Twee schelpen, een kortverhaal van Johan...

250
1 Lisa De Coninck Academiejaar 2013-2014 Master Nederlands – Duits Masterproef Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisne Een historisch-kritische editie Promotor: Prof. Dr. Els Van Damme

Transcript of Twee schelpen, een kortverhaal van Johan...

Page 1: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

1

Lisa De Coninck Academiejaar 2013-2014

Master Nederlands – Duits Masterproef

Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisne

Een historisch-kritische editie

Promotor: Prof. Dr. Els Van Damme

Page 2: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

2

Dankwoord

Graag zou ik eerst mijn promotor willen bedanken, mevrouw Els Van Damme. Zij was er op

ieder mogelijk moment en antwoordde op iedere mogelijke vraag. Ook via mail was zij altijd

bereikbaar, zodat ik snel een aantal aanpassingen kon doorvoeren en op die manier mijn

werk kon verder zetten. Daarnaast wil ik ook graag mijn co-promotor bedanken, Yves

T’Sjoen, die me vorig jaar al de nodige basis verschafte over alle technieken van de

editiewetenschap. Ook wil ik graag de mensen van het Letterenhuis bedanken, in het

bijzonder meneer Johan Vanhecke, die mij steeds bruikbare tips bijbracht tijdens de

momenten dat ik de leeszaal van het Letterenhuis bezocht. Bovendien gaf hij me enorm veel

informatie over Daisne en zijn kortverhaal Twee Schelpen, informatie die ik kon gebruiken en

uitwerken in mijn commentaargedeelte.

Page 3: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

3

Inhoudsopgave

Inleiding……………………………………………………………………………………………………………....4

Deel 1: Leestekst………………………………………………………………………………………………….6

Deel 2: Variantenapparaat…………………………………………………………………………….……69

Deel 3: Commentaar…………………………………………………………………………………………229

3.1 Verantwoording van de leestekst……………………………………………………….………230

3.2 Materiële bronbeschrijving…………………………………………………………………………230

3.3 Toelichtingen en aantekeningen bij het variantenapparaat………………………..234

3.4 Literair-historische situering……………………………………………………………………….236

4. Slot……………………………………………………………………………………………………………….244

Page 4: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

4

Inleiding

Johan Daisne, een ‘duivelskunstenaar’, zoals Hugo Claus de schrijver noemde in een VPRO-

interview. Een duivelskunstenaar, inderdaad. Want naast de dichter Johan Daisne is er ook

de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de slavist en de filmkenner Johan

Daisne.1 Deze scriptie spitst zich toe op één aspect van Daisnes schrijverschap, met name het

proza en dan in het bijzonder het kortverhaal Twee schelpen.

Daisne schreef Twee schelpen in 1949. Het werk wordt in hetzelfde jaar voorgepubliceerd in

De Vlaamse Gids (ook in 1949) en verschijnt een jaar later in de verhalenbundel Met dertien

aan tafel. In 1967 beslist Daisne, in overleg met Angèle Manteau en zijn goede vriend Jeroen

Brouwers, het werk te publiceren in de reeks Marnixpockets van Manteau. Twee schelpen is

een werk van Daisne dat in de vergetelheid is geraakt en daarom vind ik het belangrijk om

een historisch-kritische editie van de tekst te presenteren. Op die manier komen zowel

Johan Daisne als zijn werk Twee schelpen opnieuw onder de aandacht, nadat ze de laatste

tijd jammerlijk op het achterplan zijn blijven steken. Deze masterproef is ingedeeld in drie

grote delen. Eerst is er de leestekst, gevolgd door het synoptisch variantenapparaat en het

commentaargedeelte. Voor het commentaargedeelte kreeg ik enorm veel informatie van

meneer Johan Vanhecke, medewerker van het Letterenhuis en een enorme liefhebber en

kenner van Daisne en zijn werk.

1Hedwig Speliers, De pool van de droom. Van en over Johan Daisne. Manteau, Antwerpen, 1983, p.303.

Page 5: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

5

Page 6: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

6

1. LEESTEKST

Page 7: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

7

Leduc boog het hoofd – het was zo zwaar dat

zijn hals ervan klopte – en keek bij een van de

beregende spiegelruiten naar binnen. Iemand

die even tevoren naar buiten moest hebben

getuurd, had van een plekje ruit het waas

weggewist en de gordijntjes niet weer helemaal

dichtgetrokken.

Er zaten vrij veel mensen. Leduc kon slechts

een gedeelte van het lokaal afzien, en ook in zijn

ogen begon het thans te kloppen, terwijl ze van

het ene naar het andere tafeltje schoten. Maar

toen bleven ze stilstaan, zichzelf schroeiend, en

hoorde hij het zagen van zijn eigen adem niet

meer.

Het gevreesde, het onmogelijke was gebeurd:

hij had dadelijk herkend wat onherkenbaar was

geworden. En hij bleef kijken, borend, gravend,

en wat in de loop van de vele voorbije jaren

reeds spoedig niet meer had gekund, geschiedde

nu, bij de aanblik van de tegenhanger zijner

eigen verstening: de rotsige groeve van de tijd

barstte open, de lagen der jaren scheurden

uiteen, en grind en as, klei en modder stroomden

weg, van weer het lichtende jeugdgezicht.

Page 8: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

8

Mag ik me even voorstellen?!...

Dat was de aanvang en het afscheid geweest,

het zingende leidmotief van driemaal twaalf uur

maar, doch die hadden volstaan om, bij de dartele

lach der ogen, een lied van tranen te voegen,

dat langs de keelwand beeft. Ofschoon in de

uren daarvóór, die nog niet meetelden, reeds een

eerste, huiverige begroeting had gelegen.

Ondanks de lenteachtige januarimaand van

dat verre jaar, had heel even een doordringende

wind langs het station gewaaid, toen ze kort na

de middag in Den Haag arriveerden. Didier Leduc

had iets gemopperd over dat vlakke kale

Holland en zijn flanellen das dichter gestopt,

maar Ledoux had de zee genoemd, en ze waren

beiden enkele ogenblikken op het trottoir blijven

staan, starend naar de lichtere lucht boven de

huizen, die kant uit.

In Terminus daarentegen was het broeierig

geweest. Ze hadden koffie gedronken in de

heldere hoek van het café, bij de ramen. In de

andere gedeeltes brandden schemerige oranje

lampen, maar hier scheen, door de gehaakte

gordijnen, de zon naar binnen.

Het ene maakte al zo’n triest echte, als het

andere een jammerlijk kunstmatige indruk. Didier

had de ogen ervoor dichtgeknepen, en de

vermoeidheid die hem toen al bewoonde, liet

hem even in gevoelloosheid wegduizelen.

Page 9: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

9

Ledoux was naar de telefooncel, om de

organisators der tentoonstelling te verwittigen

van hun aankomst.

Aan het tafeltje achter Didier zaten twee dames

zo opgewonden vertrouwelijk tot elkaar te

doen, dat hij wel luisteren moest, naar hun

ergerlijk Engelse of Haagse accent, hun klokkende

lachjes en het mondaine geklets, over een bal en

heren en een hele krijgskunst ten opzichte van

oplettendheden.

Toen hij vluchtig omkeek, zag hij twee taaie

tantes in bontjassen, met hongkonghoedjes en

emaillietnagels als vers uit een bloedbad, die

sigaretten rookten, de ellebogen steunend naast

hun theeservies.

Daarop hadden de twee vrienden zich naar

het gemeentemuseum laten rijden. Het was toen

gelukkig al donker geworden en het regende

stilletjes. De taxi stopte voor een geel,

nieuwerwets gebouw, met vierkant zwembassin

aan weerszijden van de ingang.

In het paviljoen was een mooie tafel gedekt

voor de overheidspersonen en de vreemde

gasten, en daar, in afwachting van het

voorgerecht, dronken Ledoux en Didier een eerste

borrel. Bij het klinken ontmoetten hun ogen

elkaar, met een vage glimlach van: wat zal het

worden, en zál het iets worden?

Page 10: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

10

Na de soep sprak de wethouder een aardig

woord uit, over kunsten en kunstenaars en op de

liefde tussen Noord en Zuid. Ledoux antwoordde

met een prettig anagram: dichters van nabij,

dromers van bijna. Als dessert was er een bijbel

van chocola, met goudsuikerbeslag. Iemand

prevelde een vers uit Genesis terwijl de vrouw van

de wethouder het deksel ophief:

- En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet,

het was zeer goed!...

Inderdaad, niets dan slagroom en schijven

ananas. Toen was het avond geweest, en de nacht

zou volgen.

De tentoonstelling zou plechtig worden

geopend na een reeks toespraken, opgeluisterd

met voordracht, in het gehoorzaaltje van het

museum.

Het publiek kwam in zo groten getale op dat de

organisatoren, niet zonder een electrisch schokje,

de luidsprekers in de wandelgangen moesten

inschakelen. Die nooduitbreiding stond echter

de echtgenote van enkele uitgevers toe, haar

toiletten ten voeten uit te laten benijden.

Ledoux meende dadelijk, van een portret in

een tijdschrift, een bleke dame in het zwart als

de schrijfster van een onregelmatig boek te

herkennen. Dat kwam uit. Ina Mytilini beloonde

hem met een glimlach van haar verstandige

ogen, die heel goedig stonden in het scherp

Page 11: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

11

getekende gezicht. De vrienden werden

voorgesteld door de dichter Lauwerijk, de enige

die ze intiem en sinds lang kenden.

Ze hadden elkaar evenwel al geruime tijd niet

meer ontmoet. Lauwerijk leek in persoon te zijn

toegenomen, ofschoon hij nog steeds een mooie

man was, met een innemende glimlach. De lijvige

schouders gaven alleen iets gebogens aan zijn rug,

dat bevestigd werd door een vermoeide

vernauwing van de oogspleten. En zijn uitstaande

kroeshaar was thans zover achteruitgeweken, dat

het helemaal ging lijken op het gevleugelde hoofd

van Hermes.

Lauwerijk presenteerde ook een dartel kind,

vermoedelijk de jongste ontmoeting van die

gelukkige renbode der goden.

In de reeks spreekbeurten had een ouder

dichter het precies over de hemeltelgen. Hij

vertelde hoe hij, als zwakkelijk knaapje, telkens

zijn vacantie mocht doorbrengen op het buiten

van een gevierde dichteresse der vorige eeuw. Uit

haar eigen hand moest hij elke dag een grote kom

hete melk drinken, waarop zij lieflijk placht te

blazen.

Toen hij daaraan later dankbaar herinnerde,

vooral aan die ademtocht die hem zeker op zijn

beurt tot een dichter had gemaakt, schudde de

bejaarde dame haar grijze hoofd en met een

reumavinger ten hemel sprak ze:

Page 12: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

12

- Nee kind, alle gunst komt van de goden!

Daarop declameerde een andere dame, die

voor de beste voordrachtkunstenaresse van het

land gold, een keur van verzen, waaronder

evenwel geen voorkwamen van die eens zo

liefderijke boezem of van haar petekind, noch van

Lauwerijk en de Vlaamse gasten.

De kunstenares droeg bovendien op wel een

heel eigen wijze voor: zo traag dat de verliefde

echo’s der rijmen tot onvruchtbare klachten uit

elkaar vielen, en zo ononderbroken doorlopend

dat zelfs de enjambementen zonder enige

buitenbenigheid mee moesten schrijden.

De uitgever Dekkers, die naar de woorden

luisterde, klapperde met zijn tanden van

ontroering en noemde dat poëzie ontheven aan

alle declamatie. Lauwerijk knikte, maar gefronst,

waarschijnlijk tegenover het leestekenloze van

deze versificatie.

Tijdens het bezoek aan de tentoonstelling, die

overvoerd was met mensen, verloren Didier en

Ledoux elkaar een poos uit het oog. De

belangstelling van dat publiek voor de kunst was

al even verwarrend als de menselijke aanblik van

al die kunstzinnigheid. Bijna een zinnebeeld

daarvan zag Didier in de romancière Joop Waag,

die gelijk een centenaarslast precies onder een

welsprekend wanddiagram vol dikke

Page 13: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

13

barometerstrepen stond, waarvan de hare een

succesrijke hoogte had bereikt.

Slechts één dichter, ondanks zijn zestig jaar,

was gelijk zijn werk algemeen werd geroemd:

slank als de jeugd en zonder lijkdraad in zijn

fijngeborstelde notebruine haar.

- Vrouwenwerk, werd achter Didier

gemompeld, en let eens op zijn stompe, wrede

handen!

Op dat alternatief scheen alles wel uit te

komen: de statistiek van Joop Waag, of het

schilderij van Dorian Gray…

- Toe, stel me nog maar eens voor!

Didier stond weer voor Lauwerijk en herkende

het levenslustige kind.

- Denkt u dan dat ik zo gauw vergeet? lachte

hij gevleid.

- Nee, snaterde ze vrolijk, maar ik vind het

zo leuk!

En grappig stijf presenteerden ze zichzelf

opnieuw aan elkaar: Didier Leduc, en Wiesje

Meesp. Dát was jeugd geweest, de echte,

onweerstaanbare, oprecht en haast teder van

handdruk, met een wilde, asblonde haarlok over

het voorhoofd, rose tandvlees en die

wegslepende dubbelheid van beweeglijke figuur

en dodelijk bezielde blik, waarin het heldere

blauw en het duistere grijs niet te scheiden waren.

- Nederland’s jongste kunstenares! lichtte

Page 14: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

14

Lauwerijk toe, en dat haar Theseus zo pas met

de Academische Prijs was bekroond.

Didier luisterde en knikte bewonderend, maar

voorlopig drong slechts één naam wezenlijk tot

hem door: Wiesje; en kwansuis in een gewichtig

gesprek gewikkeld, troonde hij hen beiden mee,

voorbij de neus van de organisatoren, naar de

ontvangkamer.

Daar werd aan de officiële bezoekers en de

gasten een afscheidsborrel geschonken. De

bijgenodigden waren evenwel reeds talrijk en

zaten in groepjes om de grote ronde tafel te hoop:

Dorian Gray – Didier meende een wreedaardige

blik van hem op te vangen – met een pikant

geschilderde jonge dame, die strelend haar

vingers bewoog alsof ze in verbeelding het

notebruine haar bewerkte, en Ledoux in

vriendschappelijke kout met Ina Mytilini.

De schrijfster van het ongeregelde boek zat

willig op nog wat meer gezelschap te wachten

om, daardoor tegen zekere deftige blikken

beschut, op haar schoot wat tabak in een vloeitje

te rollen. Didier verklaarde ook eigen werk te

verkiezen en volgde dadelijk haar voorbeeld. Hij

deed het snel.

- Het is ook al een kwarteeuw geleden sinds

ik het voor het eerst geprobeerd heb, bekende

hij. Hoe oud ben jij? vroeg hij Wiesje.

Page 15: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

15

Nog geen kwarteeuw, en terwijl ze opgewekt

doorsnapte, nam ze de sigaret die hij had

dichtgelikt uit zijn handen en wachtte tot hij met

een andere klaar was, om samen, de blik

grondeloos blauw achter het speelse gouden

vlammetje, op te steken. Dat was hun eerste,

kinderlijk bedekte zoen.

Het duurde een deun van een tijd, vond

Lauwerijk, voor de borrelfles een tweede keer de

ronde van de tafel wilde beschrijven. Intussen

had Didier verder kennis met Wiesje gemaakt.

Ze was op het platteland geboren, had er koeien

gemolken en ging er nog geregeld heen.

Heel even was ze schooljuffrouw geweest, en

toen Didier niet dadelijk begreep dat dit

onderwijzeres betekende, en daarna gezegd had

dat hij ook een beetje een schoolman was, had ze

het een al zo grappig als het ander gevonden.

Thans werkte ze met een handelaar in

oudheden, in een gezellig keldertje, maar er

dreigde gevaar dat hij het zou moeten afstaan aan

een exploitant van benzinepompen. Nu, voor het

zover gekomen was, zou er nog wat afgeworsteld

worden!

De livreiknecht schonk hun een tweede borrel

in en Didier wou op de goede uitslag van de

strijd drinken, toen hij de dichter opmerkte die

een zwakkelijk knaapje was geweest.

Page 16: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

16

- Ontferm u onzer, bad hij hem wijzend naar

hun glazen, en blaas eens op deze melk!

Maar de redenaar van de avond wreef langs

zijn gevlekte gezicht en sprak met een

glimlachende nijging voor Wiesje:

- Nee, alle gunst komt toch wel van de

godinnen!

Ten slotte bleef alleen nog hun groepje over.

De laatste organisator had reeds zijn overjas aan

en het restje museumpersoneel leed aan

geeuwkramp. Buiten regende het nog steeds op

de zwarte zwembassins. De organisator wilde

volstrekt Ledoux en Didier in zijn wagen naar

Terminus hebben, doch de Belgen verklaarden

met gezag, dat ze zich nog te plus voelden voor

zo’n ijlige overgang naar een minusterm, en maar

liever naast de anderen te voet door de nacht

opliepen.

De verlaten overheidspersoon bromde iets

over plus en pluis, doch nam beminnelijk afscheid.

Bijna dadelijk, zoals Lauwerijk het hun in de

jassenkamer had toegefluisterd, kwam Dekkers

het groepje met zijn wagen achterop en laadde de

warme waar hartelijk door elkaar gepakt in. Zo

begon hun passiegang, en de eerste statie heette

De Diligence.

De Diligence was in die tijd als

kunstenaarskroeg in trek gekomen. Zoals meest

Page 17: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

17

met dergelijke verschijnselen het geval is, waren

de redenen daarvan, vooral door vreemdelingen,

moeilijk te doorgronden. Het zaaltje zag er

artistiek noch gezellig uit, maar kaal en rommelig

tegelijk. Een overhete lucht sloeg de

binnenkomenden tegemoet en het schelle licht

deed hun ogen knippen.

Des te hartelijker echter viel de ontvangst uit.

Didier en Ledoux werden weer eens voorgesteld

en plotseling stond de eerste opnieuw voor

Wiesje, die zich guitig onder de bezoekers had

gedrongen.

- Mag ik me even…?!

Dit keer zoende hij haar de hand, lispelend in

de zachte gleuven tussen haar lenige vingers:

- Verrukkelijk kind!

En vertederd en uitgelaten nam hij haar bij de

arm en gingen ze naast elkaar met de anderen

zitten, weer om een ronde tafel.

- Melk? sloeg hij voor, en Wiesje stemde daar

zo grif mee in alsof het de echte gold, van de

koetjes die ze eens te M. de uier had gedrukt.

Trouwens, de kelner kwam al – het leek wel

ongevraagd – met een heel blad borrels voor het

gezelschap aanzwaaien. Didier keek even naar

Ledoux, die weer naast Mytilini zat. Ina dronk

ook, of het dauw was uit de rozen van haar

Egeïsche eiland.

Page 18: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

18

In de wagen had Ledoux aan het oor van zijn

vriend een stille belofte tot zichzelf afgelegd.

- Alleen nog koffie, hoor, had hij verzekerd,

want ze moesten de volgende dag – wat intussen

al vandaag was geworden – in de loop van de

ochtend naar de radio, en hij vreesde dat men

zijn stem, vooral dan in het eigen land,

enigermate beneveld mocht vinden.

- En de koffie? vroeg Didier spottend, terwijl

Ledoux de jenever al onder de knevel had.

- Och, zei die, ik drink maar eerst het watertje

op, en kauw de bonen wel straks.

Wiesje lachte, ze luisterde en lachte altijd zo

lonend, dat had hij al spoedig en met dankbare

ogen opgemerkt, temeer daar zij inderdaad een

heel begaafde meid bleek. Hoe het ook met haar

ziel gesteld mocht zijn, ze had een helder hoofd

en scheen van alles ten minste zoveel als ieder te

weten. Je kon ernaar zitten luisteren, hoe ze maar

doorpraatte en hoe het jong noch oud klonk,

even natuurlijk als doordacht.

Vererend hield Didier zijn glas tegen het hare,

en zoals ze bij ‘hun’ eerste sigaret hadden gedaan,

keken ze elkaar weer in de ogen, met diepin een

heerlijke ernst achter hun glimlach.

En nu wilde Didier ook weten hoe of ze eigenlijk

heette, want die Hollandse roepnamen zijn soms

misleidend. Inderdaad, Wiesje kwam niet

Page 19: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

19

van Louise maar van Alwina. Al-wina, de mooie

naam! Hij spelde hem verliefd en terwijl hij

naar de betekenis zocht, zag hij hoe ze niet alleen

aan het algemene gesprek, maar ook aan alle

apartjes deelnam; hoe ze Lauwerijk toeknikte, die

over hen zat: hoe ze ook bij Mytilini en Dekkers

was, en hoe niettegenstaande al die levendige

aardigheid, ze hém toch niet verliet.

Alwina, het vriendinnetje van een ieder, de

albeminde – zo was ze, zo was het, het stond in

al die verhitte of afgematte blikken te lezen,

wanneer ze naar haar keken en er schoon door

werden.

Plotseling kwam Dekkers – hij was even weg

geweest – terug van achter uit het zaaltje.

- Wat scheelt er? riep Wiesje dadelijk.

Er moest inderdaad iets mis zijn: het glimmende

rood was uit het gezicht van de uitgever

verdwenen en hij blééf de kaken op elkaar

geklemd houden. Didier meende zich te

herinneren dat de kelner herhaaldelijk Dekkers

aan de telefoon had gevraagd, maar dat die eerst

telkens met overmoedige koppigheid afgewuifd

had.

- Mijn kantoor brandt, antwoordde hij thans

Alwina; blijf allemaal hier, ik probeer nog wel

de wagen terug te sturen om jullie naar huis te

rijden.

Page 20: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

20

- Ben je mal! vloog Lauwerijk overeind, en

zich eveneens tot Wies wendend: ik ga ook,

maar blijven jullie, in vredesnaam!

Ze waren al de deur uit.

- Wat een sof! fluisterde Alwina na een tijdje, –

voor Dekkers en voor Lauwerijk’s nieuwe bundel –

voor iedereen!

Ze zag er heus bleek om de mond van en haar

ogen keken vertwijfeld grijs. Ina had stil haar

handen over de tafel gegrepen.

- Misschien is het maar een lamme grap,

waagde de advocaat in het gezelschap.

Wiesje was opgestaan en Didier hielp haar in

haar mantel. De advocaat bood zijn wagen aan

en Ledoux en Mytilini reden ook mee. Weldra

waren ze aan de grachten, die oliezwart glommen

in het licht van de lantarens. Het had opgehouden

met regenen. Maar nergens was boven de huizen

het minste rosse schijnseltje te bespeuren.

- Zie je wel, sprak de advocaat vaderlijk en

het was alsof zijn lichte dronkenschap, die door

het kwade nieuws even was onderdrukt, weer

naar boven kwam.

Toen de auto stopte, reed de wagen van de

brandweer net heen. De poort van het huis was

opengebleven en de verlichte gang lag nat.

- Dus toch, stelde Ledoux vast, maar de

advocaat wedersprak hem:

Page 21: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

21

- Juist, niks erg.

Wiesje was al de trappen op en hipte weldra

van ongeveinsde blijdschap: Dekkers’ bureau

was ongedeerd!

De uitgever stond zich nog het voorhoofd te

wissen, terwijl Lauwerijk het gekke verhaal

deed. Het was maar een keukenbrandje geweest,

bij de huurders boven; die waren uitgegaan,

maar hadden vergeten het komfoortje uit te

schakelen waarop ze de melk hadden gewarmd.

Het pannetje was drooggekookt, een gloeiende

roetvlok moest op de lampekap zijn gevallen, en

zo vervolgens.

- Daar heb je het! vonniste Ledoux, – alle

onheil komt van de melk. Ik drink bepaald alleen

nog koffie.

Maar de advocaat sprak hem weer tegen.

- Nee, uitte die diktongig doch met een

misschien onwillekeurige, door zijn beroep

ingescherpte geestigheid, – wij hebben meer dan

ooit melk nodig, om weer ‘zuivel’ te worden!

- In elk geval, kinderen, besloot Dekkers, laten

we maar liever elders gaan blussen.

En met twee wagens reden ze thans naar de

volgende statie, die de in rode schemer gehulde

nachtgelegenheid Embassy was, waar de Hongaar

Lajos met zijn Zigeunerorkest speelde. Het groepje

ging weer om een ronde tafel zitten, de

Page 22: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

22

eerste bij de dansvloer: Didier met Alwina, Ledoux

en Mytilini, Lauwerijk naast Dekkers, en de

eenzielige advocaat als het zegel in de ring.

Er werd opnieuw melk besteld, maar nog

voor die gemolken was, hadden Didier en Wiesje

zich alweer aan elkaar voorgesteld.

- We moeten immers hoffelijk blijven, had

ze verklaard, want maken we niet telkens verder

kennis met elkaar?

- Ja, had hij blij toegestemd, op voorwaarde

dat ik me niet plagiëren moet, en dat Lauwerijk

er me niet al te dwars om gaat inzien.

Op dat laatste had ze niet geantwoord; ze was

alleen blijven glimlachen en zoet wachtend tegen

hem aanzitten. Waarop hij haar dat keer het

voorhoofd en de oogleden had gezoend, traag

prevelend:

- Lief, heerlijk lief kind!

Er werd honderd uit en duizend in

geredekaveld, samen en terzij, en vanzelf alsmaar

over kunst. Didier hield zich onopzettelijk aan de

kant; dat wil zeggen, hij luisterde met een

gespannen oogopslag en bewoog het hoofd

hartelijk mee op de verschillende deiningen, doch

zijn oren hadden alleen aandacht voor het

gebruis; zelf zei hij maar weinig.

De kunst dóe je, vond hij, en tussen de

bedrijven door ben je moe; dan moet je leven of

Page 23: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

23

dromen. Zo vermoeid was hij nu, en Wiesje was

dat leven of die droom. Hij zei het haar

voorshands nog anders, gezocht kras voor de

lollige stemming:

- Holland is werkelijk een weiland; ik geloof

dat nergens de kunst zoveel herkauwers telt!

Wat ze weer eens heel vergeldend belachte.

- Ja, vulde Ledoux aan, maar hoeveel gezelliger

gaat het hier toch toe; het blijft onder koeien, de

melk vloeit blank, terwijl bij ons ieder stierlijk

alleen wil lopen en rood meent te moeten zien!

