UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais...

27
UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl) UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ambacht. Oudheidkunde in de Gouden Eeuw: Arnoldus Buchelius en Petrus Scriverius Langereis, S. Link to publication Citation for published version (APA): Langereis, S. (2001). Geschiedenis als ambacht. Oudheidkunde in de Gouden Eeuw: Arnoldus Buchelius en Petrus Scriverius. Hilversum: Uitgeverij Verloren. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. Download date: 22 Oct 2020

Transcript of UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais...

Page 1: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (httpdareuvanl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Geschiedenis als ambacht Oudheidkunde in de Gouden Eeuw Arnoldus Buchelius en PetrusScriverius

Langereis S

Link to publication

Citation for published version (APA)Langereis S (2001) Geschiedenis als ambacht Oudheidkunde in de Gouden Eeuw Arnoldus Buchelius enPetrus Scriverius Hilversum Uitgeverij Verloren

General rightsIt is not permitted to download or to forwarddistribute the text or part of it without the consent of the author(s) andor copyright holder(s)other than for strictly personal individual use unless the work is under an open content license (like Creative Commons)

DisclaimerComplaints regulationsIf you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests please let the Library know statingyour reasons In case of a legitimate complaint the Library will make the material inaccessible andor remove it from the website Please Askthe Library httpsubauvanlencontact or a letter to Library of the University of Amsterdam Secretariat Singel 425 1012 WP AmsterdamThe Netherlands You will be contacted as soon as possible

Download date 22 Oct 2020

Hoofdstukk 6 Eenn keten van graven DeDe Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius

Scriveriuss publiceerde over het Bataafse verleden van Holland enkele malen een langee chorografische verhandeling maar over de Hollandse Middeleeuwen liet hijj uitsluitend bronnenboeken verschijnen Het is moeilijk om op grond van dezee bronnenuitgaven inzicht te verkrijgen in zijn beeld van het middeleeuw-see verleden van Holland en de omringende gewesten Scriverius liet in deze uit-gavenn immers zijn eigen interpretaties veelal achterwege of hij bracht ze naar vorenn in ad hoc vervaardigde annotaties bij de door hem gepubliceerde kro-niekteksten De handschriften van Scriverius helpen ons hier niet heel veel ver-der aangezien ook in zijn aantekenboeken of brieven nauwelijks samenhangende uiteenzettingenn van langere omvang zijn te vinden over het middeleeuwse graaf-schap

Omm deze redenen is het waardevol om Scriverius presentatie van het bron-nenmateriaall in zijn publicaties over de Hollandse Middeleeuwen en de sa-menhangg tussen teksten en afbeeldingen in die uitgaven aan een nadere be-schouwingg te onderwerpen De structuur van Scriverius medieumlvistische bron-nenpublicaties die bestond uit een aaneenrijging van portretten en tekst-fragmentenn over de levens van alle achtereenvolgende Hollandse graven maakt namelijkk alsnog een en ander duidelijk over zijn voorstelling van de middel-eeuwsee geschiedenis van zijn gewest In die voorstelling stond de persoon van dee graaf centraal De structuur van de gravenreeks is terug te vinden in alle doorr Scriverius uitgegeven bronnenboeken in zijn uitvoerig becommenta-rieerdee uitgaven (of bewerkingen) van eacuteeacuten specifieke Hollandse kroniek de BeschrijvingkeBeschrijvingke van out Hatavien en Het oude Goutsche chronycxken en in zijn Bata-viavia illustrataen Principes waarin een summier becommentarieerde bloemlezing werdd gepresenteerd van fragmenten tii t de meest betrouwbare verhalende bron-nen

Inn het navolgende zal dieper worden ingegaan op de methodologische be-tekeniss van Scriverius uitgaven van annalen en kronieken en op de grote aan-dachtt voor de Hollandse graven in deze bronnenedities Om te beginnen zul-lenn de uitgave van het oude Goudse kroniekje en met name de bewerking van dee Divisiekroniek in Beschrijvingke van out Batavien aan de orde komen Vervol-genss wordt uitgebreid aandacht geschonken aan Scriverius medieumlvistische mag-numnum opus het in 1650 verschenen Principes

240 0 Eenn keten van graven

Scriveriuss en de Divisiekroniek

Wanneerr we kijken naar de enige twee kronieken die door Scriverius in hun ge-heell zijn uitgegeven en van commentaar voorzien de Divisiekroniek - i n bewerkte vormm - en het oude Goudse kroniekje valt het onmiddelijk op dat Scriverius zijnn keuze heeft laten vallen op kronieken waarvan reeds een uitgave beschik-baarr was terwijl er nog altijd zoveel geschiedwerken ongedrukt waren Dit gold ookk voor zijn niet voltooide project het verzorgen van een nieuwe editie van dee in 1591 en 1620 reeds uitgegeven Rijmkroniek van Melis Stoke en voor de uitgavee van de kroniek op naam van Jan Veldener door Boxhorn waar Scrive-riuss bij betrokken is geweest Veldeners korte Hollandse kroniek vormde samen mett het oude Goudse kroniekje de allereerste eacuten enige uitgaven van geweste-lijk ee Hollandse kronieken uit de periode voacuteoacuter 1500

Scriveriuss zal zijn keuze op deze teksten hebben laten vallen omdat de reedss in de late Middeleeuwen gedrukte kronieken bepalend waren voor het beeldd van het Hollandse verleden bij de meeste lezers In dit beeld kon hij zichh in allerlei opzichten slecht vinden Zijn ijver om beide kronieken van uitvoerigg oudheidkundig commentaar te voorzien toont aan dat het hem voorall te doen was om het meest gangbare beeld van de Oudheid en Mid-deleeuwenn aan de hand van andere bronnen te toetsen en zo nodig bij te stellen De wijze waarop Scriverius de uit te geven tekst van het oude Goud-see kroniekje heeft samengesteld geeft duidelijk aan dat er eerder sprake was vann oudheidkundige dan van filologische motieven voor zijn nieuwe editie Inn de Toets-steen schreef hij dat hij de tekst van de kroniek had geraad-pleegdd in uitgaven uit 1478 gedrukt in Gouda en 1483 gedrukt in Leiden Welkee druk hij nu precies aanhield voor zijn eigen tekstuitgave liet hij ech-terr in het midden Ook blijkt uit Scriverius aantekeningen in zijn editie dat hijj tevens een handschrift van het oude Goudse kroniekje heeft geraad-pleegdd en daar nu en dan varianten uit optekende die overigens duidelijk werdenn aangegeven door middel van teksthaken Van een structurele ver-gelijkingg tussen de twee wiegedrukken en dit handschrift is echter geen sprakee geweest en ook lichtte Scriverius zijn lezers niet in over de relatie tus-senn dit handschrift en de wiegedrukken Bovendien betreffen Scriverius marginaliaa bij de tekst van het kroniekje en de Toets-steen achter de kro-niektekstt nauwelijks taalkundige opmerkingen Het gaat steeds om opmer-kingenn over de historische inhoud van het kroniekje Vergelijken we Scrive-rius nieuwe editie van het oude Goudse kroniekje met Janus Dousas editio princepsprinceps van de Rijmkroniek van Melis Stoke dan kunnen we concluderen datt Scriverius uitgave niet in de eerste plaats verscheen onse Tael ter eeren

11 Tilmans Aurelius 54-55 Carasso-Kok Repntoiium nrs 152 (oude Goudse kroniekje) en 317 (Veldener) 22 Carasso-Kok Repertorium nr 152 er bestond overigens ook nog een Delftse druk vervaardigd tussen 1480 enn 1484 33 Het oude Coutsche rhmntcxken 2() 44 Het oude (ioutsrhe rhronyrxkrti 199

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 241 1

zoalss bij Dousas editie het geval was geweest maar bovenal om de feyten groott van wapenen te leeren5

Dezee oudheidkundige motieven voor het uitgeven en becommentarieumlren van oudee kronieken maakten dat Scriverius de meeste energie heeft gestopt in twee nogg tijdens zijn leven daadwerkelijk verschenen bewerkingen van de Divisie-kroniekkroniek en dat hij die zelfs graag nog een derde keer had willen herzien De DivisiekroniekDivisiekroniek was in de zestiende en zeventiende eeuw immers verreweg het meestt invloedrijke Hollandse geschiedwerk De kroniek was erg toegankelijk omdatt hij in de volkstaal was geschreven en werd blijkens de verschillende her-uitgavenn inderdaad veel gelezen Sinds de eerste uitgave uit 1517 was de kro-niekk vrijwel ongewijzigd - afgezien van de continuaties - herdrukt in 15851590-1591 1595 en - vertaald in het Frans - 16016 Scriverius verzamelde vrijwel al dezee edities7 Bovendien was de inhoud van de Divisiekroniek al snel na het ver-schijnenn van de eerste editie omgewerkt tot een uitermate succesvol schoolboek Dezee verkorte schoolboekversie beleefde tussen 1538 en 1600 maar liefst 25 uitgaven om in de zeventiende eeuw nog eens 23 keer op de markt te worden gebracht88 Dit schoolboek werd gebruikt bij het meest elementaire onderwijs Zeerr veel inwoners van Holland namen aldus kennis van de in deze kroniek opgenomenn verhalen over de Hollandse graven de Utrechtse bisschoppen en-zovoorts waar Scriverius zon kritiek op had En de verhalen van de auteur van dee Divisiekroniek - dat was Cornelius Aurelius maar daar waren de zeventien-de-eeuwsee humanisten zich niet van bewust - gingen op hun beurt vaak weer terugg op allerlei middeleeuwse geschiedwerken waaronder de kroniek van Beka waarin Scriverius ook weer talloze onwaarheden meende te kunnen en moetenn aanwijzen9

Wanneerr we Scriverius bewerkte en becommentarieerde levensbeschrijving vann bijvoorbeeld graaf Floris V in de Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 on-derr de loep nemen kunnen we iets meer te weten komen over de aard van zijn oudheidkundigee commentaar op de Divisiekroniek en tevens over zijn belang-stellingg voor de Hollandse graven Door de bewerking en Aenteyckeninghen uitt 1612 voorts te vergelijken met Scriverius bijdrage over het leven van Floris VV in de stadsbeschrijving van Orlers uit 1614 is het ook mogelijk om een en an-derr aan te vullen met opmerkingen over zijn progressie als antiquarisch on-

55 Uit Dousas voorwoord bij Stoke Hallandtsche Riim-kroniik veren 57-59 (zie ook hoofdstuk 4 p 165-166) 66 Tilmans Aurelius 177-179 77 In de veilingcatalogus Hibliotheca Scriveriana vinden we onder Historici in folio nr 230 Item [ril als nr 229 diee volgt] van Adams tijden tot 1517 met zeventiende-eeuwse-eeuwse hand is hierbij aangevuld Tot Leyden 15171517 nr 229 De kronijk van Hollandt Zeelandt en Vrieslandt van Adams tijden tot 1417 [sic] tot Delft by Albertt Hendriksz 159Iuml onder Libri incompacti nr 29 Kronijk van Hollandt Zeelandt en Frieslandt van Adams tijdenn af tot 1516 tAmst by Cornells Claesz 1595 ibidem nr 31 en 47 deel 1 en 2 van Cronijk van Hollandt enn Zeelandt door EDV tot Dori by Piet Verhaagen 1595 onder Historici in folio nr 195 La Grande Croni-quee ancienne amp Moderne des Pais bas Iusques a la fin de 1an 1600 par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq Canin 1601 deux Vollum [cursiveringen zijn van mij SL] 88 Tilmans Aurelius 179-180 Ook in de achttiende eeuw bleef het boek gebruikt worden de laatste druk ver-scheenn nog aan het begin van de negentiende eeuw 99 Ibidem 103-110 Aurelius gebruikte enkele latere bewerkingen van Bekas kroniek

242 2 Eenn keten van graven

3939 Portret van graaf Floris Vin Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

derzoeker100 Floris V stond sterk in Scriverius belangstelling en trok ook de no-digee aandachtvan vele andere zeventiende-eeuwse geschiedkundigen Ook li-teratorenn interesseerden zich voor Floris PC Hooft vervaardigde zijn toneel-stukk Geeraerdt van Velsenva 1613 Er was trouwens sprake van een wederzijdse beiumln-vloedingg op het gebied van geschiedschrijving en drama in de zeventiende eeuw Hooftss toneelstuk was in sterke mate gebaseerd op de Divisiekroniek Scriverius verwerktee op zijn beurt zinswendingen uit Hoofts drama in zijn bijdrage over hett leven van Floris aan Orlers stadsbeschrijving12

Inn de Aenteyckeninghen in Beschrijvinghe van out Batavien werd veel kritiek geleverdd op de levensbeschrijving van Floris V in de Divisiekroniek maar deze kri-

100 Beschrijvinghe van out Batavien eersle paginering 314-383 met de Aenteyckeningen op p 333-383 titel-lozee bijdrage in Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 225-240 111 Zie Verkaik De moord op graaf Floris 36-37 Over Floris in het zeventiende-eeuwse drama in het algemeen Duits Van Bartholomeusnacht 122 Verkaik De moord op graaf Floris 73 Zie overigens ook Duits Van Bartholomeusnacht 32 voor een ander voor-beeldd van de connectie tussen drama en geschiedschrijving Hooft zond Hugo de Groot het manuscript van zijn toneelstukk Baeto (1617) Hierop adviseerde De Groot dat Hooft het drama moest laten eindigen met de inhul-digingg van Baeto (de prinselijke leider van de oude Bataven) aan de hand van het Groot Privilege van 1477

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 243 3

tiekk betrof veelal kwesties van een nogal anekdotisch gehalte De oudste ver-halendee bronnen vormden daarbij steeds de leidraad voor Scriverius kritiek op dee Divisiekroniek We kunnen dit bijvoorbeeld goed zien aan de hand van een doorr Scriverius aangebrachte verbetering van een corrupte passage in de Divi-siekronieksiekroniek Deze kroniek vermeldde een slag op de Voervotzeel s in de strijd tus-senn de voogden van Floris V Deze plaatsaanduiding betrof duidelijk een ver-gissingg ofwel verschrijving Scriverius merkte op dat hij deze zee niet kende en datt andere bronnen alternatieve aanduidingen vermeldden Vervolgens som-dee hij deze bronnen op in hun chronologische volgorde de Rijmkroniek van Meliss Stoke de Latijnse kroniek van Beka de Middelnederlandse Beka een ano-niemee Bourgondische kroniek het oude Goudse kroniekje en de Zeeuwse kro-niekk van Jan van Reygersbergh Omdat de Rijmkroniek de enige contemporaine bronn voor het leven van graaf Floris duidelijk maakte dat de slag in Zeeland plaats vond zonder de wateren te noemen waar de slag zich had afgespeeld koos Scri-veriuss voor de variant in de Latijnse Beka die hij vertaalde als Voornerzee of optt land van Voorn aan zee voor het geval het om een veldslag in plaats van eenn zeeslag was gegaan14

Belangrijkerr voor het leven van Floris V was het verhaal in de Divisiekroniek overr de verkrachting van de vrouw van Gerard van Velsen door de graaf Dit wass een thema dat zowel in de Middeleeuwen als in de vroegmoderne tijd -- en tegenwoordig overigens nog steeds - vele pennen in beweging zette en datt ook in het eerdergenoemde drama van Hooft prominent aan de orde kwam1 In een flink aantal Hollandse kronieken kon worden gelezen dat dit vergrijpp van Floris V ten oorzaak had gelegen aan de moord op zijn persoon doorr dezelfde Van Velsen Scriverius wees er echter op dat dit motief voor de vorstenmoordd niet in geschiedwerken uit de tijd van Floris zelf werd genoemd Dee eerste berichten dateerden pas uit kronieken die zeker honderdjaar na dato warenn samengesteld zo kon hij melden Bekas kroniek geschreven vijftigjaar naa dato noch de Rijmkroniek van Melis Stoke de enige contemporaine bron voorr het leven van Floris V vermeldden het overspel van de graaf aldus Scri-verius

Hijj was ook in staat om aan te tonen hoe het verhaal de wereld in was geko-men Volgens hem lag de oorzaak in een verkeerde lezing van een passage in dee Rijmkroniek van Melis Stoke Diens opmerking Dat die Grave hielt over spel betekendee volgens Scriverius niet dat hij overspel gepleegd zou hebben maar datt hij de omsingeling door Van Velsen en kornuiten voor een spelletje hield Afschrijverss van de Rijmkroniek hadden de twee woorden aan elkaar geplakt schreeff Scriverius en verwarrend was volgens hem ook de verloren of veranderde betekeniss van het oude woord over17 Scriverius merkte tenslotte op dat hij niet

133 Aurtlius Die crunyrke van Hollandt foumllCLXXVv 144 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 336-337 155 Een recente publicatie over deze kwestie betreft Burgers Eer en schande van Floris V 166 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 372-374 177 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 374

244 4 Eenn keten van graven

zoverr wilde gaan om te beweren dat de verkrachting absoluut niet plaatsge-vondenn kon hebben maareen motief voor de moordenaars was zij zeker niet geweest alleenlick moet ick den waer-waenders ende lichtgheloovighen die terstontt al ghelooven dat sij lesen ende meenen dat al waer is dat men schrijft eenn beter oordeel ende naerder bedenckinghe inscherpen [] Endede Chro-nijckk en is immers de Bijbel niet1 Enkele jaren na het verschijnen van Be-schrijvingkeschrijvingke van out Batavien kwam deze kwestie nog eens aan de orde in Scri-verius briefwisseling met Ubbo Emmius Scriverius legde Emmius uit waarom hijj meende dat het hele idee van de verkrachting door Floris V gebaseerd was opp een foute uiuumleg van de bewuste passage in de Rijmkroniek Emmius betoonde zichh echter niet onder de indruk en weigerde het verhaal weg te laten uit zijn eigenn Friese geschiedwerk omdat het toch op de instemming van zoveel ande-ree geschiedschrijvers kon rekenen

Dee meeste gegevens uit de Divisiekroniek toetste Scriverius in de eerste plaats aann de contemporaine Rijmkroniek van Melis Stoke Ook nam hij in zijn Aen-teyckeningen bij de tekst van de Divisiekroniek aanvullende gegevens op die al-leenn door de Rijmkroniek werden verstrekt Helemaal consequent was Scrive-riuss hierin ondertussen niet Bij het opsommen van alle mogelijke motieven voor dee moord op Floris noemde hij ook de nijd van Hollandse adellijke geslach-tenn als de Van Velsens die zou zijn veroorzaakt door Floris ridderslag van veer-tigg rijke huisluiden in het jaar 1295- Het verhaal over deze bekende gebeur-tenis op grond waarvan Floris door de oude adel misprijzend der keerlen God zouu zijn genoemd had Scriverius wel aangetroffen in de Divisiekroniek maar in dee Rijmkroniek van Melis Stoke ontbrak dit verhaal In zijn oudheidkundige com-mentaarr verzweeg Scriverius dit laatste gegeven Verder besprak Scriverius nog veell meer mogelijke persoonlijke motieven van de moordenaars van graaf Flo-ris het trio Van Amstel Van Woerden en Van Velsen waarbij hij zelfs archief-stukkenn aanvoerde Daarmee bleef het oudheidkundig commentaar in 1612 voor-alsnogg steken in een vergaarbak van verhalen en meningen waaruit Scriverius well een keuze had willen maar niet goed had kunnen maken

Tweee jaar later was Scriverius selectiever in zijn weergave van de bronnen voor hett leven van Floris In zijn herbewerking van Floris levensbeschrijving voor dee stadsbeschrijving van Orlers liet hij nu een aantal in de Divisiekroniek te vin-denn passages geheel weg aangezien hij daarover inmiddels had besloten dat ze tochh geen hout sneden De hele slag op de Voervotzee bijvoorbeeld was nu verdwenen Zo ook een verhaal over de windhonden van Floris die hun baas trouww bleven tot aan het graf Dit verhaal werd zelfs al in de Rijmkroniek van Meliss Stoke vermeld maar Scriverius had hierover in 1612 al opgemerkt dat dit eenn literair thema moest betreffen Een ander voorbeeld betreft een passage overr de door Floris aan Stavoren verleende stadsrechten die in 1612 door Scri-veriuss zonder commentaar uit de Divisiekroniekwds overgenomen In 1614 werd

188 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376 199 Scriverius aan Emmius 12-6-1614 Emmius aan Scriverius 18-6-[1614] 200 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376-377

Dee Hol landse Middeleeuwen volgens Scriverius 245 5

ditt verhaal juist door hem weerlegd Behalve de Divisiekronieken de kroniek van dee anonieme Clerc uten laghen landen die in verband met deze gebeurtenis dee belangrijkste bron voor de Divisiekroniek was geweest bleek geen enkele an-deree middeleeuwse geschiedschrijver dit verhaal te kennen Ook had Scriverius vernomenn dat het stadsarchief van Stavoren helemaal geen door Floris V ver-leendee privileges bezat-1

Bovendienn bestond Scriverius beschrijving van het leven van Floris uit 1614 niett langer uit een bewerking van de tekst van de Divisiekroniek gevolgd door eenn serie eigen aenteyckeningen In plaats daarvan ging Scriverius nu in zijn bewerkingg van de tekst van de Divisiekroniek al over tot een vergelijking met an-deree bronnen Dit leverde een samenhangender beeld op van de graaf dan voor-heen Met name de kwestie rond de moord op Floris stond Scriverius in 1614 eenn stuk helderder voor ogen dan twee jaar eerder Dit had hij grotendeels te dankenn aan zijn contact metjacob van Myerop en met Buchelius Toen Scriverius beginn 1614 met zijn bijdrage over het leven van Floris V voor het boek van Or-lerss bezig was klopte hij bij hen aan om nieuwe informatie Aan Buchelius schreef hijj overlopend van enthousiasme

Siet wat ick begeer ende eerstdaechs van node hebbe De Genealogie van Aemstel Desenn Boom verstae ick dat onder andere by UE aen verscheyden tacken is berustende alss oock mede de stam van Woerden Tsal de Heer en Vrundt mij dese ghelieven met denn eersten te doen afschrijven Inde kosten van copieren wil ick geern vervallen~

Bucheliuss reageerde hierop met een voor hem typerende wat onderwijzeri-gee brief2 Hij zond Scriverius de gevraagde stambomen van de Van Amstels enn Van Woerdens en waarschuwde daarbij dat juist de middeleeuwse gene-alogiee een complex en obscuur terrein was Vervolgens ging hij in op de kwes-tiee van het verbod dat na de gewelddadige dood van Floris in 1296 zou zijn uitgevaardigdd op het nog langer dragen van de oude familiewapens door de verwantenn van de moordenaars van Floris Dit verbod werd in de Divisiekro-niekniek vermeld en was door Scriverius zonder commentaar in zijn bewerking van 16122 overgenomen Buchelius schreef Scriverius nu dat hij niet moest den-ken dat de Van Amstels om deze reden hun familienaam en blazoen veran-derdd zouden hebben in die van de Van Mijndens en de Van IJsselsteins der-gelijkee veranderingen vonden ook al lang voacuteoacuter het jaar 1300 plaats om de stam-bomenn van jongere zonen van die van de oudsten te onderscheiden Scrive-riuss moet zich hierdoor hebben laten overtuigen want in zijn herbewerking vann het leven van Floris in Orlers stadsbeschrijving is de passage over het in 12966 uitgevaardigde verbod weggelaten

Overigenss bleef Scriverius zich ook in de periode na 1614 bezighouden met dee problematiek rond de moord op Floris V Uit zijn correspondentie blijkt dat Bucheliuss bij het onderzoek naar Floris nog steeds onmisbaar was In de jaren

211 Orlers afschrijving der stad Ledden 232 222 Scriverius aan Buchelius 16-1-HiH 233 Buchelius aan Scrivtrius [1614]

246 6 Eenn keten van graven

1626-16277 werd er door beide geleerden opgewonden heen-en-weer geschreven overr Buchelius ontdekking van een derde voorheen onbekende Gijsbrecht van Amstell in de archiefstukken Hierdoor bleek de opmerking in de Divisiekroniek enn in Scriverius bewerking uit 1612 dat Gijsbrecht een slecht oud man was eenn zwakke oude man die zich door Van Velsen en Van Woerden had laten over-halenn tot de moord op de graaf niet langer houdbaar24 Het volgende jaar wil-dee Scriverius van Buchelius een manuscript lenen getiteld Vande Rechten ende Handvestenn van die van Kenemerlandt gegeven by Gr FlorensL3 In 1632 kwam Bucheliuss terug op het verhaal over de ridderslag van de veertig huislieden door Floris naar aanleidingvan Boxhorns Theatrum Buchelius schreef dit altijd al een volkspraatje gevonden te hebben26 Verder vroeg Scriverius herhaaldelijk Bu-chelius manuscripten te leen onder andere met het oog op de vraag of het land vann Woerden en Amstel wel op rechtmatige wijze aan de Hollandse graven was toegekomen gezien de vele oorlogen die over het bezit van deze landen waren gevoerdd tussen de graaf en de bisschop in de tijd na Floris V27

Inn 1614 waren sommige onzekere passages toch nog ontsnapt aan Scrive-rius nieuwe kritische selectie Wanneer verhalen erg bekend waren bleef hij zee opnemen in zijn herbewerking Het verhaal over de ridderslag van veertig huisliedenn door der keerlen God vermeldde hij bijvoorbeeld opnieuw hoe-well Scriverius nu wel opmerkte dat de Rijmkroniek waarvan hij bij wijze van primeurr de naam van de auteur Melis Stocke kon onthullen noch Beka noch Wilhelmuss Procurator dit verhaal kenden Desondanks heeft het verkrijgen vann nieuwe informatie dankzij Jacob van Myerop ervoor gezorgd dat Scrive-riuss een duidelijker standpunt dan voorheen wist in te nemen ten aanzien van dee mogelijke motieven van de moordenaars van graaf Floris Zijn vermoeden datt de verkrachting van Van Velsens vrouw niet het motief kon zijn geweest voorr een samenzwering van de belangrijkste edellieden tegen hun graaf zag hijj bevestigd dankzij de door Van Myerop geleverde documenten uit de Haag-see Rekenkamer De aanleidingen bleken deels op binnenlands terrein te lig-gen Floris V had de door bisschop Jan van Nassau illegitiem aan de latere moor-denaarss van de graaf verkochte landgoederen teruggevorderd en deze heren haddenn een vernederende zoen met Floris moeten sluiten waarbij zij al hun goederenn aan de graaf dienden op te dragen Bovendien was er het gedrag vann Floris V op het internationale politieke toneel geweest de graaf had zich latenn omkopen en was overgelopen van de Engelse koning Eduard naar de Fransee kroon De moord op Floris bleek te zijn voortgevloeid uit een ont-voeringsplann van koning Eduard die gebruik kon maken van de ontevre-denheidd van de heren Van Velsen Van Amstel en Van Woerden Dit was ge-

244 Beschnjvingiw van out Batavien eerste paginering 327 Scriverius aan Buchelius 27-9-1627 Buchelius aan Scriverius 30-9-1627 Scriverius aan Buchelius 1-10-1627 Buchelius aan Scriverius 2-10-1627 De opmerking inn de Divisiekroniek over Gijsbrecht ging terug op de Middelnederlandse Bekakroniek een oud simpel man (geciteerdd in Verkaik De moord op graaf Floris 43 n99) 255 Scriverius aan Buchelius 13-12-1628 266 Buchelius aan Scrrverius10-9-1632 277 Dit keer vervocht Scriverius om deze en andere informatie ten bate van zijn commentaar opliet oude Goud-see kroniekje Scriverius aan Buchelius 30-7-1631 Buchelius aan Scriverius 16-8-1631

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 247 7

heell nieuwe informatie in de middeleeuwse kronieken was hier niets over te lezen2H H

Scriveriuss liet zich in 1612 en 1614 niet ongunstig uit over graaf FlorisV Dit iss opmerkelijk aangezien in het toneelstuk van Hooft over Floris de verkrachting vann de vrouw van Gerard van Velsen centraal stond en er zelfs gezinspeeld werd opp de eigentijdse groeiende spanning tussen de stadhouder en de Hollandse Staten waarbij de positie van Floris en die van Maurits tot op zekere hoogte aann elkaar werden gespiegeld29 Uit Scriverius beschrijving van het leven van Floriss V blijk t niet dat hij een visie op de actuele problematiek wilde laten door-schemeren ook niet waar hij inging op de verwijdering tussen de Hollandse adell en de graaf Vast staat dat Scriverius in zijn bewerking van de Divisiekro-niekniek uit 1612 Van Velsen en zijn kornuiten voortdurend aanduidde als sa-menzweerders en moordenaars V Dat Floris zich mogelijk vergrepen zou kun-nenn hebben aan de vrouw van Van Velsen durfde Scriverius uiteindelijk niet ontkennen Maar hij bagatelliseerde dit gegeven als het ware zeker in verge-lijkin gg met het toneelstuk van Hooft door op te merken dat de Hollandse adel hierinn zeker geen aanleiding zou hebben gevonden om een aanslag op Floris tee beramen De nijd van Van Amstel en Van Woerden was volgens Scriverius opgewektt door zaken als de ridderslag van de veertig huislieden en de ontne-mingg van hun goederen door Floris Dit waren ernstige zaken maar ze droe-genn niet de regelrechte schande van een verkrachting in zich Tot besluit van zijnzijn commentaar op het leven van Floris V schreef Scriverius in 1612 Dit is ghenoechh vander Hovelingen ende Heeren verraedt opghenomen teghen ha-renn Landts-Heere Tot waerschouwinge alhier wijdtlustich verhaelt CAVETE VUuml-

BISBIS PRINCIPES1 (Vorsten past op uw tellen) Twee jaar later had Scriverius de beschikkingg gekregen over nieuwe informatie over het gedrag van Floris en dezee informatie pleitte niet voor de graaf Scriverius heeft bij een paar passa-gess in zijn nieuwe levensbeschrijving uit 1614 waar het ging om compromit-terendd gedrag van Floris groot nota in de kantlijn laten drukken Dit neemt niett weg dat hij deze levensbeschrijving besloot met opmerkingen als Genk vann Velsen doorsteeckt hem moordadelickV- Ook vinden we in deze herzie-ningg nog steeds passages over het uitstekende karakter van Floris die recht-streekss zijn ontleend aan de Divisiekroniek en Scriverius eigen bewerking van dezee tekst uit 1612 En in 1630 schreef Scriverius in een noot bij Hugo de Grootss verhandeling over de Bataafse republiek aangaande Floris V Hij is de Floriss die uit een naar oudermoord verlangende haat op schandelijke wijze is vermoordd door de zijnen in het jaar 1296

288 Orlers Besrhrijvinge der stad Isyden 235-23H Scriverius vond het relaas wel terug in jacobus Meyerus ge-schiedeniss van Maanderen en zelfs wal uitgebreider aangezien Meyerus ook het aandeel van de graaf van Vlaan-derenn in de samenwering beschreef 299 Duiis Van Rartholomeusnacht 25-26 300 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 377 311 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 383 322 Oilers Beschrijvinge der stad Leyden 239 333 Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 240 344 Grotius Liber 130 Is est Florentius qui parricidali odio nefarie a suis est trucidatus anno MCCX(AT

248 8 Eenn keten van graven

Dee kritiek van Scriverius op het beeld van Floris V in de Divisiekroniek was uit-voerig maar een groot deel van zijn commentaar betrof allerlei detailkwesties Hett belangrijkste gegeven dat door hem ter discussie werd gesteld was de in de DivisiekroniekDivisiekroniek verhaalde ontering van de vrouw van Van Velsen Dit betekende datt Floris er uiteindelijk beter af kwam in Scriverius relaas dan in de Divisiekroniek Datt Scriverius waardering voor deze graaf overeind bleef had te maken met zijnn waardering voor het instituut van de grafelijke regering in het algemeen Scriveriuss beschouwde de oude graven namelijk als de grondleggers van het ge-westt Holland zoals dat bestond in de tijd van de Republiek Zijn gedachten over dee belangrijke betekenis van de oude graven komen het sterkst naar voren uit hett in 1650 verschenen bronnenboek Principes

Hett grote bronnenboek Principes

Dee medieumlvistische bronnenboeken van Scriverius kenden zoals opgemerkt al-lemaall dezelfde structuur In de bewerking van de Divisiekroniek de editie van hett oude Goudse kroniekje Batavia illustrata en Principes werden de bronnen voorr de middeleeuwse geschiedenis van Holland namelijk steeds gepresenteerd alss een gravenreeks in woord en beeld Daartoe deelde Scriverius de door hemm uitgegeven verhalende bron op in fragmenten betreffende de afzon-derlijkee levens van de achtereenvolgende graven van Holland In Batavia il-lustratalustrata en Principes bundelde hij vervolgens fragmenten uit verschillende bron-nenn per graaf Hiermee werden dan als het ware de bouwstenen voor nieu-wee en meer betrouwbare levensbeschrijvingen van de graven aangereikt In dee bewerking van de Divisiekroniek en in de editie van het oude Goudse kro-niekjee kon de lezer deze bouwstenen vinden in de kritische Aenteycke-ninghen en in de Toets-steen In alle bronnenboeken kregen de graven van Scriveriuss een volgnummer en een portret Voorts gingen de portretten in alle bronnenboekenn vergezeld van gedichtjes waarin de belangrijkste daden van dee graaf werden gememoreerd

Ondankss de overeenkomst in structuur was er wel sprake van een verschil in doelstellingg tussen de twee uitgaven van afzonderlijke kronieken enerzijds en dee bloemlezingen in Batavia illustrata en Principes anderzijds Terwijl in de be-werkingg van de Divisiekronieken in de editie van het oude Goudse kroniekje de oudheidkundigee kritiek op de historische overlevering de boventoon voerde warenn Scriverius collecties middeleeuwse en humanistische geschiedwerken in BataviaBatavia illustrata uit 1609 en in Principes uit 1650 juist bedoeld als zo betrouw-baarr mogelijke bronnenboeken Deze bloemlezingen dienden de zeventiende-eeuwsee geschiedkundigen en overige lezers in kennis te stellen van de beste bron-nenn voor de geschiedenis van het graafschap Holland op kritische wijze gese-lecteerdd door Scriverius In de Batavia uumllustratawas de bloemlezing nog beperkt tott de vroeg-humanistische literatuur In dit boek (in het tekstdeel Illustrissi-

355 In het oude (ioudse kroniekje ging het niet om verzen maar om korte biografieeumln in proza en in het Latijn

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 249 9

4040 Scriverius opdracht aan de StatenStaten van Holland en West-FrieslandFriesland in Principes Hol-landiae et Westfiumlisiae Ko-ninklijkeninklijke Bibliotheek Den Haag

ILLVSTRISS AC POTENTISS

H O L L A N D I i pound pound WESTFRISIEQV E E

ORDINIBVS PATRI poundpound PATRIBV S

O P T M A X BELL OO H 1 S P A N I C Uuml

QVODD AB AV1TA NEC EXCISA VNQVAM VLL A MAIOIumlUBVS EORVMV EE HACTENV S POST EMS DESERTS | j E R I A IS HOi l l31 i EE OR VS POTIS51MVM AMBITION S AC D0MINAND 1 UBtDINE IXFRIM Ouml IERDINAND II TOL1TAKI ALBS DVCtS CRVENTI S SI MO OMNIBVSQ ETT OMNIIumlV S DETESTANDOSCVt iuml fcxiNNlO 1 laquoVSOIM m t s i u - MORVMQV EE AC1NGESII ET LECVM CENTI S IGNARt ABVSI PMNCIFIumlM QVIUV iumliuml A l l raquo AD TArV M IAM RERVM fOTUumlNTHVS QVIOVI S Hl i l lCK OO EORVM AC REIP DAMNO AC AM t ROPE ClM HflV S FX1TIO ADVERSVMM eiDCM i Br RTAT 1 laquo raquo laquo laquo DfuumlANT C U H PRIMO ET DEIUumlPEE VAtA M ILLATVM MACK O AVSV AC ANIMO MAtORIBV S CIET EE INITI O AMIUI 1 OJ A l i Alaquoll MOM MOO O I t t H t i S Iuml U SED ETT IP SIS HAVO IN BiumlLGI O TANTV M SED JT A L 11 CON cv SS | s NON MODOO IPS1S HISPANORVM GADIBV S AC TERRITIS SED ET EISPEM ADD GANCEW USQ^VE NOVOQJE ETIA M IN ORBE RECKO NON UNO PRIDEMM EXVTIS FEL1CITER TOTO TERRARV M ORBE STVPEKTE ILLATV MM EST

ETT JAM

G L O R I O S AA FACE QVAA N V L U GENTI OFPERai AVT PARI POTVIT AVGVSTIOR

QVJEQV EE OMN1BVS POTIOR EST TRlyenMraquoHK OMMEtQ i AOF0 TRIYMPHO S S1BII 1NCLVDIT A B H S m l l O iuml t - A T A HSSTIBVI IIMV L CVM A f i N I T A

HBEumlRTATE ETTvEOJO BEILOR V M (IumlVAHV1 S EXVOT O GESTORVM DAT SS DEXTRA VTRIMQJ E ET f lD E LVIumlENTE R EXCEPTA HAVO MIMV 55 QVAM BELLO

I N C L V T 1 S l E L i c i s s i a i i

EE T

F E 1 I C I S S I U OS S

S V B D I T O S S IMPERI OO COMPLEXIS

morumm Hollandiae Zelandiaeque Comitum ac Dominonim Frisiae icones et his-toriae)) presenteerde Scriverius voor het middeleeuwse verleden van Holland vrijwell uitsluitend teksten afkomstig uit de geschiedwerken van I ladrianus Bar-landuss en Jacobus Meyerus In Principes drukte Scriverius echter eer veel tekst-fragmentenn af uit niet alleen humanistische geschiedwerken maar ook en voor-alal uit middeleeuwse annalen en kronieken Zowel Scriverius verdiensten als uit-geverr van annalen en kronieken als zijn beeld van het middeleeuwse verleden vann Holland laten zich het beste aflezen uit dit zeer erudiete en monumentaal uitgevoerdee Principes In het hiernavolgende zal daarom de aandacht speciaal wordenn gericht op dit bronnenboek

Scriveriuss had alle recht om zijn bronnenboek uit 1650 trots een heerlick werck enn het Groote Boeck van de Graeven te noemen Principes was inderdaad op-

366 Zit- hoofdstuk 3 p 15J

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 2: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Hoofdstukk 6 Eenn keten van graven DeDe Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius

Scriveriuss publiceerde over het Bataafse verleden van Holland enkele malen een langee chorografische verhandeling maar over de Hollandse Middeleeuwen liet hijj uitsluitend bronnenboeken verschijnen Het is moeilijk om op grond van dezee bronnenuitgaven inzicht te verkrijgen in zijn beeld van het middeleeuw-see verleden van Holland en de omringende gewesten Scriverius liet in deze uit-gavenn immers zijn eigen interpretaties veelal achterwege of hij bracht ze naar vorenn in ad hoc vervaardigde annotaties bij de door hem gepubliceerde kro-niekteksten De handschriften van Scriverius helpen ons hier niet heel veel ver-der aangezien ook in zijn aantekenboeken of brieven nauwelijks samenhangende uiteenzettingenn van langere omvang zijn te vinden over het middeleeuwse graaf-schap

Omm deze redenen is het waardevol om Scriverius presentatie van het bron-nenmateriaall in zijn publicaties over de Hollandse Middeleeuwen en de sa-menhangg tussen teksten en afbeeldingen in die uitgaven aan een nadere be-schouwingg te onderwerpen De structuur van Scriverius medieumlvistische bron-nenpublicaties die bestond uit een aaneenrijging van portretten en tekst-fragmentenn over de levens van alle achtereenvolgende Hollandse graven maakt namelijkk alsnog een en ander duidelijk over zijn voorstelling van de middel-eeuwsee geschiedenis van zijn gewest In die voorstelling stond de persoon van dee graaf centraal De structuur van de gravenreeks is terug te vinden in alle doorr Scriverius uitgegeven bronnenboeken in zijn uitvoerig becommenta-rieerdee uitgaven (of bewerkingen) van eacuteeacuten specifieke Hollandse kroniek de BeschrijvingkeBeschrijvingke van out Hatavien en Het oude Goutsche chronycxken en in zijn Bata-viavia illustrataen Principes waarin een summier becommentarieerde bloemlezing werdd gepresenteerd van fragmenten tii t de meest betrouwbare verhalende bron-nen

