V EDLNEtVoverleg 090625 ONT - kunstenenerfgoed.be 25 juni... · technische oplossingen die...
Click here to load reader
Transcript of V EDLNEtVoverleg 090625 ONT - kunstenenerfgoed.be 25 juni... · technische oplossingen die...
www.kunstenenerfgoed.be
Kunsten en Erfgoed
Arenbergstraat 9, 1000 Brussel
Tel. 02 553 68 68 - Fax 02 553 69 69
Ontwerpverslag
Datum 25/06/2009
Titel EDLNet Overlegplatform
Aanwezig Mel Collier (KULeuven Centrale bibliotheek)
Bart Debunne (VIOE)
Barbara Dierickx (PACKED)
Jef Malliet (Erfgoed Limburg)
Geert Souvereyns (Vlaamse Kunstcollectie)
Hans van der Linden (agentschap K&E)
Mieke Van Doorselaer (MovE)
Bruno Vermeeren (VVBAD)
Bram Wierckx (FARO)
afwezig met kennisgeving Jan Braeckman (BIBNET)
Debbie Esmans (dept CJSM)
Jan Cuypers (GAMA)
Mia De Smedt (agentschap SCW)
René Deherdt (MIAT)
Peter Rogiest (SB Antwerpen)
Inge Van Nieuwerburgh (Universiteitsbibliotheek Gent)
Jan Vermassen (Lukas)
Jeroen Walterus (FARO)
Maarten Vandekerckhoven (IVA SCW)
Philippe Vanmeerbeeck (VRT)
Rony Vissers (PACKED)
Alexis Wielemans (VIOE)
afwezig zonder
kennisgeving
Verslaggever Hans van der Linden
www.vlaanderen.be
2
1. Europeana vs.1.0
Op 2 en 3 maart vond de kickoffvergadering van Europeana vs.1.0 plaats. De voornaamste
doelstellingen van dit coördinerende project in het kader van Europeana zijn:
- De uitbreiding van het netwerk (inhoudleveranciers);
- Het ontwerp van de echte operationele dienst;
- Het leveren van diensten aan de eindgebruikers;
- Het zoeken naar een haalbare organisatorische oplossing;
- Het zoeken naar een haalbaar financieringsmodel;
- Het (verder) ontwikkelen van een beleid.
Er worden te realiseren aantallen als kritische succesfactoren opgegeven:
Indicatoren jaar 1 jaar 2 jaar 3
Aantal partners in het netwerk 100 140 150
Aantal geassocieerde netwerkpartners 5 10 15
Aantal netwerkleden die inhoud toeleveren 75 110 120
Versies van Europeana 1 4
Aantal instellingen die via aggregatoren
informatie aanleveren 400 450
Gedigitaliseerde items via Europeana
beschikbaar 10 miljoen 12 miljoen
Aantal API’s of mash ups in gebruik 1 10
Met de geassocieerde leden worden voornamelijk overheden geviseerd. Het lijkt echter
logisch dat deze categorie op die manier ook inspraak zou moeten hebben in de verdere
ontwikkelingen maar dit aspect is nog niet verder uitgewerkt.
Europeana vs.1.0 bestaat uit zes werkpakketten:
- WP1: Developing the partner and user network
In dit werkpakket wil men het partnernetwerk verder uitbouwen, wil men wettelijke
zaken aanpakken, de gebruikersparticipatie bevorderen, de organisatie en het beleid
nader bestuderen en de vereisten voor APIs verder bekijken.
- WP2: Business Development
Dit werkpakket richt zich voornamelijk op de praktische uitvoering van het
businessplan. Dit werkpakket wordt geleid door het Europeana-bureau dat veel van
deze componenten zal uitvoeren. Om die reden neemt het Europeana-bureau
aanzienlijk in aantal toe.
Het tweede werkpakket is de link tussen de verschillende werkpakketten. Dit
werkpakket spitst zich eveneens op de uitvoering van de strategie om de partners en de
inhoud te doen toenemen, spreekt zich uit over de ontwikkeling van nationale en
www.vlaanderen.be
3
verticale aggregatoren en houdt zich met fundraising bezig. Tegen september 2009 zal
het specificaties over het Rijn-model bekend maken in een plenaire vergadering, de
release van dit model wordt tien maanden later voorzien. Het werkpakket zal eveneens
(de specificaties van) het Donau-model uitwerken.