Het gesprek, na een schaterbui, verstomde

even. Lajos was naderbij gekomen, zijn viool

onder de kin, en speelde, speelde, de ogen aan

die van Ina geklonken. Ledoux sloeg er zijn hele

borrel in een keer naar binnen van. Maar Alwina

zong het hartstochtelijke lied mee, in helder

Duits.

Daarop werd lekker doorherkauwd. Wiesje

voegde hups en in oprechte bezieling ieder haar

woord toe, maar opnieuw had Didier het

wonderlijke gevoel dat hij haar toch behield. Zelfs

toen hij haar en Lauwerijk daarna samen zag

dansen.

De advocaat was van het ‘zuivelen’

zwaarmoedig geworden. Hij scheen een specialist

in echtscheidingen te zijn, vooral van

Page 24: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

24

vreemdelingen die naar Holland kwamen omdat

de wet daar toeschietelijker was. Maar hij

bezwoer Didier, die met een noeste uitdrukking

en vertroostend hoofdgeknik luisterde, dat hij het

nooitniet gedaan had voor het geld, maar enkel

en alleen om ménsen te helpen, zielige sukkels

van mensen, zoals wij allemaal.

Daar was Wiesje terug en bleef met

uitnodigende ogen voor Didier staan. Maar ze

vond het ook dadelijk goed toen hij liever ‘nog’

niet danste; er moest eerst meer melk worden

gedronken, beweerde hij, want dat

vooruitschuiven was al zo weinig schokkend als de

kunst van die voordraagster ’s avonds in het

museum. Weer lachte Alwina zo hartelijk.

- Wiesje, zei ze zacht terwijl ze naast hem

ging zitten.

- Didier, fluisterde hij thans in haar zwierig

loshangende engelenhaar dat een zoete, zuivere

geur had, en zoende haar warme hals en

tintelende oor.

Dekkers vroeg haar om een dansje, maar eerst

kneep ze Didier nog hard in de hand.

Boven in het toilet stonden Ledoux en Didier

even zij aan zij.

- Toch niet van de koffiebonen? gniffelde

Didier over het marmorieten afscheidinkje

heen.

Page 25: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

25

- Nee, blies Ledoux, ik heb een snee in mijn

zeil; de bonen zijn er doorgevallen!

- Ja, begreep Didier, die Griekse kunsten zijn

wel onregelmatig. Maar zeg eens, jij die Ina nu

al zo lang in zicht hebt, is zíj of ben jíj mytilinisch?

Ik begin het me warempel af te vragen!

Ledoux keek volstrekt niet beledigd.

- Heb jij het ook gemerkt? sprak hij met

gedempte warmte; ik kan natuurlijk niet op tegen

haar uitgever of die strijkmeester, maar over en

weer is toch wel zo iets als een stroming van

sympathie tussen ons tweeën, nietwaar?

Mytilinisch? Misschien zijn we het beiden, en wat

voor zin heeft dat begrip dan nog? Het is als

met zoveel alternatiefs in het leven. Achter de

verschillende vorm steekt toch altijd maar weer

hetzelfde.

- Adieu, Eves de l’Isle-Adam…, berustte Didier

en ze liepen de trap weer af.

Lauwerijk danste nu met Ina en Lajos stond

in het midden van de dansvloer voor hen te

strijken, zonder zijn verterende ogen van haar af

te wenden.

- Jubelt die viool, of huilt hij? stamelde de

advocaat; en waarom, God in Den Haag, waarom?

Op Zigeuneravonturen, of op de lullen die we

allemaal zijn om in deze winkel misère te komen

spelen?

Page 26: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

26

- Misschien denkt Lajos aan zijn poesta,

droomde Dekkers.

- Of aan een luizenbuurt in Boedapest,

overwoog Ledoux.

De kelner bracht nieuw zog. Didier en Wiesje

hieven hun glaasje en zagen elkaar aan. Hoe

groot is de afstand tussen oog en mond?

- Weet je, begon Didier, hoe het geultje tussen

onze neus en bovenlip heet?

- Nee, lachte ze verrast, ik heb er nooit aan

gedacht het me af te vragen.

- Ik wel, ik had het woord verleden nodig om

een profiel te beschrijven. Uren heb ik ernaar

gezocht, voor ik het in een veeldelig

standaardwerk over anatomie heb gevonden.

‘Filtrum’ is de wetenschappelijke naam; een

andere bleek niet te bestaan. Maar is het niet

verrukkelijk? Hetzelfde woord, precies, voor dat

plekje als voor een minnedrank!

Haar blik glinsterde waarderend; een heerlijke

vondst, inderdaad, prees ze ook, en daarbij

stulpte ze zo heel echt haar eigen filtrum een

beetje vooruit.

- Kom, zei hij, laten we broederschap drinken.

Dan heeft Lauwerijk geen recht van kankeren!

Dadelijk was ze bereid. Ze strengelden hun

armboog door elkaar, maar ze bleek het spelletje

Page 27: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

27

niet goed te kennen en wilde van zijn borrel

drinken.

- Nee, vermaande hij, ieder uit zijn glas, en

dan…

Zij had het vurige vocht al opgedronken en

bood hem ongekunsteld haar natte, frisse lippen.

Ze wás ongehuicheld, want toen hij een straaltje

jenever dat hij nog niet had doorgeslikt, tussen

haar tanden heen liet druppelen, zag hij langs het

verdonkerde azuur van haar iris een vonk van

verrassing schieten. Maar ze zwolg samen met

hem en lispelde geestdriftig:

- Filtrum!

Toen dansten zij, en Lajos bleek toch geen

broertje van de voordrachtkunstenares te wezen.

Een dolle dans, van twee liefhebbers maar, doch

die lief hádden. En de Zigeuners lachten niet,

maar roffelden met zwartgloeiende blik en de

opgezette halzen vooruit, als renden ze over de

poesta of staarden ze in een draaikolk van de

Donau, die Jordaan van Boedapest.

Ten slotte stonden de twee jonge mensen nog

alleen gelijk een draaimolen ter plaatse te

bewegen, de knieën tegeneen, de handen in

elkaar, en Wiesje schaterend achteroverhangend

aan hun gestrekte armen.

Didier duizelde en wankelde, hij was immers

ook ouder; maar zij hijgde, ze had zich niet

Page 28: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

28

gespaard, als een kind had ze zich om hem heen in

het zweet gesprongen. En dát was het

aandoenlijke van hen tweeën tot elkaar, dat

beiden aldus effen rekening hadden gemaakt met

hun verschillende leeftijd.

Zo konden ze thans van Embassy afscheid

nemen. Waarheen nu?

- Trouw aan hetzelfde! kermde de advocaat

gestikt, want morgen, straks, waren het weer

echtscheidingen en stakkers van mensen allemaal.

Maar Dekkers stelde dit keer toch eerst een

heuse koffie voor, met een gemeubileerd broodje,

ergens in een vroegopenend snelbuffet. Het zag er

zo triest uit als de laatste uren van een nachtbraak

zelf.

Didier zat naast Wiesje op een hoge kruk

voor het aanrecht. Aan zijn andere zij plukte

een strakke dronkaard, met een zwarte

scheerbaard en een sjofele ronde hoed, stukjes

schaal van een hard eitje.

Stilzwijgend werd de koffie gedronken en het

broodje gegeten. Toen vatte Didier Alwina’s

hand. De nagels waren rose gevernist geweest.

- Ik heb zwarte randen, zei ze beschaamd,

maar trok haar vingers niet weg; het klonk zo

eerlijk, als alles aan haar, die eenvoudige

verontschuldiging.

Page 29: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

29

- Dat is van de nacht, sprak hij, ik ben ook

besmeurd maar vind het zo heerlijk van jou, het

is iets zo menselijks tussen ons.

En hij boog het hoofd en bleef even met zijn

lippen op haar handen zitten, tot hij haar zachtjes:

- Wiesje heet ik, hoorde prevelen en ze elkaar

hun tweede mondzoen gaven, die week en innig

was.

De laatste statie vóór dageraad bestond in een

smal, smerig kroegje, met een rosse lichtpeer en

een zweetkacheltje. Maar de melk smaakte er

frisser en opwekkender dan de eerste borrel van

hun passiegang. De advocaat werd bijna geheel

zuivel weer, en weldra wiekte het kunstzinnige

gesprek met hernieuwde veerkracht de hoogte

in. Maar ook Wiesje hield zich thans grotendeels

afzijdig, en was héél met Didier.

- Het is haast zelfbevlekking, zei hij, wanneer

artiesten alsmaar over kunst praten.

- Is de kunst zélf dat niet een beetje? sprak

ze stilletjes, met een heldere duisternis van ernst

in haar blik.

Hij bleef haar diep en teder aankijken, terwijl

hij op zijn beurt langzaam vroeg:

- Misschien is het omgekeerde ook waar en

valt dat niet te scheiden?

Krampachtig probeerde haar kleine hand de

Page 30: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

30

zijne te omsluiten; haar vermoeide, bleke gezicht

was van een ongestoorde schoonheid.

- Die! lispelde ze, jij bent de eerste, de

allereerste in dát geheim; ik moet het dadelijk

hebben geweten, toen we elkaar hebben

ontmoet, dat ik het jou zeggen wou…

- Ja, peinsde hij fluisterend, het is een heerlijk

wonder… iets zo éénzaams… maar precies, hoe

één moet je er dan ook samen voor zijn! Dank je,

je kunt nu heus gaan, naar je hotel, met Lauwerijk

– dát blijft.

- Dank je, hijgde ze, maar wat ze verder nog

had willen zeggen, beet ze plotseling in zijn hand.

Toen werd Ina onwel. Het was ook ondraaglijk

heet in het sjopje. Mytili liet zich van haar stoel

glijden.

- Slechts even liggen, zei ze gedempt en strekte

haar hoofd achterover op de koele vloerstenen.

Ledoux vroeg om een glas water en knielend

bette hij met zijn pochet haar slapen en polsen.

Haar gezicht was nu nog scherper en kleurlozer,

maar de peinzige ogen stonden er steeds zo heel

zacht in. Didier hielp haar in Dekkers’ auto

beuren.

Terminus lag om het hoekje, de Belgische

gasten wilden niemand meer ophouden. Ledoux

Page 31: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

31

kuste Ina voorzichtig en zij beantwoordde

dankbaar de zoen. De advocaat zanikte zwaar tot

zichzelf.

- Wiesje, prees Didier tot Lauwerijk terwijl

ze even elkaars hand vasthielden, - Alwina is

een enig kostbaar kind!... Neem je me niets

kwalijk?

Lauwerijk lachte, vermoeid, maar charmant,

op zijn oude manier.

- Wel nee, man, waar denk je aan! Eenmaal

is toch geenmaal…

Toen nam Didier afscheid van Wies, en het

waren niet de borrels die in zijn keel even

opsnikten. Zij ook kon niet veel zeggen, maar het

was een prachtige zinsnede:

- Het afscheid van éénzamen is toch altijd

maar een tot weerziens.

En terwijl de wagens wegreden, werd het,

voor de ogen, licht op straat.

Wezenloos stond Leduc, Didier Leduc, in de

nacht van zoveel jaar later te staren. De

lichtreclames klauterden klaterend tegen de

hemel op: tabak om te roken, jenever om te

drinken, zeep om weg te wassen… Auto’s reden

spattend voorbij, scherend langs de trottoirband.

En daar, in Sagrado, waar hij thans de rug naar

gekeerd had, achter de waasruit en de gordijntjes,

zat zij, Wiesje Meesp van ééns.

Page 32: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

32

Het wonder was geschied: in het onherkenbare

had hij het oorspronkelijke jeugdgezicht

teruggevonden! Maar hoelang zou het

aanhouden, voor het slijkerige en rotsige graf

weer dichtsloeg?

En hij haastte zich in zijn starre roerloosheid,

om alles nog één keer tot het eind terug te zien,

opnieuw te beléven, met al de vergeten

bijzonderheden die hij lang eerst zo vruchteloos,

en dan niet eens meer op had pogen te roepen.

De tweede dag was nogmaals begonnen met een

barre, nijpende begroeting, dit keer áán de zee.

De zee, waarvan hij nooit gehouden had,

waarschijnlijk wegens de wassen neuzen van haar

dichters; maar die toen, voor éénmaal, zijn zee

zouden worden.

De hele ochtend was hij in bed gebleven,

genietend van de groenige duisternis en de gladde

warmte van het lichtwollen dek. Ledoux

daarentegen was al na een uurtje slaap

‘radioactief’ geworden: die had zich bibberkoud

gedoucht en de nevel zoveel mogelijk uit zijn stem

gegorgeld, om toch naar het zendstation te

kunnen.

- Zeg maar dat ik thuis blijf om op de kleine

te passen, mummelde Didier. En ga jij in mijn

plaats met uitgever M… lunchen; die heeft me

gisteren op de tentoonstelling gevraagd, maar ik

voel me niet zakelijk genoeg.

Page 33: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

33

Daarna was hij ook vluchtig in de badkamer

geweest, om een koel glas water te drinken, tegen

het vuur in zijn hart. Er scheen een hatelijk licht,

zonnig, zo het leek, maar dat was inderdaad

schijn, verwekt door de gekleurde bobbelglazen

ruiten, want het regende er dofjes op.

Tevreden kroop Didier terug in bed – hoe

kon het anders dan regenen thans? Maar telkens

weer brak zijn wilde slaap af en lag hij op zijn

matte hartzij naar het telefoontoestel te kijken.

Het was zwart en toch glom het feller dan welk

licht voorwerp ook in het schemerige vertrek.

Een belletje verwachtte hij niet; nochtans

koesterde zijn blik het ding en schonk het hem

een heimelijke voldoening, zichzelf daar wakend

te weten liggen, bij die donkere, stomme maar

glanzende levenshoorn.

Na de middag was hij in zijn eentje naar

Scheveningen getremd, om de eenzaamheid nog

zilter te proeven en de stilte nog harder te horen

suizen. Toen hij de hoek van het Kurhaus omsloeg,

bruiste het zo dat hij er even van wankelde. Maar

ook de koude aanvaardde hij, als de enige

liefkozing die hij thans zocht: ijzigheid, waarin hij

het warme leven van een herinnering tegen

ontbinding wilde bewaren.

Hij liep langs de branding. De zee kwam op.

Drie zwarte mannen met hoge rubberlaarzen

Page 34: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

34

stonden tot aan de knieën in het water, de

handen stijf in de zakken en telkens diep

vooroverbuigend naar het zand, wanneer de

schuimende vloedzoom weer even achteruitslipte.

Er was ook een vierde man, met gewone, wrakke

schoenen aan en die daarom, elke keer dat de

golffranje weer vooruitschoot, gauw een paar

meters terug moest lopen.

Maar hij zag er al niet meer jong uit en

dóórkleumd; het af en aan vloeiende watertapijt

rolde sneller dan zijn stramme benen konden

heenhippen en overstroomde iedere maal zijn

schoenen en rafelige broekspijpen. Toch keerde

hij altijd terug, de wegglijdende oceaansliert

achterna.

- Wat zoeken jullie? vroeg Didier hem schor,

tegen de wind in.

Hij verstond het antwoord niet, het was zeker

in streektaal, maar de man trok een vorstig rode

hand uit zijn zak en liet hem in de smoezele palm

twee verroeste muntjes zien, waaraan het natte

zand nog kleefde.

- Aangespoeld? verbaasde zich Didier, maar

de man schudde het hoofd en wist hem te

beduiden dat ze uit het zand kwamen: daar van de

zomer verloren en nu door de wintervloed weer

omhooggezogen.

Didier slenterde de dijk op. Heel in de verte

Page 35: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

35

liep alleen een kind. En alle huizen leken ontruimd

en afgesloten; de wind rammelde in de luiken.

Achter de witte glasgordijntjes van een houten

theesalon zonder bovenverdieping, brandde een

oranje kaplampje.

Toen Didier de rinkelende deur opende, sloeg

hem de rokerige lucht van een kachel tegemoet,

waarin hout werd gestookt.

Er zat niemand, behalve een baardeloze kelner

in een wit jasje. Didier bestelde koffie en ging

achter een rieten tafeltje voor het venster zitten.

Boven de sinaasappelkleurige lamp zag hij de zee

en de strandjutters, een rusteloze poedel en trage

meeuwen. De zwarte mannen hadden iets van

roofvogels, al zagen zijzelf er het meest beroofd

uit, de pechvogels!

Zochten zij daar heus naar verroeste

geldstukjes, of maakte hun duistere hoofd zich dat

zelf maar wijs? Het leek zo vreselijk op een

voorwendsel om het onvindbare tegemoet te

trekken.

Didier bleef een half pakje sigaretten in het

van de zee doorruiste theehuisje oproken. Hij

zat er als in een viool die de wind met schril

gestrijk bespeelde. En hij droomde van het

onvindbare dat toch bestaat. Toen het duister

werd in de salon stond hij op en begon de

terugtocht.

In Den Haag was het al avond; de mensen

kwamen van hun werk en de gloeiletters van de

lichtkrant speelden haasje-over.

Page 36: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

36

Slechts één ogenblik bleef Didier voor een

kunsthandel in de Spuistraat staan, kijkend naar

een mooie witte lijst met een groot fotoportret

boven een banderol: Nederland’s jongste

kunstenares, bekroond met…’ Een nare kop, van

een ouwelijke Wies, zoals ze eens, later…

Daarna zat hij in Terminus nog een uur of

wat dagbladen te lezen, onder meer het relaas

van de plechtigheid gisteren, terwijl hij op Ledoux

wachtte voor het avondeten.

Hij wilde net alleen beginnen toen zijn vriend,

zo fris als een hoen, op hem toetrad.

- Waar kom jij vandaan? vroeg Didier.

- Van onze kamer; ik lig al tijden op je te

wachten en heb intussen de voorgaande nacht

een beetje ingehaald, sprak Ledoux voldaan…

Wiesje heeft twee keer gebeld; het schijnt dat ze

hier de hele middag met Lauwerijk kranten is

komen lezen, maar niemand wist waar jij stak…

- Wát zeg je?!

Al Didier’s haat tegen de zee en haar dichters

brak hem eensklaps weer bitter op. En nu zou ze

waarschijnlijk niets meer laten horen; en Ledoux

wist al evenmin in welk hotelletje ze logeerden.

Ze aten stilzwijgend af en namen zich met de

effen stem der redelijkheid voor, spoedig naar

bed te gaan.

- Het is maar goed voor jullie drieën, meende

Page 37: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

37

Ledoux, dat er tussen hen en ons morgen weer

een land en in elk geval een flinke stroom ligt.

- Hoe dat zo? wilde Didier weten, en zijn

stem ging toch opnieuw sidderen.

- Omdat jij L…iefderijker van haar zou houden,

wat haar nu al heeft ontroerd.

- Juist, brak Didier met een gekwelde slaapader

af, - en omdat, vroeg of laat, het leven toch alles

verlauwerijkt, nietwaar?

Door de luidspreker werd mijnheer Ledoux

naar de telefooncel gevraagd. Hij was al

opgestaan. Glimlachend keken de vrienden elkaar

aan.

- Haast je! zei Didier.

Hij wilde aan niets denken terwijl zijn maat

weg was. Niet aan de strandjutten, noch aan het

ouwelijke portret, noch aan Lauwerijk. Zijn blik

zocht naar de wandklok om met de secondewijzer

mee te tellen.

Maar toen zag hij dat het een windklok was,

een grote witmetalen schijf waarin langs de

omtrek gaten waren geboord, afgedekt door

melkglas; daarop stonden zwarte letters

geschilderd, en nu eens achter de een, dan achter

de ander, soms gelijktijdig achter twee, ging een

zonnig lichtje aan: West, Noord-West, Zuid-West

en West…

Een dozijn keer versprong de richting; toen

Page 38: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

38

lieten Didier’s ogen de schommelende roos los

- Ledoux was terug. Zijn vriend nam niet eens

weer plaats.

- Het was Lauwerijk, berichtte hij, ze zitten

in Diligence en vragen ons. Ik heb maar gezegd

dat we komen.

En de twee vrienden spoedden zich terug naar

hun passiegang.

Het was een gedeeltelijk nieuw bijgevuld

gezelschap dat hen, nog luidruchtiger dan de

vorige avond, in de artiestenkroeg begroette. De

melkkruik bleek trouwens al veelmaals de ronde

der tafel te hebben beschreven. Didier bemerkte

Wiesje niet.

- Ze had wat hoofdpijn, legde Lauwerijk

kameraadschappelijk uit, en is even een ommetje

gaan maken.

Maar haast dadelijk daarop verscheen ze al,

als herboren, fris en dartel en zo hartelijk. Met

een guitige lach maar tedere ogen bleef ze voor

Didier staan. Hij neeg vormelijk, kuste haar de

hand, maar beet daarbij zacht in haar vingers.

Toen zaten ze weer naast elkaar.

- Waar heb jij de hele middag gehangen?

vroeg ze met schertsend verwijt.

- Aan zee, antwoordde hij traag, het was er

zo éénzaam.

Haar ogen verstarden in de zijne, terwijl ze

prevelde:

Page 39: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

39

- Niet genoeg! Had ik het maar geweten…

- Je weet het nu, sprak hij opeens vurig en

keek naar de klok die iets over tienen wees.

Haar handen werden klam, maar al ontsloot

ze de lippen, er kwam niets dan een onduidelijke

klank overheen. Haar ogen dwaalden af, naar

Lauwerijk – de blik van een gewond huisdier,

vond Didier – en dan naar Dekkers en de anderen

en voor nog een paar uur was ze tegelijk weer

Alwina, de albeminde en een ieders vriendin, al

verliet haar hand die van Didier bijna niet meer.

Dekkers had een glibberige kreeftekleur en

was bijzonder op slag. Af en toe klapperde hij

driest met de tanden.

- Als een snoek die naar het leven hapt, meende

hij een eveneens hooggetinte dame, doch Ledoux

mummelde iets van een áángehapte snoek, wat

echter in de algemene keet verloren ging.

Het gesprek kwam op de romanschrijver V.

die met zijn laatste ontdekking een sneu

vacantiereisje had beleefd. ’s Morgens wou die

hem absoluut mee hebben naar het tennisveld,

’s middags naar theesalons of modeshows, en

’s avonds naar een denderkit. Na een week had hij

er de sok in moeten zetten – immers, zoals hij tot

zijn vrienden had verzucht, hij kon toch haar man

niet vragen, zolang voor hem zijn boeken te

schrijven.

Page 40: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

40

- Bravo! hapte Dekkers, - alleen in bed moet

je een vrouw volgen; overal elders zou zij je een

gat vernagelen!

- Hemel, lachte Didier, wat erotisch en gisteren

was jij nog zo literair!

- Dat is precies hetzelfde, weerlegde de

uitgever, en ik zal het je bewijzen. Wanneer schrijf

jij het liefst en het best?

- ’s Nachts, bekende Didier aarzelend.

- Precies, het uur van de bij-slaap en van de

hoogste statistiek van bevallingen, vraag het

maar eens aan een kraaminrichting!

- Bravo! lachte het gezelschap op zijn beurt.

- Dan maar naar de muzen, zwetste Dekkers

en rees verhit overeind.

- Jawel, hij verdient er een, vond ook Wies,

wie zullen we opbellen, Hans?

Maar Ledoux belas de uitgever om de kring

niet te verbreken:

- Ook al is het hetzelfde, beide kun je toch

niet tegelijk; blijf nou, om der wille van de

kunst die vriendschap heet!

- Goed, sprak Dekkers, laat Wiesje me dan

bedaren met een vriendinnenzoen.

En Alwina, de frisse, drukte lachend haar

jeugdige lippen op zijn bemorste mond, dat het

Didier aan het griezelen maakte van bewondering.

Page 41: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

41

Een ogenblik later deed ze hem nogmaals

lichtelijk ontstellen. Het nieuwe onderwerp was

literatuur en dronkenschap. Ook dat kan meestal

niet tegelijk, behalve bij een Braafjes dan, werd

geoordeeld; maar een ander geliefkoosd dichter,

vertelde Wiesje, moest eerst weer nuchter

worden en dan ‘poepte’ hij er op één dag tot

twaalf van zijn beste gedichten uit.

- Je kunt het gewoon niet anders noemen, zei

ze eenvoudig.

Misschien kende ze er de waarde niet van,

tenminste voor Vlaamse oren, maar Didier kende

ook geen mond, dan de aanbiddelijke van Alwina’s

jeugd, die door dat hoerenwoord niet ware

verontreinigd.

De kelner bracht een vracht mondvoorraad:

een doos roomgebakjes voor Wiesje, een dozijn

oesters voor Didier, en kleinigheden voor de

anderen. Lauwerijk, die maagpatiënt was

geweest, plofte dadelijk een hele soes in zijn

mond. Maar Didier wou weten wie de schenker

was. De stemming bleef echter zo uitgelaten, dat

hij het gekscherende antwoord niet eens

verstond.

Toen was Wiesje, die rond was gegaan om ieder

vriendelijk uit haar doos te voeren, weer naast

hem zat, gaf ze als haar vermoeden te kennen

dat alles van de ‘mandril’ kwam, zoals ze hem

lachend bestempelde, een hartelijke woesteling

Page 42: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

42

van een binnenhuisarchitect, die, naar zijn tors

gemeten, net zo goed kathedraalbouwer had

kunnen wezen.

Inderdaad, toen Didier diens richting uitkeek,

ontmoette hij een bezielde grijnslach, maar hij

sloeg bijna dadelijk de ogen neer voor zoveel

oervriendschap, want Wiesje had er warm aan

toegevoegd:

- Weet je hoe hij over jou denkt, Die? Dat hij

er geen mieter om geeft wat je werk waard mag

zijn, maar dat er een mens binnentrad, toen jij

straks bent aangekomen.

- Een wonderlijke kerel, prevelde Didier; hij

moet vooral zélf wel een méns zijn om mij zo

goedgunstiglijk te willen zien.

Het compliment had hem toch bijzonder

gestreeld.

- Ja, zei Alwina en er lag opeens iets broos in

haar stem, ik heb het gisteren toch ook gevoeld,

anders had ik je die bekentenis niet gedaan, je

weet wel… Ik heb er nog over nagedacht; vond

je het heus niet kinderachtig of aanstellerig?