Inn het navolgende zal dieper worden ingegaan op de methodologische be-tekeniss van Scriverius uitgaven van annalen en kronieken en op de grote aan-dachtt voor de Hollandse graven in deze bronnenedities Om te beginnen zul-lenn de uitgave van het oude Goudse kroniekje en met name de bewerking van dee Divisiekroniek in Beschrijvingke van out Batavien aan de orde komen Vervol-genss wordt uitgebreid aandacht geschonken aan Scriverius medieumlvistische mag-numnum opus het in 1650 verschenen Principes

240 0 Eenn keten van graven

Scriveriuss en de Divisiekroniek

Wanneerr we kijken naar de enige twee kronieken die door Scriverius in hun ge-heell zijn uitgegeven en van commentaar voorzien de Divisiekroniek - i n bewerkte vormm - en het oude Goudse kroniekje valt het onmiddelijk op dat Scriverius zijnn keuze heeft laten vallen op kronieken waarvan reeds een uitgave beschik-baarr was terwijl er nog altijd zoveel geschiedwerken ongedrukt waren Dit gold ookk voor zijn niet voltooide project het verzorgen van een nieuwe editie van dee in 1591 en 1620 reeds uitgegeven Rijmkroniek van Melis Stoke en voor de uitgavee van de kroniek op naam van Jan Veldener door Boxhorn waar Scrive-riuss bij betrokken is geweest Veldeners korte Hollandse kroniek vormde samen mett het oude Goudse kroniekje de allereerste eacuten enige uitgaven van geweste-lijk ee Hollandse kronieken uit de periode voacuteoacuter 1500

Scriveriuss zal zijn keuze op deze teksten hebben laten vallen omdat de reedss in de late Middeleeuwen gedrukte kronieken bepalend waren voor het beeldd van het Hollandse verleden bij de meeste lezers In dit beeld kon hij zichh in allerlei opzichten slecht vinden Zijn ijver om beide kronieken van uitvoerigg oudheidkundig commentaar te voorzien toont aan dat het hem voorall te doen was om het meest gangbare beeld van de Oudheid en Mid-deleeuwenn aan de hand van andere bronnen te toetsen en zo nodig bij te stellen De wijze waarop Scriverius de uit te geven tekst van het oude Goud-see kroniekje heeft samengesteld geeft duidelijk aan dat er eerder sprake was vann oudheidkundige dan van filologische motieven voor zijn nieuwe editie Inn de Toets-steen schreef hij dat hij de tekst van de kroniek had geraad-pleegdd in uitgaven uit 1478 gedrukt in Gouda en 1483 gedrukt in Leiden Welkee druk hij nu precies aanhield voor zijn eigen tekstuitgave liet hij ech-terr in het midden Ook blijkt uit Scriverius aantekeningen in zijn editie dat hijj tevens een handschrift van het oude Goudse kroniekje heeft geraad-pleegdd en daar nu en dan varianten uit optekende die overigens duidelijk werdenn aangegeven door middel van teksthaken Van een structurele ver-gelijkingg tussen de twee wiegedrukken en dit handschrift is echter geen sprakee geweest en ook lichtte Scriverius zijn lezers niet in over de relatie tus-senn dit handschrift en de wiegedrukken Bovendien betreffen Scriverius marginaliaa bij de tekst van het kroniekje en de Toets-steen achter de kro-niektekstt nauwelijks taalkundige opmerkingen Het gaat steeds om opmer-kingenn over de historische inhoud van het kroniekje Vergelijken we Scrive-rius nieuwe editie van het oude Goudse kroniekje met Janus Dousas editio princepsprinceps van de Rijmkroniek van Melis Stoke dan kunnen we concluderen datt Scriverius uitgave niet in de eerste plaats verscheen onse Tael ter eeren

11 Tilmans Aurelius 54-55 Carasso-Kok Repntoiium nrs 152 (oude Goudse kroniekje) en 317 (Veldener) 22 Carasso-Kok Repertorium nr 152 er bestond overigens ook nog een Delftse druk vervaardigd tussen 1480 enn 1484 33 Het oude Coutsche rhmntcxken 2() 44 Het oude (ioutsrhe rhronyrxkrti 199

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 241 1

zoalss bij Dousas editie het geval was geweest maar bovenal om de feyten groott van wapenen te leeren5

Dezee oudheidkundige motieven voor het uitgeven en becommentarieumlren van oudee kronieken maakten dat Scriverius de meeste energie heeft gestopt in twee nogg tijdens zijn leven daadwerkelijk verschenen bewerkingen van de Divisie-kroniekkroniek en dat hij die zelfs graag nog een derde keer had willen herzien De DivisiekroniekDivisiekroniek was in de zestiende en zeventiende eeuw immers verreweg het meestt invloedrijke Hollandse geschiedwerk De kroniek was erg toegankelijk omdatt hij in de volkstaal was geschreven en werd blijkens de verschillende her-uitgavenn inderdaad veel gelezen Sinds de eerste uitgave uit 1517 was de kro-niekk vrijwel ongewijzigd - afgezien van de continuaties - herdrukt in 15851590-1591 1595 en - vertaald in het Frans - 16016 Scriverius verzamelde vrijwel al dezee edities7 Bovendien was de inhoud van de Divisiekroniek al snel na het ver-schijnenn van de eerste editie omgewerkt tot een uitermate succesvol schoolboek Dezee verkorte schoolboekversie beleefde tussen 1538 en 1600 maar liefst 25 uitgaven om in de zeventiende eeuw nog eens 23 keer op de markt te worden gebracht88 Dit schoolboek werd gebruikt bij het meest elementaire onderwijs Zeerr veel inwoners van Holland namen aldus kennis van de in deze kroniek opgenomenn verhalen over de Hollandse graven de Utrechtse bisschoppen en-zovoorts waar Scriverius zon kritiek op had En de verhalen van de auteur van dee Divisiekroniek - dat was Cornelius Aurelius maar daar waren de zeventien-de-eeuwsee humanisten zich niet van bewust - gingen op hun beurt vaak weer terugg op allerlei middeleeuwse geschiedwerken waaronder de kroniek van Beka waarin Scriverius ook weer talloze onwaarheden meende te kunnen en moetenn aanwijzen9

Wanneerr we Scriverius bewerkte en becommentarieerde levensbeschrijving vann bijvoorbeeld graaf Floris V in de Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 on-derr de loep nemen kunnen we iets meer te weten komen over de aard van zijn oudheidkundigee commentaar op de Divisiekroniek en tevens over zijn belang-stellingg voor de Hollandse graven Door de bewerking en Aenteyckeninghen uitt 1612 voorts te vergelijken met Scriverius bijdrage over het leven van Floris VV in de stadsbeschrijving van Orlers uit 1614 is het ook mogelijk om een en an-derr aan te vullen met opmerkingen over zijn progressie als antiquarisch on-

55 Uit Dousas voorwoord bij Stoke Hallandtsche Riim-kroniik veren 57-59 (zie ook hoofdstuk 4 p 165-166) 66 Tilmans Aurelius 177-179 77 In de veilingcatalogus Hibliotheca Scriveriana vinden we onder Historici in folio nr 230 Item [ril als nr 229 diee volgt] van Adams tijden tot 1517 met zeventiende-eeuwse-eeuwse hand is hierbij aangevuld Tot Leyden 15171517 nr 229 De kronijk van Hollandt Zeelandt en Vrieslandt van Adams tijden tot 1417 [sic] tot Delft by Albertt Hendriksz 159Iuml onder Libri incompacti nr 29 Kronijk van Hollandt Zeelandt en Frieslandt van Adams tijdenn af tot 1516 tAmst by Cornells Claesz 1595 ibidem nr 31 en 47 deel 1 en 2 van Cronijk van Hollandt enn Zeelandt door EDV tot Dori by Piet Verhaagen 1595 onder Historici in folio nr 195 La Grande Croni-quee ancienne amp Moderne des Pais bas Iusques a la fin de 1an 1600 par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq Canin 1601 deux Vollum [cursiveringen zijn van mij SL] 88 Tilmans Aurelius 179-180 Ook in de achttiende eeuw bleef het boek gebruikt worden de laatste druk ver-scheenn nog aan het begin van de negentiende eeuw 99 Ibidem 103-110 Aurelius gebruikte enkele latere bewerkingen van Bekas kroniek

242 2 Eenn keten van graven

3939 Portret van graaf Floris Vin Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

derzoeker100 Floris V stond sterk in Scriverius belangstelling en trok ook de no-digee aandachtvan vele andere zeventiende-eeuwse geschiedkundigen Ook li-teratorenn interesseerden zich voor Floris PC Hooft vervaardigde zijn toneel-stukk Geeraerdt van Velsenva 1613 Er was trouwens sprake van een wederzijdse beiumln-vloedingg op het gebied van geschiedschrijving en drama in de zeventiende eeuw Hooftss toneelstuk was in sterke mate gebaseerd op de Divisiekroniek Scriverius verwerktee op zijn beurt zinswendingen uit Hoofts drama in zijn bijdrage over hett leven van Floris aan Orlers stadsbeschrijving12

Inn de Aenteyckeninghen in Beschrijvinghe van out Batavien werd veel kritiek geleverdd op de levensbeschrijving van Floris V in de Divisiekroniek maar deze kri-

100 Beschrijvinghe van out Batavien eersle paginering 314-383 met de Aenteyckeningen op p 333-383 titel-lozee bijdrage in Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 225-240 111 Zie Verkaik De moord op graaf Floris 36-37 Over Floris in het zeventiende-eeuwse drama in het algemeen Duits Van Bartholomeusnacht 122 Verkaik De moord op graaf Floris 73 Zie overigens ook Duits Van Bartholomeusnacht 32 voor een ander voor-beeldd van de connectie tussen drama en geschiedschrijving Hooft zond Hugo de Groot het manuscript van zijn toneelstukk Baeto (1617) Hierop adviseerde De Groot dat Hooft het drama moest laten eindigen met de inhul-digingg van Baeto (de prinselijke leider van de oude Bataven) aan de hand van het Groot Privilege van 1477

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 243 3

tiekk betrof veelal kwesties van een nogal anekdotisch gehalte De oudste ver-halendee bronnen vormden daarbij steeds de leidraad voor Scriverius kritiek op dee Divisiekroniek We kunnen dit bijvoorbeeld goed zien aan de hand van een doorr Scriverius aangebrachte verbetering van een corrupte passage in de Divi-siekronieksiekroniek Deze kroniek vermeldde een slag op de Voervotzeel s in de strijd tus-senn de voogden van Floris V Deze plaatsaanduiding betrof duidelijk een ver-gissingg ofwel verschrijving Scriverius merkte op dat hij deze zee niet kende en datt andere bronnen alternatieve aanduidingen vermeldden Vervolgens som-dee hij deze bronnen op in hun chronologische volgorde de Rijmkroniek van Meliss Stoke de Latijnse kroniek van Beka de Middelnederlandse Beka een ano-niemee Bourgondische kroniek het oude Goudse kroniekje en de Zeeuwse kro-niekk van Jan van Reygersbergh Omdat de Rijmkroniek de enige contemporaine bronn voor het leven van graaf Floris duidelijk maakte dat de slag in Zeeland plaats vond zonder de wateren te noemen waar de slag zich had afgespeeld koos Scri-veriuss voor de variant in de Latijnse Beka die hij vertaalde als Voornerzee of optt land van Voorn aan zee voor het geval het om een veldslag in plaats van eenn zeeslag was gegaan14

Belangrijkerr voor het leven van Floris V was het verhaal in de Divisiekroniek overr de verkrachting van de vrouw van Gerard van Velsen door de graaf Dit wass een thema dat zowel in de Middeleeuwen als in de vroegmoderne tijd -- en tegenwoordig overigens nog steeds - vele pennen in beweging zette en datt ook in het eerdergenoemde drama van Hooft prominent aan de orde kwam1 In een flink aantal Hollandse kronieken kon worden gelezen dat dit vergrijpp van Floris V ten oorzaak had gelegen aan de moord op zijn persoon doorr dezelfde Van Velsen Scriverius wees er echter op dat dit motief voor de vorstenmoordd niet in geschiedwerken uit de tijd van Floris zelf werd genoemd Dee eerste berichten dateerden pas uit kronieken die zeker honderdjaar na dato warenn samengesteld zo kon hij melden Bekas kroniek geschreven vijftigjaar naa dato noch de Rijmkroniek van Melis Stoke de enige contemporaine bron voorr het leven van Floris V vermeldden het overspel van de graaf aldus Scri-verius

Hijj was ook in staat om aan te tonen hoe het verhaal de wereld in was geko-men Volgens hem lag de oorzaak in een verkeerde lezing van een passage in dee Rijmkroniek van Melis Stoke Diens opmerking Dat die Grave hielt over spel betekendee volgens Scriverius niet dat hij overspel gepleegd zou hebben maar datt hij de omsingeling door Van Velsen en kornuiten voor een spelletje hield Afschrijverss van de Rijmkroniek hadden de twee woorden aan elkaar geplakt schreeff Scriverius en verwarrend was volgens hem ook de verloren of veranderde betekeniss van het oude woord over17 Scriverius merkte tenslotte op dat hij niet

133 Aurtlius Die crunyrke van Hollandt foumllCLXXVv 144 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 336-337 155 Een recente publicatie over deze kwestie betreft Burgers Eer en schande van Floris V 166 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 372-374 177 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 374

244 4 Eenn keten van graven

zoverr wilde gaan om te beweren dat de verkrachting absoluut niet plaatsge-vondenn kon hebben maareen motief voor de moordenaars was zij zeker niet geweest alleenlick moet ick den waer-waenders ende lichtgheloovighen die terstontt al ghelooven dat sij lesen ende meenen dat al waer is dat men schrijft eenn beter oordeel ende naerder bedenckinghe inscherpen [] Endede Chro-nijckk en is immers de Bijbel niet1 Enkele jaren na het verschijnen van Be-schrijvingkeschrijvingke van out Batavien kwam deze kwestie nog eens aan de orde in Scri-verius briefwisseling met Ubbo Emmius Scriverius legde Emmius uit waarom hijj meende dat het hele idee van de verkrachting door Floris V gebaseerd was opp een foute uiuumleg van de bewuste passage in de Rijmkroniek Emmius betoonde zichh echter niet onder de indruk en weigerde het verhaal weg te laten uit zijn eigenn Friese geschiedwerk omdat het toch op de instemming van zoveel ande-ree geschiedschrijvers kon rekenen

Dee meeste gegevens uit de Divisiekroniek toetste Scriverius in de eerste plaats aann de contemporaine Rijmkroniek van Melis Stoke Ook nam hij in zijn Aen-teyckeningen bij de tekst van de Divisiekroniek aanvullende gegevens op die al-leenn door de Rijmkroniek werden verstrekt Helemaal consequent was Scrive-riuss hierin ondertussen niet Bij het opsommen van alle mogelijke motieven voor dee moord op Floris noemde hij ook de nijd van Hollandse adellijke geslach-tenn als de Van Velsens die zou zijn veroorzaakt door Floris ridderslag van veer-tigg rijke huisluiden in het jaar 1295- Het verhaal over deze bekende gebeur-tenis op grond waarvan Floris door de oude adel misprijzend der keerlen God zouu zijn genoemd had Scriverius wel aangetroffen in de Divisiekroniek maar in dee Rijmkroniek van Melis Stoke ontbrak dit verhaal In zijn oudheidkundige com-mentaarr verzweeg Scriverius dit laatste gegeven Verder besprak Scriverius nog veell meer mogelijke persoonlijke motieven van de moordenaars van graaf Flo-ris het trio Van Amstel Van Woerden en Van Velsen waarbij hij zelfs archief-stukkenn aanvoerde Daarmee bleef het oudheidkundig commentaar in 1612 voor-alsnogg steken in een vergaarbak van verhalen en meningen waaruit Scriverius well een keuze had willen maar niet goed had kunnen maken

Tweee jaar later was Scriverius selectiever in zijn weergave van de bronnen voor hett leven van Floris In zijn herbewerking van Floris levensbeschrijving voor dee stadsbeschrijving van Orlers liet hij nu een aantal in de Divisiekroniek te vin-denn passages geheel weg aangezien hij daarover inmiddels had besloten dat ze tochh geen hout sneden De hele slag op de Voervotzee bijvoorbeeld was nu verdwenen Zo ook een verhaal over de windhonden van Floris die hun baas trouww bleven tot aan het graf Dit verhaal werd zelfs al in de Rijmkroniek van Meliss Stoke vermeld maar Scriverius had hierover in 1612 al opgemerkt dat dit eenn literair thema moest betreffen Een ander voorbeeld betreft een passage overr de door Floris aan Stavoren verleende stadsrechten die in 1612 door Scri-veriuss zonder commentaar uit de Divisiekroniekwds overgenomen In 1614 werd

188 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376 199 Scriverius aan Emmius 12-6-1614 Emmius aan Scriverius 18-6-[1614] 200 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376-377

Dee Hol landse Middeleeuwen volgens Scriverius 245 5

ditt verhaal juist door hem weerlegd Behalve de Divisiekronieken de kroniek van dee anonieme Clerc uten laghen landen die in verband met deze gebeurtenis dee belangrijkste bron voor de Divisiekroniek was geweest bleek geen enkele an-deree middeleeuwse geschiedschrijver dit verhaal te kennen Ook had Scriverius vernomenn dat het stadsarchief van Stavoren helemaal geen door Floris V ver-leendee privileges bezat-1

Bovendienn bestond Scriverius beschrijving van het leven van Floris uit 1614 niett langer uit een bewerking van de tekst van de Divisiekroniek gevolgd door eenn serie eigen aenteyckeningen In plaats daarvan ging Scriverius nu in zijn bewerkingg van de tekst van de Divisiekroniek al over tot een vergelijking met an-deree bronnen Dit leverde een samenhangender beeld op van de graaf dan voor-heen Met name de kwestie rond de moord op Floris stond Scriverius in 1614 eenn stuk helderder voor ogen dan twee jaar eerder Dit had hij grotendeels te dankenn aan zijn contact metjacob van Myerop en met Buchelius Toen Scriverius beginn 1614 met zijn bijdrage over het leven van Floris V voor het boek van Or-lerss bezig was klopte hij bij hen aan om nieuwe informatie Aan Buchelius schreef hijj overlopend van enthousiasme

Siet wat ick begeer ende eerstdaechs van node hebbe De Genealogie van Aemstel Desenn Boom verstae ick dat onder andere by UE aen verscheyden tacken is berustende alss oock mede de stam van Woerden Tsal de Heer en Vrundt mij dese ghelieven met denn eersten te doen afschrijven Inde kosten van copieren wil ick geern vervallen~

Bucheliuss reageerde hierop met een voor hem typerende wat onderwijzeri-gee brief2 Hij zond Scriverius de gevraagde stambomen van de Van Amstels enn Van Woerdens en waarschuwde daarbij dat juist de middeleeuwse gene-alogiee een complex en obscuur terrein was Vervolgens ging hij in op de kwes-tiee van het verbod dat na de gewelddadige dood van Floris in 1296 zou zijn uitgevaardigdd op het nog langer dragen van de oude familiewapens door de verwantenn van de moordenaars van Floris Dit verbod werd in de Divisiekro-niekniek vermeld en was door Scriverius zonder commentaar in zijn bewerking van 16122 overgenomen Buchelius schreef Scriverius nu dat hij niet moest den-ken dat de Van Amstels om deze reden hun familienaam en blazoen veran-derdd zouden hebben in die van de Van Mijndens en de Van IJsselsteins der-gelijkee veranderingen vonden ook al lang voacuteoacuter het jaar 1300 plaats om de stam-bomenn van jongere zonen van die van de oudsten te onderscheiden Scrive-riuss moet zich hierdoor hebben laten overtuigen want in zijn herbewerking vann het leven van Floris in Orlers stadsbeschrijving is de passage over het in 12966 uitgevaardigde verbod weggelaten

Overigenss bleef Scriverius zich ook in de periode na 1614 bezighouden met dee problematiek rond de moord op Floris V Uit zijn correspondentie blijkt dat Bucheliuss bij het onderzoek naar Floris nog steeds onmisbaar was In de jaren

211 Orlers afschrijving der stad Ledden 232 222 Scriverius aan Buchelius 16-1-HiH 233 Buchelius aan Scrivtrius [1614]

246 6 Eenn keten van graven

1626-16277 werd er door beide geleerden opgewonden heen-en-weer geschreven overr Buchelius ontdekking van een derde voorheen onbekende Gijsbrecht van Amstell in de archiefstukken Hierdoor bleek de opmerking in de Divisiekroniek enn in Scriverius bewerking uit 1612 dat Gijsbrecht een slecht oud man was eenn zwakke oude man die zich door Van Velsen en Van Woerden had laten over-halenn tot de moord op de graaf niet langer houdbaar24 Het volgende jaar wil-dee Scriverius van Buchelius een manuscript lenen getiteld Vande Rechten ende Handvestenn van die van Kenemerlandt gegeven by Gr FlorensL3 In 1632 kwam Bucheliuss terug op het verhaal over de ridderslag van de veertig huislieden door Floris naar aanleidingvan Boxhorns Theatrum Buchelius schreef dit altijd al een volkspraatje gevonden te hebben26 Verder vroeg Scriverius herhaaldelijk Bu-chelius manuscripten te leen onder andere met het oog op de vraag of het land vann Woerden en Amstel wel op rechtmatige wijze aan de Hollandse graven was toegekomen gezien de vele oorlogen die over het bezit van deze landen waren gevoerdd tussen de graaf en de bisschop in de tijd na Floris V27

Inn 1614 waren sommige onzekere passages toch nog ontsnapt aan Scrive-rius nieuwe kritische selectie Wanneer verhalen erg bekend waren bleef hij zee opnemen in zijn herbewerking Het verhaal over de ridderslag van veertig huisliedenn door der keerlen God vermeldde hij bijvoorbeeld opnieuw hoe-well Scriverius nu wel opmerkte dat de Rijmkroniek waarvan hij bij wijze van primeurr de naam van de auteur Melis Stocke kon onthullen noch Beka noch Wilhelmuss Procurator dit verhaal kenden Desondanks heeft het verkrijgen vann nieuwe informatie dankzij Jacob van Myerop ervoor gezorgd dat Scrive-riuss een duidelijker standpunt dan voorheen wist in te nemen ten aanzien van dee mogelijke motieven van de moordenaars van graaf Floris Zijn vermoeden datt de verkrachting van Van Velsens vrouw niet het motief kon zijn geweest voorr een samenzwering van de belangrijkste edellieden tegen hun graaf zag hijj bevestigd dankzij de door Van Myerop geleverde documenten uit de Haag-see Rekenkamer De aanleidingen bleken deels op binnenlands terrein te lig-gen Floris V had de door bisschop Jan van Nassau illegitiem aan de latere moor-denaarss van de graaf verkochte landgoederen teruggevorderd en deze heren haddenn een vernederende zoen met Floris moeten sluiten waarbij zij al hun goederenn aan de graaf dienden op te dragen Bovendien was er het gedrag vann Floris V op het internationale politieke toneel geweest de graaf had zich latenn omkopen en was overgelopen van de Engelse koning Eduard naar de Fransee kroon De moord op Floris bleek te zijn voortgevloeid uit een ont-voeringsplann van koning Eduard die gebruik kon maken van de ontevre-denheidd van de heren Van Velsen Van Amstel en Van Woerden Dit was ge-

244 Beschnjvingiw van out Batavien eerste paginering 327 Scriverius aan Buchelius 27-9-1627 Buchelius aan Scriverius 30-9-1627 Scriverius aan Buchelius 1-10-1627 Buchelius aan Scriverius 2-10-1627 De opmerking inn de Divisiekroniek over Gijsbrecht ging terug op de Middelnederlandse Bekakroniek een oud simpel man (geciteerdd in Verkaik De moord op graaf Floris 43 n99) 255 Scriverius aan Buchelius 13-12-1628 266 Buchelius aan Scrrverius10-9-1632 277 Dit keer vervocht Scriverius om deze en andere informatie ten bate van zijn commentaar opliet oude Goud-see kroniekje Scriverius aan Buchelius 30-7-1631 Buchelius aan Scriverius 16-8-1631

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 247 7

heell nieuwe informatie in de middeleeuwse kronieken was hier niets over te lezen2H H

Scriveriuss liet zich in 1612 en 1614 niet ongunstig uit over graaf FlorisV Dit iss opmerkelijk aangezien in het toneelstuk van Hooft over Floris de verkrachting vann de vrouw van Gerard van Velsen centraal stond en er zelfs gezinspeeld werd opp de eigentijdse groeiende spanning tussen de stadhouder en de Hollandse Staten waarbij de positie van Floris en die van Maurits tot op zekere hoogte aann elkaar werden gespiegeld29 Uit Scriverius beschrijving van het leven van Floriss V blijk t niet dat hij een visie op de actuele problematiek wilde laten door-schemeren ook niet waar hij inging op de verwijdering tussen de Hollandse adell en de graaf Vast staat dat Scriverius in zijn bewerking van de Divisiekro-niekniek uit 1612 Van Velsen en zijn kornuiten voortdurend aanduidde als sa-menzweerders en moordenaars V Dat Floris zich mogelijk vergrepen zou kun-nenn hebben aan de vrouw van Van Velsen durfde Scriverius uiteindelijk niet ontkennen Maar hij bagatelliseerde dit gegeven als het ware zeker in verge-lijkin gg met het toneelstuk van Hooft door op te merken dat de Hollandse adel hierinn zeker geen aanleiding zou hebben gevonden om een aanslag op Floris tee beramen De nijd van Van Amstel en Van Woerden was volgens Scriverius opgewektt door zaken als de ridderslag van de veertig huislieden en de ontne-mingg van hun goederen door Floris Dit waren ernstige zaken maar ze droe-genn niet de regelrechte schande van een verkrachting in zich Tot besluit van zijnzijn commentaar op het leven van Floris V schreef Scriverius in 1612 Dit is ghenoechh vander Hovelingen ende Heeren verraedt opghenomen teghen ha-renn Landts-Heere Tot waerschouwinge alhier wijdtlustich verhaelt CAVETE VUuml-

BISBIS PRINCIPES1 (Vorsten past op uw tellen) Twee jaar later had Scriverius de beschikkingg gekregen over nieuwe informatie over het gedrag van Floris en dezee informatie pleitte niet voor de graaf Scriverius heeft bij een paar passa-gess in zijn nieuwe levensbeschrijving uit 1614 waar het ging om compromit-terendd gedrag van Floris groot nota in de kantlijn laten drukken Dit neemt niett weg dat hij deze levensbeschrijving besloot met opmerkingen als Genk vann Velsen doorsteeckt hem moordadelickV- Ook vinden we in deze herzie-ningg nog steeds passages over het uitstekende karakter van Floris die recht-streekss zijn ontleend aan de Divisiekroniek en Scriverius eigen bewerking van dezee tekst uit 1612 En in 1630 schreef Scriverius in een noot bij Hugo de Grootss verhandeling over de Bataafse republiek aangaande Floris V Hij is de Floriss die uit een naar oudermoord verlangende haat op schandelijke wijze is vermoordd door de zijnen in het jaar 1296

288 Orlers Besrhrijvinge der stad Isyden 235-23H Scriverius vond het relaas wel terug in jacobus Meyerus ge-schiedeniss van Maanderen en zelfs wal uitgebreider aangezien Meyerus ook het aandeel van de graaf van Vlaan-derenn in de samenwering beschreef 299 Duiis Van Rartholomeusnacht 25-26 300 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 377 311 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 383 322 Oilers Beschrijvinge der stad Leyden 239 333 Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 240 344 Grotius Liber 130 Is est Florentius qui parricidali odio nefarie a suis est trucidatus anno MCCX(AT

248 8 Eenn keten van graven

Dee kritiek van Scriverius op het beeld van Floris V in de Divisiekroniek was uit-voerig maar een groot deel van zijn commentaar betrof allerlei detailkwesties Hett belangrijkste gegeven dat door hem ter discussie werd gesteld was de in de DivisiekroniekDivisiekroniek verhaalde ontering van de vrouw van Van Velsen Dit betekende datt Floris er uiteindelijk beter af kwam in Scriverius relaas dan in de Divisiekroniek Datt Scriverius waardering voor deze graaf overeind bleef had te maken met zijnn waardering voor het instituut van de grafelijke regering in het algemeen Scriveriuss beschouwde de oude graven namelijk als de grondleggers van het ge-westt Holland zoals dat bestond in de tijd van de Republiek Zijn gedachten over dee belangrijke betekenis van de oude graven komen het sterkst naar voren uit hett in 1650 verschenen bronnenboek Principes

Hett grote bronnenboek Principes

Dee medieumlvistische bronnenboeken van Scriverius kenden zoals opgemerkt al-lemaall dezelfde structuur In de bewerking van de Divisiekroniek de editie van hett oude Goudse kroniekje Batavia illustrata en Principes werden de bronnen voorr de middeleeuwse geschiedenis van Holland namelijk steeds gepresenteerd alss een gravenreeks in woord en beeld Daartoe deelde Scriverius de door hemm uitgegeven verhalende bron op in fragmenten betreffende de afzon-derlijkee levens van de achtereenvolgende graven van Holland In Batavia il-lustratalustrata en Principes bundelde hij vervolgens fragmenten uit verschillende bron-nenn per graaf Hiermee werden dan als het ware de bouwstenen voor nieu-wee en meer betrouwbare levensbeschrijvingen van de graven aangereikt In dee bewerking van de Divisiekroniek en in de editie van het oude Goudse kro-niekjee kon de lezer deze bouwstenen vinden in de kritische Aenteycke-ninghen en in de Toets-steen In alle bronnenboeken kregen de graven van Scriveriuss een volgnummer en een portret Voorts gingen de portretten in alle bronnenboekenn vergezeld van gedichtjes waarin de belangrijkste daden van dee graaf werden gememoreerd

Ondankss de overeenkomst in structuur was er wel sprake van een verschil in doelstellingg tussen de twee uitgaven van afzonderlijke kronieken enerzijds en dee bloemlezingen in Batavia illustrata en Principes anderzijds Terwijl in de be-werkingg van de Divisiekronieken in de editie van het oude Goudse kroniekje de oudheidkundigee kritiek op de historische overlevering de boventoon voerde warenn Scriverius collecties middeleeuwse en humanistische geschiedwerken in BataviaBatavia illustrata uit 1609 en in Principes uit 1650 juist bedoeld als zo betrouw-baarr mogelijke bronnenboeken Deze bloemlezingen dienden de zeventiende-eeuwsee geschiedkundigen en overige lezers in kennis te stellen van de beste bron-nenn voor de geschiedenis van het graafschap Holland op kritische wijze gese-lecteerdd door Scriverius In de Batavia uumllustratawas de bloemlezing nog beperkt tott de vroeg-humanistische literatuur In dit boek (in het tekstdeel Illustrissi-

355 In het oude (ioudse kroniekje ging het niet om verzen maar om korte biografieeumln in proza en in het Latijn

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 249 9

4040 Scriverius opdracht aan de StatenStaten van Holland en West-FrieslandFriesland in Principes Hol-landiae et Westfiumlisiae Ko-ninklijkeninklijke Bibliotheek Den Haag

ILLVSTRISS AC POTENTISS

H O L L A N D I i pound pound WESTFRISIEQV E E

ORDINIBVS PATRI poundpound PATRIBV S

O P T M A X BELL OO H 1 S P A N I C Uuml

QVODD AB AV1TA NEC EXCISA VNQVAM VLL A MAIOIumlUBVS EORVMV EE HACTENV S POST EMS DESERTS | j E R I A IS HOi l l31 i EE OR VS POTIS51MVM AMBITION S AC D0MINAND 1 UBtDINE IXFRIM Ouml IERDINAND II TOL1TAKI ALBS DVCtS CRVENTI S SI MO OMNIBVSQ ETT OMNIIumlV S DETESTANDOSCVt iuml fcxiNNlO 1 laquoVSOIM m t s i u - MORVMQV EE AC1NGESII ET LECVM CENTI S IGNARt ABVSI PMNCIFIumlM QVIUV iumliuml A l l raquo AD TArV M IAM RERVM fOTUumlNTHVS QVIOVI S Hl i l lCK OO EORVM AC REIP DAMNO AC AM t ROPE ClM HflV S FX1TIO ADVERSVMM eiDCM i Br RTAT 1 laquo raquo laquo laquo DfuumlANT C U H PRIMO ET DEIUumlPEE VAtA M ILLATVM MACK O AVSV AC ANIMO MAtORIBV S CIET EE INITI O AMIUI 1 OJ A l i Alaquoll MOM MOO O I t t H t i S Iuml U SED ETT IP SIS HAVO IN BiumlLGI O TANTV M SED JT A L 11 CON cv SS | s NON MODOO IPS1S HISPANORVM GADIBV S AC TERRITIS SED ET EISPEM ADD GANCEW USQ^VE NOVOQJE ETIA M IN ORBE RECKO NON UNO PRIDEMM EXVTIS FEL1CITER TOTO TERRARV M ORBE STVPEKTE ILLATV MM EST

ETT JAM

G L O R I O S AA FACE QVAA N V L U GENTI OFPERai AVT PARI POTVIT AVGVSTIOR

QVJEQV EE OMN1BVS POTIOR EST TRlyenMraquoHK OMMEtQ i AOF0 TRIYMPHO S S1BII 1NCLVDIT A B H S m l l O iuml t - A T A HSSTIBVI IIMV L CVM A f i N I T A

HBEumlRTATE ETTvEOJO BEILOR V M (IumlVAHV1 S EXVOT O GESTORVM DAT SS DEXTRA VTRIMQJ E ET f lD E LVIumlENTE R EXCEPTA HAVO MIMV 55 QVAM BELLO

I N C L V T 1 S l E L i c i s s i a i i

EE T

F E 1 I C I S S I U OS S

S V B D I T O S S IMPERI OO COMPLEXIS

morumm Hollandiae Zelandiaeque Comitum ac Dominonim Frisiae icones et his-toriae)) presenteerde Scriverius voor het middeleeuwse verleden van Holland vrijwell uitsluitend teksten afkomstig uit de geschiedwerken van I ladrianus Bar-landuss en Jacobus Meyerus In Principes drukte Scriverius echter eer veel tekst-fragmentenn af uit niet alleen humanistische geschiedwerken maar ook en voor-alal uit middeleeuwse annalen en kronieken Zowel Scriverius verdiensten als uit-geverr van annalen en kronieken als zijn beeld van het middeleeuwse verleden vann Holland laten zich het beste aflezen uit dit zeer erudiete en monumentaal uitgevoerdee Principes In het hiernavolgende zal daarom de aandacht speciaal wordenn gericht op dit bronnenboek

Scriveriuss had alle recht om zijn bronnenboek uit 1650 trots een heerlick werck enn het Groote Boeck van de Graeven te noemen Principes was inderdaad op-

366 Zit- hoofdstuk 3 p 15J

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 3: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

240 0 Eenn keten van graven

Scriveriuss en de Divisiekroniek

Wanneerr we kijken naar de enige twee kronieken die door Scriverius in hun ge-heell zijn uitgegeven en van commentaar voorzien de Divisiekroniek - i n bewerkte vormm - en het oude Goudse kroniekje valt het onmiddelijk op dat Scriverius zijnn keuze heeft laten vallen op kronieken waarvan reeds een uitgave beschik-baarr was terwijl er nog altijd zoveel geschiedwerken ongedrukt waren Dit gold ookk voor zijn niet voltooide project het verzorgen van een nieuwe editie van dee in 1591 en 1620 reeds uitgegeven Rijmkroniek van Melis Stoke en voor de uitgavee van de kroniek op naam van Jan Veldener door Boxhorn waar Scrive-riuss bij betrokken is geweest Veldeners korte Hollandse kroniek vormde samen mett het oude Goudse kroniekje de allereerste eacuten enige uitgaven van geweste-lijk ee Hollandse kronieken uit de periode voacuteoacuter 1500

Scriveriuss zal zijn keuze op deze teksten hebben laten vallen omdat de reedss in de late Middeleeuwen gedrukte kronieken bepalend waren voor het beeldd van het Hollandse verleden bij de meeste lezers In dit beeld kon hij zichh in allerlei opzichten slecht vinden Zijn ijver om beide kronieken van uitvoerigg oudheidkundig commentaar te voorzien toont aan dat het hem voorall te doen was om het meest gangbare beeld van de Oudheid en Mid-deleeuwenn aan de hand van andere bronnen te toetsen en zo nodig bij te stellen De wijze waarop Scriverius de uit te geven tekst van het oude Goud-see kroniekje heeft samengesteld geeft duidelijk aan dat er eerder sprake was vann oudheidkundige dan van filologische motieven voor zijn nieuwe editie Inn de Toets-steen schreef hij dat hij de tekst van de kroniek had geraad-pleegdd in uitgaven uit 1478 gedrukt in Gouda en 1483 gedrukt in Leiden Welkee druk hij nu precies aanhield voor zijn eigen tekstuitgave liet hij ech-terr in het midden Ook blijkt uit Scriverius aantekeningen in zijn editie dat hijj tevens een handschrift van het oude Goudse kroniekje heeft geraad-pleegdd en daar nu en dan varianten uit optekende die overigens duidelijk werdenn aangegeven door middel van teksthaken Van een structurele ver-gelijkingg tussen de twee wiegedrukken en dit handschrift is echter geen sprakee geweest en ook lichtte Scriverius zijn lezers niet in over de relatie tus-senn dit handschrift en de wiegedrukken Bovendien betreffen Scriverius marginaliaa bij de tekst van het kroniekje en de Toets-steen achter de kro-niektekstt nauwelijks taalkundige opmerkingen Het gaat steeds om opmer-kingenn over de historische inhoud van het kroniekje Vergelijken we Scrive-rius nieuwe editie van het oude Goudse kroniekje met Janus Dousas editio princepsprinceps van de Rijmkroniek van Melis Stoke dan kunnen we concluderen datt Scriverius uitgave niet in de eerste plaats verscheen onse Tael ter eeren

11 Tilmans Aurelius 54-55 Carasso-Kok Repntoiium nrs 152 (oude Goudse kroniekje) en 317 (Veldener) 22 Carasso-Kok Repertorium nr 152 er bestond overigens ook nog een Delftse druk vervaardigd tussen 1480 enn 1484 33 Het oude Coutsche rhmntcxken 2() 44 Het oude (ioutsrhe rhronyrxkrti 199

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 241 1

zoalss bij Dousas editie het geval was geweest maar bovenal om de feyten groott van wapenen te leeren5

Dezee oudheidkundige motieven voor het uitgeven en becommentarieumlren van oudee kronieken maakten dat Scriverius de meeste energie heeft gestopt in twee nogg tijdens zijn leven daadwerkelijk verschenen bewerkingen van de Divisie-kroniekkroniek en dat hij die zelfs graag nog een derde keer had willen herzien De DivisiekroniekDivisiekroniek was in de zestiende en zeventiende eeuw immers verreweg het meestt invloedrijke Hollandse geschiedwerk De kroniek was erg toegankelijk omdatt hij in de volkstaal was geschreven en werd blijkens de verschillende her-uitgavenn inderdaad veel gelezen Sinds de eerste uitgave uit 1517 was de kro-niekk vrijwel ongewijzigd - afgezien van de continuaties - herdrukt in 15851590-1591 1595 en - vertaald in het Frans - 16016 Scriverius verzamelde vrijwel al dezee edities7 Bovendien was de inhoud van de Divisiekroniek al snel na het ver-schijnenn van de eerste editie omgewerkt tot een uitermate succesvol schoolboek Dezee verkorte schoolboekversie beleefde tussen 1538 en 1600 maar liefst 25 uitgaven om in de zeventiende eeuw nog eens 23 keer op de markt te worden gebracht88 Dit schoolboek werd gebruikt bij het meest elementaire onderwijs Zeerr veel inwoners van Holland namen aldus kennis van de in deze kroniek opgenomenn verhalen over de Hollandse graven de Utrechtse bisschoppen en-zovoorts waar Scriverius zon kritiek op had En de verhalen van de auteur van dee Divisiekroniek - dat was Cornelius Aurelius maar daar waren de zeventien-de-eeuwsee humanisten zich niet van bewust - gingen op hun beurt vaak weer terugg op allerlei middeleeuwse geschiedwerken waaronder de kroniek van Beka waarin Scriverius ook weer talloze onwaarheden meende te kunnen en moetenn aanwijzen9

