Update van de monetaire gegevens in het Vlaams milieu ... monetaire tabellen naar... · CPA:...
Transcript of Update van de monetaire gegevens in het Vlaams milieu ... monetaire tabellen naar... · CPA:...
Overname wordt toegestaan, behalve voor handelsdoeleinden, mits bronvermelding.
Verantwoordelijke uitgever - Henri Bogaert
Federaal Planbureau
Kunstlaan 47-49, 1000 Brussel
http://www.plan.be
RAPPORT VOOR HET VLAAMS GEWEST , AB/ADC/LDM/2009/IO-model
Update van de monetaire gegevens in het Vlaams mili eu-input-
outputmodel
Augustus 2011
Luc Avonds, [email protected] en Guy Vandille, [email protected]
Abstract - In het kader van het opstellen van het Vlaams milieu-input-outputmodel heeft het
Federaal Planbureau een update gemaakt van de monetaire input-outputtabellen voor Vlaande-
ren. De eerste versie was voor het jaar 2003 geconstrueerd. Dit rapport toont hoe de versie voor
het jaar 2007 werd opgesteld.
Jel Classification - R15
Keywords - Regionaal, input-outputtabellen, aanbod- en gebruikstabellen
Acknowledgements - Dit rapport kwam tot stand in opdracht en met de financiële steun van
het Vlaams Gewest (LNE, OVAM, VMM). Verder gaat onze dank ook uit naar Hans De Dyn,
Bertrand Jadoul en Monica Maeseele van de Nationale Bank van België voor het verstrekken
van de benodigde gegevens en het afbakenen van de confidentialiteitslimieten.
Federaal Planbureau
Economische analyses en vooruitzichten
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
Executive Summary
In 2007 the Federal Planning Bureau constructed a set of monetary input-output tables for
Flanders as part of a Flemish environmental input-output model. These monetary input-output
tables reflected how the Flemish industries were interlinked, as well as how they were linked to
the other Belgian regions and the rest of the world in the year 2003. After the construction of
detailed consumption tables during the second development phase of the Flemish input-output
model, the Flemish government requested a more recent version of the monetary input-output
tables during the third phase of development. This report explains how the monetary input-
output tables for the year 2007 were constructed.
The body of the text describes the methodology which was developed to calculate these tables.
This is done step by step, starting from the Flemish supply table at basic prices and the Flemish
use table at purchasers’ prices, to finally end up with the Flemish use table of Flemish output at
basic prices, and the Flemish use tables of international and regional imports. On the basis of
the use table of Flemish output and the supply table the Flemish input-output table can be cal-
culated. The calculation of interregional tables underlying the tables for Flanders, makes it poss-
ible to also calculate the input-output table for regional imports. These two input-output tables
and the use table of international imports are the three tables which will have to be used in or-
der to assess the impact of changes in Flemish final demand on the environmental variables.
In doing so one always needs to keep in mind that the Flemish tables were not constructed bot-
tom-up. Due to a lack of data they were primarily calculated by means of top-down methods.
As a consequence the results should not be considered to be official statistics. They were con-
structed for a particular purpose, namely the application as part of the Flemish environmental
input-output model. The tables could be improved if more regional data were available. More
particularly, the availability of regional trade data (international as well as interregional) could
make the calculations of the international and interregional relations of Flanders much more
precise. The problem to discern the different regional activities of multiregional firms could be
solved if the local kind of activity unit instead of the enterprise were to be used as the statistical
unit in Belgium.
One also needs to keep in mind that the Flemish supply and use tables, as well as the corres-
ponding input-output tables are in current prices. When the emission coefficients per unit of
industry output are compared between the years 2003 and 2007, changes in these coefficients
will incorporate both changes in emission technology and changes in prices. This does not affect
the precision of the input-output calculations, however, conditionally on the use of a set of envi-
ronmental variables for 2003 and 2007 respectively.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
Inhoudstafel
1. Inleiding ......................................... ...................................................................................................... 1
2. Beschrijving van de werkwijze en voorstelling van d e resultaten ...................................... ........... 8
2.1. Aanbod- en gebruikstabellen 8
2.1.1. De Vlaamse aanbodtabel tegen basisprijzen 8
2.1.2. De Vlaamse gebruikstabel tegen aankoopprijzen 11
2.1.3. De Vlaamse gebruikstabel tegen “basis-, c.i.f.”-prijzen 20
2.1.4. De Vlaamse gebruikstabel voor de internationale invoer en de nationale output 22
2.1.5. De Vlaamse gebruikstabel voor de regionale output en voor de regionale invoer 25
2.2. Vlaamse input-outputtabellen 29
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
Lijst van tabellen
Tabel 1: de gehanteerde classificaties in de voorbeelden 7
Tabel 2: output, toegevoegde waarde en intermediair verbruik in de NR, RR, nationale en regionale AGT (jaar 2007, miljoenen euro’s) 10
Tabel 3: de nationale en Vlaamse aanbodtabellen (2007, miljoenen euro’s) 11
Tabel 4: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen tegen aankoopprijzen (2007, miljoenen euro’s) 19
Tabel 5: de nationale en Vlaamse tabellen betreffende de handelsmarges (2007, miljoenen euro’s) 21
Tabel 6: de nationale en Vlaamse tabellen betreffende het saldo van de productgebonden belastingen en subsidies (2007, miljoenen euro’s) 21
Tabel 7: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen tegen basis-, c.i.f. prijzen (2007, miljoenen euro’s) 22
Tabel 8: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen voor de internationale invoer (2007, miljoenen euro’s)23
Tabel 9: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen tegen basisprijzen voor de binnenlandse output (2007, miljoenen euro’s) 25
Tabel 10: de Vlaamse gebruikstabel voor de regionale output 29
Tabel 11: de Vlaamse gebruikstabel van de regionale invoer (2007, miljoenen euro’s) 29
Tabel 12: de Vlaamse regionale input-outputtabel (2007, miljoenen euro’s) 31
Tabel 13: de interregionale input-outputtabel van het Vlaams Gewest (2007, miljoenen euro’s) 32
Tabel 14: de nationale bedrijfstak x bedrijfstak tabel (2007, miljoenen euro’s) 32
Lijst van figuren
Figuur 1 : Een regionale monetaire IO-tabel 4
Figuur 2 : De Vlaamse aanbodtabel 8
Figuur 3 : De Vlaamse gebruikstabel tegen aankoopprijzen 12
Figuur 4 : De Vlaamse gebruikstabel van de Belgische output en de internationale invoer 23
Figuur 5 : De Vlaamse gebruikstabel van de Vlaamse output en de regionale invoer 26
Lijst van afkortingen
ADSEI : Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
AGT: Aanbod- en GebruiksTabellen
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
BBP: Bruto Binnenlands Product
c.i.f.: cost insurance freight
COICOP: Classification Of Individual COnsumption according to Purpose
CPA: Classification of Products by Activity
ESER: Europees Stelsel van Economische Rekeningen
ESR: Europees Systeem van nationale en regionale Rekeningen
FPB: Federaal PlanBureau
f.o.b.: free on board
HBO: HuishoudBudgetOnderzoek
INR: Instituut voor Nationale Rekeningen
IOT: Input-OutputTabellen
KUL: Katholieke Universiteit Leuven
NACE: Nomenclature statistique des Activités économiques dans la Communauté Européenne
NR: Nationale Rekeningen
RR: Regionale Rekeningen
SDP: Supply Demand Pool
SLQ: Simple Location Quotient
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
1
1. Inleiding
In 2007 heeft het Federaal Planbureau (FPB) in opdracht van de Vlaamse Overheid regionale
input-outputtabellen (IOT) voor het jaar 2003 (overeenstemmend met de Nationale rekeningen
(NR) versie 2005, gepubliceerd in 2006) opgesteld. De compilatie van deze regionale input-
outputtabellen (RIOT) voor 2003 is beschreven in een bijhorend rapport (Avonds L. & Vandille
G., 2008). Een input-outputsysteem beschrijft op gedetailleerde wijze het productieproces van
een economie en de hiermee gepaard gaande goederen- en dienstenstromen en omvat aanbod-
en gebruikstabellen (AGT) en input-outputtabellen (IOT). AGT koppelen productgroepen aan
bedrijfstakken, terwijl IOT symmetrisch zijn en dus productgroepen aan productgroepen, hetzij
bedrijfstakken aan bedrijfstakken, koppelen. 1 AGT dienen vooral statistische doeleinden, terwijl
IOT eerder gebruikt worden voor analysedoeleinden.
De kolommen en rijen van IOT geven de input- en outputstructuren van de (homogene of hete-
rogene) bedrijfstakken weer. Langs de inputzijde (kolomsgewijze lezing van de IOT) wordt
weergegeven welke inputs verwerkt worden bij de productie van de output van iedere bedrijfs-
tak. Dit betreft enerzijds intermediaire inputs die aangekocht worden bij andere bedrijfstakken
of ingevoerd worden, en anderzijds primaire inputs die tijdens het productieproces in de be-
drijfstak zelf ontstaan, met name de toegevoegde waarde en sommige belastingen. Langs de
outputzijde (rijgewijze lezing van de IOT) geeft de tabel de bestemming weer van de output
van iedere bedrijfstak, met name intermediaire leveringen aan de andere bedrijfstakken en leve-
ringen aan het finaal verbruik (goederen en diensten die niet aangewend worden in het produc-
tieproces van andere goederen en diensten en dus dienen voor private en overheidsconsumptie,
investeringen of uitvoer).
Een traditionele input-outputtabel is niet dynamisch en slaat dus maar op één periode (meestal
één jaar). Een nationale of regionale input-outputtabel is gerelateerd met de basis van de natio-
nale of regionale rekeningen (aanbod en verbruik van goederen en diensten, productie en in-
komensvorming) Alle verdere fases van de nationale boekhouding vallen buiten het kader van
een traditionele input-outputtabel.
Door de inputstructuren van de bedrijfstakken uit te drukken als coëfficiënten in termen van
hun output kan een input-outputtabel omgezet worden in een eenvoudig lineair model waar-
van het resultaat de impact weergeeft van het finaal verbruik van een goed of een dienst op de
output van iedere bedrijfstak en vervolgens op zijn bijdrage tot het BBP en tewerkstelling. Deze
impact bestaat niet enkel uit het direct effect dat enkel plaatsvindt in de bedrijfstak die het pro-
duct levert aan de finale verbruiker, maar omvat ook de indirecte effecten veroorzaakt door de
1 IOT kunnen dus zowel opgesteld worden voor een aggregatie van statistisch waargenomen eenheden (onderne-
mingen, lokale vestigingen, bedrijfseenheden…, zogenaamde heterogene bedrijfstakken) als voor een aggregatie
van analytisch geconstrueerde eenheden (zogenaamde homogene bedrijfstakken, samenvallend met productgroe-
pen).
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
2
interdependenties tussen verschillende bedrijfstakken (intermediaire leveringen). De verhou-
ding tussen de totale impact en het direct effect is de zogenaamde input-outputmultiplicator.
De band tussen het input-outputsysteem en de nationale regionale rekeningen wordt in het
huidige Europese systeem van nationale en regionale rekeningen, het ESR 1995, niet meer ge-
legd door de IOT (zoals in het ESER792 het geval was), maar door de AGT. De bedrijfstakken in
de AGT zijn heterogeen, in de zin dat ze een groepering zijn van waargenomen statistische een-
heden. Aangezien in de Belgische nationale rekeningen de ondernemingen (en niet de vestigin-
gen) fungeren als statistische eenheid, is die heterogeniteit vrij groot. De graad van heterogeni-
teit kan worden afgelezen uit de aanbodtabel. Die geeft immers de mate weer waarin bedrijfs-
takken niet enkel hoofdproductie (hun karakteristiek product) maar ook nevenproductie (het
karakteristiek product van andere bedrijfstakken) realiseren. De gebruikstabel geeft het inter-
mediair verbruik weer van goederen en diensten door deze bedrijfstakken, alsook hun primaire
inputs en hun finaal verbruik.
De transformatie van AGT naar IOT laat toe meer inzicht te krijgen in de volgende drie punten:
– ten eerste, de mate waarin de inputs van de bedrijfstakken verdeeld zijn over hun hoofd-
en nevenproducties. Die wordt bepaald door input-outputtabellen gebaseerd op homo-
gene bedrijfstakken (officieel “product x product”-tabellen genoemd) te berekenen. Deze
zijn zodanig (analytisch) geconstrueerd dat de bedrijfstakken maar één type goed of
dienst (hun karakteristiek product) voortbrengen. Hun overige productie (nevenproduc-
tie) wordt met de bijhorende (geschatte) inputs overgebracht naar de bedrijfstakken waar
ze het karakteristieke product van zijn. Men kan aantonen dat enkel “product x product”-
tabellen, en dan nog wel enkel diegene die gebaseerd zijn op het principe van product-
technologie (ieder product heeft een unieke inputstructuur ongeacht in welke bedrijfstak
het als hoofd- of nevenproduct wordt voortgebracht), overeenstemmen met de principes
van input-output analyse.