- Doe het nu niet teniet, smeekte Didier heftig,

iets zo prachtig menselijks!

En om haar de mond te snoeren, bood hij haar

welgemoed een oester aan:

- Proef eens hoe weergaloos fris na al die hete

melk en in deze smoorkit; dat laaft ons weer

schoon.

Page 43: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

43

Ze bracht de schaal traag naar de lippen en

dronk hem behoedzaam leeg; toen, snel, nam ze

zijn hoofd tussen haar handen en schonk hem in

haar zoen de helft van het koele, zilte, schrijnende

vocht.

- Filtrum, hoorde hij teder haar keel zingen.

- Tranen van de zee, antwoordde hij week en

de strelende wrijving der woorden kietelde hun

monden.

De zee… Hij keek naar de klok: twaalf.

- Já, sprak ze met besliste gloed, we moéten

erheen!

Lauwerijk en Ledoux vonden het best en de

jonge kunsthandelaar Schelling stelde dadelijk

zijn wagentje ter beschikking.

- Het is maar een engelenbak, zei hij geestig.

- Precies, jubelde Wiesje en gaf hem van

blijdschap de zoen waarnaar hij blijkbaar al de

hele avond achter zijn brilleglazen had zitten

branden.

Hij was voortdurend heel grappig geweest

maar door die vergrotende glazen had Didier de

indruk gekregen, in het overgevoelige weefsel

van een ontblote ziel te blikken.

- Dánk je, wendde zich Didier tot de baviaan.

- Waarom? lachte die bars, maar hij liet de nuf

van twijfelloze zeden, die, hij wist voorzeker ook

niet waarvandaan, sinds een poosje tussen

Page 44: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

44

hem en Dekkers geprangd zat, aan de dijen van de

uitgever, liep mee tot aan de deur en gaf daar

Didier bij wijze van afscheid een tik op de

schouders om platvoeten van te krijgen.

Het schellinkje snorde met een nauwelijks

merkbare zigzag door de nacht. Een paar

regendruppels kleefden op de voorruit en weldra

begon het asfalt nog vochtiger te glimmen.

Ledoux had de gewaarwording, zei hij, of al

de bomen die ze voorbijvlogen, op hetzelfde

ogenblik omgehakt achterovervielen in de

duisternis, waarna ieder om de beurt iets dols

zocht te vertellen.

Maar toen ze wankelend de hoek van het

Kurhaus omsloegen, was meteen alle wijnbrand

uit hen gewaaid. Het uur van hun zuiverste vuur

begon.

Alwina’s haar fladderde in banden voor haar

ogen, wat ze deed schaterlachen en nog

vastgegrepener steunen op Didier’s arm.

Lauwerijk declameerde Kloos tegen de wind op,

terwijl Schelling en Ledoux stilzwijgend het

grootse schouwspel stonden te bewonderen.

Het was een maannacht, maar geen heldere;

het licht hing als een nevel in het donker en leek

niet uit de hemel gezeefd, doch door de golven

te zijn verstoven. Een eindeloos gebruis vervulde

de ruimte. De zee scheen weer op te komen,

Page 45: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

45

met hoge rollers van brekend water, waarvan het

schuim de vrienden tegen de oogleden vlokte.

Zij stonden, zij liepen, verloren in een

winterkoude nacht, maar de hete adem van een

onsterflijke hartstocht blies op hun boezem;

ziedend omsloot hen de branding, doch de hemel

opende weer die kokende kolk.

Geest-drift was dat uur. Achter Lauwerijk

holden ze een voor een joelend de boulevard af.

Didier zag plotseling de speelse poedel van

‘s morgens weer voor zijn geestesoog, en toen

heel even ook de zwarte strandjutters.

Haastig bukte hij, raapte een schelp op en

kuste zijn holle kant.

- Alwina, sprak hij snel door terwijl hij hem

in haar hand stopte en haar vuist warm in de

zijne sloot, - wanneer je over jaren die schelp

nog bezit en je afvraagt wie je hem eens heeft

gegeven, bedenk dan alleen, als jij troost nodig

mocht hebben, dat hij de vorm heeft van een

hart, een leeg, opengescheurd hart waaruit het

eerste leven moest wijken opdat het wonder van

je jeugd hem opnieuw, met de zoen van een

hogere droom kon vervullen.

Ontroerd bleef Wiesje staan, even bewaarde

ze de stilte alsof ze Didier’s woorden in zichzelf

herhaalde en optekende.

- Ik zal het me herinneren, fluisterde ze toen

Page 46: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

46

en boog zich op haar beurt om een schelp te

zoeken.

Ze vond niet dadelijk een ongeschonden stuk

en zonder aarzelen knielde ze in het natte zand,

voor hij haar had kunnen tegenhouden.

- Dit is de mijne, sprak ze, drukte er haar lippen

in en schonk ze hem; en denk jij er later bij dat,

ook gescheiden, elke schelp haar wederhelft

gehad blijft hebben…

Didier schreed thans alleen voort, langs de

sissende boord van de watervlakte. Een

honderdtal meters voor hem wandelden Ledoux

en Schelling; Lauwerijk en Alwina moesten zijn

achtergebleven, wist hij, niet doordat hij hun

stemmen niet meer hoorde, want de vloed

overspoelde alle geluid, maar doordat hij het

voélde.

Hij keerde zich echter geen enkele maal om;

langzaam en zwaar stapte hij door het zand,

zonder de blik van de zee af te wenden, de hand

in de zak om een holle schelp geklemd. Maar zijn

hart was vol, zonder gewicht, van het onvindbare

waarmee het bol gezwollen stond als een zeil.

Hij behoorde nu ook tot de strandjutten, die

koppige armoedzaaiers en duistere gelukkelingen,

en hij had het voorrecht te beseffen waarom het

wijs moest zijn, zoals alles wat in de

Page 47: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

47

grond niet anders kan, tot eenmaal de opheffing

van alle grond.

Het trof hem plotseling dat hij nog nooit had

opgemerkt hoe hoog de zee eigenlijk ligt voor

de mens die erlangs loopt; geen mateloze discus

die men oneindig afblikken kan, maar een

reusachtige meniscus, onoverzienbaar al haast

van de eerst golfkruin af.

De levende franje sliertte wit voor zijn voet;

daarboven, met slechts een toverachtige,

lichtgroene weerschijn als overgang, stond de

nacht, fluweeldonker, gelijk de zwarte vlag van

een boot, die men nog niet zien mocht, maar die

reeds dichtbij kon wezen en waarin Isolde, blank

en gulden tegen de mast gedrukt, Tristan halen

kwam…

Ledoux en Schelling hadden rechtsomkeert

gemaakt en gedrieën liepen ze nu terug. Het

duurde nog een poos voor ze in de grijze

maannevel de gestaltes van Wiesje en Lauwerijk

weer op zagen doemen, die langzaam een

golfbreker verlieten waarop ze de hele tijd

gebleven moesten zijn.

Schelling scheen het met Ledoux over hen te

hebben gehad. Hij zei alleen nog in een

sidderende opwelling van warme, deernisvolle

oprechtheid:

- Heus, ik vind het zo verdómd beroerd voor

dat kind! Maar ja…

Page 48: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

48

Ze klommen de boulevard terug op, Wiesje

aan de arm van Didier.

- Moet ik me opnieuw voorstellen? vroeg ze

stilletjes.

- Nee, antwoordde hij, je bent niet van me

weg geweest. Weet je waar ik naar uitgekeken

heb? Naar het schip met het zwarte zeil van

Tristan en Isolde. Ik was nog een kind toen ik

zo voor het laatst heb gedaan, geloof ik. En dat

het nu weer heeft gekund, moeilijker en dus

dieper en feller, dát is het wonderbare geschenk

waarvoor ik je jeugd, Alwina, een dank uit de

eeuwigheid der ziel weet.

Daarop sprak zij, lieflijk schuchter:

- Jij bent ook niet van me heen geweest, en

ze ontsloot even haar hand in de zijne.

De schelp moest inderdaad haar vuist niet

hebben verlaten, want hij had de koesterende

warmte van haar lichaam.

- Vind je het niet jammer, ging ze door, dat

ik niet een even grote voor jou heb gevonden?

Nu… passen ze eigenlijk niet op elkaar.

- Toch wel, meende hij blijgeestig, een goed

vers sluit ook maar door de paring van een manlijk

over een vrouwelijk rijm, dank zij dat zangerige

verschilletje waardoor het kortste het sterkst

maar het zwakste het mooist is, zoals eens een

Frans dichter ongeveer heeft gezegd.

Page 49: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

49

- Kinderen, verkondschapte Lauwerijk, tegen

mogelijke verkoudheden is thans een warm bakje

zeemelk het gebodene!

Niemand vond daar iets op tegen.

- Maar de koeien? vroeg Ledoux, een

verweesde blik over het uitgestorven landschap

zendend.

Nergens viel inderdaad enig leven te bekennen.

De huizen staken als holle hoofden met

gegrendelde oogleden uit de grond; behalve het

geraas van de zee hoorde men alleen het piepen

en kraken van de wind, en er was geen ander

licht dan het witwazige van de maan en het rosse

der schaarse lantarens.

Onder de klop van Lauwerijk’s knokkel ging

echter een deur open waarachter hij bekend

bleek en waaruit de vrienden een strelende lucht

van warme welriekendheid en muziek

tegemoetkrulde. Didier vergat naar de naam van

het nachthuis te vragen en heeft hem nooit

gekend; maar de verfijnde stemming der

inrichting zou hem altijd bijblijven.

De twee vreemdelingen evenals Schelling

moesten hun persoonsbewijs afgeven om als lid

van de privéclub te worden ingeschreven. Wiesje

had het hare ook reeds tevoorschijn gehaald, en

dat kleine, onbehendige gebaar, waaruit bleek dat

ze dus toch nog niet alles van dat soort van

Page 50: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

50

zaken wist, met name niet dat dames deze

gelegenheden natuurlijk spoorloos bezoeken,

greep even Didier dankbaar aan.

Inderdaad, overwoog hij, zo was ook haar

zondigheid nog maar onschuld, roekeloze

onschuld, en lag precies daarin het werkzame

wonder van haar jeugd. ‘Maar já…!’ – met die

machteloze uitdrukking had straks Schelling

eveneens de noodlottige kring van alle menselijke

denken en leven moeten besluiten.

Ze zaten weer om een ronde tafel, in het

diepste gedeelte van de zaal, naast de dansvloer.

Er waren maar een halfdozijn bezoekers – mooie

heren en mannen met geld, benevens een paar

zwierige, glinsterend blonde dames, allemaal

een beetje overprikkeld – die bij de bar onder

elkaar lol stonden te maken.

Op elke tafel brandde een dikke witte waskaars

met een vlam als een reusachtige gouden traan.

Voor de rest was de overheersende kleur groen:

malachiet gordijnen, reseda fauteuils en canapés,

met een spaarzaam herhaald motief dat gelijk

wier roodbruin in die aquamarijne schemer dreef.

- De zee…, knikte Ledoux bewonderend en

op datzelfde ogenblik zette het strijkje La mer

van Charles Trénet in, het verrukkelijke wijsje

waarom Didier stiekem de maestro had gevraagd,

dadelijk bij hun binnenkomen.

Page 51: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

51

De jonge, statelijke kapelmeester stond nu

achter Didier’s stoel en zond, over diens schouder,

Alwina zijn hoog, gedoofd vioolspel toe. Wiesje

keek erkentelijk naar hen beiden, van de een naar

de ander, wiegde zangerig haar hoofd mee en

herhaalde de dichterlijke beelden:

- Ces grands oiseaux mouillés… ces toits

rouillés… la mer, bergère d’azur infinie!...

Toen het uit was, meende ieder het nog te

horen, maar het was het gedempte gesuis van de

echte zee, buiten.

- Ja, zei Wiesje en stopte de oren, maar het

is ook die muziek, dat liéd! en daarbij keek ze

alleen nog naar Didier, met grote, heerlijke ogen

waarin de gulden kaarsvlam nu als twee

glimlachende tranen scheen te beven.

- Ben je niet moe, Wies? vroeg Schelling.

- Nee, schudde ze ondanks haar verbleekte

kleur en een paarse schaduw onder haar blik.

- Je moet weten, verklapte Lauwerijk, dit is

nu al onze zevende nacht! Wiesje is jarig geweest

en, zo je ziet, het neemt maar geen eind. Ze wil

niet ouder en wijzer worden.

- Het is jouw schuld, Lauwerijk, viel Schelling

kameraadschappelijk uit; heb ik laatst niet een

kerstdicht van je gelezen, waarin zo iets werd

aangekondigd als ‘Ik wil vannacht niet slapen

Page 52: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

52

gaan’….? Je goede leerlinge volgt maar je slechte

voorbeeld.

- Ja, erkende lachend de dichter, dat is ook

waar.

Een aantrekkelijke serveerjuffrouw bracht de

ingeboekte persoonsbewijzen terug.

- Weet je wat, Wies? stelde Ledoux aardig

voor, ik heb een vriend bij het bevolkingsbureau

en laat je door hem een ‘kaart van eenzelvigheid’

toesturen!

De Hollandse vrienden hadden namelijk die

dubbelzinnige Belgische benaming voor

‘identiteitskaart’ bijzonder leuk gevonden.

- Ja, doe dat! lachte ze lonend met de anderen

mee maar stuurde tegelijk Didier een vlugge,

diepe blik toe, die langer en peinziger terugkeerde

toen een uitheemse vrouwenstem thans door de

luidspreker, met een heldhaftig zuids lamento,

een lied van Renunciación zong.

Na een paar glaasjes melk was een kunstmatig

rose Alwina’s konen weer mooi komen

verlevendigen en toen later nogmaals La mer

werd gespeeld, danste ze daarop met Ledoux.

Didier gunde het zijn maat van harte en haar

dankte hij in stilte: aan herhaling kunnen

renunciëren, betekent dat niet blijvende

vervulling met wat is geweest, en hadden zij

gisteren hún dans niet gehad?

Page 53: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

53

Weer zag Ledoux daarop, vanuit het snorrende

engelenbakje, de voorbijvliegende bomen als

omgehakt achteroverstorten in de duisternis.

Schelling had hen uitgenodigd op een laatste

melk in zijn flat te Voorburg, en niemand had

de kracht of het verlangen gehad daar iets op

tegen te vinden.

Lauwerijk en Alwina waren het er niet over

eens, of een vers dat de eerste had aangehaald,

van Wachterberg of Braafjes was. Schelling begon

de Voetreis naar Groenland op te zeggen, Ledoux

bladerde in gedachte de Cryptogamen door, maar

Didier hield alleen Wiesje’s klamme hand vast,

telde haar vingers op en trok van de glibberige

zwarte asfaltweg, dat dit geluk zou duren, telkens

een rosse lantaarn af.

Het was een fijne flat, die van Schelling in

Voorburg, klein zoals alle kostbare zaken.

- Ja, knikte Didier bewonderend met de anderen

mee, maar hij vocht tevergeefs tegen een

ongeneeslijke triestheid.

In het bibelotachtige kamertje waarin ze zaten,

waren drie ramen die alle zwart op de nacht

uitzagen en waarin zo pas een internationale

trein ratelend en vuursproeiend voorbij was

geflitst.

- Bij gelegenheid, zei hij zacht tot Schelling,

moest je hier ook nog zeegroene gordijnen laten

Page 54: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

54

aanbrengen. Heb je er al aan gedacht dat de

wortel van het woord ‘geheim’ heim is, huis?

Een huis moet altijd een beetje een geheim zijn

of kunnen worden!

Maar Schelling smeerde sneetjes brood,

Lauwerijk trok een kruik bols open, Ledoux was

naar het toilet – alleen Alwina had geluisterd en

knikte geestverwant. De kaas en de melk deden

allen echter weer eendrachtelijker opleven.

Ze zaten, diep achterover in de fauteuils, om

hun laatste ronde tafel; alles was van hetzelfde

kleine kunstformaat als de flat. De sigaretten

waren op, maar gelukkig bezat Schelling nog

pijptabak en Lauwerijk vloeitjes. Terwijl de

anderen weer versregels gingen inruilen, begon

Didier voor iedereen sigaretten te rollen, behalve

dan voor Lauwerijk.

- Ik kan het zelf wel, had die nogal kort gezegd.

Alwina nam steeds deel aan het gesprek, maar

voortdurend voelde Didier haar ogen ook op

hem rusten, met een starre, smartelijke, volmaakt

éénzame blik, die hij af en toe stom

beantwoordde.

Mevrouw Schelling was opgestaan, een kleine

persoon die doordringend maar vriendelijk keek,

zodat niemand eigenlijk begreep – maar wie kan

dat voor een ander? – waarom Schelling,

Page 55: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

55

toch ook een beste kerel, het slechts kwaadschiks

met haar wist te vinden, zoals hij nog de vorige

avond in Diligence had laten verstaan.

Alwina kreeg van haar een klosje garen,

vlocht een paar draden in elkaar tot een

eenvoudig snoer, waaraan ze haar schelp om haar

hals hing. Lauwerijk bleek het kalken hartje voor

het eerst te zien te krijgen, en het sieraad slechts

matig te bewonderen.

Over hun knieën deed nu een kleine reeks

mooie uitgaven de ronde: een aandenken van

Schelling voor elk van hen; ieder moest er iets

voor de anderen inschrijven. In Didier’s boek

had Wiesje heel spontaan gezet ‘Mag ik me even

voorstellen?’ en haar naam, maar met de schone,

scherpe lettertjes van een langzame hand.

In het hare las hij een kwatrijn van Lauwerijk:

dat, gelijk papier pas schoon wordt door de inkt,

de mens alleen uit nacht de zin van het leven

drinkt; daarop volgde deze schrille zin van

Schelling: ‘Laat je niet ‘kelderen’, Wies!’, kwansuis

een grapje op haar bedreigde antiquariaatskelder;

en een zelfde welmenende toespeling van Ledoux,

naar aanleiding van haar Theseus: ‘Ariadne, let op

uw draad!’

Eronder schreef Didier alleen: ‘Lieve, broze,

snijdende schelp’. Maar toen de fles bols weer

een paar keer om was gegaan, vroeg hij haar

Page 56: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

56

onopgemerkt het boek terug, en tekende er

haastig nog deze doffe regels in op, inderdaad als

lood zwaar en murw in elkaar gekneed: ‘Ik had je

gaarne doodgeschoten / dat was de droom van

eens mijn jeugd / maar dáárdoor reeds, nogmaals

dat grote / zelf dood, was ik té schone vreugd / al

blijf ik nog zo lang verdroten’.

- Vergeef me, fluisterde hij haar toe voor ze

uit de kamer liep om op de gang te lezen wat hij

geschreven had en het boek weg te bergen.

Schelling vertelde iets van zijn zoontje.

Lauwerijk wreef dodelijk vermoeid over zijn

gezicht.

- Wiesje is ook dol op kinderen, liet hij zich

gedachteloos ontvallen.

- O, dan zal ik haar onze jongen eens laten

zien, wipte mevrouw Schelling bereidwillig

overeind.

Didier verliet ook het vertrek. Alle kamers

kwamen op de gang uit. Door een open deur

hoorde hij Wies met hun gastvrouw opgewekt

lispelen. Zwijgend ging hij achter hen staan en

keek over hun schouder naar een leuke spruit die

glimlachend zijn ogen dichtkneep en zich in de

wol omdraaide. Op de tenen liepen ze weer

heen. Wiesje en Didier bleven even alleen op de

gang.

- Waar is je schelp? vroeg hij plotseling

toen hij haar blote hals opmerkte.

Page 57: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

57

Ze stond hem met een kleur van blijde

heimelijkheid aan te zien.

- Veilig, fluisterde ze toen, voel! en trok zijn

arm naar zich toe en bracht zijn hand in de

uitsnijding van haar jurk.

Zijn vingers verzonken in de lauwe weelde

van haar boezem en vonden daar, tussen haar

hart, lichtjes met zweetpareltjes bedauwd, hun

schelp. Wegglijden kon die niet, want de

roodgelakte ceintuur van haar rok zat zo hoog en

strak om haar middel gesnoerd, dat hij hem in

haar vlees voelde snijden.

- Dank je, dank je! zoende hij haar van

levenssap overvloeiende lippen.

- Ons huisje van ge-heim! jubelde ze gesmoord.

- Wanneer heb je hem daar gestoken? wilde hij

nog weten.

- Toen ik je regels gelezen had; dat is mijn,

doel-wit toilet voor als er ooit een schot valt.

- Dank je, herhaalde hij donker murmelend

thans; dat, die doodskreet van het schone, was

mijn bekentenis, Alwina, in ruil voor wat jij me

hebt toevertrouwd, en, je hebt mij dus ook niet

belachelijk, noch krankzinnig gevonden!... Ach

Wiesje, er is heus niets anders, het zwarte zeil

van Tristan en Isolde’s boot, of… dié steek onder

je hart! eindigde hij ruw, met een ruk van zijn

hoofd in de richting der kinderkamer.

Page 58: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

58

- God, zwijg!! smeekte Alwina en vluchtte

letterlijk de salon terug in.

Didier spreidde rillend de hand open die hun

ge-heim had bezocht. Op zijn palm lag het

losgerukte halssnoertje van garen, waaraan nog

een lang gouden haar kleefde; zorgvuldig vouwde

hij beide in zijn pochet weg.

De kruik bols werd tot op de laatste druppel

leeggelikt. Lauwerijk was ook naar het toilet

geweest.

- Fraaie badkamer! prees hij.

Maar Schelling zei dat er nog een bidet moest

komen. Wiesje bleek het woord niet te kennen,

wel de zaak toen Ledoux het haar wilde uitleggen.

- O ja, knikte ze alleen.

- Juist, voegde Didier er ten overvloede wreed

aan toe, dat badkuipje waarin dagelijks duizenden

engeltjes over de hele beschaafde wereld

verdronken worden.

Wiesje beloonde of strafte hem met de blik

van een in haar buik getroffen wijfje.

Het ging dageraad worden en straks moest

Schelling naar zijn zaak. Ledoux stelde voor dat

ze allen samen ontbijt zouden gebruiken in

Terminus. Mevrouw Schelling opperde geen

bezwaren, voor haar man; straks had zij de

jongen, glimlachte ze doordringend.

Page 59: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

59

Toen ze door de gang liepen, keek Wiesje

nog eens naar de deur van het kamertje, en op

de trap prevelde ze toonloos tot Didier:

- Als je later in je werk ooit weer van Tristan’s

zwarte vlag spreekt, vergeet dan ook het andere

niet – de steek onder Isolde’s hart.

- Ja, gruwelde hij tegen de ochtend buiten.

Schelling kan zijn engelenbakje maar niet

meer aan de gang krijgen. Ze namen de trem,

die volzat met uitgeslapen en geschoren mensen,

ordelijk op weg naar hun dagtaak. Bij een

volgende halte vonden ook de vrienden een zitje,

behalve Didier. Maar Wies verplichtte hem haar

plaats te aanvaarden en kroop zelf op zijn schoot.

Het was een schemerig hoekje waarin ze zaten,

nogal ver van de lamp af. Toch keken vanzelf de

mensen naar hen, een beetje spottend en een

beetje afkeurend; maar er was ook nog wel iets

anders in hun blik, wat Didier dankbaar stemde en

het hem makkelijker maakte ze gauw te vergeten.

- Wiesje, fluisterde hij en zijn stem lilde, laten

we hier óns afscheid van elkaar nemen, met de

enkele woorden die ons nog overschieten, in deze

wegraderende laatste statie van onze passiegang.

Want een Terminus telt niet meer mee; dat is het

begin van het niets.

Page 60: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

60

Ik heb je niets meer te vragen, Alwina, je

hebt me alles gegeven. Want als het in elk geval

mijn passiegang geweest is, kon dat alleen door

jou, door jouw wonder.

Dichters spreken graag van droomgestaltes,

maar dat is bijna altijd een literair cliché. In mijn

leven heb ik echter, op mijn eer, een paar keer

in mijn slaap een mens gezien, telkens dezelfde,

helemaal zoals een tastbaar, sterflijk wezen en

volslagen gewoon. Iemand die ik nooit had

ontmoet en die me sterker dan alle levende

bekenden heeft aangegrepen.

Tussen ons is niets gebeurd dan de inwisseling

van een vertederende glimlach, als vanuit de

eeuwigheid, een vochtig warme handdruk, en

het steunen van een arm in een arm, zwaar van

innigheid. Zij hield van mij en ik van haar – het

was precies hetzelfde en het kon niet anders.

En zesendertig uur achter elkaar heb ik haar

thans, trek voor trek, in jou herkend, Wiesje.

Dit is geen dichterlijke smoes, ik zweer het je,

maar wreedaardige schone werkelijkheid. Ik

dank je, Alwina, dat ik nog in dit leven heel

even dat raadselachtige wezen buiten mij zal

hebben mogen aanschouwen en aanraken. Laat

ik het dan ook één keer mogen uitspreken, Wies,

vóór alles verzwindt, tot haar die jij bent: ik

heb je lief…

Page 61: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

61

- Ik ook, ik ook!! was alles wat ze ijlend

uitbrengen kon.

Blindelings zocht haar witte gelaat het zijne

en met krampachtig gesperde kaken gaven ze

elkaar een zoen die in hun mond als een

doodssnik echode.

Zwijgend liet Lauwerijk haar voor het laatst

naast Didier zitten bij het ontbijt in Terminus.

Er brandde een kleurige lamp op tafel, bij het

begin van de maaltijd; aan het eind scheen de

zon door de ramen – het was immers een

lenteachtige januarimaand, die van dat jaar. Een

uur was verlopen; ze had vertraagd, het

gezamenlijke gesprek voortgezet, maar Didier zou

zich nooit herinneren waarover.

Daarna stonden ze met zijn vijven in de

kleerkamer. De trein naar België ging maar

over een paar uur; Schelling moest naar kantoor,

en Lauwerijk en Wiesje naar hun hotelletje, eisten

de Vlamingen.

Didier hielp Alwina. Toen hij haar mantel in de

hand had, herinnerde hij zich dat die ook met

de binnenkant naar buiten kon worden gedragen.

Je mocht kiezen, groen of zwart.