Wanneerr we Scriverius bewerkte en becommentarieerde levensbeschrijving vann bijvoorbeeld graaf Floris V in de Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 on-derr de loep nemen kunnen we iets meer te weten komen over de aard van zijn oudheidkundigee commentaar op de Divisiekroniek en tevens over zijn belang-stellingg voor de Hollandse graven Door de bewerking en Aenteyckeninghen uitt 1612 voorts te vergelijken met Scriverius bijdrage over het leven van Floris VV in de stadsbeschrijving van Orlers uit 1614 is het ook mogelijk om een en an-derr aan te vullen met opmerkingen over zijn progressie als antiquarisch on-

55 Uit Dousas voorwoord bij Stoke Hallandtsche Riim-kroniik veren 57-59 (zie ook hoofdstuk 4 p 165-166) 66 Tilmans Aurelius 177-179 77 In de veilingcatalogus Hibliotheca Scriveriana vinden we onder Historici in folio nr 230 Item [ril als nr 229 diee volgt] van Adams tijden tot 1517 met zeventiende-eeuwse-eeuwse hand is hierbij aangevuld Tot Leyden 15171517 nr 229 De kronijk van Hollandt Zeelandt en Vrieslandt van Adams tijden tot 1417 [sic] tot Delft by Albertt Hendriksz 159Iuml onder Libri incompacti nr 29 Kronijk van Hollandt Zeelandt en Frieslandt van Adams tijdenn af tot 1516 tAmst by Cornells Claesz 1595 ibidem nr 31 en 47 deel 1 en 2 van Cronijk van Hollandt enn Zeelandt door EDV tot Dori by Piet Verhaagen 1595 onder Historici in folio nr 195 La Grande Croni-quee ancienne amp Moderne des Pais bas Iusques a la fin de 1an 1600 par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq Canin 1601 deux Vollum [cursiveringen zijn van mij SL] 88 Tilmans Aurelius 179-180 Ook in de achttiende eeuw bleef het boek gebruikt worden de laatste druk ver-scheenn nog aan het begin van de negentiende eeuw 99 Ibidem 103-110 Aurelius gebruikte enkele latere bewerkingen van Bekas kroniek

242 2 Eenn keten van graven

3939 Portret van graaf Floris Vin Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

derzoeker100 Floris V stond sterk in Scriverius belangstelling en trok ook de no-digee aandachtvan vele andere zeventiende-eeuwse geschiedkundigen Ook li-teratorenn interesseerden zich voor Floris PC Hooft vervaardigde zijn toneel-stukk Geeraerdt van Velsenva 1613 Er was trouwens sprake van een wederzijdse beiumln-vloedingg op het gebied van geschiedschrijving en drama in de zeventiende eeuw Hooftss toneelstuk was in sterke mate gebaseerd op de Divisiekroniek Scriverius verwerktee op zijn beurt zinswendingen uit Hoofts drama in zijn bijdrage over hett leven van Floris aan Orlers stadsbeschrijving12

Inn de Aenteyckeninghen in Beschrijvinghe van out Batavien werd veel kritiek geleverdd op de levensbeschrijving van Floris V in de Divisiekroniek maar deze kri-

100 Beschrijvinghe van out Batavien eersle paginering 314-383 met de Aenteyckeningen op p 333-383 titel-lozee bijdrage in Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 225-240 111 Zie Verkaik De moord op graaf Floris 36-37 Over Floris in het zeventiende-eeuwse drama in het algemeen Duits Van Bartholomeusnacht 122 Verkaik De moord op graaf Floris 73 Zie overigens ook Duits Van Bartholomeusnacht 32 voor een ander voor-beeldd van de connectie tussen drama en geschiedschrijving Hooft zond Hugo de Groot het manuscript van zijn toneelstukk Baeto (1617) Hierop adviseerde De Groot dat Hooft het drama moest laten eindigen met de inhul-digingg van Baeto (de prinselijke leider van de oude Bataven) aan de hand van het Groot Privilege van 1477

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 243 3

tiekk betrof veelal kwesties van een nogal anekdotisch gehalte De oudste ver-halendee bronnen vormden daarbij steeds de leidraad voor Scriverius kritiek op dee Divisiekroniek We kunnen dit bijvoorbeeld goed zien aan de hand van een doorr Scriverius aangebrachte verbetering van een corrupte passage in de Divi-siekronieksiekroniek Deze kroniek vermeldde een slag op de Voervotzeel s in de strijd tus-senn de voogden van Floris V Deze plaatsaanduiding betrof duidelijk een ver-gissingg ofwel verschrijving Scriverius merkte op dat hij deze zee niet kende en datt andere bronnen alternatieve aanduidingen vermeldden Vervolgens som-dee hij deze bronnen op in hun chronologische volgorde de Rijmkroniek van Meliss Stoke de Latijnse kroniek van Beka de Middelnederlandse Beka een ano-niemee Bourgondische kroniek het oude Goudse kroniekje en de Zeeuwse kro-niekk van Jan van Reygersbergh Omdat de Rijmkroniek de enige contemporaine bronn voor het leven van graaf Floris duidelijk maakte dat de slag in Zeeland plaats vond zonder de wateren te noemen waar de slag zich had afgespeeld koos Scri-veriuss voor de variant in de Latijnse Beka die hij vertaalde als Voornerzee of optt land van Voorn aan zee voor het geval het om een veldslag in plaats van eenn zeeslag was gegaan14

Belangrijkerr voor het leven van Floris V was het verhaal in de Divisiekroniek overr de verkrachting van de vrouw van Gerard van Velsen door de graaf Dit wass een thema dat zowel in de Middeleeuwen als in de vroegmoderne tijd -- en tegenwoordig overigens nog steeds - vele pennen in beweging zette en datt ook in het eerdergenoemde drama van Hooft prominent aan de orde kwam1 In een flink aantal Hollandse kronieken kon worden gelezen dat dit vergrijpp van Floris V ten oorzaak had gelegen aan de moord op zijn persoon doorr dezelfde Van Velsen Scriverius wees er echter op dat dit motief voor de vorstenmoordd niet in geschiedwerken uit de tijd van Floris zelf werd genoemd Dee eerste berichten dateerden pas uit kronieken die zeker honderdjaar na dato warenn samengesteld zo kon hij melden Bekas kroniek geschreven vijftigjaar naa dato noch de Rijmkroniek van Melis Stoke de enige contemporaine bron voorr het leven van Floris V vermeldden het overspel van de graaf aldus Scri-verius

Hijj was ook in staat om aan te tonen hoe het verhaal de wereld in was geko-men Volgens hem lag de oorzaak in een verkeerde lezing van een passage in dee Rijmkroniek van Melis Stoke Diens opmerking Dat die Grave hielt over spel betekendee volgens Scriverius niet dat hij overspel gepleegd zou hebben maar datt hij de omsingeling door Van Velsen en kornuiten voor een spelletje hield Afschrijverss van de Rijmkroniek hadden de twee woorden aan elkaar geplakt schreeff Scriverius en verwarrend was volgens hem ook de verloren of veranderde betekeniss van het oude woord over17 Scriverius merkte tenslotte op dat hij niet

133 Aurtlius Die crunyrke van Hollandt foumllCLXXVv 144 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 336-337 155 Een recente publicatie over deze kwestie betreft Burgers Eer en schande van Floris V 166 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 372-374 177 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 374

244 4 Eenn keten van graven

zoverr wilde gaan om te beweren dat de verkrachting absoluut niet plaatsge-vondenn kon hebben maareen motief voor de moordenaars was zij zeker niet geweest alleenlick moet ick den waer-waenders ende lichtgheloovighen die terstontt al ghelooven dat sij lesen ende meenen dat al waer is dat men schrijft eenn beter oordeel ende naerder bedenckinghe inscherpen [] Endede Chro-nijckk en is immers de Bijbel niet1 Enkele jaren na het verschijnen van Be-schrijvingkeschrijvingke van out Batavien kwam deze kwestie nog eens aan de orde in Scri-verius briefwisseling met Ubbo Emmius Scriverius legde Emmius uit waarom hijj meende dat het hele idee van de verkrachting door Floris V gebaseerd was opp een foute uiuumleg van de bewuste passage in de Rijmkroniek Emmius betoonde zichh echter niet onder de indruk en weigerde het verhaal weg te laten uit zijn eigenn Friese geschiedwerk omdat het toch op de instemming van zoveel ande-ree geschiedschrijvers kon rekenen

Dee meeste gegevens uit de Divisiekroniek toetste Scriverius in de eerste plaats aann de contemporaine Rijmkroniek van Melis Stoke Ook nam hij in zijn Aen-teyckeningen bij de tekst van de Divisiekroniek aanvullende gegevens op die al-leenn door de Rijmkroniek werden verstrekt Helemaal consequent was Scrive-riuss hierin ondertussen niet Bij het opsommen van alle mogelijke motieven voor dee moord op Floris noemde hij ook de nijd van Hollandse adellijke geslach-tenn als de Van Velsens die zou zijn veroorzaakt door Floris ridderslag van veer-tigg rijke huisluiden in het jaar 1295- Het verhaal over deze bekende gebeur-tenis op grond waarvan Floris door de oude adel misprijzend der keerlen God zouu zijn genoemd had Scriverius wel aangetroffen in de Divisiekroniek maar in dee Rijmkroniek van Melis Stoke ontbrak dit verhaal In zijn oudheidkundige com-mentaarr verzweeg Scriverius dit laatste gegeven Verder besprak Scriverius nog veell meer mogelijke persoonlijke motieven van de moordenaars van graaf Flo-ris het trio Van Amstel Van Woerden en Van Velsen waarbij hij zelfs archief-stukkenn aanvoerde Daarmee bleef het oudheidkundig commentaar in 1612 voor-alsnogg steken in een vergaarbak van verhalen en meningen waaruit Scriverius well een keuze had willen maar niet goed had kunnen maken

Tweee jaar later was Scriverius selectiever in zijn weergave van de bronnen voor hett leven van Floris In zijn herbewerking van Floris levensbeschrijving voor dee stadsbeschrijving van Orlers liet hij nu een aantal in de Divisiekroniek te vin-denn passages geheel weg aangezien hij daarover inmiddels had besloten dat ze tochh geen hout sneden De hele slag op de Voervotzee bijvoorbeeld was nu verdwenen Zo ook een verhaal over de windhonden van Floris die hun baas trouww bleven tot aan het graf Dit verhaal werd zelfs al in de Rijmkroniek van Meliss Stoke vermeld maar Scriverius had hierover in 1612 al opgemerkt dat dit eenn literair thema moest betreffen Een ander voorbeeld betreft een passage overr de door Floris aan Stavoren verleende stadsrechten die in 1612 door Scri-veriuss zonder commentaar uit de Divisiekroniekwds overgenomen In 1614 werd

188 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376 199 Scriverius aan Emmius 12-6-1614 Emmius aan Scriverius 18-6-[1614] 200 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376-377

Dee Hol landse Middeleeuwen volgens Scriverius 245 5

ditt verhaal juist door hem weerlegd Behalve de Divisiekronieken de kroniek van dee anonieme Clerc uten laghen landen die in verband met deze gebeurtenis dee belangrijkste bron voor de Divisiekroniek was geweest bleek geen enkele an-deree middeleeuwse geschiedschrijver dit verhaal te kennen Ook had Scriverius vernomenn dat het stadsarchief van Stavoren helemaal geen door Floris V ver-leendee privileges bezat-1

Bovendienn bestond Scriverius beschrijving van het leven van Floris uit 1614 niett langer uit een bewerking van de tekst van de Divisiekroniek gevolgd door eenn serie eigen aenteyckeningen In plaats daarvan ging Scriverius nu in zijn bewerkingg van de tekst van de Divisiekroniek al over tot een vergelijking met an-deree bronnen Dit leverde een samenhangender beeld op van de graaf dan voor-heen Met name de kwestie rond de moord op Floris stond Scriverius in 1614 eenn stuk helderder voor ogen dan twee jaar eerder Dit had hij grotendeels te dankenn aan zijn contact metjacob van Myerop en met Buchelius Toen Scriverius beginn 1614 met zijn bijdrage over het leven van Floris V voor het boek van Or-lerss bezig was klopte hij bij hen aan om nieuwe informatie Aan Buchelius schreef hijj overlopend van enthousiasme

Siet wat ick begeer ende eerstdaechs van node hebbe De Genealogie van Aemstel Desenn Boom verstae ick dat onder andere by UE aen verscheyden tacken is berustende alss oock mede de stam van Woerden Tsal de Heer en Vrundt mij dese ghelieven met denn eersten te doen afschrijven Inde kosten van copieren wil ick geern vervallen~

Bucheliuss reageerde hierop met een voor hem typerende wat onderwijzeri-gee brief2 Hij zond Scriverius de gevraagde stambomen van de Van Amstels enn Van Woerdens en waarschuwde daarbij dat juist de middeleeuwse gene-alogiee een complex en obscuur terrein was Vervolgens ging hij in op de kwes-tiee van het verbod dat na de gewelddadige dood van Floris in 1296 zou zijn uitgevaardigdd op het nog langer dragen van de oude familiewapens door de verwantenn van de moordenaars van Floris Dit verbod werd in de Divisiekro-niekniek vermeld en was door Scriverius zonder commentaar in zijn bewerking van 16122 overgenomen Buchelius schreef Scriverius nu dat hij niet moest den-ken dat de Van Amstels om deze reden hun familienaam en blazoen veran-derdd zouden hebben in die van de Van Mijndens en de Van IJsselsteins der-gelijkee veranderingen vonden ook al lang voacuteoacuter het jaar 1300 plaats om de stam-bomenn van jongere zonen van die van de oudsten te onderscheiden Scrive-riuss moet zich hierdoor hebben laten overtuigen want in zijn herbewerking vann het leven van Floris in Orlers stadsbeschrijving is de passage over het in 12966 uitgevaardigde verbod weggelaten

Overigenss bleef Scriverius zich ook in de periode na 1614 bezighouden met dee problematiek rond de moord op Floris V Uit zijn correspondentie blijkt dat Bucheliuss bij het onderzoek naar Floris nog steeds onmisbaar was In de jaren

211 Orlers afschrijving der stad Ledden 232 222 Scriverius aan Buchelius 16-1-HiH 233 Buchelius aan Scrivtrius [1614]

246 6 Eenn keten van graven

1626-16277 werd er door beide geleerden opgewonden heen-en-weer geschreven overr Buchelius ontdekking van een derde voorheen onbekende Gijsbrecht van Amstell in de archiefstukken Hierdoor bleek de opmerking in de Divisiekroniek enn in Scriverius bewerking uit 1612 dat Gijsbrecht een slecht oud man was eenn zwakke oude man die zich door Van Velsen en Van Woerden had laten over-halenn tot de moord op de graaf niet langer houdbaar24 Het volgende jaar wil-dee Scriverius van Buchelius een manuscript lenen getiteld Vande Rechten ende Handvestenn van die van Kenemerlandt gegeven by Gr FlorensL3 In 1632 kwam Bucheliuss terug op het verhaal over de ridderslag van de veertig huislieden door Floris naar aanleidingvan Boxhorns Theatrum Buchelius schreef dit altijd al een volkspraatje gevonden te hebben26 Verder vroeg Scriverius herhaaldelijk Bu-chelius manuscripten te leen onder andere met het oog op de vraag of het land vann Woerden en Amstel wel op rechtmatige wijze aan de Hollandse graven was toegekomen gezien de vele oorlogen die over het bezit van deze landen waren gevoerdd tussen de graaf en de bisschop in de tijd na Floris V27

Inn 1614 waren sommige onzekere passages toch nog ontsnapt aan Scrive-rius nieuwe kritische selectie Wanneer verhalen erg bekend waren bleef hij zee opnemen in zijn herbewerking Het verhaal over de ridderslag van veertig huisliedenn door der keerlen God vermeldde hij bijvoorbeeld opnieuw hoe-well Scriverius nu wel opmerkte dat de Rijmkroniek waarvan hij bij wijze van primeurr de naam van de auteur Melis Stocke kon onthullen noch Beka noch Wilhelmuss Procurator dit verhaal kenden Desondanks heeft het verkrijgen vann nieuwe informatie dankzij Jacob van Myerop ervoor gezorgd dat Scrive-riuss een duidelijker standpunt dan voorheen wist in te nemen ten aanzien van dee mogelijke motieven van de moordenaars van graaf Floris Zijn vermoeden datt de verkrachting van Van Velsens vrouw niet het motief kon zijn geweest voorr een samenzwering van de belangrijkste edellieden tegen hun graaf zag hijj bevestigd dankzij de door Van Myerop geleverde documenten uit de Haag-see Rekenkamer De aanleidingen bleken deels op binnenlands terrein te lig-gen Floris V had de door bisschop Jan van Nassau illegitiem aan de latere moor-denaarss van de graaf verkochte landgoederen teruggevorderd en deze heren haddenn een vernederende zoen met Floris moeten sluiten waarbij zij al hun goederenn aan de graaf dienden op te dragen Bovendien was er het gedrag vann Floris V op het internationale politieke toneel geweest de graaf had zich latenn omkopen en was overgelopen van de Engelse koning Eduard naar de Fransee kroon De moord op Floris bleek te zijn voortgevloeid uit een ont-voeringsplann van koning Eduard die gebruik kon maken van de ontevre-denheidd van de heren Van Velsen Van Amstel en Van Woerden Dit was ge-

244 Beschnjvingiw van out Batavien eerste paginering 327 Scriverius aan Buchelius 27-9-1627 Buchelius aan Scriverius 30-9-1627 Scriverius aan Buchelius 1-10-1627 Buchelius aan Scriverius 2-10-1627 De opmerking inn de Divisiekroniek over Gijsbrecht ging terug op de Middelnederlandse Bekakroniek een oud simpel man (geciteerdd in Verkaik De moord op graaf Floris 43 n99) 255 Scriverius aan Buchelius 13-12-1628 266 Buchelius aan Scrrverius10-9-1632 277 Dit keer vervocht Scriverius om deze en andere informatie ten bate van zijn commentaar opliet oude Goud-see kroniekje Scriverius aan Buchelius 30-7-1631 Buchelius aan Scriverius 16-8-1631

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 247 7

heell nieuwe informatie in de middeleeuwse kronieken was hier niets over te lezen2H H

Scriveriuss liet zich in 1612 en 1614 niet ongunstig uit over graaf FlorisV Dit iss opmerkelijk aangezien in het toneelstuk van Hooft over Floris de verkrachting vann de vrouw van Gerard van Velsen centraal stond en er zelfs gezinspeeld werd opp de eigentijdse groeiende spanning tussen de stadhouder en de Hollandse Staten waarbij de positie van Floris en die van Maurits tot op zekere hoogte aann elkaar werden gespiegeld29 Uit Scriverius beschrijving van het leven van Floriss V blijk t niet dat hij een visie op de actuele problematiek wilde laten door-schemeren ook niet waar hij inging op de verwijdering tussen de Hollandse adell en de graaf Vast staat dat Scriverius in zijn bewerking van de Divisiekro-niekniek uit 1612 Van Velsen en zijn kornuiten voortdurend aanduidde als sa-menzweerders en moordenaars V Dat Floris zich mogelijk vergrepen zou kun-nenn hebben aan de vrouw van Van Velsen durfde Scriverius uiteindelijk niet ontkennen Maar hij bagatelliseerde dit gegeven als het ware zeker in verge-lijkin gg met het toneelstuk van Hooft door op te merken dat de Hollandse adel hierinn zeker geen aanleiding zou hebben gevonden om een aanslag op Floris tee beramen De nijd van Van Amstel en Van Woerden was volgens Scriverius opgewektt door zaken als de ridderslag van de veertig huislieden en de ontne-mingg van hun goederen door Floris Dit waren ernstige zaken maar ze droe-genn niet de regelrechte schande van een verkrachting in zich Tot besluit van zijnzijn commentaar op het leven van Floris V schreef Scriverius in 1612 Dit is ghenoechh vander Hovelingen ende Heeren verraedt opghenomen teghen ha-renn Landts-Heere Tot waerschouwinge alhier wijdtlustich verhaelt CAVETE VUuml-

BISBIS PRINCIPES1 (Vorsten past op uw tellen) Twee jaar later had Scriverius de beschikkingg gekregen over nieuwe informatie over het gedrag van Floris en dezee informatie pleitte niet voor de graaf Scriverius heeft bij een paar passa-gess in zijn nieuwe levensbeschrijving uit 1614 waar het ging om compromit-terendd gedrag van Floris groot nota in de kantlijn laten drukken Dit neemt niett weg dat hij deze levensbeschrijving besloot met opmerkingen als Genk vann Velsen doorsteeckt hem moordadelickV- Ook vinden we in deze herzie-ningg nog steeds passages over het uitstekende karakter van Floris die recht-streekss zijn ontleend aan de Divisiekroniek en Scriverius eigen bewerking van dezee tekst uit 1612 En in 1630 schreef Scriverius in een noot bij Hugo de Grootss verhandeling over de Bataafse republiek aangaande Floris V Hij is de Floriss die uit een naar oudermoord verlangende haat op schandelijke wijze is vermoordd door de zijnen in het jaar 1296

288 Orlers Besrhrijvinge der stad Isyden 235-23H Scriverius vond het relaas wel terug in jacobus Meyerus ge-schiedeniss van Maanderen en zelfs wal uitgebreider aangezien Meyerus ook het aandeel van de graaf van Vlaan-derenn in de samenwering beschreef 299 Duiis Van Rartholomeusnacht 25-26 300 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 377 311 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 383 322 Oilers Beschrijvinge der stad Leyden 239 333 Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 240 344 Grotius Liber 130 Is est Florentius qui parricidali odio nefarie a suis est trucidatus anno MCCX(AT

248 8 Eenn keten van graven

Dee kritiek van Scriverius op het beeld van Floris V in de Divisiekroniek was uit-voerig maar een groot deel van zijn commentaar betrof allerlei detailkwesties Hett belangrijkste gegeven dat door hem ter discussie werd gesteld was de in de DivisiekroniekDivisiekroniek verhaalde ontering van de vrouw van Van Velsen Dit betekende datt Floris er uiteindelijk beter af kwam in Scriverius relaas dan in de Divisiekroniek Datt Scriverius waardering voor deze graaf overeind bleef had te maken met zijnn waardering voor het instituut van de grafelijke regering in het algemeen Scriveriuss beschouwde de oude graven namelijk als de grondleggers van het ge-westt Holland zoals dat bestond in de tijd van de Republiek Zijn gedachten over dee belangrijke betekenis van de oude graven komen het sterkst naar voren uit hett in 1650 verschenen bronnenboek Principes

Hett grote bronnenboek Principes

Dee medieumlvistische bronnenboeken van Scriverius kenden zoals opgemerkt al-lemaall dezelfde structuur In de bewerking van de Divisiekroniek de editie van hett oude Goudse kroniekje Batavia illustrata en Principes werden de bronnen voorr de middeleeuwse geschiedenis van Holland namelijk steeds gepresenteerd alss een gravenreeks in woord en beeld Daartoe deelde Scriverius de door hemm uitgegeven verhalende bron op in fragmenten betreffende de afzon-derlijkee levens van de achtereenvolgende graven van Holland In Batavia il-lustratalustrata en Principes bundelde hij vervolgens fragmenten uit verschillende bron-nenn per graaf Hiermee werden dan als het ware de bouwstenen voor nieu-wee en meer betrouwbare levensbeschrijvingen van de graven aangereikt In dee bewerking van de Divisiekroniek en in de editie van het oude Goudse kro-niekjee kon de lezer deze bouwstenen vinden in de kritische Aenteycke-ninghen en in de Toets-steen In alle bronnenboeken kregen de graven van Scriveriuss een volgnummer en een portret Voorts gingen de portretten in alle bronnenboekenn vergezeld van gedichtjes waarin de belangrijkste daden van dee graaf werden gememoreerd

Ondankss de overeenkomst in structuur was er wel sprake van een verschil in doelstellingg tussen de twee uitgaven van afzonderlijke kronieken enerzijds en dee bloemlezingen in Batavia illustrata en Principes anderzijds Terwijl in de be-werkingg van de Divisiekronieken in de editie van het oude Goudse kroniekje de oudheidkundigee kritiek op de historische overlevering de boventoon voerde warenn Scriverius collecties middeleeuwse en humanistische geschiedwerken in BataviaBatavia illustrata uit 1609 en in Principes uit 1650 juist bedoeld als zo betrouw-baarr mogelijke bronnenboeken Deze bloemlezingen dienden de zeventiende-eeuwsee geschiedkundigen en overige lezers in kennis te stellen van de beste bron-nenn voor de geschiedenis van het graafschap Holland op kritische wijze gese-lecteerdd door Scriverius In de Batavia uumllustratawas de bloemlezing nog beperkt tott de vroeg-humanistische literatuur In dit boek (in het tekstdeel Illustrissi-

355 In het oude (ioudse kroniekje ging het niet om verzen maar om korte biografieeumln in proza en in het Latijn

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 249 9

4040 Scriverius opdracht aan de StatenStaten van Holland en West-FrieslandFriesland in Principes Hol-landiae et Westfiumlisiae Ko-ninklijkeninklijke Bibliotheek Den Haag

ILLVSTRISS AC POTENTISS

H O L L A N D I i pound pound WESTFRISIEQV E E

ORDINIBVS PATRI poundpound PATRIBV S

O P T M A X BELL OO H 1 S P A N I C Uuml

QVODD AB AV1TA NEC EXCISA VNQVAM VLL A MAIOIumlUBVS EORVMV EE HACTENV S POST EMS DESERTS | j E R I A IS HOi l l31 i EE OR VS POTIS51MVM AMBITION S AC D0MINAND 1 UBtDINE IXFRIM Ouml IERDINAND II TOL1TAKI ALBS DVCtS CRVENTI S SI MO OMNIBVSQ ETT OMNIIumlV S DETESTANDOSCVt iuml fcxiNNlO 1 laquoVSOIM m t s i u - MORVMQV EE AC1NGESII ET LECVM CENTI S IGNARt ABVSI PMNCIFIumlM QVIUV iumliuml A l l raquo AD TArV M IAM RERVM fOTUumlNTHVS QVIOVI S Hl i l lCK OO EORVM AC REIP DAMNO AC AM t ROPE ClM HflV S FX1TIO ADVERSVMM eiDCM i Br RTAT 1 laquo raquo laquo laquo DfuumlANT C U H PRIMO ET DEIUumlPEE VAtA M ILLATVM MACK O AVSV AC ANIMO MAtORIBV S CIET EE INITI O AMIUI 1 OJ A l i Alaquoll MOM MOO O I t t H t i S Iuml U SED ETT IP SIS HAVO IN BiumlLGI O TANTV M SED JT A L 11 CON cv SS | s NON MODOO IPS1S HISPANORVM GADIBV S AC TERRITIS SED ET EISPEM ADD GANCEW USQ^VE NOVOQJE ETIA M IN ORBE RECKO NON UNO PRIDEMM EXVTIS FEL1CITER TOTO TERRARV M ORBE STVPEKTE ILLATV MM EST

ETT JAM

G L O R I O S AA FACE QVAA N V L U GENTI OFPERai AVT PARI POTVIT AVGVSTIOR

QVJEQV EE OMN1BVS POTIOR EST TRlyenMraquoHK OMMEtQ i AOF0 TRIYMPHO S S1BII 1NCLVDIT A B H S m l l O iuml t - A T A HSSTIBVI IIMV L CVM A f i N I T A

HBEumlRTATE ETTvEOJO BEILOR V M (IumlVAHV1 S EXVOT O GESTORVM DAT SS DEXTRA VTRIMQJ E ET f lD E LVIumlENTE R EXCEPTA HAVO MIMV 55 QVAM BELLO

I N C L V T 1 S l E L i c i s s i a i i

EE T

F E 1 I C I S S I U OS S

S V B D I T O S S IMPERI OO COMPLEXIS

morumm Hollandiae Zelandiaeque Comitum ac Dominonim Frisiae icones et his-toriae)) presenteerde Scriverius voor het middeleeuwse verleden van Holland vrijwell uitsluitend teksten afkomstig uit de geschiedwerken van I ladrianus Bar-landuss en Jacobus Meyerus In Principes drukte Scriverius echter eer veel tekst-fragmentenn af uit niet alleen humanistische geschiedwerken maar ook en voor-alal uit middeleeuwse annalen en kronieken Zowel Scriverius verdiensten als uit-geverr van annalen en kronieken als zijn beeld van het middeleeuwse verleden vann Holland laten zich het beste aflezen uit dit zeer erudiete en monumentaal uitgevoerdee Principes In het hiernavolgende zal daarom de aandacht speciaal wordenn gericht op dit bronnenboek

Scriveriuss had alle recht om zijn bronnenboek uit 1650 trots een heerlick werck enn het Groote Boeck van de Graeven te noemen Principes was inderdaad op-

366 Zit- hoofdstuk 3 p 15J

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 4: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 241 1

zoalss bij Dousas editie het geval was geweest maar bovenal om de feyten groott van wapenen te leeren5

Dezee oudheidkundige motieven voor het uitgeven en becommentarieumlren van oudee kronieken maakten dat Scriverius de meeste energie heeft gestopt in twee nogg tijdens zijn leven daadwerkelijk verschenen bewerkingen van de Divisie-kroniekkroniek en dat hij die zelfs graag nog een derde keer had willen herzien De DivisiekroniekDivisiekroniek was in de zestiende en zeventiende eeuw immers verreweg het meestt invloedrijke Hollandse geschiedwerk De kroniek was erg toegankelijk omdatt hij in de volkstaal was geschreven en werd blijkens de verschillende her-uitgavenn inderdaad veel gelezen Sinds de eerste uitgave uit 1517 was de kro-niekk vrijwel ongewijzigd - afgezien van de continuaties - herdrukt in 15851590-1591 1595 en - vertaald in het Frans - 16016 Scriverius verzamelde vrijwel al dezee edities7 Bovendien was de inhoud van de Divisiekroniek al snel na het ver-schijnenn van de eerste editie omgewerkt tot een uitermate succesvol schoolboek Dezee verkorte schoolboekversie beleefde tussen 1538 en 1600 maar liefst 25 uitgaven om in de zeventiende eeuw nog eens 23 keer op de markt te worden gebracht88 Dit schoolboek werd gebruikt bij het meest elementaire onderwijs Zeerr veel inwoners van Holland namen aldus kennis van de in deze kroniek opgenomenn verhalen over de Hollandse graven de Utrechtse bisschoppen en-zovoorts waar Scriverius zon kritiek op had En de verhalen van de auteur van dee Divisiekroniek - dat was Cornelius Aurelius maar daar waren de zeventien-de-eeuwsee humanisten zich niet van bewust - gingen op hun beurt vaak weer terugg op allerlei middeleeuwse geschiedwerken waaronder de kroniek van Beka waarin Scriverius ook weer talloze onwaarheden meende te kunnen en moetenn aanwijzen9

Wanneerr we Scriverius bewerkte en becommentarieerde levensbeschrijving vann bijvoorbeeld graaf Floris V in de Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 on-derr de loep nemen kunnen we iets meer te weten komen over de aard van zijn oudheidkundigee commentaar op de Divisiekroniek en tevens over zijn belang-stellingg voor de Hollandse graven Door de bewerking en Aenteyckeninghen uitt 1612 voorts te vergelijken met Scriverius bijdrage over het leven van Floris VV in de stadsbeschrijving van Orlers uit 1614 is het ook mogelijk om een en an-derr aan te vullen met opmerkingen over zijn progressie als antiquarisch on-

55 Uit Dousas voorwoord bij Stoke Hallandtsche Riim-kroniik veren 57-59 (zie ook hoofdstuk 4 p 165-166) 66 Tilmans Aurelius 177-179 77 In de veilingcatalogus Hibliotheca Scriveriana vinden we onder Historici in folio nr 230 Item [ril als nr 229 diee volgt] van Adams tijden tot 1517 met zeventiende-eeuwse-eeuwse hand is hierbij aangevuld Tot Leyden 15171517 nr 229 De kronijk van Hollandt Zeelandt en Vrieslandt van Adams tijden tot 1417 [sic] tot Delft by Albertt Hendriksz 159Iuml onder Libri incompacti nr 29 Kronijk van Hollandt Zeelandt en Frieslandt van Adams tijdenn af tot 1516 tAmst by Cornells Claesz 1595 ibidem nr 31 en 47 deel 1 en 2 van Cronijk van Hollandt enn Zeelandt door EDV tot Dori by Piet Verhaagen 1595 onder Historici in folio nr 195 La Grande Croni-quee ancienne amp Moderne des Pais bas Iusques a la fin de 1an 1600 par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq Canin 1601 deux Vollum [cursiveringen zijn van mij SL] 88 Tilmans Aurelius 179-180 Ook in de achttiende eeuw bleef het boek gebruikt worden de laatste druk ver-scheenn nog aan het begin van de negentiende eeuw 99 Ibidem 103-110 Aurelius gebruikte enkele latere bewerkingen van Bekas kroniek

242 2 Eenn keten van graven

3939 Portret van graaf Floris Vin Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

derzoeker100 Floris V stond sterk in Scriverius belangstelling en trok ook de no-digee aandachtvan vele andere zeventiende-eeuwse geschiedkundigen Ook li-teratorenn interesseerden zich voor Floris PC Hooft vervaardigde zijn toneel-stukk Geeraerdt van Velsenva 1613 Er was trouwens sprake van een wederzijdse beiumln-vloedingg op het gebied van geschiedschrijving en drama in de zeventiende eeuw Hooftss toneelstuk was in sterke mate gebaseerd op de Divisiekroniek Scriverius verwerktee op zijn beurt zinswendingen uit Hoofts drama in zijn bijdrage over hett leven van Floris aan Orlers stadsbeschrijving12

Inn de Aenteyckeninghen in Beschrijvinghe van out Batavien werd veel kritiek geleverdd op de levensbeschrijving van Floris V in de Divisiekroniek maar deze kri-

100 Beschrijvinghe van out Batavien eersle paginering 314-383 met de Aenteyckeningen op p 333-383 titel-lozee bijdrage in Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 225-240 111 Zie Verkaik De moord op graaf Floris 36-37 Over Floris in het zeventiende-eeuwse drama in het algemeen Duits Van Bartholomeusnacht 122 Verkaik De moord op graaf Floris 73 Zie overigens ook Duits Van Bartholomeusnacht 32 voor een ander voor-beeldd van de connectie tussen drama en geschiedschrijving Hooft zond Hugo de Groot het manuscript van zijn toneelstukk Baeto (1617) Hierop adviseerde De Groot dat Hooft het drama moest laten eindigen met de inhul-digingg van Baeto (de prinselijke leider van de oude Bataven) aan de hand van het Groot Privilege van 1477

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 243 3

tiekk betrof veelal kwesties van een nogal anekdotisch gehalte De oudste ver-halendee bronnen vormden daarbij steeds de leidraad voor Scriverius kritiek op dee Divisiekroniek We kunnen dit bijvoorbeeld goed zien aan de hand van een doorr Scriverius aangebrachte verbetering van een corrupte passage in de Divi-siekronieksiekroniek Deze kroniek vermeldde een slag op de Voervotzeel s in de strijd tus-senn de voogden van Floris V Deze plaatsaanduiding betrof duidelijk een ver-gissingg ofwel verschrijving Scriverius merkte op dat hij deze zee niet kende en datt andere bronnen alternatieve aanduidingen vermeldden Vervolgens som-dee hij deze bronnen op in hun chronologische volgorde de Rijmkroniek van Meliss Stoke de Latijnse kroniek van Beka de Middelnederlandse Beka een ano-niemee Bourgondische kroniek het oude Goudse kroniekje en de Zeeuwse kro-niekk van Jan van Reygersbergh Omdat de Rijmkroniek de enige contemporaine bronn voor het leven van graaf Floris duidelijk maakte dat de slag in Zeeland plaats vond zonder de wateren te noemen waar de slag zich had afgespeeld koos Scri-veriuss voor de variant in de Latijnse Beka die hij vertaalde als Voornerzee of optt land van Voorn aan zee voor het geval het om een veldslag in plaats van eenn zeeslag was gegaan14

Belangrijkerr voor het leven van Floris V was het verhaal in de Divisiekroniek overr de verkrachting van de vrouw van Gerard van Velsen door de graaf Dit wass een thema dat zowel in de Middeleeuwen als in de vroegmoderne tijd -- en tegenwoordig overigens nog steeds - vele pennen in beweging zette en datt ook in het eerdergenoemde drama van Hooft prominent aan de orde kwam1 In een flink aantal Hollandse kronieken kon worden gelezen dat dit vergrijpp van Floris V ten oorzaak had gelegen aan de moord op zijn persoon doorr dezelfde Van Velsen Scriverius wees er echter op dat dit motief voor de vorstenmoordd niet in geschiedwerken uit de tijd van Floris zelf werd genoemd Dee eerste berichten dateerden pas uit kronieken die zeker honderdjaar na dato warenn samengesteld zo kon hij melden Bekas kroniek geschreven vijftigjaar naa dato noch de Rijmkroniek van Melis Stoke de enige contemporaine bron voorr het leven van Floris V vermeldden het overspel van de graaf aldus Scri-verius

Hijj was ook in staat om aan te tonen hoe het verhaal de wereld in was geko-men Volgens hem lag de oorzaak in een verkeerde lezing van een passage in dee Rijmkroniek van Melis Stoke Diens opmerking Dat die Grave hielt over spel betekendee volgens Scriverius niet dat hij overspel gepleegd zou hebben maar datt hij de omsingeling door Van Velsen en kornuiten voor een spelletje hield Afschrijverss van de Rijmkroniek hadden de twee woorden aan elkaar geplakt schreeff Scriverius en verwarrend was volgens hem ook de verloren of veranderde betekeniss van het oude woord over17 Scriverius merkte tenslotte op dat hij niet

133 Aurtlius Die crunyrke van Hollandt foumllCLXXVv 144 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 336-337 155 Een recente publicatie over deze kwestie betreft Burgers Eer en schande van Floris V 166 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 372-374 177 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 374

244 4 Eenn keten van graven

zoverr wilde gaan om te beweren dat de verkrachting absoluut niet plaatsge-vondenn kon hebben maareen motief voor de moordenaars was zij zeker niet geweest alleenlick moet ick den waer-waenders ende lichtgheloovighen die terstontt al ghelooven dat sij lesen ende meenen dat al waer is dat men schrijft eenn beter oordeel ende naerder bedenckinghe inscherpen [] Endede Chro-nijckk en is immers de Bijbel niet1 Enkele jaren na het verschijnen van Be-schrijvingkeschrijvingke van out Batavien kwam deze kwestie nog eens aan de orde in Scri-verius briefwisseling met Ubbo Emmius Scriverius legde Emmius uit waarom hijj meende dat het hele idee van de verkrachting door Floris V gebaseerd was opp een foute uiuumleg van de bewuste passage in de Rijmkroniek Emmius betoonde zichh echter niet onder de indruk en weigerde het verhaal weg te laten uit zijn eigenn Friese geschiedwerk omdat het toch op de instemming van zoveel ande-ree geschiedschrijvers kon rekenen