– ten tweede, de mate waarin de output van de heterogene bedrijfstakken verdeeld is over
de componenten van het intermediair en finaal gebruik, gegeven per product in de AGT.
Die wordt bepaald door input-outputtabellen gebaseerd op heterogene bedrijfstakken
(officieel “bedrijfstak x bedrijfstak”-tabellen genoemd) te berekenen, gebaseerd op be-
paalde veronderstellingen met betrekking tot de verkoopstructuur. De meest gebruikte
veronderstelling is deze van een “fixed product sales structure”. Hierbij is het aandeel
van iedere (heterogene) bedrijfstak in alle componenten van het intermediair en finaal
verbruik van een product gelijk aan het aandeel van deze (heterogene) bedrijfstak in de
totale nationale of regionale productie van dit product. Dit soort “bedrijfstak x bedrijfs-
tak”-tabellen is heel eenvoudig te berekenen maar is in principe minder geschikt voor in-
put-outputanalyse. Hun gebruik ervoor is aanvaardbaar in de mate dat ze als een redelij-
ke benadering kunnen beschouwd worden van de “product x product”-tabel gebaseerd
op producttechnologie waarvan de compilatie een ingewikkelde zaak is.
2 De voorloper van het ESR 95.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
3
– ten derde, het onderscheid tussen gebruik uit nationale en/of regionale invoer en gebruik
afkomstig van nationale of regionale productie. Het is noodzakelijk dit onderscheid te
maken om impactstudies te kunnen maken. Indirecte effecten in België worden immers
enkel veroorzaakt door intermediair verbruik van in België geproduceerde goederen en
diensten.
Een ander, door het ESR 95 voorgeschreven, maar niet essentieel kenmerk van de IOT is de an-
dere waardering van de stromen dan in de AGT. In de aanbodtabel is de nationale productie
gewaardeerd tegen basisprijzen. Dit is de opbrengstprijs van de producent. Dit betekent ten
eerste dat de indirecte belastingen die per eenheid product geïnd worden (BTW, accijnzen, regi-
stratierechten, …) en subsidies die per eenheid product worden toegekend uit de prijs verwij-
derd worden. Ten tweede betekent dit dat de prijzen van de goederen geen distributiemarges
omvatten. Deze worden apart geregistreerd als een productie van de bedrijfstakken van de dis-
tributiesector. Het aanbod van invoer wordt geregistreerd tegen een overeenstemmende prijs,
de zogenaamde “c.i.f.”3-prijs. Dit is de prijs tot aan de grens van het invoerende land (exclusief
invoerbelastingen). In de gebruikstabel zijn alle stromen gewaardeerd tegen aankoopprijzen.
Dit is de prijs betaald door de verbruiker, dus inclusief het saldo van de productgebonden be-
lastingen en inclusief de distributiemarges voor de goederen. De hiermee overeenstemmende
prijs voor de uitvoer is de “f.o.b.”4-waarde, de prijs aan de grens van het uitvoerende land. In de
IOT zijn alle stromen gewaardeerd tegen “basis/c.i.f.”-prijzen. Het saldo van de productgebon-
den belastingen en subsidies wordt uit de prijs verwijderd. Het totaal van de productgebonden
belastingen en het negatieve totaal van de productgebonden subsidies op het intermediair ver-
bruik van iedere bedrijfstak wordt overgebracht naar de primaire inputs. De totale productie-
kosten van een bedrijfstak moeten immers onveranderd blijven. Distributiemarges op het ver-
bruik van goederen worden getransfereerd naar verbruik geleverd door de bedrijfstakken van
de distributiesector.
Regionale input-outputtabellen zijn het equivalent van nationale input-outputtabellen voor één
regio. De kern is een tabel voor het intermediair en finaal verbruik van goederen en diensten
geproduceerd en verbruikt binnen de eigen regio. Analoog met wat voor het buitenland ge-
beurt, worden alle andere regio’s samen als één entiteit behandeld:
– Het intermediair en finaal verbruik van producten voortgebracht in de andere regio’s wor-
den in één enkele tabel van de regionale invoer samengevoegd zonder onderscheid naar de
regio van oorsprong.
– De uitvoer naar de andere regio’s wordt in een enkele kolom samengevoegd als onderdeel
van de finale vraag zonder onderscheid naar de regio van bestemming en de aard van het
verbruik (intermediair per bedrijfstak of finaal per categorie) in de invoerende regio’s.
Figuur 1 toont de (vereenvoudigde) structuur van een regionale IO-tabel voor Vlaanderen.
3 Cost, insurance, freight. 4 Free on board.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
4
Figuur 1 : Een regionale monetaire IO-tabel
–
Onderliggend aan de RIOT is voorafgaand een volledig interregionaal input-outputsysteem
voor de 3 gewesten ontwikkeld.
Interregionale tabellen geven de samenhang weer tussen alle regio’s van één land. De nationale
tabel van het verbruik van de binnenlandse productie is dan ontbonden in n2 tabellen (met n =
het aantal regio’s) die per cel telkens de stromen tussen 2 regio’s weergeven (regio van oor-
sprong en van bestemming). Deze bevat dus meer informatie dan wat bekomen wordt door het
gewoon samenvoegen van alle regionale tabellen. In dit laatste geval hebben we maar 2.n tabel-
len waarvan de som gelijk is aan de nationale tabel van het verbruik van binnenlandse produc-
tie.
Het nieuwe project vraagt, net zoals het eerste, enkel regionale IOT voor het Vlaamse Gewest
op te stellen, maar er zijn net als voor die eerste opdracht regionale IOT voor de drie (in princi-
pe 4) gewesten ontwikkeld (Brussels Hoofdstedelijke Gewest, Vlaamse Gewest, Waalse Gewest,
en het Extraregionale gebied5). Deze extra inspanning is ondernomen omdat net zoals de Regi-
onale rekeningen (RR) van de vier gewesten moeten sommeren tot de NR, het regionale input-
outputsysteem moet sommeren tot het nationale. Als men op dezelfde wijze als voor het
Vlaamse Gewest regionale input-outputsystemen voor de andere gewesten maakt moet de som
van al deze tabellen gelijk zijn aan het nationale input-output systeem, waarbij terzelfdertijd
aberraties, zoals bijvoorbeeld een negatief finaal verbruik van een bepaald product, vermeden
5 Dit laatste heeft een marginaal aandeel in de Belgische totalen maar de nationale boekhouding moet net zoals iedere
boekhouding voor 100% kloppen.
uitvoer
Uitvoer
WalBru
heruitvoer
uitvoer
Uitvoer
buitenl
Totale invoer
uit Wal en Bru
huishoudens
(consumptie), overheid,
bedrijven (investeringen)
Intermediaire
consumptie
Producten invoer
WalBru
Binnenlandse output Som rijen
Beloning van
productiefactoren arbeid en kapitaal
Bruto toegevoegde
waarde
Totale invoer uit buitenland
huishoudens (consumptie), overheid,
bedrijven (investeringen)
Intermediaire consumptie
Producten invoer buitenland
Binnenlandse
output huishoudens
(consumptie), overheid,
bedrijven (investeringen)
Intermediaire
consumptie
Bedrijfstakken
Vlaams
Som
kolommen
Vlaamse finale vraag Bedrijfstakken
Vlaams
uitvoer
Uitvoer
WalBru
heruitvoer
uitvoer
Uitvoer
buitenl
Totale invoer
uit Wal en Bru
huishoudens
(consumptie), overheid,
bedrijven (investeringen)
Intermediaire
consumptie WalBru
Binnenlandse output Som rijen
Beloning van
productiefactoren arbeid en kapitaal
Bruto toegevoegde
waarde
Totale invoer uit buitenland
huishoudens (consumptie), overheid,
bedrijven (investeringen)
Intermediaire consumptie buitenland
Binnenlandse
output huishoudens
(consumptie), overheid,
bedrijven (investeringen)
Intermediaire
consumptie Vlaams
Som
kolommen
Vlaamse finale vraag Vlaams
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
5
dienen te worden. Als additionele test en om eventuele aberraties te kunnen opsporen en corri-
geren werden daarom coherente regionale input-outputsystemen opgesteld voor ieder gewest.
De Vlaamse Overheid heeft een meer recente versie van de regionale input-outputtabellen ge-
vraagd. Hiervoor is eerst, net als bij de tabel voor 2003, een interregionaal input-outputsysteem
ontwikkeld. In dit rapport is de methodologie van de compilatie van dit systeem in zijn geheel
beschreven. De compilatie van deze actualisering steunt op dezelfde principes als deze van het
interregionaal systeem voor 2003:
– Vertrekpunt zijn de meest recente nationale aanbod- en gebruikstabellen (AGT), met name
deze voor het jaar 2007 (INR, 2010a), overeenstemmend met de NR 2009 (INR, 2010b)
– Deze zijn top-down ontbonden tot een interregionaal input-output systeem voor 2007 dat
overeenstemt met de cijfers van de Regionale rekeningen (RR) voor dat jaar (INR, 2010c) ui-
teraard eveneens onvereenstemmend met de NR 2009;
– De opsplitsing van de nationale tabellen is gedaan door middel van een mechanische me-
thode aan de hand van verdeelsleutels die hoofdzakelijk van de RR komen;
– (inter)regionale input-outputtabellen zijn het einddoel van de berekeningen. Deze zijn niet
direct afgeleid van nationale input-outputtabellen. Eerst zijn regionale aanbod- en gebruik-
stabellen afgeleid van de overeenstemmende nationale tabellen. Deze zijn vervolgens stap
voor stap ontwikkeld tot een volledig (inter)regionaal input-outputsysteem met als eindre-
sultaat interregionale IOT, net als bij het nationale input-outputsysteem, waarbij de tussen-
resultaten in iedere fase corresponderen met de overeenstemmende nationale tabellen;
– De (inter)regionale IOT zijn van het bedrijfstak x bedrijfstak type.
De AGT voor 2007 van de NBB telt 326 producten (SUTPROD) en 131 bedrijfstakken (SUTTAK).
De RR worden berekend op het niveau van 125 bedrijfstakken. De ‘nationale’ AGT is dus eerst
geaggregeerd tot dimensie 326x125 voor regionalisering. Dit leidt tot 125 bedrijfstakken (werk-
formaat NR en RR). Hierbij zijn pro-forma de 4 bedrijfstakken bijgevoegd waarvan de activitei-
ten niet (meer) in België bestaan6.
De AGT van de NBB bestaan uit een aanbodtabel gewaardeerd tegen basis-, c.i.f. prijzen (indi-
viduele elementen, voor de rijtotalen bestaat er een overgang naar aankoopprijzen) en een ge-
bruikstabel gewaardeerd tegen aankoop-, f.o.b. prijzen. De gebruikstabel is omgezet naar een
versie gewaardeerd tegen basis-, c.i.f. prijzen met onderscheid tussen verbruik van binnenland-
se output en van invoer, op gelijkaardige wijze als voor het EUKLEMS project (Avonds L.,
Hambÿe C. & Michel B., 2007). Hiervoor zijn de 326 SUTPROD uitgebreid met 5 handelsmarges.
Deze 5 marges zijn in alle stadia van de berekeningen behouden als extra SUTPROD. Bij de
compilatie van de RIOT voor 2003 waren deze marges samengevoegd met overeenstemmende
SUTPROD van de handel (handelsbemiddeling, reparatie van consumentenartikelen). De han-
6 10A1(steenkoolwinning), 11A1 (winning van aardolie- en aardgas), 12A1 (winning van uranium en thoriumertsen)
en 13A1 (winning van metaalertsen).
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
6
delsmarges zijn in de huidige versie dus als afzonderlijke producten behouden doorheen de
gehele procedure van de compilatie.7
Het werkformaat van de berekeningen is dus 331x129. Omwille van confidentialiteitsredenen
worden de finale tabellen voor Vlaanderen opgesteld in een 118x118-formaat. Er is dus 1 be-
drijfstak en 1 product meer dan in de Vlaamse tabellen voor 2003. Volgende wijzigingen qua
bedrijfstakindeling (en de daarmee overeenstemmende productindeling) werden aangebracht:
– De in Vlaanderen onbestaande bedrijfstakken 11A1 (Winning van aardolie en aardgas en
aanverwante diensten) en 12A1 (Winning van uranium- en thoriumerts) werden weggelaten.