- Groen, sprak hij en keerde hem zo, dat is

de jeugd, de hoop, het leven… en de zee.

- Nee, vloog ze smartelijk uit, zwárt, dat is

nacht, inkt en rouw! en trok hem aldus aan.

Page 62: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

62

Hij liep mee tot op het trottoir. Zwaar vertrok

Lauwerijk zijn opgezwollen gezicht tot een laatste

beminnelijke lach; het leek een geeuw, waarbij je

heel even alleen het wit van zijn ogen zag. In

Schelling’s glinsterende brilleglazen was het

ontblote zieleweefsel schuilgegaan achter de

levendige weerspiegeling van het straatverkeer.

- Wiesje Meesp ben ik, zei Alwina met een

dun stemmetje en een lachje dat twee blauwe

groeven in haar lijkkleurige wangen sneed.

Maar haar ogen waren de trouwe gebleven,

en hoe verwelkt ook, ze leek niét, nog lang niet,

op het ouwelijke portret in de Spuistraat.

- En dat was Didier, Didier Leduc, antwoordde

hij meewarig, even nijgend, en drukte haar nog

alleen de hand.

Ze liepen, keken om en wuifden, vele keren.

Didier vond het zelf vermoeiend voor hen, maar

hij kon niet weg en bleef ze naogen, tot ze met

hun hoge rug en schutterige stap onder de drukke

voorbijgangers verdwenen waren – Wiesje, in

haar zwarte mantel, onder de ochtendzon!

Toen keek hij nog even naar de hemel boven

de huizen, de kant van de zee uit, waar de lucht

zo licht scheen.

In de trein zaten Ledoux en Didier, ofschoon

de coupé leeg was, niet over maar uit elkaar, elk

bij een raampje, en deden of ze naar buiten

Page 63: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

63

staarden of dommelden. Maar ze sliepen noch

sluimerden. Hun hoofd was als een wulk, waarin

alsmaar de branding ruiste.

En wanneer de een de ander erop betrapte dat

hij had zitten neuriën, keerden ze met een

blozende lach het hoofd naar elkaar en bekenden:

- La mer…

Thuis verwonderde men zich op verscheiden

wijze over hun loden slaap; zo werd Didier

’s ochtends gezegd, dat hij in bed had gelegen

met de uitdrukking van een overledene.

Maar, wat een mirakel van ieder ogenblik het

ook vormt dát een mens nog leeft, in de taaiheid

van de dood ligt het radeloze wonder.

Didier leefde nog steeds; gedurende al die

vele jaren sinds dat verre jeugdavontuur was hij

voort blijven leven en sterven, de lijn van zijn

lot langs, waarvan hij toén reeds duidelijk de lus

op de borst had gekregen.

Meer en meer had een ongeneeslijke

vermoeidheid hem in hemzelf ingebouwd tot een

automaat naar binnen als naar buiten. Hij had

de strikt noodzakelijke handelingen des levens

verricht, zonder er deel aan te nemen, gegeten

zoals hij de groet der mensen had beantwoord,

en gearbeid gelijk hij zich ’s avonds te ruste gelegd

had.

Page 64: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

64

Zijn eigen werk, de droom van zijn bestaan,

had al zijn geestdrift verslonden; het lag als een

sfinx die hem het verschiet versperde, en hij

was, met het koppige geduld der volslagen

vertwijfelden, het monster blijven voeren en

zichzelf uithollen, tot een van hen beiden het

eerst zou barsten of in elkaar storten.

Tot hij op een middag in januari onder zijn

post een pakketje had gevonden, niet groter dan

een lucifersdoosje. Hij had er verstrooid mee in

de hand gezeten, zonder zich af te vragen of hij

dat schrift reeds ooit vroeger had gezien. De

afzender was het Brusselse derderangshotel

Sagrado, over het station, op de boulevard.

Wanneer hij naar de hoofdstad moest, ging

hij er altijd koffie drinken in het café, al sinds

meer dan een kwarteeuw. Misschien had hij daar

laatst iets laten liggen, wat ze hem nu maar

opstuurden – ze kenden hem immers wel –

aangezien hij reeds in weken niet meer uit stad

was geweest.

Toen hij alles opengemaakt had, begreep hij

eerst niet, maar geleidelijk voltrok zich de

herkenning: de schelp die hij eens in

Scheveningen, tijdens een ongewone nacht, van

het strand had opgeraapt en aan een Wiesje

Meesp geschonken…

Lang en roerloos was hij voor zijn schrijftafel

Page 65: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

65

blijven zitten, starend naar het stomme kalken

hartje, en ten slotte ging hij ook begrijpen. Uit

een la had hij, onder oude dingen uit, een ander

doosje gekregen en door de regen was hij naar

het station gelopen, op zijn doorgezeten benen,

om er te wachten tot de eerste trein kwam.

En hier stond hij thans voor het

derderangshotel, op het trottoir in de regen, met

de vurige reclamenacht van de hoofdstad flitsend

om hem heen: Beka, le supermatalas… Macaroni

Toselli… Toujours Confiture Materne!...

Auto’s en trems reden voorbij; de bomen van

de boulevard tekenden zich spichtig en glibberig

af tegen de rosse gloed boven het station aan de

overzij; locomotieven huilden.

Het rampzalige wonder was geschied: het

onherkenbare had hij herkend, door een stuk

schoongewiste waasruit en een gordijnkier, niet

als een vervreselijking van dat ouwelijke portret in

de Spuistraat, wat het geworden was, maar dóór

de plotselinge zelfverbrijzeling van dat beeld

heen, als het oorspronkelijke, lichtende

jeugdgezicht.

Hij kon het nauwelijks geloven, en dat de

hartverscheurende terugblik nóg maar steeds

aanhield.

Een kelner kwam uit het café, een flinke

blonde jongen die, zonder regenjas om de

Page 66: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

66

schouders, haastig de sigarenwinkel binnenliep,

enkele huizen verder. Leduc kende hem niet;

voorzeker een nieuwe hulp, uitgestuurd door een

klant. Toen hij terugkwam, duwde Didier hem

aarzelig eerst een bankje en daarna een pakje in

de hand.

- Voor de dame met de grijze trui, stamelde

hij en wees hem haar door de ruit.

- Graag, meneer, glimlachte de jongeman

vriendelijk, en hoef ik niets te zeggen?

Maar Leduc, die soms urenlang op papier

aan een zin wroette, wat kón hij op die uiterste

levensvraag antwoorden? Hij zweeg,

schuddebollend onder de tuimel van zijn stramme

gedachten.

- Afgesproken, meneer, en de kelner was al

terug binnen.

Met sidderende kop volgde Leduc hem door

de ruit. Een mooie blonde jongen, die zijn zoon

had kunnen wezen… hún zoon! Was dát de

betekenis van de vreemde glimlach waarmee zij

de kelner op zich zag afkomen, nog voor ze had

bemerkt dat hij haar het antwoord op haar

wachten bracht? Had zij ook nog eens heel even

aan de steek onder Isolde’s hart gedacht?

Ze zat nu met het etui in haar handen; de

glimlach was verdwenen en de verf scheen van

haar gezicht te brokkelen. Traag hief ze het

Page 67: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

67

halskettinkje op, en daar, aan haar bevende

rimpelvingers, bengelde hij, fonkelend, in goud

bewaard, de kleine schelp die Wiesje hém eens

had geschonken.

Ze bleef ernaar kijken, met witte banden onder

de ogen, de slapen opzettend, violet. Toen balde

ze alles in haar vuist weg en liet het hoofd met

een schok vooroverknikken.

- God, God! laat me nu doodgaan!! stond Leduc

als een kind tegen de ruit te krijten.

Hij kon niet horen, hij kon niet eens zien,

hoe zij tegelijk hetzelfde snikte, achter de hand

waarop ze haar mond geperst hield.

Maar plotseling gulpte uit het radiotoestel,

tot buiten verneembaar, steeds voller en

meeslepender aanzwellend, een zangerig

wiegelend oud wijsje:

- … la mer, bergère d’azur infinie…

De zee, die ook met scherven van schelpen

speelt.

Winter, begin 1949

Page 68: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

68

Page 69: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

69

2. VARIANTENAPPARAAT

Page 70: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

70

Synoptisch variantenapparaat

Overlevering M1: handschrift, verbeterd in één/twee/drie la(a)g(en)

M2: typoscript, tekst voor De Vlaamse Gids, verbeterd in één laag

P1: drukproef, tekst voor De Vlaamse Gids, verbeterd in één laag

T: tekst, verschenen in tijdschrift De Vlaamse Gids

D1: druk, verschenen in Met Dertien aan Tafel, p.251-282

Dm: handschriftelijke aantekeningen, aangebracht op tekst in Met Dertien aan

Tafel, p. 251-282

P2: drukproef, tekst voor individuele uitgave als Marnixpocket bij Manteau

D2: individuele uitgave als Marnixpocket bij Manteau

Datering Daisne schreef Twee schelpen tussen 18 en 25 januari 1949. In datzelfde jaar

verscheen het werk voor het eerst in De Vlaamse Gids. In 1950 werd Twee schelpen

gepubliceerd in de verhalenbundel Met dertien aan tafel. In 1967 verscheen het de laatste keer

(en met enkele wijzigingen) als Marnixpocket bij Manteau. (zie punt 3.2 voor verdere uitleg)

Varianten en correcties

M1 a: grondlaag, blauwe inkt2 b/c/d: correcties met blauwe inkt

M2 a: grondlaag, getikte tekst b: correcties, getikt

P1 a: grondlaag, getikte tekst b: correcties, aangebracht met zwarte balpen

T

D1

Dm a: grondlaag, blauwe balpen b: correcties met blauwe inkt

P2

D2

2 Vooral naar het einde toe lijkt de inkt steeds zwarter.

Page 71: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

71

TITEL. M1 Twee Schelpen – Een verhaal door Johan Daisne M2 TWEE SCHELPEN Een verhaal door Johan Daisne P1-Dm TWEE SCHELPEN P2D2 Twee schelpen [Het verhaal van Didier Leduc]

1. M1M2 Leduc boog het hoofd – het was zo zwaar dat

P1T LEDUC | | D1Dm Leduc | | P2D2 LEDUC BOOG| |

2. M1-D1 zijn hals er van klopte – en keek bij een der

Dm | |ervan| | P2D2 | |van de3

3. M1-D1 beregende spiegelramen naar binnen. Iemand, Dm-D2 | |spiegelruiten| |°

4. M1-D1 die even te voren naar buiten moest hebben

Dm-D2 | |tevoren| | 5. M1 geblikt, had er van een plekje ruit de wasem

M2-D1 getuurd,| |het waas Dm-D2 | | | |

6. M1-D2 weggewist en de gordijntjes niet weer helemaal 7. M1-D2 dichtgetrokken. 8. M1 Er waren vrij veel mensen. Leduc kon slechts

M2-D2 | |zaten| |

9. M1-D2 een gedeelte van het lokaal afzien, en ook in zijn 10. M1-D2 ogen begon het thans te kloppen, terwijl ze van 11. M1-D2 het ene naar het andere tafeltje schoten. Maar 12. M1 toen bleven ze stilstaan, zichzelve schroeiend, en

M2-D2 | |zichzelf| |

13. M1-D2 hoorde hij het zagen van zijn eigen adem niet 14. M1-D2 meer. 15. M1-D2 Het gevreesde, het onmogelijke was gebeurd: 3 De variant ‘van de’ is reeds aangebracht in M

3. (zie punt 3.2.7)

Page 72: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

72

16. M1-D1 hij had aanstonds herkend, wat onherkenbaar was Dm-D2 | |dadelijk| |°| |

17. M1-D2 geworden. En hij bleef kijken, borend, gravend, 18. M1-D1 en wat in de loop der vele voorbije jaren

Dm-D2 | |van de| |

19. M1-D1 al gauw niet meer had gekund, geschiedde Dm-D2 reeds spoedig | |

20. M1-D2 nu, bij de aanblik van de tegenhanger zijner 21. M1 eigen verstening: het rotsige graf van de tijd

M2-D2 | |de| |groeve| |

22. M1-D2 barstte open, de lagen der jaren scheurden 23. M1-D1 uiteen, en grint en as, klei en modder stroomden

Dm-D2 | |grind| |

24. M1 -D2 weg, van weer het lichtende jeugdgezicht. 25. M1 Mag ik me even voorstellen ?! …

M2a | | b – [ ]

P1-Dm | |

P2D2 °| |

26. M1a Dat was het begin en het eind geweest, b [ ] de aanvang [ ] afscheid [ ]

M2-D2 | |

27. M1-D1 het zingende leidmotief van driemaal twaalf uren Dm-D2 | |uur

28. M1 maar, doch die eens hadden volstaan om, bij de dartele

M2-D2 | | | | 29. M1-D2 lach der ogen, een lied van tranen te voegen, 30. M1-D2 dat langs de keelwand beeft. Ofschoon in de 31. M1a uren daarvoor , die nog niet meetelden, al een b enkele [ ] reeds [ ] c [ ]

M2-D2 | |daarvóór| |

Page 73: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

73

32. M1a eerste, vreemde begroeting gekomen was. b andere, huiverige [ ] tot hem [ ] c eerste, [ ]

M2-D2 | | | had gelegen.

33. M1-D1 Ondanks de lenteachtige Januarimaand van Dm-D2 | |januarimaand| |

34. M1a dat jaar, had er heel even een doordringende b [ ] verre [ ]

M2-T | | | | D1 | | Dm-D2 | |doordringende

35. M1a wind langs het station gewaaid, toen, kort na b [ ] zij, [ ]

M2-Dm | |°| | P2D2 | | ze4 | |

36. M1a de middag, Baudoux en Didier in Den Haag arriveerden. Didier b [ ] [ ]

M2-D1 | |°| | Dm-D2 | |Leduc

37. M1-D1 had iets gezegd van het vlakke

Dm-D2 | |gemopperd over dat vlakke kale

38. M1 Holland, en zijn flanellen das dichter gestopt, M2-D2 | |°| |

39. M1M2 maar Baudoux had de zee genoemd, en ze waren

P1-D2 | |Ledoux| |

40. M1-D2 beiden enkele ogenblikken op het trottoir blijven 41. M1-D2 staan, starend naar de lichtere lucht boven de 42. M1-D2 huizen, die kant uit. 43. M1-D2 In Terminus daarentegen was het broeierig 44. M1-D2 geweest. Ze hadden koffie gedronken in de 45. M1a lichte hoek van het café, bij de ramen. In de b heldere [ ]

M2-D2 | |

4 De variant ‘ze’ is reeds aangebracht in M

3.

Page 74: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

74

46. M1a andere gedeelten brandde een duistere oranje b [ ] brandden [ ]

M2 | | P1T | |oranje- D1 | |oranje Dm-D2 | |gedeeltes| |schemerige| |

47. M1a lamp, maar hier scheen door de gehaakte b lampen, [ ]

M2-D2 | |,| |

48. M1 gordijnen de zon naar binnen. M2-D2 | |,| |

49. M1a Het ene was al zo triest echt als het b [ ] , [ ]

M2-D1 | |maakte al zulk een triest echte | Dm-D2 | | zo’n | |

50. M1a andere triest kunstmatig. Didier b [ ] jammerlijk [ ]

M2-D2 andere een jammerlijk kunstmatige indruk. | | 51. M1 had er de ogen voor dichtgeknepen en de

M2-D1 | |,| | Dm-D2 | | | |ervoor| |

52. M1a vermoeidheid, die hem toen al bewoonde, en de altijd gevoede slaap, liet b [ ] en de altijd gevoelde slaap, die hem toen al bewoonde, [ ] c vermoeidheid, die hem toen al bewoonde, liet

M2-D2 | |

53. M1a hem even in de gevoelloosheid wegduizelen. b [ ] [ ]

M2-D2 | | 54.5 M1M2 Baudoux was naar de telefoonkamer, om de

P1-D1 Ledoux | | Dm-D2 | |telefooncel| |

55. M1a organisators van de tentoonstelling van hun aankomst b [ ] der [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |te verwittigen

5 Vanaf de drukproef voor de tekst van de Vlaamse Gids (P

1) wordt ‘Baudoux’ vervangen door ‘Ledoux’.

Page 75: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

75

56. M1-D1 te verwittigen. Dm-D2 van hun aankomst.

57. M1 Maar aan het tafeltje achter Didier zaten twee dames

M2a | |achter| | b [ ] aan [ ]

P1-D1 | | Dm-D2 Aan | |

58. M1-D2 zo opgewonden vertrouwelijk tot elkaar te 59. M1 doen, dat hij wel luisteren moest naar hun

M2-D2 | |,| |

60. M1a ergerlijk Haags accent, naar hun klokkerige b [ ] Engels of [ ] [ ]

M2a | |Engelse of Haagse tongval,| | b [ ] tongslag, [ ]

P1-D1 | | Dm-D2 | |accent, | | klokkende

61. M1-D2 lachjes en het mondaine geklets, over een bal en 62. M1 heren en een hele tactiek ten opzichte van

M2-D1 | |krijgskunst ten overstaan van Dm-D2 | |opzichte| |

63. M1 attenties.

M2-D2 oplettendheden.

64. M1 Toen Didier even omkeek zag hij twee zware M2-D2 | |hij vluchtig| |,| |taaie

65. M1 tantes in bontjassen, met schuine hoedjes en M2-D2 | |hongkonghoedjes| |

66. M1 bloeddorstig geschilderde nagels die, M2-D1 emaillietnagels, als vers uit een bloedbad, die, Dm-D2 | |°| |

67. M1a met de ellebogen naast hun koffiekopje b [ ] koffieservies gesteund,

M2-D1 | | Dm-D2 sigaretten rookten, de ellebogen steunend naast

Page 76: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

76

68. M1-D1 sigaretten rookten.

Dma hun koffieservies. b [ ] theeservies.

P2D2 | |

69. M1-D2 Daarop hadden de twee vrienden zich naar 70. M1 de tentoonstelling in het gemeentemuseum laten rijden. Het was toen

M2-D2 | |

71. M1a gelukkig al donker geworden en regende b [ ] het [ ]

M2-D2 | |

72. M1a stilletjes. De taxi stopte voor een geel gebouw, b [ ] , nieuwerwets

M2-D2 | |

73. M1a erg nieuwerwets, met vierkante vijvertjes b gebouw, [ ] zwembassins

M2-D1 | | Dm-D2 | |vierkant zwembassin

74. M1-D2 aan weerszijden van de ingang. 75. M1a In het paviljoen was een tafel gedekt b [ ] mooie [ ]

M2-D2 | |

76. M1 voor de autoriteiten en de vreemde M2-D2 | |overheidspersonen| |

77. M1-D2 gasten, en daar, in afwachting van het 78. M1M2 voorgerecht, dronken Baudoux en Didier de eerste

P1-D1 | |Ledoux | | Dm-D2 | |een| | 79. M1-D2 borrel. Bij het klinken ontmoetten hun ogen 80. M1-D2 elkaar, met een vage glimlach van: wat zal het 81. M1-D1 worden, en zàl het iets worden?

Dm-D2 | |zál| |

82. M1 Na de eerste gang sprak de wethouder een aardig M2-D2 | | soep | |

Page 77: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

77

83. M1 woord uit op de kunst en de kunstenaars en op de M2-D2 | |, over kunsten en kunstenaars | |

84. M1 liefde tussen Noord en Zuid. Baudoux antwoordde

M2-D2 | |Ledoux| |

85. M1 met een geestig anagram: dichters van nabij, M2-D2 | |prettig| |

86. M1a dromen van bijna. Als dessert was er een bijbel b dromers [ ]

M2-T dromen | | D1-D2 dromers | |

87. M1a van een boek, met goudsuikerbeslag. Iemand b [ ] chocola, [ ]

M2-D2 | |

88. M1a prevelde de eerste woorden van Genesis terwijl de vrouw van b [ ] een vers uit [ ]

M2-D2 | |

89. M1-D2 de wethouder het deksel ophief: 90. M1a En God zag alles wat hij geschapen had en zie, b [ ] Hij [ ] , [ ]

M2-D1 | |al| |gemaakt| |ziet, Dm-D2 –| |

91. M1 het was heel goed … M2-D1 | |zeer| |. Dm-D2 | |!...

92. M1 Inderdaad, niets dan slagroom en M2-T | |geklopte room| | D1 | |schijven Dm-D2 | |slagroom| |

93.6 M1 ananas.

M2-D2 | |Toen was het avond geweest, en de nacht

94. M2-D2 zou volgen.

6 De zin uit regel 93 en 94 ‘Toen was het avond geweest, en de nacht zou volgen’ is er pas vanaf M

2.

Page 78: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

78

95. M1a De plechtige opening van de tentoonstelling zou plaats b De tentoonstelling zou geopend

M2-D1 | |plechtig| | Dm-D2 | |worden

96. M1a hebben na een programma van spreekbeurten b worden aan het eind van een reeks [ ]

M2-D1 | |redevoeringen, Dm-D2 geopend na | | toespraken,

97. M1a en voordracht, te houden in het hoorzaaltje van het b opgeluisterd met voordracht, in het gehoorzaaltje van het

M2-D2 | | 98. M1-D2 museum. 99. M1-D1 Het publiek kwam in zulken getale op, dat de

Dm-D2 | |zo groten| |°| |

100. M1M2 organisatoren, niet zonder een electrisch schokje, P1a | |°| |

b [ ] , [ ] T-D2 | |

101. M1-D2 de luidsprekers in de wandelgangen moesten 102. M1a inschakelen. Die nooduitbreiding liet ten minste b [ ] stond echter

M2-D2 | | 103. M1-D1 enkele echtgenoten van uitgevers toe, haar

Dm-D2 de echtgenote van enkele | |

104. M1-D2 toiletten ten voeten uit te laten benijden. 105. M1a Baudoux meende dadelijk een bleke dame in het zwart , van een portret in b [ ] [ ] M2 | |

P1-D2 Ledoux | | 106. M1a een tijdschrift, als b [ ] een bleke dame in het zwart, [ ]

M2-D2 | |°| |

107. M1-D2 de schrijfster van een onregelmatig boek te

Page 79: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

79

108. M1a herkennen. Dat kwam uit, Ina Metelino’s beloonde b [ ] Metelino [ ]

M2-Dm | |.| | P2D2 | |Mytilini| |

109. M1-D2 hem met een glimlach van haar verstandige 110. M1a ogen, die zacht stonden in het scherp b [ ] heel goedig [ ]

M2-D2 | |

111. M1a getekende aangezicht. We werden b [ ] gezicht. De vrienden [ ]

M2-D2 | |

112. M1a aan haar voorgesteld door de dichter Lauwerijk, de enige b [ ]

M2-D2 | |

113. M1-D1 die zij intiem en sinds lang kenden. Dm-D2 | |ze| |

114. M1 Zij hadden elkaar echter al geruime tijd niet M2-D1 | |evenwel| | Dm-D2 Ze| |

115. M1a meer ontmoet. Hij was nog in persoon b [ ] leek [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |Lauwerijk| | | |

116. M1a toegenomen, ofschoon hij steeds een mooi b te zijn toegenomen, ] ]

M2-D1 | |mooie Dm-D2 | |nog| |

117. M1M2 man was, met een innemende glimlach. De lijvige P1a | | innemend| |

b [ ] innemende [ ] T-D2 | |

118. M1-D2 schouders gaven alleen iets gebogens aan zijn rug, 119. M1a wat beantwoordde aan een vermoeide b wat scheen bevestigd te worden door c dat bevestigd werd door een vermoeide

M2-D2 | |

Page 80: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

80

120. M1a uitdrukking der ogen. En zijn uitstaand b vernauwing der oogspleten. [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |van de| |uitstaande

121. M1 kroeshaar was thans zover naar achteren gerukt, dat M2-D2 | |achteruitgeweken, | |

122. M1-T het helemaal ging lijken naar het gevleugelde hoofd D1-D2 | |op| |

123. M1-D2 van Hermes. 124. M1a Door Lauwerijk werd ook een dartel kind b Lauwerijk stelde [ ]

M2-D2 | |presenteerde | |,

125. M1a voorgesteld, waarschijnlijk een der laatste ontdekking van deze b voor, vermoedelijk de jongste ontmoeting [ ]

M2-D2 | |die

126. M1 ijlbode der goden. M2-D2 gelukkige renbode| |

127. M1a In de rij der redevoering had een ander, ouder b [ ] redevoeringen [ ]

M2-D1 | | spreekbeurten| | | | Dm-D2 | |reeks| |

128. M1a dichter nogmaals over de mythologie. Hij b [ ] het [ ]

M2a | |ook| |hemeltelgen.| | b [ ] precies [ ]

P1a | | | | b [ ] precies [ ]

T-D2 | |

129. M1-D2 vertelde hoe hij, als zwakkelijk knaapje, telkens 130. M1-D2 zijn vacantie mocht doorbrengen op het buiten

131. M1 van een zeer gevierde dichteresse der vorige eeuw. Uit

M2-D2 | | | |

Page 81: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

81

132. M1a haar hand moest hij elke dag een grote kom b [ ] eigen [ ]

M2-D1 | |persoonlijke| | Dm-D2 | |eigen| |

133. M1a melk drinken, waarop zij liefelijk placht te b hete [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |lieflijk| |

134. M1-D2 blazen. 135. M1 Toen hij haar daar later dankbaar aan herinnerde,

M2-D1 | |daaraan| | | | P2D2 | | |7 |

136. M1 vooral aan dat blazen, dat hem zeker op zijn M2a | |

b [ ] die ademtocht, welke [ ] P1-D1 | | Dm-D2 | | die | |

137. M1a beurt tot dichter had gemaakt, schudde de b [ ] een [ ]

M2-D2 | |

138. M1a oude dame haar grijze hoofd en met de b [ ] een

M2-D2 bejaarde| | 139. M1a vinger ten hemel sprak ze: b rimpelvinger [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 reumavinger | |

140. M1a „Nee, kind, alle gunst komt van hierboven!” b [ ] de goden!”

M2 “| | P1-D1 «| |!» Dm-D2 –| |°

141. M1a Daarop droeg een andere dame, die b [ ] zegde [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |declameerde| |

7 Deze variant is reeds aangebracht in M

3.