Dee meeste gegevens uit de Divisiekroniek toetste Scriverius in de eerste plaats aann de contemporaine Rijmkroniek van Melis Stoke Ook nam hij in zijn Aen-teyckeningen bij de tekst van de Divisiekroniek aanvullende gegevens op die al-leenn door de Rijmkroniek werden verstrekt Helemaal consequent was Scrive-riuss hierin ondertussen niet Bij het opsommen van alle mogelijke motieven voor dee moord op Floris noemde hij ook de nijd van Hollandse adellijke geslach-tenn als de Van Velsens die zou zijn veroorzaakt door Floris ridderslag van veer-tigg rijke huisluiden in het jaar 1295- Het verhaal over deze bekende gebeur-tenis op grond waarvan Floris door de oude adel misprijzend der keerlen God zouu zijn genoemd had Scriverius wel aangetroffen in de Divisiekroniek maar in dee Rijmkroniek van Melis Stoke ontbrak dit verhaal In zijn oudheidkundige com-mentaarr verzweeg Scriverius dit laatste gegeven Verder besprak Scriverius nog veell meer mogelijke persoonlijke motieven van de moordenaars van graaf Flo-ris het trio Van Amstel Van Woerden en Van Velsen waarbij hij zelfs archief-stukkenn aanvoerde Daarmee bleef het oudheidkundig commentaar in 1612 voor-alsnogg steken in een vergaarbak van verhalen en meningen waaruit Scriverius well een keuze had willen maar niet goed had kunnen maken

Tweee jaar later was Scriverius selectiever in zijn weergave van de bronnen voor hett leven van Floris In zijn herbewerking van Floris levensbeschrijving voor dee stadsbeschrijving van Orlers liet hij nu een aantal in de Divisiekroniek te vin-denn passages geheel weg aangezien hij daarover inmiddels had besloten dat ze tochh geen hout sneden De hele slag op de Voervotzee bijvoorbeeld was nu verdwenen Zo ook een verhaal over de windhonden van Floris die hun baas trouww bleven tot aan het graf Dit verhaal werd zelfs al in de Rijmkroniek van Meliss Stoke vermeld maar Scriverius had hierover in 1612 al opgemerkt dat dit eenn literair thema moest betreffen Een ander voorbeeld betreft een passage overr de door Floris aan Stavoren verleende stadsrechten die in 1612 door Scri-veriuss zonder commentaar uit de Divisiekroniekwds overgenomen In 1614 werd

188 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376 199 Scriverius aan Emmius 12-6-1614 Emmius aan Scriverius 18-6-[1614] 200 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376-377

Dee Hol landse Middeleeuwen volgens Scriverius 245 5

ditt verhaal juist door hem weerlegd Behalve de Divisiekronieken de kroniek van dee anonieme Clerc uten laghen landen die in verband met deze gebeurtenis dee belangrijkste bron voor de Divisiekroniek was geweest bleek geen enkele an-deree middeleeuwse geschiedschrijver dit verhaal te kennen Ook had Scriverius vernomenn dat het stadsarchief van Stavoren helemaal geen door Floris V ver-leendee privileges bezat-1

Bovendienn bestond Scriverius beschrijving van het leven van Floris uit 1614 niett langer uit een bewerking van de tekst van de Divisiekroniek gevolgd door eenn serie eigen aenteyckeningen In plaats daarvan ging Scriverius nu in zijn bewerkingg van de tekst van de Divisiekroniek al over tot een vergelijking met an-deree bronnen Dit leverde een samenhangender beeld op van de graaf dan voor-heen Met name de kwestie rond de moord op Floris stond Scriverius in 1614 eenn stuk helderder voor ogen dan twee jaar eerder Dit had hij grotendeels te dankenn aan zijn contact metjacob van Myerop en met Buchelius Toen Scriverius beginn 1614 met zijn bijdrage over het leven van Floris V voor het boek van Or-lerss bezig was klopte hij bij hen aan om nieuwe informatie Aan Buchelius schreef hijj overlopend van enthousiasme

Siet wat ick begeer ende eerstdaechs van node hebbe De Genealogie van Aemstel Desenn Boom verstae ick dat onder andere by UE aen verscheyden tacken is berustende alss oock mede de stam van Woerden Tsal de Heer en Vrundt mij dese ghelieven met denn eersten te doen afschrijven Inde kosten van copieren wil ick geern vervallen~

Bucheliuss reageerde hierop met een voor hem typerende wat onderwijzeri-gee brief2 Hij zond Scriverius de gevraagde stambomen van de Van Amstels enn Van Woerdens en waarschuwde daarbij dat juist de middeleeuwse gene-alogiee een complex en obscuur terrein was Vervolgens ging hij in op de kwes-tiee van het verbod dat na de gewelddadige dood van Floris in 1296 zou zijn uitgevaardigdd op het nog langer dragen van de oude familiewapens door de verwantenn van de moordenaars van Floris Dit verbod werd in de Divisiekro-niekniek vermeld en was door Scriverius zonder commentaar in zijn bewerking van 16122 overgenomen Buchelius schreef Scriverius nu dat hij niet moest den-ken dat de Van Amstels om deze reden hun familienaam en blazoen veran-derdd zouden hebben in die van de Van Mijndens en de Van IJsselsteins der-gelijkee veranderingen vonden ook al lang voacuteoacuter het jaar 1300 plaats om de stam-bomenn van jongere zonen van die van de oudsten te onderscheiden Scrive-riuss moet zich hierdoor hebben laten overtuigen want in zijn herbewerking vann het leven van Floris in Orlers stadsbeschrijving is de passage over het in 12966 uitgevaardigde verbod weggelaten

Overigenss bleef Scriverius zich ook in de periode na 1614 bezighouden met dee problematiek rond de moord op Floris V Uit zijn correspondentie blijkt dat Bucheliuss bij het onderzoek naar Floris nog steeds onmisbaar was In de jaren

211 Orlers afschrijving der stad Ledden 232 222 Scriverius aan Buchelius 16-1-HiH 233 Buchelius aan Scrivtrius [1614]

246 6 Eenn keten van graven

1626-16277 werd er door beide geleerden opgewonden heen-en-weer geschreven overr Buchelius ontdekking van een derde voorheen onbekende Gijsbrecht van Amstell in de archiefstukken Hierdoor bleek de opmerking in de Divisiekroniek enn in Scriverius bewerking uit 1612 dat Gijsbrecht een slecht oud man was eenn zwakke oude man die zich door Van Velsen en Van Woerden had laten over-halenn tot de moord op de graaf niet langer houdbaar24 Het volgende jaar wil-dee Scriverius van Buchelius een manuscript lenen getiteld Vande Rechten ende Handvestenn van die van Kenemerlandt gegeven by Gr FlorensL3 In 1632 kwam Bucheliuss terug op het verhaal over de ridderslag van de veertig huislieden door Floris naar aanleidingvan Boxhorns Theatrum Buchelius schreef dit altijd al een volkspraatje gevonden te hebben26 Verder vroeg Scriverius herhaaldelijk Bu-chelius manuscripten te leen onder andere met het oog op de vraag of het land vann Woerden en Amstel wel op rechtmatige wijze aan de Hollandse graven was toegekomen gezien de vele oorlogen die over het bezit van deze landen waren gevoerdd tussen de graaf en de bisschop in de tijd na Floris V27

Inn 1614 waren sommige onzekere passages toch nog ontsnapt aan Scrive-rius nieuwe kritische selectie Wanneer verhalen erg bekend waren bleef hij zee opnemen in zijn herbewerking Het verhaal over de ridderslag van veertig huisliedenn door der keerlen God vermeldde hij bijvoorbeeld opnieuw hoe-well Scriverius nu wel opmerkte dat de Rijmkroniek waarvan hij bij wijze van primeurr de naam van de auteur Melis Stocke kon onthullen noch Beka noch Wilhelmuss Procurator dit verhaal kenden Desondanks heeft het verkrijgen vann nieuwe informatie dankzij Jacob van Myerop ervoor gezorgd dat Scrive-riuss een duidelijker standpunt dan voorheen wist in te nemen ten aanzien van dee mogelijke motieven van de moordenaars van graaf Floris Zijn vermoeden datt de verkrachting van Van Velsens vrouw niet het motief kon zijn geweest voorr een samenzwering van de belangrijkste edellieden tegen hun graaf zag hijj bevestigd dankzij de door Van Myerop geleverde documenten uit de Haag-see Rekenkamer De aanleidingen bleken deels op binnenlands terrein te lig-gen Floris V had de door bisschop Jan van Nassau illegitiem aan de latere moor-denaarss van de graaf verkochte landgoederen teruggevorderd en deze heren haddenn een vernederende zoen met Floris moeten sluiten waarbij zij al hun goederenn aan de graaf dienden op te dragen Bovendien was er het gedrag vann Floris V op het internationale politieke toneel geweest de graaf had zich latenn omkopen en was overgelopen van de Engelse koning Eduard naar de Fransee kroon De moord op Floris bleek te zijn voortgevloeid uit een ont-voeringsplann van koning Eduard die gebruik kon maken van de ontevre-denheidd van de heren Van Velsen Van Amstel en Van Woerden Dit was ge-

244 Beschnjvingiw van out Batavien eerste paginering 327 Scriverius aan Buchelius 27-9-1627 Buchelius aan Scriverius 30-9-1627 Scriverius aan Buchelius 1-10-1627 Buchelius aan Scriverius 2-10-1627 De opmerking inn de Divisiekroniek over Gijsbrecht ging terug op de Middelnederlandse Bekakroniek een oud simpel man (geciteerdd in Verkaik De moord op graaf Floris 43 n99) 255 Scriverius aan Buchelius 13-12-1628 266 Buchelius aan Scrrverius10-9-1632 277 Dit keer vervocht Scriverius om deze en andere informatie ten bate van zijn commentaar opliet oude Goud-see kroniekje Scriverius aan Buchelius 30-7-1631 Buchelius aan Scriverius 16-8-1631

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 247 7

heell nieuwe informatie in de middeleeuwse kronieken was hier niets over te lezen2H H

Scriveriuss liet zich in 1612 en 1614 niet ongunstig uit over graaf FlorisV Dit iss opmerkelijk aangezien in het toneelstuk van Hooft over Floris de verkrachting vann de vrouw van Gerard van Velsen centraal stond en er zelfs gezinspeeld werd opp de eigentijdse groeiende spanning tussen de stadhouder en de Hollandse Staten waarbij de positie van Floris en die van Maurits tot op zekere hoogte aann elkaar werden gespiegeld29 Uit Scriverius beschrijving van het leven van Floriss V blijk t niet dat hij een visie op de actuele problematiek wilde laten door-schemeren ook niet waar hij inging op de verwijdering tussen de Hollandse adell en de graaf Vast staat dat Scriverius in zijn bewerking van de Divisiekro-niekniek uit 1612 Van Velsen en zijn kornuiten voortdurend aanduidde als sa-menzweerders en moordenaars V Dat Floris zich mogelijk vergrepen zou kun-nenn hebben aan de vrouw van Van Velsen durfde Scriverius uiteindelijk niet ontkennen Maar hij bagatelliseerde dit gegeven als het ware zeker in verge-lijkin gg met het toneelstuk van Hooft door op te merken dat de Hollandse adel hierinn zeker geen aanleiding zou hebben gevonden om een aanslag op Floris tee beramen De nijd van Van Amstel en Van Woerden was volgens Scriverius opgewektt door zaken als de ridderslag van de veertig huislieden en de ontne-mingg van hun goederen door Floris Dit waren ernstige zaken maar ze droe-genn niet de regelrechte schande van een verkrachting in zich Tot besluit van zijnzijn commentaar op het leven van Floris V schreef Scriverius in 1612 Dit is ghenoechh vander Hovelingen ende Heeren verraedt opghenomen teghen ha-renn Landts-Heere Tot waerschouwinge alhier wijdtlustich verhaelt CAVETE VUuml-

BISBIS PRINCIPES1 (Vorsten past op uw tellen) Twee jaar later had Scriverius de beschikkingg gekregen over nieuwe informatie over het gedrag van Floris en dezee informatie pleitte niet voor de graaf Scriverius heeft bij een paar passa-gess in zijn nieuwe levensbeschrijving uit 1614 waar het ging om compromit-terendd gedrag van Floris groot nota in de kantlijn laten drukken Dit neemt niett weg dat hij deze levensbeschrijving besloot met opmerkingen als Genk vann Velsen doorsteeckt hem moordadelickV- Ook vinden we in deze herzie-ningg nog steeds passages over het uitstekende karakter van Floris die recht-streekss zijn ontleend aan de Divisiekroniek en Scriverius eigen bewerking van dezee tekst uit 1612 En in 1630 schreef Scriverius in een noot bij Hugo de Grootss verhandeling over de Bataafse republiek aangaande Floris V Hij is de Floriss die uit een naar oudermoord verlangende haat op schandelijke wijze is vermoordd door de zijnen in het jaar 1296

288 Orlers Besrhrijvinge der stad Isyden 235-23H Scriverius vond het relaas wel terug in jacobus Meyerus ge-schiedeniss van Maanderen en zelfs wal uitgebreider aangezien Meyerus ook het aandeel van de graaf van Vlaan-derenn in de samenwering beschreef 299 Duiis Van Rartholomeusnacht 25-26 300 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 377 311 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 383 322 Oilers Beschrijvinge der stad Leyden 239 333 Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 240 344 Grotius Liber 130 Is est Florentius qui parricidali odio nefarie a suis est trucidatus anno MCCX(AT

248 8 Eenn keten van graven

Dee kritiek van Scriverius op het beeld van Floris V in de Divisiekroniek was uit-voerig maar een groot deel van zijn commentaar betrof allerlei detailkwesties Hett belangrijkste gegeven dat door hem ter discussie werd gesteld was de in de DivisiekroniekDivisiekroniek verhaalde ontering van de vrouw van Van Velsen Dit betekende datt Floris er uiteindelijk beter af kwam in Scriverius relaas dan in de Divisiekroniek Datt Scriverius waardering voor deze graaf overeind bleef had te maken met zijnn waardering voor het instituut van de grafelijke regering in het algemeen Scriveriuss beschouwde de oude graven namelijk als de grondleggers van het ge-westt Holland zoals dat bestond in de tijd van de Republiek Zijn gedachten over dee belangrijke betekenis van de oude graven komen het sterkst naar voren uit hett in 1650 verschenen bronnenboek Principes

Hett grote bronnenboek Principes

Dee medieumlvistische bronnenboeken van Scriverius kenden zoals opgemerkt al-lemaall dezelfde structuur In de bewerking van de Divisiekroniek de editie van hett oude Goudse kroniekje Batavia illustrata en Principes werden de bronnen voorr de middeleeuwse geschiedenis van Holland namelijk steeds gepresenteerd alss een gravenreeks in woord en beeld Daartoe deelde Scriverius de door hemm uitgegeven verhalende bron op in fragmenten betreffende de afzon-derlijkee levens van de achtereenvolgende graven van Holland In Batavia il-lustratalustrata en Principes bundelde hij vervolgens fragmenten uit verschillende bron-nenn per graaf Hiermee werden dan als het ware de bouwstenen voor nieu-wee en meer betrouwbare levensbeschrijvingen van de graven aangereikt In dee bewerking van de Divisiekroniek en in de editie van het oude Goudse kro-niekjee kon de lezer deze bouwstenen vinden in de kritische Aenteycke-ninghen en in de Toets-steen In alle bronnenboeken kregen de graven van Scriveriuss een volgnummer en een portret Voorts gingen de portretten in alle bronnenboekenn vergezeld van gedichtjes waarin de belangrijkste daden van dee graaf werden gememoreerd

Ondankss de overeenkomst in structuur was er wel sprake van een verschil in doelstellingg tussen de twee uitgaven van afzonderlijke kronieken enerzijds en dee bloemlezingen in Batavia illustrata en Principes anderzijds Terwijl in de be-werkingg van de Divisiekronieken in de editie van het oude Goudse kroniekje de oudheidkundigee kritiek op de historische overlevering de boventoon voerde warenn Scriverius collecties middeleeuwse en humanistische geschiedwerken in BataviaBatavia illustrata uit 1609 en in Principes uit 1650 juist bedoeld als zo betrouw-baarr mogelijke bronnenboeken Deze bloemlezingen dienden de zeventiende-eeuwsee geschiedkundigen en overige lezers in kennis te stellen van de beste bron-nenn voor de geschiedenis van het graafschap Holland op kritische wijze gese-lecteerdd door Scriverius In de Batavia uumllustratawas de bloemlezing nog beperkt tott de vroeg-humanistische literatuur In dit boek (in het tekstdeel Illustrissi-

355 In het oude (ioudse kroniekje ging het niet om verzen maar om korte biografieeumln in proza en in het Latijn

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 249 9

4040 Scriverius opdracht aan de StatenStaten van Holland en West-FrieslandFriesland in Principes Hol-landiae et Westfiumlisiae Ko-ninklijkeninklijke Bibliotheek Den Haag

ILLVSTRISS AC POTENTISS

H O L L A N D I i pound pound WESTFRISIEQV E E

ORDINIBVS PATRI poundpound PATRIBV S

O P T M A X BELL OO H 1 S P A N I C Uuml

QVODD AB AV1TA NEC EXCISA VNQVAM VLL A MAIOIumlUBVS EORVMV EE HACTENV S POST EMS DESERTS | j E R I A IS HOi l l31 i EE OR VS POTIS51MVM AMBITION S AC D0MINAND 1 UBtDINE IXFRIM Ouml IERDINAND II TOL1TAKI ALBS DVCtS CRVENTI S SI MO OMNIBVSQ ETT OMNIIumlV S DETESTANDOSCVt iuml fcxiNNlO 1 laquoVSOIM m t s i u - MORVMQV EE AC1NGESII ET LECVM CENTI S IGNARt ABVSI PMNCIFIumlM QVIUV iumliuml A l l raquo AD TArV M IAM RERVM fOTUumlNTHVS QVIOVI S Hl i l lCK OO EORVM AC REIP DAMNO AC AM t ROPE ClM HflV S FX1TIO ADVERSVMM eiDCM i Br RTAT 1 laquo raquo laquo laquo DfuumlANT C U H PRIMO ET DEIUumlPEE VAtA M ILLATVM MACK O AVSV AC ANIMO MAtORIBV S CIET EE INITI O AMIUI 1 OJ A l i Alaquoll MOM MOO O I t t H t i S Iuml U SED ETT IP SIS HAVO IN BiumlLGI O TANTV M SED JT A L 11 CON cv SS | s NON MODOO IPS1S HISPANORVM GADIBV S AC TERRITIS SED ET EISPEM ADD GANCEW USQ^VE NOVOQJE ETIA M IN ORBE RECKO NON UNO PRIDEMM EXVTIS FEL1CITER TOTO TERRARV M ORBE STVPEKTE ILLATV MM EST

ETT JAM

G L O R I O S AA FACE QVAA N V L U GENTI OFPERai AVT PARI POTVIT AVGVSTIOR

QVJEQV EE OMN1BVS POTIOR EST TRlyenMraquoHK OMMEtQ i AOF0 TRIYMPHO S S1BII 1NCLVDIT A B H S m l l O iuml t - A T A HSSTIBVI IIMV L CVM A f i N I T A

HBEumlRTATE ETTvEOJO BEILOR V M (IumlVAHV1 S EXVOT O GESTORVM DAT SS DEXTRA VTRIMQJ E ET f lD E LVIumlENTE R EXCEPTA HAVO MIMV 55 QVAM BELLO

I N C L V T 1 S l E L i c i s s i a i i

EE T

F E 1 I C I S S I U OS S

S V B D I T O S S IMPERI OO COMPLEXIS

morumm Hollandiae Zelandiaeque Comitum ac Dominonim Frisiae icones et his-toriae)) presenteerde Scriverius voor het middeleeuwse verleden van Holland vrijwell uitsluitend teksten afkomstig uit de geschiedwerken van I ladrianus Bar-landuss en Jacobus Meyerus In Principes drukte Scriverius echter eer veel tekst-fragmentenn af uit niet alleen humanistische geschiedwerken maar ook en voor-alal uit middeleeuwse annalen en kronieken Zowel Scriverius verdiensten als uit-geverr van annalen en kronieken als zijn beeld van het middeleeuwse verleden vann Holland laten zich het beste aflezen uit dit zeer erudiete en monumentaal uitgevoerdee Principes In het hiernavolgende zal daarom de aandacht speciaal wordenn gericht op dit bronnenboek

Scriveriuss had alle recht om zijn bronnenboek uit 1650 trots een heerlick werck enn het Groote Boeck van de Graeven te noemen Principes was inderdaad op-

366 Zit- hoofdstuk 3 p 15J

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 5: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

242 2 Eenn keten van graven

3939 Portret van graaf Floris Vin Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

derzoeker100 Floris V stond sterk in Scriverius belangstelling en trok ook de no-digee aandachtvan vele andere zeventiende-eeuwse geschiedkundigen Ook li-teratorenn interesseerden zich voor Floris PC Hooft vervaardigde zijn toneel-stukk Geeraerdt van Velsenva 1613 Er was trouwens sprake van een wederzijdse beiumln-vloedingg op het gebied van geschiedschrijving en drama in de zeventiende eeuw Hooftss toneelstuk was in sterke mate gebaseerd op de Divisiekroniek Scriverius verwerktee op zijn beurt zinswendingen uit Hoofts drama in zijn bijdrage over hett leven van Floris aan Orlers stadsbeschrijving12

Inn de Aenteyckeninghen in Beschrijvinghe van out Batavien werd veel kritiek geleverdd op de levensbeschrijving van Floris V in de Divisiekroniek maar deze kri-

100 Beschrijvinghe van out Batavien eersle paginering 314-383 met de Aenteyckeningen op p 333-383 titel-lozee bijdrage in Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 225-240 111 Zie Verkaik De moord op graaf Floris 36-37 Over Floris in het zeventiende-eeuwse drama in het algemeen Duits Van Bartholomeusnacht 122 Verkaik De moord op graaf Floris 73 Zie overigens ook Duits Van Bartholomeusnacht 32 voor een ander voor-beeldd van de connectie tussen drama en geschiedschrijving Hooft zond Hugo de Groot het manuscript van zijn toneelstukk Baeto (1617) Hierop adviseerde De Groot dat Hooft het drama moest laten eindigen met de inhul-digingg van Baeto (de prinselijke leider van de oude Bataven) aan de hand van het Groot Privilege van 1477

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 243 3

tiekk betrof veelal kwesties van een nogal anekdotisch gehalte De oudste ver-halendee bronnen vormden daarbij steeds de leidraad voor Scriverius kritiek op dee Divisiekroniek We kunnen dit bijvoorbeeld goed zien aan de hand van een doorr Scriverius aangebrachte verbetering van een corrupte passage in de Divi-siekronieksiekroniek Deze kroniek vermeldde een slag op de Voervotzeel s in de strijd tus-senn de voogden van Floris V Deze plaatsaanduiding betrof duidelijk een ver-gissingg ofwel verschrijving Scriverius merkte op dat hij deze zee niet kende en datt andere bronnen alternatieve aanduidingen vermeldden Vervolgens som-dee hij deze bronnen op in hun chronologische volgorde de Rijmkroniek van Meliss Stoke de Latijnse kroniek van Beka de Middelnederlandse Beka een ano-niemee Bourgondische kroniek het oude Goudse kroniekje en de Zeeuwse kro-niekk van Jan van Reygersbergh Omdat de Rijmkroniek de enige contemporaine bronn voor het leven van graaf Floris duidelijk maakte dat de slag in Zeeland plaats vond zonder de wateren te noemen waar de slag zich had afgespeeld koos Scri-veriuss voor de variant in de Latijnse Beka die hij vertaalde als Voornerzee of optt land van Voorn aan zee voor het geval het om een veldslag in plaats van eenn zeeslag was gegaan14

Belangrijkerr voor het leven van Floris V was het verhaal in de Divisiekroniek overr de verkrachting van de vrouw van Gerard van Velsen door de graaf Dit wass een thema dat zowel in de Middeleeuwen als in de vroegmoderne tijd -- en tegenwoordig overigens nog steeds - vele pennen in beweging zette en datt ook in het eerdergenoemde drama van Hooft prominent aan de orde kwam1 In een flink aantal Hollandse kronieken kon worden gelezen dat dit vergrijpp van Floris V ten oorzaak had gelegen aan de moord op zijn persoon doorr dezelfde Van Velsen Scriverius wees er echter op dat dit motief voor de vorstenmoordd niet in geschiedwerken uit de tijd van Floris zelf werd genoemd Dee eerste berichten dateerden pas uit kronieken die zeker honderdjaar na dato warenn samengesteld zo kon hij melden Bekas kroniek geschreven vijftigjaar naa dato noch de Rijmkroniek van Melis Stoke de enige contemporaine bron voorr het leven van Floris V vermeldden het overspel van de graaf aldus Scri-verius

Hijj was ook in staat om aan te tonen hoe het verhaal de wereld in was geko-men Volgens hem lag de oorzaak in een verkeerde lezing van een passage in dee Rijmkroniek van Melis Stoke Diens opmerking Dat die Grave hielt over spel betekendee volgens Scriverius niet dat hij overspel gepleegd zou hebben maar datt hij de omsingeling door Van Velsen en kornuiten voor een spelletje hield Afschrijverss van de Rijmkroniek hadden de twee woorden aan elkaar geplakt schreeff Scriverius en verwarrend was volgens hem ook de verloren of veranderde betekeniss van het oude woord over17 Scriverius merkte tenslotte op dat hij niet

133 Aurtlius Die crunyrke van Hollandt foumllCLXXVv 144 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 336-337 155 Een recente publicatie over deze kwestie betreft Burgers Eer en schande van Floris V 166 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 372-374 177 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 374

244 4 Eenn keten van graven

zoverr wilde gaan om te beweren dat de verkrachting absoluut niet plaatsge-vondenn kon hebben maareen motief voor de moordenaars was zij zeker niet geweest alleenlick moet ick den waer-waenders ende lichtgheloovighen die terstontt al ghelooven dat sij lesen ende meenen dat al waer is dat men schrijft eenn beter oordeel ende naerder bedenckinghe inscherpen [] Endede Chro-nijckk en is immers de Bijbel niet1 Enkele jaren na het verschijnen van Be-schrijvingkeschrijvingke van out Batavien kwam deze kwestie nog eens aan de orde in Scri-verius briefwisseling met Ubbo Emmius Scriverius legde Emmius uit waarom hijj meende dat het hele idee van de verkrachting door Floris V gebaseerd was opp een foute uiuumleg van de bewuste passage in de Rijmkroniek Emmius betoonde zichh echter niet onder de indruk en weigerde het verhaal weg te laten uit zijn eigenn Friese geschiedwerk omdat het toch op de instemming van zoveel ande-ree geschiedschrijvers kon rekenen

Dee meeste gegevens uit de Divisiekroniek toetste Scriverius in de eerste plaats aann de contemporaine Rijmkroniek van Melis Stoke Ook nam hij in zijn Aen-teyckeningen bij de tekst van de Divisiekroniek aanvullende gegevens op die al-leenn door de Rijmkroniek werden verstrekt Helemaal consequent was Scrive-riuss hierin ondertussen niet Bij het opsommen van alle mogelijke motieven voor dee moord op Floris noemde hij ook de nijd van Hollandse adellijke geslach-tenn als de Van Velsens die zou zijn veroorzaakt door Floris ridderslag van veer-tigg rijke huisluiden in het jaar 1295- Het verhaal over deze bekende gebeur-tenis op grond waarvan Floris door de oude adel misprijzend der keerlen God zouu zijn genoemd had Scriverius wel aangetroffen in de Divisiekroniek maar in dee Rijmkroniek van Melis Stoke ontbrak dit verhaal In zijn oudheidkundige com-mentaarr verzweeg Scriverius dit laatste gegeven Verder besprak Scriverius nog veell meer mogelijke persoonlijke motieven van de moordenaars van graaf Flo-ris het trio Van Amstel Van Woerden en Van Velsen waarbij hij zelfs archief-stukkenn aanvoerde Daarmee bleef het oudheidkundig commentaar in 1612 voor-alsnogg steken in een vergaarbak van verhalen en meningen waaruit Scriverius well een keuze had willen maar niet goed had kunnen maken

Tweee jaar later was Scriverius selectiever in zijn weergave van de bronnen voor hett leven van Floris In zijn herbewerking van Floris levensbeschrijving voor dee stadsbeschrijving van Orlers liet hij nu een aantal in de Divisiekroniek te vin-denn passages geheel weg aangezien hij daarover inmiddels had besloten dat ze tochh geen hout sneden De hele slag op de Voervotzee bijvoorbeeld was nu verdwenen Zo ook een verhaal over de windhonden van Floris die hun baas trouww bleven tot aan het graf Dit verhaal werd zelfs al in de Rijmkroniek van Meliss Stoke vermeld maar Scriverius had hierover in 1612 al opgemerkt dat dit eenn literair thema moest betreffen Een ander voorbeeld betreft een passage overr de door Floris aan Stavoren verleende stadsrechten die in 1612 door Scri-veriuss zonder commentaar uit de Divisiekroniekwds overgenomen In 1614 werd

188 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376 199 Scriverius aan Emmius 12-6-1614 Emmius aan Scriverius 18-6-[1614] 200 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376-377

Dee Hol landse Middeleeuwen volgens Scriverius 245 5

ditt verhaal juist door hem weerlegd Behalve de Divisiekronieken de kroniek van dee anonieme Clerc uten laghen landen die in verband met deze gebeurtenis dee belangrijkste bron voor de Divisiekroniek was geweest bleek geen enkele an-deree middeleeuwse geschiedschrijver dit verhaal te kennen Ook had Scriverius vernomenn dat het stadsarchief van Stavoren helemaal geen door Floris V ver-leendee privileges bezat-1

Bovendienn bestond Scriverius beschrijving van het leven van Floris uit 1614 niett langer uit een bewerking van de tekst van de Divisiekroniek gevolgd door eenn serie eigen aenteyckeningen In plaats daarvan ging Scriverius nu in zijn bewerkingg van de tekst van de Divisiekroniek al over tot een vergelijking met an-deree bronnen Dit leverde een samenhangender beeld op van de graaf dan voor-heen Met name de kwestie rond de moord op Floris stond Scriverius in 1614 eenn stuk helderder voor ogen dan twee jaar eerder Dit had hij grotendeels te dankenn aan zijn contact metjacob van Myerop en met Buchelius Toen Scriverius beginn 1614 met zijn bijdrage over het leven van Floris V voor het boek van Or-lerss bezig was klopte hij bij hen aan om nieuwe informatie Aan Buchelius schreef hijj overlopend van enthousiasme

Siet wat ick begeer ende eerstdaechs van node hebbe De Genealogie van Aemstel Desenn Boom verstae ick dat onder andere by UE aen verscheyden tacken is berustende alss oock mede de stam van Woerden Tsal de Heer en Vrundt mij dese ghelieven met denn eersten te doen afschrijven Inde kosten van copieren wil ick geern vervallen~

Bucheliuss reageerde hierop met een voor hem typerende wat onderwijzeri-gee brief2 Hij zond Scriverius de gevraagde stambomen van de Van Amstels enn Van Woerdens en waarschuwde daarbij dat juist de middeleeuwse gene-alogiee een complex en obscuur terrein was Vervolgens ging hij in op de kwes-tiee van het verbod dat na de gewelddadige dood van Floris in 1296 zou zijn uitgevaardigdd op het nog langer dragen van de oude familiewapens door de verwantenn van de moordenaars van Floris Dit verbod werd in de Divisiekro-niekniek vermeld en was door Scriverius zonder commentaar in zijn bewerking van 16122 overgenomen Buchelius schreef Scriverius nu dat hij niet moest den-ken dat de Van Amstels om deze reden hun familienaam en blazoen veran-derdd zouden hebben in die van de Van Mijndens en de Van IJsselsteins der-gelijkee veranderingen vonden ook al lang voacuteoacuter het jaar 1300 plaats om de stam-bomenn van jongere zonen van die van de oudsten te onderscheiden Scrive-riuss moet zich hierdoor hebben laten overtuigen want in zijn herbewerking vann het leven van Floris in Orlers stadsbeschrijving is de passage over het in 12966 uitgevaardigde verbod weggelaten

Overigenss bleef Scriverius zich ook in de periode na 1614 bezighouden met dee problematiek rond de moord op Floris V Uit zijn correspondentie blijkt dat Bucheliuss bij het onderzoek naar Floris nog steeds onmisbaar was In de jaren

211 Orlers afschrijving der stad Ledden 232 222 Scriverius aan Buchelius 16-1-HiH 233 Buchelius aan Scrivtrius [1614]

246 6 Eenn keten van graven

1626-16277 werd er door beide geleerden opgewonden heen-en-weer geschreven overr Buchelius ontdekking van een derde voorheen onbekende Gijsbrecht van Amstell in de archiefstukken Hierdoor bleek de opmerking in de Divisiekroniek enn in Scriverius bewerking uit 1612 dat Gijsbrecht een slecht oud man was eenn zwakke oude man die zich door Van Velsen en Van Woerden had laten over-halenn tot de moord op de graaf niet langer houdbaar24 Het volgende jaar wil-dee Scriverius van Buchelius een manuscript lenen getiteld Vande Rechten ende Handvestenn van die van Kenemerlandt gegeven by Gr FlorensL3 In 1632 kwam Bucheliuss terug op het verhaal over de ridderslag van de veertig huislieden door Floris naar aanleidingvan Boxhorns Theatrum Buchelius schreef dit altijd al een volkspraatje gevonden te hebben26 Verder vroeg Scriverius herhaaldelijk Bu-chelius manuscripten te leen onder andere met het oog op de vraag of het land vann Woerden en Amstel wel op rechtmatige wijze aan de Hollandse graven was toegekomen gezien de vele oorlogen die over het bezit van deze landen waren gevoerdd tussen de graaf en de bisschop in de tijd na Floris V27

Inn 1614 waren sommige onzekere passages toch nog ontsnapt aan Scrive-rius nieuwe kritische selectie Wanneer verhalen erg bekend waren bleef hij zee opnemen in zijn herbewerking Het verhaal over de ridderslag van veertig huisliedenn door der keerlen God vermeldde hij bijvoorbeeld opnieuw hoe-well Scriverius nu wel opmerkte dat de Rijmkroniek waarvan hij bij wijze van primeurr de naam van de auteur Melis Stocke kon onthullen noch Beka noch Wilhelmuss Procurator dit verhaal kenden Desondanks heeft het verkrijgen vann nieuwe informatie dankzij Jacob van Myerop ervoor gezorgd dat Scrive-riuss een duidelijker standpunt dan voorheen wist in te nemen ten aanzien van dee mogelijke motieven van de moordenaars van graaf Floris Zijn vermoeden datt de verkrachting van Van Velsens vrouw niet het motief kon zijn geweest voorr een samenzwering van de belangrijkste edellieden tegen hun graaf zag hijj bevestigd dankzij de door Van Myerop geleverde documenten uit de Haag-see Rekenkamer De aanleidingen bleken deels op binnenlands terrein te lig-gen Floris V had de door bisschop Jan van Nassau illegitiem aan de latere moor-denaarss van de graaf verkochte landgoederen teruggevorderd en deze heren haddenn een vernederende zoen met Floris moeten sluiten waarbij zij al hun goederenn aan de graaf dienden op te dragen Bovendien was er het gedrag vann Floris V op het internationale politieke toneel geweest de graaf had zich latenn omkopen en was overgelopen van de Engelse koning Eduard naar de Fransee kroon De moord op Floris bleek te zijn voortgevloeid uit een ont-voeringsplann van koning Eduard die gebruik kon maken van de ontevre-denheidd van de heren Van Velsen Van Amstel en Van Woerden Dit was ge-

244 Beschnjvingiw van out Batavien eerste paginering 327 Scriverius aan Buchelius 27-9-1627 Buchelius aan Scriverius 30-9-1627 Scriverius aan Buchelius 1-10-1627 Buchelius aan Scriverius 2-10-1627 De opmerking inn de Divisiekroniek over Gijsbrecht ging terug op de Middelnederlandse Bekakroniek een oud simpel man (geciteerdd in Verkaik De moord op graaf Floris 43 n99) 255 Scriverius aan Buchelius 13-12-1628 266 Buchelius aan Scrrverius10-9-1632 277 Dit keer vervocht Scriverius om deze en andere informatie ten bate van zijn commentaar opliet oude Goud-see kroniekje Scriverius aan Buchelius 30-7-1631 Buchelius aan Scriverius 16-8-1631

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 247 7

heell nieuwe informatie in de middeleeuwse kronieken was hier niets over te lezen2H H

Scriveriuss liet zich in 1612 en 1614 niet ongunstig uit over graaf FlorisV Dit iss opmerkelijk aangezien in het toneelstuk van Hooft over Floris de verkrachting vann de vrouw van Gerard van Velsen centraal stond en er zelfs gezinspeeld werd opp de eigentijdse groeiende spanning tussen de stadhouder en de Hollandse Staten waarbij de positie van Floris en die van Maurits tot op zekere hoogte aann elkaar werden gespiegeld29 Uit Scriverius beschrijving van het leven van Floriss V blijk t niet dat hij een visie op de actuele problematiek wilde laten door-schemeren ook niet waar hij inging op de verwijdering tussen de Hollandse adell en de graaf Vast staat dat Scriverius in zijn bewerking van de Divisiekro-niekniek uit 1612 Van Velsen en zijn kornuiten voortdurend aanduidde als sa-menzweerders en moordenaars V Dat Floris zich mogelijk vergrepen zou kun-nenn hebben aan de vrouw van Van Velsen durfde Scriverius uiteindelijk niet ontkennen Maar hij bagatelliseerde dit gegeven als het ware zeker in verge-lijkin gg met het toneelstuk van Hooft door op te merken dat de Hollandse adel hierinn zeker geen aanleiding zou hebben gevonden om een aanslag op Floris tee beramen De nijd van Van Amstel en Van Woerden was volgens Scriverius opgewektt door zaken als de ridderslag van de veertig huislieden en de ontne-mingg van hun goederen door Floris Dit waren ernstige zaken maar ze droe-genn niet de regelrechte schande van een verkrachting in zich Tot besluit van zijnzijn commentaar op het leven van Floris V schreef Scriverius in 1612 Dit is ghenoechh vander Hovelingen ende Heeren verraedt opghenomen teghen ha-renn Landts-Heere Tot waerschouwinge alhier wijdtlustich verhaelt CAVETE VUuml-

BISBIS PRINCIPES1 (Vorsten past op uw tellen) Twee jaar later had Scriverius de beschikkingg gekregen over nieuwe informatie over het gedrag van Floris en dezee informatie pleitte niet voor de graaf Scriverius heeft bij een paar passa-gess in zijn nieuwe levensbeschrijving uit 1614 waar het ging om compromit-terendd gedrag van Floris groot nota in de kantlijn laten drukken Dit neemt niett weg dat hij deze levensbeschrijving besloot met opmerkingen als Genk vann Velsen doorsteeckt hem moordadelickV- Ook vinden we in deze herzie-ningg nog steeds passages over het uitstekende karakter van Floris die recht-streekss zijn ontleend aan de Divisiekroniek en Scriverius eigen bewerking van dezee tekst uit 1612 En in 1630 schreef Scriverius in een noot bij Hugo de Grootss verhandeling over de Bataafse republiek aangaande Floris V Hij is de Floriss die uit een naar oudermoord verlangende haat op schandelijke wijze is vermoordd door de zijnen in het jaar 1296

288 Orlers Besrhrijvinge der stad Isyden 235-23H Scriverius vond het relaas wel terug in jacobus Meyerus ge-schiedeniss van Maanderen en zelfs wal uitgebreider aangezien Meyerus ook het aandeel van de graaf van Vlaan-derenn in de samenwering beschreef 299 Duiis Van Rartholomeusnacht 25-26 300 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 377 311 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 383 322 Oilers Beschrijvinge der stad Leyden 239 333 Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 240 344 Grotius Liber 130 Is est Florentius qui parricidali odio nefarie a suis est trucidatus anno MCCX(AT