– Bedrijfstakken 15B1 (Verwerking en conservering van vis en vervaardiging van visproduk-
ten) en 15J1 (Vervaardiging van deegwaren, koffie en thee, en overige voedingsmiddelen)
werden samengevoegd. Deze bedrijfstak dient in zijn geheel geïnterpreteerd te worden als
een bedrijfstak “Overige voedingsmiddelen”.
– Bedrijfstak 15H1 (Brood, vers banketbakkerswerk, beschuit en koekjes) werd losgekoppeld
van bedrijfstakken 15F1+15G1 (Maalderijen en vervaardiging van zetmeel en zetmeelpro-
dukten + Vervaardiging van diervoeders).
– Bedrijfstak 16A1 (Vervaardiging van tabaksproducten) werd losgekoppeld van bedrijfstak-
ken 15K1+15L1 (Vervaardiging van dranken).
– Bedrijfstakken 24B1 (Vervaardiging van verdelgingsmiddelen en van chemische produkten
voor de landbouw) en 24C1 (Verf, vernis en drukinkt) werden samengevoegd.
– Bedrijfstakken 24F1 (Vervaardiging van overige chemische produkten) en 24G1 (Vervaardi-
ging van synthetische en kunstmatige vezels) werden van elkaar losgekoppeld.
– Bedrijfstak 26B1 (Vervaardiging van keramische produkten) werd samengevoegd met 26C1
(Vervaardiging van cement, kalk en gips) in plaats van met 26D1 (Vervaardiging van artike-
len van beton, gips en cement, natuursteen en overige niet-metaalhoudende produkten).
– Bedrijfstak 35A1 wordt nu 35A1+B1+C1 genoemd, en bedrijfstak 35B1 wordt 35D1 genoemd,
zodat de namen van deze bedrijfstakken nu overeenstemmen met de namen in de Belgische
input-outputtabellen. Aan de inhoud van deze bedrijfstakken verandert dit evenwel niets.
– Bedrijfstak 60C1 (Goederenvervoer over de weg en verhuisdiensten; vervoer via pijpleidin-
gen) werd losgekoppeld van bedrijfstak 60A1+B1+B3 (Vervoer per spoor, personenvervoer te
land volgens een dienstregeling, taxis, overig vervoer van personen te land).
– Bedrijfstakken 85A1 (Gezondheidszorg) en 85B1 (Veterinaire diensten) werden van elkaar
losgekoppeld.
In deze nota worden de resultaten, ter wijze van illustratie getoond op het niveau van 3 produc-
ten (CPA P3) en 3 bedrijfstakken (NACE A3). Het gaat hierbij om de volgende bedrijfstakken en
de daarmee overeenstemmende producten:
7 In de finale tabellen zijn deze marges uiteraard wel bij de producten opgenomen.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
7
Tabel 1: de gehanteerde classificaties in de voorbe elden
CPA (P3) NACE (A3)
1. Producten van de landbouw, bosbouw, visserij en aqui-cultuur (CPA 01 t/m 05)
1. Landbouw, jacht en bosbouw; visserij en aquicultuur (NACE 01 t/m 05)
2. Delfstoffen, industriële producten, energie, bouwkundi-ge en civieltechnische werken (CPA 10 t/m 45)
2. Industrie, energie en bouwnijverheid (NACE 10 t/m 45)
3. Dienstverlening (CPA 50 t/m 95) 3. Dienstverlening (NACE 50 t/m 95)
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
8
2. Beschrijving van de werkwijze en voorstelling va n de
resultaten
In deel 1 van dit hoofdstuk wordt de berekening van de AGT voorgesteld. Daarna gaan we in
op de methodologie om de IOT hieruit af te leiden.
2.1. Aanbod- en gebruikstabellen
In dit deel wordt uitgelegd hoe de Vlaamse aanbod- en gebruikstabellen werden berekend.
Eerst wordt de Vlaamse aanbodtabel tegen basisprijzen behandeld. Vervolgens wordt de
Vlaamse gebruikstabel tegen aankoopprijzen voorgesteld. Deze wordt daarna omgezet in een
tabel tegen “basis-/c.i.f.”-prijzen, en gesplitst in een gebruikstabel van de Belgische output tegen
basisprijzen enerzijds en een gebruikstabel van de internationale invoer tegen “c.i.f.”-prijzen
anderzijds. Ten slotte wordt de Vlaamse gebruikstabel van de Belgische output gesplitst in een
gebruikstabel van de Vlaamse output en een gebruikstabel van de regionale invoer.
2.1.1. De Vlaamse aanbodtabel tegen basisprijzen
Figuur 2 toont de verschillende onderdelen waaruit de Vlaamse aanbodtabel bestaat. De aan-
bodtabel geeft het aanbod (de output) van producten weer door de verschillende Vlaamse be-
drijfstakken enerzijds (dit wordt ook de maaktabel genoemd) en door de niet-Vlaamse aanbie-
ders anderzijds (de invoer, zowel internationaal als uit de andere regio’s).
Figuur 2 : De Vlaamse aanbodtabel
In de basisgegevens van de RR8 is de totale output, P.1 (alsook het intermediair verbruik, P.2)
per bedrijfstak enkel regionaal verdeeld voor de combinatie tussen de AGT-bedrijfstakken en
de institutionele sectoren S.11 en S.14. De bruto toegevoegde waarde (B1.g) daarentegen is ver-
deeld voor de combinatie tussen de AGT-bedrijfstakken en de vijf institutionele sectoren die
onderscheiden worden in de nationale rekeningen. Deze institutionele sectoren zijn :
8 Niet-gepubliceerde data, ter beschikking gesteld door de Nationale Bank.
Totaal aanbodBuitenlands,
Waals en Brussels aanbod
Vlaams aanbod
= Vlaamse maaktabel
3 Producten
Totaal aanbodInvoer3 Vlaamse bedrijfstakken
Totaal aanbodBuitenlands,
Waals en Brussels aanbod
Vlaams aanbod
= Vlaamse maaktabel
3 Producten
Totaal aanbodInvoer3 Vlaamse bedrijfstakken
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
9
– S11: Niet-financiële vennootschappen
– S12: Financiële vennootschappen
– S13: Overheid
– S14: Huishoudens
– S15: Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van de huishoudens
De vereisten van Eurostat betreffende de RR zijn zeer beperkt. Enkel de bruto toegevoegde
waarde per bedrijfstak is vereist, niet de output en het intermediair verbruik.
De AGT-bedrijfstakken zijn zeer homogeen wat betreft hun combinatie met deze institutionele
sectoren:
– de bedrijfstakken eindigend op “2” behoren tot de sector S.12
– de bedrijfstakken eindigend op “3” behoren tot de sector S.13
– de bedrijfstakken eindigend op “5” behoren tot de sector S.15
– de overige bedrijfstakken hebben bijna allemaal een deel dat behoort tot de sector S.11 en
een deel dat behoort tot de sector S.14 (een aantal behoren wel volledig tot S.11)9.
De regio’s zijn gecodeerd volgens de NUTS classificatie:
– 100: Brussels Hoofdstedelijke Gewest
– 200: Vlaamse Gewest
– 300: Waalse Gewest
– 400: Extraregionale Gebied
De totalen voor P.1 en P.2. in de RR (NR) en de AGT komen perfect overeen, zoals tabel 2 toont.
Bij de AGT 2003 waren er enkele verschillen met de NR (versie NR 2005). Hier klopte enkel B.1g
volledig (Avonds L., 2007a en 2007b).
9 Uitzonderingen zijn 22A1 (Uitgeverijen, S.11, S13 en S.14) en 67A1 (Hulpbedrijven i.v.m. financiële instellingen en
het verzekeringswezen, S.12 en S.14)
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
10
Tabel 2: output, toegevoegde waarde en intermediair verbruik in de NR, RR, nationale en regionale AGT (jaar 2007, miljoenen euro’s)
Regionale Rekeningen (Bron: INR, RR 2007; gepubliceerd + niet-gepubliceerd)
P.1(output) B.1g (bruto toegevoegde waarde) P.2 (intermediair verbruik)
100 200 300 400 tot. 100 200 300 400 tot. 100 200 300 400 tot.
S.11 91128 355971 101884 0 548983 29527 116276 39101 0 184904 61601 239695 62783 0 364079
S.12 - - - - - 9162 5129 1869 0 16159 - - - - -
S.13 - - - - - 11067 20647 13121 157 44992 - - - - -
S.14 6060 42279 20546 0 68885 5026 29703 14665 0 49394 1034 12576 14069 0 27679
S.15 - - - - - 989 1338 676 0 3003 - - - - -
tot. - - - - - 55771 173093 69433 157 298453 - - - - -
Nationale Rekeningen (Bron: INR, NR 2007)
P.1(output) B.1g (bruto toegevoegde waarde) P.2 (intermediair verbruik)
S.11 - - - - 548983 - - - - 184904 - - - - 364078
S.12 - - - - 34769 - - - - 16159 - - - - 18610
S.13 - - - - 57008 - - - - 44992 - - - - 12015
S.14 - - - - 68885 - - - - 49394 - - - - 19490
S.15 - - - - 4520 - - - - 3003 - - - - 1517
tot. - - - - 714164 - - - - 298453 - - - - 415711
Nationale AGT (Bron: INR, AGT 2007)
P.1(output) B.1g (bruto toegevoegde waarde) P.2 (intermediair verbruik)
S.11 - - - - - - - - - - - - - - -
S.12 - - - - - - - - - - - - - - -
S.13 - - - - - - - - - - - - - - -
S.14 - - - - - - - - - - - - - - -
S.15 - - - - - - - - - - - - - - -
tot. - - - - 714164 - - - - 298453 - - - - 415711
Regionale AGT (Bron: Federaal Planbureau, eigen berekeningen)
P.1(output) B.1g (bruto toegevoegde waarde) P.2 (intermediair verbruik)
S.11 - - - - - - - - - - - - - - -
S.12 - - - - - - - - - - - - - - -
S.13 - - - - - - - - - - - - - - -
S.14 - - - - - - - - - - - - - - -
S.15 - - - - - - - - - - - - - - -
tot. 132820 437070 144065 209 714164 55771 173093 69433 157 298453 77050 263977 74633 52 415711
Voor de regionale verdeling van de output per bedrijfstak van de bedrijfstakken die tot S.11 en
S.14 horen, konden de outputcijfers van de RR gewoon overgenomen worden. Voor de regiona-
le verdeling van de output van de bedrijfstakken die tot S.12, S.13 en S.15 behoren, is de regio-
nale verdeling van de bruto toegevoegde waarde als verdeelsleutel genomen.
Voor de bedrijfstak 60B3 Personenvervoer te land volgens een dienstregeling, niet-markt (de
regionale maatschappijen voor openbaar vervoer behorende tot S.13) konden regionale output-
en inputcijfers afgeleid worden uit het basismateriaal voor de berekening van de Rekening van
de Gemeenschappen en Gewesten (zie verder).
Dit levert uiteindelijk de regionale verdeling op van de output van elke bedrijfstak.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
11
Een volgende stap is de indeling van de totale output per bedrijfstak volgens de geproduceerde
producten. De bedrijfstakken van het Extraregionale gebied, 75A3 (Openbaar bestuur, excl. de-
fensie en verplichte sociale verzekering) en 75B3 (Defensie) zijn als homogeen verondersteld10.
Voor de bedrijfstakken in de drie “echte” regio’s is verondersteld dat ze de nationale product-
mix hebben (met uitzondering uiteraard van de bedrijfstakken 75A3 en 75B3 die in de drie re-
gio’s dezelfde samenstelling hebben als in de nationale aanbodtabel min de output van deze
bedrijfstakken in het Extraregionale gebied).
Het resultaat voor Vlaanderen wordt gepresenteerd in tabel 3. Ter vergelijking wordt ook de
nationale aanbodtabel getoond. Deze tabellen bevatten twee extra kolommen, één voor het sal-
do van de productgebonden belastingen min de productgebonden subsidies, en één voor de
marges. Deze kolommen worden aan de aanbodtabel toegevoegd om de overgang naar het to-
taal aanbod per product tegen aankoopprijzen te kunnen maken, wat noodzakelijk is om de
aanbodtabel te kunnen vergelijken met de gebruikstabel.