- WP3: Further Specification of Functionality and Interoperability aspects of Europeana
- WP4: Building Europeana
De coördinator van dit werkpakket, Bram van der Werf, ontwikkelde een nieuwe kijk
op het technische model waarbij open source een centrale plaats inneemt.
- WP5: Dissemination of Europeana
- WP6: Management and Reporting
Mel Collier is samen met Jill Cousins en Daniel Teruggi werkpakketleider voor het eerste
werkpakket van Europeana vs.1.0, dat volgende taken uitvoert:
- Het formuleren van aanbevelingen voor het businessmodel en de organisatiestructuur;
- Het uitbreiden van de netwerken van partners, belanghebbenden en eindgebruikers;
- Het verder ontwikkelen van het concept van aggregatoren (zowel nationaal als verticaal
(domeinspecifiek));
- Het vinden van wettelijke oplossingen voor IPR, creative commons, user generated
commons, licenties, … Men wil ook het idee lanceren dat niet alle projecten zelf een
IPR-onderzoek moeten uitvoeren teneinde dubbel werk te vermijden. Tot op heden was
het inbegrip van een dergelijk werkpakket een voorwaarde voor de Europese
Commissie om projecten goed te keuren. Als mogelijke bijkomende activiteit zou
Europeana vs.1.0 zich bezig kunnen houden met de harmonisatie en de
intercommunicatie tussen de IPR-componenten uit de verschillende projecten (zie
hiervoor ook punt 6 van dit verslag);
- Het onderzoeken van de gebruikersnoden en feedback;
- Het verder ontwikkelen van het business- en het organisatorische model;
- Het ontwikkelen van het beleid voor goedkeuring door het EDL Board. Dit orgaan
bestaat uit overkoepelende organisaties en houdt zich met toezicht en lobbying bezig;
- Het formuleren van aanbevelingen over APIs.
In verband met de financiering (businessmodel) ziet men de sponsoring door bedrijven op
korte termijn niet als een mogelijkheid, en zakelijke inkomsten (vb. door de verkoop van
beelden) evenmin. Men streeft eerder naar een toename van het succes van Europeana
zodat dit voor sponsors een interessant platform wordt om te investeren.
Het idee leeft nog steeds om 90 % van de financiering vanuit de overheden te laten
gebeuren (45% rechtstreeks vanuit Europa en 45% vanuit de lidstaten). Het businessmodel
onderscheidt de economische en de culturele waarde en spreekt over eindgebruikers,
sponsors en de (echte) markt.
Het idee bestaat om Europeana naast aanbieder van informatie ook meer als een labo (om
ideeën te testen, cfr. de sandbox-functie…) te bekijken (www.europeanalabs.eu)
www.vlaanderen.be
4
De versie van Europeana die in november 2008 te Brussel gelanceerd werd, gaat als het
prototype door het leven. In de (nabije) toekomst worden er twee nieuwe releases gepland
die naar Europese rivieren genoemd zijn.
De Rijn-release wordt tegen de zomer van 2010 verwacht. Dit is de eerste nieuwe release
waarin ook enkele deliverables uit EuropeanaConnect opgenomen zullen worden. Er
zullen nieuwe data toegevoegd worden (ingestie) en er zullen APIs voor
zoekfunctionaliteiten toegepast worden, met name de Rijn- en Donaurelease.
De Donau-release is in de lente van 2011 voorzien. De meeste resultaten van
EuropeanaConnect zullen hierin opgenomen worden (SKOS, OWL, RDF, …) net zoals het
nieuwe objectmodel (nu baseert men zich op de ESE standaard (wat op zich een
uitbreiding van de Dublin Core standaard is).
Vragen:
- Zullen op het moment dat de nieuwe releases gelanceerd worden de reeds toegevoegde
data ook geactualiseerd worden?
- Zullen de APIs toegankelijk zijn voor alle gebruikers (en niet enkel voor de
leveranciers)?
2. EuropeanaConnect
EuropeanaConnect is nauw verbonden met Europeana vs.1.0, er zijn zelfs mensen die in
beide projecten (als werkpakketleider) actief zijn. EuropeanaConnect levert in de regel
technische oplossingen die geïmplementeerd kunnen worden in Europeana maar de opzet
van EuropeanaConnect is niet helemaal eenduidig, er zijn immers bepaalde acties die ook
nieuwe elementen onderzoeken, zoals bijvoorbeeld het zesde werkpakket dat de aggregatie
van audiodata behandelt.
