V-BI-P2-03_opgaven definitief

7
ROC Zeeland, cluster Educatie Studiecentrum Schoolsoort: VWO Vak: Biologie Periode: 2 Opdrachtnr: 3 Opdrachtcode: V – BI – P2 - 03 Soort opdracht: Schriftelijk Benodigde materialen: “Biologie voor jou” handboek vwo 5, Biodata en schrijfmate-rialen Wat moet je doen? 1. 2. Maak van thema 3 “Energie”, de opdrachten 1 t/m 9 met bijbehorende vragen. Corrigeer je antwoorden op de opdrachten; met een afwijkende kleur bv. rood. De opdracht is voldoende uitgevoerd, wanneer je de vragen beantwoord hebt, zelf nagekeken en verbeterd hebt en op tijd ingeleverd bij de docent. Uiterste inleverdatum: in de les van week 5 van periode 2 .

Transcript of V-BI-P2-03_opgaven definitief

Page 1: V-BI-P2-03_opgaven definitief

ROC Zeeland, cluster Educatie Studiecentrum

Schoolsoort: VWOVak: BiologiePeriode: 2Opdrachtnr: 3Opdrachtcode:

V – BI – P2 - 03

Soort opdracht: Schriftelijk

Benodigde materialen: “Biologie voor jou” handboek vwo 5, Biodata en schrijfmate-rialen

Wat moet je doen?

1.2.

Maak van thema 3 “Energie”, de opdrachten 1 t/m 9 met bijbehorende vragen.Corrigeer je antwoorden op de opdrachten; met een afwijkende kleur bv. rood.

De opdracht is voldoende uitgevoerd, wanneer je de vragen beantwoord hebt, zelf nagekeken en verbeterd hebt en op tijd ingeleverd bij de docent.

Uiterste inleverdatum: in de les van week 5 van periode 2.

Page 2: V-BI-P2-03_opgaven definitief

“Energie”

1 Beantwoord de volgende vragen. Gebruik hierbij afbeelding 26 van je hand-boek.

1. Wat is decarboxylering?2. Als acetyl co-enzym A binnentreedt in de citroenzuurcyclus, wordt het C2-molecuul

eerst gebonden aan een oxaalazijnzuurmolecuul. Hierbij ontstaat citroenzuur. Hoeveel C-atomen heeft een citroenzuurmolecuul?

3. Ook in de citroenzuurcyclus vindt decarboxylering plaats. Hoeveel keer per omloop?

2 Beantwoord de volgende vragen. Gebruik hierbij afbeelding 28 van je hand-boek. In afbeelding 14 is de energieopbrengst van één glucosemolecuul bij aërobe dissimilatie weergeven, uitgedrukt in ATP/moleculen.

1. Hoeveel ATP-moleculen levert de glycolyse op? Hoeveel ATP-moleculen levert decitroenzuurcyclus op? En hoeveel ATP-moleculen de oxidatieve fosforylering?

2. Bij de aërobe dissimilatie van een mol glucose komt 2870 kJ vrij. Voor de vormingvan een mol ATP is 33,5 kJ nodig. Bereken hoeveel procent van de energie die bij de aërobe dissimilatie van glucose vrijkomt in ATP wordt vastgelegd.

3. Op welke manier komt de energie vrij die niet in ATP wordt vastgelegd?

Page 3: V-BI-P2-03_opgaven definitief

3 Beantwoord de volgende vragen.1. Uit afbeelding 41 van je handboek blijkt dat de verschillende fotosynthetische

pigmenten in bladgroen verschillende absorptiespectra hebben.Wat is daarvan het voordeel voor een plant?

2. Fotosysteem I wordt ook wel cyclische fosforylering genoemd. Leg uit waarom bij fotosysteem I sprake is van een cyclisch proces en waarom er sprake is van fosforylering.

