoor een permanente afvoer wordt verhinderd; ▫ het debiet van de RAO met ventilator in rust is niet gestaafd door een laboratoriummeting of er is helemaal

geen afvoerdebiet als de ventilator in rust is; ▫ de combinatie RAO-ventilator is in een horizontaal kanaal geplaatst en de ventilator werkt niet automatisch bij

het betreden of bij het in gebruik nemen van de natte ruimte; ▫ de combinatie RAO-ventilator is in een horizontaal kanaal geplaatst, ventilator heeft onvoldoende nalooptijd.

Een dampkap in de keuken telt niet mee als permanente verluchting, dit mag enkel als intensieve ventilatie beschouwd worden. Er moet in de keuken bijkomende verluchting voorzien worden, apart van de dampkap.

Regelbare afvoeropeningen: RAO

Regelbare afvoerroosters moeten geplaatst worden op alle afvoeropeningen in een systeem A, dit wil zeggen op alle statische afvoerkanalen en ook bij gebruik van aparte ventilatoren die niet permanent draaien.

Deze roosters moeten voldoen aan volgende eisen: ▫ Inbraakveilig ▫ Verbonden met hoofdzakelijk verticaal kanaal ▫ Regelbaar: continu of minimaal 5 standen ▫ Nominaal debiet bij 2 Pa ▫ Minimum lekdebiet bij 50 Pa: tussen 15% en 25% van het debiet van de ruimte

16

9.5 VEREISTE DEBIETEN: EXTRACTIE VAN LUCHT (GELDIG VOOR ELK APPARTEMENT)

Min. debiet

(m³/h)

Voorstel bij systeem A of C Ontwerp

(m³/h) Boete

(€) Type rooster Minimale kanaaldiameter

(indien systeem A met RAO)

Open keuken 75,0 RAO of Ventilator 163 mm (= 209 cm²) 75,0 0

Wasplaats (met uitzondering app 10 en 11)

50,0 RAO of Ventilator 133 mm (= 139 cm²) 50,0 0

Badkamer 50,0 RAO of Ventilator 133 mm (= 139 cm²) 50,0 0

WC 25,0 RAO of Ventilator 95 mm (= 70 cm²) 25,0 0

Opmerkingen:

▫ Indien de berging een natte ruimte is (vb. wasplaats) moeten bovenstaande debieten gerespecteerd worden. Als dit een droge bergruimte is, is er geen ventilatieverplichting in de berging.

▫ Indien de afvoer van lucht op natuurlijke wijze zal gebeuren (systeem A), moeten de minimale kanaaldiameters in bovenstaande tabel gerespecteerd worden en moet er steeds een regelbare afvoeropening geplaatst worden.

Indien de verticaliteit van de kanalen niet mogelijk of gewenst is, kan men gebruik maken van aparte ventilatoren. Zo’n ventilator moet automatisch in werking treden als de betreffende ruimte in gebruik is en moet voldoende nadraaitijd hebben. Let ook op dat de eisen voor RAO en minimale kanaaldiameter eveneens van toepassing blijven.

▫ Indien men kiest voor permanente mechanische afvoer van lucht (systeem C of D; hetzij met een centrale ventilatie-unit, hetzij met aparte ventilatoren) dan moet men enkel zorgen dat het minimale ventilatiedebiet gerespecteerd wordt

9.6 VEREISTE DEBIETEN: PULSIE VAN LUCHT

APPARTEMENT 1 / APPARTEMENT 4

Opp. (m²)

Min. debiet (m³/h)

Voorstel bij systeem A of C Ontwerp (m³/h)

Boete (€) Type Rooster Voorstel roosters

Eethoek / Zithoek 37,2 133,9 RTO

Renson Invisivent Schuifraam voor 300 cm

153,7 0

Renson THM90 2 delen schuifraam 2x130 cm 1 deel raam eethoek 100 cm

163,6 0

Slaapkamer 1 15,5 55,8 RTO

Renson Invisivent Schuifraam achter 240 cm

121,9 0

Renson THM 90 2 delen schuifraam 2x100 cm

90,1 0

Slaapkamer 2 11,4 41,0 RTO

Renson Invisivent Raam achter 180 cm

90,1 0

Renson THM90 2 delen raam 2x70 cm

61,6 0

17

APPARTEMENT 2 / APPARTEMENT 3

Opp. (m²)

Min. debiet (m³/h)

Voorstel bij systeem A of C Ontwerp (m³/h)

Boete (€) Type Rooster Voorstel roosters

Eethoek / Zithoek 31,2 112,3 RTO

Renson Invisivent Schuifraam voor 300 cm

153,7 0

Renson THM90 2 delen schuifraam 2x130 cm

118,6 0

Slaapkamer 1 15,6 56,2 RTO

Renson Invisivent Schuifraam achter 240 cm

121,9 0

Renson THM 90 2 delen schuifraam 2x100 cm

90,1 0

Slaapkamer 2 11,4 41,0 RTO

Renson Invisivent Raam achter 180 cm

90,1 0

Renson THM90 2 delen raam 2x70 cm

61,6 0

APPARTEMENT 5 / APPARTEMENT 6 / APPARTEMENT 7 / APPARTEMENT 8

Opp. (m²)