Page 82: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

82

142. M1-D2 voor de beste voordrachtkunstenaresse van het 143. M1a land gold, een keur van gedicht voor, waaronder b [ ] verzen [ ]

M2-D2 | |

144. M1 evenwel gene voorkwamen van die eens M2-P1 | |geen| |zo D1 | |gene| | Dm-D2 | |geen| |

145. M1a gevierde dichteresse , noch van haar houkind, noch van b [ ] of [ ]

M2a liefderijke boezem noch | | b [ ] of [ ]

P1-D1 | | Dm-D2 | |petekind,| |

146. M1a Lauwerijk of een der Vlaamse gasten. b [ ] noch [ ] c [ ] en de Vlaamse gasten.

M2 -D2 | |

147. M1 Die kunstenares droeg bovendien op wel een

M2-D2 De | |

148. M1a heel eigen wijze voor: zo traag dat de rijmen b [ ] verliefde echo’s der rijmen

M2-D1 | |,| | Dm-D2 | |°| |

149. M1a werden gesmoord b uiteenvielen

M2-D2 tot onvruchtbare klachten

150. M1a tot het vereenzaamde, en zo doorlopend b tot onvruchtbare klachten [ ]

M2-D1 uit elkaar vielen, en zo onafgebroken doorlopend, Dm-D2 | |ononderbroken| |°

151. M1a dat zelfs de enjambementen alle b [ ] zonder enige

M2-D2 | |

152. M1a buitenbenigheid verloren. b [ ] mee moesten schrijden.

M2-D2 | |

Page 83: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

83

153. M1 De uitgever Decker, die naar woorden M2-D1 | |Deckers,| |de| | Dm-D2 | |Dekkers,| |

154. M1a luisterde, beet op zijn tanden van b [ ] klapperde met [ ]

M2-D2 | |

155. M1a ontroering en noemde dit Declamatie ontheven aan b [ ] poëzie [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |dat| |

156. M1a alle declamatie. Lauwerijk knikte, maar tevens fronsend b [ ] met een frons,

M2-D2 | | gefronst, 157. M1a tevens tegenover deze ongeënte spuugende b waarschijnlijk [ ] het leestekenloze dezer

M2-D1 | | Dm-D2 | |van

158. M1-D1 versificatie.

Dm-D2 deze | | 159. M1-D2 Tijdens het bezoek aan de tentoonstelling, die 160. M1-D1 overvoerd van mensen was, verloren Didier en

Dm-D2 | |was met mensen,| | 161. M1M2 Baudoux elkaar voor een poos uit het oog. De

P1-D1 Ledoux | | Dm-D2 | | | |

162. M1a belangstelling van dat publiek voor de kunst, was b [ |°| ]

M2-D2 | | 163. M1a al even opmerkelijk als de publiekelijke aanblik van b [ ] verwarrend [ ] menselijke [ ]

M2-D2 | | 164. M1a al die kunstzinnigheid, wat Didier bijna als een zinnebeeld b [ ] . Bijna [ ]

M2-D2 | |

Page 84: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

84

165. M1a daarvan zag Didier de romancière Joop de Waag, b [ ] in [ ] [ ]

M2-D2 | |

166. M1a thans, als een centenaarslast onder een b die gelijk [ ] precies [ ]

M2-D2 | |

167. M1a vernunftig wanddiagram stond, vol b welsprekend [ ] dikke

M2a | |diagram| | b [ ] wanddiagram [ ]

P1-D2 | | 168. M1a barometerstrepen ,waaronder de hare een b [ ] waarvan [ ]

M2a | |en| | b [ ] stond [ |

P1-D2 | | 169. M1 succesvolle hoogte bereikt had.

M2-D2 succesrijke| |had bereikt.

170. M1a Alleen één dichter droeg, ondanks zijn zestig jaar, b Slechts [ ] [ ]

M2-T | | D1 | |éen| | Dm-D2 | |één| |

171. M1a zo schoon, als zijn werk werd gevonden: b was gelijk zijn werk algemeen [ ] geroemd:

M2 | | P1a | |genoemd:

b [ ] geroemd: T-D2 | |

172. M1a slank als de jeugd en zonder grijs lijkdraad in zijn b [ ] [ ]

M2-D2 | |

173. M1a notenbruin fijngeborsteld haar. b [ ] [ ]

M2-T | | D1 |notebruin| | Dma |fijn geborstelde notebruine| |

b [ fijngeborstelde [ ] P2D2 | |

Page 85: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

85

174. M1 „Vrouwenwerk,” werd achter Didier M2 “| | P1a «| |»,| |

b [ ] ,» [ ] T-D1 | | Dm-D2 –| |°| |

175. M1a gemompeld, „ en zie zijn korte, dikke b [ ] let eens op zijn stompe, wrede

M2 | |“| | P1-D1 | |«| | Dm-D2 | |°| |

176.8 M1M2 handen !”

P1a | |.» b [ ]!»

T-D1 | | Dm-D2 | |°

177. M1 Was dat dan het alternatief: M2-D2 Op dat alternatief scheen alles wel uit te

178. M1 de statistiek van Joop Waag, of het

M2-D2 komen: de statistiek van Joop Waag, of het 179. M1 schilderij van Dorian Gray?

M2-Dm | |. P2D2 | |…

180. M1a – Toe, stel me nog maar eens voor ? b [ ] !

M2 | | P1a | |.

b [ |! T-D2 | |

181. M1-D2 Didier stond weer voor Lauwerijk en herkende 182. M1 het dartele kind.

M2-D2 | |levenslustige| |

8 De zin ‘Het schilderij van Dorian Gray was compleet’ is enkel in M

1 aanwezig en is niet opgenomen in het

variantenapparaat.

Page 86: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

86

183. M1a „Denkt u dat ik zo gauw vergeet?“ sprak b [ ] dan [ ] lachte

M2 “| | P1 «| |»| | TD1 | | Dm-D2 –| |°| |

184. M1a hij lachend. b [ ] gevleid.

M2-D2 | | 185. M1a „Nee,” sprak ze , „maar ik vind het b [ ] klaterde [ ] vrolijk [ ] c [ ] snaterde [ ] “ [ ]

M2 “| | P1 «| |»| |«| | TD1 | | DmD2 –| |°| |°| |

186. M1 zo leuk!” .

M2 | |° P1 | |.» TD1 | | Dm | |° P2D2 | |!9

187. M1 En grappig stijf stelden ze zichzelf M2a | |

b [ ] presenteerden [ ] P1-D2 | |

188. M1a aan elkaar weerom voor: Didier, en Wiesje b opnieuw aan elkaar voor; [ ]

M2 | | ||:| | P1T | | D1 | |elkander| | Dm-D2 | |elkaar| |Didier Leduc,| |

189. M1a Meesp. Dat was jeugd geweest, de echte, b [ ] Dàt [ ] de [ ] c [ ] [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |Dát| |

190. M1-D2 onweerstaanbare, oprecht en haast teder van 9 De variant ‘!’ is reeds aangebracht in M

3.

Page 87: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

87

191. M1a handdruk, met een wilde, haarlok over b [ ] donkerblonde [ ] c [ ] asblonde [ ]

M2-D2 | |

192. M1-D2 het voorhoofd, rose tandvlees en die 193. M1a meeslepende dubbelheid van beweeglijke figuur b wegslepende [ ]

M2-D2 | |

194. M1-D2 en dodelijk bezielde blik, waarin het heldere 195. M1 grijs en het duistere blauw niet te scheiden zijn.

M2-D2 blauw| |grijs| |waren. 196. M1a „Nederlands jongste dichteres ” lichtte b [ ] kunstenares [ ]

M2 “Nederland’s | |,| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 – | |! | |

197. M1 Lauwerijk toe, en dat haar „Theseus ” zopas met

M2 | |“| | P1-D1 | |« Theseus »| | Dm | | Theseus zo pas| | P2D2 | |Theseus| |

198. M1 de Academische prijs was bekroond. M2-D2 | |Prijs| |

199. M1-D2 Didier luisterde en knikte bewonderend, maar 200. M1a voorlopig drong slechts één naam tot b [ ] blijvend [ ] c [ ] wezenlijk [ ]

M2-T | | D1 | |éen| | Dm-D2 | |één| |

201. M1a hem door: Wiesje, en hij troonde hen beiden mee, b [ ] ,

M2-D2 | |;| |°

Page 88: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

88

202. M1a kwansuis alsof zij in een diepzinnig gesprek gewikkeld waren, b [ ] gewichtig [ ]

M2-Dm | |

P2D2 | |in een gewichtig gesprek gewikkeld,10 203. M1a naar de ontvangstkamer, onder de neus der organisatoren weg , naar de b troonde hij hen beiden mee, langs [ ] door [ ] c [ ] heen [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |voorbij| |van de| | | |

204. M1-T ontvangstkamer. D1-D2 ontvangkamer.

205. M1a Daar werd, alleen aan de officiële persoon en de b [ ] [ ] bezoekers [ ]

M2-D1 | |,| | Dm-D2 | |°| |

206. M1-D1 gasten, een afscheidsborrel geschonken. De Dm-D2 | |°| |

207. M1-D bijgenodigden waren evenwel reeds talrijk en 208. M1a zaten in losse groepjes verspreid om de grote ronde tafel: b [ ] [ ] [ ] te hoop:

M2-D2 | |

209. M1-D2 Dorian Gray – Didier meende een wreedaardige 210. M1-D2 blik van hem op te vangen – met een 211. M1 fijngeschilderde dame die strelend haar

M2-D2 pikant geschilderde jonge | |,| |

212. M1a vingers bewoog, alsof ze in gedachte het b [ |°| ]

M2-D2 | |verbeelding| | 213. M1a notenbruine haar bewerkte, en Baudoux met b [ ] in

M2 | | P1T | |Ledoux| | D1-D2 notebruine | |

10

De variant ‘in een gewichtig gesprek gewikkeld,’ is reeds aangebracht in M3.

Page 89: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

89

214. M1-Dm vriendschappelijke kout met Ina Metelino. P2D2 | |Mytilini.

215. M1 De schrijfster van het onregelmatige boek zat

M2-D2 | |ongeregelde| |

216. M1 op gezelschap te wachten M2-D2 willig| |nog wat meer| |

217. M1-D2 om, daardoor tegen zekere deftige blikken 218. M1-D2 beschut, op haar schoot wat tabak in een vloeitje 219. M1a te rollen. Didier deed dadelijk hetzelfde b [ ] verklaarde ook eigen werk te

M2-D2 | |

220. M1-D2 verkiezen en volgde dadelijk haar voorbeeld. Hij 221. M1 deed het heel snel;

M2-D1 | | | | Dm-D2 | |.

222. M1a „en bekende, ik was twaalf b „het is ook al een kwart eeuw geleden,

M2 “| | P1-D1 «| | Dm-D2 – Het| |kwarteeuw| |°

223. M1a toen ik het voor ’t eerst geprobeerd heb,” bekende b sinds [ ]

M2 | | P1-D1 | |»| | Dm-D2 | |het| |°| |

224. M1 hij; „en hoe oud ben jij?” vroeg hij Wiesje. M2 | |“ | | P1-D1 | |« | |»| | Dm-D2 | |. Hoe | |°| |

225. M1a Een en twintig, was zij, en terwijl ze opgewekt b [ |°| ] c Nog geen kwart eeuw, [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |kwarteeuw,| |

Page 90: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

90

226. M1-D1 doorsnapte, nam ze de sigaret welke hij had Dm-D2 | |die| |

227. M1-D2 dichtgelikt uit zijn handen en wachtte tot hij met 228. M1 een andere klaar was om samen, de blik

M2-D2 | |,| | 229. M1 grondeloos blauw achter het speelse

M2-D2 | |gouden

230. M1-D2 vlammetje, op te steken. Dat was hun eerste, 231. M1a bedekte zoen. b kinderlijk [ ]

M2 | | P1a kinderlijke| |

b kinderlijk [ ] T-D2 | |

232. M1-D2 Het duurde een deun van een tijd, vond 233. M1-D2 Lauwerijk, voor de borrelfles een tweede keer de 234. M1a ronde der tafel ging volgen. Intussen b rondte [ ] beschreef. [ ] c [ ] wilde beschrijven. [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 ronde van de| |

235. M1a had Didier te weten gekomen waar Wiesje geboren was: b [ ] voort kennis met Wiesje gemaakt.

M2-D2 | |verder| |

236. M1a te M., en dat was buiten: waar ze de koeien b Ze was op het platteland geboren, had er koeien

M2-D2 | |

237. M1a had gemolken en waar ze nog geregeld heen. b gemolken en ging er [ ]

M2-D2 | |

238. M1a Ze was schooljuffrouw geweest, en b Heel even was ze schooljuffrouw geweest, [ ]

M2-D2 | |

Page 91: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

91

239. M1 toen Didier niet dadelijk had begrepen dat dit M2-D2 | |begreep | |

240. M1a onderwijzeres betekende, en daarop gezegd had b [ ] daarna [ ]

M2-D1 | |betekent,| | Dm-D2 | |betekende,| |

241. M1-D2 dat hij ook een beetje schoolman was, had ze 242. M1 het ene al grappiger dan het andere gevonden.

M2-Dm | |zo grappig als| | P2D2 | |een | |ander|11 |

243. M1a Nu werkte ze als antiquaar, b Thans [ ] met een handelaar in

M2-D2 | |

244. M1a in een stemmig keldertje, maar er b oudheden, [ ]

M2-Dm | | P2D2 | |gezellig| |

245. M1a dreigde gevaar dat de eigenaar het zou moeten afstaan ten behoeve b [ ] [ ] aan

M2-D2 | | hij | |zou moeten afstaan| | 246. M1a exploitant van benzinepompen. Nu, tot b een [ ]

M2-D2 | |voor

247. M1a zover gekomen was, zou er nog wat afgeworsteld b het [ ]

M2-D2 | | 248. M1a worden. b [ ]!

M2 | | P1a | |.

b | |! T-D2 | |

249. M1a De borrelfles was eindelijk weer tot bij hen geland. b De livreiknecht schonk hun een tweede borrel M2-D2 | |

11

De varianten ‘een’ en ‘ander’ zijn reeds aangebracht in M3.

Page 92: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

92

250. M1a Didier wou op de goede uitslag van de b in en [ ]

M2-D2 | |

251. M1-D1 strijd drinken, toen hij de dichter opmerkte, die Dm-D2 | |°| |

252. M1a eens een zwakkelijk knaapje was geweest. b [ ]

M2-D2 | |

253. M1a „Ontferm u ,” vroeg hij hem, en, wijzend naar b [ ] onzer [ ] [ ]

M2 “| |bad| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |°| |

254. M1a hun glazen: „blaas op deze melk!’ b [ ] en blaas eens op deze melk.”

M2 | |,“| |!“ P1a | |«| |.»

b [ |! TD1 | | Dm-D2 | |°| |°

255. M1-D2 Maar de redenaar van de avond wreef langs 256. M1 zijn gevlekt gezicht en sprak, met een

M2-D1 | |,| | Dm-D2 | |gevlekte| |°| |°| |

257. M1a glimlachende buiging naar Wiesje: b [ ] nijging voor [ ]

M2-D2 | | 258. M1a „Nee, alle gunst komt van de b [ ] toch wel [ ]

M2 “| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |

Page 93: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

93

259. M1a godinnen.” b [ ]!”

M2 | | P1a | |»

b [ ] ° TD1 | |» Dm-D2 | |°

260. M1-Dm Ten slotte bleef nog alleen hun groepje over. P2D2 | |alleen nog|12 |

261. M1-D2 De laatste organisator had reeds zijn overjas aan 262. M1a en het restje personeel leed aan b [ ] museumpersoneel [ ]

M2-D2 | |

263. M1-D1 geeuwkramp. Buiten regende het steeds op

Dm-D2 | |nog| |

264. M1-D2 de zwarte zwembassins. De organisator wilde 265. M1a volstrekt Baudoux en Didier naar b [ ] met zijn wagen [ ] c [ ] in [ |

M2 | | P1-D2 | |Ledoux| |

266. M1a Terminus hebben, maar de Vlamingen, zeiden b [ ] doch [ ] verklaarden

M2-D2 | |Belgen| |

267. M1a met gezag dat ze een wandeling in de nachtlucht behoefden b [ ] zich nog te plus gevoelden voor

M2-Dm | |,| | P2D2 | |voelden|13 |

268. M1 zo’n bruske overgang naar een minusterm en maar M2-D2 | |ijlige| |,| |

269. M1a liever met de anderen te voet door de nacht b [ ] naast [ ]

M2-D2 | |

270. M1-D2 opliepen.

12

De variant ‘alleen nog’ is reeds aangebracht in M3.

13 De variant ‘voelden’ is reeds aangebracht in M

3.

Page 94: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

94

271. M1 De laatste organisator bromde iets M2-Dm | |verlate overheidspersoon| | P2D2 | |verlaten| |

272. M1a over plus en pluis en nam vriendelijk afscheid. b [ ] , doch [ ]

M2-D2 | |beminnelijk| | 273. M1-D2 Bijna dadelijk, zoals Lauwerijk het hun in de 274. M1 vestiaire toegefluisterd had, kwam Deckers

M2-D1 jassenkamer| | Dm | |Dekkers P2D2 | |had toegefluisterd,|14 |

275. M1 a het groepje met zijn wagentje achterop en laadde hen b [ ] wagen [ ]

M2-D2 | |

276. M1a in. Zo b de warme waar hartelijk door elkaar gepakt [ ]

M2-D2 | |

277. M1 begon hun passiegang en de eerste statie heette

M2-D2 | |,| | 278. M1 „De Diligence”.

M2 ”| |.”

P1-Dm «| |.» D2 °| |°

279. M1 „ De Diligence” was in die tijd als

M2 ”| |

P1-D1 «| |»| | Dm-D2 °| |°| |

280. M1 kunstenaarskroeg aan de orde gekomen. Zoals meestal M2-D1 | | in trek | | Dm-D2 | |meest

281. M1-D2 met dergelijke verschijnselen het geval is, waren 282. M1 de redenen daarvan moeilijk door vreemdelingen

M2-D2 | |, vooral| |, 14

De variant ‘had toegefluisterd’ is reeds aangebracht in M3.

Page 95: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

95

283. M1a te achterhalen. Het zag er b [ ] zaaltje [ ]

M2-D1 moeilijk| | Dm-D2 | |doorgronden. | |

284. M1a noch artistiek noch gezellig uit, het zaaltje maar tegelijk kaal en rommelig. b [ ] [ ]

M2-D1 | |kaal en rommelig tegelijk. Dm-D2 | |

285. M1a Er brandde een overhete lucht b Een overhete lucht sloeg de

M2-D2 | |

286. M1-D2 binnenkomenden tegemoet en het schelle licht 287. M1-D2 deed hun ogen knippen. 288.15 M1a Des te hartelijker echter vielen de begroetingen uit. b [ ] viel echter het onthaal [ ]

M2-D1 | | | | P2D2 | |de ontvangst| |

289. M1 Didier en Baudoux werden voorgesteld

M2 | |weer eens| | P1-D2 | |Ledoux| |

290. M1 en plotseling stond de eerste weer voor M2-D2 | |opnieuw| |

291. M1a Wiesje, die zich lachend tussen de nieuwen begroeters had b [ ] [ ]

M2a | |guitig| |in| | b [ ] onder [ ] [ ]

P1-Dm | |

P2D2 | |bezoekers|16 |

292. M1-D2 gedrongen. 293. M1 – Mag ik me even voorstellen ?...

M2 | | |…? P1a | |?...

b [ ] … ?! T-D2 | |

15

In de b-laag van M2 komt inderdaad tweemaal het woord ‘echter’ voor. Dit kan of een fout zijn van de

auteur, of net de bedoeling van de auteur, om het woord ‘echter’ nog meer te benadrukken. 16

De variant ‘bezoekers’ is reeds aangebracht in M3.

Page 96: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

96

294. M1a Ditkeer zoende hij haar de hand, fluisterend b [ ] lispelend in

M2-D1 | | Dm-D2 Dit keer| |

295.17 M1 tussen de zachte vingers:

M2 de zachte gleuven tussen haar lenige vingers: P1a | | | |

b [ ] lenige [ ] T-D2 | |

296. M1-D1 verrukkelijk kind!

Dm-D2 – Verrukkelijk | | 297. M1-D2 En vertederd en uitgelaten nam hij haar bij de 298. M1 arm en gingen ze naast elkaar bij de anderen

M2-D2 | |met| | 299. M1a zitten, weerom om een ronde tafel. b [ ] weer om [ ]

M2-D2 | |

300. M1 „Melk?” sloeg hij voor, en Wiesje stemde daar M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

301. M1 zo grif mee in, alsof het de echte was, van de

M2-D1 | | Dm-D2 | |°| |gold,| |

302. M1 koeien die ze eens te M. had gemolken. M2-T | | | |de uier had gedrukt. D1-D2 koetjes | |

303. M1-D1 Trouwens, de kellner kwam al – het leek wel

Dm-D2 | |kelner| | 304. M1-D2 ongevraagd – met een heel blad borrels voor het 305. M1-D2 gezelschap aanzwaaien. Didier keek even naar 306. M1M2 Baudoux, die weer naast Metelino zat. Ina dronk

P1-D1 Ledoux, | | P2D2 | |Mytilini| |

17

Het woord ‘lenige’ in de b-laag van P1

is met pen toegevoegd.

Page 97: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

97

307. M1a ook, of het dauw, was, uit de rozen van haar b [ ] ° [ ] ° [ ]

M2-D2 | |

308. M1-D1 Egese eiland. Dm-D2 Egeïsche| |

309. M1M2 Maar in de wagen had Baudoux, aan het oor van zijn

P1-D1 | Ledoux, | Dm-D2 In | |°| |

310. M1-D1 vriend, een stille belofte tot zichzelf afgelegd. Dm-D2 | |°| |

311. M1a „Ik heb mijn eis, hoor,” had hij gezegd, b „Alleen nog koffie, hoor,” [ ]

M2 “| |verzekerd, P1a «| |»,| |

b [ |,»| ] TD1 | | Dm-D2 –| |°| |

312. M1a want ze moesten ’s anderendaags – en dat was intussen b [ ] wat [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |de volgende dag| |

313. M1a al vandaag geworden – in de loop van de b [ ] was [ ]

M2-D2 | |

314. M1a ochtend naar de radio, en hij vreesde dat men, b [ ] °

M2-D2 | |

315. M1a vooral in het eigen land, b zijn stem, [ ] dan

M2a | |dan| | b [ ] [ ]

P1-D2 | |dan| |

316. M1a onduidelijk zou vinden. b enigszins beneveld [ ]

M2-D2 enigermate| |mocht| |

Page 98: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

98

317. M1a „En de koffie?” vroeg Didier ondeugend, terwijl b [ ] [ ]

M2 “| |spottend| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

318. M1a Baudoux de borrel al naar zijn knevel had. b [ ] onder de knevel [ ]

M2 | |jenever| | P1-D2 Ledoux| |

319. M1a „Och,” zei hij, “ik drink eerst ‘t water b [ ] die, [ ] maar [ ] watertje

M2 “| | P1a «| |»,| |hij, «| |

b [ ] ,» [ ] die, « [ ] TD1 | | Dm-D2 – | |°| |°| |het| |

320. M1M2 op en kauw de bonen wel straks.”

P1a | |». b [ ].»

TD1 | | Dm-D2 | |°

321. M1a Wiesje lachte, ze lachte altijd zo b [ ] luisterde en lachte [ ]

M2-D2 | | 322.18 M1a lonend, dat had hij al heel spoedig en met een dankbare b [ ] [ ]

M2-D2 | | | | 323. M1a blik opgemerkt. Des te meer daar zij zelf inderdaad een b ogen [ ] ; des [ ] [ ]

M2-D1 | |, | | Dm-D2 | |temeer| |

324. M1a heel verstandige meid bleek te zijn. Hoe het ook met haar b [ ] begaafde [ ] [ ]

M2-D2 | |

325. M1a ziel mocht zijn, ze had een helder hoofd b [ ] gesteld [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |gesteld mocht| |

18

‘Een’ werd inderdaad niet geschrapt uit de b-laag van M1, zelfs niet als ‘ogen’ wordt toegevoegd.

Page 99: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

99

326. M1a en scheen ten minste zoveel als ieder van alles te b [ ] van alles [ ] [ ]

M2-D2 | |

327. M1-Dm weten. Je kon er naar zitten luisteren, hoe ze maar

P2D2 | |ernaar|19 | 328. M1 doorpraatte, en hoe het noch jong noch oud,

M2a | |°| |oud| |jong klonk, b [ ] jong [ ] oud [ ]

P1-D1 | | Dm-D2 | | | |

329. M1a maar even natuurlijk en doordacht klonk. b [ ] als [ ]

M2-D1 | |. Dm-D2 | |

330. M1a Bewonderend klonk Didier met haar, b [ ] hield [ ] zijn glas tegen het hare,

M2-D2 Vererend | | 331. M1a en zoals ze met de eerste sigaret hadden gedaan, b [ ] bij ‘’hun’’ [ ]

M2 | | P1-Dm | |« hun »| | P2D2 | |‘hun’| |

332. M1a keken ze elk daarbij elkaar weer in de ogen, glimlachend b [ ] [ ] met een heerlijke ernst,

M2-T | |met, diep-in , een D1 | |diep in| | Dm-D2 | | diepin | |

333. M1 diep in en achter hun glimlach.

M2-D2 heerlijke ernst | | 334. M1-D2 En nu wilde Didier ook weten hoe of ze eigenlijk 335. M1a heette, want met die Hollandse troetelnamen kan je nooit b [ ] die Hollandse troetelnamen zijn soms

M2-D1 | |verkleinnamen| | Dm-D2 | |roepnamen| |

19

De variant ‘ernaar’ is reeds aangebracht in M3.