248 8 Eenn keten van graven

Dee kritiek van Scriverius op het beeld van Floris V in de Divisiekroniek was uit-voerig maar een groot deel van zijn commentaar betrof allerlei detailkwesties Hett belangrijkste gegeven dat door hem ter discussie werd gesteld was de in de DivisiekroniekDivisiekroniek verhaalde ontering van de vrouw van Van Velsen Dit betekende datt Floris er uiteindelijk beter af kwam in Scriverius relaas dan in de Divisiekroniek Datt Scriverius waardering voor deze graaf overeind bleef had te maken met zijnn waardering voor het instituut van de grafelijke regering in het algemeen Scriveriuss beschouwde de oude graven namelijk als de grondleggers van het ge-westt Holland zoals dat bestond in de tijd van de Republiek Zijn gedachten over dee belangrijke betekenis van de oude graven komen het sterkst naar voren uit hett in 1650 verschenen bronnenboek Principes

Hett grote bronnenboek Principes

Dee medieumlvistische bronnenboeken van Scriverius kenden zoals opgemerkt al-lemaall dezelfde structuur In de bewerking van de Divisiekroniek de editie van hett oude Goudse kroniekje Batavia illustrata en Principes werden de bronnen voorr de middeleeuwse geschiedenis van Holland namelijk steeds gepresenteerd alss een gravenreeks in woord en beeld Daartoe deelde Scriverius de door hemm uitgegeven verhalende bron op in fragmenten betreffende de afzon-derlijkee levens van de achtereenvolgende graven van Holland In Batavia il-lustratalustrata en Principes bundelde hij vervolgens fragmenten uit verschillende bron-nenn per graaf Hiermee werden dan als het ware de bouwstenen voor nieu-wee en meer betrouwbare levensbeschrijvingen van de graven aangereikt In dee bewerking van de Divisiekroniek en in de editie van het oude Goudse kro-niekjee kon de lezer deze bouwstenen vinden in de kritische Aenteycke-ninghen en in de Toets-steen In alle bronnenboeken kregen de graven van Scriveriuss een volgnummer en een portret Voorts gingen de portretten in alle bronnenboekenn vergezeld van gedichtjes waarin de belangrijkste daden van dee graaf werden gememoreerd

Ondankss de overeenkomst in structuur was er wel sprake van een verschil in doelstellingg tussen de twee uitgaven van afzonderlijke kronieken enerzijds en dee bloemlezingen in Batavia illustrata en Principes anderzijds Terwijl in de be-werkingg van de Divisiekronieken in de editie van het oude Goudse kroniekje de oudheidkundigee kritiek op de historische overlevering de boventoon voerde warenn Scriverius collecties middeleeuwse en humanistische geschiedwerken in BataviaBatavia illustrata uit 1609 en in Principes uit 1650 juist bedoeld als zo betrouw-baarr mogelijke bronnenboeken Deze bloemlezingen dienden de zeventiende-eeuwsee geschiedkundigen en overige lezers in kennis te stellen van de beste bron-nenn voor de geschiedenis van het graafschap Holland op kritische wijze gese-lecteerdd door Scriverius In de Batavia uumllustratawas de bloemlezing nog beperkt tott de vroeg-humanistische literatuur In dit boek (in het tekstdeel Illustrissi-

355 In het oude (ioudse kroniekje ging het niet om verzen maar om korte biografieeumln in proza en in het Latijn

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 249 9

4040 Scriverius opdracht aan de StatenStaten van Holland en West-FrieslandFriesland in Principes Hol-landiae et Westfiumlisiae Ko-ninklijkeninklijke Bibliotheek Den Haag

ILLVSTRISS AC POTENTISS

H O L L A N D I i pound pound WESTFRISIEQV E E

ORDINIBVS PATRI poundpound PATRIBV S

O P T M A X BELL OO H 1 S P A N I C Uuml

QVODD AB AV1TA NEC EXCISA VNQVAM VLL A MAIOIumlUBVS EORVMV EE HACTENV S POST EMS DESERTS | j E R I A IS HOi l l31 i EE OR VS POTIS51MVM AMBITION S AC D0MINAND 1 UBtDINE IXFRIM Ouml IERDINAND II TOL1TAKI ALBS DVCtS CRVENTI S SI MO OMNIBVSQ ETT OMNIIumlV S DETESTANDOSCVt iuml fcxiNNlO 1 laquoVSOIM m t s i u - MORVMQV EE AC1NGESII ET LECVM CENTI S IGNARt ABVSI PMNCIFIumlM QVIUV iumliuml A l l raquo AD TArV M IAM RERVM fOTUumlNTHVS QVIOVI S Hl i l lCK OO EORVM AC REIP DAMNO AC AM t ROPE ClM HflV S FX1TIO ADVERSVMM eiDCM i Br RTAT 1 laquo raquo laquo laquo DfuumlANT C U H PRIMO ET DEIUumlPEE VAtA M ILLATVM MACK O AVSV AC ANIMO MAtORIBV S CIET EE INITI O AMIUI 1 OJ A l i Alaquoll MOM MOO O I t t H t i S Iuml U SED ETT IP SIS HAVO IN BiumlLGI O TANTV M SED JT A L 11 CON cv SS | s NON MODOO IPS1S HISPANORVM GADIBV S AC TERRITIS SED ET EISPEM ADD GANCEW USQ^VE NOVOQJE ETIA M IN ORBE RECKO NON UNO PRIDEMM EXVTIS FEL1CITER TOTO TERRARV M ORBE STVPEKTE ILLATV MM EST

ETT JAM

G L O R I O S AA FACE QVAA N V L U GENTI OFPERai AVT PARI POTVIT AVGVSTIOR

QVJEQV EE OMN1BVS POTIOR EST TRlyenMraquoHK OMMEtQ i AOF0 TRIYMPHO S S1BII 1NCLVDIT A B H S m l l O iuml t - A T A HSSTIBVI IIMV L CVM A f i N I T A

HBEumlRTATE ETTvEOJO BEILOR V M (IumlVAHV1 S EXVOT O GESTORVM DAT SS DEXTRA VTRIMQJ E ET f lD E LVIumlENTE R EXCEPTA HAVO MIMV 55 QVAM BELLO

I N C L V T 1 S l E L i c i s s i a i i

EE T

F E 1 I C I S S I U OS S

S V B D I T O S S IMPERI OO COMPLEXIS

morumm Hollandiae Zelandiaeque Comitum ac Dominonim Frisiae icones et his-toriae)) presenteerde Scriverius voor het middeleeuwse verleden van Holland vrijwell uitsluitend teksten afkomstig uit de geschiedwerken van I ladrianus Bar-landuss en Jacobus Meyerus In Principes drukte Scriverius echter eer veel tekst-fragmentenn af uit niet alleen humanistische geschiedwerken maar ook en voor-alal uit middeleeuwse annalen en kronieken Zowel Scriverius verdiensten als uit-geverr van annalen en kronieken als zijn beeld van het middeleeuwse verleden vann Holland laten zich het beste aflezen uit dit zeer erudiete en monumentaal uitgevoerdee Principes In het hiernavolgende zal daarom de aandacht speciaal wordenn gericht op dit bronnenboek

Scriveriuss had alle recht om zijn bronnenboek uit 1650 trots een heerlick werck enn het Groote Boeck van de Graeven te noemen Principes was inderdaad op-

366 Zit- hoofdstuk 3 p 15J

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 6: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 243 3

tiekk betrof veelal kwesties van een nogal anekdotisch gehalte De oudste ver-halendee bronnen vormden daarbij steeds de leidraad voor Scriverius kritiek op dee Divisiekroniek We kunnen dit bijvoorbeeld goed zien aan de hand van een doorr Scriverius aangebrachte verbetering van een corrupte passage in de Divi-siekronieksiekroniek Deze kroniek vermeldde een slag op de Voervotzeel s in de strijd tus-senn de voogden van Floris V Deze plaatsaanduiding betrof duidelijk een ver-gissingg ofwel verschrijving Scriverius merkte op dat hij deze zee niet kende en datt andere bronnen alternatieve aanduidingen vermeldden Vervolgens som-dee hij deze bronnen op in hun chronologische volgorde de Rijmkroniek van Meliss Stoke de Latijnse kroniek van Beka de Middelnederlandse Beka een ano-niemee Bourgondische kroniek het oude Goudse kroniekje en de Zeeuwse kro-niekk van Jan van Reygersbergh Omdat de Rijmkroniek de enige contemporaine bronn voor het leven van graaf Floris duidelijk maakte dat de slag in Zeeland plaats vond zonder de wateren te noemen waar de slag zich had afgespeeld koos Scri-veriuss voor de variant in de Latijnse Beka die hij vertaalde als Voornerzee of optt land van Voorn aan zee voor het geval het om een veldslag in plaats van eenn zeeslag was gegaan14

Belangrijkerr voor het leven van Floris V was het verhaal in de Divisiekroniek overr de verkrachting van de vrouw van Gerard van Velsen door de graaf Dit wass een thema dat zowel in de Middeleeuwen als in de vroegmoderne tijd -- en tegenwoordig overigens nog steeds - vele pennen in beweging zette en datt ook in het eerdergenoemde drama van Hooft prominent aan de orde kwam1 In een flink aantal Hollandse kronieken kon worden gelezen dat dit vergrijpp van Floris V ten oorzaak had gelegen aan de moord op zijn persoon doorr dezelfde Van Velsen Scriverius wees er echter op dat dit motief voor de vorstenmoordd niet in geschiedwerken uit de tijd van Floris zelf werd genoemd Dee eerste berichten dateerden pas uit kronieken die zeker honderdjaar na dato warenn samengesteld zo kon hij melden Bekas kroniek geschreven vijftigjaar naa dato noch de Rijmkroniek van Melis Stoke de enige contemporaine bron voorr het leven van Floris V vermeldden het overspel van de graaf aldus Scri-verius

Hijj was ook in staat om aan te tonen hoe het verhaal de wereld in was geko-men Volgens hem lag de oorzaak in een verkeerde lezing van een passage in dee Rijmkroniek van Melis Stoke Diens opmerking Dat die Grave hielt over spel betekendee volgens Scriverius niet dat hij overspel gepleegd zou hebben maar datt hij de omsingeling door Van Velsen en kornuiten voor een spelletje hield Afschrijverss van de Rijmkroniek hadden de twee woorden aan elkaar geplakt schreeff Scriverius en verwarrend was volgens hem ook de verloren of veranderde betekeniss van het oude woord over17 Scriverius merkte tenslotte op dat hij niet

133 Aurtlius Die crunyrke van Hollandt foumllCLXXVv 144 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 336-337 155 Een recente publicatie over deze kwestie betreft Burgers Eer en schande van Floris V 166 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 372-374 177 Beschrijvinghe van out Batavien eerste paginering 374

244 4 Eenn keten van graven

zoverr wilde gaan om te beweren dat de verkrachting absoluut niet plaatsge-vondenn kon hebben maareen motief voor de moordenaars was zij zeker niet geweest alleenlick moet ick den waer-waenders ende lichtgheloovighen die terstontt al ghelooven dat sij lesen ende meenen dat al waer is dat men schrijft eenn beter oordeel ende naerder bedenckinghe inscherpen [] Endede Chro-nijckk en is immers de Bijbel niet1 Enkele jaren na het verschijnen van Be-schrijvingkeschrijvingke van out Batavien kwam deze kwestie nog eens aan de orde in Scri-verius briefwisseling met Ubbo Emmius Scriverius legde Emmius uit waarom hijj meende dat het hele idee van de verkrachting door Floris V gebaseerd was opp een foute uiuumleg van de bewuste passage in de Rijmkroniek Emmius betoonde zichh echter niet onder de indruk en weigerde het verhaal weg te laten uit zijn eigenn Friese geschiedwerk omdat het toch op de instemming van zoveel ande-ree geschiedschrijvers kon rekenen

Dee meeste gegevens uit de Divisiekroniek toetste Scriverius in de eerste plaats aann de contemporaine Rijmkroniek van Melis Stoke Ook nam hij in zijn Aen-teyckeningen bij de tekst van de Divisiekroniek aanvullende gegevens op die al-leenn door de Rijmkroniek werden verstrekt Helemaal consequent was Scrive-riuss hierin ondertussen niet Bij het opsommen van alle mogelijke motieven voor dee moord op Floris noemde hij ook de nijd van Hollandse adellijke geslach-tenn als de Van Velsens die zou zijn veroorzaakt door Floris ridderslag van veer-tigg rijke huisluiden in het jaar 1295- Het verhaal over deze bekende gebeur-tenis op grond waarvan Floris door de oude adel misprijzend der keerlen God zouu zijn genoemd had Scriverius wel aangetroffen in de Divisiekroniek maar in dee Rijmkroniek van Melis Stoke ontbrak dit verhaal In zijn oudheidkundige com-mentaarr verzweeg Scriverius dit laatste gegeven Verder besprak Scriverius nog veell meer mogelijke persoonlijke motieven van de moordenaars van graaf Flo-ris het trio Van Amstel Van Woerden en Van Velsen waarbij hij zelfs archief-stukkenn aanvoerde Daarmee bleef het oudheidkundig commentaar in 1612 voor-alsnogg steken in een vergaarbak van verhalen en meningen waaruit Scriverius well een keuze had willen maar niet goed had kunnen maken

Tweee jaar later was Scriverius selectiever in zijn weergave van de bronnen voor hett leven van Floris In zijn herbewerking van Floris levensbeschrijving voor dee stadsbeschrijving van Orlers liet hij nu een aantal in de Divisiekroniek te vin-denn passages geheel weg aangezien hij daarover inmiddels had besloten dat ze tochh geen hout sneden De hele slag op de Voervotzee bijvoorbeeld was nu verdwenen Zo ook een verhaal over de windhonden van Floris die hun baas trouww bleven tot aan het graf Dit verhaal werd zelfs al in de Rijmkroniek van Meliss Stoke vermeld maar Scriverius had hierover in 1612 al opgemerkt dat dit eenn literair thema moest betreffen Een ander voorbeeld betreft een passage overr de door Floris aan Stavoren verleende stadsrechten die in 1612 door Scri-veriuss zonder commentaar uit de Divisiekroniekwds overgenomen In 1614 werd

188 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376 199 Scriverius aan Emmius 12-6-1614 Emmius aan Scriverius 18-6-[1614] 200 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376-377

Dee Hol landse Middeleeuwen volgens Scriverius 245 5

ditt verhaal juist door hem weerlegd Behalve de Divisiekronieken de kroniek van dee anonieme Clerc uten laghen landen die in verband met deze gebeurtenis dee belangrijkste bron voor de Divisiekroniek was geweest bleek geen enkele an-deree middeleeuwse geschiedschrijver dit verhaal te kennen Ook had Scriverius vernomenn dat het stadsarchief van Stavoren helemaal geen door Floris V ver-leendee privileges bezat-1

Bovendienn bestond Scriverius beschrijving van het leven van Floris uit 1614 niett langer uit een bewerking van de tekst van de Divisiekroniek gevolgd door eenn serie eigen aenteyckeningen In plaats daarvan ging Scriverius nu in zijn bewerkingg van de tekst van de Divisiekroniek al over tot een vergelijking met an-deree bronnen Dit leverde een samenhangender beeld op van de graaf dan voor-heen Met name de kwestie rond de moord op Floris stond Scriverius in 1614 eenn stuk helderder voor ogen dan twee jaar eerder Dit had hij grotendeels te dankenn aan zijn contact metjacob van Myerop en met Buchelius Toen Scriverius beginn 1614 met zijn bijdrage over het leven van Floris V voor het boek van Or-lerss bezig was klopte hij bij hen aan om nieuwe informatie Aan Buchelius schreef hijj overlopend van enthousiasme

Siet wat ick begeer ende eerstdaechs van node hebbe De Genealogie van Aemstel Desenn Boom verstae ick dat onder andere by UE aen verscheyden tacken is berustende alss oock mede de stam van Woerden Tsal de Heer en Vrundt mij dese ghelieven met denn eersten te doen afschrijven Inde kosten van copieren wil ick geern vervallen~

Bucheliuss reageerde hierop met een voor hem typerende wat onderwijzeri-gee brief2 Hij zond Scriverius de gevraagde stambomen van de Van Amstels enn Van Woerdens en waarschuwde daarbij dat juist de middeleeuwse gene-alogiee een complex en obscuur terrein was Vervolgens ging hij in op de kwes-tiee van het verbod dat na de gewelddadige dood van Floris in 1296 zou zijn uitgevaardigdd op het nog langer dragen van de oude familiewapens door de verwantenn van de moordenaars van Floris Dit verbod werd in de Divisiekro-niekniek vermeld en was door Scriverius zonder commentaar in zijn bewerking van 16122 overgenomen Buchelius schreef Scriverius nu dat hij niet moest den-ken dat de Van Amstels om deze reden hun familienaam en blazoen veran-derdd zouden hebben in die van de Van Mijndens en de Van IJsselsteins der-gelijkee veranderingen vonden ook al lang voacuteoacuter het jaar 1300 plaats om de stam-bomenn van jongere zonen van die van de oudsten te onderscheiden Scrive-riuss moet zich hierdoor hebben laten overtuigen want in zijn herbewerking vann het leven van Floris in Orlers stadsbeschrijving is de passage over het in 12966 uitgevaardigde verbod weggelaten

Overigenss bleef Scriverius zich ook in de periode na 1614 bezighouden met dee problematiek rond de moord op Floris V Uit zijn correspondentie blijkt dat Bucheliuss bij het onderzoek naar Floris nog steeds onmisbaar was In de jaren

211 Orlers afschrijving der stad Ledden 232 222 Scriverius aan Buchelius 16-1-HiH 233 Buchelius aan Scrivtrius [1614]

246 6 Eenn keten van graven

1626-16277 werd er door beide geleerden opgewonden heen-en-weer geschreven overr Buchelius ontdekking van een derde voorheen onbekende Gijsbrecht van Amstell in de archiefstukken Hierdoor bleek de opmerking in de Divisiekroniek enn in Scriverius bewerking uit 1612 dat Gijsbrecht een slecht oud man was eenn zwakke oude man die zich door Van Velsen en Van Woerden had laten over-halenn tot de moord op de graaf niet langer houdbaar24 Het volgende jaar wil-dee Scriverius van Buchelius een manuscript lenen getiteld Vande Rechten ende Handvestenn van die van Kenemerlandt gegeven by Gr FlorensL3 In 1632 kwam Bucheliuss terug op het verhaal over de ridderslag van de veertig huislieden door Floris naar aanleidingvan Boxhorns Theatrum Buchelius schreef dit altijd al een volkspraatje gevonden te hebben26 Verder vroeg Scriverius herhaaldelijk Bu-chelius manuscripten te leen onder andere met het oog op de vraag of het land vann Woerden en Amstel wel op rechtmatige wijze aan de Hollandse graven was toegekomen gezien de vele oorlogen die over het bezit van deze landen waren gevoerdd tussen de graaf en de bisschop in de tijd na Floris V27

Inn 1614 waren sommige onzekere passages toch nog ontsnapt aan Scrive-rius nieuwe kritische selectie Wanneer verhalen erg bekend waren bleef hij zee opnemen in zijn herbewerking Het verhaal over de ridderslag van veertig huisliedenn door der keerlen God vermeldde hij bijvoorbeeld opnieuw hoe-well Scriverius nu wel opmerkte dat de Rijmkroniek waarvan hij bij wijze van primeurr de naam van de auteur Melis Stocke kon onthullen noch Beka noch Wilhelmuss Procurator dit verhaal kenden Desondanks heeft het verkrijgen vann nieuwe informatie dankzij Jacob van Myerop ervoor gezorgd dat Scrive-riuss een duidelijker standpunt dan voorheen wist in te nemen ten aanzien van dee mogelijke motieven van de moordenaars van graaf Floris Zijn vermoeden datt de verkrachting van Van Velsens vrouw niet het motief kon zijn geweest voorr een samenzwering van de belangrijkste edellieden tegen hun graaf zag hijj bevestigd dankzij de door Van Myerop geleverde documenten uit de Haag-see Rekenkamer De aanleidingen bleken deels op binnenlands terrein te lig-gen Floris V had de door bisschop Jan van Nassau illegitiem aan de latere moor-denaarss van de graaf verkochte landgoederen teruggevorderd en deze heren haddenn een vernederende zoen met Floris moeten sluiten waarbij zij al hun goederenn aan de graaf dienden op te dragen Bovendien was er het gedrag vann Floris V op het internationale politieke toneel geweest de graaf had zich latenn omkopen en was overgelopen van de Engelse koning Eduard naar de Fransee kroon De moord op Floris bleek te zijn voortgevloeid uit een ont-voeringsplann van koning Eduard die gebruik kon maken van de ontevre-denheidd van de heren Van Velsen Van Amstel en Van Woerden Dit was ge-

244 Beschnjvingiw van out Batavien eerste paginering 327 Scriverius aan Buchelius 27-9-1627 Buchelius aan Scriverius 30-9-1627 Scriverius aan Buchelius 1-10-1627 Buchelius aan Scriverius 2-10-1627 De opmerking inn de Divisiekroniek over Gijsbrecht ging terug op de Middelnederlandse Bekakroniek een oud simpel man (geciteerdd in Verkaik De moord op graaf Floris 43 n99) 255 Scriverius aan Buchelius 13-12-1628 266 Buchelius aan Scrrverius10-9-1632 277 Dit keer vervocht Scriverius om deze en andere informatie ten bate van zijn commentaar opliet oude Goud-see kroniekje Scriverius aan Buchelius 30-7-1631 Buchelius aan Scriverius 16-8-1631

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 247 7

heell nieuwe informatie in de middeleeuwse kronieken was hier niets over te lezen2H H

Scriveriuss liet zich in 1612 en 1614 niet ongunstig uit over graaf FlorisV Dit iss opmerkelijk aangezien in het toneelstuk van Hooft over Floris de verkrachting vann de vrouw van Gerard van Velsen centraal stond en er zelfs gezinspeeld werd opp de eigentijdse groeiende spanning tussen de stadhouder en de Hollandse Staten waarbij de positie van Floris en die van Maurits tot op zekere hoogte aann elkaar werden gespiegeld29 Uit Scriverius beschrijving van het leven van Floriss V blijk t niet dat hij een visie op de actuele problematiek wilde laten door-schemeren ook niet waar hij inging op de verwijdering tussen de Hollandse adell en de graaf Vast staat dat Scriverius in zijn bewerking van de Divisiekro-niekniek uit 1612 Van Velsen en zijn kornuiten voortdurend aanduidde als sa-menzweerders en moordenaars V Dat Floris zich mogelijk vergrepen zou kun-nenn hebben aan de vrouw van Van Velsen durfde Scriverius uiteindelijk niet ontkennen Maar hij bagatelliseerde dit gegeven als het ware zeker in verge-lijkin gg met het toneelstuk van Hooft door op te merken dat de Hollandse adel hierinn zeker geen aanleiding zou hebben gevonden om een aanslag op Floris tee beramen De nijd van Van Amstel en Van Woerden was volgens Scriverius opgewektt door zaken als de ridderslag van de veertig huislieden en de ontne-mingg van hun goederen door Floris Dit waren ernstige zaken maar ze droe-genn niet de regelrechte schande van een verkrachting in zich Tot besluit van zijnzijn commentaar op het leven van Floris V schreef Scriverius in 1612 Dit is ghenoechh vander Hovelingen ende Heeren verraedt opghenomen teghen ha-renn Landts-Heere Tot waerschouwinge alhier wijdtlustich verhaelt CAVETE VUuml-

BISBIS PRINCIPES1 (Vorsten past op uw tellen) Twee jaar later had Scriverius de beschikkingg gekregen over nieuwe informatie over het gedrag van Floris en dezee informatie pleitte niet voor de graaf Scriverius heeft bij een paar passa-gess in zijn nieuwe levensbeschrijving uit 1614 waar het ging om compromit-terendd gedrag van Floris groot nota in de kantlijn laten drukken Dit neemt niett weg dat hij deze levensbeschrijving besloot met opmerkingen als Genk vann Velsen doorsteeckt hem moordadelickV- Ook vinden we in deze herzie-ningg nog steeds passages over het uitstekende karakter van Floris die recht-streekss zijn ontleend aan de Divisiekroniek en Scriverius eigen bewerking van dezee tekst uit 1612 En in 1630 schreef Scriverius in een noot bij Hugo de Grootss verhandeling over de Bataafse republiek aangaande Floris V Hij is de Floriss die uit een naar oudermoord verlangende haat op schandelijke wijze is vermoordd door de zijnen in het jaar 1296

288 Orlers Besrhrijvinge der stad Isyden 235-23H Scriverius vond het relaas wel terug in jacobus Meyerus ge-schiedeniss van Maanderen en zelfs wal uitgebreider aangezien Meyerus ook het aandeel van de graaf van Vlaan-derenn in de samenwering beschreef 299 Duiis Van Rartholomeusnacht 25-26 300 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 377 311 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 383 322 Oilers Beschrijvinge der stad Leyden 239 333 Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 240 344 Grotius Liber 130 Is est Florentius qui parricidali odio nefarie a suis est trucidatus anno MCCX(AT

248 8 Eenn keten van graven

Dee kritiek van Scriverius op het beeld van Floris V in de Divisiekroniek was uit-voerig maar een groot deel van zijn commentaar betrof allerlei detailkwesties Hett belangrijkste gegeven dat door hem ter discussie werd gesteld was de in de DivisiekroniekDivisiekroniek verhaalde ontering van de vrouw van Van Velsen Dit betekende datt Floris er uiteindelijk beter af kwam in Scriverius relaas dan in de Divisiekroniek Datt Scriverius waardering voor deze graaf overeind bleef had te maken met zijnn waardering voor het instituut van de grafelijke regering in het algemeen Scriveriuss beschouwde de oude graven namelijk als de grondleggers van het ge-westt Holland zoals dat bestond in de tijd van de Republiek Zijn gedachten over dee belangrijke betekenis van de oude graven komen het sterkst naar voren uit hett in 1650 verschenen bronnenboek Principes

Hett grote bronnenboek Principes

Dee medieumlvistische bronnenboeken van Scriverius kenden zoals opgemerkt al-lemaall dezelfde structuur In de bewerking van de Divisiekroniek de editie van hett oude Goudse kroniekje Batavia illustrata en Principes werden de bronnen voorr de middeleeuwse geschiedenis van Holland namelijk steeds gepresenteerd alss een gravenreeks in woord en beeld Daartoe deelde Scriverius de door hemm uitgegeven verhalende bron op in fragmenten betreffende de afzon-derlijkee levens van de achtereenvolgende graven van Holland In Batavia il-lustratalustrata en Principes bundelde hij vervolgens fragmenten uit verschillende bron-nenn per graaf Hiermee werden dan als het ware de bouwstenen voor nieu-wee en meer betrouwbare levensbeschrijvingen van de graven aangereikt In dee bewerking van de Divisiekroniek en in de editie van het oude Goudse kro-niekjee kon de lezer deze bouwstenen vinden in de kritische Aenteycke-ninghen en in de Toets-steen In alle bronnenboeken kregen de graven van Scriveriuss een volgnummer en een portret Voorts gingen de portretten in alle bronnenboekenn vergezeld van gedichtjes waarin de belangrijkste daden van dee graaf werden gememoreerd

Ondankss de overeenkomst in structuur was er wel sprake van een verschil in doelstellingg tussen de twee uitgaven van afzonderlijke kronieken enerzijds en dee bloemlezingen in Batavia illustrata en Principes anderzijds Terwijl in de be-werkingg van de Divisiekronieken in de editie van het oude Goudse kroniekje de oudheidkundigee kritiek op de historische overlevering de boventoon voerde warenn Scriverius collecties middeleeuwse en humanistische geschiedwerken in BataviaBatavia illustrata uit 1609 en in Principes uit 1650 juist bedoeld als zo betrouw-baarr mogelijke bronnenboeken Deze bloemlezingen dienden de zeventiende-eeuwsee geschiedkundigen en overige lezers in kennis te stellen van de beste bron-nenn voor de geschiedenis van het graafschap Holland op kritische wijze gese-lecteerdd door Scriverius In de Batavia uumllustratawas de bloemlezing nog beperkt tott de vroeg-humanistische literatuur In dit boek (in het tekstdeel Illustrissi-

355 In het oude (ioudse kroniekje ging het niet om verzen maar om korte biografieeumln in proza en in het Latijn

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 249 9

4040 Scriverius opdracht aan de StatenStaten van Holland en West-FrieslandFriesland in Principes Hol-landiae et Westfiumlisiae Ko-ninklijkeninklijke Bibliotheek Den Haag

ILLVSTRISS AC POTENTISS

H O L L A N D I i pound pound WESTFRISIEQV E E

ORDINIBVS PATRI poundpound PATRIBV S

O P T M A X BELL OO H 1 S P A N I C Uuml

QVODD AB AV1TA NEC EXCISA VNQVAM VLL A MAIOIumlUBVS EORVMV EE HACTENV S POST EMS DESERTS | j E R I A IS HOi l l31 i EE OR VS POTIS51MVM AMBITION S AC D0MINAND 1 UBtDINE IXFRIM Ouml IERDINAND II TOL1TAKI ALBS DVCtS CRVENTI S SI MO OMNIBVSQ ETT OMNIIumlV S DETESTANDOSCVt iuml fcxiNNlO 1 laquoVSOIM m t s i u - MORVMQV EE AC1NGESII ET LECVM CENTI S IGNARt ABVSI PMNCIFIumlM QVIUV iumliuml A l l raquo AD TArV M IAM RERVM fOTUumlNTHVS QVIOVI S Hl i l lCK OO EORVM AC REIP DAMNO AC AM t ROPE ClM HflV S FX1TIO ADVERSVMM eiDCM i Br RTAT 1 laquo raquo laquo laquo DfuumlANT C U H PRIMO ET DEIUumlPEE VAtA M ILLATVM MACK O AVSV AC ANIMO MAtORIBV S CIET EE INITI O AMIUI 1 OJ A l i Alaquoll MOM MOO O I t t H t i S Iuml U SED ETT IP SIS HAVO IN BiumlLGI O TANTV M SED JT A L 11 CON cv SS | s NON MODOO IPS1S HISPANORVM GADIBV S AC TERRITIS SED ET EISPEM ADD GANCEW USQ^VE NOVOQJE ETIA M IN ORBE RECKO NON UNO PRIDEMM EXVTIS FEL1CITER TOTO TERRARV M ORBE STVPEKTE ILLATV MM EST

ETT JAM

G L O R I O S AA FACE QVAA N V L U GENTI OFPERai AVT PARI POTVIT AVGVSTIOR

QVJEQV EE OMN1BVS POTIOR EST TRlyenMraquoHK OMMEtQ i AOF0 TRIYMPHO S S1BII 1NCLVDIT A B H S m l l O iuml t - A T A HSSTIBVI IIMV L CVM A f i N I T A

HBEumlRTATE ETTvEOJO BEILOR V M (IumlVAHV1 S EXVOT O GESTORVM DAT SS DEXTRA VTRIMQJ E ET f lD E LVIumlENTE R EXCEPTA HAVO MIMV 55 QVAM BELLO

I N C L V T 1 S l E L i c i s s i a i i

EE T

F E 1 I C I S S I U OS S

S V B D I T O S S IMPERI OO COMPLEXIS

morumm Hollandiae Zelandiaeque Comitum ac Dominonim Frisiae icones et his-toriae)) presenteerde Scriverius voor het middeleeuwse verleden van Holland vrijwell uitsluitend teksten afkomstig uit de geschiedwerken van I ladrianus Bar-landuss en Jacobus Meyerus In Principes drukte Scriverius echter eer veel tekst-fragmentenn af uit niet alleen humanistische geschiedwerken maar ook en voor-alal uit middeleeuwse annalen en kronieken Zowel Scriverius verdiensten als uit-geverr van annalen en kronieken als zijn beeld van het middeleeuwse verleden vann Holland laten zich het beste aflezen uit dit zeer erudiete en monumentaal uitgevoerdee Principes In het hiernavolgende zal daarom de aandacht speciaal wordenn gericht op dit bronnenboek

Scriveriuss had alle recht om zijn bronnenboek uit 1650 trots een heerlick werck enn het Groote Boeck van de Graeven te noemen Principes was inderdaad op-

366 Zit- hoofdstuk 3 p 15J

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 7: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

244 4 Eenn keten van graven

zoverr wilde gaan om te beweren dat de verkrachting absoluut niet plaatsge-vondenn kon hebben maareen motief voor de moordenaars was zij zeker niet geweest alleenlick moet ick den waer-waenders ende lichtgheloovighen die terstontt al ghelooven dat sij lesen ende meenen dat al waer is dat men schrijft eenn beter oordeel ende naerder bedenckinghe inscherpen [] Endede Chro-nijckk en is immers de Bijbel niet1 Enkele jaren na het verschijnen van Be-schrijvingkeschrijvingke van out Batavien kwam deze kwestie nog eens aan de orde in Scri-verius briefwisseling met Ubbo Emmius Scriverius legde Emmius uit waarom hijj meende dat het hele idee van de verkrachting door Floris V gebaseerd was opp een foute uiuumleg van de bewuste passage in de Rijmkroniek Emmius betoonde zichh echter niet onder de indruk en weigerde het verhaal weg te laten uit zijn eigenn Friese geschiedwerk omdat het toch op de instemming van zoveel ande-ree geschiedschrijvers kon rekenen

Dee meeste gegevens uit de Divisiekroniek toetste Scriverius in de eerste plaats aann de contemporaine Rijmkroniek van Melis Stoke Ook nam hij in zijn Aen-teyckeningen bij de tekst van de Divisiekroniek aanvullende gegevens op die al-leenn door de Rijmkroniek werden verstrekt Helemaal consequent was Scrive-riuss hierin ondertussen niet Bij het opsommen van alle mogelijke motieven voor dee moord op Floris noemde hij ook de nijd van Hollandse adellijke geslach-tenn als de Van Velsens die zou zijn veroorzaakt door Floris ridderslag van veer-tigg rijke huisluiden in het jaar 1295- Het verhaal over deze bekende gebeur-tenis op grond waarvan Floris door de oude adel misprijzend der keerlen God zouu zijn genoemd had Scriverius wel aangetroffen in de Divisiekroniek maar in dee Rijmkroniek van Melis Stoke ontbrak dit verhaal In zijn oudheidkundige com-mentaarr verzweeg Scriverius dit laatste gegeven Verder besprak Scriverius nog veell meer mogelijke persoonlijke motieven van de moordenaars van graaf Flo-ris het trio Van Amstel Van Woerden en Van Velsen waarbij hij zelfs archief-stukkenn aanvoerde Daarmee bleef het oudheidkundig commentaar in 1612 voor-alsnogg steken in een vergaarbak van verhalen en meningen waaruit Scriverius well een keuze had willen maar niet goed had kunnen maken

Tweee jaar later was Scriverius selectiever in zijn weergave van de bronnen voor hett leven van Floris In zijn herbewerking van Floris levensbeschrijving voor dee stadsbeschrijving van Orlers liet hij nu een aantal in de Divisiekroniek te vin-denn passages geheel weg aangezien hij daarover inmiddels had besloten dat ze tochh geen hout sneden De hele slag op de Voervotzee bijvoorbeeld was nu verdwenen Zo ook een verhaal over de windhonden van Floris die hun baas trouww bleven tot aan het graf Dit verhaal werd zelfs al in de Rijmkroniek van Meliss Stoke vermeld maar Scriverius had hierover in 1612 al opgemerkt dat dit eenn literair thema moest betreffen Een ander voorbeeld betreft een passage overr de door Floris aan Stavoren verleende stadsrechten die in 1612 door Scri-veriuss zonder commentaar uit de Divisiekroniekwds overgenomen In 1614 werd

188 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376 199 Scriverius aan Emmius 12-6-1614 Emmius aan Scriverius 18-6-[1614] 200 Beschrijvingke van out Batavien eerste paginering 376-377

Dee Hol landse Middeleeuwen volgens Scriverius 245 5

ditt verhaal juist door hem weerlegd Behalve de Divisiekronieken de kroniek van dee anonieme Clerc uten laghen landen die in verband met deze gebeurtenis dee belangrijkste bron voor de Divisiekroniek was geweest bleek geen enkele an-deree middeleeuwse geschiedschrijver dit verhaal te kennen Ook had Scriverius vernomenn dat het stadsarchief van Stavoren helemaal geen door Floris V ver-leendee privileges bezat-1

Bovendienn bestond Scriverius beschrijving van het leven van Floris uit 1614 niett langer uit een bewerking van de tekst van de Divisiekroniek gevolgd door eenn serie eigen aenteyckeningen In plaats daarvan ging Scriverius nu in zijn bewerkingg van de tekst van de Divisiekroniek al over tot een vergelijking met an-deree bronnen Dit leverde een samenhangender beeld op van de graaf dan voor-heen Met name de kwestie rond de moord op Floris stond Scriverius in 1614 eenn stuk helderder voor ogen dan twee jaar eerder Dit had hij grotendeels te dankenn aan zijn contact metjacob van Myerop en met Buchelius Toen Scriverius beginn 1614 met zijn bijdrage over het leven van Floris V voor het boek van Or-lerss bezig was klopte hij bij hen aan om nieuwe informatie Aan Buchelius schreef hijj overlopend van enthousiasme

Siet wat ick begeer ende eerstdaechs van node hebbe De Genealogie van Aemstel Desenn Boom verstae ick dat onder andere by UE aen verscheyden tacken is berustende alss oock mede de stam van Woerden Tsal de Heer en Vrundt mij dese ghelieven met denn eersten te doen afschrijven Inde kosten van copieren wil ick geern vervallen~

Bucheliuss reageerde hierop met een voor hem typerende wat onderwijzeri-gee brief2 Hij zond Scriverius de gevraagde stambomen van de Van Amstels enn Van Woerdens en waarschuwde daarbij dat juist de middeleeuwse gene-alogiee een complex en obscuur terrein was Vervolgens ging hij in op de kwes-tiee van het verbod dat na de gewelddadige dood van Floris in 1296 zou zijn uitgevaardigdd op het nog langer dragen van de oude familiewapens door de verwantenn van de moordenaars van Floris Dit verbod werd in de Divisiekro-niekniek vermeld en was door Scriverius zonder commentaar in zijn bewerking van 16122 overgenomen Buchelius schreef Scriverius nu dat hij niet moest den-ken dat de Van Amstels om deze reden hun familienaam en blazoen veran-derdd zouden hebben in die van de Van Mijndens en de Van IJsselsteins der-gelijkee veranderingen vonden ook al lang voacuteoacuter het jaar 1300 plaats om de stam-bomenn van jongere zonen van die van de oudsten te onderscheiden Scrive-riuss moet zich hierdoor hebben laten overtuigen want in zijn herbewerking vann het leven van Floris in Orlers stadsbeschrijving is de passage over het in 12966 uitgevaardigde verbod weggelaten

Overigenss bleef Scriverius zich ook in de periode na 1614 bezighouden met dee problematiek rond de moord op Floris V Uit zijn correspondentie blijkt dat Bucheliuss bij het onderzoek naar Floris nog steeds onmisbaar was In de jaren

211 Orlers afschrijving der stad Ledden 232 222 Scriverius aan Buchelius 16-1-HiH 233 Buchelius aan Scrivtrius [1614]

246 6 Eenn keten van graven

1626-16277 werd er door beide geleerden opgewonden heen-en-weer geschreven overr Buchelius ontdekking van een derde voorheen onbekende Gijsbrecht van Amstell in de archiefstukken Hierdoor bleek de opmerking in de Divisiekroniek enn in Scriverius bewerking uit 1612 dat Gijsbrecht een slecht oud man was eenn zwakke oude man die zich door Van Velsen en Van Woerden had laten over-halenn tot de moord op de graaf niet langer houdbaar24 Het volgende jaar wil-dee Scriverius van Buchelius een manuscript lenen getiteld Vande Rechten ende Handvestenn van die van Kenemerlandt gegeven by Gr FlorensL3 In 1632 kwam Bucheliuss terug op het verhaal over de ridderslag van de veertig huislieden door Floris naar aanleidingvan Boxhorns Theatrum Buchelius schreef dit altijd al een volkspraatje gevonden te hebben26 Verder vroeg Scriverius herhaaldelijk Bu-chelius manuscripten te leen onder andere met het oog op de vraag of het land vann Woerden en Amstel wel op rechtmatige wijze aan de Hollandse graven was toegekomen gezien de vele oorlogen die over het bezit van deze landen waren gevoerdd tussen de graaf en de bisschop in de tijd na Floris V27