Tabel 3: de nationale en Vlaamse aanbodtabellen (200 7, miljoenen euro’s)
01 02 03 P.1 P.7 reg. invoer tot., basisprijzen D.21-D.31 marges tot., aankoopprijzen
België
01 7184 79 48 7311 6224 - 13535 292 3739 17566
02 101 271670 12201 283972 212672 - 496645 24611 66112 587367
03 19 14476 408385 422880 39433 - 462313 11730 -69850 404192
tot. 7304 286226 420634 714164 258329 - 972493 36632 0 1009125
Vlaams Gewest
01 5170 73 25 5268 4542 104 9914 185 2515 12614
02 66 185687 7991 193743 142655 4874 341272 14902 43103 399278
03 12 9781 228265 238058 24757 24891 287707 6742 -45618 248831
tot. 5248 195541 236281 437070 171955 29868 638893 21830 0 660723
De internationale (P.7) en regionale invoer, de productgebonden belastingen minus subsidies
(D.21-D.31, deze zijn inclusief de niet-aftrekbare BTW) en marges van de regio’s kunnen in dit
stadium nog niet berekend worden en zijn daarom hier schuin afgedrukt.
2.1.2. De Vlaamse gebruikstabel tegen aankoopprijze n
De gebruikstabel bestaat uit een intermediair, een primair en een finaal luik. Het intermediaire
deel omvat het gebruik van producten door de verschillende bedrijfstakken om hun output te
realiseren. Het primaire luik betreft de bruto toegevoegde waarde. Het luik omtrent de finale
vraag omvat de consumptieve vraag door de huishoudens, door de instellingen zonder winst-
oogmerk ten behoeve van de huishoudens, en door de overheid, de investeringen door de
overheid en de bedrijven, en ten slotte de uitvoer. Dit wordt geïllustreerd in figuur 3.
10 In tegenstelling met het jaar 2003 komt Openbaar onderwijs in 2007 niet meer voor in het Extraregionale gebied.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
12
Figuur 3 : De Vlaamse gebruikstabel tegen aankooppri jzen
Het is de gebruikstabel gewaardeerd tegen aankoopprijzen, inclusief de niet aftrekbare BTW
(D.211) die is geregionaliseerd. Voor de berekening van de nationale IOT (tegen basisprijzen)
vertrekt het FPB van een versie tegen aankoopprijzen exclusief BTW maar als onderdeel van de
NR zijn de AGT gewaardeerd inclusief de niet aftrekbare BTW.
a. Het intermediair verbruik (P.2)
Het totaal intermediair verbruik per bedrijfstak kan gewoon berekend worden door de identi-
teit P.2 = P.1 – B.1g toe te passen. P.1 werd berekend voor de regionale aanbodtabellen en B1.g
per bedrijfstak is reeds volledig regionaal verdeeld in de RR.
De productindeling van het intermediair verbruik per bedrijfstak is verondersteld gelijk te zijn
aan dit van de overeenstemmende nationale bedrijfstak.
b. Het finaal verbruik
De consumptieve bestedingen van de huishoudens (P.3 1/S.14)
De handleiding van Eurostat over de regionale rekening van de huishoudens voorziet in regio-
nale private consumptie, meer bepaald de consumptieve bestedingen (P.3) in de rekening van
de besteding van het beschikbaar inkomen van de huishoudens. In België zijn de regionale re-
keningen van de huishoudens voorlopig evenwel beperkt tot de minimumvereisten, met name
de rekeningen voor de bestemming van de primaire inkomens en de secundaire inkomensver-
deling.
De consumptieve bestedingen van de huishoudens zijn dan ook in 2 stappen geregionaliseerd.
Het nationale totaal is eerst over de vier regio’s verdeeld aan de hand van het netto beschikbaar
Binnenlandse output
Som rijen
Beloning van
productiefactoren arbeid en kapitaal
Bruto
toegevoegde waarde
Binnenlandse output +
totale invoer
Huishoudens en IZWHs (consumptie), overheid
(consumptie en investeringen), bedrijven (investeringen), buitenland
(uitvoer)
Intermediaire consumptie
3 Producten Vlaams
+ invoer
Som kolommen
Finale vraag3 bedrijfstakken
Binnenlandse output
Som rijen
Beloning van
productiefactoren arbeid en kapitaal
Bruto
toegevoegde waarde
Binnenlandse output +
totale invoer
Huishoudens en IZWHs (consumptie), overheid
(consumptie en investeringen), bedrijven (investeringen), buitenland
(uitvoer)
Intermediaire consumptie
3 Producten Vlaams
+ invoer
Som kolommen
Finale vraag3 bedrijfstakken
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
13
inkomen van de huishoudens per regio (B.6N) gegeven in de RR (inkomensrekening van de
huishoudens, secundaire inkomensverdelingsrekening).Vervolgens is de private consumptie
ingedeeld per AGT-product (SUTPROD) aan de hand van het regionale luik van het Huishoud-
budgetonderzoek (HBO) 2007 (niet gepubliceerde versie) van de Algemene Directie Statistiek
en Economische Informatie (ADSEI). Hierin worden gemiddelde jaarlijkse uitgaven per huis-
houden (het ‘gemiddeld’ gezin) in iedere regio geschat aan de hand van een steekproef. De ru-
brieken van het HBO (6 cijfers11) zijn een verdere indeling van de COICOP12 (4 cijfers13). Wij
hebben het HBO niet gebruikt om de totale regionale consumptieve bestedingen te schatten,
maar enkel de indeling van deze totalen.
De HBO rubrieken zijn gekoppeld aan SUTPROD (meestal 1 HBO rubriek aan 1 SUTPROD
maar soms ook 1 HBO rubriek aan meerdere SUTPROD). Hiervoor bestaat geen officiële con-
versietabel.
De HBO rubrieken, aan meer dan één SUTPROD gekoppeld, zijn (bij benadering) opgesplitst
aan de hand van een kruistabel van de NBB, waarin de binnenlandse private consumptie van
2007 zowel per SUTPROD als per COICOP is ingedeeld. Dit zijn nationale gegevens en boven-
dien zijn de COICOP-rubrieken in deze tabel zeer geaggregeerd, zodat de opsplitsing een eer-
der ruwe benadering is.
Vervolgens zijn de al dan niet opgesplitste HBO rubrieken samengevoegd per SUTPROD. Deze
regionale cijfers zijn enkel als initiële verdeelsleutels op de geschatte totalen per regio toegepast.
Om regionale consumpties per SUTPROD zowel te doen overeenstemmen met de totale private
consumptie per regio als de nationale private consumptie per SUTPROD is tenslotte de RAS
methode14 gebruikt.
De private consumptie van de producten overig personenvervoer te land, niet-markt (bij bena-
dering het gedeelte van de output van regionale maatschappijen voor openbaar vervoer dat niet
gedekt wordt door toelagen) en openbaar onderwijs (inschrijvingskosten en schoolbewaking in
het vrij onderwijs) is anders behandeld. De regionale verdeling werd hier afgeleid uit de bere-
keningen van de rekening van de Gemeenschappen en gewesten (zie verder).
Als we de samenstelling van de private consumptie bekijken dan merken we op dat het aandeel
van het verbruik van diensten in de private consumptie in het Brussels Gewest nog steeds, zoals
11 De laatste 2 cijfers vormen wel samen één subrubriek. In feite zijn er dus 5 niveaus in de structuur van de classifica-
tie. 12 Classification Of Individual COnsumption according to Purpose. 13 De eerste 2 cijfers vormen wel samen één hoofdrubriek. In feite zijn er dus 3 niveaus in de structuur van classifica-
tie. 14 De RAS-methode is een wiskundige procedure om een matrix te schatten waarvan men wel de randtotalen maar
niet de individuele elementen kent. Men maakt een initiële schatting van deze matrix (waarvan de randtotalen ver-
schillen van de doelwaarden). De RAS methode berekent door middel van een iteratieve procedure de biproportio-
nele matrix (proportioneel volgens de rijen en volgens de kolommen) die het dichtst bij de initiële matrix ligt (en ui-
teraard aan de randtotalen voldoet). Voorwaarde is wel dat de matrices geen negatieve elementen bevatten.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
14
in 2003, hoger is dan in de andere 2 gewesten maar dat de verschillen tussen de gewesten wel
kleiner zijn geworden.
De consumptieve bestedingen van de overheid (P.3/S. 13)
De consumptieve bestedingen van de overheid zijn in de berekening van de RIOT net als bij de
IOT van het jaar 2005 onderverdeeld gebleven in individuele en collectieve bestedingen.
– Individuele consumptieve bestedingen van de overheid (P.31/S.13) zijn uitgaven van de
overheidssector voor goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse be-
vrediging van de individuele behoeften van de gemeenschap (in dit geval huishoudens).
Hieronder vallen zowel goederen en diensten aangekocht door de overheid die vervolgens
aan de huishoudens worden verstrekt (D.631), als goederen en diensten die geproduceerd
worden door de overheid (D.632).
– Collectieve consumptieve bestedingen van de overheid (P.32) zijn uitgaven van de over-
heidssector voor goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevredi-
ging van de collectieve behoeften van de gemeenschap (gelijktijdig verstrekt aan de gehele
of een deel van de samenleving). In de praktijk betreft het enkel diensten geproduceerd door
de overheid.
Net als voor de versie voor het jaar 2003 zijn de consumptieve bestedingen van de deelstaato-
verheden (Gemeenschappen en Gewesten) specifiek behandeld.
In de rekeningen van de overheid (INR, 2010d) zijn de aggregaten enkel gepubliceerd (en bere-
kend) voor het totaal van alle deelstaatoverheden samen. Bij de berekening van de RIOT voor
het jaar 2003 was reeds een poging ondernomen om de overheidsbestedingen te schatten per
afzonderlijke deelstaatoverheid (Avonds, 2007c):
– Waals Gewest
– Brussels Hoofdstedelijk Gewest
– Vlaamse Gemeenschap
– Franse Gemeenschap
– Duitstalige Gemeenschap
– Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
– Franse Gemeenschapscommissie
– Vlaamse Gemeenschapscommissie
De berekeningen waren gemaakt aan de hand van het detail van de berekeningen van de reke-
ning van de Gemeenschappen en Gewesten. Vertrekkende van de gegevens die dienen om de
output (P.1) te berekenen, hadden we alle tussenstappen berekend die leiden tot de overheids-
bestedingen.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
15
Ondertussen is de rekening van de Gemeenschappen en Gewesten geregionaliseerd in het ka-
der van het HERMREG project (Gentil, 2008). De vereisten voor de RIOT zijn anders dan voor
de HERMREG regionalisering. Hierin vonden we dus geen kant en klare resultaten. We hebben
de berekeningen die voor de RIOT van het jaar 2003 werden gemaakt, dus herhaald met enkele
lichte wijzigingen:
– (kleine) wijzigingen in de basisgegevens;
– Aanpassing aan de methodologie van het HERMREG project: zelfde ‘filosofie’, zelfde soort
gebruik van dezelfde basisgegevens.
De basisgegevens zijn afzonderlijk ingedeeld per deelstaatoverheid en per (producerende)
AGT-bedrijfstak. Voor dit project is een 2 dimensionale indeling per deelstaatoverheid en per
AGT bedrijfstak nodig. Hiervoor hebben we verdeelsleutels gebruikt die we hoofdzakelijk heb-
ben gevonden in het jaarverslag van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole.
Deze basisgegevens voldoen ook niet aan de definities van het ESR 95. Voor de rekening van de
Gemeenschappen en Gewesten worden hierop correcties toegepast die niet zijn berekend voor
iedere deelstaatoverheid afzonderlijk maar enkel op gezamenlijk niveau. Ook deze correcties
zijn verdeeld moeten worden over de deelstaatoverheden (hiervoor hebben we ons in de mate
van het mogelijke gealigneerd op de berekeningen van HERMREG). We willen benadrukken
dat we benaderingen hebben gemaakt die we bruikbaar achten binnen het kader van dit project
maar niet in het algemeen binnen het kader van de openbare statistiek.
In eerste instantie is de output (P.1) berekend voor iedere combinatie AGT-bedrijfstak - deel-
staatoverheid.
Vervolgens zijn de volgende componenten van de output berekend, eveneens voor alle combi-
naties AGT-bedrijfstak – deelstaatoverheid:
– P.11 Marktoutput (afgezet op de markt)
– P.12 Output voor eigen finaal gebruik (in de praktijk bruto-investeringen in vaste activa)
– P.131 Betalingen voor overige niet-markt output. Het betreft hier diensten die naar hun aard
niet-markt diensten zijn maar die zoals gezegd toch verkocht worden.