- WP1: Creating the Europeana Semantic Layer
In dit werkpakket worden authority-bestanden samen gebracht en worden er indexen
gemaakt. Via de SKOS-techniek zal er bepaald worden hoe de thesauri gestructureerd
worden, de begrippen tussen de verschillende thesauri zullen gekoppeld en onderling
vergeleken worden. Binnen dit werkpakket wordt er eveneens nagegaan hoe dit in
zekere mate machinaal kan behandeld worden (alles door mensen laten doen zal niet
haalbaar zijn). Verder worden er APIs voor zoekopdrachten ontwikkeld en wordt er
een testomgeving gecreëerd (sandbox).
- WP2: Multilingual Access to Content
Binnen dit werkpakket worden er gebouwd voor automatische vertalingen (open)
repositories. Men maakt hiervoor een onderscheid tussen primaire (Engels, Duits,
Russisch, Frans, Italiaans en Spaans) en secundaire talen (Nederlands, Zweeds, Pools,
Tsjechisch, Hongaars en Portugees) waarvan het toepassingsgebied beperkter zal zijn.
- WP3: User Driven Development and New Access Channels
Via deep log-analyse zal men nagaan hoe het systeem gebruikt wordt. Dit werkpakket
wil ook tools ontwikkelen zoals bijvoorbeeld visualisaties in tijd en plaats (vb. een
overzicht van de oude drukken voor een bepaald jaartal/periode op een kaart van
www.vlaanderen.be
5
Europa). Ook worden de mogelijkheden voor (her)gebruik van digitale data via
mobiele media in dit werkpakket nader bekeken.
- WP4: Europeana Licensing Framework
Dit werkpakket richt zich op de rechtenproblematiek (zie ook punt 6 van dit verslag).
- WP5: Enabling and Integrating Services for Europeana
Dit werkpakket richt zich op de integratie van de ontwikkelde diensten (zoals vb. het
Europeana Metadata Registry)
- WP6: Audio Aggregation
Dit is een nieuw element in het project en past logisch gezien niet echt in het overzicht.
Dit heeft wellicht te maken met het feit dat er in ieder Europees project ook nieuwe
dingen onderzocht moeten worden, wil men kans maken op een goedkeuring.
- WP7: Dissemination and Concertation
- WP8: Project Management
Het is nog niet duidelijk wie er voor de mapping van de data zal instaan. Er zijn drie
niveaus: het Europeana-bureau, de bron en het tussenniveau. Als men van een rol voor het
gedistribueerd netwerk uitgaat moet het Europeana-bureau goede (technische) specificaties
uitvaardigen. Naar analogie met het DRIVER-project kan men stellen dat er daarnaast ook
een goede begeleiding en een validatie nodig is.
3. Contentaggregatie
3.1. Working meeting on cross-domain aggregators (15/6, Rome)
Deze vergadering werd door ATHENA georganiseerd als het vervolg van een vergadering
die in 2007 te Berlijn doorging. Jef Malliet was hierop aanwezig.
Deze meeting werd gekoppeld aan een werkpakketleidersvergadering op 16 mei met als
belangrijkste item het aantal (digitale) objecten dat jaarlijks aangeboden zou worden (zie
verder punt 5).
Op deze dag wilde men de specifieke problemen van “crossdomein” werking onderzoeken
terwijl ATHENA als project niet crossdomein werkt. Mogelijk had dit te maken met het
feit dat deze bijeenkomst initieel in het kader van AGGREGA gepland werd en was de
agenda van de bijeenkomst op het eerdere projectvoorstel gebaseerd. Dit AGGREGA-
project werd echter niet bij de Europese Commissie (CIP-programma) ingediend omdat dit
te zeer met de geplande activiteiten van andere projecten (Europeana v1.0 en
EuropeanaConnect) overlapte.
Er werden verschillende aggregatieprojecten voorgesteld door Frankrijk
(www.culture.fr/collections), Duitsland (www.bam-portal.de), Italië (www.culturaitalia.it),
Oostenrijk (www.kulturpool.at (gezamenlijk project van ministeries van
www.vlaanderen.be
6
onderwijs/kunst/cultuur en wetenschap/onderzoek), Roemenië (www.cimec.ro), België
(www.erfgoedplus.be) en Finland (www.kdk2011.fi, voorlopig enkel een ontwerp).
Afgezien van de Finse en de Roemeense aggregatoren zijn de voorgestelde systemen
allemaal operationeel.