Inn 1614 waren sommige onzekere passages toch nog ontsnapt aan Scrive-rius nieuwe kritische selectie Wanneer verhalen erg bekend waren bleef hij zee opnemen in zijn herbewerking Het verhaal over de ridderslag van veertig huisliedenn door der keerlen God vermeldde hij bijvoorbeeld opnieuw hoe-well Scriverius nu wel opmerkte dat de Rijmkroniek waarvan hij bij wijze van primeurr de naam van de auteur Melis Stocke kon onthullen noch Beka noch Wilhelmuss Procurator dit verhaal kenden Desondanks heeft het verkrijgen vann nieuwe informatie dankzij Jacob van Myerop ervoor gezorgd dat Scrive-riuss een duidelijker standpunt dan voorheen wist in te nemen ten aanzien van dee mogelijke motieven van de moordenaars van graaf Floris Zijn vermoeden datt de verkrachting van Van Velsens vrouw niet het motief kon zijn geweest voorr een samenzwering van de belangrijkste edellieden tegen hun graaf zag hijj bevestigd dankzij de door Van Myerop geleverde documenten uit de Haag-see Rekenkamer De aanleidingen bleken deels op binnenlands terrein te lig-gen Floris V had de door bisschop Jan van Nassau illegitiem aan de latere moor-denaarss van de graaf verkochte landgoederen teruggevorderd en deze heren haddenn een vernederende zoen met Floris moeten sluiten waarbij zij al hun goederenn aan de graaf dienden op te dragen Bovendien was er het gedrag vann Floris V op het internationale politieke toneel geweest de graaf had zich latenn omkopen en was overgelopen van de Engelse koning Eduard naar de Fransee kroon De moord op Floris bleek te zijn voortgevloeid uit een ont-voeringsplann van koning Eduard die gebruik kon maken van de ontevre-denheidd van de heren Van Velsen Van Amstel en Van Woerden Dit was ge-

244 Beschnjvingiw van out Batavien eerste paginering 327 Scriverius aan Buchelius 27-9-1627 Buchelius aan Scriverius 30-9-1627 Scriverius aan Buchelius 1-10-1627 Buchelius aan Scriverius 2-10-1627 De opmerking inn de Divisiekroniek over Gijsbrecht ging terug op de Middelnederlandse Bekakroniek een oud simpel man (geciteerdd in Verkaik De moord op graaf Floris 43 n99) 255 Scriverius aan Buchelius 13-12-1628 266 Buchelius aan Scrrverius10-9-1632 277 Dit keer vervocht Scriverius om deze en andere informatie ten bate van zijn commentaar opliet oude Goud-see kroniekje Scriverius aan Buchelius 30-7-1631 Buchelius aan Scriverius 16-8-1631

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 247 7

heell nieuwe informatie in de middeleeuwse kronieken was hier niets over te lezen2H H

Scriveriuss liet zich in 1612 en 1614 niet ongunstig uit over graaf FlorisV Dit iss opmerkelijk aangezien in het toneelstuk van Hooft over Floris de verkrachting vann de vrouw van Gerard van Velsen centraal stond en er zelfs gezinspeeld werd opp de eigentijdse groeiende spanning tussen de stadhouder en de Hollandse Staten waarbij de positie van Floris en die van Maurits tot op zekere hoogte aann elkaar werden gespiegeld29 Uit Scriverius beschrijving van het leven van Floriss V blijk t niet dat hij een visie op de actuele problematiek wilde laten door-schemeren ook niet waar hij inging op de verwijdering tussen de Hollandse adell en de graaf Vast staat dat Scriverius in zijn bewerking van de Divisiekro-niekniek uit 1612 Van Velsen en zijn kornuiten voortdurend aanduidde als sa-menzweerders en moordenaars V Dat Floris zich mogelijk vergrepen zou kun-nenn hebben aan de vrouw van Van Velsen durfde Scriverius uiteindelijk niet ontkennen Maar hij bagatelliseerde dit gegeven als het ware zeker in verge-lijkin gg met het toneelstuk van Hooft door op te merken dat de Hollandse adel hierinn zeker geen aanleiding zou hebben gevonden om een aanslag op Floris tee beramen De nijd van Van Amstel en Van Woerden was volgens Scriverius opgewektt door zaken als de ridderslag van de veertig huislieden en de ontne-mingg van hun goederen door Floris Dit waren ernstige zaken maar ze droe-genn niet de regelrechte schande van een verkrachting in zich Tot besluit van zijnzijn commentaar op het leven van Floris V schreef Scriverius in 1612 Dit is ghenoechh vander Hovelingen ende Heeren verraedt opghenomen teghen ha-renn Landts-Heere Tot waerschouwinge alhier wijdtlustich verhaelt CAVETE VUuml-

BISBIS PRINCIPES1 (Vorsten past op uw tellen) Twee jaar later had Scriverius de beschikkingg gekregen over nieuwe informatie over het gedrag van Floris en dezee informatie pleitte niet voor de graaf Scriverius heeft bij een paar passa-gess in zijn nieuwe levensbeschrijving uit 1614 waar het ging om compromit-terendd gedrag van Floris groot nota in de kantlijn laten drukken Dit neemt niett weg dat hij deze levensbeschrijving besloot met opmerkingen als Genk vann Velsen doorsteeckt hem moordadelickV- Ook vinden we in deze herzie-ningg nog steeds passages over het uitstekende karakter van Floris die recht-streekss zijn ontleend aan de Divisiekroniek en Scriverius eigen bewerking van dezee tekst uit 1612 En in 1630 schreef Scriverius in een noot bij Hugo de Grootss verhandeling over de Bataafse republiek aangaande Floris V Hij is de Floriss die uit een naar oudermoord verlangende haat op schandelijke wijze is vermoordd door de zijnen in het jaar 1296

288 Orlers Besrhrijvinge der stad Isyden 235-23H Scriverius vond het relaas wel terug in jacobus Meyerus ge-schiedeniss van Maanderen en zelfs wal uitgebreider aangezien Meyerus ook het aandeel van de graaf van Vlaan-derenn in de samenwering beschreef 299 Duiis Van Rartholomeusnacht 25-26 300 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 377 311 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 383 322 Oilers Beschrijvinge der stad Leyden 239 333 Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 240 344 Grotius Liber 130 Is est Florentius qui parricidali odio nefarie a suis est trucidatus anno MCCX(AT

248 8 Eenn keten van graven

Dee kritiek van Scriverius op het beeld van Floris V in de Divisiekroniek was uit-voerig maar een groot deel van zijn commentaar betrof allerlei detailkwesties Hett belangrijkste gegeven dat door hem ter discussie werd gesteld was de in de DivisiekroniekDivisiekroniek verhaalde ontering van de vrouw van Van Velsen Dit betekende datt Floris er uiteindelijk beter af kwam in Scriverius relaas dan in de Divisiekroniek Datt Scriverius waardering voor deze graaf overeind bleef had te maken met zijnn waardering voor het instituut van de grafelijke regering in het algemeen Scriveriuss beschouwde de oude graven namelijk als de grondleggers van het ge-westt Holland zoals dat bestond in de tijd van de Republiek Zijn gedachten over dee belangrijke betekenis van de oude graven komen het sterkst naar voren uit hett in 1650 verschenen bronnenboek Principes

Hett grote bronnenboek Principes

Dee medieumlvistische bronnenboeken van Scriverius kenden zoals opgemerkt al-lemaall dezelfde structuur In de bewerking van de Divisiekroniek de editie van hett oude Goudse kroniekje Batavia illustrata en Principes werden de bronnen voorr de middeleeuwse geschiedenis van Holland namelijk steeds gepresenteerd alss een gravenreeks in woord en beeld Daartoe deelde Scriverius de door hemm uitgegeven verhalende bron op in fragmenten betreffende de afzon-derlijkee levens van de achtereenvolgende graven van Holland In Batavia il-lustratalustrata en Principes bundelde hij vervolgens fragmenten uit verschillende bron-nenn per graaf Hiermee werden dan als het ware de bouwstenen voor nieu-wee en meer betrouwbare levensbeschrijvingen van de graven aangereikt In dee bewerking van de Divisiekroniek en in de editie van het oude Goudse kro-niekjee kon de lezer deze bouwstenen vinden in de kritische Aenteycke-ninghen en in de Toets-steen In alle bronnenboeken kregen de graven van Scriveriuss een volgnummer en een portret Voorts gingen de portretten in alle bronnenboekenn vergezeld van gedichtjes waarin de belangrijkste daden van dee graaf werden gememoreerd

Ondankss de overeenkomst in structuur was er wel sprake van een verschil in doelstellingg tussen de twee uitgaven van afzonderlijke kronieken enerzijds en dee bloemlezingen in Batavia illustrata en Principes anderzijds Terwijl in de be-werkingg van de Divisiekronieken in de editie van het oude Goudse kroniekje de oudheidkundigee kritiek op de historische overlevering de boventoon voerde warenn Scriverius collecties middeleeuwse en humanistische geschiedwerken in BataviaBatavia illustrata uit 1609 en in Principes uit 1650 juist bedoeld als zo betrouw-baarr mogelijke bronnenboeken Deze bloemlezingen dienden de zeventiende-eeuwsee geschiedkundigen en overige lezers in kennis te stellen van de beste bron-nenn voor de geschiedenis van het graafschap Holland op kritische wijze gese-lecteerdd door Scriverius In de Batavia uumllustratawas de bloemlezing nog beperkt tott de vroeg-humanistische literatuur In dit boek (in het tekstdeel Illustrissi-

355 In het oude (ioudse kroniekje ging het niet om verzen maar om korte biografieeumln in proza en in het Latijn

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 249 9

4040 Scriverius opdracht aan de StatenStaten van Holland en West-FrieslandFriesland in Principes Hol-landiae et Westfiumlisiae Ko-ninklijkeninklijke Bibliotheek Den Haag

ILLVSTRISS AC POTENTISS

H O L L A N D I i pound pound WESTFRISIEQV E E

ORDINIBVS PATRI poundpound PATRIBV S

O P T M A X BELL OO H 1 S P A N I C Uuml

QVODD AB AV1TA NEC EXCISA VNQVAM VLL A MAIOIumlUBVS EORVMV EE HACTENV S POST EMS DESERTS | j E R I A IS HOi l l31 i EE OR VS POTIS51MVM AMBITION S AC D0MINAND 1 UBtDINE IXFRIM Ouml IERDINAND II TOL1TAKI ALBS DVCtS CRVENTI S SI MO OMNIBVSQ ETT OMNIIumlV S DETESTANDOSCVt iuml fcxiNNlO 1 laquoVSOIM m t s i u - MORVMQV EE AC1NGESII ET LECVM CENTI S IGNARt ABVSI PMNCIFIumlM QVIUV iumliuml A l l raquo AD TArV M IAM RERVM fOTUumlNTHVS QVIOVI S Hl i l lCK OO EORVM AC REIP DAMNO AC AM t ROPE ClM HflV S FX1TIO ADVERSVMM eiDCM i Br RTAT 1 laquo raquo laquo laquo DfuumlANT C U H PRIMO ET DEIUumlPEE VAtA M ILLATVM MACK O AVSV AC ANIMO MAtORIBV S CIET EE INITI O AMIUI 1 OJ A l i Alaquoll MOM MOO O I t t H t i S Iuml U SED ETT IP SIS HAVO IN BiumlLGI O TANTV M SED JT A L 11 CON cv SS | s NON MODOO IPS1S HISPANORVM GADIBV S AC TERRITIS SED ET EISPEM ADD GANCEW USQ^VE NOVOQJE ETIA M IN ORBE RECKO NON UNO PRIDEMM EXVTIS FEL1CITER TOTO TERRARV M ORBE STVPEKTE ILLATV MM EST

ETT JAM

G L O R I O S AA FACE QVAA N V L U GENTI OFPERai AVT PARI POTVIT AVGVSTIOR

QVJEQV EE OMN1BVS POTIOR EST TRlyenMraquoHK OMMEtQ i AOF0 TRIYMPHO S S1BII 1NCLVDIT A B H S m l l O iuml t - A T A HSSTIBVI IIMV L CVM A f i N I T A

HBEumlRTATE ETTvEOJO BEILOR V M (IumlVAHV1 S EXVOT O GESTORVM DAT SS DEXTRA VTRIMQJ E ET f lD E LVIumlENTE R EXCEPTA HAVO MIMV 55 QVAM BELLO

I N C L V T 1 S l E L i c i s s i a i i

EE T

F E 1 I C I S S I U OS S

S V B D I T O S S IMPERI OO COMPLEXIS

morumm Hollandiae Zelandiaeque Comitum ac Dominonim Frisiae icones et his-toriae)) presenteerde Scriverius voor het middeleeuwse verleden van Holland vrijwell uitsluitend teksten afkomstig uit de geschiedwerken van I ladrianus Bar-landuss en Jacobus Meyerus In Principes drukte Scriverius echter eer veel tekst-fragmentenn af uit niet alleen humanistische geschiedwerken maar ook en voor-alal uit middeleeuwse annalen en kronieken Zowel Scriverius verdiensten als uit-geverr van annalen en kronieken als zijn beeld van het middeleeuwse verleden vann Holland laten zich het beste aflezen uit dit zeer erudiete en monumentaal uitgevoerdee Principes In het hiernavolgende zal daarom de aandacht speciaal wordenn gericht op dit bronnenboek

Scriveriuss had alle recht om zijn bronnenboek uit 1650 trots een heerlick werck enn het Groote Boeck van de Graeven te noemen Principes was inderdaad op-

366 Zit- hoofdstuk 3 p 15J

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 8: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Dee Hol landse Middeleeuwen volgens Scriverius 245 5

ditt verhaal juist door hem weerlegd Behalve de Divisiekronieken de kroniek van dee anonieme Clerc uten laghen landen die in verband met deze gebeurtenis dee belangrijkste bron voor de Divisiekroniek was geweest bleek geen enkele an-deree middeleeuwse geschiedschrijver dit verhaal te kennen Ook had Scriverius vernomenn dat het stadsarchief van Stavoren helemaal geen door Floris V ver-leendee privileges bezat-1

Bovendienn bestond Scriverius beschrijving van het leven van Floris uit 1614 niett langer uit een bewerking van de tekst van de Divisiekroniek gevolgd door eenn serie eigen aenteyckeningen In plaats daarvan ging Scriverius nu in zijn bewerkingg van de tekst van de Divisiekroniek al over tot een vergelijking met an-deree bronnen Dit leverde een samenhangender beeld op van de graaf dan voor-heen Met name de kwestie rond de moord op Floris stond Scriverius in 1614 eenn stuk helderder voor ogen dan twee jaar eerder Dit had hij grotendeels te dankenn aan zijn contact metjacob van Myerop en met Buchelius Toen Scriverius beginn 1614 met zijn bijdrage over het leven van Floris V voor het boek van Or-lerss bezig was klopte hij bij hen aan om nieuwe informatie Aan Buchelius schreef hijj overlopend van enthousiasme

Siet wat ick begeer ende eerstdaechs van node hebbe De Genealogie van Aemstel Desenn Boom verstae ick dat onder andere by UE aen verscheyden tacken is berustende alss oock mede de stam van Woerden Tsal de Heer en Vrundt mij dese ghelieven met denn eersten te doen afschrijven Inde kosten van copieren wil ick geern vervallen~

Bucheliuss reageerde hierop met een voor hem typerende wat onderwijzeri-gee brief2 Hij zond Scriverius de gevraagde stambomen van de Van Amstels enn Van Woerdens en waarschuwde daarbij dat juist de middeleeuwse gene-alogiee een complex en obscuur terrein was Vervolgens ging hij in op de kwes-tiee van het verbod dat na de gewelddadige dood van Floris in 1296 zou zijn uitgevaardigdd op het nog langer dragen van de oude familiewapens door de verwantenn van de moordenaars van Floris Dit verbod werd in de Divisiekro-niekniek vermeld en was door Scriverius zonder commentaar in zijn bewerking van 16122 overgenomen Buchelius schreef Scriverius nu dat hij niet moest den-ken dat de Van Amstels om deze reden hun familienaam en blazoen veran-derdd zouden hebben in die van de Van Mijndens en de Van IJsselsteins der-gelijkee veranderingen vonden ook al lang voacuteoacuter het jaar 1300 plaats om de stam-bomenn van jongere zonen van die van de oudsten te onderscheiden Scrive-riuss moet zich hierdoor hebben laten overtuigen want in zijn herbewerking vann het leven van Floris in Orlers stadsbeschrijving is de passage over het in 12966 uitgevaardigde verbod weggelaten

Overigenss bleef Scriverius zich ook in de periode na 1614 bezighouden met dee problematiek rond de moord op Floris V Uit zijn correspondentie blijkt dat Bucheliuss bij het onderzoek naar Floris nog steeds onmisbaar was In de jaren

211 Orlers afschrijving der stad Ledden 232 222 Scriverius aan Buchelius 16-1-HiH 233 Buchelius aan Scrivtrius [1614]

246 6 Eenn keten van graven

1626-16277 werd er door beide geleerden opgewonden heen-en-weer geschreven overr Buchelius ontdekking van een derde voorheen onbekende Gijsbrecht van Amstell in de archiefstukken Hierdoor bleek de opmerking in de Divisiekroniek enn in Scriverius bewerking uit 1612 dat Gijsbrecht een slecht oud man was eenn zwakke oude man die zich door Van Velsen en Van Woerden had laten over-halenn tot de moord op de graaf niet langer houdbaar24 Het volgende jaar wil-dee Scriverius van Buchelius een manuscript lenen getiteld Vande Rechten ende Handvestenn van die van Kenemerlandt gegeven by Gr FlorensL3 In 1632 kwam Bucheliuss terug op het verhaal over de ridderslag van de veertig huislieden door Floris naar aanleidingvan Boxhorns Theatrum Buchelius schreef dit altijd al een volkspraatje gevonden te hebben26 Verder vroeg Scriverius herhaaldelijk Bu-chelius manuscripten te leen onder andere met het oog op de vraag of het land vann Woerden en Amstel wel op rechtmatige wijze aan de Hollandse graven was toegekomen gezien de vele oorlogen die over het bezit van deze landen waren gevoerdd tussen de graaf en de bisschop in de tijd na Floris V27

Inn 1614 waren sommige onzekere passages toch nog ontsnapt aan Scrive-rius nieuwe kritische selectie Wanneer verhalen erg bekend waren bleef hij zee opnemen in zijn herbewerking Het verhaal over de ridderslag van veertig huisliedenn door der keerlen God vermeldde hij bijvoorbeeld opnieuw hoe-well Scriverius nu wel opmerkte dat de Rijmkroniek waarvan hij bij wijze van primeurr de naam van de auteur Melis Stocke kon onthullen noch Beka noch Wilhelmuss Procurator dit verhaal kenden Desondanks heeft het verkrijgen vann nieuwe informatie dankzij Jacob van Myerop ervoor gezorgd dat Scrive-riuss een duidelijker standpunt dan voorheen wist in te nemen ten aanzien van dee mogelijke motieven van de moordenaars van graaf Floris Zijn vermoeden datt de verkrachting van Van Velsens vrouw niet het motief kon zijn geweest voorr een samenzwering van de belangrijkste edellieden tegen hun graaf zag hijj bevestigd dankzij de door Van Myerop geleverde documenten uit de Haag-see Rekenkamer De aanleidingen bleken deels op binnenlands terrein te lig-gen Floris V had de door bisschop Jan van Nassau illegitiem aan de latere moor-denaarss van de graaf verkochte landgoederen teruggevorderd en deze heren haddenn een vernederende zoen met Floris moeten sluiten waarbij zij al hun goederenn aan de graaf dienden op te dragen Bovendien was er het gedrag vann Floris V op het internationale politieke toneel geweest de graaf had zich latenn omkopen en was overgelopen van de Engelse koning Eduard naar de Fransee kroon De moord op Floris bleek te zijn voortgevloeid uit een ont-voeringsplann van koning Eduard die gebruik kon maken van de ontevre-denheidd van de heren Van Velsen Van Amstel en Van Woerden Dit was ge-

244 Beschnjvingiw van out Batavien eerste paginering 327 Scriverius aan Buchelius 27-9-1627 Buchelius aan Scriverius 30-9-1627 Scriverius aan Buchelius 1-10-1627 Buchelius aan Scriverius 2-10-1627 De opmerking inn de Divisiekroniek over Gijsbrecht ging terug op de Middelnederlandse Bekakroniek een oud simpel man (geciteerdd in Verkaik De moord op graaf Floris 43 n99) 255 Scriverius aan Buchelius 13-12-1628 266 Buchelius aan Scrrverius10-9-1632 277 Dit keer vervocht Scriverius om deze en andere informatie ten bate van zijn commentaar opliet oude Goud-see kroniekje Scriverius aan Buchelius 30-7-1631 Buchelius aan Scriverius 16-8-1631

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 247 7

heell nieuwe informatie in de middeleeuwse kronieken was hier niets over te lezen2H H

Scriveriuss liet zich in 1612 en 1614 niet ongunstig uit over graaf FlorisV Dit iss opmerkelijk aangezien in het toneelstuk van Hooft over Floris de verkrachting vann de vrouw van Gerard van Velsen centraal stond en er zelfs gezinspeeld werd opp de eigentijdse groeiende spanning tussen de stadhouder en de Hollandse Staten waarbij de positie van Floris en die van Maurits tot op zekere hoogte aann elkaar werden gespiegeld29 Uit Scriverius beschrijving van het leven van Floriss V blijk t niet dat hij een visie op de actuele problematiek wilde laten door-schemeren ook niet waar hij inging op de verwijdering tussen de Hollandse adell en de graaf Vast staat dat Scriverius in zijn bewerking van de Divisiekro-niekniek uit 1612 Van Velsen en zijn kornuiten voortdurend aanduidde als sa-menzweerders en moordenaars V Dat Floris zich mogelijk vergrepen zou kun-nenn hebben aan de vrouw van Van Velsen durfde Scriverius uiteindelijk niet ontkennen Maar hij bagatelliseerde dit gegeven als het ware zeker in verge-lijkin gg met het toneelstuk van Hooft door op te merken dat de Hollandse adel hierinn zeker geen aanleiding zou hebben gevonden om een aanslag op Floris tee beramen De nijd van Van Amstel en Van Woerden was volgens Scriverius opgewektt door zaken als de ridderslag van de veertig huislieden en de ontne-mingg van hun goederen door Floris Dit waren ernstige zaken maar ze droe-genn niet de regelrechte schande van een verkrachting in zich Tot besluit van zijnzijn commentaar op het leven van Floris V schreef Scriverius in 1612 Dit is ghenoechh vander Hovelingen ende Heeren verraedt opghenomen teghen ha-renn Landts-Heere Tot waerschouwinge alhier wijdtlustich verhaelt CAVETE VUuml-

BISBIS PRINCIPES1 (Vorsten past op uw tellen) Twee jaar later had Scriverius de beschikkingg gekregen over nieuwe informatie over het gedrag van Floris en dezee informatie pleitte niet voor de graaf Scriverius heeft bij een paar passa-gess in zijn nieuwe levensbeschrijving uit 1614 waar het ging om compromit-terendd gedrag van Floris groot nota in de kantlijn laten drukken Dit neemt niett weg dat hij deze levensbeschrijving besloot met opmerkingen als Genk vann Velsen doorsteeckt hem moordadelickV- Ook vinden we in deze herzie-ningg nog steeds passages over het uitstekende karakter van Floris die recht-streekss zijn ontleend aan de Divisiekroniek en Scriverius eigen bewerking van dezee tekst uit 1612 En in 1630 schreef Scriverius in een noot bij Hugo de Grootss verhandeling over de Bataafse republiek aangaande Floris V Hij is de Floriss die uit een naar oudermoord verlangende haat op schandelijke wijze is vermoordd door de zijnen in het jaar 1296

288 Orlers Besrhrijvinge der stad Isyden 235-23H Scriverius vond het relaas wel terug in jacobus Meyerus ge-schiedeniss van Maanderen en zelfs wal uitgebreider aangezien Meyerus ook het aandeel van de graaf van Vlaan-derenn in de samenwering beschreef 299 Duiis Van Rartholomeusnacht 25-26 300 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 377 311 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 383 322 Oilers Beschrijvinge der stad Leyden 239 333 Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 240 344 Grotius Liber 130 Is est Florentius qui parricidali odio nefarie a suis est trucidatus anno MCCX(AT

248 8 Eenn keten van graven

Dee kritiek van Scriverius op het beeld van Floris V in de Divisiekroniek was uit-voerig maar een groot deel van zijn commentaar betrof allerlei detailkwesties Hett belangrijkste gegeven dat door hem ter discussie werd gesteld was de in de DivisiekroniekDivisiekroniek verhaalde ontering van de vrouw van Van Velsen Dit betekende datt Floris er uiteindelijk beter af kwam in Scriverius relaas dan in de Divisiekroniek Datt Scriverius waardering voor deze graaf overeind bleef had te maken met zijnn waardering voor het instituut van de grafelijke regering in het algemeen Scriveriuss beschouwde de oude graven namelijk als de grondleggers van het ge-westt Holland zoals dat bestond in de tijd van de Republiek Zijn gedachten over dee belangrijke betekenis van de oude graven komen het sterkst naar voren uit hett in 1650 verschenen bronnenboek Principes

Hett grote bronnenboek Principes

Dee medieumlvistische bronnenboeken van Scriverius kenden zoals opgemerkt al-lemaall dezelfde structuur In de bewerking van de Divisiekroniek de editie van hett oude Goudse kroniekje Batavia illustrata en Principes werden de bronnen voorr de middeleeuwse geschiedenis van Holland namelijk steeds gepresenteerd alss een gravenreeks in woord en beeld Daartoe deelde Scriverius de door hemm uitgegeven verhalende bron op in fragmenten betreffende de afzon-derlijkee levens van de achtereenvolgende graven van Holland In Batavia il-lustratalustrata en Principes bundelde hij vervolgens fragmenten uit verschillende bron-nenn per graaf Hiermee werden dan als het ware de bouwstenen voor nieu-wee en meer betrouwbare levensbeschrijvingen van de graven aangereikt In dee bewerking van de Divisiekroniek en in de editie van het oude Goudse kro-niekjee kon de lezer deze bouwstenen vinden in de kritische Aenteycke-ninghen en in de Toets-steen In alle bronnenboeken kregen de graven van Scriveriuss een volgnummer en een portret Voorts gingen de portretten in alle bronnenboekenn vergezeld van gedichtjes waarin de belangrijkste daden van dee graaf werden gememoreerd

Ondankss de overeenkomst in structuur was er wel sprake van een verschil in doelstellingg tussen de twee uitgaven van afzonderlijke kronieken enerzijds en dee bloemlezingen in Batavia illustrata en Principes anderzijds Terwijl in de be-werkingg van de Divisiekronieken in de editie van het oude Goudse kroniekje de oudheidkundigee kritiek op de historische overlevering de boventoon voerde warenn Scriverius collecties middeleeuwse en humanistische geschiedwerken in BataviaBatavia illustrata uit 1609 en in Principes uit 1650 juist bedoeld als zo betrouw-baarr mogelijke bronnenboeken Deze bloemlezingen dienden de zeventiende-eeuwsee geschiedkundigen en overige lezers in kennis te stellen van de beste bron-nenn voor de geschiedenis van het graafschap Holland op kritische wijze gese-lecteerdd door Scriverius In de Batavia uumllustratawas de bloemlezing nog beperkt tott de vroeg-humanistische literatuur In dit boek (in het tekstdeel Illustrissi-

355 In het oude (ioudse kroniekje ging het niet om verzen maar om korte biografieeumln in proza en in het Latijn

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 249 9

4040 Scriverius opdracht aan de StatenStaten van Holland en West-FrieslandFriesland in Principes Hol-landiae et Westfiumlisiae Ko-ninklijkeninklijke Bibliotheek Den Haag

ILLVSTRISS AC POTENTISS

H O L L A N D I i pound pound WESTFRISIEQV E E

ORDINIBVS PATRI poundpound PATRIBV S

O P T M A X BELL OO H 1 S P A N I C Uuml

QVODD AB AV1TA NEC EXCISA VNQVAM VLL A MAIOIumlUBVS EORVMV EE HACTENV S POST EMS DESERTS | j E R I A IS HOi l l31 i EE OR VS POTIS51MVM AMBITION S AC D0MINAND 1 UBtDINE IXFRIM Ouml IERDINAND II TOL1TAKI ALBS DVCtS CRVENTI S SI MO OMNIBVSQ ETT OMNIIumlV S DETESTANDOSCVt iuml fcxiNNlO 1 laquoVSOIM m t s i u - MORVMQV EE AC1NGESII ET LECVM CENTI S IGNARt ABVSI PMNCIFIumlM QVIUV iumliuml A l l raquo AD TArV M IAM RERVM fOTUumlNTHVS QVIOVI S Hl i l lCK OO EORVM AC REIP DAMNO AC AM t ROPE ClM HflV S FX1TIO ADVERSVMM eiDCM i Br RTAT 1 laquo raquo laquo laquo DfuumlANT C U H PRIMO ET DEIUumlPEE VAtA M ILLATVM MACK O AVSV AC ANIMO MAtORIBV S CIET EE INITI O AMIUI 1 OJ A l i Alaquoll MOM MOO O I t t H t i S Iuml U SED ETT IP SIS HAVO IN BiumlLGI O TANTV M SED JT A L 11 CON cv SS | s NON MODOO IPS1S HISPANORVM GADIBV S AC TERRITIS SED ET EISPEM ADD GANCEW USQ^VE NOVOQJE ETIA M IN ORBE RECKO NON UNO PRIDEMM EXVTIS FEL1CITER TOTO TERRARV M ORBE STVPEKTE ILLATV MM EST

ETT JAM

G L O R I O S AA FACE QVAA N V L U GENTI OFPERai AVT PARI POTVIT AVGVSTIOR

QVJEQV EE OMN1BVS POTIOR EST TRlyenMraquoHK OMMEtQ i AOF0 TRIYMPHO S S1BII 1NCLVDIT A B H S m l l O iuml t - A T A HSSTIBVI IIMV L CVM A f i N I T A

HBEumlRTATE ETTvEOJO BEILOR V M (IumlVAHV1 S EXVOT O GESTORVM DAT SS DEXTRA VTRIMQJ E ET f lD E LVIumlENTE R EXCEPTA HAVO MIMV 55 QVAM BELLO

I N C L V T 1 S l E L i c i s s i a i i

EE T

F E 1 I C I S S I U OS S

S V B D I T O S S IMPERI OO COMPLEXIS

morumm Hollandiae Zelandiaeque Comitum ac Dominonim Frisiae icones et his-toriae)) presenteerde Scriverius voor het middeleeuwse verleden van Holland vrijwell uitsluitend teksten afkomstig uit de geschiedwerken van I ladrianus Bar-landuss en Jacobus Meyerus In Principes drukte Scriverius echter eer veel tekst-fragmentenn af uit niet alleen humanistische geschiedwerken maar ook en voor-alal uit middeleeuwse annalen en kronieken Zowel Scriverius verdiensten als uit-geverr van annalen en kronieken als zijn beeld van het middeleeuwse verleden vann Holland laten zich het beste aflezen uit dit zeer erudiete en monumentaal uitgevoerdee Principes In het hiernavolgende zal daarom de aandacht speciaal wordenn gericht op dit bronnenboek

Scriveriuss had alle recht om zijn bronnenboek uit 1650 trots een heerlick werck enn het Groote Boeck van de Graeven te noemen Principes was inderdaad op-

366 Zit- hoofdstuk 3 p 15J

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 9: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

246 6 Eenn keten van graven

1626-16277 werd er door beide geleerden opgewonden heen-en-weer geschreven overr Buchelius ontdekking van een derde voorheen onbekende Gijsbrecht van Amstell in de archiefstukken Hierdoor bleek de opmerking in de Divisiekroniek enn in Scriverius bewerking uit 1612 dat Gijsbrecht een slecht oud man was eenn zwakke oude man die zich door Van Velsen en Van Woerden had laten over-halenn tot de moord op de graaf niet langer houdbaar24 Het volgende jaar wil-dee Scriverius van Buchelius een manuscript lenen getiteld Vande Rechten ende Handvestenn van die van Kenemerlandt gegeven by Gr FlorensL3 In 1632 kwam Bucheliuss terug op het verhaal over de ridderslag van de veertig huislieden door Floris naar aanleidingvan Boxhorns Theatrum Buchelius schreef dit altijd al een volkspraatje gevonden te hebben26 Verder vroeg Scriverius herhaaldelijk Bu-chelius manuscripten te leen onder andere met het oog op de vraag of het land vann Woerden en Amstel wel op rechtmatige wijze aan de Hollandse graven was toegekomen gezien de vele oorlogen die over het bezit van deze landen waren gevoerdd tussen de graaf en de bisschop in de tijd na Floris V27

Inn 1614 waren sommige onzekere passages toch nog ontsnapt aan Scrive-rius nieuwe kritische selectie Wanneer verhalen erg bekend waren bleef hij zee opnemen in zijn herbewerking Het verhaal over de ridderslag van veertig huisliedenn door der keerlen God vermeldde hij bijvoorbeeld opnieuw hoe-well Scriverius nu wel opmerkte dat de Rijmkroniek waarvan hij bij wijze van primeurr de naam van de auteur Melis Stocke kon onthullen noch Beka noch Wilhelmuss Procurator dit verhaal kenden Desondanks heeft het verkrijgen vann nieuwe informatie dankzij Jacob van Myerop ervoor gezorgd dat Scrive-riuss een duidelijker standpunt dan voorheen wist in te nemen ten aanzien van dee mogelijke motieven van de moordenaars van graaf Floris Zijn vermoeden datt de verkrachting van Van Velsens vrouw niet het motief kon zijn geweest voorr een samenzwering van de belangrijkste edellieden tegen hun graaf zag hijj bevestigd dankzij de door Van Myerop geleverde documenten uit de Haag-see Rekenkamer De aanleidingen bleken deels op binnenlands terrein te lig-gen Floris V had de door bisschop Jan van Nassau illegitiem aan de latere moor-denaarss van de graaf verkochte landgoederen teruggevorderd en deze heren haddenn een vernederende zoen met Floris moeten sluiten waarbij zij al hun goederenn aan de graaf dienden op te dragen Bovendien was er het gedrag vann Floris V op het internationale politieke toneel geweest de graaf had zich latenn omkopen en was overgelopen van de Engelse koning Eduard naar de Fransee kroon De moord op Floris bleek te zijn voortgevloeid uit een ont-voeringsplann van koning Eduard die gebruik kon maken van de ontevre-denheidd van de heren Van Velsen Van Amstel en Van Woerden Dit was ge-

244 Beschnjvingiw van out Batavien eerste paginering 327 Scriverius aan Buchelius 27-9-1627 Buchelius aan Scriverius 30-9-1627 Scriverius aan Buchelius 1-10-1627 Buchelius aan Scriverius 2-10-1627 De opmerking inn de Divisiekroniek over Gijsbrecht ging terug op de Middelnederlandse Bekakroniek een oud simpel man (geciteerdd in Verkaik De moord op graaf Floris 43 n99) 255 Scriverius aan Buchelius 13-12-1628 266 Buchelius aan Scrrverius10-9-1632 277 Dit keer vervocht Scriverius om deze en andere informatie ten bate van zijn commentaar opliet oude Goud-see kroniekje Scriverius aan Buchelius 30-7-1631 Buchelius aan Scriverius 16-8-1631

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 247 7

heell nieuwe informatie in de middeleeuwse kronieken was hier niets over te lezen2H H

Scriveriuss liet zich in 1612 en 1614 niet ongunstig uit over graaf FlorisV Dit iss opmerkelijk aangezien in het toneelstuk van Hooft over Floris de verkrachting vann de vrouw van Gerard van Velsen centraal stond en er zelfs gezinspeeld werd opp de eigentijdse groeiende spanning tussen de stadhouder en de Hollandse Staten waarbij de positie van Floris en die van Maurits tot op zekere hoogte aann elkaar werden gespiegeld29 Uit Scriverius beschrijving van het leven van Floriss V blijk t niet dat hij een visie op de actuele problematiek wilde laten door-schemeren ook niet waar hij inging op de verwijdering tussen de Hollandse adell en de graaf Vast staat dat Scriverius in zijn bewerking van de Divisiekro-niekniek uit 1612 Van Velsen en zijn kornuiten voortdurend aanduidde als sa-menzweerders en moordenaars V Dat Floris zich mogelijk vergrepen zou kun-nenn hebben aan de vrouw van Van Velsen durfde Scriverius uiteindelijk niet ontkennen Maar hij bagatelliseerde dit gegeven als het ware zeker in verge-lijkin gg met het toneelstuk van Hooft door op te merken dat de Hollandse adel hierinn zeker geen aanleiding zou hebben gevonden om een aanslag op Floris tee beramen De nijd van Van Amstel en Van Woerden was volgens Scriverius opgewektt door zaken als de ridderslag van de veertig huislieden en de ontne-mingg van hun goederen door Floris Dit waren ernstige zaken maar ze droe-genn niet de regelrechte schande van een verkrachting in zich Tot besluit van zijnzijn commentaar op het leven van Floris V schreef Scriverius in 1612 Dit is ghenoechh vander Hovelingen ende Heeren verraedt opghenomen teghen ha-renn Landts-Heere Tot waerschouwinge alhier wijdtlustich verhaelt CAVETE VUuml-

BISBIS PRINCIPES1 (Vorsten past op uw tellen) Twee jaar later had Scriverius de beschikkingg gekregen over nieuwe informatie over het gedrag van Floris en dezee informatie pleitte niet voor de graaf Scriverius heeft bij een paar passa-gess in zijn nieuwe levensbeschrijving uit 1614 waar het ging om compromit-terendd gedrag van Floris groot nota in de kantlijn laten drukken Dit neemt niett weg dat hij deze levensbeschrijving besloot met opmerkingen als Genk vann Velsen doorsteeckt hem moordadelickV- Ook vinden we in deze herzie-ningg nog steeds passages over het uitstekende karakter van Floris die recht-streekss zijn ontleend aan de Divisiekroniek en Scriverius eigen bewerking van dezee tekst uit 1612 En in 1630 schreef Scriverius in een noot bij Hugo de Grootss verhandeling over de Bataafse republiek aangaande Floris V Hij is de Floriss die uit een naar oudermoord verlangende haat op schandelijke wijze is vermoordd door de zijnen in het jaar 1296

288 Orlers Besrhrijvinge der stad Isyden 235-23H Scriverius vond het relaas wel terug in jacobus Meyerus ge-schiedeniss van Maanderen en zelfs wal uitgebreider aangezien Meyerus ook het aandeel van de graaf van Vlaan-derenn in de samenwering beschreef 299 Duiis Van Rartholomeusnacht 25-26 300 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 377 311 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 383 322 Oilers Beschrijvinge der stad Leyden 239 333 Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 240 344 Grotius Liber 130 Is est Florentius qui parricidali odio nefarie a suis est trucidatus anno MCCX(AT