Min. debiet (m³/h)

Voorstel bij systeem A of C Ontwerp (m³/h)

Boete (€) Type Rooster Voorstel roosters

Eethoek / Zithoek 28,6 103,0 RTO

Renson Invisivent Raam eethoek voor 220 cm

111,3 0

Renson THM90 2 delen schuifraam 2x120 cm

109,1 0

Slaapkamer 1 15,6 56,2 RTO

Renson Invisivent Schuifraam achter 240 cm

121,9 0

Renson THM 90 2 delen schuifraam 2x100 cm

90,1 0

Slaapkamer 2 11,2 40,3 RTO

Renson Invisivent Raam achter 180 cm

90,1 0

Renson THM90 2 delen raam 2x70 cm

61,6 0

APPARTEMENT 9

Opp. (m²)

Min. debiet (m³/h)

Voorstel bij systeem A of C Ontwerp (m³/h)

Boete (€) Type Rooster Voorstel roosters

Eethoek / Zithoek 27,8 99,9 RTO

Renson Invisivent Schuifraam achter 270 cm

137,8 0

Renson THM90 2 delen schuifraam 2x115 cm

104,3 0

Bureau 7,4 26,6 RTO

Renson Invisivent Eén raam voor 100 cm

47,7 0

Renson THM90 Één raam voor 80 cm

35,5 0

Slaapkamer 11,2 40,3 RTO

Renson Invisivent Raam achter 180 cm

90,1 0

Renson THM90 Eén deel raam 100 cm

45,0 0

18

APPARTEMENT 10 / APPARTEMENT 11

Opp. (m²)

Min. debiet (m³/h)

Voorstel bij systeem A of C Ontwerp (m³/h)

Boete (€) Type Rooster Voorstel roosters

Eethoek / Zithoek 28,7 103,3 RTO

Renson Invisivent Schuifraam achter 250 cm

127,2 0

Renson THM90 2 delen schuifraam 2x115 cm

104,3 0

Slaapkamer 13,8 49,9 RTO

Renson Invisivent Beide ramen voor 2 x 100 cm

95,4 0

Renson THM90 Beide ramen voor 2 x 80 cm

71,1 0

APPARTEMENT 12

Opp. (m²)

Min. debiet (m³/h)

Voorstel bij systeem A of C Ontwerp (m³/h)

Boete (€) Type Rooster Voorstel roosters

Eethoek / Zithoek 27,8 99,9 RTO

Renson Invisivent Schuifraam achter 270 cm

137,8 0

Renson THM90 2 delen schuifraam 2x115 cm

104,3 0

Bureau 7,4 26,6 RTO

Renson Invisivent Eén raam voor 100 cm

47,7 0

Renson THM90 Één raam voor 80 cm

35,5 0

Slaapkamer 16,6 59,9 RTO

Rooster in dakvenster 2 x Velux 78 x 118

28,8 124,42

Module in dakvenster 2 x Ventil + 78 x 118

57,2 10,82

Rooster in dakvenster 2 x Velux 78 x 118

+ Rooster in dak

Renson Sonovent D 40 cm

67,2 0

OPMERKINGEN

▫ Toevoer van verse lucht op natuurlijke wijze kan op volgende manieren gebeuren: roosters in de ramen, boven op de raamkaders, in rolluikkasten, in de zonnewering, in de muren of door het dak.

▫ Afhankelijk van de gevraagde debieten (zoals weergegeven in bovenstaande tabel) en afhankelijk van het type rooster kan men de minimale lengte bepalen van de rooster. In bovenstaande tabel is er een voorstel gedaan aan de hand van roosters type Renson Invisivent en Renson THM90. Men is natuurlijk vrij om andere roosters te kiezen zolang ze voldoen aan de nieuwe EPB-wetgeving.

▫ De slaapkamer van appartement 12 heeft geen buitenramen, hier heeft men de mogelijkheid om roosters door het dak te voorzien. Enkel de rooster van een velux dakvenster geeft onvoldoende debiet zoals weergegeven in de tabel.

Men zou nog het dakvenster kunnen uitrusten met een ventilatie-unit Ventil +. Dit is een klep die optioneel bij een velux dakvenster geleverd kan worden. Maar ook dit levert onvoldoende debiet op (afwijking is minimaal).

Bijkomend een rooster door het dak type Renson Sonovent met spleet van 25 mm en een breedte van 40 cm geeft wel voldoende debiet in deze slaapkamer.

▫ Men mag natuurlijk steeds kiezen voor een volledig mechanische balansventilatie (zowel mechanische afvoer als mechanische toevoer). In dat geval moeten er uiteraard geen roosters geplaatst worden. De debieten uit bovenstaande tabel blijven wel geldig.

19

EPB EPC EAP haalbaarheidsstudies contact

GHW Studiebureau bvba Opitterpoort 10 • 3960 Bree

Tel: 089 481 381 Fax: 089 844 679

www.ghwstudiebureau.be • [email protected]