In de presentaties werden alle systemen (behalve Erfgoedplus.be) aangekondigd als
nationale initiatieven maar vaak betreft het samenvoegingen van een beperkt aantal
databanken uit grote instellingen, en bestaan er in dezelfde landen andere initiatieven waar
niet noodzakelijk onderlinge afspraken mee gemaakt zijn. Zo is www.europeanalocal.at
bijvoorbeeld een lokale portaalsite opgezet door de Oostenrijkse partner in
EuropeanaLocal die niet met www.kulturpool.at samenwerkt. De vertegenwoordigers van
Europeana benadrukten het belang van onderling overleg tussen de deelnemers in
Europeana-gerelateerde projecten in eenzelfde land, om duplicatie van inspanningen te
vermijden. Er werd verwezen naar de positieve ervaring met dit soort overleg in
Vlaanderen. Ook in Finland vond een dergelijk overleg plaats.
Sommige initiatieven willen wel lokale inhoud opnemen maar de bereidheid om kleine
instellingen hierbij te helpen is niet steeds aanwezig. Ook op technisch vlak is de
uitwerking vaak verschillend. Zo heeft de Franse aggregator geen metadatarepository,
maar enkel een index, waardoor dus niet direct geaggregeerde metadata aanwezig zijn om
aan Europeana te leveren.
CulturaItalia is het oudste, en grootste initiatief. Zij gaven ook een berekening van de
kostprijs. Dit omvat het technische team, het secretariaat, technische advisering,
inhoudelijke redactie en een webmaster en bedraagt 470.000 euro per jaar. Met inbegrip
van hard- en software ea komt dat op 790.000 euro per jaar. Dit bedrag wordt via speciale
fondsen op basis van het e-gov 2012 plan van de Italiaanse overheid ter beschikking
gesteld. Deze middelen zijn tot 2010 verzekerd, nNadien is niet duidelijk hoe deze
financiering verder gezet kan worden.
Voor Frankrijk en Oostenrijk zit deze kost omvat in de vaste uitgaven van de ministeries.
In Finland zal dit waarschijnlijk ook structureel ingebouwd worden (het ministerie van
onderwijs is er eveneens bevoegd voor cultuur). Hun stappenplan loopt van 2008 tot 2011,
op dat moment willen ze het systeem online hebben. De Finnen willen al hun informatie in
deze nationale digitale bibliotheek samenbrengen om zo een aggregatorfunctie op te nemen
voor Europeana.
Voor België werd de ervaring van Erfgoedplus.be voorgesteld. Het probleem van de
versnippering van het veld op nationaal niveau werd aangehaald (roerend vs onroerend,
gemeenschappen vs federaal) doch de mogelijkheid erfgoed vanuit de provincies op een
integrale manier te benaderen werd benadrukt. De bottom-up aanpak heeft bijkomende
voordelen op technisch en organisatorisch gebied.
Nadien volgde er een discussie:
1. Financiële duurzaamheid (wat zal er na het opdrogen van het projectgeld gebeuren).
Hier werd geen oplossing voor gegeven. Wel werd er aangegeven dat het verbreden
van de basis en het nauwer betrekken van de directe content providers interessant is.
www.vlaanderen.be
7
2. IPR
Aggregatoren hebben meestal akkoorden met leveranciers over de data. Dit moet nu
echter naar Europeana. Velen vonden dit geen probleem. De Duitse delegatie meende
echter dat elke provider zich specifiek akkoord moest verklaren voor het hergebruik
van zijn data in Europeana. Er werd gemeld dat EuropeanaConnect een instrument zou
ontwikkelen voor het opstellen van overeenkomsten voor het hergebruik van
informatie.
3. Semantische webtechnologie
Op technisch vlak werd opgemerkt dat enkel Erfgoedplus.be semantic-web technologie
toepast terwijl iedereen wel aangeeft de basisgegevens semantisch te willen ontsluiten.
De meesten gebruiken een eenvoudige datastructuur (of helemaal geen, zoals de
Fransen) die via tekstindexering toegankelijk wordt gemaakt. Iedereen wil wel met
semantiek aan de slag maar niemand is er al effectief aan begonnen. Om die reden lijkt
de korte periode tussen de lancering in Europeana van het Rijn- en Donaumodel
misschien niet voldoende; er is nog weinig inzicht in wat er nodig is om semantische
modellen toe te passen, omwille van de beperkte directe ervaring.
SKOS wordt vooropgesteld als een belangrijk hulpmiddel voor het verbinden van de
concepten/thesauri die in de vele toegeleverde informatiebestanden gebruikt worden.