De “echte” overige niet-markt output (P.132) per combinatie AGT-bedrijfstak - deelstaatover-
heid is als saldo bekomen. Deze is vervolgens opgedeeld in D.632 Sociale overdrachten van in-
dividuele niet-marktgoederen en –diensten en P.32, steeds per combinatie AGT-bedrijfstak –
deelstaatoverheid. De waarden per AGT-bedrijfstak zijn vervolgens verder ingedeeld per AGT-
product aan hand van de basisgegevens en een vergelijking met de nationale AGT. De totale
sociale uitkeringen in natura (D.631) per deelstaatoverheid en per overheidsfunctie15 zijn te vin-
den in de basisgegevens. We hebben ze enkel verder moeten indelen volgens AGT-product. Op
deze manier hebben we P.31 en P.32 voor iedere deelstaatoverheid per AGT-product geschat.
15 COFOG: Classification of the Functions of Government.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
16
Voor de gebruikstabel van het Vlaamse Gewest zijn de consumptieve bestedingen van de
Vlaamse Gemeenschap van belang. Van de consumptieve bestedingen van de Vlaamse Ge-
meenschap kan men aannemen dat ze verbruikt worden in het Brusselse en het Vlaamse Ge-
west16. Hoe de consumptieve bestedingen van de Vlaamse gemeenschap zijn verdeeld over de
twee regio’s hangt af van het feit of het over individuele of collectieve consumptieve bestedin-
gen gaat, en welk AGT-product wordt beschouwd. We willen eerst nog wel herhalen dat we
ons hier niet afvragen waar deze diensten geproduceerd worden (dit is al bepaald in de RR)
maar waar ze verbruikt worden.
Laten we nu eerst de individuele consumptieve bestedingen (P.31) beschouwen. De diensten
van openbaar onderwijs zijn verdeeld aan de hand van de regionale indeling van het aantal
leerlingen (Eding, Nijmejer, de Vet, Oosterhaven, 1998) in het Gemeenschaps- en Vrij onderwijs,
te vinden op de websites van de Vlaamse Gemeenschap. Alle overige goederen en diensten zijn
verdeeld volgens bevolkingscijfers, waarbij we een delicate raming van het aantal Nederlands-
taligen in Brussel hebben moeten maken.
Laten we nu kijken naar de collectieve consumptieve bestedingen (P.32/S.1312). De administra-
tieve diensten zijn verdeeld zoals bij de individuele consumptieve bestedingen. De overige pro-
ducten zijn bijzondere gevallen:
– openbaar vervoer en diensten ter ondersteuning van vervoer zijn duidelijk gewestelijke ma-
teries waarvan het verbruik volledig aan het Vlaamse Gewest is toegewezen.
– Bij wetenschappelijk onderzoek en diensten van de openbare omroep zijn we ervan uitge-
gaan dat deze diensten collectief aan het ganse land ter beschikking worden gesteld, en heb-
ben we het verbruik gewoon proportioneel verdeeld over de drie regio’s aan de hand van de
bevolkingscijfers17.
De consumptieve bestedingen van de overige overheden (Federale Overheid, Lagere Overheid,
Wettelijke Sociale Verzekeringsinstellingen) zijn proportioneel verdeeld volgens de regionale
bevolking met uitzondering van de diensten van openbaar onderwijs waarvan het verbruik
verdeeld is volgens de regionale indeling van het aantal leerlingen in de andere netten dan het
Gemeenschaps- en Vrij onderwijs (provinciaal, gemeentelijk, …).
De instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (P.31/S.15)
De consumptieve bestedingen van de instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens
(P.31/S.15) zijn verdeeld volgens de regionale bevolking.
16 Een probleem is dat geen onderscheid meer te vinden is tussen de totale productie en verbruik van gewestelijke
diensten enerzijds (enkel verbruik in het Vlaamse Gewest) en gemeenschapsdiensten anderzijds (verbruik in het
Brusselse en Vlaamse Gewest) omdat er maar één Vlaamse administratie is. 17 Dit betekent dat eveneens een gedeelte van de productie van deze diensten door de Franse en Duitstalige Gemeen-
schap als verbruikt wordt verondersteld binnen het Vlaamse Gewest.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
17
De investeringen in vaste activa (P.51)
De totale bruto investeringen in vaste activa (P.51) per bedrijfstak zijn regionaal verdeeld in de
RR. De opdeling per product is gemaakt door te veronderstellen dat de regionale investeringen
per bedrijfstak dezelfde productindeling hebben als de nationale investeringen, gegeven in de
nationale kruistabel van de investeringen die ons ter beschikking is gesteld door de NBB.
De nationale gebruikstabel geeft weer in welke producten er wordt geïnvesteerd. In de NR is
weergegeven hoeveel de totale investeringen van iedere bedrijfstak bedragen. Deze gegevens
vormen de randtotalen van de kruistabel die weergeeft hoeveel iedere bedrijfstak investeert in
ieder product.
De veranderingen in voorraden (P.52)
De veranderingen in voorraden (P.52) zijn regionaal ingedeeld aan de hand van de totale regio-
nale output per product.
De internationale uitvoer (P.6)
Voor de opdeling van de internationale uitvoer (P.6) is verondersteld dat het aandeel van iedere
regio in de nationale uitvoer per product gelijk is aan het aandeel van ieder gewest in de totale
nationale productie per product18, of met andere woorden dat elke regio per product eenzelfde
aandeel van de output uitvoert als nationaal. Er is onderscheid gemaakt tussen de uitvoer naar
de Europese Unie (S.21) en naar Derde landen (S.22), volgens de nationale percentages per pro-
duct.
Er is, net als voor de RIOT voor het jaar 2003, beslist om de internationale uitvoer per regio van
goederen te schatten los van de regionale gegevens van de statistiek buitenlandse handel.
Er bestaan inderdaad gegevens over de internationale invoer en uitvoer van goederen per ge-
west. De regionale gegevens van de Statistiek buitenlandse handel, die enkel handel in goede-
ren behelst, zijn voorlopig evenwel niet bruikbaar.
Regionale invoer- en uitvoergegevens over de buitenlandse handel geven totalen per goed en
per regio. Indien we de economische principes van de NR uitbreiden naar de RR moet de invoer
worden toegekend aan de regio waar de uiteindelijke binnenlandse verbruiker is gevestigd en
uitvoer aan de regio waar de producent is gevestigd19. We volgen hier het principe dat Statistics
Canada hanteert bij de compilatie van hun regionaal input-output systeem: “The region of ex-
port or import refers to the ultimate region of origin and destination rather than the port of lad-
ing or the region where the goods are trans-shipped. Goods that are shipped into a region but
destined for another region do not constitute imports (Siddiqi Y.& Salem M., 2002) Bij inge-
18 Uitzonderingen zijn: Ruwe aardolie waar alle uitvoer is toegekend aan het Vlaams Gewest omdat er geen productie
isen tweedehandspersonenwagens waar de desinvesteringen als verdeelsleutel zijn gebruikt. 19 Handelsmarges op uitgevoerde goederen moeten toegekend worden aan de regio waar de tussenpersoon gevestigd
is en de uitvoer tegen basisprijzen aan de regio van de industriële producent.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
18
voerde of uitgevoerde goederen is de invoerder of de uitvoerder (aangever voor de statistiek)
niet noodzakelijk de verbruiker of de producent. Bij de nationale gegevens stelt dit geen pro-
bleem. Bij invoer bevindt de uiteindelijke verbruiker zich eveneens in het land in kwestie of er
vindt internationale wederuitvoer plaats. Uitgevoerde goederen zijn ooit geproduceerd in het
binnenland of ingevoerd. Bij de regionale gegevens wordt de invoer toegekend aan de regio van
de invoerder en de uitvoer aan de regio van de uitvoerder (aangevers voor de statistiek). Dit is
niet noodzakelijk de regio van de uiteindelijke verbruiker of de oorspronkelijke producent. Dit
is het zogenaamde “poorteffect”. Een bijkomend probleem is de invoer door multi-regionale
ondernemingen. Dit is het zogenaamde “zeteleffect”.
Oorspronkelijk werd in de regionale statistieken van de buitenlandse handel de invoer toege-
kend aan de regio waar de administratieve zetel van de aangevende onderneming gevestigd is,
wat tot overschatting van de invoer in administratieve centra leidt. Deze onderneming kan bij-
voorbeeld een firma zijn gespecialiseerd in import-export-operaties, wat leidt tot een overschat-
ting van de invoer toegekend aan regio’s waar zich havens en luchthavens bevinden, wat in de
Belgische context zeker het geval is voor het Vlaamse Gewest.
Vanaf 2002 wordt er bijkomende informatie gevraagd aan de ondernemingen om het poort- en
zeteleffect zoveel mogelijk op te vangen maar men kan eraan twijfelen of hiermee het probleem
is opgelost. De gehanteerde concepten en methoden zijn immers nog steeds niet deze van de
RR, zoals geformuleerd door Statistics Canada.
Een eigen statistisch onderzoek van de regionale gegevens van de buitenlandse handel viel bui-
ten het kader van dit project.
c. De bruto toegevoegde waarde (B.1g)
De bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak is gepubliceerd in de RR. Hieronder wordt uit-
eengezet hoe de componenten van de bruto toegevoegde waarde geregionaliseerd werden.
De beloning van werknemers (D.1) is reeds volledig regionaal verdeeld in de RR. Deze cijfers
kunnen gewoon overgenomen worden. Voor de niet-productgebonden belastingen (D.29), de
niet-productgebonden subsidies (D.39) en het verbruik van vaste activa (K.1) zijn voor alle be-
drijfstakken de nationale waarden proportioneel verdeeld aan de hand van de regionale bruto
toegevoegde waarde en is het netto exploitatie-overschot (B.2N) berekend als saldo.
Deze werkwijze werd evenwel niet toegepast voor de bedrijfstakken van de niet-
marktproducenten (de bedrijfstakken die volledig tot de sectoren S.13 of S.15 behoren). Volgens
de regels van het ESR 95 wordt de totale output van deze bedrijfstakken gewaardeerd tegen de
totale productiekosten (P.2 + D.1 + K.1 + D.29 – D.39) en is B.2N per definitie nul. Na de opsplit-
sing moet B.2N ook per regio nul blijven voor deze bedrijfstakken. Daarom is voor deze speci-
fieke bedrijfstakken B.2N steeds manueel op nul gezet en is K.1 als saldo berekend (dit leverde
steeds positieve resultaten op).
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
19
Het luik van de toegevoegde waarde is in deze fase al afgewerkt. Dit luik wordt verder dan ook
zonder verdere aanpassingen overgenomen in de gebruikstabellen tegen basisprijzen.
Tabel 4: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen te gen aankoopprijzen (2007, miljoenen euro’s)
01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 reg. uitvoer totaal
België
01 371 7297 1317 8986 4654 0 241 3685 17566
02 3451 170102 49268 222821 77428 0 66052 221066 587367
03 845 37930 145131 183905 133486 28328 10110 48364 404192
tot. 4667 215329 195715 415711 215568 28328 76402 273116 1009125
B.1g 2638 70896 224918 298453
P.1 7304 286226 420634 714164
Vlaams Gewest
01 269 5461 835 6565 2864 0 161 2657 367 12614
02 2506 117714 29719 149938 46641 0 41005 154116 7577 399278
03 617 25012 81845 107473 80184 16048 6014 29776 9336 248831
tot. 3392 148187 112398 263977 129689 16048 47180 186549 17280 660723
B.1g 1856 47354 123883 173093
P.1 5248 195541 236281 437070
In de tabellen werden, omwille van presentatietechnische beperkingen, bepaalde aggregaten
samengevoegd tot 1 rij of 1 kolom:
– de individuele consumptieve bestedingen van de huishoudens, de instellingen zonder
winstoogmerk en de overheid zijn samengevoegd in kolom P.31;
– de eigenlijke investeringen en voorraadwijzigingen zijn samengeteld in kolom P.5;
– het onderscheid tussen de uitvoer naar de Europese unie en naar derde landen is niet
gemaakt, zodat de volledige internationale uitvoer terug te vinden is in kolom P.6;
– de bruto toegevoegde waarde (rij B.1g) is niet verder ingedeeld in haar componenten,
met name de beloning van de werknemers (D.1), het saldo van de niet-productgebonden
belastingen min de niet-productgebonden subsidies (D.29 - D.39), het verbruik van vaste
activa (K.1), en het netto exploitatie-overschot (B.2N).
De regionale uitvoer van iedere regio kan pas in een later stadium geschat worden, gewaar-
deerd tegen basisprijzen. Daarom is deze schuin afgedrukt.
Merk op dat de laatste kolom en rij van de nationale en regionale gebruikstabellen overeen-
stemmen met de laatste kolom en rij van de nationale en regionale aanbodtabellen (tabel 3):
– totaal aanbod per product tegen aankoopprijzen = totaal verbruik per product tegen aan-
koopprijzen
– totale output per bedrijfstak= totaal intermediair verbruik (tegen aankoopprijzen) + bruto
toegevoegde waarde (tegen aankoopprijzen).