248 8 Eenn keten van graven

Dee kritiek van Scriverius op het beeld van Floris V in de Divisiekroniek was uit-voerig maar een groot deel van zijn commentaar betrof allerlei detailkwesties Hett belangrijkste gegeven dat door hem ter discussie werd gesteld was de in de DivisiekroniekDivisiekroniek verhaalde ontering van de vrouw van Van Velsen Dit betekende datt Floris er uiteindelijk beter af kwam in Scriverius relaas dan in de Divisiekroniek Datt Scriverius waardering voor deze graaf overeind bleef had te maken met zijnn waardering voor het instituut van de grafelijke regering in het algemeen Scriveriuss beschouwde de oude graven namelijk als de grondleggers van het ge-westt Holland zoals dat bestond in de tijd van de Republiek Zijn gedachten over dee belangrijke betekenis van de oude graven komen het sterkst naar voren uit hett in 1650 verschenen bronnenboek Principes

Hett grote bronnenboek Principes

Dee medieumlvistische bronnenboeken van Scriverius kenden zoals opgemerkt al-lemaall dezelfde structuur In de bewerking van de Divisiekroniek de editie van hett oude Goudse kroniekje Batavia illustrata en Principes werden de bronnen voorr de middeleeuwse geschiedenis van Holland namelijk steeds gepresenteerd alss een gravenreeks in woord en beeld Daartoe deelde Scriverius de door hemm uitgegeven verhalende bron op in fragmenten betreffende de afzon-derlijkee levens van de achtereenvolgende graven van Holland In Batavia il-lustratalustrata en Principes bundelde hij vervolgens fragmenten uit verschillende bron-nenn per graaf Hiermee werden dan als het ware de bouwstenen voor nieu-wee en meer betrouwbare levensbeschrijvingen van de graven aangereikt In dee bewerking van de Divisiekroniek en in de editie van het oude Goudse kro-niekjee kon de lezer deze bouwstenen vinden in de kritische Aenteycke-ninghen en in de Toets-steen In alle bronnenboeken kregen de graven van Scriveriuss een volgnummer en een portret Voorts gingen de portretten in alle bronnenboekenn vergezeld van gedichtjes waarin de belangrijkste daden van dee graaf werden gememoreerd

Ondankss de overeenkomst in structuur was er wel sprake van een verschil in doelstellingg tussen de twee uitgaven van afzonderlijke kronieken enerzijds en dee bloemlezingen in Batavia illustrata en Principes anderzijds Terwijl in de be-werkingg van de Divisiekronieken in de editie van het oude Goudse kroniekje de oudheidkundigee kritiek op de historische overlevering de boventoon voerde warenn Scriverius collecties middeleeuwse en humanistische geschiedwerken in BataviaBatavia illustrata uit 1609 en in Principes uit 1650 juist bedoeld als zo betrouw-baarr mogelijke bronnenboeken Deze bloemlezingen dienden de zeventiende-eeuwsee geschiedkundigen en overige lezers in kennis te stellen van de beste bron-nenn voor de geschiedenis van het graafschap Holland op kritische wijze gese-lecteerdd door Scriverius In de Batavia uumllustratawas de bloemlezing nog beperkt tott de vroeg-humanistische literatuur In dit boek (in het tekstdeel Illustrissi-

355 In het oude (ioudse kroniekje ging het niet om verzen maar om korte biografieeumln in proza en in het Latijn

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 249 9

4040 Scriverius opdracht aan de StatenStaten van Holland en West-FrieslandFriesland in Principes Hol-landiae et Westfiumlisiae Ko-ninklijkeninklijke Bibliotheek Den Haag

ILLVSTRISS AC POTENTISS

H O L L A N D I i pound pound WESTFRISIEQV E E

ORDINIBVS PATRI poundpound PATRIBV S

O P T M A X BELL OO H 1 S P A N I C Uuml

QVODD AB AV1TA NEC EXCISA VNQVAM VLL A MAIOIumlUBVS EORVMV EE HACTENV S POST EMS DESERTS | j E R I A IS HOi l l31 i EE OR VS POTIS51MVM AMBITION S AC D0MINAND 1 UBtDINE IXFRIM Ouml IERDINAND II TOL1TAKI ALBS DVCtS CRVENTI S SI MO OMNIBVSQ ETT OMNIIumlV S DETESTANDOSCVt iuml fcxiNNlO 1 laquoVSOIM m t s i u - MORVMQV EE AC1NGESII ET LECVM CENTI S IGNARt ABVSI PMNCIFIumlM QVIUV iumliuml A l l raquo AD TArV M IAM RERVM fOTUumlNTHVS QVIOVI S Hl i l lCK OO EORVM AC REIP DAMNO AC AM t ROPE ClM HflV S FX1TIO ADVERSVMM eiDCM i Br RTAT 1 laquo raquo laquo laquo DfuumlANT C U H PRIMO ET DEIUumlPEE VAtA M ILLATVM MACK O AVSV AC ANIMO MAtORIBV S CIET EE INITI O AMIUI 1 OJ A l i Alaquoll MOM MOO O I t t H t i S Iuml U SED ETT IP SIS HAVO IN BiumlLGI O TANTV M SED JT A L 11 CON cv SS | s NON MODOO IPS1S HISPANORVM GADIBV S AC TERRITIS SED ET EISPEM ADD GANCEW USQ^VE NOVOQJE ETIA M IN ORBE RECKO NON UNO PRIDEMM EXVTIS FEL1CITER TOTO TERRARV M ORBE STVPEKTE ILLATV MM EST

ETT JAM

G L O R I O S AA FACE QVAA N V L U GENTI OFPERai AVT PARI POTVIT AVGVSTIOR

QVJEQV EE OMN1BVS POTIOR EST TRlyenMraquoHK OMMEtQ i AOF0 TRIYMPHO S S1BII 1NCLVDIT A B H S m l l O iuml t - A T A HSSTIBVI IIMV L CVM A f i N I T A

HBEumlRTATE ETTvEOJO BEILOR V M (IumlVAHV1 S EXVOT O GESTORVM DAT SS DEXTRA VTRIMQJ E ET f lD E LVIumlENTE R EXCEPTA HAVO MIMV 55 QVAM BELLO

I N C L V T 1 S l E L i c i s s i a i i

EE T

F E 1 I C I S S I U OS S

S V B D I T O S S IMPERI OO COMPLEXIS

morumm Hollandiae Zelandiaeque Comitum ac Dominonim Frisiae icones et his-toriae)) presenteerde Scriverius voor het middeleeuwse verleden van Holland vrijwell uitsluitend teksten afkomstig uit de geschiedwerken van I ladrianus Bar-landuss en Jacobus Meyerus In Principes drukte Scriverius echter eer veel tekst-fragmentenn af uit niet alleen humanistische geschiedwerken maar ook en voor-alal uit middeleeuwse annalen en kronieken Zowel Scriverius verdiensten als uit-geverr van annalen en kronieken als zijn beeld van het middeleeuwse verleden vann Holland laten zich het beste aflezen uit dit zeer erudiete en monumentaal uitgevoerdee Principes In het hiernavolgende zal daarom de aandacht speciaal wordenn gericht op dit bronnenboek

Scriveriuss had alle recht om zijn bronnenboek uit 1650 trots een heerlick werck enn het Groote Boeck van de Graeven te noemen Principes was inderdaad op-

366 Zit- hoofdstuk 3 p 15J

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 10: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 247 7

heell nieuwe informatie in de middeleeuwse kronieken was hier niets over te lezen2H H

Scriveriuss liet zich in 1612 en 1614 niet ongunstig uit over graaf FlorisV Dit iss opmerkelijk aangezien in het toneelstuk van Hooft over Floris de verkrachting vann de vrouw van Gerard van Velsen centraal stond en er zelfs gezinspeeld werd opp de eigentijdse groeiende spanning tussen de stadhouder en de Hollandse Staten waarbij de positie van Floris en die van Maurits tot op zekere hoogte aann elkaar werden gespiegeld29 Uit Scriverius beschrijving van het leven van Floriss V blijk t niet dat hij een visie op de actuele problematiek wilde laten door-schemeren ook niet waar hij inging op de verwijdering tussen de Hollandse adell en de graaf Vast staat dat Scriverius in zijn bewerking van de Divisiekro-niekniek uit 1612 Van Velsen en zijn kornuiten voortdurend aanduidde als sa-menzweerders en moordenaars V Dat Floris zich mogelijk vergrepen zou kun-nenn hebben aan de vrouw van Van Velsen durfde Scriverius uiteindelijk niet ontkennen Maar hij bagatelliseerde dit gegeven als het ware zeker in verge-lijkin gg met het toneelstuk van Hooft door op te merken dat de Hollandse adel hierinn zeker geen aanleiding zou hebben gevonden om een aanslag op Floris tee beramen De nijd van Van Amstel en Van Woerden was volgens Scriverius opgewektt door zaken als de ridderslag van de veertig huislieden en de ontne-mingg van hun goederen door Floris Dit waren ernstige zaken maar ze droe-genn niet de regelrechte schande van een verkrachting in zich Tot besluit van zijnzijn commentaar op het leven van Floris V schreef Scriverius in 1612 Dit is ghenoechh vander Hovelingen ende Heeren verraedt opghenomen teghen ha-renn Landts-Heere Tot waerschouwinge alhier wijdtlustich verhaelt CAVETE VUuml-

BISBIS PRINCIPES1 (Vorsten past op uw tellen) Twee jaar later had Scriverius de beschikkingg gekregen over nieuwe informatie over het gedrag van Floris en dezee informatie pleitte niet voor de graaf Scriverius heeft bij een paar passa-gess in zijn nieuwe levensbeschrijving uit 1614 waar het ging om compromit-terendd gedrag van Floris groot nota in de kantlijn laten drukken Dit neemt niett weg dat hij deze levensbeschrijving besloot met opmerkingen als Genk vann Velsen doorsteeckt hem moordadelickV- Ook vinden we in deze herzie-ningg nog steeds passages over het uitstekende karakter van Floris die recht-streekss zijn ontleend aan de Divisiekroniek en Scriverius eigen bewerking van dezee tekst uit 1612 En in 1630 schreef Scriverius in een noot bij Hugo de Grootss verhandeling over de Bataafse republiek aangaande Floris V Hij is de Floriss die uit een naar oudermoord verlangende haat op schandelijke wijze is vermoordd door de zijnen in het jaar 1296

288 Orlers Besrhrijvinge der stad Isyden 235-23H Scriverius vond het relaas wel terug in jacobus Meyerus ge-schiedeniss van Maanderen en zelfs wal uitgebreider aangezien Meyerus ook het aandeel van de graaf van Vlaan-derenn in de samenwering beschreef 299 Duiis Van Rartholomeusnacht 25-26 300 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 377 311 Beschrijvinghe van out Batavim eerste paginering 383 322 Oilers Beschrijvinge der stad Leyden 239 333 Orlers Beschrijvinge der stad Leyden 240 344 Grotius Liber 130 Is est Florentius qui parricidali odio nefarie a suis est trucidatus anno MCCX(AT

248 8 Eenn keten van graven

Dee kritiek van Scriverius op het beeld van Floris V in de Divisiekroniek was uit-voerig maar een groot deel van zijn commentaar betrof allerlei detailkwesties Hett belangrijkste gegeven dat door hem ter discussie werd gesteld was de in de DivisiekroniekDivisiekroniek verhaalde ontering van de vrouw van Van Velsen Dit betekende datt Floris er uiteindelijk beter af kwam in Scriverius relaas dan in de Divisiekroniek Datt Scriverius waardering voor deze graaf overeind bleef had te maken met zijnn waardering voor het instituut van de grafelijke regering in het algemeen Scriveriuss beschouwde de oude graven namelijk als de grondleggers van het ge-westt Holland zoals dat bestond in de tijd van de Republiek Zijn gedachten over dee belangrijke betekenis van de oude graven komen het sterkst naar voren uit hett in 1650 verschenen bronnenboek Principes

Hett grote bronnenboek Principes

Dee medieumlvistische bronnenboeken van Scriverius kenden zoals opgemerkt al-lemaall dezelfde structuur In de bewerking van de Divisiekroniek de editie van hett oude Goudse kroniekje Batavia illustrata en Principes werden de bronnen voorr de middeleeuwse geschiedenis van Holland namelijk steeds gepresenteerd alss een gravenreeks in woord en beeld Daartoe deelde Scriverius de door hemm uitgegeven verhalende bron op in fragmenten betreffende de afzon-derlijkee levens van de achtereenvolgende graven van Holland In Batavia il-lustratalustrata en Principes bundelde hij vervolgens fragmenten uit verschillende bron-nenn per graaf Hiermee werden dan als het ware de bouwstenen voor nieu-wee en meer betrouwbare levensbeschrijvingen van de graven aangereikt In dee bewerking van de Divisiekroniek en in de editie van het oude Goudse kro-niekjee kon de lezer deze bouwstenen vinden in de kritische Aenteycke-ninghen en in de Toets-steen In alle bronnenboeken kregen de graven van Scriveriuss een volgnummer en een portret Voorts gingen de portretten in alle bronnenboekenn vergezeld van gedichtjes waarin de belangrijkste daden van dee graaf werden gememoreerd

Ondankss de overeenkomst in structuur was er wel sprake van een verschil in doelstellingg tussen de twee uitgaven van afzonderlijke kronieken enerzijds en dee bloemlezingen in Batavia illustrata en Principes anderzijds Terwijl in de be-werkingg van de Divisiekronieken in de editie van het oude Goudse kroniekje de oudheidkundigee kritiek op de historische overlevering de boventoon voerde warenn Scriverius collecties middeleeuwse en humanistische geschiedwerken in BataviaBatavia illustrata uit 1609 en in Principes uit 1650 juist bedoeld als zo betrouw-baarr mogelijke bronnenboeken Deze bloemlezingen dienden de zeventiende-eeuwsee geschiedkundigen en overige lezers in kennis te stellen van de beste bron-nenn voor de geschiedenis van het graafschap Holland op kritische wijze gese-lecteerdd door Scriverius In de Batavia uumllustratawas de bloemlezing nog beperkt tott de vroeg-humanistische literatuur In dit boek (in het tekstdeel Illustrissi-

355 In het oude (ioudse kroniekje ging het niet om verzen maar om korte biografieeumln in proza en in het Latijn

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 249 9

4040 Scriverius opdracht aan de StatenStaten van Holland en West-FrieslandFriesland in Principes Hol-landiae et Westfiumlisiae Ko-ninklijkeninklijke Bibliotheek Den Haag

ILLVSTRISS AC POTENTISS

H O L L A N D I i pound pound WESTFRISIEQV E E

ORDINIBVS PATRI poundpound PATRIBV S

O P T M A X BELL OO H 1 S P A N I C Uuml

QVODD AB AV1TA NEC EXCISA VNQVAM VLL A MAIOIumlUBVS EORVMV EE HACTENV S POST EMS DESERTS | j E R I A IS HOi l l31 i EE OR VS POTIS51MVM AMBITION S AC D0MINAND 1 UBtDINE IXFRIM Ouml IERDINAND II TOL1TAKI ALBS DVCtS CRVENTI S SI MO OMNIBVSQ ETT OMNIIumlV S DETESTANDOSCVt iuml fcxiNNlO 1 laquoVSOIM m t s i u - MORVMQV EE AC1NGESII ET LECVM CENTI S IGNARt ABVSI PMNCIFIumlM QVIUV iumliuml A l l raquo AD TArV M IAM RERVM fOTUumlNTHVS QVIOVI S Hl i l lCK OO EORVM AC REIP DAMNO AC AM t ROPE ClM HflV S FX1TIO ADVERSVMM eiDCM i Br RTAT 1 laquo raquo laquo laquo DfuumlANT C U H PRIMO ET DEIUumlPEE VAtA M ILLATVM MACK O AVSV AC ANIMO MAtORIBV S CIET EE INITI O AMIUI 1 OJ A l i Alaquoll MOM MOO O I t t H t i S Iuml U SED ETT IP SIS HAVO IN BiumlLGI O TANTV M SED JT A L 11 CON cv SS | s NON MODOO IPS1S HISPANORVM GADIBV S AC TERRITIS SED ET EISPEM ADD GANCEW USQ^VE NOVOQJE ETIA M IN ORBE RECKO NON UNO PRIDEMM EXVTIS FEL1CITER TOTO TERRARV M ORBE STVPEKTE ILLATV MM EST

ETT JAM

G L O R I O S AA FACE QVAA N V L U GENTI OFPERai AVT PARI POTVIT AVGVSTIOR

QVJEQV EE OMN1BVS POTIOR EST TRlyenMraquoHK OMMEtQ i AOF0 TRIYMPHO S S1BII 1NCLVDIT A B H S m l l O iuml t - A T A HSSTIBVI IIMV L CVM A f i N I T A

HBEumlRTATE ETTvEOJO BEILOR V M (IumlVAHV1 S EXVOT O GESTORVM DAT SS DEXTRA VTRIMQJ E ET f lD E LVIumlENTE R EXCEPTA HAVO MIMV 55 QVAM BELLO

I N C L V T 1 S l E L i c i s s i a i i

EE T

F E 1 I C I S S I U OS S

S V B D I T O S S IMPERI OO COMPLEXIS

morumm Hollandiae Zelandiaeque Comitum ac Dominonim Frisiae icones et his-toriae)) presenteerde Scriverius voor het middeleeuwse verleden van Holland vrijwell uitsluitend teksten afkomstig uit de geschiedwerken van I ladrianus Bar-landuss en Jacobus Meyerus In Principes drukte Scriverius echter eer veel tekst-fragmentenn af uit niet alleen humanistische geschiedwerken maar ook en voor-alal uit middeleeuwse annalen en kronieken Zowel Scriverius verdiensten als uit-geverr van annalen en kronieken als zijn beeld van het middeleeuwse verleden vann Holland laten zich het beste aflezen uit dit zeer erudiete en monumentaal uitgevoerdee Principes In het hiernavolgende zal daarom de aandacht speciaal wordenn gericht op dit bronnenboek

Scriveriuss had alle recht om zijn bronnenboek uit 1650 trots een heerlick werck enn het Groote Boeck van de Graeven te noemen Principes was inderdaad op-

366 Zit- hoofdstuk 3 p 15J

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 11: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

248 8 Eenn keten van graven

Dee kritiek van Scriverius op het beeld van Floris V in de Divisiekroniek was uit-voerig maar een groot deel van zijn commentaar betrof allerlei detailkwesties Hett belangrijkste gegeven dat door hem ter discussie werd gesteld was de in de DivisiekroniekDivisiekroniek verhaalde ontering van de vrouw van Van Velsen Dit betekende datt Floris er uiteindelijk beter af kwam in Scriverius relaas dan in de Divisiekroniek Datt Scriverius waardering voor deze graaf overeind bleef had te maken met zijnn waardering voor het instituut van de grafelijke regering in het algemeen Scriveriuss beschouwde de oude graven namelijk als de grondleggers van het ge-westt Holland zoals dat bestond in de tijd van de Republiek Zijn gedachten over dee belangrijke betekenis van de oude graven komen het sterkst naar voren uit hett in 1650 verschenen bronnenboek Principes

Hett grote bronnenboek Principes

Dee medieumlvistische bronnenboeken van Scriverius kenden zoals opgemerkt al-lemaall dezelfde structuur In de bewerking van de Divisiekroniek de editie van hett oude Goudse kroniekje Batavia illustrata en Principes werden de bronnen voorr de middeleeuwse geschiedenis van Holland namelijk steeds gepresenteerd alss een gravenreeks in woord en beeld Daartoe deelde Scriverius de door hemm uitgegeven verhalende bron op in fragmenten betreffende de afzon-derlijkee levens van de achtereenvolgende graven van Holland In Batavia il-lustratalustrata en Principes bundelde hij vervolgens fragmenten uit verschillende bron-nenn per graaf Hiermee werden dan als het ware de bouwstenen voor nieu-wee en meer betrouwbare levensbeschrijvingen van de graven aangereikt In dee bewerking van de Divisiekroniek en in de editie van het oude Goudse kro-niekjee kon de lezer deze bouwstenen vinden in de kritische Aenteycke-ninghen en in de Toets-steen In alle bronnenboeken kregen de graven van Scriveriuss een volgnummer en een portret Voorts gingen de portretten in alle bronnenboekenn vergezeld van gedichtjes waarin de belangrijkste daden van dee graaf werden gememoreerd

Ondankss de overeenkomst in structuur was er wel sprake van een verschil in doelstellingg tussen de twee uitgaven van afzonderlijke kronieken enerzijds en dee bloemlezingen in Batavia illustrata en Principes anderzijds Terwijl in de be-werkingg van de Divisiekronieken in de editie van het oude Goudse kroniekje de oudheidkundigee kritiek op de historische overlevering de boventoon voerde warenn Scriverius collecties middeleeuwse en humanistische geschiedwerken in BataviaBatavia illustrata uit 1609 en in Principes uit 1650 juist bedoeld als zo betrouw-baarr mogelijke bronnenboeken Deze bloemlezingen dienden de zeventiende-eeuwsee geschiedkundigen en overige lezers in kennis te stellen van de beste bron-nenn voor de geschiedenis van het graafschap Holland op kritische wijze gese-lecteerdd door Scriverius In de Batavia uumllustratawas de bloemlezing nog beperkt tott de vroeg-humanistische literatuur In dit boek (in het tekstdeel Illustrissi-

355 In het oude (ioudse kroniekje ging het niet om verzen maar om korte biografieeumln in proza en in het Latijn

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 249 9

4040 Scriverius opdracht aan de StatenStaten van Holland en West-FrieslandFriesland in Principes Hol-landiae et Westfiumlisiae Ko-ninklijkeninklijke Bibliotheek Den Haag

ILLVSTRISS AC POTENTISS

H O L L A N D I i pound pound WESTFRISIEQV E E

ORDINIBVS PATRI poundpound PATRIBV S

O P T M A X BELL OO H 1 S P A N I C Uuml

QVODD AB AV1TA NEC EXCISA VNQVAM VLL A MAIOIumlUBVS EORVMV EE HACTENV S POST EMS DESERTS | j E R I A IS HOi l l31 i EE OR VS POTIS51MVM AMBITION S AC D0MINAND 1 UBtDINE IXFRIM Ouml IERDINAND II TOL1TAKI ALBS DVCtS CRVENTI S SI MO OMNIBVSQ ETT OMNIIumlV S DETESTANDOSCVt iuml fcxiNNlO 1 laquoVSOIM m t s i u - MORVMQV EE AC1NGESII ET LECVM CENTI S IGNARt ABVSI PMNCIFIumlM QVIUV iumliuml A l l raquo AD TArV M IAM RERVM fOTUumlNTHVS QVIOVI S Hl i l lCK OO EORVM AC REIP DAMNO AC AM t ROPE ClM HflV S FX1TIO ADVERSVMM eiDCM i Br RTAT 1 laquo raquo laquo laquo DfuumlANT C U H PRIMO ET DEIUumlPEE VAtA M ILLATVM MACK O AVSV AC ANIMO MAtORIBV S CIET EE INITI O AMIUI 1 OJ A l i Alaquoll MOM MOO O I t t H t i S Iuml U SED ETT IP SIS HAVO IN BiumlLGI O TANTV M SED JT A L 11 CON cv SS | s NON MODOO IPS1S HISPANORVM GADIBV S AC TERRITIS SED ET EISPEM ADD GANCEW USQ^VE NOVOQJE ETIA M IN ORBE RECKO NON UNO PRIDEMM EXVTIS FEL1CITER TOTO TERRARV M ORBE STVPEKTE ILLATV MM EST

ETT JAM

G L O R I O S AA FACE QVAA N V L U GENTI OFPERai AVT PARI POTVIT AVGVSTIOR

QVJEQV EE OMN1BVS POTIOR EST TRlyenMraquoHK OMMEtQ i AOF0 TRIYMPHO S S1BII 1NCLVDIT A B H S m l l O iuml t - A T A HSSTIBVI IIMV L CVM A f i N I T A

HBEumlRTATE ETTvEOJO BEILOR V M (IumlVAHV1 S EXVOT O GESTORVM DAT SS DEXTRA VTRIMQJ E ET f lD E LVIumlENTE R EXCEPTA HAVO MIMV 55 QVAM BELLO

I N C L V T 1 S l E L i c i s s i a i i

EE T

F E 1 I C I S S I U OS S

S V B D I T O S S IMPERI OO COMPLEXIS

morumm Hollandiae Zelandiaeque Comitum ac Dominonim Frisiae icones et his-toriae)) presenteerde Scriverius voor het middeleeuwse verleden van Holland vrijwell uitsluitend teksten afkomstig uit de geschiedwerken van I ladrianus Bar-landuss en Jacobus Meyerus In Principes drukte Scriverius echter eer veel tekst-fragmentenn af uit niet alleen humanistische geschiedwerken maar ook en voor-alal uit middeleeuwse annalen en kronieken Zowel Scriverius verdiensten als uit-geverr van annalen en kronieken als zijn beeld van het middeleeuwse verleden vann Holland laten zich het beste aflezen uit dit zeer erudiete en monumentaal uitgevoerdee Principes In het hiernavolgende zal daarom de aandacht speciaal wordenn gericht op dit bronnenboek

Scriveriuss had alle recht om zijn bronnenboek uit 1650 trots een heerlick werck enn het Groote Boeck van de Graeven te noemen Principes was inderdaad op-

366 Zit- hoofdstuk 3 p 15J

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 12: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 249 9

4040 Scriverius opdracht aan de StatenStaten van Holland en West-FrieslandFriesland in Principes Hol-landiae et Westfiumlisiae Ko-ninklijkeninklijke Bibliotheek Den Haag

ILLVSTRISS AC POTENTISS

H O L L A N D I i pound pound WESTFRISIEQV E E

ORDINIBVS PATRI poundpound PATRIBV S

O P T M A X BELL OO H 1 S P A N I C Uuml

QVODD AB AV1TA NEC EXCISA VNQVAM VLL A MAIOIumlUBVS EORVMV EE HACTENV S POST EMS DESERTS | j E R I A IS HOi l l31 i EE OR VS POTIS51MVM AMBITION S AC D0MINAND 1 UBtDINE IXFRIM Ouml IERDINAND II TOL1TAKI ALBS DVCtS CRVENTI S SI MO OMNIBVSQ ETT OMNIIumlV S DETESTANDOSCVt iuml fcxiNNlO 1 laquoVSOIM m t s i u - MORVMQV EE AC1NGESII ET LECVM CENTI S IGNARt ABVSI PMNCIFIumlM QVIUV iumliuml A l l raquo AD TArV M IAM RERVM fOTUumlNTHVS QVIOVI S Hl i l lCK OO EORVM AC REIP DAMNO AC AM t ROPE ClM HflV S FX1TIO ADVERSVMM eiDCM i Br RTAT 1 laquo raquo laquo laquo DfuumlANT C U H PRIMO ET DEIUumlPEE VAtA M ILLATVM MACK O AVSV AC ANIMO MAtORIBV S CIET EE INITI O AMIUI 1 OJ A l i Alaquoll MOM MOO O I t t H t i S Iuml U SED ETT IP SIS HAVO IN BiumlLGI O TANTV M SED JT A L 11 CON cv SS | s NON MODOO IPS1S HISPANORVM GADIBV S AC TERRITIS SED ET EISPEM ADD GANCEW USQ^VE NOVOQJE ETIA M IN ORBE RECKO NON UNO PRIDEMM EXVTIS FEL1CITER TOTO TERRARV M ORBE STVPEKTE ILLATV MM EST

ETT JAM

G L O R I O S AA FACE QVAA N V L U GENTI OFPERai AVT PARI POTVIT AVGVSTIOR

QVJEQV EE OMN1BVS POTIOR EST TRlyenMraquoHK OMMEtQ i AOF0 TRIYMPHO S S1BII 1NCLVDIT A B H S m l l O iuml t - A T A HSSTIBVI IIMV L CVM A f i N I T A

HBEumlRTATE ETTvEOJO BEILOR V M (IumlVAHV1 S EXVOT O GESTORVM DAT SS DEXTRA VTRIMQJ E ET f lD E LVIumlENTE R EXCEPTA HAVO MIMV 55 QVAM BELLO

I N C L V T 1 S l E L i c i s s i a i i

EE T

F E 1 I C I S S I U OS S

S V B D I T O S S IMPERI OO COMPLEXIS

morumm Hollandiae Zelandiaeque Comitum ac Dominonim Frisiae icones et his-toriae)) presenteerde Scriverius voor het middeleeuwse verleden van Holland vrijwell uitsluitend teksten afkomstig uit de geschiedwerken van I ladrianus Bar-landuss en Jacobus Meyerus In Principes drukte Scriverius echter eer veel tekst-fragmentenn af uit niet alleen humanistische geschiedwerken maar ook en voor-alal uit middeleeuwse annalen en kronieken Zowel Scriverius verdiensten als uit-geverr van annalen en kronieken als zijn beeld van het middeleeuwse verleden vann Holland laten zich het beste aflezen uit dit zeer erudiete en monumentaal uitgevoerdee Principes In het hiernavolgende zal daarom de aandacht speciaal wordenn gericht op dit bronnenboek

Scriveriuss had alle recht om zijn bronnenboek uit 1650 trots een heerlick werck enn het Groote Boeck van de Graeven te noemen Principes was inderdaad op-

366 Zit- hoofdstuk 3 p 15J

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 13: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

250 0 Eenn keten van graven

vallendd uitgevoerd Het boek had een enorme omvang want het ging om een uitgavee op grootfolioformaat (56x40 cm dus een flink stuk groter dan de ge-middeldee moderne atlas) Het boekwerk bevatte voorts maar liefst 38 gravures mett imponerende portretten van de Hollandse graven die ieder bijna pagina-groott waren afgedrukt (40x29 cm) Ook het uiterlijk van de door Scriverius ge-schrevenn opdracht aan de Hollandse Staten droeg bij aan de monumentaal aan-doendee algehele indruk deze opdracht was gezet in forse kapitalen rood en zwart als betrof het een plechtige inscriptie in steen De ongetwijfeld kapitaal-krachtigee kopers van Principes bestelden bij de boekhandelaar het geheel in een kostbaree perkamenten band met goudopdruk17

Dee bronnenverzameling in Principes-bevatte tekstfragmenten afkomstig uit in totaall zon tachtig verschillende geschiedwerken geschreven in Holland en daar buiten terwijl Scriverius in marginalia naar nog andere bronnen verwees In dee bloemlezing vinden we teksten van tijdgenoten van Scriverius van zestien-de-eeuwsee humanisten en van vele middeleeuwse annalen- en kroniekschrijvers Voorr fragmenten uit een van de belangrijkste geschiedwerken uit de abdij van Egmondd was de uitgave in Principes de editio princeps de kloosterkroniek van Wil-helmuss Procurator met daarin een afschrift van een gedeelte van de nog ou-deree Annales Egmundensestrade Ook van een meer obscure tekst als die van de Egmondsee monnik Leo die rond het midden van de veertiende eeuw in zijn abdijj de grafschriften bij de laatste rustplaatsen van de vroegste Hollandse gra-venn had opgetekend bezorgde Scriverius in Principes voor het eerst een tekst-editieww Archivalia spelen in Principes nauwelijks een rol alles draait om de ver-halendee bronnen Uit de selectie en volgorde van de bronnen in Principes kan wordenn opgemaakt dat Scriverius uitging van het principe dat contemporaine teksten of in ieder geval teksten die zo dicht mogelijk bij de beschreven ge-beurtenissenn stonden in eerste instantie als de meest betrouwbare bronnen moestenn worden beschouwd

Zoo werden de levensbeschrijvingen van de Hollandse graven uit de tiende enn elfde eeuw van Dirk I tot en met Floris II steeds geopend met een fragment uitt de vroegste Hollandse bron van enig gewicht voor de geschiedenis van het graafschapp die aan Scriverius bekend was het Chronicon Egmundanum dat inn de tweede helft van de dertiende eeuw was samengesteld in de abdij van Eg-mond Scriverius meende overigens ten onrechte dat deze kroniek al rond het

377 Zie de exemplaren Universiteitsbibliotheek Leiden Plano 39 C 3 Provinciale Bibliotheek Friesland Hof 6533 fol Herzog August Bibliothek te Wolfenbuumlttel G Hist T Aan de reeks portretten van de graven Dirk I tott en met Filips II had de uitgever Pieter Soutinan nog portretten van de Spaanse vorsten Filips III en Filips IV toegevoegdd (zie ook hoofdstuk 3 p 152) Scriverius tekst liep slechts tot en met de afzwering van Filips II 388 Garasso-Kok Repertorium in 407 vermeldt als editio princeps niet Scriverius Principes maar de integrale edi-tiee van Antonius Matthaeus uit 1 700 399 Principes 22 Leo monachus Fgmondanus qui jussu Abbatis Joannis Hillegornii circa annum MCCCLXX Epitaphiaa Principnm atque Heroum aliquot Egmondae funeratorum collegit an soipsit [] In eo MSto legi-turr [volgt weergave van een fragment] (Leo de Fgmondse monnik die op bevel van Abt Joannes Hillegorn rondd het jaar 1370 enige Grafschriften van Graven en Helden die te Egmond waren begraven heeft verzameld off geschreven) Zie over deze bron Garasso-Kok Repertorium nr 323 zij vermeldt als editio princeps niet Scrive-rius Principes maar een editie van Antonius Matthaeus uit 1692

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 14: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 251 1

jaarr 1200 was opgetekend omdat de laatst beschreven gebeurtenissen zich in diee periode hadden afgespeeld40 Deze bron was in 1620 door Sweertius uit-gegeven maar Scriverius gaf de tekst in Principes opnieuw uit op basis van het perkamentenn handschrift in zijn bezit Dit manuscript duidde hij afwisselend aann als de Annalen en Archivalia uit de Abdij van Egmond en het overoude handgeschrevenn Chronicon Egmundanum Op het Chronicon liet Scriverius dann een fragment volgen uit de Rijmkroniek van Melis Stoke (voacuteoacuter 1315) en daarna meestal een fragment uit de Hollands-Utrechtse kroniek van Johan-ness Beka (ca 1350) Na deze hoofdbronnen kwamen nog vele andere relevante teksten Hieronder waren buitenlandse geschiedwerken te vinden van elfde-enn twaalfde-eeuwse schrijvers als Thietmar van Merseburg Lampertvan Hers-feld Sigebertvan Gembloers Ordericus Vitalis van St Eacutevroul William van Mal-mesburyy en Galbert van Brugge Ook vinden we er in de regel na de oudere bronnen fragmenten uit humanistische literatuur Scriverius gebruikte daar-voorr vooral enkele naar zijn oordeel redelijk betrouwbare vroeg-zestiende-eeuw-see geschiedwerken onder meer het beknopte overzicht van de graven van Hol-landd van Barlandus (dat ook in Batavia illustrata was afgedrukt) de Vlaamse kroniekk van Meyerus (waarin volgens Scriverius de nauwe band tussen Holland enn Vlaanderen gedurende de vroege Middeleeuwen duidelijk werd gemaakt ookk dit werk was eerder in Batavia illustrata afgedrukt) en de kroniek van Heda41 Ookk putte hij uit teksten van tijdgenoten met name van vader en zoon Janus Dousa Emmius en Buchelius die allen bekendstonden om hun gedegen bron-nenonderzoek Bij fragmenten uit Hedas Buchelius en Emmius werk tekende Scriveriuss soms aan dat hij niet met hun standpunten kon instemmen die van Emmiuss weet hij zelfs uitdrukkelijk aan diens Friese achtergrond43 Toch ble-venn de bronnen die min of meer uit de beschreven tijd zelf stamden in prin-

400 Dat de in het Chronicon beschreven gebeurtenissen ophielden rond het jaar 1200 kwam doordat het Chro-niconn in feite een bewerking van de oudere Egmondse kloosterannalen de Annales Egmundenses betrof Hier-vann was Scriverius zich niet bewust Het handschrift van de Annales Egmundenses kende hij niet dit bevond zichh aan het begin van de zeventiende eeuw waarschijnlijk al in Londen Gumbert Een en ander 55 n2 en n3 De inhoud van de Annales Egmundenses kende hij wel via de kroniek van Procurator die in de veertien-dee eeuw de Annales had afgeschreven en had uitgebreid met een vervolg tot zijn eigen tijd (zie ook hoofdstuk 4 p 165) Scriverius zag Procurators kopie van de Annales Egmundenses abusievelijk aan voor een bewerking vann het Chronicon Gumbert merkt over de Annales Egmundenses op (n3) dat er in Holland enige sporen vann bekendheid rond 1600 waren Er bestaat namelijk een afschrift van Friedrich Lindenbroch (1573-1648) diee in 1594-1596 in Leiden studeerde (Staats- und Lniversitalsbibliothek Hamburg Hist 18 bij raadpleging blekenn in dit handschrift in ieder geval geen aantekeningen van Scriverius te vinden) Ten tweede zouden Dou-saa en Scriverius volgens Gumbert hebben geciteerd uit de Annales Egmundenses in de kantlijn van hun Chro-nicon-codexx (nu in de StaaLsbibliothek te Berlijn codPhilipp 1891) de citaten waarvan zij het Latijn [] bij-schaafden ouden ze uit een inmiddels verdwenen codex Alcmariensis van de Annales hebben overgenomen Scriveriuss was echter niet gediend van het bijschaven van dit soort teksten (daarover op p 254 meer) Het door hemm en Dousa vermelde ms Alcm kan mogelijk een afschrift van het Chronicon zelf zijn geweest Zie bij-voorbeeldd de spelling van Dordrecht Chronicon Egnumdanum (exemplaar te Berlijn) fol 7r dordrechi met notitiee in de marge over het msAlcm durdrecht Opperman heeft in zijn editie van de Annales Egmundenses echterr het sterk afwijkende Thuredrech (zie Fontes Egmundenses) 411 Principes 1 De eerste bron voor het leven van graaf Dirk I werd ingeleid met de opmerking Ex Annali-fousfous amp Arcbivis manuscriptis Abhatiae Egmondanae en besloten met de opmerking Hactenus [Tot zover] ve-tustissimumm Chronicon Egmonrianum manuscriptum 422 Principes 1-42 433 Zie bijvoorbeeld Principes 4 (over Heda)

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 15: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

252 2 Eenn keten van graven

cipee het belangrijkst Scriverius vermeldde bij oudere bronnen hier en daar uitdrukkelijkk dat het een contemporaine auteur betrof Bij een fragment uit dee kroniek van Lampert van Hersfeld bijvoorbeeld over de problemen rond dee grafelijke erfopvolging in de tijd van de minderjarige Dirk V (1061-1091) tekendee hij aan dat het hier ging om een gelijktijdige en betrouwbare schrij-verr uit die tijd zodat Dousa junior hier niet nodig is hij vond het daarom niet nodigg om ook uit een recent overzichtswerk als dat van Dousa junior te cite-ren Opvallend is tenslotte het vrijwel ontbreken van heiligenlevens in de bron-nenselectiee in Principes het enige leven waaruit wordt geciteerd betreft een twaalfde-eeuwsee Vita S Meinwerci Uit Scriverius overige publicaties en hand-schriftenn blijk t dat hij er meer kende en die wel degelijk bestudeerde omwil-lee van de daarin geboden historische informatie4Waarschijnlijk vond hij het genree toch te verdacht om veel fragmenten uit heiligenlevens op te nemen in Principes Principes

Ookk in de levensbeschrijvingen van de volgende graven wTerd over het al-gemeenn voorrang gegeven aan zo gelijktijdig mogelijke geschiedwerken zij het datt er nu vaak een fragment uit het overzicht van Barlandus onder de eerst-vermeldee bronnen te vinden was Vier graven uit de twaalfde en vroege dertiende eeuww - Dirk VI tot en met Willem I - kregen zelfs om te beginnen een passage uitt Barlandus kroniekje toebedeeld daarna pas gevolgd door lange passages uitt de Egmondse kloosterkroniek en andere bronnen17 De graven uit de vol-gendee periode van ongeveer 1225 tot 1350-van Floris IV tot en met Willem IV -werdenn ingeleid door fragmenten uit de tot dan toe nog steeds onuitgegeven kroniekk van Wilhelmus Procurator die het Egmondse Chronicon had voortgezet tott het jaar 1332 en door Barlandus en Bekas Voor de graven na 1350 - van gravinn Margaretha van Beieren tot en met Albrecht van Beieren - werden als eerstee bronnen fragmenten aangevoerd uit een vervolg op Bekas kroniek en uitt enkele eind-viumljftiende-eeuwse geschiedwerken de Hollandse kroniek van Jo-hanness a Leydis het zogenaamde Magnum Chronicon Belgicum en Trithemius kroniekk van het klooster Hirsau (bij Stuttgart) Voorde periode na 1400-Wil-lemm VI tot en met Filips II -verscheen Barlandus overzicht weer als primaire bronn ten tonele30