Page 100: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

100

336. M1a weten. Inderdaad, Wiesje kwam niet b misleidend. [ ]

M2 | | P1-D1 | |.| | Dm-D2 | |,| |

337. M1-D1 van Louise, maar van Alwina. Al-wi-na, de mooie

Dm-D2 | |°| |A l w i n a,| | 338. M1a naam! Hij spelde hem verliefd en zocht b [ ] terwijl hij

M2-D2 | |

339. M1a naar de betekenis , zag hij hoe levendig ze aan b [ ] zocht [ ] ze niet alleen aan

M2-D2 | | 340. M1a het algemene gesprek b [ ] maar ook aan c [ ] zelfs [ ]

M2-D2 | |,| |ook| | 341. M1a deelnam, hoe ze Lauwerijk toeknikte die b de apartjes deelnam , [ ]

M2 alle| |;| |,| | P1a | |Lauwerik| |

b [ ] Lauwerijk [ ] T-D2 | |

342. M1 over hen zat, hoe ze ook bij Metelino en Deckers M2-D1 | |;| | Dm | |Dekkers P2D2 | |Mytilini| |

343. M1 was en hoe, niettegenstaande al die levendige

M2-D2 | |,| | 344. M1-D1 aardigheid, ze hèm toch niet verliet.

Dm-D2 | |°| |hém| | 345. M1 Alwina, het vriendinnetje van eenieder, de

M2-D2 | |een ieder,| |

Page 101: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

101

346. M1M2 albeminde – zo was ze, zo was het, het stond in P1a | |het,| |

b [ ] ze, [ ] T-D2 | |

347. M1a al die verhitte of vermoeide blikken, b [ ] te lezen,

M2 | |afgematte| | P1a | |en| |

b [ ] of [ ] T-D2 | |

348. M1a wanneer ze naar haar keken en er zeer wonderlijk licht en schoon door b [ ] [ ]

M2-D2 | |

349. M1-D2 werden. 350. M1a Plotseling kwam Deckers – hij was even weg b [ ] aan de telefoon c [ ] weg

M2-T | | D1 | |weg- Dm-D2 | |Dekkers| |weg

351. M1-D2 geweest – terug van achter uit het zaaltje. 352. M1a „Wat scheelt er?” riep Wiesje geschrokken. b [ ] dadelijk.

M2 “| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |°| |

353. M1 Er moest inderdaad iets gebeurd zijn: het glimmende

M2-D2 | |mis| |

354. M1a rood was uit zijn gezicht b [ ] het gezicht van de uitgever

M2-D2 | |

355. M1 verdwenen en hij hield de kaken op elkaar

M2-D2 | |blééf| |

356. M1 geklemd . Didier meende zich te M2-D2 | |houden| |

Page 102: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

102

357. M1a herinneren dat de kellner hem tot driekeer b [ ] herhaaldelijk Deckers

M2-D1 | | Dm-D2 | |kelner| |Dekkers

358. M1a aan de telefoon had gevraagd, maar dat hij b [ ] die eerst

M2-D2 | |

359.20 M1a telkens alvorens hij naar de cel was willen gaan met grappige koppigheid had b [ ] [ ] c [ ] afgewuifd

M2-D2 | |overmoedige| |

360. M1a afgewuifd. b [ ] c had.

M2-D2 | |

361. M1 „Mijn kantoor brandt,” antwoordde hij

M2 “ [ ] P1a « M’n | |»,| |

b [ ] Mijn [ ] ,» [ | TD1 | | DmD2 – | |°| |

362. M1a Wiesje; „jullie blijven, ik probeer nog wel b [ Alwina; „blijf allemaal hier, ]

M2 thans | |“ blijft| | P1-D1 | |«| | Dm-D2 | | blijf | |

363. M1-T de wagen te sturen om jullie naar huis te

D1-D2 | |terug| | 364. M1M2 rijden.”

P1a | |». b [ ].»

TD1 | | Dm-D2 | |°

20

In de c-laag van M1

staat het woord ‘koppigheid’ er wel degelijk nog steeds. Omdat deze regel nogal lang was, kan er namelijk een misverstand ontstaan.

Page 103: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

103

365. M1a „Een kwestie!” vloog Lauwerijk overeind, en b „Ben je mal!” [ ]

M2 ”| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

366. M1a de anderen blijven, maar ik ga mee”, en zich tot de tafel wendend: hoor jullie blijven,

b zich eveneens tot Wiesje wendend: „ik ga ook, M2 | |Wies| |“| | P1-D1 | |«| | Dm-D2 | |°| |

367. M1a in Godsnaam, maar ik moet mee. b maar blijven jullie, in Godsnaam!”

M2 | | P1-D1 | |» Dm-D2 | |vredesnaam!

368. M1-D2 Ze waren al de deur uit. 369. M1a „Wat een sof!” fluisterde Alwina b [ ] na een tijdje

M2 “| |, P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |

370. M1 „voor Deckers en voor Lauwerijk’s nieuwe bundel , M2 ”| |,| |– P1-D1 «| | Dm °| |Dekkers| | P2D2 | |°| |

371. M1 voor iedereen!”.

M2 | |° P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

372. M1 Ze zag er heus bleek van om de mond en haar M2-D2 | |om de mond van | |

373. M1-D2 ogen keken vertwijfeld grijs. Ina had stil haar 374. M1a handen om de tafel gegrepen. b [ ] over [ ]

M2-D2 | |

Page 104: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

104

375. M1 „Misschien is ’t maar een lamme grap,” M2 “| | P1a «| |»,

b | |,» TD1 | | Dm-D2 –| |het| |°

376. M1 waagde de advocaat in het gezelschap. M2a meende| |

b waagde [ ] P1-D2 | |

377. M1-D2 Wiesje was opgestaan en Didier hielp haar in 378. M1a haar mantel. De advocaat boodt zich aan b [ ] bood zijn wagen aan

M2-D2 | |

379. M1M2 en Baudoux en Metelino reden ook mee. Weldra

P1-Dm | |Ledoux| | P2D2 | |Mytilini| |

380. M1a waren ze aan de grachten, waarin de lantaarns glommen. b [ ] die oliezwart glommen

M2-D2 | |

381. M1a Het had opgehouden b in het licht der lantaarns. [ ]

M2a | | b [ ] lantarens. [ ]

P1-D1 | | Dm-D2 | |van de| |

382. M1 met regenen. Maar nergens boven de huizen M2 | |was| | P1a te | |

b met [ ] T-D2 | |

383. M1 was het minste rosse schijnseltje te bespeuren.

M2a | | | | b [ ] rosse [ ]

P1-D2 | |

Page 105: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

105

384. M1a „Zie je wel,” sprak de advocaat en b [ ] vaderlijk [ ]

M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

385. M1 het was alsof zijn lichte dronkenschap, die

M2-D2 | |door

386. M1 het kwade nieuws even onderdrukt had, weer M2 | |was onderdrukt,| | P1a | | | |

b [ ] even [ ] T-D2 | |

387. M1 naar boven kwam.

M2-D2 | |

388. M1-D1 Toen de auto stopte, reed de wagen der Dm-D2 | |van de

389. M1 brandweer juist heen. De poort van het huis was

M2-D2 | |net| |

390. M1-D2 opengebleven en de verlichte gang lag nat. 391. M1 „Dus toch,” constateerde Baudoux , maar de

M ”| stelde |vast| | P1-D1 «| |»| |Ledoux| | Dm-D2 –| |°| |

392. M1 advocaat wedervoer: M2-D2 | |wedersprak hem:

393. M1 „juist, niks erg.”

M2 “| | P1a «Juist,| |».

b «juist,| |.» TD1 | | Dm-D2 – Juist,| |°

394. M1-D2 Wiesje was al de trappen op en hipte weldra 395. M1a van ongeveinsde blijdschap: Decker’s bureau b [ ] Deckers’ [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |Dekkers’| |

Page 106: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

106

396. M1 was ongerept. M2 | |ongedeerd. P1a | |

b [ ] ! T-D2 | |

397. M1-D2 De uitgever stond zich nog het voorhoofd te 398. M1a wissen, terwijl Lauwerijk het korte verhaal b [ ] gekke verhaaltje c [ ] verhaal

M2-D2 | |

399. M1 deed. Het was maar een heel klein keukenbrandje geweest,

M2-D2 | | | |

400. M1a bij de huurders boven; die waren uit geweest, b [ ] uitgegaan,

M2-D2 | |

401. M1a maar hadden vergeten het electrische fornuisje af te b [ ] contact van het fornuisje uit te

M2a | |stopcontact| |komfoortje| | b [ ] contact [ ]

P1-Dm | |

P2D2 | | |21 |

402. M1a stellen, waarop ze de melk hadden gewarmd. b schakelen, [ ]

M2-Dm | | P2D2 | |°| |

403. M1 a Het pannetje was drooggekookt en een gloeiende b [ ] , [ ]

M2-D2 | |

404. M1a roetvlok moest op een lichte asbak zijn gevallen, en b [ ] lampkap [ ]

M2-D2 | |de lampekap| | 405. M1-D2 zo vervolgens. 21

Deze variant is reeds aangebracht in M3, net als

het weglaten van de komma in regel 402.

Page 107: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

107

406. M1a „Daar heb je ‘t!” meende Baudoux, „alle b [ ] vonniste [ ]

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |Ledoux, «| | Dm-D2 –| |het | |–| |

407. M1a onheil komt van de melk.” b [ ] Ik vind drink bepaald alleen

M2-D2 | |

408. M1M2 nog koffie.” P1a | |».

b [ ].» T-D1 | | Dm-D2 | |°

409. M1 Maar de advocaat was ’t weer niet met hem eens.

M2 | |sprak hem weer tegen. P1a | | | |

b [ ] weer [ ] T-D2 | |

410. M1a „Nee,” babbelde hij diktongig, ik heb bepaald dan niet behoefte aan melk b [ ] uitte [ ] die [ ] toch met een

M2 “| |doch| | P1a «Neen»,| |

b Nee,» ] ] TD1 | | Dm-D2 – Nee,| |°| |

411. M1a

b misschien onwillekeurige, door zijn beroep

M2-D2 | | 412. M1a

b ingescherpte geestigheid, „ik heb meer dan M2 | |“wij hebben | P1-D1 | |«| | Dm-D2 | |–| |

413. M1a

b ooit melk nodig, om weer zuivel te worden.” M2 | |!” P1-D1 | |» Dm-D2 | |‘zuivel’| |°

Page 108: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

108

414. M1a „In elk geval, kinderen,” besloot Decker’s, „ laten b [ ] Deckers, “ [ ]

M2 “| | P1a «| |»,| |«| |

b [ ] ,» [ ] TD1 | | Dm-D2 –| |°| |Dekkers, | |

415. M1M2 we maar liever elders gaan blussen.”

P1a | |». b [ ].»

T-D1 | | Dm-D2 | |°

416. M1a En met twee wagens reden ze thans naar het b [ ] de

M2-D2 | |

417. M1a volgende station, die de in rode schemer gehulde b [ ] statie, [ ]

M2-D2 | |

418.22 M1 nachtgelegenheid Embassy was, waar de Hongaar M2a | |embassy| |

b [ ] Embassy [ ] P1-D2 | |

419. M1 a Lajos met zijn orkest speelde. Het groepje b [ ] zigeunerorkest [ ]

M2-D2 | |

420. M1-D2 ging weer om een ronde tafel zitten, de

421. M1 eerste bij de dansvloer: Didier met Wiesje, Baudoux M2 | |Alwina,| | P1-D2 | |Ledoux

422. M1-D1 en Metelino, Lauwerijk naast Deckers, en de Dm | |Dekkers,| | P2D2 | |Mytilini,| |

22

De correctie ‘Embassy’ in de b-laag van M2 wordt met pen gecorrigeerd.

Page 109: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

109

423. M1a advocaat, om de kring in de ring. b eenzielige [ ] als het zegel [ ]

M2 | | P1a | |de| |

b [ ] het [ ] TD1 | | Dm-D2 | |°| |

424. M1a Er werd weer melk besteld, maar nog b [ ] opnieuw [ ]

M2-D2 | |

425. M1 voor die geserveerd was, hadden Didier en Wiesje

M2-D2 | |gemolken| |

426. M1M2 zich al weer aan elkaar voorgesteld. P1a | |alweer| |

b [ ] al weer [ ] c [ ] alweer [ ]

T-D2 | |

427.23 M1 „We moeten immers hoffelijk blijven,” had M2 “| | P1a «| |»,| |

b [ ] ,» [ ] TD1 | | Dm-D2 –| |°| |

428. M1a ze verklaard, „want telkens leren we b [ ] maken we niet telkens verder

M2 | |“| | P1-D1 | |«| | Dm-D2 | |°| |

429. M1a in elkaar kennen. b kennis met elkaar?”

M2 | | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

430. M1 „Ja,” had hij gemurmeld,” op voorwaarde M2 ”| |blij toegestemd,“| | P1-D1 «| |,»| | Dm-D2 –| |°| |

23

De zin ‘Dat hoort zo.’ komt enkel in M1 voor.

Page 110: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

110

431. M1 dat ik me niet plagiëren moet en dat Lauwerijk M2-D2 | |,| |

432. M1a me dat niet kwalijk neemt.” b het [ ] [ ]

M2 er me niet al te dwars voor gaat aanzien.” P1a | |».

b [ ] om [ ].» TD1 | | Dm-D2 | |°

433. M1-D2 Op dat laatste had ze niet geantwoord; ze was 434. M1a alleen blijven glimlachen en dicht wachtend bij b [ ] zoet [ ] tegen

M2-D2 | |

435. M1-D1 hem aanzitten. Waarop hij haar datkeer het

Dm-D2 | |dat keer| |

436. M1a haar had gekust, en, daar ook even verwijlend, opnieuw b voorhoofd en de oogleden [ ] traag

M2-D2 | |gezoend,| | 437. M1a gepreveld: b prevelend:

M2-D2 | |

438. M1 „Lief, heerlijk lief kind!” M2 °| |° P1-D1 «| |» Dm-D2 –| |°

439. M1 Er werd druk

M2a | |weer honderd uit en duizend in b [ ] [ ]

P1-D2 | |

440. M1 geredekaveld, gezamenlijk en apart, en natuurlijk M2-D2 | |samen| |terzij,| |vanzelf

441. M1a weer over kunst. Didier hield zich daarbij onopzettelijk wat b vooral weer [ ]

M2-D2 alsmaar | |onopzettelijk aan de

442. M1 afzijdig, dat wil zeggen hij luisterde met een M2-D2 kant; | |,| |

Page 111: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

111

443. M1 gespannen blik en knikte M2-D2 | |oogopslag| |bewoog het hoofd

444. M1a hartelijk, maar b [ ] doch

M2-D2 hartelijk mee op de verschillende deiningen, | | 445. M1 veel ging langs hem heen en

M2a | | b zijn oren hadden alleen aandacht voor het

P1-D2 | |

446. M1 hij zei zelf maar weinig. M2-D2 gebruis; zelf zei hij maar weinig.

447. M1a De kunst doé je, vond hij, en daarna b [ ] tussen de

M2-D2 | |

448. M1a ben je moe; dan moet je leven of b bedrijven door [ ]

M2-D2 | |

449. M1-D2 dromen. Zo vermoeid was hij nu, en Wiesje was 450. M1-D2 dat leven of die droom. Hij zei het haar 451. M1a nog even nog anders, opzettelijk kras voor de b voorlopig [ ]

M2-D2 voorshands| |gezocht| | 452. M1 grappige stemming:

M2-D2 lollige| | 453. M1 „Holland is werkelijk een weiland, ik geloof

M2a “| |;| | b «] ]

P1-D1 | | Dm-D2 –| |

454. M1a dat nergens de kunst zoveel herkauwers telt!”, b [ ] .”,

M2 | |!” P1-D1 | |!» Dm-D2 | |°

Page 112: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

112

455. M1a wat haar weer een heel lonende lach beantwoordde. b [ ] ze [ ] met [ ]

M2a | |eens| | b [ | |heel vergeldend belachte.

P1-D2 Wat| | 456. M1a „Ja,” zei Baudoux, „maar hoeveel gezelliger b [ ] vulde [ ] aan, [ ]

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |Ledoux| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

457. M1a gaat het hier toch toe; dan bij de koeien, b [ ] de

M2-D2 | |het blijft onder de koeien, de 458. M1a terwijl bij ons er alleen maar stieren b melk vloeit, terwijl ieder bij ons zich een afzonderlijke stier

M2a | |bij ons ieder stierlijk b [ ] blank [ ]

P1-D2 | |

459. M1a op zichzelf bestaan. b waant die rood moet zien!”

M2 alleen wil lopen en rood meent te moeten zien!” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

460. M1 Het gesprek verstomde

M2-D2 | |, na een schaterbui,| |

461. M1 even. Lajos was naderbij geschreden met zijn viool M2-D2 | |gekomen, zijn viool

462. M1a en, speelde, speelde, de ogen in b [ ] aan

M2 onder de kin,| | P1T | | | | D1-D2 | |speelde,| |

463. M1M2 die van Ina geklonken. Baudoux sloeg er zijn hele P1-D2 | |Ledoux| |

464. M1 borrel in een keer van naar binnen. Maar Alwina

M2-D2 | |naar binnen van.| |

Page 113: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

113

465. M1a zong de hartstochtelijke lied mee, in helder b [ ] het [ ]

M2-D2 | |

466. M1-D2 Duits. 467. M1a Daarop werd weer herkauwd, en Wiesje b [ ] [ ]

M2-D2 | |lekker doorherkauwd. Wiesje 468. M1a deed gezellig met ieder b [ ] en met oprechte bezieling [ ] c [ ] in [ ]

M2-D2 voegde hups en in oprechte bezieling ieder

469. M1 mee, en opnieuw had Didier toch het M2-D2 haar woord toe, maar opnieuw had Didier het

470. M1a wonderlijke gevoel, van haar toch bestendige aanwezigheid. Zelfs b [ ] dat hij haar toch behield.

M2-D1 | | Dm-D2 | |°| |

471. M1a toen hij haar en Lauwerijk samen zag b [ ] daarna [ ]

M2-D2 | |

472. M1-D2 dansen. 473. M1-T De advocaat was van het zuivelen

D1-D2 | |‘zuivelen’ 474. M1-D2 zwaarmoedig geworden. Hij scheen een specialist 475. M1-D2 in echtscheidingen te zijn, vooral van 476. M1-D1 vreemdelingen, die naar Holland kwamen omdat

Dm-D2 | |°| |

477. M1a de wet hier makkelijker was ; maar hij b [ ] daar toeschietelijker [ ] . Maar [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |is| |

Page 114: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

114

478. M1a bezwoer Didier, die ingespannen b [ ] met een hoofdbevende uitdrukking c [ ] met een noeste uitdrukking

M2-D2 | |

479. M1a luisterde, dat hij het b en vertroostend hoofdgeknik [ ]

M2-D2 | |

480. M1 niet deed om het geld, maar enkel

M2-Dm nooit-niet gedaan had voor | | P2D2 nooitniet | |

481. M1a en alleen om mensen , sukkels b [ ] mènsen te helpen [ ]

M2-D1 | |zielige| | Dm-D2 | |ménsen| |

482. M1-D2 van mensen, zoals wij allemaal. 483.24 M1-D2 Daar was Wiesje terug en bleef met 484. M1a uitnodigende ogen voor hem staan. Maar ze b [ ] Didier [ ]

M2-D2 | |

485. M1a vond het ook dadelijk goed toen hij liever „nóg” b [ ] „nog”

M2 | |,| |“nog” P1-Dm | |«nog» P2D2 | | ‘nog‘

486. M1a niet danste; iedereen was hier nog zo nuchter, b [ ] er moest eerst meer melk gedronken

M2-Dm | |

P2D2 | |worden25 487. M1a b worden, zei hij, want dit c [ ] beweerde [ ]

M2-Dm | | P2D2 gedronken, | |dat26

24

In M1 staat het deel van regel 499 tot 522 eerst hier, later wordt duidelijk gemaakt dat het deel van regel 483

tot 498 eigenlijk voor het deel van regel 499 tot 522 hoor. Ook in M2 wordt het deel vanaf 483 tot 498 voor het

deel van regel 499 tot 522 bijgekleefd. 25

De variant ‘worden gedronken’ is reeds aangebracht in M3.

26 De variant ‘dat’ is reeds aangebracht in M

3.

Page 115: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

115

488. M1a dan konden ze eens proberen b vooruitschuiven was al zo weinig schokkend als die

M2-D2 | |de

489. M1a die trage versmaat van die voordrachtkunstenares in ‘t b voordrachtkunstenaresse ’s avonds in het

M2 kunst van die voordraagster,| | Dm-D2 | |°| |

490. M1a museum. Weer lachte ze zo hartelijk b [ ] Alwina [ ]

M2-D2 | |

491. M1a „Wiesje,” zei ze , terwijl ze naast hem b [ ] zacht [ ]

M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |°| |

492. M1-D1 ging zitten;

Dm-D2 | |.

493. M1a „Didier” fluisterde hij, thans in haar fladderend b [ ] [ ] zwierig

M2 “| | thans | | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

494. M1a haar , en dat warme zoete, uitzonderlijke b engelenhaar thans dat een zoete, zuivere

M2-D1 loshangend| | , dat een zoete, zuivere Dm | |°| | P2D2 loshangende|27 |

495. M1a geur had en daarom kuste haar warme hals en b [ ] , en kuste haar warme hals en

M2-D1 | | Dm-D2 | |zoende| |

496. M1-D1 tintelend oor.

Dm-D2 tintelende| |

497. M1 Deckers vroeg haar nu om een dansje maar eerst M2-D1 | |,| | Dm-D2 Dekkers| | | |

27

De variant ‘loshangende’ is reeds aangebracht in M3.

Page 116: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

116

498. M1-D2 kneep ze Didier nog hard in de hand. 499. M1M2 Boven in het toilet stonden Baudoux en Didier

P1-D2 | |Ledoux| | 500. M1-D2 even zij aan zij.

501. M1a „En de koffiebonen?” wilde b [ ] Toch niet van ] ] gniffelde

M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

502. M1a Didier, over het marmorieten schuttinkje b [ ] afscheidingetje c [ ] afscheidinkje

M2-D2 | |

503. M1-D2 heen. 504. M1 „Nee,” blies Baudoux, „ik heb een snee in mijn

M2 ”| |“| | P1-D1 «| |»| |Ledoux, «| | Dm-D2 –| |°| |°| |

505. M1a zeil; de bonen zijn er uitgevallen.” b [ ] doorgevallen.”

M2 | |!” P1-D1 | |» Dm-D2 | |erdoorgevallen!

506. M1 „Ja,” vond Didier, „die Griekse kusten zijn

M2 ”| |begreep| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

507. M1a onregelmatig. Maar zeg eens, jij die met Ina b wel [ ] [ ] nu

M2-D2 | |

508. M1a al van zo nabij naast in kennen hebt, is zij of ben jij Metelinees? b [ ] zo lang in ’t zicht [ ]

M2-D1 | |bennen zij of jij metelinees? Dm | |is| | P2D2 | |mytilinisch?

Page 117: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

117

509. M1 Ik begin het me warempel af te vragen!”. M2 | |.” P1-D1 | |.» Dm-D2 | |°

510. M1a Baudoux keek verre van beledigd. b [ ] volstrekt niet [ ]

M2 | | P1-D2 Ledoux| |

511. M1 „Heb je ’t ook gemerkt?” sprak hij met

M2 ”| | P1-D1 «| |»| | Dm –| |het| |°| | D2 | |jij| |

512. M1 gedempte warmte; „ik kan natuurlijk niet op tegen

M2 | |“| | P1-D1 | |«| | Dm-D2 | | °| |

513. M1a een uitgever of een kapelmeester, maar over en b haar [ ] die [ ]

M2-D2 | |strijkmeester,| | 514. M1a weer is er wel zoiets als een stroming van b [ ] toch [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | | | |zo iets| |

516.28 M1a wat betekent dat dan nog: metileens? Misschien zijn we ’t beiden, en wat b sympathie, nietwaar? Metileens? ] c [ ] Tussen ons tweeën, nietwaar? [ ]

M2-D1 | |

Dm | |het| | P2D2 | |Mytilinisch? |

|

28

Deze regel lijkt wat raar omdat de regel doorloopt tot en met ‘’t beide, en wat’, maar de varianten in de andere lagen lopen maar tot ‘’t’.

Page 118: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

118

517. M1 voor zin heeft dat begrip dan nog? ’t Is als M2-D1 | |?! | | Dm-D2 | |Het is| |

518. M1a met zoveel in het leven. Achter de b [ ] alternatiefs [ ]

M2-D2 | |

519. M1a verschillende vormen steekt toch altijd maar b [ ] vorm [ ]

M2-D2 | |

520. M1 ‘tzelfde.” M2 weer| P1-D1 | |.»

Dm-D2 | |hetzelfde. 521. M1 „Adieu, Eves de l’Isle-Adam!” berustte Didier

M2 „| |…“| |, P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |, | |°

522. M1-D2 en ze liepen de trap weer af. 523. M1-D2 Lauwerijk danste nu met Ina en Lajos stond 524. M1-D2 in het midden van de dansvloer voor hen te 525. M1 spelen, zonder zijn verterende ogen van hen af

M2-D2 strijken,| |haar| |

526. M1-D2 te wenden. 527. M1 „Jubelt die viool of huilt ze?” stamelde de

M2 ”| |,| | P1-D1 «| |»| | Dm –| |°| | P2D2 | |hij| |

528. M1 advocaat; „en waarvoor? M2 | |“| |waarom, God in Den Haag, waarom? P1-D1 | |«| | Dm-D2 | |°| |

Page 119: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

119

529. M1a Op het avontuur of op onze b [ ] Zigeuneravonturen of op de

M2a | |zigeuneravontuur,| | b [ ] zigeuneravonturen, [ ] lullen die we

P1T | |Zigeuneravonturen,| | D1 | |zigeuneravonturen,| | Dm-D2 | |Zigeuneravonturen,| |

530. M1 schamelheid van ons allemaal hier?” M2-D2 allemaal zijn om in deze winkel misère te komen

531. M1

M2 spelen? ” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

532. M1a „Misschien ziet hij zijn poesta ,” b [ ] denkt hij aan zijn puszta [ ]

M2a “| |Lajos |poeszta| | b [ ] poesta [ ]

P1-D1 «| |» Dm-D2 –| |°

533. M1a zei Deckers; b droomde [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |Dekkers.

534.29 M1a „of aan een slop in Boedapest,” b [ ] de armenbuurt [ ]

M2 “| |een luizenbuurt| | P1-D1 «| |» Dm-D2 – Of| |°

535. M1M2 overwoog Baudoux.

P1-D2 | |Ledoux.