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
20
2.1.3. De Vlaamse gebruikstabel tegen “basis-, c.i. f.”-prijzen
Als onderdeel van de NR worden de gebruikstabellen enkel berekend tegen aankoopprijzen. De
overgang naar basisprijzen is enkel verplicht om de 5 jaar bij de compilatie van de IOT. De nati-
onale tabellen betreffende de distributiemarges en het saldo van de productgebonden belastin-
gen en subsidies voor 2007 zijn tabellen die berekend zijn voor het EUKLEMS-project (als aan-
passingen van de tabellen voor 2000).
De overgang van aankoopprijzen naar “basis-, c.i.f”.-prijzen is in het algemeen, net als voor de
RIOT voor het jaar 2003, gemaakt door de nationale percentages voor de distributiemarges en
het saldo van de productgebonden belastingen min de productgebonden subsidies uit deze ta-
bellen toe te passen op de regionale tabellen tegen aankoopprijzen. Op twee vlakken is de al-
gemene regel toegepast voor 2003 wat aangepast:
De regionale belastingen20 zijn per regio apart verdeeld over de elementen van de regionale ge-
bruikstabellen (volgens de methode ontwikkeld voor de nationale tabellen (Avonds L., 2009b)
waarop ze van toepassing zijn (de geïnde bedragen per regio zijn gegeven in het basismateriaal
van de rekening van de gemeenschappen en gewesten).
De overige productgebonden belastingen en subsidies zijn als geheel geregionaliseerd: er is één
tabel berekend voor het saldo van deze productgebonden belastingen. Hiervoor is dus veron-
dersteld dat de indirecte fiscaliteit hetzelfde is in alle gewesten. Dit is eigenlijk vrij logisch ver-
mits deze belastingen en subsidies een Federale of Europese materie zijn21.
De distributiemarges waren voor de RIOT voor het jaar 2003 ook als één geheel geregionali-
seerd via één enkele tabel voor alle handels- en transportmarges samen. Een belangrijk verschil
met de fiscale tabel is dat de sommen van de tabel van de distributiemarges in iedere regio ge-
lijk aan nul moeten zijn. Het totaal van de distributiemarges afgetrokken van de goederen werd
dan overgedragen naar de verschillende diensten die distributiemarges omvatten. Voor deze
herverdeling werden ook nationale percentages gebruikt. Voor het jaar 2007 zijn de tabellen van
de verschillende soorten handelsmarges (er worden geen transportmarges meer beschouwd in
de nationale AGT, dus ook niet in de regionale) afzonderlijk geregionaliseerd en zijn de ver-
schillende soorten handelsmarges als apart SUTPROD behouden tijdens de verdere berekenin-
gen:
– kleinhandelsmarges op motorbrandstoffen;
– handelsmarges op auto’s en motorrijwielen;
– groothandelsmarges op brandstoffen;
– overige groothandelsmarges;
– overige kleinhandelsmarges.
20 Waterheffingen (gedeelte kleinverbruik), registratierechten (gedeeltelijk), belastingen op kansspelen en wedden-
schappen en belasting op inverkeerstelling. 21 Enkel de subsidies van OCMW zieken- en rusthuizen behoren tot de bevoegdheid van de lokale overheden.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
21
We willen nog benadrukken dat deze overgangstabellen zijn berekend als de handelsmarges en
productgebonden belastingen (minus subsidies) op het verbruik in iedere regio, inclusief de
internationale maar exclusief de regionale uitvoer. De handelsmarges en belastingen op de re-
gionale uitvoer van een bepaalde regio maken deel uit van de overgangstabellen van de andere
regio’s. Over de regionale oorsprong van de handelsmarges is in deze fase voorlopig niets be-
slist. Handelsmarges op het verbruik binnen een bepaalde regio kunnen regionaal ingevoerd
zijn indien de distributeur gevestigd is in een andere regio.
Tabel 5: de nationale en Vlaamse tabellen betreffend e de handelsmarges (2007, miljoenen euro’s)
01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 totaal
België
01 21 1227 199 1447 1694 0 56 543 3739
02 533 15772 4840 21144 21445 0 6496 17027 66112
03 -554 -16998 -5039 -22591 -23138 0 -6552 -17570 -69850
tot. 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Vlaams Gewest
01 15 902 129 1046 1042 0 38 388 2515
02 387 11064 2860 14311 12929 0 4046 11817 43103
03 -402 -11966 -2988 -15357 -13971 0 -4084 -12206 -45618
tot. 0 0 0 0 0 0 0 0 0
De rijtotalen van deze tabellen kunnen nu ingevuld worden in de kolom ‘marges’ van de natio-
nale en Vlaamse aanbodtabellen (Tabel 33).
Tabel 6: de nationale en Vlaamse tabellen betreffend e het saldo van de productgebonden belastin-gen en subsidies (2007, miljoenen euro’s)
01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 totaal
België
01 17 -39 7 -14 292 0 -1 15 292
02 342 774 4602 5717 14032 0 4403 457 24611
03 71 338 3126 3536 4337 0 3647 210 11730
tot. 430 1074 7735 9239 18662 0 8049 683 36632
Vlaams Gewest
01 12 -20 3 -4 180 0 -1 11 185
02 248 519 2720 3487 8399 0 2673 343 14902
03 52 227 1527 1807 2815 0 2059 62 6742
tot. 312 726 4251 5289 11394 0 4731 416 21830
De rijtotalen van deze tabellen kunnen nu ingevuld worden in de kolom ‘D.21-D.31’ van de na-
tionale en Vlaamse aanbodtabellen (Tabel 33).
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
22
Toepassing van de tabellen van de handelsmarges en de productgebonden belastingen en sub-
sidies op de gebruikstabellen tegen aankoopprijzen levert de gebruikstabellen tegen basis-, c.i.f.
prijzen op.
Tabel 7: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen te gen basis-, c.i.f. prijzen (2007, miljoenen eu-ro’s)
01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 reg. uitvoer totaal
België
01 333 6109 1111 7553 2668 0 187 3127 13535
02 2576 153557 39826 195959 41951 0 55152 203582 - 496645
03 1327 54590 147043 202960 152287 28328 13015 65724 - 462313
tot. 4237 214256 187980 406472 196906 28328 68354 272433 - 972493
D.21-D.31 430 1074 7735 9239 18662 0 8049 683 - 36632
tot. 4667 215329 195715 415711 215568 28328 76402 273116 - 1009125
B.1g 2638 70896 224918 298453
P.1 7304 286226 420634 714164
Vlaams Gewest
01 241 4580 703 5524 1642 0 124 2257 367 9914
02 1871 106130 24139 132140 25312 0 34287 141956 7577 341272
03 968 36750 83305 121023 91340 16048 8039 41920 9336 287707
tot. 3079 147460 108147 258687 118295 16048 42449 186133 17280 638893
D.21-D.31 312 726 4251 5289 11394 0 4731 416 - 21830
tot. 3392 148187 112398 263977 129689 16048 47180 186549 17280 660723
B.1g 1856 47354 123883 173093
P.1 5248 195541 236281 437070
De regionale uitvoer is nog steeds niet berekend en daarom nog altijd schuin afgedrukt. De rij
met het totaal van het saldo van productgebonden belastingen en subsidies op iedere categorie
van verbruik (intermediair verbruik per bedrijfstak, componenten finale vraag) wordt niet meer
verder gewijzigd tijdens het vervolg van de berekeningen. Het saldo van de productgebonden
belastingen en de subsidies op de regionale uitvoer is hier nul omdat, zoals al gezegd, deze be-
lastingen betaald worden door de verbruikers in de invoerende regio’s en dus vervat zitten in
de gebruikstabellen van deze regio’s.
De laatste kolom van de gebruikstabellen tegen “basis-, c.i.f.”-prijzen stemt overeen met de ko-
lom van het totale aanbod tegen “basis-, c.i.f.”-prijzen in de aanbodtabellen.
2.1.4. De Vlaamse gebruikstabel voor de internation ale invoer en de nationale output
In het vorige deel werd uitgelegd hoe de Vlaamse gebruikstabel tegen “basis-, c.i.f.”-prijzen
werd berekend. Het gaat hier om twee soorten prijzen omdat er geen onderscheid gemaakt
wordt tussen het gebruik van binnenlandse output (basisprijzen) enerzijds en invoer (“c.i.f.”-
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
23
prijzen) anderzijds. Deze sectie toont hoe beide delen gesplitst worden. Het resultaat dat we
willen bereiken wordt weergegeven in figuur 4.
Figuur 4 : De Vlaamse gebruikstabel van de Belgische output en de internationale invoer
We veronderstellen dat het aandeel van de internationale invoer in iedere cel van de regionale
gebruikstabellen tegen “basis-, c.i.f.”-prijzen hetzelfde is als in de nationale gebruikstabel. Dit
betekent dat we veronderstellen dat elke gebruiker, zowel intermediair als finaal, in de drie
(vier) regio’s van elk product eenzelfde aandeel invoert. De berekening zelf gebeurt door per cel
de nationale invoer te verdelen volgens het aandeel van elke regio in het gebruik. Dit geeft de
regionale gebruikstabel voor de internationale invoer. Eenmaal deze tabel bepaald is, kan deze
afgetrokken worden van de totale gebruikstabel om de gebruikstabel van de binnenlandse out-
put te berekenen.
Tabel 8: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen vo or de internationale invoer (2007, miljoenen euro’s)
Totale invoer internationaal
huishoudens en IZWHs (consumptie), overheid
(consumptie en investeringen), bedrijven (investeringen), buitenland
(uitvoer)
Intermediaire consumptie
3 Producten invoer
Binnenlandse output
Huishoudens en IZWHs (consumptie), overheid
(consumptie en investeringen), bedrijven (investeringen), buitenland
(uitvoer)
Intermediaire consumptie
3 Producten Belgisch
Som kolommen
Finale vraag3 bedrijfstakken
Totale invoer internationaal
huishoudens en IZWHs (consumptie), overheid
(consumptie en investeringen), bedrijven (investeringen), buitenland
(uitvoer)
Intermediaire consumptie
3 Producten invoer
Binnenlandse output
Huishoudens en IZWHs (consumptie), overheid
(consumptie en investeringen), bedrijven (investeringen), buitenland
(uitvoer)
Intermediaire consumptie
3 Producten Belgisch
Som kolommen
Finale vraag3 bedrijfstakken
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
24
01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 reg. uitvoer totaal
België
01 79 2790 462 3330 1092 0 105 1696 6224
02 445 86359 15947 102751 20381 0 18146 71395 212672
03 127 7967 28516 36609 1253 0 980 591 39433
tot. 651 97115 44924 142690 22726 0 19231 73682 258329
Vlaams Gewest
01 57 2206 302 2565 679 0 69 1230 - 4542
02 321 60642 10067 71031 12531 0 10775 48319 - 142655
03 94 5222 17644 22959 778 0 687 333 - 24757
tot. 472 68070 28013 96555 13988 0 11531 49882 - 171955
Na deze fase kan de kolom van de internationale invoer (P.7) ingevuld worden in de regionale
aanbodtabel (Tabel 33). In de regionale invoertabel is de kolom van de regionale uitvoer gelijk
aan nul. Conform de concepten van de NR en de RR kan regionale uitvoer immers niet afkom-
stig zijn van internationale invoer.
De totale internationale invoer per product werd verder opgedeeld in invoer uit de Europese
Unie (S.21) en uit derde landen (S.22), eveneens volgens de nationale percentages per product.
Er zijn op aanvraag ook Vlaamse gebruikstabellen voor de invoer uit de Europese Unie en uit
derde landen opgesteld. Deze tabellen zijn zuiver proportioneel berekend. De ratio totale invoer
uit de Europese Unie / totale internationale invoer per product is verondersteld te gelden voor
iedere component van het intermediair en finaal verbruik22.