SKOS biedt hierbij zeker mogelijkheden maar de techniek alleen zal het probleem niet
oplossen. De grootste inspanning zal liggen bij de vergelijking en de koppeling van
gelijke concepten, en dat is menselijk denkwerk van lange adem. SKOS biedt enkel een
methode om thesauri (en concepten) te verbinden.
Vervolgens kwamen er een aantal belangrijke onderwerpen aan bod waarvoor verder werk
nodig is:
- het ontwikkelen van een strategie om de bijdragen te motiveren
- financiële duurzaamheid
- standaarden
- meertaligheid
- ingestie van data
- licenties
- zichtbaarheid van de verschaffer van informatie én van de aggregator
- repository technologie
- unieke identificatoren
- duplicatie
Er werden vrijwilligers aangeduid die deze punten tegen een volgende bijeenkomst verder
zullen uitwerken.
Eén van de dringendste te bespreken zaken is de eensgezindheid over het aanmaken van
unieke identificatoren. Als men met aggregatoren werkt, kan informatie uit verschillende
kanten komen. De duplicaten zou men eruit moeten kunnen filteren. Het lijkt logisch dat
Europeana hiervoor richtlijnen voorziet maar momenteel is dit niet gepland (en wordt er
www.vlaanderen.be
8
gesuggereerd dat elk land dit voor zichzelf zou kunnen doen). Gordon McKenna
(CollectionsTrust) bereidt dit stuk voor.
Het aspect ‘repository technologie’ wordt door EuropeanaLocal onderzocht. Dit bracht de
voordelen van samenwerking tussen projecten terug in beeld.
De volgende vergadering over cross-domain aggregatoren zal in Lund plaatsvinden,
aansluitend op de presidentiële conferentie 15-16 oktober. Het evenement wordt door
Athena en Europeana georganiseerd.
3.2. Aggregatie binnen Europeana vs.1.0
Sinds de kickoffmeeting van Europeana vs.1.0 heeft men enkele principes ontwikkeld:
1. Europeana kiest voor een pragmatische benadering en staat open voor nationale,
regionale en crossdomein aggregatie. Het is bijvoorbeeld mogelijk om een crossdomein
aggregator te combineren met onderliggende initiatieven (vb. Vlaanderen: nationaal
versus VEB voor bewaarbibliotheken, …)
2. Men constateert dat crossdomein aggregatoren op meer vertrouwen van de achterban
(vb. musea) kunnen rekenen dan landelijke initiatieven (‘nationale’ (crossdomein)
aggregatoren).
3. Er moet een bijzondere inspanning gedaan worden om de inhoud uit projecten die geen
duurzaamheid als doel hebben toch op te vangen.
4. Duplicatie moet vermeden worden.
5. Het gegeven van de sandbox wordt verder ontwikkeld en zal voor aggregatoren ter
beschikking gesteld worden.
6. Overheidspartners zullen als geassocieerde partners belangrijk worden om
aggregatoren te bepalen.
7. Aggregatie op een lokaal niveau is een lokale zaak. Er zijn echter meerdere scenario’s
mogelijk waarbij crossdomein, verticale en thematische aggregatoren op verschillende
manieren met Europeana spreken. Het idee van een handleiding voor aggregatoren
(over de rol en de ondersteuning) werd intussen gelanceerd. De inhoud zal over de
technische vereisten, competenties, verrijking en opkuisen van metadata, omgang met
het vertrouwen van de domeinen, politieke ondersteuning, administratieve aspecten,
licenties en IPR-advies, indemniteit (bepaalde auteursproblemen zouden door
contracten opgelost kunnen worden, advies voor leveranciers, toegang tot sandbox,
kosten, … ). Deze handleiding is in september 2009 beschikbaar.
Acties voor nu:
- Europeana moet de lijst van landelijke leden verifiëren en de hiaten invullen. Dit
wil men viade Member State Expert Group (waarin alle lidstaten vertegenwoordigd
zijn) doen. MSEG-leden zullen aangezocht worden om lokaal draagvlak te
versterken.
www.vlaanderen.be
9
- Verduidelijking van de rol van EuropeanaLocal in aggregatie. In welke mate
kunnen die leden als aggregator optreden.
- Publicatie van het handboek over aggregatie.
- Uitkijken voor potentiële thematische aggregatoren (bv. over oorlogsstudies,
Judaica ivm het Joodse erfgoed, …)
Tijdens de plenaire vergadering in september zal er een sessie over aggregatoren
georganiseerd worden.