536. M1 De kellner bracht nieuwe melk. Didier en Wiesje M2-D1 | |nieuw zog.| | Dm-D2 | |kelner| |

537. M1a hieven hun glaasjes op en ze zagen elkaar aan. Hoe b [ ] [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | | | |

29

In M1 lijkt de ‘l’ van het woord ‘slop’ eerder een ‘t’, maar het is logischer dat de letter een ‘l’ is, aangezien

slop en niet stop een synoniem is van armenbuurt/luizenbuurt

Page 120: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

120

538. M1-D2 groot is de afstand tussen oog en mond? 539. M1a „Weet je,” vroeg Didier, „hoe dat geultje tussen b [ ] begon [ ] het [ ]

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

540. M1a onze neus en bovenlip heet !” b een mens zijn [ ]?”

M2 onze neus en bovenlip heet?”| P1-D1 | |?» Dm-D2 | |°

541. M1 „Nee,” lachte ze verrast, „ik heb er nooit aan

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 – | |°| |°| |

542. M1M2 gedacht het me af te vragen.” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

543. M1a „Ik wel, ik had het woord verleden nodig, voor b [ ] om

M2 “| |°| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |

544. M1a iets profiel te beschrijven. Uren heb ik er naar b een profiel [ ]

M2-Dm | |

P2D2 | |ernaar30 545. M1a gezocht, tot ik het in een vier- of vijfdelig b [ ] voor [ ]

M2-D2 | |veeldelig

546. M1-D2 standaardwerk over anatomie heb gevonden. 30

De variant ‘ernaar’ is reeds aangebracht in M3.

Page 121: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

121

547. M1a „Philtrum,” heet het. b ° [ ] ° [ ]

M2 “Philtrum”, is de wetenschappelijke naam; een P1a « Philtrum »,| |

b ‘Philtrum’, [ ] TD1 | | Dm-D2 ‘Filtrum‘ | |

548. M1 Is dat niet M2-D2 andere bleek niet te bestaan. Maar is het niet

549. M1a verrukkelijk! Hetzelfde woord voor dat plekje b [ ] ? [ ]

M2-D2 | |, precies,| | 550. M1a voor een minnedrank?” b als [ ]!”

M2 | | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

551. M1a Haar blik glinsterde waarderend; een heerlijke b [ ] prijzend [ ] c [ ] waarderend [ ]

M2-D2 | |

552. M1 vondst inderdaad, prees ze ook, en daarbij M2-D2 | |,| |

553. M1a stak ze heel eerlijk ongeveinsd haar philtrum een b stulpte [ ] zo [ ] echt [ ] eigen [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |filtrum| |

554. M1a een beetje uit. b [ ] vooruit.

M2-D2 | |

555. M1 „Kom,” zei hij, „laten we broederschap drinken.

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

Page 122: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

122

556.31 M1a Dan kan Lauwerijk het niet tegen ons hardebollen!” b [ ] niet tegen ons kankeren!”

M2 | |heeft| |geen recht van kankeren!” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

557. M1a Dadelijk was ze bereid, ze schoven de b [ ] strengelden hun

M2 Aanstonds| |;| | Dm-D2 Dadelijk| |. Ze| |

558. M1-D2 armboog door elkaar, maar ze bleek het spelletje 559. M1a niet goed te kennen en wilde van zijn borrel b toch [ ] c [ ]

M2-D2 | |

560. M1-D2 drinken. 561. M1 „Nee ”, vermaande hij, „elk uit zijn glas, en

M2 ”|Nee,”| |“ieder| | P1-D1 «|Nee,»| |«| | Dm-D2 –|Nee, | |°| |

562. M1M2 dan…” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

563. M1a Zij had het gloeiende fris al opgedronken en b [ ] vurige vocht [ ]

M2-D2 | |

564. M1a bood hem haar frisse lippen ongekunsteld. b [ ] ongekunsteld haar natte, frisse lippen.

M2-D2 | |

565. M1a Zij wàs ongeveinsd, want hij had een beetje b [ ] toen hij [ ]

M2-D1 | |ongehuicheld, | |straaltje Dm-D2 | |wás| |

31

In de a-laag van M1 was het vrij onduidelijk welk woord er stond op de laatste plaats, ik denk dat het ‘hardebollen’ is, want het past enigszins in de context.

Page 123: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

123

566. M1a van het jenever, die hij nog niet had doorgeslikt, door b [ ] de [ ] tussen

M2-D1 | |dat| | Dm-D2 | |°| |

567. M1a haar tanden door liet druppelen, zag hij aan haar b [ ] door het c [ ] uit het d [ ] langs het

M2-D2 | |heen| | 568. M1 duistere azuur van haar iris een vonk van

M2-D2 verdonkerde | | 569. M1a verrassing schieten. Samen zwolgen ze b [ ] Maar ze zwolg samen met

M2-D2 | |

570. M1-D2 hem en lispelde geestdriftig: 571. M1a „philtrum!”. b ° [ ] !

M2-D1 | | Dm-D2 –|Filtrum| |

572. M1a Toen dansten zij, en Lajos bleek al geen b [ ] [ ]

M2 | | P1a | |

b [ ] toch [ ] TD1 | | Dm-D2 | |ze,| |

573. M1 broertje van de voordrachtkunstenares te zijn.

M2-D2 | |wezen.

574. M1a Een dolle dans, van twee lief-hebbers. Ten slotte maar, doch b [ ] liefhebbers, maar doch

M2-D2 | |maar, doch 575. M1a die lief-hadden. En de zigeuners lachten niet, b [ ] lief hàdden. [ ]

M2-D1 | |Zigeuners| | Dm-D2 | |lief hádden.| |

Page 124: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

124

576. M1a maar roffelden en keken toe , met dezelfde donkergloeiende blik en de b [ ] met donkergloeiende blik en het

M2-D2 | |zwartgloeiende| |de|

577. M1a hals vooruit, als reden ze over de b hoofd [ ]

M2-D2 opgezette halzen| |renden| |

578. M1 puszta , of staarden ze in een draaikolk van de M2a poeszta | |

b poesta [ ] P1-D2 | |

579. M1a Donau, de Jordaan van Budapest. b [ ] die [ ]

M2-D2 | |Boedapest.

580. M1a Ten slotte draaide Wiesje nog alleen om Didier, alsmaar sneller, b [ ] bleven de twee jonge mensen alleen c [ ] stonden [ ]

M2-D2 | |nog 581. M1a de handen in elkaar geklemd, de armen uitgestoken, b nog als een carrousel ter plaatse rond te maaien, c gelijk [ ]

M2-D1 alleen| |zwiermolen| |draaien, Dm-D2 | |draaimolen| |te bewegen,

582. M1a de knieën tegeneen en de handen in b [ ] , handen in

M2-D1 | | Dm-D2 | | de | |

583. M1-Dm elkaar, en Wiesje schaterend achterover hangend P2D2 | |achteroverhangend32

584. M1-D2 aan hun gestrekte armen. 585. M1a Hij duizelde , hij was b [ ] en wankelde [ ]

M2-D2 Didier| |

586. M1a ook al zoveel ouder, maar zij had b [ ] hijgde, zij had zich niet

M2-D1 | |;| | Dm-D2 immers| | | |ze| |

32

De variant ‘achteroverhangend’ is reeds aangebracht in M3.

Page 125: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

125

587. M1a gesprongen als een kind b gespaard, als een kind

M2-D2 | |

588. M1a om hem, en dàt was het b had ze zich om hem heen in ’t zweet gesprongen;| |

M2-D1 | | Dm-D2 | |het| |. En dát| |

589. M1 aandoenlijk schone tussen hen, dat

M2a | | b [ ] van hun tweeën tot elkaar,[ ]

P1-D1 | | Dm-D2 aandoenlijke| |hen| |

590. M1a geen van beiden had gedaan als de tussen b [ ] was geweest zoals [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 beiden aldus effen rekening hadden gemaakt met

591. M1-D1 hen liggende leeftijd pleegt te doen.

Dm-D2 hun verschillende leeftijd.

592. M1a Zo konden ze van Embassy afscheid b [ ] thans [ ]

M2-D2 | |

593. M1a nemen. Waarheen thans? b [ ] nu?

M2-D2 | |

594. M1a „Nog meer melk,” verzuchtte de advocaat, b [ |!| ]

M2 “Trouw aan ‘tzelfde!” kermde| | P1-D1 «| |‘tzelfde!»| | Dm-D2 –| |hetzelfde! | |

595. M1 want morgen, straks, waren het weer

M2-D2 gestikt,| |

596. M1-D2 echtscheidingen en stakkers van mensen allemaal. 597. M1a Maar Deckers stelde voor ditkeer toch eerst een b [ ] [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |Dekkers| |dit keer| |

Page 126: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

126

598. M1 heuse koffie voor, met een bekleed broodje, M2-D1 | |gemeubeld| | Dm-D2 | |gemeubileerd| |

599. M1a ergens in een nachtcafeteria. Het zag er b [ ] vroegopenend snelbuffet. [ ]

M2-D2 | |

600. M1a zo triest uit, als de eerste uren voor de dageraad b [ ] laatste [ ] van een slapeloze nacht

M2-D1 | |nachtbraak Dm-D2 | |°| |

601. M1a zelve. b zelf.

M2-D2 | | 602. M1a Didier en Wiesje zaten naast elkaar op een hoge kruk b [ ] zat naast Wiesje [ ]

M2-D2 | |

603. M1a voor de toonbank. Aan zijn andere zij pelde b [ ] schenktafel. [ ]

M2-D2 | |het aanrecht. | |plukte

604. M1-D2 een strakke dronkaard, met een zwarte 605. M1-D2 scheerbaard en een sjofele ronde hoed, stukjes 606. M1a van een hard ei. b [ ] eitje.

M2-D2 schaal | |

607. M1a Stilzwijgend echter werd de koffie gedronken en het b [ ] [ ]

M2-D2 | |

608. M1 broodje gegeten. Toen nam Didier Alwina’s

M2-D2 | |vatte| |

609. M1 hand. De nagels waren rose gevernist geweest. M2a | |rood| |

b [ ] rose [ ] P1-D2 | |

Page 127: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

127

610. M1a „Ik heb zwarte randen” zei ze verontschuldigend, b [ ] eenvoudig [ ]

M2 | |,”| |beschaamd, P1-D1 «| |,»| | Dm-D2 –| | °| |

611. M1 maar trok haar vingers niet weg. M2-D2 | |; het klonk zo

612.33 M1

M2-D2 eerlijk, als alles aan haar, die eenvoudige

613. M1 M2-D2 verontschuldiging.

614. M1 „Dat is van de nacht”, sprak hij, „ik ook,

M2 “| |,”| |“ik ben ook P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

615. M1 en ik ben blij, dat

M2-D2 besmeurd maar vind het zo heerlijk van jou, het 616. M1 is zo menselijk tussen ons.”

M2 | |iets| | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

617. M1 a Hij boog zich voor en bleef even met zijn b [ ] het hoofd neer [ ] c [ ] voorover [ ]

M2-D2 En hij| | | | 618. M1-D1 lippen op haar handen liggen, tot hij haar zachtjes

Dm-D2 | |zitten,| | :

619. M1 „Wiesje, heet ik” hoorde prevelen en zij elkaar M2 ”| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |,| |ze| |

620. M1a hun tweede, zoete mondkus gaven, die week en innig b [ ] [ ]

M2-D2 | |

621. M1-D2 was. 33

De zin ‘Het klonk zo eerlijk, als alles aan haar, die eenvoudige verontschuldiging.’ verschijnt pas in M2

Page 128: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

128

622. M1a De volgende statie voor dageraad lag in een b [ ] laatste [ ] vóór [ ]

M2-D2 | |bestond| | 623. M1a smal, volks kroegje, met een vale lichtpeer en b [ ] smerig [ ] rosse [ ]

M2-D2 | |

624. M1-D2 een zweetkacheltje. Maar de melk smaakte er 625. M1a frisser en opwekkender als de eerste borrel van b [ ] dan [ ]

M2-D2 | |

626. M1a die passiegang. Vooral de advocaat werd weer b hun [ ] De advocaat werd bijna geheel

M2-D2 | |

627. M1a zuivel en weldra wiekte het b [ ] kunstzinnige

M2-D2 | |weer,| | 628. M1 gesprek weer hoog

M2-D2 | |met hernieuwde veerkracht de hoogte

629. M1a op. Wiesje bleef thans echter net wat b [ ] ook [ ]

M2-D2 in. Maar ook Wiesje hield zich thans grotendeels 630. M1a afzijdig, en helemaal met Didier. b afzijdiger, [ ]

M2-D2 afzijdig, en was héél met Didier. 631. M1a „Het is haast zelfbevlekking, “ zei hij, b [ ] „wanneer

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

632. M1a artiesten alsmaar over kunst te horen praten.” b [ ] praten.”

M2 | | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

Page 129: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

129

633. M1a Is de kunst zelf niet een beetje zelfbevlekking? vroeg b [ ] sprak

M2a “| |kunst-zelf| | b | |dat niet een beetje?” | |

P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |kunst zélf| |°| |

634. M1a ze stilletjes, haar ogen duister licht van ernst. b [ ] met een [ ] °

M2a | | b | |heldere duisternis| |

P1-D2 | |

635. M1a

b in haar blik. M2-D2 | |

636. M1-D2 Hij bleef haar diep en teder aankijken, terwijl 637. M1 hij op zijn beurt vroeg:

M2-D2 | |langzaam| | 638. M1 „Misschien is het omgekeerde ook waar en

M2 ”| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |

639. M1 valt dat niet te scheiden?”. M2 | |° P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

640. M1-D2 Krampachtig probeerde haar kleine hand de 641. M1-T zijne te omsluiten, maar haar vermoeide, bleke gezicht

D1 | |;| | Dm-D2 | | | |

642. M1-D2 was van een ongestoorde schoonheid. 643. M1 „Die!” lispelde ze, „jij bent de eerste, de

M2 ”| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

Page 130: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

130

644. M1 allereerste in dat geheim; ik moet het dadelijk M2-D1 | |dàt| | Dm-D2 | |dát| |

645. M1-Dm geweten hebben, toen we elkaar hebben P2D2 hebben geweten,|34 |

646. M1 ontmoet, …”.

M2 | |dat ik het jou zeggen wou… ” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

647. M1 „Ja,” peinsde hij fluisterend, „het is een heerlijk M2 ”| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

648. M1a wonder … iets zo éénzaams, zou je zeggen… maar hoe b [ ] precies, [

M2-D2 | | | | 649. M1a één moet je er dan ook voor zijn!”… We zijn alleen natuurlijk zoals iedereen. b [ ] met elkaar [ ] Dank je!

M2-Dm | ,| | P2D2 | | samen|35 |

650. M1a Ik kan nu weggaan , met Lauwerijk b Je kunt nu heus gaan naar je hotel, [ ]

M2-D1 | |kan| |,| | Dm-D2 | |kunt| |

651. M1a … dat blijft!” b [ ] dàt [ ]

M2 –| | P1-D1 | |» Dm-D2 | |dát| |°

652. M1a „Dank je,” uitte ze, maar zei niets verder, b [ ] wat ze verder nog

M2 “| |hijgde| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

34

De variant ‘hebben geweten’ is reeds aangebracht in M3.

35 De variant ‘samen’ is reeds aangebracht in M

3.

Page 131: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

131

653. M1a doch beet plotseling in zijn hand. b had willen zeggen, [ ] ze [ ]

M2-D2 | | 654. M1 Toen werd Ina onpasselijk. Het was ook ondraaglijk

M2-D2 | |onwel.| |

655. M1a heet in het sjopje. Metelino ging even van haar stoel b [ ] liet zich [ ]

M2-Dm | | P2D2 | |Mytilini| |

656. M1 glijden,

M2-D1 | |; Dm-D2 | |.

657. M1a en „slechts even liggen,” zei ze zacht gedempt, en liet b [ ] [ ] strekte

M2 “| | P1-D1 «| |,»| | Dm-D2 Slechts| |°| |°| |

658. M1a het hoofd achterover over de vloerstenen rusten. b haar [ ] op [ |.

M2-D2 | |koele| |.

659. M1a Didier vroeg om een glas water, en nederknielend b Baudoux [ ]

M2 | | P1-D1 Ledoux| | Dm-D2 | |°| |knielend

660. M1 besprenkelde hij met zijn pochet haar slapen en polsen.

M2-D2 bette| |

661. M1 Haar gezicht was nu nog scherper en bleker, M2-D2 | |kleurlozer,

662. M1a maar de ogen stonden er steeds zo heel b [ ] schrandere [ ]

M2-D2 | |peinzige| |

663. M1-D1 zacht in. Didier hielp haar in Deckers’ auto Dm-D2 | |Dekkers‘| |

664. M1-D2 beuren.

Page 132: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

132

665. M1a Terminus was om het hoekje; de Vlaamse b [ ] Belgische

M2 | |lag| |doch| | P1-D1 | |,| | Dm-D2 | | | |

666. M1M2 gasten wilden niemand meer ophouden. Baudoux

P1-D2 | |Ledoux

667. M1-D2 kuste Ina voorzichtig en zij beantwoordde 668. M1 de zoen. De advocaat praatte zwaarmoedig tot

M2a | |zanikte zwaar| | b dankbaar [ ]

P1-D2 | |

669. M1-D2 zichzelf. 670. M1 „Wiesje,” zei Didier tot Lauwerijk, terwijl

M2 “| |prees| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |°| |

671. M1a zij elkaar even met elkaars hand vasthielden, „Wiesje is b [ ] even elkaars hand [ ]“ Alwina is

M2 | | P1-D1 | |«| | Dm-D2 | |–| |

672. M1a een enig kind … Neem je ‘t mij b [ ] kostbaar [ ] !.. [ ] mij niets

M2-D1 | | Dm-D2 | |me| |

673. M1M2 kwalijk?” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

674. M1a Lauwerijk lachte, vermoeid, b [ ] maar

M2-D2 | |

675. M1 op zijn charmante manier.

M2-D2 charmant, op zijn oude manier.

Page 133: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

133

676. M1 „Wel nee, man, waar denk je aan! Eens M2 “| | P1-D1 «| | Dm –| | P2D2 | |Eenmaal

677. M1 is geens…” M2 | |toch| | P1-D1 | |» Dm | |° P2D2 | |geenmaal…

678. M1a Toen nam Didier afscheid van Alwina en het b [ ] , [ ]

M2-D2 | |Wies| |

679. M1a waren niet de borrels die in zijn keel wat b [ ] even

M2-D2 | |

680. M1a snikten. Zij ook kon niet veel zeggen, maar het b opsnikten. [ ]

M2-D2 | |

681. M1a was zo veelbetekenend: b betekende zo veel: c was een prachtige zin:

M2-D2 | |zinsnede: 682. M1 „Het afscheid der éénzamen is

M2 “| |van| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |

683. M1a een tot weerziens.” b slechts [ ]

M2 toch altijd maar [ ] P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

684. M1a De auto’s reden weg, werd het b En terwijl de auto’s wegreden,

M2-D2 | |wagens| |

Page 134: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

134

685.36 M1a voor de ogen, op straat, licht. b [ ] licht op straat.

M2-D2 werd het, voor de ogen, licht op straat.

686. M1a Leduc, Didier Leduc, staarde blind in de b [ ] wezenloos ] ] c Wezenloos stond [ ] [ ]

M2-D2 | |

687. M1a nacht van zoveel jaar later . De b [ ] c [ ] te staren. [ ]

M2-D1 | |jaren| | Dm-D2 | |jaar| |

688. M1a lichtreclames klaterden tegen de b [ ] klauterden klaterend [ ]

M2-D2 | |

689. M1a hemel : zeep om te wassen, tabak, b [ ] op: zeep, tabak om te roken, ]

M2-D2 | | | | 690. M1a likeuren. Auto’s reden b jenever om te drinken. [ ]

M2-D2 | |, zeep om weg te wassen…| |

691. M1 spattend voorbij, scherend langs het trottoirband. M2-D2 | |de| |

692. M1a Daar, achter in het lokaal achter hem, b En daar, [ ] waar hij thans de rug naar

M2 | |“ Sagrado”,| | P1-Dm | |«| |»,| | P2D2 | |°| |°| |

693. M1a achter de ruit en de gordijntjes, b gekeerd had, [ ]

M2-D2 | |waasruit| | 694. M1a zat zij, Wiesje Meesp van ééns. b [ ] het [ ] c [ ] [ ]

M2-D2 | |

36

Na deze zin volgt een pauze, aangeduid door een witregel of stippellijn.

Page 135: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

135

695. M1a En het wonder was geschied; in het onherkenbare b Het [ ] : [ ]

M2-D2 | |

696. M1-D2 had hij het oorspronkelijke jeugdgezicht 697. M1 teruggevonden! Maar hoe lang zou het

M2a | |hoelang| | b [ ] hoe lang [ ]

P1-D2 | |

698. M1-D2 aanhouden, voor het slijkerige en rotsige graf 699. M1-D2 weer dichtsloeg? 700. M1 En hij haastte zich, in zijn strakke roerloosheid,

M2-D2 | |starre| |

701. M1 om alles nog één keer tot het eind te zien, M2-D2 | |terug| |

702. M1a te beleven, met al de vergeten b opnieuw [ ]

M2-D2 | |beléven,| | 703. M1a details, die hij nooit zo vaak meer had terug kunnen vinden vergeefs, b bijzonderheden, die hij lang eerst zo vruchteloos,

M2-D1 | | Dm-D2 | |°| |

704. M1a en dan niet meer terug op had willen roepen. b [ ] eens [ ] pogen te roepen.

M2-D1 | | Dm-D2 | | | |

705. M1a De tweede dag was weer begonnen met de zee b [ ] nogmaals met een

M2-Dm | | Dm-D2 | |begonnen| |

Page 136: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

136

706. M1a b barre, nijpende begroeting, ditkeer áán de zee begonnen.

M2a | |ààn, | | b [ |°| ]

P1a | | b [ |,| ]

T-D1 | | Dm-D2 | |dit keer áán| |.

707. M1-D2 De zee, waarvan hij nooit gehouden had, 708. M1-D1 waarschijnlijk vanwege de wassen neuzen harer

Dm-D2 | |wegens| |van haar

709. M1a dichters, maar die toen, voor één keer, de zijne b [ ] maal, zijn zee

M2-D2 | |;| |éénmaal,| | 710. M1-D2 zou worden. 711. M1-D2 De hele ochtend was hij in bed gebleven, 712. M1-D2 genietend van de groenige duisternis en de gladde 713. M1a warmte der lakens. Hij had Baudoux b [ ] van het lichtwollen dek. Baudoux

M2 | | P1-D2 | |Ledoux

714. M1a in de badkamer onder de douche gehoord en gorgelen. b daarentegen was al na een uurtje slaap

M2-D2 | |

715. M1a b „radio-actief” geworden: hij had zich bibberkoud c [ ] die [ ]

M2a ”radio-actief“| |;| | b [ |:| ]

P1-D2 « radio-actief »| | 716. M1a b gedoucht en zijn nevel zoveel mogelijk uit zijn stem c [ ] de [ ]

M2-D2 | |

Page 137: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

137

717. M1a b gegorgeld, om toch naar het zendstation te

M2-D2 | | 718. M1a b kunnen.

M2-D2 | |

719. M1a „Zeg maar dat ik thuis blijf om op de kleuter b [ ] kleine

M2 ”| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |

720. M1 te passen,” murmelde Didier, „en ga jij in mijn

M2 | |”| | P1-D1 | |»| |«| | Dm-D2 | | mummelde| |.En| |

721. M1a plaats bij de uitgever M… lunchen; ik voel me niet zakelijk genoeg.” b [ ] met [ ] die heeft me

M2-D1 | | Dm-D2 | | | |

722. M1a b gister op de tentoonstelling gevraagd, maar ik

M2-D1 | | Dm-D2 gisteren| |

723. M1a b voel me niet zakelijk genoeg.”

M2 | | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

724. M1 Daarna was hij ook even in de badkamer

M2-D2 | |vluchtig| |

725. M1 geweest, om een glas water te drinken. M2-D2 | |koel| |, tegen het vuur in zijn hart.

726. M1a Er scheen een hatelijk licht; half zonnig, vanwege het bedrieglijke licht b De zon scheen er ongezellig naar binnen c Er scheen een hatelijk licht,

M2-D2 | |

Page 138: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

138

727. M1a b c zonnig zo het scheen, maar dat moest d [ ] leek, [ ] was inderdaad

M2a | |,| | b [ ] doch [ |

P1-D1 | | Dm-D2 | |maar| |

728. M1a b c bedrog zijn, te wijten aan de gekleurde d maar schijn, verwekt door de gekleurde

M2-D1 | | Dm-D2 | |

729. M1a b c bobbelruit, want het regende er dofjes tegen. d bobbelruiten, [ ]

M2-D2 bobbelglazen ruiten, | |op.