Alss vuistregel gold dus het primaat van de contemporaine of zo gelijktijdig mogelijkee bronnen1 In dit verband valt het op dat wel de kroniek van Beka inn Principes is opgenomen maar niet de vele bewerkingen van deze kroniek -- bijvoorbeeld het oude Goudse kroniekje - die geschreven waren in de pe-

444 Principes 30 aequalis Sc fidus corum tcmporum scriptor ka ui hit Dousa lili o non opus sit 455 Principes 22 466 Zie bijvoorbeeld hel handschrift met een Vita S Adalbert met marginalia van Scriverius die verwijzen naat-anderee heiligenlevens en middeleeuwse geschiedwerken (Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ms 78 D 15) 477 Pnncipes 43-56 488 Principes 57-82 499 Principes 83-92 500 Principes 93-122 511 Vergelijk Hugenholt Zeventiende-eeuvvse historische kritiek 57-61

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 16: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 253 3

riodee tussen het werk van Beka en dat van de eind vijftiende-eeuwse auteur Jo-hanness a Leydis Toch bracht Scriverius zijn vuistregel niet consequent ten uit-voer zoals blijk t uit de voorrang die hij nu en dan aan Barlandus tekst gaf De behandelingg van Melis Stokes Rijmkroniek laat zien dat Scriverius gelijktijdi -gee bronnen soms om een speciale reden negeerde Het is namelijk opmerke-lij kk dat de levensbeschrijving van graaf Floris V in Principes niet werd ingeleid doorr een fragment uit het werk van diens kroniekschrijver Stoke Sterker nog dee hele Rijmkroniek kwam er hier niet aan te pas terwijl Stoke weacutel bij de eer-stee bronnen voor de vroegste graven was opgenomen5- Scriverius zou in de Toets-steen bij zijn editie van het oude Goudse kroniekje aantekenen dat hij Stokess oordeel wantrouwde aangezien die een gunsteling was geweest van de graaf Contemporaine bronnen werden met andere woorden door de oude-ree Scriverius niet langer automatisch als autoriteit beschouwd de betrouw-baarheidd van de beschrijving van een bepaalde periode moest steeds opnieuw wordenn gewogen In Principesgaf Scriverius nauwelijks toelichting bij de door hemm geselecteerde teksten terwijl hij in zijn edities van de Divisiekronieken het oudee Goudse kroniekje uitgebreide kritische commentaren opnam Dat was inn Principes niet nodig bronnen of bronfragmenten die Scriverius al te onbe-trouwbaarr achtte nam hij immers niet op in zijn bloemlezing Waar zijn zegs-mannenn hier en daar toch naar Scriverius oordeel van het goede spoor af-raakten tekende hij zijn kritiek aan in de kantlijn Daarbij ging het bijvoorbeeld omm zaken als de legendarische afstamming van graven en hun vrouwen de iets tee vroege datering van de bekende koningsoorkonden waarbij de eerste gra-venn allerlei goederen werden geschonken en de veronderstelling dat het wa-penn van Holland al door de eerste graven werd gedragen Hij verwees in deze marginaliaa soms overigens vol waardering naar het spitsvondige oordeel van Bucheliuss over allerlei details4 Ook citeerde hij omstandig enkele noten uit Buchelius editie van de kronieken van Beka en Heda wanneer daarin naar zijnzijn eigen oordeel werd verwezenM

Wanneerr we de wijze waarop Scriverius de door hem in Principes uitgegeven tekstenn bezorgde vergelijken met zijn vroegere bronnenpublicaties komen we tott enige opvallende constateringen In de Batavia illustrata had Scriverius de

522 Principes 65-68 Floris levensbeschrijving wordt ingeluid met een fragment uil de kroniek van Meyerus Daarnaa volgen Barlandus Procurator en andere teksten Over Stoke wist Scriverius overigens ook te melden datt dee voor een belangrijk deel het Oironicon Egmundanum samenvatte ie ibidem 35 l i t Aemiliii s Sto-kius de rijmende vertaler van de Egmondse kroniek (Ex Aemilio Stokio praecedentis Chronici Egmondani interpretee Rhythmico) ie ook ibidem 15 Aemiliii s Stokius die de overoude annalen van het Egmondse kloos-terr volgt in de Rijmkroniek (Aemiliii s Stokius secutus veuistissimos Annales Monasterij Egmondani in chron Rhytm) en 21 47 533 Het oude Cioutsche thmnrxktn 260 544 Zie bijvoorbeeld Principes 7 met het citaat van Buchelius kritiek op de gedachte van beuzelaar Beka dat wapenschildenn al sinds de vroege Middeleeuwen erfelijk ouden zijn Dit waren de woorden van one vriend [Buchelius] die uitermate geverseerd is in dee zaken (Haec amicus noster ea in re versatissimus) ibidem 38 een opschrift bij Buchelius oordeel over een schenkingsoorkonde aan de abdij van Egmond Het oordeel derr Antiquaren JJ over het Egmondse privilege [] Tot over Buchelius (Judicium Antiquariorum [] de Privilegioo Egmondano [] Hactenus Buchelius) 555 Zie bijvoorbeeld Principes 6

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 17: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

254 4 Eenn keten van graven

tekstt van bijvoorbeeld Barlandus nog bezorgd op basis van een latere en ge-wijzigdee heruitgave in plaats van de originele druk en in Het oude Goutsche chro-nycxkennycxken had hij nog in de eerste plaats de gedrukte kroniektekst uitgegeven aangevuldd met kanttekeningen uit enkele handschriften In Principes bezorgde Scriveriuss zijn oudste Hollandse kroniek het Chronicon Egmundanum ech-terr op basis van het handschrift in zijn bezit en niet op basis van Sweertius editiee uit 1620 Scriverius streefde er voorts naar om de tekst van dit Chroni-conn zo precies mogelijk weer te geven In de codex van deze kroniek vond hij dee aantekeningen van de vorige bezitter Janus Dousa Deze was gewoon om nuu en dan het barbaarse Latijn van de kroniektekst te verfraaien en bracht dann in de codex verbeteringen aan - niet in de marge maar rechtstreeks in dee door de middeleeuwse kopiiumlsten zelfgeschreven tekst Scriverius vergeleek opp zijn beurt deze notities van Dousa weer nauwkeurig met de oude hand-schriften Bij een van Dousas verbeteringen merkte Scriverius in de kantlijn vann de codex op Deze terzijdes zijn afkomstig van Dousa om de barbaarse enn ruwe stijl te verzachten Ze zijn niet werkelijk uit een ander handschrift over-genomenrTT Ook Dousas eigen geschiedschrijving placht Scriverius te con-trolerenn aan de hand van de originele bronnen In Principes tekende hij bij een fragmentt uit de Annates van Dousa pater waarin de woorden van een zekere middeleeuwsee auteur over graaf Dirk I door Dousa waren vertaald naar het La-tijnn en geparafraseerd aan wat hij in de oorspronkelijke tekst had gevonden Inn de volkstaal en in deacuteze bewoordingen Dese Graef [] starJ De verfraai-ingvann originele teksten en het vrij citeren door in dit geval Janus Dousa maak-tenn dat oudheidkundigen als Scriverius teruggingen naar de oorspronkelijke bronnen Een en ander maakt overigens ook iets meer duidelijk over de re-latiee ttissen het werk van Scriverius en dat van Dousa Eerder is al opgemerkt datt Scriverius wilde voortbouwen op het werk van de laatste Hij streefde er een tijdlangg naar de Rijmkroniek van Melis Stoke opnieuw uit te geven - waar-schijnlijkk omdat hij deze kroniek van oudheidkundig commentaar wenste te voorzien1 Ook kunnen de overzichten van de Hollandse geschiedenis in Oudt BatavienBatavien nughenaemt Hollanden Beschrijvinghe van out Batavien waarin een cho-rografiee van het antieke Batavia werd gecombineerd met een serie levensbe-schrijvingenn van de graven beschotiwd worden als een voortzetting van het werk vann zowel Hadrianus Junius als Dousa1 Junius was nooit verder gekomen dan eenn chorografie maar Dousa had die rond 1600 weten uit te breiden met een seriee grafelijke levensbeschrijvingen in proza en poeumlzie Hij was alleen ergens

566 Zit- Gueacutenee Hisloire 95-97 over dee gedurende de Middeleeuwen gebruikelijke praktijk 577 Chronicon Egmundanum (Staatsbibliotheek te Berlijn rodPhilipp1891) lol 27v Haec seposita barba-riann atque asperum stilum emollientia a Dousa sunt non vere ex alio codice desumpta 588 Prinripey 7 Vernaculus amp his quidem verbis Dese (Waefljstarf Het fragment was afkomstig uit Dousas proza-annalen Hataviae Hollandiaeque annalen 599 Zie daarover ook Waterbolk Humanisten en Middeleeuwen 37 waar het gaat om latere correcties op hell vrij citeren door Ubbo Emmius die een generatiegenoot was van Dousa 600 Zie daarover hoofdstuk 3 p 142-143 611 Zie daarover hoofdstuk 5 p 210-211

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 18: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 255

halverwegee de opeenvolging van Hollandse graven blijven steken Scriverius diee zichzelf graag zoals Junius en Dousa in de periode voacuteoacuter hem aangesteld had gezienn als officieel historiograaf van Holland vulde hun werk aan door in zijn bronnenboekenn de levens van alle graven te behandelen - maar dit dan wel doorr terug te gaan naar de oorspronkelijke bronnen zoals het een ware oud-heidkundigee betaamde

Dee middeleeuwse gravenreeks

Dee presentatie van het bronnenmateriaal in Principes in de vorm van een gra-venreekss in woord en beeld stelde de persoon van de graaf en de grafelijke erf-opvolgingg centraal Het concept van de gravenreeks of algemener gesproken vorstenreekss in woord en beeld was al oud Vele laat-middeleeuwse kronieken haddenn deze structuur en in dezelfde periode was er ook veelvuldig sprake van beelden-- en portretreeksen met vorsten als onderwerp Scriverius bouwde met zijnn bronnenuitgaven voort op deze traditie in de middeleeuwse geschied-schrijvingg en beeldcultuur De vraag is nu in welke zin niet alleen de vorm maar ookk de inhoud van de middeleeuwse vorstenreeksen implicaties heeft gehad voorr Scriverius bronnenuitgaven Eerst zal hier daarom uitgebreider worden ingegaann op de aard en opzet van de middeleeuwse vorstenreeks in woord en beeld

Dee laat-middeleeuwse kronieken in de vorm van een gravenreeks werden mett name samengesteld door geschiedschrijvers die actief waren in de omge-vingg van vorstelijke hoven Deze kroniekschrijvers legden zich toe op het legi-timerenn en heroiumlseren van de macht en daden van hun broodheren de vorsten Inn de kronieken van deze hovelingen ging alle aandacht uit naar de afstamming enn opeenvolging van de vorsten Het aantonen van de ancieumlnniteit van de vor-stelijkee macht stond daarbij steeds centraal Daarbij kreeg de vorst meestal een Trojaansee afstamming toegeschreven die terugging op Aeneas Priamus - de laatstee koning van Troje - of een andere Trojaanse held Deze praktijk betrof inn feite een navolging van Vergilius Deze had in zijn epos Aeneis Julius Caesar enn met hem zijn adoptiefzoon Augustus via Aeneas zoon Julus laten afstam-menn van de Trojanen De Trojaanse mythe kende met name in Frankrijk een langee traditie en daarmee ook de geschiedschrijving in de vorm van een vor-stenreeks Hier werd al in zevende- en achtste-eeuwse Frankische kronieken ge-opperdd dat de Merovingische koningen Trojaanse voorvaderen haddenK En all aan het begin van de dertiende eeuw verscheen in een geschiedwerk over ko-ningg Filips Augustus voor het eerst een complete stamboom van het Franse ko-ningshuis teruggaand op de oude Trojanen via de koningen Priamus en Fran-cusVouml ouml

622 Zie over deze vorm van geschiedschrijving Romein De functie Asher National myths Romein gaat ook inn op de connectie tussen heilsgeschiedenis en Trojaanse mythe 633 Asher National myths 12

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 19: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

256 6 Eenn keten van graven

Inn de Nederlanden vinden we deze geschiedkundige aandacht voor de af-stammingg van het vorstenhuis voor het eerst terug in veertiende- en vooral vijf-tiende-eeuwsee kronieken Hier waren het de graven en hertogen die in de kro-niekenn van hofgeschiedschrijvers werden geheroiumlseerd In het graafschap Hol-landd was de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bijna exclusief gericht op de levenss en opvolging van de achtereenvolgende graven sinds Dirk I uit de tien-dee eeuw de eerste graaf over wie iets bekend was Een gewestelijke geschied-schrijvingg waarin ook het land en volk van Holland aan de orde kwam bestond inn deze periode nog niet dat gebeurde pas vanaf het begin van de zestiende eeuw onder andere in het werk van Cornelius Aurelius Voorlopig werden de gravenn en hertogen beschouwd als de stamvaders van het volk en het terri-toriumm dat ze regeerden stond te boek als hun vadersland Y Voor de Hollandse geschiedschrijvingg betekende dit dat de kronieken evenals in Frankrijk in de vormm van een gravenreeks de ancieumlnniteit continuiumlteit en legitimiteit van de grafelijkee macht demonstreerden De chronologische aaneenrijging van gra-venbiografieeumlnn toonde de legitieme erfopvolging van vorst op vorst en van dy-nastiee op dynastie keer op keer aan en verleende de graven macht en aanzien doorr de suggestie van een ver in de tijd teruggaande afkomst Herauten de heraldischee en genealogische specialisten in vorstelijke dienst produceerden wapenboekenn en kronieken waarin de afstamming van de vorst ook aan-schouwelijkk werd gemaakt door middel van lange reeksen wapenschilden Ook kroniekenn die niet door herauten werden samengesteld werden soms voorzien vann heraldische illustraties Wapenschilden vinden we bijvoorbeeld afgebeeld inn de Korte kroniek van Holland en de Hollantsche cronike beide vervaardigd doorr heraut Beyeren in de periode rond 1400 in de Kronijk van Holland van dee Clerc uten laghen landen uit dezelfde periode in de Kattendijkekroniek uitt ongeveer 1491 en in een handschrift van het oude Goudse kroniekje uit 1463 Soms werd de opeenvolging van de graven zelfs voorgesteld door mid-dell van een portretreeks65

Bijj geschiedschrijvers uit de tijd van het Bourgondische en Habsburgse gra-felij kk bestuur (1433-1581) dat steeds meer als ver en vreemd werd ervaren wass er sprake van een tendens land en volk van Holland centraler te stellen dann voorgangers hadden gedaan Toch werd ook in hun kronieken nog steeds dee structuur van de gravenreeks aangebracht Zelfs in vroege humanistische geschiedwerkenn uit het begin van de zestiende eeuw bleef dat gebeuren In dee Divisiekroniek van Aurelius bijvoorbeeld werd aan iedere nieuwe graaf een nieuww hoofdstuk (divisie) gewijd Hierbij was steeds een portret van de graaf opgenomen In andere geschiedwerken uit deze tijd zoals het overzicht van Barlandus vinden we de structuur van de gravenreeks nog strikter toegepast

644 Zie Tilmans Aurelius 122-127 over de overgang van de Trojaanse naar de Bataafse mythe in de Holland-see geschiedschrijving uit de tijd van Aurelius 655 Zie over laat-middeleeuwse Hollandse geschiedschrijving Tilmans Aurelius 122-127 idem De Trojaanse mythe idem De ontwikkeling 13-26 Zie ook Verbij-Schillings Beeldvorming 105-151 245 284 die in het bij-zonderr ingaat op het werk van herauten Scheller Representatie en Falkenburg Portretten schrijven over dee gravenreeks in heraldiek en portretkunst 666 Tilmans Aurelius 122-127 Scheller Representatie 49-50

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 20: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 257 7

waarbijj zaken die niet direct met de biografie van de graven van doen had-denn werden weggelaten In Barlandus overzicht ontbraken echter de por-tretten Zowel Aurelius als Barlandus wijdden hun laatste hoofdstuk aan de toenn heersende graaf en richtten daarin tot hem Karel V (1515-1555) het woord Ook buiten Holland en de Nederlanden was er gedurende de vijftiende enn zestiende eeuw overigens sprake van een voortzetting van deze vorm van laat-middeleeuwsee geschiedschrijving In Frankrijk verscheen bijvoorbeeld Jean Bouchetss geiumlllustreerde en zeer vaak herdrukte Les anciennes et modernes genea-logieslogies des roys de France et mesmement du roy Pharamond Avec leurs epitaphes et effi-giesgies uit 1528 beginnend bij koning Pharamond een van de jongere Trojaan-see voorouders van het Franse koningshuis In dezelfde periode liet Gilles Cor-rozett in zijn beschrijving van de koningsstad Parijs de volgens hem 62 gene-ratiess tellende genealogie van Frans I aanvangen met koning Francus7 Pha-ramondd speelde rond 1540 opnieuw een hoofdrol in Bartheacutelemy de Chasse-neux Epitaphes des roys de France qui ont regneacute depuis Ie roy Pharamond en nog in dee zeventiende eeuw in Francois de Meacutezerays rijk geiumlllustreerde Histoire de FranceFrance depuisFaramond jusqua maintenant uit 1643-1651 In dit laatste werk was interessantt genoeg het portret van Pharamond opengelaten omdat zoals het bijschriftt te kennen gaf geen zekerheid omtrent zijn werkelijke voorkomen verkregenn kon worden8

Dee laat-middeleeuwse gravenreeks bestond niet alleen in geschreven vorm maarr ook in de vorm van geschilderde en gebeeldhouwde portretten stamreeksen genoemd99 Van portretten in onze gebruikelijke zin van het woord namelijk realistischee afbeeldingen van individuen was overigens geen sprake Dat was niet mogelijkk aangezien er geen informatie voorhanden was over het uiterlijk van dee graven uit vroeger tijden Bovendien hoefde dat ook niet De middeleeuw-see portretkunst streefde niet naar een realistische weergave van personen ze-kerr niet in een stamreeks waarin niet de vorst als individu centraal stond maar dee genealogische band tussen de verschillende vorsten en de dynastieeumln die zij vertegenwoordigden Heraldische symbolen als wapenschilden in combinatie mett andere herkenningstekens zoals halskettingen met de huisordetekens van dee dynastie (bijvoorbeeld het Antoniuskruis van het Beierse huis of het Gulden Vliess van het Bourgondische huis) dienden ter identificatie van de bewuste vorst700 Er verschenen beeldenreeksen in de veertiende en vijftiende eeuw op dee Egmondse abdijkerk de Haagse hofkapel en het Haarlemse Middelburg-se Amsterdamse en Goudse stadhuis Panelen met geschilderde portretten wer-denn in de vijftiende eeuw vervaardigd voor het stadhuis te Leiden maar deze

677 Zie over Corrozet ook hoofdstuk 1 p 46 688 Asher National myths 9-43 Boucher Introduction Haskell History 52-59 71-74 699 Het navolgende is gebaseerd op Van der Waal Drie eeuwen I 25 Scheller De vormgeving 37-38 Van An-rooij Voorgeschiedenis Falkenburg Het verband De Jong Gravenportretten in de zestiende een zeven-tiendee eeuw en idem Gravenportretten in de achttiende eeuw In de bundel van Van Anrooij Haarlemse gra-venportrettenvenportretten zijn zwart-wit afbeeldingen van alle gravenportretten uit de Haarlemse panelenreeks opgenomen Dee Boer en Cordfunke Graven van Holland geven kleurenafbeeldingen van een selectie uit dezelfde panelen-reeks 700 Scheller Representatie

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 21: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

258 8 Eenn keten van graven

warenn aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk al verdwenen Een anderee reeks portretten werd vervaardigd voor het Karmelietenklooster te Haar-lem en bestond uit een serie wandschilderingen en een jongere serie panelen Dezee Haarlemse portretten zijn van grote invloed geweest op de afbeeldingen vann de Hollandse graven in Scriverius bronnenboeken De panelen weerden in 15733 tijdens het beleg van Haarlem van de kloostermuren gehaald om op een veiligerr plek te worden ondergebracht Daarbij kwamen tot ieders verrassing ou-deree muurschilderingen uit het begin van de vijftiende eeuw aan het licht die nuu zijn verdwenen aangezien het klooster in de zeventiende eeuw werd gesloopt Dee ontdekking van de muurschilderingen bracht destijds een sensatie teweeg wantt men zag ze aan voor contemporaine portretten van de oude graven De Haarlemsee glazenier Willem Thybaut maakte er tekeningen van die tot voor-beeldd zouden dienen voor de in de jaren 1587-1588 vervaardigde gebrand-schilderdee ramen van de Leidse St Joris Doelen en bovendien voor de gravu-ress die door de kunstenaars Filips Galle en Hendrick Goltzius werden ontwor-penn en tot illustratie zouden gaan dienen van allerlei geschiedwerken waaronder Scriverius bronnenuitgaven71

Bijj de Haarlemse portrettenreeks is het duidelijk dat er sprake is van een toe-passingg van het uit de laat-middeleeuwse geschiedschrijving bekende concept vann de gravenreeks Onlangs is zelfs betoogd dat de berijmde onderschriften bijj de paneelschilderingen waarin het leven en de wapenfeiten van de graven werdenn beschreven samen in feite een korte - en door middel van panelen geiumll-lustreerdee - herautenkroniek vormden72 De opzet van deze kroniek was om doorr de portretten van de graven in een serie te plaatsen de legitieme overdracht vann de grafelijke soevereiniteit van de ene op de andere vorst en van de ene opp de andere dynastie aanschouwelijk te maken en zo ook de ancieumlnniteit van dee machtvan de graven Beide Haarlemse portretreeksen dankten hun ontstaan mogelijkk aan een moment waarop de grafelijke erfopvolging aan vanzelfspre-kendheidd inboette De oorspronkelijke muurschilderingen in het Karmelie-tenkloosterr werden waarschijnlijk vervaardigd vlak na de dood van Jan zonder Genadee in 1425 Hij was de broer van graaf Willem VI (1404-1417) uit het Bei-ersee gravenhuis en had met succes aanspraak gemaakt op de Hollandse en Zeeuwsee erflanden nadat zijn jonge nichtje Jacoba van Beieren plots haar va-derr had verloren en als enige grafelijke erfgename was overgebleven Jacoba over-

711 De portretreeksen in Oudt Batavirn nu ghenaemt Holland (ter illustratie van Jacob Duyms overzicht van de gra-ven) Batavia illustrata Beschrijvinghf van autBatavien en het postume Het oudt Goutsrfw chronyrxken waren gekopieerd naarr de gravures van de Haarlemse kunstenaar Hendrik Goltzius die in 15841585 als prentserie waren uitgege-venn en in 1585 waren opgenomen in een nieuwe editie van de Divisiekroniek Goltzius had de Hollandse graven ten voetenn uit en hun wapenschild dragend afgebeeld Dit werd nauwkeurig nagevolgd in de door Adriaan Matham vervaardigdee etsen uit 1620 die later werden opgenomen in Het oud Goutsche chronyexken In Oudt Balavien nughe-naemtnaemt Holland Batavia iuumlustrata en Besrhrijvinghe van out Bataviumlm waren door anonieme kunstenaars vervaardigde houtsnedenn afgedrukt weer naar het voorbeeld van Goltzius maar nu alleen de bustes van de graven tonend Zie overr de portretten in Principes p 259-262 Overigens werd een bijzonder element van de Haarlemse paneknreeks namelijkk het laatste paneel waarop de Dood sprekend ten tonele werd gevoerd (Falkenburg Portretten 60) her-haaldd in Oudt Bataviert nu ghenaemt Holland waar de reeks gravenlevens werd afgesloten met een gedicht getiteld Triumphh des Doods (zie hoofdstuk 3 p 120) en een afbeelding van de Dood 722 Van Anrooij Haarlemse gra venportret lev 7-8

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 22: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 259 9

leefdee haar rivaal echter Bij de muurschilderingen sluitjacobas portret de reeks dann ook af na het portret van Jan zonder Genade Deze laatste ontbreekt ge-heell in de latere panelenserie de herinnering aan deze pretendent moest blijk-baarr worden uitgewist De reeks paneelschilderingen werd gemaakt met fi-nancieumllee steun van de Oostenrijkse Habsburger Maximiliaan in de jaren dat hij alss regent optrad voor de officieumlle grafelijke erfgenaam zijn jonge zoontje Fi-lipss de Schone (1493-1506) De panelenreeks besloot met een dubbelportret vann Maximiliaan en wijlen zijn vrouw Maria die de erfdochter van het graven-huiss was geweest op het portret wisselden zij een huwelijksring uit waardoor dee band van regent Maximiliaan met het legitieme gravenhuis werd gede-monstreerd

Dee grafelijke afstamming werd in deze Haarlemse panelenreeks annex herau-tenkroniek net als in andere kronieken uit de late Middeleeuwen nog eens op-geluisterdd door een verwantschap voor te stellen tussen de eerste Hollandse graaf enn de oude Frankische koningen en keizers en zo zelfs tussen de graven en de Trojanen die immers de vermeende voorouders van de Merovingen waren Het eerstee paneel toonde een heraut gekleed in een met Franse lelie en Rijksade-laarr getooide wapenrok in de hand een banderol houdend waarop hij de ope-ningsverzenn van zijn kroniekje liet zien

Diee afcomste van Hollant sal ik vertoonen Bewijsenn waer die eerste heer was ghebooren Hoee tgraefschap ghesproten is uit twee croonen Alss tkeijsers ende Vranckrijckse dat suldij hoorend

Opp deze manier werden het instituut van de grafelijke regering en de territo-rialee oorsprong van het graafschap aan elkaar gekoppeld

Eenn vorstelijk monument

Hett conceptvan de laat-middeleeuwse gravenreeks lag ook ten grondslag aan dee bronnenboeken van Scriverius waaronder Principes Dit gold zowel voor hett tekstgedeelte met de uit bronfragmenten opgebouwde levensbeschrij-vingen van de achtereenvolgende graven als voor de serie gravenportretten Tekstt en beeld in Principes laten een combinatie zien van een streven naar his-torischee authenticiteit en een poging de oude graven van Holland te heroiuml-serenn zoals eerder in laat-middeleeuwse gravenreeksen was gebeurd In Prin-cipescipes waren gegraveerde portretbustes opgenomen die waren vervaardigd door dee Haarlemse kunstschilder Cornelis Visscher Deze heeft zich duidelijk laten

733 Over de datering van beide portretreeksen Van Anrooij Waar en wanneer ] 1-19 en idem Voorge-schiedenis 20-26 744 De verzen bij de portretten zijn integraal uitgegeven in Van Anrooij lfntirlemsegravenportretten 1 1 fraquo-157 het citaatt aldaar 1 19 Overigens kende Scriverius deze tekst goed blijkens het afschrift van zijn hand in zijn aante-kenboekk Chronicon (ieldriae P Scriverii elogia Com Hollandiae (Herzog August Bibliothek te Wolfcnbuumlttel codXuellll 17 Exiravagantes) tol 85r-91r

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 23: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

260 0 Eenn keten van graven

4141 Portret van gravin Jacoba vanvan Beieren (1417-1433) in Principess Hollandiae et Westfrisiae Koninklijke Bi-bliotheekbliotheek Den Haag

inspirerenn door de Haarlemse muurschilderingen en panelen Evenals in de panelenreekss werd de serie portretten in Principes opgeluisterd door de wa-penschildenn van de graven die onderaan de portretbustes werden afgebeeld enn door onderschriften in versvorm over hun wapenfeiten77 Visscher hield de volgordee van de oudere muurschilderingen aan wat inhield dat ook Jan zon-derr Genade in zijn portretreeks voorkwam Zijn portretten van Dirk I tot en mett Jan zonder Genade bestonden uit een combinatie van elementen uit de Haarlemsee paneelschilderingen en de laat zestiende-eeuwse gravures van Gal-lee en Goltzius die waren vervaardigd naar het voorbeeld van de muurschil-deringen Het is niet eenvoudig een ratio achter deze ontleningen te ach-terhalen Bij een vergelijking van Visschers portretten met de panelen en de

755 In Scriverius eerder verschenen bronnenboeken werd het wapenschild slechts weergegeven bij het por-trett van de eerste vertegenwoordiger van een nieuw gravenhuis Wel bevatten alle eerder verschenen bron-nenboekenn reeds korte gedichten over de wapenfeiten van de graaf Deze verzen hadden in feite het karakter vann grafschriften zoals die van de Egmondse monnik Leo (zie p 250) In de Latijnse bronnenboeken Batavia iuumlustrataiuumlustrata en Principes waren ze van de hand van de Haarlemmer Georgius Benedicti Wertelo (zie over hem Be-nedicti De krijgsdaden) De Nederlandstalige gedichtjes in Oudt Batavien nu ghenaeml Holland uit 1606 komen niett overeen met die in Beschrijvinghe van out Batavien uit 1612 en de auteurs zijn anoniem

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 24: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 261 1

4242 Portret van graaf Filips de GoedeGoede (1433-1467) in Princi-pess Hollandiae et Westfri-siae Koninklijke Bibliotheek DenDen Haag

gravuress valt het op dat Visscher een voorkeur had voor het toevoegen van snor-renn en baarden aan de gravenkoppen - misschien om de graven ouder man-nelijker heroiumlscher te doen uitkomen De prominent afgebeelde hoofddek-selss zijn in de meeste gevallen van de gravures van Galle en Goltzius (en dus vann de oudere muurschilderingen) overgenomen soms van de panelen een paarr keer wisselden de hoofddeksels van graaf De voorkeur voor Galles en Goltzius hoofddeksels laat zien dat Visscher streefde naar een zo authentiek mogelijkee aankleding van zijn portretten want de Haarlemse muurschilde-ringenn waren ouder dan de panelen Sinds hun herontdekking in 1573 werd zelfss verondersteld zoals hiervoor al is opgemerkt dat het portretten uit de tij dd van de oude graven zelf betrof Misschien was Visscher van mening dat dee wandschilderingen uit de Beierse tijd dateerden want voor de graven van hett Beierse huis (1346-1433) die aan het einde van de reeks wandschilderingen stonden nam hij de hoofddeksels alle over van de gravures van Galle en Golt-zius De reeks muurschilderingen eindigde met Jacoba van Beieren (1417-1433) Haar beeltenis en die van de volgende graven heeft Visscher overge-nomenn van portretten vervaardigd door onder anderen Jan van Eyck Rogier vann Brugghe en Lucas van Leyden zoals hij zelf althans in de omlijsting van

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 25: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

262 2 Eenn keten van graven

zijnn gravures vermeldde Visschers uitdrukkelijke navolging van contemporaine portretschilderss voor deze gravenportretten laat eveneens een streven naar historischee betrouwbaarheid zien Jacobas beeltenis door Van Eyck was no-tabenee in het bezit van Scriverius zoals bij Visschers gravure werd vermeld hett is zeer waarschijnlijk dat Scriverius ook wat betreft de overige graven-portrettenn verantwoordelijk was voor de selectie van historisch betrouwbare voorbeelden Visschers artisticiteit zorgde overigens ook voor een grote sug-gestiee van levensechtheid van de afgebeelde gravenkoppen Omdat de por-trettenn op groot formaat werden afgedrukt was hij in staat om allerlei indi-viduelee details uit te werken De ovale geribbelde omlijsting van de portret-tenn in Principes moest door middel van een gelijkenis met numismatische ca-talogii de suggestie van authenticiteit waarschijnlijk nog eens vergroten7h

Ookk in het tekstgedeelte van Principes waren de structuur en de doelstelling vann de oude graven reeks overgenomen ondanks het feit dat een belangrijke functiee van de gravenreeks inmiddels verloren was gegaan Het ging er immers niett langer om de legitimiteit van het heersende gravenhuis aan te tonen Met dee afwering van Filips II in 1581 was er feitelijk een einde gekomen aan de gra-felijkee regering in Holland Scriverius hield dit moment inderdaad aan als eind-puntt van zijn gravenreeks In Principes vinden we onder de bronnen voor het levenn van graaf Filips II het Plakkaat van Verlatinge weergegeven77 De gravenreeks werdd hierna afgesloten meteen groot Hollandiae Zelandiaeque ac Frisiae Prin-cipumm finis7 Binnen zijn gravenreeks wees Scriverius niettemin voortdurend opp de continuiumlteit van de legitieme erfopvolging tot en met Filips II Hij num-merdee de achtereenvolgende graven en maakte daarbij onderscheid tussen de traditionele en de legitieme telling Dirk V (1061-1091) de zoon van Floris I waarmerkte hij als een verus comes ware graaf van Holland waarmee diens moederr en haar tweede echtgenoot werden gepasseerd die kregen geen num-mer Wel nam Scriverius ook over de levens van deze onechte graven die in dee geschiedenis van het graafschap immers toch een rol hadden gespeeld bron-tekstenn op in Principes1 Bij de overgang van het graafschap naar een nieuwe dy-nastiee werd steeds even stilgestaan en opgemerkt dat het hier ging om een le-gitimaa successio (legitieme opvolging) Opvallend genoeg gebruikte Scriverius dezee term niet met betrekking tot de gedwongen overdracht van het graafschap

766 Zie over Visschers portretten ook De Jong Gravenportretten in de zestiende en zeventiende eeuw 86-90 daarin wordt ook ingegaan op de in feite foutieve toeschrijvingen van enkele portretten aan bepaalde schil-ders Voor de eventuele betrokkenheid van Scriverius bij het vervaardigen van de gravenportretten is geen be-wijsmateriaall voorhanden Over het muntconeept in de portretkunst Haskell History 26-36 De gelijkenis met numismatischee catalogi spreekt nog duidelijker uit de portretbustes in Scriverius eerder verschenen bron-nenboeken Die waren gevat in een ovale omlijsting waarin de naam van de graaf en zijn volgnummer in ka-pitalenn werd weergegeven In Heschrijvinghe van out Batavien werden in de omringende ornamentiek ook diens regeringsjarenn vermeld Een en ander lijk t sterk op vroegmoderne catalogi met afbeeldingen van reeksen Ro-meinsee keizersmunten

777 Ihincipes 120-121 788 Principes 122 799 Principes 27-38 (verus comes op p 35) 800 Principes 73 (van het Hollandse huis naar het huis Henegouwen) 83 (naar het huis Beieren) 103 (naar hett huis Bourgondieuml) 111 (naar het Habsburgse huis)

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 26: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

Dee Hollandse Middeleeuwen volgens Scriverius 263 3

inn 1433 door Jacoba van Beieren de erfdochter van het Beierse gravenhuis aan haarr neef Filips de Goede die nu door Jacoba als nieuwe erfgenaam werd er-kend Dat neemt niet weg dat Scriverius de Bourgondieumlr wel als ware graaf deed meetellen811 Door de huwelijken van zowel Jacobas als Filips ouders waren de Beiersee en Bourgondische dynastie eerder immers al met elkaar verbonden ge-raakt Verder schreef Scriverius in Principes de grafelijke macht een aanzienlij-kee ancieumlnniteit toe De oorsprong van het erfelijke graafschap lag volgens hem inn de negende en tiende eeuw Bij de bronnen voor deze periode nam hij de vierr bekende oudste koninklijke oorkonden op waarbij de eerste graven goe-derenn werden geschonken die zich uitstrekten over een groot deel van Holland tott de IJssel aan toe zoals we lezen in Principes In marginalia maakte Scriverius dee lezer erop attent dat de oorkonders erfgoederen vergeven zouden hebben Eenn andere interpretatie was verkondigd zeer in het nadeel van de Hollanders zoalss Scriverius in een noot opmerkte door Beka en Heda maar de twee oud-stee kronieken het Chronicon Egmundanum en Melis Stokes Rijmkroniek sterk-tenn hem in zijn overtuiging82 Scriverius serieumlle presentatie van het bronnen-materiaall voor alle graven opgeluisterd door de heroiumlserende portretten van Visscher wekte bovendien al op het eerste gezicht de indruk alsof van de late-ree machtige positie van Holland en de graven ook in de vroege Middeleeuwen reedss sprake was

Dee vorm van de oude gravenreeks bood Scriverius bij het samenstellen van zijnn bronnenboeken een vertrouwde en handige mal waarin hij zijn methodo-logischee uitgangspunten (de principieumlle betrouwbaarheid van contemporaine bronnen ter plekke geschreven door onafhankelijke auteurs) tot hun recht kon latenn komen Door voor zijn Principes de bronteksten op te delen en te bunde-lenn per graaf maakte hij het de lezer makkelijk de verschillende bronnen met elkaarr te vergelijken en onderling te controleren Daarbij kon hij per periode steedss weer opnieuw een bloemlezing uit de meest betrouwbare bronnen sa-menstellen waarvoor in de regel allereerst contemporaine teksten in aanmer-kingg kwamen tenzij tegen deze bronnen om een of andere reden verdenking wass gerezen Uit Scriverius selectie en volgorde van bronfragmenten uit zijn aanprijzingg in de opdracht aan de Hollandse Staten dat deze teksten afkomstig warenn uit oude handgeschreven geschiedwerken en archieven en tenslotte ook uitt Visschers gravenportretten spreekt een streven naar zo groot mogelijke his-torischee betrouwbaarheid

Maarr de gravenreeks was niet slechts een ouderwetse betekenisloze stoffering diee door Scriverius over een nieuwe inhoud werd aangebracht De heroiumlsering vann de geportretteerde graven de nadruk op de legitieme erfopvolging en de chronologischee aaneenrijging van hoofdstukken voor alle achtereenvolgende gravenn vanaf Dirk I in Principes maakten een bepaalde visie op de geschiedenis vann het middeleeuwse graafschap duidelijk Holland dat in de Republiek een

811 Principes 103 Philippus Ims Comes Holl etc XXX (Filips I [lees de Goede] de dertigste Graaf van Hol-

landd etc) 822 Principes 1-2 10 14 citaat op p 4 Heda dwaalt [hier] zeer in het nadeel van de Hollanders Beka vol-gend (Errat Heda cum summa Hollandorum injuria Bekam secutus)

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten

Page 27: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Geschiedenis als ... · quee ancienne, & Modern e des Pais bas Iusques a la fin de 1'an. 1600. par lean Francois Ie Petit a Dordrecht chez Iaq

264 4 Eenn keten van graven

machtigee maar niet onbetwiste centrale positie innam kreeg hier een indruk-wekkendd verleden toebedeeld geldend voor het gehele gebied dat in de ze-ventiendee eeuw door het gewest werd ingenomen Zeeland incluis Uit Princi-pespes komt het programma achter het bronnenonderzoek van de antiquaar Scri-veriuss duidelijk naar voren Scriverius zette de geiumlllustreerde gravenreeks in om mett zijn bronnenboek de graven en de aloude grootsheid van Holland te eren Dee imposante uitvoering van Principes met het omvangrijke boekformaat de inn kapitalen gezette plechtige Latijnse opdracht aan de Staten en de pagina-grotee gravenportretten leverde een krachtige visuele demonstratie van dit roem-rijkee verleden Het indrukwekkende formaat van Principes maakte echter ook datt de in het bronnenmateriaal geiumlnteresseerde lezer gedwongen werd een on-gemakkelijkee houding aan te nemen soms ver over het boek heen moest bui-gen om de tekst boven aan de pagina goed te kunnen lezen Het boek zou puur alss bronneneditie in een bescheidener uitgave veel meer tot zijn recht zijn ge-komen maar Scriverius en Soutman wensten met Principes nu eenmaal oacuteoacutek een monumentt - historiserend eacuten vererend - voor de oude graven van Holland op tee richten