Er wordt opgemerkt dat de inspanningen die in Vlaanderen op dit vlak gebeuren als goed
voorbeeld kunnen dienen voor andere landen.
3.3. Haalbaarheidsstudie contentaggregatie
Dit jaar nog zal er haalbaarheidstudie uitgeschreven worden naar mogelijkheid, de
voorwaarden en de uitvoeringsmodaliteiten van een Vlaams content aggregatieplatform of
een Vlaamse horizontale of cross-sectorale metadata aggregator.
Hierbij is het de bedoeling dat men aan de hand van voorstudies (literatuur, casestudies en
Europeana-gerelateerde initiatieven) een aantal modellen/scenario’s zal onderzoeken op de
technisch-functionele vereisten, metadata en organisatorische eisen. Naast de haalbaarheid
van de te onderzoeken scenario’s zal er ook op de effecten en meerwaarde van dergelijke
harvestingsystemen gefocust worden teneinde het draagvlak te vergroten.
Dit onderzoek moet nog uitgeschreven worden maar het is de bedoeling dat de timing
afgestemd wordt met aspecten van Europeana vs.1.0 (bv. het aggregatiehandboek,
sandbox) en andere relevante projecten.
3.4. Concrete acties voor Vlaanderen
Er dienen potentiële nieuwe leveranciers van gegevens gezocht en ondersteund te worden.
Parallel hieraan is het eveneens interessant om vanuit Vlaanderen bij nieuwe projecten
betrokken te worden en/of deze zelf te initiëren. Er wordt onderzocht hoe het
overlegplatform hierin een kan rol spelen. De volgende indiendatum van het CIP-
programma is juli 2010.
Er zou ook een proces gestart moeten om voor Vlaanderen naar financiële modellen voor
aggregatie te zoeken, hiervoor kan de haalbaarheidsstudie zinvolle resultaten opleveren.
In het kader van EuropeanaLocal worden er interne technische workshops
georganiseerd met de partners om technische informatie door te geven. Binnenkort zal er
ook een technische handleiding verschijnen, waarin oa. REPOX, PKP, Fedora als
softwaretoepassingen om repositories op te zetten worden besproken (ZEBRA kan
www.vlaanderen.be
10
gebruikt worden om verschillende repositories te indexeren en is in dit kader ook relevant).
Het is zinvol om hier ook in Vlaanderen de nodige ruchtbaarheid aan te geven.
De Vlaamse partners in ATHENA en EuropeanaLocal zullen in 2010-2011 samenwerken
aan een disseminatie evenement (voorzien in de werkpaketten over disseminatie in beide
projecten). Maar het zou niet slecht zijn om ook voordien (bijvoorbeeld in het najaar van
2009) al een dergelijk initiatief te organiseren, misschien als vervolg op de studiedag van
2007 (die o.a. de aanleiding was tot oprichting van het Europeana Vlaanderen
Overlegplatform). Een dergelijk initiatief kan de focus leggen op een update van de situatie
van de aan Europeana gerelateerde projecten. We worden immers vaak geconfronteerd met
vragen uit de sector over Europeana en mogelijkheden voor deelname.
Erfgoedplus.be plant in het najaar nog een studiedag om de technische kant van het
intitiatief wat beter bekend te maken. Daarbij zal ook Europeana ter sprake gebracht
worden. Het kan ook interessant zijn om bij de préconferentie van DISH (8 december in
Antwerpen) aan te sluiten. Aan de andere kant is het eveneens nodig om over heel
concrete zaken (bijvoorbeeld: hoe bouw je een repository, of hoe installeer je OAI-
PMH op je systeem, of hoe pas je SRU toe) te sensibiliseren om het draagvlak te vergroten.
Dit wordt verder uitgewerkt.
4. De toelevering van data aan Europeana
Karin Heijink van het Europeana-bureau lanceerde een voorstel over de verschillende
aggregatieplatformen. Men wil een ‘content and partnergroup’ oprichten om de mensen
uit de verschillende projecten samen te brengen die zich in de verscheidene Europeana-
gerelateerde projecten bezighouden met de uitbreiding van de netwerken en het
vermeerderen van de aantallen objecten.
Er moeten immers afspraken gemaakt worden tussen de verschillende projecten. Het
Europeana-bureau kan immers niet met alle individuele instellingen onderhandelen en
bijgevolg zou het goed zijn als er afspraken gemaakt worden over welke projecten zich
over welke collecties/instellingen ontfermen. In het voorstel zit ook een flowchart. Dit
voorstel is voor commentaar aan alle projecten voorgelegd.