22 Eurostat vraagt dergelijke (nationale) tabellen niet.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
25
Tabel 9: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen te gen basisprijzen voor de binnenlandse output (2007, miljoenen euro’s)
01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 reg. uitvoer totaal
België
01 254 3319 649 4223 1576 0 82 1431 7311
02 2131 67198 23879 93208 21571 0 37007 132187 283972
03 1200 46623 118527 166351 151034 28328 12035 65134 422880
tot. 3586 117140 143056 263782 174180 28328 49123 198752 714164
D.21-D.31 430 1074 7735 9239 18662 0 8049 683 - 36632
P.7. 651 97115 44924 142690 22726 0 19231 73682 258329
tot. 4667 215329 195715 415711 215568 28328 76402 273116 - 1009125
B.1g 2638 70896 224918 298453
P.1 7304 286226 420634 714164
Vlaams Gewest
01 184 2374 401 2959 964 0 55 1028 367 5372
02 1550 45488 14072 61109 12781 0 23512 93637 7577 198617
03 874 31529 65662 98064 90563 16048 7352 41587 9336 262949
tot. 2608 79390 80134 162132 104308 16048 30919 136252 17280 466938
D.21-D.31 312 726 4251 5289 11394 0 4731 416 - 21830
P.7. 472 68070 28013 96555 13988 0 11531 49882 - 171955
tot. 3392 148187 112398 263977 129689 16048 47180 186549 17280 660723
B.1g 1856 47354 123883 173093
P.1 5248 195541 236281 437070
Het totale gebruik uit internationale invoer per component van het verbruik (kolomtotalen van
de gebruikstabellen van de internationale invoer) zijn in deze tabellen pro forma tussengevoegd
om de totale nationale of regionale output als uiteindelijke kolomtotalen te blijven behouden.
De laatste kolom van de nationale gebruikstabel komt overeen met het totaal van de nationale
output per product in de nationale aanbodtabel (de kolom “P.1” in tabel 3). De laatste kolom
van de Vlaamse gebruikstabel is gelijk aan de som van de totale Vlaamse output per product en
de Vlaamse invoer per product in de regionale aanbodtabel (kolommen “P.1” en “regionale in-
voer” in tabel 3).
De regionale uitvoer is nog steeds niet berekend en daarom nog altijd schuin afgedrukt.
2.1.5. De Vlaamse gebruikstabel voor de regionale o utput en voor de regionale invoer
Vervolgens zijn de regionale gebruikstabellen voor de binnenlandse output opgedeeld in intra-
regionale gebruikstabellen die het verbruik van de regionale output van één regio weergeven
en de tabellen die het verbruik van interregionale invoer in één regio weergeven, zonder even-
wel de oorsprong van deze invoer in te delen naar de uitvoerende regio’s. Figuur 5 illustreert de
inhoud van deze tabellen.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
26
Figuur 5 : De Vlaamse gebruikstabel van de Vlaamse o utput en de regionale invoer
Om te bepalen of het Vlaamse Gewest haar verbruik uit eigen productie voldoet of invoert uit
het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, het Waalse Gewest of eventueel het Extraregionale Ge-
bied, werd gebruik gemaakt van de “Simple Location Quotients” (SLQ)-methode.
De SLQ-methode is een non-survey methode. Dit soort methodes hebben de neiging om het
intraregionaal verbruik te overschatten en “cross-hauling” of interregionale intra-
bedrijfstakhandel (regionale uitvoer en invoer van hetzelfde product door één regio) uit te slui-
ten of te minimaliseren. Er zijn meerdere non-survey methodes mogelijk om de schatting te ver-
richten. De SLQ-methode werd door de Vlaamse overheid geselecteerd omdat deze bij een
voorstudie23 van het Vlaamse input-output project de meest geloofwaardige resultaten gaf.
De “Simple location quotients” zijn (in onze situatie met regionale aanbod- en gebruikstabellen)
gelijk aan de volgende parameters:
= ∑∑
jjj
j
Vj
Vj
Vj qqqqSLQ (1)
– VjSLQ : de simple location quotient voor de productie van goed of dienst j in het Vlaamse
Gewest
– Vjq : de output van product j in het Vlaamse gewest
– jq : de output van product j op nationaal vlak
Een SLQ is een maatstaf voor de mate waarin een regio haar verbruik uit eigen productie weet
te voldoen. Indien 1≥VjSLQ besluit men dat het Vlaamse Gewest in staat is haar verbruik vol-
ledig uit eigen productie te voldoen. Indien 1<VjSLQ veronderstelt men het tegenovergestel-
de.
23 Buyst W., Soete A., Haine W., Bilsen V. (2000), Uitgebereide regionale rekeningen volgens ESR95, Centrum voor
Economische Studies, Katholieke Universiteit Leuven.
Totale invoer WalBru
huishoudens en IZWHs (consumptie), overheid (consumptie en investeringen), bedrijven (investeringen), buitenland (uitvoer)
Intermediaire consumptie
3 Producten WalBru
Vlaamse outputhuishoudens en IZWHs
(consumptie), overheid (consumptie en investeringen), bedrijven (investeringen), buitenland (uitvoer)
Intermediaire
consumptie
3 Producten
Vlaams
Som kolommenFinale vraag3 bedrijfstakken
Totale invoer WalBru
huishoudens en IZWHs (consumptie), overheid (consumptie en investeringen), bedrijven (investeringen), buitenland (uitvoer)
Intermediaire consumptie
3 Producten WalBru
Vlaamse outputhuishoudens en IZWHs
(consumptie), overheid (consumptie en investeringen), bedrijven (investeringen), buitenland (uitvoer)
Intermediaire
consumptie
3 Producten
Vlaams
Som kolommenFinale vraag3 bedrijfstakken
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
27
Op basis van de beschikbare gegevens, met name de regionale gebruikstabellen van binnen-
landse output van ieder gewest, werd de opdeling in intra- en interregionaal verbruik op de
volgende wijze berekend:
dVji
VVji
Vj
Vj
dVji
VVji
Vj
uuSLQ
SLQuuSLQ
=→≥
⋅=→<
1
1
(2)
dVjk
VVjk
Vj
Vj
dVjk
VVjk
Vj
ffSLQ
SLQffSLQ
=→≥
⋅=→<
1
1
(3)
– dVjiu : het intermediair verbruik van Belgische output van product j door bedrijfstak i in het
Vlaamse Gewest
– VVjiu : het intermediair verbruik van Vlaamse output van goed j door Vlaamse industrie i
– VVjkf : het intraregionaal finaal verbruik in het Vlaamse Gewest van product j voor finaal
verbruikstype k
– dVjkf : het finaal verbruik van Belgische output van product j voor finaal verbruikstype k in
het Vlaamse Gewest
De regionale intermediaire en finale invoer is berekend als saldo:
VVjk
dVjk
RVjk
VVji
dVji
RVji
fff
uuu
−=
−=
(4)
Op de internationale uitvoer (P.6) zijn de SLQ-formules niet toegepast. Conform de definities
van NR en RR kan internationale uitvoer enkel voldaan zijn uit regionale productie (of interna-
tionale invoer) maar niet uit regionale invoer. De kolom P.6 in de regionale gebruikstabellen
voor de regionale output is gewoon overgenomen uit de regionale gebruikstabel voor de bin-
nenlandse output.
Bij de berekening van de SLQ’s kunnen een aantal problemen opduiken. Een eerste (zeer goed
gekend) probleem is dat de toepassing van de SLQ’s soms tot een intraregionaal verbruik (in-
clusief internationale uitvoer) voor een productgroep leidt die hoger is dan de regionale output.
Dit is telkens gecorrigeerd zodanig dat het totaal intraregionaal verbruik herleid is tot de regio-
nale output.
Het tweede probleem werd vastgesteld door de simultane berekening van de regionale ge-
bruikstabellen van de regionale output en invoer voor de verschillende regio’s waarbij de regi-
onale uitvoer van iedere regio per SUTPROD verdeeld wordt over de invoerende regio’s. Per
productgroep klopte de regionale handelsbalans steeds. De totale regionale uitvoer was steeds
gelijk aan de totale regionale invoer. Maar er moet steeds aan een bijkomende voorwaarde vol-
daan worden. De regionale uitvoer van een product door één regio moet volledig door de ande-
re regio’s ingevoerd worden. Veronderstellen dat een regio een bepaald goed of een bepaalde
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
28
dienst (regionaal) uitvoert om ze later weer opnieuw in te voeren is in feite (volgens de princi-
pes van RR, zie hoger) intraregionaal verbruik. Dit probleem stelt zich telkens wanneer de regi-
onale uitvoer van een bepaald product door één regio kleiner is dan de som van de regionale
invoer van de andere gewesten. Voor de producten en regio’s waarvoor de regionale uitvoer en
invoer om deze reden gecorrigeerd zijn, zijn de betrokken rijen van de intraregionale gebruik-
stabellen aangepast. Het intraregionaal verbruik is verhoogd en de regionale invoer is verlaagd.
De interregionale stromen zijn vrij laag ten opzichte van het totaal verbruik van binnenlandse
output (9.1% voor de regionale tabellen van alle regio’s samengevoegd). Dit is vrij logisch om-
dat de SLQ-aanpak, net als alle mechanische methoden, uitgaat van een minimalisering van de
regionale handel. Het Vlaamse Gewest heeft de hoogste graad aan interregionale autarchie
(93.4%).
Cross-hauling (simultane regionale uitvoer en invoer van hetzelfde type product door één re-
gio) komt 72 keer voor bij het Vlaams Gewest (op een totaal van 327 in aanmerking komende
producten24). Het resultaat voor de regionale invoer in Vlaanderen wordt weergegeven in tabel
11.
Voor Tweedehandspersonenwagens werkt de SLQ methode niet. Er bestaat namelijk geen out-
put van dit product (wel handelsmarges maar geen output tegen basisprijzen, deze auto’s zijn
namelijk in vorige jaren geproduceerd). Alle verbruik van binnenlandse oorsprong is afkomstig
van desinvesteringen. Hiervoor is de “Supply demand pool” (SDP) methode toegepast. Hierbij
wordt verondersteld dat iedere regio een absolute voorkeur heeft voor zijn eigen productie. De
regionale vraag wordt zoveel mogelijk voldaan uit eigen regionale productie. Enkel een over-
schot wordt uitgevoerd naar andere regio’s. Enkel als de eigen regionale productie niet volstaat
is er invoer uit andere regio’s. Op deze manier is er voor één product per regio ofwel regionale
uitvoer, ofwel regionale invoer, maar nooit beide. “Cross-hauling” is dus per definitie uitgeslo-
ten.
24 De 4 producten die enkel internationaal worden ingevoerd vallen buiten deze beschouwing.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
29
Tabel 10: de Vlaamse gebruikstabel voor de regionale output
01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 reg. uitvoer totaal
01 182 2281 396 2859 961 0 53 1028 367 5268
02 1475 43240 12965 57680 11610 0 23239 93637 7577 193743
03 779 29514 59081 89374 79000 11623 7139 41587 9336 238058
tot. 2436 75035 72442 149913 91572 11623 30431 136252 17280 437070
D.21-D.31 312 726 4251 5289 11394 0 4731 416 - 21830
P.7. 472 68070 28013 96555 13988 0 11531 49882 - 171955
reg. invoer. 172 4355 7693 12220 12736 4426 487 - - 29868
tot. 3392 148187 112398 263977 129689 16048 47180 186549 17280 660723
B.1g 1856 47354 123883 173093
P.1 5248 195541 236281 437070
De regionale uitvoer is nu berekend en kan in de verschillende gebruikstabellen die in de vorige
stappen zijn berekend geplaatst worden.
De kolom van de internationale invoer is gewoon overgenomen uit de Vlaamse gebruikstabel
van de totale binnenlandse output (tabel 9). De kolomtotalen van de gebruikstabel van de regi-
onale invoer zijn als één rij tussengevoegd om onderaan de totale regionale output per bedrijfs-
tak te behouden De laatste kolom komt overeen met de kolom van de totale regionale output
per product in de regionale aanbodtabel (tabel 3).
Tabel 31: de Vlaamse gebruikstabel van de regionale invoer (2007, miljoenen euro’s)
01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 reg. uitvoer totaal
Vlaams Gewest
01 2 93 5 100 2 0 1 - - 104
02 75 2248 1107 3429 1171 0 274 - - 4874
03 95 2015 6580 8690 11563 4426 212 - - 24891
tot. 172 4355 7693 12220 12736 4426 487 - - 29868
De Vlaamse tabel van de regionale invoer is als saldo berekend na de berekening van de ge-
bruikstabellen van de regionale output. De kolommen van de internationale en regionale uit-
voer zijn beide zonder betekenis, zoals hoger uitgelegd. Nu de regionale invoer berekend is
kunnen ook de regionale aanbodtabellen (Tabel 33)Tabel 3 vervolledigd worden.
2.2. Vlaamse input-outputtabellen
De regionale bedrijfstak x bedrijfstak tabellen kunnen berekend worden door een combinatie
van de gebruikstabellen voor de regionale output en de regionale maaktabellen (output-
gedeelte regionale aanbodtabel) (Avonds, 2006).