3. Wat is het verschil tussen een NAD+-molecuul en een NADP+-molecuul?

4 Beantwoord de volgende vragen. Gebruik hierbij afbeelding 46 van je hand-boek.

1. Hoeveel ATP-moleculen worden er in de calvincyclus verbruikt bij de vorming van één glucosemolecuul? En hoeveel NADPH-moleculen worden hierbij verbruikt?

2. Vinden de donkerreacties in het donker plaats? Leg je antwoord uit.3. Waar komt de energie vandaan om de calvincyclus in gang te houden?4. De donkerreacties vinden niet plaats in een mengsel van CO2, ATP en NADPH. Als

men geïsoleerde chloroplasten aan dit mengsel toevoegt, wordt er wel glucose gevormd. Welke functie hebben (stoffen uit) de geïsoleerde chloroplasten?

5. Als in een experiment specifiek de donkerreacties worden geremd, worden delichtreacties ook snel geremd. Waardoor zal deze remming van de lichtreacties worden veroorzaakt?

5 Beantwoord de volgende vragen.1. In de bladeren van planten wordt de glucose die door fotosynthese is gevormd,

omgezet in zetmeel.Welk effect heeft dit op de osmotische waarde in de bladcellen?

2. De in de bladeren gevormde koolhydraten worden door de bastvaten naar de rest vande plant getransporteerd. Zetmeel wordt dan eerst omgezet in sacharose. Leg uit waarom dit noodzakelijk is.

3. Welke elementen komen in alle aminozuren voor?

6 Beantwoord de volgende vragen.1. Waarom kunnen organismen die hun energie door gisting verkrijgen NADH niet op

dezelfde manier omzetten in NAD+ als in basisstof 3 is beschreven?2. Bij het laten rijzen van deeg wordt gebruik gemaakt van gistcellen.

Welke stof doet het deeg rijzen?3. Bij alcoholische gisting ontstaat ethanol.

Hoe komt het dat in (gebakken) brood geen ethanol zit?4. Een spier wordt van voldoende zuurstof voorzien voor aërobe dissimilatie. Deze spier

verbruikt voor een bepaalde activiteit 100 mgram glucose.Hoeveel mgram glucose zou deze spier bij dezelfde activiteit verbruiken bij anaërobedissimilatie?

Page 4: V-BI-P2-03_opgaven definitief

7 Beantwoord de volgende vragen.1. Is het mogelijk een RQ te bepalen van een individu waarbij alleen anaërobe dissimi-

latie van glucose plaatsvindt? Leg je antwoord uit.2. De brutoreactievergelijking van de aërobe dissimilatie van palmitinezuur is:

Wanneer een proefpersoon alleen palmitinezuur dissimileert, wat is dan het RQ?3. In ons lichaam worden in het algemeen weinig eiwitten gedissimileerd.

Wat kun je concluderen uit het feit dat de gemiddelde RQ-waarde bij mensenongeveer 0,85 is?

8 Hieronder staan acht gebeurtenissen die deel uitmaken van de stikstof-kringloop. Schrijf ze in de juiste volgorde op. Begin met gebeurtenis (1).- Een plant neemt nitraten op (1)- Een plant wordt gegeten door een dier.- Ammoniumionen worden omgezet in nitrietionen.- Een dier sterft.- Bij de stikstofassimilatie worden plantaardige eiwitten gevormd.- Nitrietionen worden omgezet in nitraationen.- Uit plantaardige eiwitten worden direlijke eiwitten gevormd.- Door dissimilatie van ureum, urinezuur en eiwitten komen ammoniumionen in

de bodem.

9 Bij groenbemesting worden op stikstofarme grond vlinderbloemige plantenverbouwd. Beantwoord de volgende vragen.

1. Specificeer wat er precies wordt bedoeld met ‘stikstofarme’ grond.2. De vlinderbloemige planten vormen een samenleving met de knolletjesbacteriën. Leg

uit dat beide soorten voordeel hebben van deze samenleving.3. Waarom wordt groenbemesting toegepast?4. Vleesetende planten vangen insecten (zie afbeelding 22). Leg uit dat je vleesetende

planten vooral kunt aantreffen op stikstofarme grond.