Het EuropeanaLocal project besprak dit tijdens het projectmanagementboard in mei. Daar
werd als voornaamste bedenking geuit dat de projecten geen exclusieve rechten kunnen
hebben op de inhoud die door deelnemers geleverd wordt. Een instelling moet zijn
informatie kunnen leveren aan elke relevante aggregator. Duplicatie –indien één collectie
via twee (of meer) aggregatiekanalen aangeboden wordt- kan technisch vermeden worden.
Het voorstel voorziet ook nog de mogelijkheid voor instellingen om rechtstreeks inhoud
aan Europeana te leveren. Op zich is dit een beetje vreemd maar wellicht laat men een deur
op een kier voor eventuele verdere evoluties. Er wordt evenmin uitgesloten dat
verschillende landen verschillende modellen kunnen ontwikkelen.
Er wordt terecht opgemerkt dat het voorstel niet echt van permanente structuren uitgaat. De
projecten die nu de inhoud aanleveren worden in het voorstel als aggregatoren beschouwd
terwijl dit in feite over eindige projecten gaat en dat de datatoelevering ook in de toekomst
voorzien moet worden. In het huidige voorstel wordt er evenmin aan updates gedacht.
www.vlaanderen.be
11
De flow-chart in het voorstel laat de inhoudsvoorstellen, die niet aan de specifieke criteria
van thematische of domeinprojecten voldoen, uitmonden in EuropeanaLocal. In de huidige
situatie is dit niet altijd evident. De contentpartners in EuropeanaLocal hebben elk hun
eigen business model. Indien Erfgoedplus.be (of MovE) als partner in EuropeanaLocal de
vraag zou krijgen van Vlaamse (of Belgische) cultureel erfgoedinstellingen die aan
Europeana willen deelnemen of ze dat via hen kunnen doen, dan is dit niet zo maar
mogelijk. Erfgoedplus.be en MovE heeft hun eigen logica en bestaansreden, los van
Europeana. De resultaten voor de haalbaarheidsstudie in Vlaanderen zullen richtinggevend
kunnen zijn voor een meer specifieke aanpak.
Vanuit overheidsperspectief is het ook relevant om de noties ‘eigenaarschap’ en
‘(permanente) bruiklenen’ in deze discussie mee te nemen. Een overheidscollectie bevindt
zich immers vaak in musea doch het is eveneens relevant om hiervan ook een overzicht te
kunnen hebben. De ESE-componenten ‘publisher’, ‘provenance’ en ‘provider’ bieden
hiervoor mogelijk een oplossing maar dit gegeven lijkt interessant voor alle overheden en
zou in Europeana kunnen gebruikt/gevisualiseerd kunnen worden.
5. Update ATHENA
ATHENA loopt en de eerste deliverables werden reeds opgeleverd (nog niet publiek
gemaakt). De deliverable van werkpakket 3 (o.a. KMKG) is al af, met name het overzicht
van de gebruikte metadatastandaarden die in de musea gebruikt worden. PACKED schrijft
momenteel de eerste deliverable voor het werkpakket rond intellectuele eigendomsrechten;
deze is klaar midden juli.
Op 16 juni vond er te Rome een ATHENA-meeting plaats. Het voornaamste punt van
debat aldaar was de aanlevering van inhoud voor de Rijn-release. Blijkbaar viel er veel
inhoud weg ten aanzien van de initiële aanpak van het prototype waardoor in bepaalde
gevallen de aantallen van objecten die in de description of work van de betreffende
projecten staan niet gehaald worden. Om dit te compenseren worden ondertussen nieuwe
collecties gezocht. Om de technische tool voor contentaanlevering van ATHENA te testen,
zal men initieel werken met inhoud uit Engelse en Duitse (museum.dat) collecties, die al
ver gevorderd zijn. Het testen van deze tool zou starten in september. Hierop volgen in
december/januari technische workshops naar het voorbeeld van EuropeanaLocal om de
nationale partners te helpen in het gebruik van deze tool.
Met betrekking tot de duurzaamheid van het project blijkt dat de tool voor het verzamelen
van content in ATHENA gehost kan worden op de servers van de NTUA (National
Technical University of Athens, technische partner), ook nadat het project ten einde loopt.