Eerst berekenen we de regionale marktaandelenmatrix voor het Vlaams Gewest:
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
30
1' ˆ −⋅= VVV qZD (5)
– VZ : de maaktabel van het Vlaams Gewest25
– Vq : de vector van de totale output per product van het Vlaams Gewest
Het element dvij geeft weer hoeveel bedrijfstak i van de totale regionale output van product j
voortbrengt
De regionale bedrijfstak x bedrijfstak tabel van het Vlaams Gewest volgens het principe van een
“fixed product sales structure” is dan gegeven door:
[ ]VVVVV FUD ⋅ (6)
– VVU : het intermediaire luik van de Vlaamse intraregionale gebruikstabel
– VVF : het finale luik van de Vlaamse intraregionale gebruikstabel
Een “fixed product sales structure” houdt de veronderstelling in dat het aandeel van een be-
drijfstak in de totale regionale output van een product ook de verhouding is van zijn aandeel in
iedere component van het intermediair en finaal gebruik uit regionale output.
Tweedehandspersonenwagens zijn opnieuw (zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.) speci-
aal behandeld. Er is geen productie maar wel verbruik van binnenlands aanbod (desinvesterin-
gen). De transformatiematrix DV zou dit verbruik verwaarlozen vermits de kolom van het
SUTPROD tweedehandspersonenwagens (output tegen basisprijzen) overal nul is. De rij van
het SUTPROD tweedehandspersonenwagens in de regionale gebruikstabellen van de regionale
output is bijgeteld bij de rij van SUTTAK 71A1 ( Verhuur van auto’s en andere transportmidde-
len) in de input-outputtabel omdat de desinvesteringen afkomstig zijn van deze bedrijfstak, zo-
als af te lezen is uit de nationale kruistabel SUTPROD-SUTTAK van de investeringen.
25 Output-luik van de aanbodtabel.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
31
Tabel 42: de Vlaamse regionale input-outputtabel (20 07, miljoenen euro’s)
01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 reg. uitvoer totaal
Vlaams Gewest
01 182 2277 392 2851 955 0 55 1033 354 5248
02 1481 44432 14319 60232 11495 0 23333 92938 7543 195541
03 773 28326 57730 86829 79122 11623 7044 42280 9383 236281
tot. 2436 75035 72442 149913 91572 11623 30431 136252 17280 437070
D.21-D.31 312 726 4251 5289 11394 0 4731 416 - 21830
P.7. 472 68070 28013 96555 13988 0 11531 49882 - 171955
reg. invoer. 172 4355 7693 12220 12736 4426 487 - - 29868
tot. 3392 148187 112398 263977 129689 16048 47180 186549 17280 660723
B.1g 1856 47354 123883 173093
P.1 5248 195541 236281 437070
De laatste kolom van deze tabel komt overeen met de laatste rij in de Vlaamse aanbodtabel (ta-
bel 3), die de totale Vlaamse output per bedrijfstak weergeeft. De laatste 7 rijen komen overeen
met de laatste 6 rijen in de Vlaamse gebruikstabel van de regionale output (tabel 10)
Kan de gebruikstabel van de regionale invoer ook omgezet worden naar een “bedrijfstak x be-
drijfstak”-formaat? Ja, maar niet zonder meer. De regionale invoer is hier gegeven per product
zonder onderscheid naar de regio van oorsprong. Eerst moet de regionale invoer opgedeeld
worden in producten geproduceerd in respectievelijk het Brussels Hoofdstedelijke Gewest en
het Waalse Gewest. De “Brusselse” producten kunnen dan vervolgens gekoppeld worden aan
bedrijfstakken gevestigd in Brussel en idem voor het Waalse Gewest. Dit impliceert de omzet-
ting van de gebruikstabel van de regionale invoer in interregionale gebruikstabellen. Bij deze
omzetting werden twee sterk vereenvoudigende veronderstellingen gemaakt:
– Per product is de totale regionale uitvoer van een regio proportioneel verdeeld aan de
hand van de totale regionale invoer van de andere regio’s (om de totale regionale handel
in één product tussen alle combinaties van twee regio’s te berekenen).
– De horizontale structuur van de interregionale gebruikstabellen per leverend gewest is
dezelfde als deze van de oorspronkelijke regionale gebruikstabel.
De “bedrijfstak x bedrijfstak”-tabel van de regionale invoer kan dan, eveneens volgens het prin-
cipe van een “fixed product sales structure” berekend worden als:
[ ] [ ]WVWVWBVBVB FUDFUD ⋅+⋅ (7)
– BVU : de Vlaamse intermediaire gebruikstabel van de regionale invoer uit het Brussels
Hoofdstedelijke Gewest
– BVF : de Vlaamse finale gebruikstabel van de regionale invoer uit het Brussels Hoofdste-
delijke Gewest
– W: Waalse Gewest
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
32
Tabel 13: de interregionale input-outputtabel van h et Vlaams Gewest (2007, miljoenen euro’s)
01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 reg. uitvoer totaal
invoer uit Brussel-Wallonië-Extraregionaal gebied
01 2 87 5 93 3 0 1 - - 97
02 64 2208 1144 3415 1154 0 270 - - 4840
03 106 2060 6545 8710 11579 4425 215 - - 24931
tot. 172 4355 7693 12219 12736 4425 488 - - 29868
De kolomtotalen van deze tabel zijn dezelfde als van de Vlaamse gebruikstabel van de regionale
invoer (tabel 11).
De nationale bedrijfstak x bedrijfstak tabel is gegeven door:
[ ]dd FUD ⋅ (8)
– D : de nationale markt-aandelen matrix (1' ˆ −⋅= qZD ); Z is de nationale maaktabel en q de
nationale output per product
– [ ]dd FU : de nationale gebruikstabel (intermediair en finaal) van binnenlandse output
Tabel 14: de nationale bedrijfstak x bedrijfstak ta bel (2007, miljoenen euro’s)
01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 totaal
01 251 3281 655 4186 1584 0 82 1452 7304
02 2114 68538 26249 96901 21094 0 36802 131434 286231
03 1221 45322 116152 162694 151503 28328 12239 65865 420628
tot. 3586 117140 143056 263782 174180 28328 49123 198752 714164
D.21-D.31 430 1074 7735 9239 18662 0 8049 683 36632
P.7. 651 97115 44924 142690 22726 0 19231 73682 258329
tot. 4667 215329 195715 415711 215568 28328 76402 273116 1009125
B.1g 2638 70896 224918 298453
P.1 7304 286226 420634 714164
Als we deze tabel vergelijken met de nationale aanbodtabel (tabel 3) en met de nationale ge-
bruikstabel van de binnenlandse output (tabel 9) dan stellen we overeenkomstig de Vlaamse
input-outputtabel vast dat:
– De laatste kolom overeenkomt met de totale output per bedrijfstak in de laatste rij van de
nationale aanbodtabel.
– De laatste rij overeenstemt met de laatste rij uit de nationale gebruikstabel van de bin-
nenlandse output.
Dit illustreert heel goed het symmetrisch karakter van deze tabel:
– De rijen en kolommen van het intermediair luik zijn gebaseerd op dezelfde begrippen
(bedrijfstakken)
– De randtotalen zijn aan elkaar gelijk (totaal output per bedrijfstak)
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
33
De som van alle intra- en interregionale “bedrijfstak x bedrijfstak”-tabellen van alle regio’s,
waarbij de kolom van de regionale uitvoer in de intraregionale tabellen wordt weggelaten om
dubbeltellingen te vermijden, is niet (exact) gelijk aan de nationale “bedrijfstak x bedrijfstak”-
IOT die rechtstreeks afgeleid wordt van de nationale AGT (de verschillen lijken wel klein). De
reden hiervoor is dat de marktaandelenmatrices (de rijstructuur van de aanbodtabellen) van de
drie gewesten verschillen. Dit is het gevolg van de hypothese van een gelijke product-mix voor
de drie gewesten (de kolomstructuur van de aanbodtabellen)26. Een identieke marktaandelen-
structuur veronderstellen voor de verschillende regio’s bleek niet mogelijk. Hiervoor is de eco-
nomische structuur van de gewesten te verschillend.
De afleiding van een “bedrijfstak x bedrijfstak”-tabel van dit type steunt enkel op de veronder-
stelling van deze marktrelaties. Maar het gebruik ervan bij impactanalyses houdt de bijkomen-
de veronderstelling van bedrijfstaktechnologie in (alle producten voortgebracht door eenzelfde
bedrijfstak hebben dezelfde inputstructuur27). In de Belgische context stelt dit niet te verwaarlo-
zen problemen. De aanbodtabel vertoont namelijk een hoge heterogeniteitsgraad.28 Een aanzien-
lijk deel van de productie van de Belgische bedrijfstakken bestaat uit secundaire (niet-
karakteristieke) productie, en bevindt zich bijgevolg niet op de diagonaal van de aanbodtabel.
Onder de hypothese van bedrijfstaktechnologie zal men de in dit geval problematische veron-
derstelling maken dat als een bedrijfstak de productie van diensten en industriële goederen
combineert, een gedeelte van de grondstoffen en half afgewerkte producten die duidelijk enkel
voor de goederen bestemd zijn, ook als input dienen voor de diensten.
26 De regionale aanbodtabellen (uiteraard zonder de kolommen van de regionale invoer) sommeren steeds tot de nati-
onale aanbodtabel. De intra- en interregionale gebruikstabellen (uiteraard zonder de kolom van de regionale uit-
voer) sommeren steeds tot de nationale gebruikstabel. Maar voor de “bedrijfstak x bedrijfstak”-tabellen is dit niet
noodzakelijk het geval. 27 Dit is de extreme tegenhanger van producttechnologie. 28 De reden voor deze hoge heterogeniteitsgraad is het gebruik van de door het ESR 95 minst aangeraden statistische
eenheid, de onderneming.
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
34
Bibliografie
Avonds, L. (2006), Haalbaarheid van een interregionale input-outputtabel voor België, Rapport
(Brussel: Federaal Planbureau).
Avonds, L. (2007a), Een( inter)regionaal input-output systeem voor België: eerste versie (Brus-
sel: Federaal Planbureau).
Avonds, L. (2007b), Een( inter)regionaal input-output systeem voor België: versie december
2007 (Brussel: Federaal Planbureau).
Avonds, L. (2007c), Een verdere opsplitsing van de rekening van de gemeenschappen en gewes-
ten (een poging tot) (Brussel: Federaal Planbureau).
Avonds, L. (2007d), Een regionaal input-output systeem voor België: pilootstudie (Brussel: Fe-
deraal Planbureau).
Avonds, L. (2009a), Een functionele indeling van de private consumptie van het Vlaams Ge-
west, december (Brussel: Federaal Planbureau).
Avonds, L. (2009b), Compilatie van de tabellen van de productgebonden belastingen en subsi-
dies voor de IOT 2005, juni (Brussel: Federaal Planbureau).
Avonds, L., Hambÿe, C. and Michel, B. K. (2007), Supply and use tables for Belgium 1995-2002:
methodology of compilation, Working Paper 04-07 (Brussels: Federal Planning Bureau).
Avonds, L. en Vandille, G. (2008), Monetaire input-outputtabellen voor Vlaanderen, finaal rap-
port in het kader van een studie in opdracht van de Vlaamse overheid, AB/EUR/KS/06/IO-
model-monetair (Brussel: Federaal Planbureau).
Buyst W., Soete A., Haine W., Bilsen V. (2000), Uitgebreide regionale rekeningen volgens ESR95,
Centrum voor Economische Studies, Katholieke Universiteit Leuven.
Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole (2008), Algemene Gegevensbank, Jaarver-
slag 2008, http://www.begroting.be.
Gentil G. (2008), Regionalisering van de rekening van de Gemeenschappen en Gewesten: me-
thodologie en resultaten (Brussel: Federaal Planbureau).
Instituut voor de Nationale Rekeningen, (2010a), Nationale rekeningen, Deel 3 – Aanbod- en
gebruikstabellen 2006-2007 (Brussel: Nationale bank van België).
Instituut voor de Nationale Rekeningen (2010b), Nationale rekeningen, Deel 2 – Gedetailleerde
rekeningen en tabellen 2000-2009 (Brussel: Nationale bank van België).
Instituut voor de Nationale Rekeningen (20106c), Regionale rekeningen, 2000-2009 (Brussel: Na-
tionale bank van België).
Rapport voor het Vlaams Gewest, AB/ADC/LDM/2009/IO- model
35
Instituut voor de nationale rekeningen (2010d), Nationale rekeningen, Rekeningen van de over-
heid 2009 (Brussel: Nationale bank van België).
Siddiqi Y. & Salem M. (2002), Constructing regional input-output accounts: the recent Canadian
experience, paper presented at the fourteenth international conference on input-output tech-
niques.