Tijdens de tweede week van juli volgt er een briefing naar de Vlaamse partners over stand
van zaken, de aanpak, de verwachtingen, …
6. Initiatief tot samenwerking op het vlak van Intellectual Property Rights
www.vlaanderen.be
12
In het kielzog van de presidentiële conferentie over digitalisering vond er eind mei te Praag
een bijeenkomst plaats waarop alle Europeana-gerelateerde projecten die zich met
Intellectual Property Rights (IPR) bezig houden op aanwezig waren. Ook waren er mensen
van EuropeanaConnect op aanwezig.
Men sprak er ondermeer over het Europeana Licencing Framework waarbij men wil
bekomen dat de betreffende licentie meegegeven wordt door de instelling zelf, en dat
Europeana op die manier geen specifieke acties moet treffen en het item in kwestie gewoon
kan gebruiken. EuropeanaConnect zou hiertoe een ‘licentie-kiezer’ ontwikkelen naar het
model van de Creative Commons licenties; afhankelijk van welke voorwaarden er aan het
materiaal in kwestie verbonden zijn kan men zelf een licentie ‘samenstellen’. Deze
informatie zou nadien in één RDF-regel opgenomen kunnen worden.
Aan alle werkpakketleiders (uit de aanwezige projecten) die met de rechtenmaterie bezig
zijn werd gevraagd om samen in een klankbordgroep te zetelen. Hierbij stond de vraag
naar samenwerking en afstemming centraal maar het bleek eveneens dat ieder Europeana-
gerelateerd project met gelijkaardige deliverables geconfronteerd wordt. De specifieke
aandachtspunten zijn hierbij echter verschillend, waardoor er van het samensmelten van
deliverables geen sprake kan zijn. Als concrete actie werd er beslist dat er door Europeana
een collaborative space opgericht zal worden waarin documenten ea. gedeeld kunnen
worden.
7. Varia
7.1. Bereik van het Europeana Vlaanderen Overlegplatform
Er wordt aangegeven dat Chris De Loof (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis)
ook graag op de hoogte zou blijven van wat er op het vlak van Europeana gebeurt. Dit
geldt wellicht ook voor het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium.
Het eerdere EDLNet Belgium (waarin naast de drie gemeenschappen ook het federale
niveau vertegenwoordigd was doch dat maar één maal samenkwam) is intussen opgeheven
doch het voorstel werd gelanceerd om een permanente overlegstructuur op te richten
waarin alle betrokken gemeenschappen en niveaus vertegenwoordigd zijn en die
naargelang de aard van de te bespreken materie (numeric, mseg, europeana, …) van
samenstelling kunnen wisselen. Het Europeana-overleg op Belgisch niveau kan hierbinnen
plaats vinden maar de aard van dit nieuwe platform zal het niet toelaten om derhalve
technische aspecten in te gaan zoals het in het kader van het Europeana Vlaanderen
Overlegplatform gebeurt.
De mogelijkheid om dit platform open te stellen voor alle geïnteresseerden –ongeacht de
beperking – lijkt zinvol, zeker vanuit het idee dat het over informatiedoorstroming, -
uitwisseling en sensibilisering gaat. Dit wordt verder bekeken.
De vraag stelt zich eveneens of dit overlegplatform geformaliseerd zou moeten worden of
dat het informele kader voldoende is. Er wordt opgemerkt dat de functionaliteit primair is
en dat informatieuitwisseling, -deling, sensibilisering en het voorzien van een
aanspreekpunt voor Europeana in Vlaanderen het belangrijkste is, los van de structuur die
eraan gegeven wordt.
www.vlaanderen.be
13
7.2. Conferentie ‘Digital access to cultural heritage’ (Praag, 26 mei)
Tijdens deze conferentie kwamen er weinig nieuwe inzichten aan bod. De Europese
Commissie (Horst Forster) presenteerde een stand van zaken, Jill Cousins deed dit voor
Europeana, Philip Ramsdale lichtte NUMERIC toe, er passeerde een casus uit Oost-Europa
en naast enkele meer lokale projecten presenteerde men enkele voorbeelden van hoe er nu
reeds met werk onder copyright in een digitale omgeving omgegaan wordt (Frankrijk
(Gallica II), Spanje). Het verslag is op de eRoom geplaatst.
7.3. Volgende vergadering
Er wordt nog geen datum voor een volgend overleg afgesproken doch dit is afhankelijk van
interessante evoluties of andere aanleidingen die zich voordoen. Suggesties kunnen steeds
aan Hans van der Linden gemeld worden.