730. M1 Didier kroop tevreden terug in bed – hoe M2-D2 Tevreden| |Didier| |

731. M1-D2 kon het anders dan regenen thans? Maar telkens 732. M1a weer brak zijn wilde slaap af en lag hij met b [ ] op zijn

M2-D2 | |

733. M1a matte hartzij naar het zwartglimmende telefoontoestel te kijken. b [ ] [ ]

M2-D2 | |

734. M1-D2 Het was zwart en toch glom het feller dan welk 735. M1-D2 licht voorwerp ook in het schemerige vertrek.

736. M1-D1 Een belletje verwachtte hij niet, en toch Dm-D2 | |; nochtans

737. M1a koesterde zijn blik het ding en gaf het hem b [ ] schonk [ ]

M2 | |koest| | P1-D2 | | | |

Page 139: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

139

738. M1a een stille voldoening zichzelf daar te weten wakend b [ ] , [ ]

M2a | | b | |heimelijke| |wakend te weten

P1-D2 | |

739. M1a liggen, bij die duistere, stomme maar b [ ] donkere [ ]

M2-D2 | |

740. M1-D2 glanzende levenshoorn. 741. M1-D En na de middag was hij in zijn eentje naar

Dm-D2 Na | | 742. M1 Scheveningen getremd , om de eenzaamheid nog

M2-D1 | |getramd| | Dm-D2 | |getremd| |

743. M1 scherper te proeven en de stilte nog harder te horen

M2-D2 zilter | | 744. M1a suizen. Toen hij de hoek om het Kurhaus omsloeg, b [ ] van [ ]

M2-D2 | |

745. M1a bruiste ze hem , dat hij er even van wankelde. Maar b [ ] zo tegen hem [ ] c [ ] zo [ ]

M2-D1 | |,| | Dm-D2 | |het| |°| |

746. M1-D1 ook haar koude aanvaardde hij, als de enige

Dm-D2 | |de| |

747. M1-D2 liefkozing die hij thans zocht: ijzigheid, waarin hij 748. M1-D2 het warme leven van een herinnering tegen 749. M1a alle ontbinding wilde bewaren. b [ ]

M2-D2 | |

750. M1-D2 Hij liep langs de branding. De zee kwam op. 751. M1-D2 Drie zwarte mannen met hoge gummilaarzen

Page 140: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

140

752. M1a liepen tot aan de knieën in ’t water, voorovergebogen b stonden [ ] het [ ] de

M2-D2 | |

753. M1a naar het zand te kijken, telkens diep b handen diep in de zakken en telkens diep c [ ] stijf [ ]

M2-D2 | |

754. M1a b vooroverbuigend in het zand, wanneer

M2-D1 | | Dm-D2 | |naar| |

755. M1a b de schuimende vloedzoom weer even achteruitslipte.

M2-D2 | |

756. M1-D2 Er was ook een vierde man, met gewone wrakke 757. M1 schoenen aan, en die daarvoor, elke keer dat de

M2-D1 | |daarom, | | Dm-D2 | |°| |

758. M1a golffranje het vooruitschoot, gauw een paar b [ ] weer [ ]

M2-D2 | |

759. M1-D2 meter terug moest lopen. 760. M1-D2 Maar hij zag er al niet meer jong uit en 761. M1a wellicht ook doorkleumd: het rollende water b [ dóórkleumd; [ ] heen en weer vloeiende watertapijt

M2 | |dòòrkleumd| | P1-D1 | |dóórkleumd| | Dm-D2 | |af en aan| |

762. M1-D2 rolde sneller dan zijn stramme benen konden 763. M1 heen hippen en overstroomde iedere maal zijn

M2-D2 heenhippen | | 764. M1-D2 schoenen en rafelige broekspijpen. Toch keerde

Page 141: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

141

765. M1a hij er ernst durend altijd terug, het wegglijdende water b [ ] [ ] de wegglijdende watersliert

M2-D2 | |oceaansliert 766. M1-D2 achterna. 767. M1 „Wat zoeken jullie?” vroeg Didier hem schor,

M2 ”| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

768. M1-D2 tegen de wind in. 769. M1a Hij begreep het antwoord niet, het was zeker b [ ] verstond [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |in

770. M1a dialect, in de wind uiteen geschatert. Maar de man trok even de b [ maar [ ] een vorstig rode

M2-D2 streektaal| | | |roje 771. M1a hand uit zijn zak en liet hem in de smoezele palm b [ ] de [ ]

M2-D1 | |zijn| | Dm-D2 | |zijn| |

772. M1a twee verroeste muntstukjes zien, waaraan het b [ ] natte

M2-D2 | |muntjes| |

773. M1-D2 zand nog kleefde. 774. M1 „Aangespoeld?” verbaasde zich Didier, maar

M2 ”| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

775. M1a de man schudde het hoofd en gaf hem met de vinger te b [ ] [ ]

M2-D2 | |

776. M1a beduiden dat ze uit het zand kwamen. Daar ‘s b [ ] vanaf de

M2-D1 | |,| |: daar Dm-D2 | |°| |

Page 142: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

142

777. M1a zomers verloren, en nu door de wintervloed weer b zomer [ ]

M2 vandezomer| | P1T van de zomer| | D1 vandezomer| | Dm-D2 vandezomer| |°| |

778. M1 opgezogen.

M2-D2 omhooggezogen. 779. M1-D2 Didier slenterde de dijk op. Heel in de verte 780. M1a liep een kind, anders niemand. En alle huizen leken b [ ] alleen een kind. [ ]

M2-D2 | |

781. M1 versloten; de wind rammelde in de luiken.

M2 ontruimd en afgesloten:| | P1a | |

b [ ] ; [ ] T-D2 | |

782. M1-D1 Achter de witte raamgordijntjes van een houten Dm-D2 | |glasgordijntjes| |

783. M1a teesalonnetje zonder bovenverdieping, brandde een b teesalon [ ]

M2 | | P1a theesalon| |

b teesalon [ ] TD1 | | Dm-D2 theesalon| |

784. M1-D2 oranje kaplampje. 785. M1-D2 Toen Didier de rinkelende deur opende, sloeg 786. M1-D2 hem de rokerige lucht van een kachel tegemoet, 787. M1-D1 waarin hout werd verstookt.

Dm-D2 | |gestookt.

788. M1 Er was niemand, behalve een baardeloze kellner M2-D1 | |zat| | Dm-D2 | |kelner

789. M1-D2 in een wit jasje. Didier bestelde koffie en ging

Page 143: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

143

790. M1 achter een rieten tafeltje voor het raam zitten. M2-D2 [ ] venster [ ]

791. M1 Boven de oranje lamp zag hij de zee M2-D2 | |sinaasappelkleurige| |

792. M1a en de strandjutters, een vrolijke poedel en trage b [ ] rusteloze [ ]

M2-D2 | |

793. M1a meeuwen. De zwarte mannen leken b [ ] hadden iets van

M2-D2 | |

794. M1-D1 roofvogels, al zagen zij er zelf het meest beroofd Dm-D2 | |zijzelf| |

795. M1-D2 uit, de pechvogels! 796.37 M1 Zochten zij er heus naar verroeste muntjes,

M2-D1 | |muntstukjes, Dm-D2 | |daar| |geldstukjes,

797. M1a of maakte hun zware hoofd zich dat zelf maar b [ ] duistere [ ]

M2-D2 | |

798. M1a wijs? Het leek zo vreselijk naar een voorwendsel om b [ ] , [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |op| |°| |

799. M1a aan de andere het onvindbare tegemoet te trekken. b [ ]

M2-D2 | |

800. M1-D2 Didier bleef een half pakje sigaretten in het 801. M1a teehuisje oproken. Hij b van de zee doorruiste [ ]

M2 | | P1a | |theehuisje| |

b [ ] teehuisje [ ] TD1 | | Dm-D2 | |theehuisje| |

37

De zin ‘Didier kon het nog niet goed geloven’ komt enkel voor in M1 en is niet opgenomen in het

variantenapparaat.

Page 144: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

144

802. M1a zat er in een viool, waarop de wind b [ ] als [ ] die [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |°| |

803. M1a bespeelde. En hij droomde van het b strijkend [ ]

M2-D2 met schril gestrijk| | 804. M1 onvindbare, dat dat toch bestaat. Toen het duister

M2-D1 | | | | Dm-D2 | |°| |

805. M1 werd in het salon stond hij op en begon de

M2-D1 | |,| | Dm-D2 | |de| |°| |

806. M1-D1 terugweg. Dm-D2 terugtocht.

807. M1 In Den Haag was het al avond, de mensen

M2-D2 | |:| |

808. M1 kwamen van hun werk en de lichtreclames M2-D1 | |gloeiletters der Dm-D2 | |van de

809. M1 begonnen te gloeien.

M2-D2 lichtkrant speelden haasje-over.

810. M1 Slechts éen ogenblik bleef hij voor een M2-D2 | |Didier| |

811. M1a kunsthandel in de Spuistraat staan, kijkend, naar b [ ] ° [ ] een mooie wit lijst, met

M2-D2 | |

812. M1a een groot fotoportret in een mooie wit lijst, b [ ]

M2-D2 | |

813. M1a boven een banderol: “ Nederlands jongste b [ ] „ [ ]

M2 | |“ Nederland’s| | P1-Dm | |«| | P2D2 | |°| |

Page 145: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

145

814. M1 kunstenares; bekroond met…” enzovoort. Een akelig portret, van M2 | |,| |Enzovoort. | | nare kop, | | P1-D1 | |»| | Dm | | | | D2 | |°| |

815. M1a een ouwelijke Alwina, zoals Alwina eens, later… b [ ] ouwelijk Wiesje, [ ] ze [ ]

M2-D2 | |ouwelijke Wies,| |

816. M1 Daarna zat hij in „Terminus” nog een uur of M2-D2 | |°| |°| |

817. M1 wat kranten te lezen, met het relaas

M2a | | b [ ] dagbladen [ ] onder meer [ ]

P1-D2 | |

818. M1a van de plechtigheid van gisteren, wachtend op Baudoux b over [ ]

M2 | | P1-D1 | |Ledoux Dm-D2 van| | | |terwijl hij op Ledoux

819. M1-D1 voor het souper.

Dm-D2 wachtte| | avondeten.

820. M1 Hij wilde net alleen beginnen toen zijn vriend M2-D2 | |,

821. M1a door de hoteldeur naar binnen kwam. b op hem toetrad.

M2-D2 zo fris als een hoen, | | 822. M1 „Van waar kom jij?” vroeg Didier.

M2 ”| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 – Waar kom jij vandaan?| |

823. M1a „Van onze kamer; ik zit al tijden op je te b [ ] lig [ ]

M2 “| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |

Page 146: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

146

824. M1 wachten en heb intussen de vorige nacht M2-D2 | |voorgaande| |

825. M1 wat ingehaald,” sprak Baudoux opgeruimd.

M2 een beetje| |voldaan. P1-D1 | |»| |Ledoux| | Dm-D2 | |°| |…

826. M1a „Wiesje heeft al twee keer gebeld; het schijnt dat ze b [ ] [ ]

M2 “| | P1-D1 «| | Dm-D2 °| |

827. M1-D2 hier de hele middag met Lauwerijk kranten is 828. M1M2 komen lezen, maar niemand wist waar jij stak…”

P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

829. M1 „Wat zeg je?!”

M2 «| | P1-D1 «| |» Dm-D2 – Wát| |°

830. M1 Al Didier’s haat voor de zee en zijn dichters

M2-D1 | |haar| | Dm-D2 | |tegen| |

831. M1a kwam plotseling weer op. En nu zou ze b brak hem [ ]

M2-D2 | |eensklaps| |bitter| |

832. M1 waarschijnlijk niet meer bellen. En Baudoux M2 | |niets meer laten horen; en| | P1-D2 | |Ledoux

833. M1a wist al evenmin als hij in welk hotelletje zij logeerden. b [ ] [ ]

M2-D2 | |ze| |

834. M1a Zij aten stilzwijgend en spraken b [ ] namen zich met de

M2-D2 | |af| |

Page 147: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

147

835. M1a heel redelijk. b effen stem der redelijkheid voor, weldra naar c [ ] spoedig [ ]

M2-D2 | |

836. M1a b bed te gaan.

M2-D2 | |

837. M1a „Het is maar goed ,” meende b [ ] voor jullie drieën [ ]

M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

838. M1M2 Baudoux, “dat er tussen hen en ons morgen weer P1-D1 Ledoux, « | | Dm-D2 | |°| |

839. M1 een land ligt.”

M2 | |en in elk geval een flinke stroom| | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

840. M1 „Hoe dat zo?” wilde Didier weten, en zijn M2a “| |geprikkeld| |

b [ ] [ ] P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

841. M1a stem sidderde toch weer. b [ ] ging toch opnieuw sidderen.

M2-D2 | |

842. M1a „Omdat jij misschien liefderijker zou houden van Wiesje, b [ ] [ ] van Wiesje zou houden,

M2 | |L…iefderijker| |haar| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |

843. M1a waarom ze hem zou verlaten… b wat ze reeds heeft ontroerd…” c [ ] haar nu [ ]

M2 | |al| | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

Page 148: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

148

844. M1a „Juist,” brak Didier af met opeengeklemde kaken, b [ ] met opeengeklemde kaken af,

M2 “| |een gekwelde slaapspier af, P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |slaapader| |

845. M1 „en omdat, vroeg of laat, het léven toch alles

M2 “| |leven| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |

846. M1 verlauwerikt, nietwaar?”. M2 | |° P1-D1 | |?» Dm-D2 verlauwerijkt, | |°

847. M1M2 Door de luidspreker werd mijnheer Baudoux

P1-D2 | |Ledoux

848. M1-D1 naar de telefoonkamer gevraagd. Hij was al Dm-D2 | |telefooncel| |

849. M1-D2 opgestaan. Glimlachend keken de vrienden elkaar 850. M1-D2 aan. 851. M1 „Haast je!” zei Didier toen.

M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

852. M1 Hij wilde aan niets denken terwijl zijn vriend M2-D1 | |,| |maat Dm-D2 | |°| |

853. M1 weg was. Niet aan de strandjutters, noch aan het

M2-D1 | |strandjutten,| | Dma | |strandjutters,| |

b [ ] strandjutten, [ ] P2D2 | |

854. M1-D1 ouwelijke portret, noch aan Lauwerijk. Met de blik Dm-D2 | | Zijn | |

Page 149: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

149

855. M1a zocht hij naar een wandklok; om met de secondenwijzer b [ ] de ]

M2-D1 | |,| | Dm-D2 | | | |°| |secondewijzer

856. M1-D2 mee te tellen. 857. M1-D2 Maar toen zag hij dat het een windklok was,

858. M1a een grote witmetalen schijf, met waarin langs de b [ ] [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |°| |

859. M1-D2 omtrek gaten waren geboord, afgedekt door 860. M1a melkglas; waarop zwarte letters b opaalglas; [ ]

M2-D1 melkglas; er stonden zwarte letters op Dm-D2 | |daarop| |

861. M1a stonden geschilderd, en om de beurt, b [ ] er op [ ]

M2-D1 |geschilderd, en nu eens achter het ene, dan weer achter Dm-D2 | |de een, | | | |

862. M1a soms gelijktijdig, een lamp b [ ] gingen er achter een

M2-D1 het andere, soms gelijktijdig achter twee, ging een Dm-D2 de ander,|

863. M1a lichtjes aanging: West, Noord-West, Zuid-West b lampje aan: [ ]

M2a lichtje aan: | | b zonnig [ |

P1-D2 | | 864. M1-D2 en West…

865. M1a Een halfdozijn keren versprongen de lichtjes, en toen b [ ] dozijn [ ]

M2-D1 | |versprong| |richting; toen Dm-D2 | |keer| |

866. M1

M2-D2 lieten Didier’s ogen de schommelende roos los

Page 150: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

150

867.38 M1 was Baudoux terug. Hij ging niet M2a – Baudoux was terug. Zijn vriend ging niet eens

b [ ] nam [ ] P1-D2 Ledoux| |

868. M1 weer zitten;

M2a | | b plaats;

P1-D1 | | Dm-D2 | | .

869. M1a „het was Lauwerijk; ze zijn b [ ] zitten c [ ] zijn

M2a “| |,” berichtte hij,“ | | b [ ] zitten

P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 – Het| |°| |°| |

870. M1a in de Diligence en vragen b [ ] dringen aan c [ ] vragen ons.”

M2-D1 | |Ik heb maar gezegd Dm-D2 | | | |

871. M1a b – ik heb maar aanvaard.”

M2 dat we komen.” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

872. M1a En de twee vrienden haastten zich naar b [ ] terug [ ]

M2-D2 | |spoedden| | 873. M1a de voortzetting van hun passiegang. b [ ]

M2-D2 | |

874. M1-D2 Het was een gedeeltelijk nieuw bijgevuld 875. M1a gezelschap dat hen in de Diligence begroette, nog luidruchtiger dan de b [ ] [ ]

M2-D2 | |

38

In M2 is ‘nam plaats’ uit regel 867 en 868 en ‘zitten’ uit regel 869 met zwarte pen toegevoegd.

Page 151: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

151

876. M1 a vorige avond. De b [ ] , in de Diligence begroette. [ ]

M2-D1 | |artistenkroeg| | Dm-D2 | |artiestenkroeg| |

877. M1a kruik bleek trouwens al veelmaals de rondte b melkkruik [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |ronde

878. M1 der tafel te hebben beschreven. Didier zocht

M2-D2 | |bemerkte

879. M1 Wiesje met de blik. M2-D2 | | niet.

880. M1a „Ze is een ommetje gaan maken,” zei Lauwerijk b „Ze had wat hoofdpijn,” [ ]

M2 “| |legde| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

881. M1a kameraadschappelijk. b [ ] ° [ ] , „ en is even een ommetje

M2a | |uit| |“| | b kameraadschappelijk ] ] « [ ]

P1-D1 | | Dm-D2 | |°| |

882. M1a

b gaan maken.” M2 | | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

883. M1-D2 Maar haast dadelijk daarop verscheen ze al, 884. M1a als herboren, fris en opgeleefd en zo hartelijk. Met b [ ] dartel [ ]

M2-D2 | |

885. M1-D2 een guitige lach maar tedere ogen bleef ze voor 886. M1a Didier staan. Hij neeg vormelijk, deed haar de b [ ] kuste [ ]

M2-D2 | |

Page 152: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

152

887. M1 hand maar beet daarbij zacht in haar vingeren. M2-D2 | |,| |vingers.

888. M1-D2 Toen zaten ze weer naast elkaar. 889. M1a „Waar was je de hele middag?!” b [ ] ben je de hele middag geweest?!”

M2 “| |heb jij de hele middag gehangen?!” P1-D1 «| |» Dm-D2 –| |°

890. M1a Ik heb zolang gewacht…”. b vroeg ze…”

M2-D2 | |met schertsend verwijt. 891. M1a „Aan zee,” prevelde hij traag, „het was er b [ ] zei [ ]

M2 “| |antwoordde| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

892. M1M2 zo éénzaam.”

P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

893. M1-D2 Haar ogen verstarden in de zijne, terwijl ze 894. M1-D2 prevelde: 895. M1 „Niet genoeg! Had ik het maar geweten! …”

M2 “| | P1-D1 «| |» Dm-D2 –| |°

896. M1a „Je weet het nu,” zei hij opeens hard en b [ ] antwoordde [ |vurig| |

M2 “| | sprak| | P1-D1 «| |nu,»| | Dm-D2 °| |nu, | |

897. M1-D1 keek naar de klok, die iets over tienen wees.

Dm-D2 | |°| |

Page 153: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

153

898. M1 Haar handen werden klam, maar M2a | |, ze ontsloot

b [ ] al ontsloot P1-D1 | | Dm-D2 | |°| |

899. M1 ze antwoordde niet; M2a ook de lippen niet, er kwam niets dan een onduidelijk

b ze de lippen, [ ] P1-D2 | |

900. M1a haar blik dwaalde af, naar b [ ] ogen dwaalden [ ]

M2 klank over heen. Haar | | P1-D1 | | Dm-D2 | |overheen. | |

901. M1-D2 Lauwerijk – de blik van een gewond huisdier, 902. M1 vond hij – , en dan naar Deckers en de anderen

M2-D1 | |Didier | | Dm-D2 | |–| |Dekkers| |

903. M1a en tegelijk voor nog een paar uur was ze weer b [ ] [ ]

M2-D2 | |tegelijk| |

904. M1a Alwina, een ieders vriendin, de albeminde, al b [ ] [ ] en eenieders vriendin, [ ]

M2-D2 | |

905. M1a lag haar hand meest in die van Didier. b verliet [ ] die van Didier bijna niet meer.

M2-D2 | |

906. M1 Deckers had een glimmende kreeftkleur en

M2-D1 | |glibberige| | Dm-D2 Dekkers| |kreeftekleur| |

907. M1a was bijzonder op dreef. Af en toe klapperde hij b [ ] uitgelaten

M2-D2 | |slag.| | driest 908. M1-D2 met de tanden.

Page 154: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

154

909. M1 „Als een snoek die naar ’t leven hapt,” meende M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |het| |°| |

910. M1a een opgewekte eveneens glimmende dame; doch Baudoux b [ ] eveneens hooggekleurde dame; [ ]

M2 | |hooggetinte| | P1-D2 | |Ledoux

911. M1 murmelde iets van een aangehapte snoek, wat M2-D1 mummelde| |ààngehapte| | Dm-D2 | |áángehapte| |

912. M1 in de algemene luidruchtigheid verloren ging. M2-D2 echter| | keet | |

913. M1-D2 Het gesprek kwam op de romanschrijver V. 914. M1a die met zijn laatste ontdekking een rampzalige b [ ] rampzalig

M2-D1 | |smartelijk Dm-D2 | |sneu

915. M1a vacantie had beleefd. ‘s Morgens wou die b vacantiereisje [ ]

M2-D2 | |

916. M1-D1 hem absoluut meehebben naar het tennisveld,

Dm-D2 | |mee hebben| |

917. M1 ‘s middags naar teesalons of modeshows en M2 | |,| | P1a | |theesalons| |

b [ ] teesalons [ ] TD1 | | Dm-D2 | |theesalons| |

918. M1 ‘s avonds naar de denderkit. Na een week had hij

M2-D2 | |een| |

919. M1a er de sok in moeten zetten – immers, b [ ] als hij tot

M2-D2 | |zoals| |

Page 155: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

155

920. M1a hij kon toch haar man b zijn vrienden had verzucht, [ ]

M2-D2 | |

921. M1 niet vragen, voor hem zolang zijn boeken te

M2-D2 | |zolang voor hem| |

922. M1a schrijven!! b [ ] …

M2-D1 | |! Dm-D2 | |.

923. M1a „ Juist !” hapte Deckers, „alleen in bed moet b [ ] Bravo [ ]

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm –| |°| |-| |

P2-D2 | |Dekkers | | 924. M1a men de vrouw volgen; overal elders is ’t even zou zij je een b je [ ] [ ]

M2-D2 | |een| | 925. M1M2 gat vernagelen!”

P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

926. M1 „Hemel!” lachte Didier, „wat een erotiek, en gisteren

M2 “| |,| |“| |erotisch, | | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |°| |

927. M1M2 was jij nog zo literair!” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

928. M1 „Dat is precies ’t zelfde ,” wedervoer

M2 “| |weerlei P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |hetzelfde, weerlegde

929. M1a Deckers; „Wanneer werk b [ ] „en ik zal het je bewijzen. [ ]

M2 de uitgever,“ | |°| |schrijf P1-D1 | |«| | Dm-D2 | |°| |

Page 156: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

156

930. M1a jij het liefst, het best en het literairst?” b literair het liefst en het best?”

M2 | | | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

931. M1 „’s Nachts,” bekende Didier. M2 “| |aarzelend. P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

932. M1a „ Welnu, dat is ’t uur van de bijslaap en van de b [ ] Precies, het uur [ ]

M2 “| |bij-slaap| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |

933. M1a hoogste statistiek der bevallingen, vraag ‘t b [ ] van [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |het

934. M1 maar aan de kraaminstellingen!”.

M2 | |eens| |een kraaminrichting!” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

935. M1 Bravo! lachte het gezelschap. M2 “Bravo!” | °|op zijn beurt. P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

936. M1 „Dan heb ik een vrouw versierd,” zwetste Deckers

M2 “Dan maar naar de muzen,“ | | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |Dekkers

937. M1-D2 en rees verhit overeind. 938. M1 „Jawel,” vond ook Wiesje,

M2 “| |hij verdient er ene,” | |Wies, P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |een | |

Page 157: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

157

939. M1 „Wie zullen we opbellen, Hans?” M2 “wie| | P1-D1 «| |» Dm-D2 °| |°

940. M1a Maar Baudoux verzocht de uitgever b [ ] bezwoer [ ]

M2-D1 | |belas| |om de kring P1-D2 | |Ledoux| |

941. M1a te bedaren: b [ ] blijven:

M2-D2 niet te verbreken: 942. M1 „je kunt toch beide

M2 “ook al is ’t hetzelfde, beide kun je toch P1-D1 «| | Dm-D2 –|Ook |het| |

943. M1-D2 niet tegelijk; blijf nou, om der wille van de

944. M1a literatuur en de vriendschap!” b [ ] kameraadschap!” c [ ] vriendschap!”

M2 kunst die vriendschap heet!” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

945. M1 „Goed,” sprak Deckers, „laat Wiesje me dan

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |Dekkers, | |

946. M1a bedaren met een zoen!” b [ ] vriendinnezoen !”

M2 | |.” P1T | |» D1 | |vriendinnenzoen | Dm-D2 | |°

947. M1-D2 En Alwina, de frisse, drukte lachend haar 948. M1a frisse lippen op zijn besmeurde mond, dat het b jeugdige [ ]

M2-D2 | |bemorste| |

Page 158: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

158

949. M1a Didier deed griezelen van bewondering. b [ ] aan ‘t griezelen maakte [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |het| |

950. M1a Een ogenblik later verstelde hem nogmaals. b [ ] deed ze [ ] °

M2-D2 | |

951. M1a Het nieuwe onderwerp was b lichtjes ontstellen. [ ]

M2-D2 lichtelijk| |

952. M1a literatuur en dronkenschap. Ook dat kon niet meestal b [ ] meestal niet

M2a | |kan| | | b [ ] niet

P1a | |kon| | b [ ] kan [ ]

T-D2 | | 953. M1 tegelijk, behalve bij een Aafjes;

M2a behalve bij een Aafjes dan, niet tegelijk, werd b tegelijk, behalve bij een Aafjes dan, [ ]

P1a | | b [ ] Baafjes [ ]

T | | D1-D2 | |Braafjes| |

954. M1a maar van een ander dichter, b [ ] [ ] geliefkoosd [ ]

M2 geoordeeld,| | P1a | |geliefkoosde| |

b [ ] geliefkoosd [ ] T-D2 | |

955. M1 vertelde Wiesje, moest eerst ontnuchteren

M2-D2 | |weer nuchter

956. M1 en dan poepte hij er op één dag tot M2 worden| |“poepte”| | P1-D1 | « » | P2D2 | |‘poepte’| |

957. M1-D2 twaalf van zijn beste gedichten uit.

Page 159: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

159

958. M1a Er was geen ander word, had b Je kon er geen ander werkwoord voor gebruiken, zei c [ ] vinden [ ]

M2 “Je kan het gewoon niet anders heten ,” | | P1-D1 «| |»| | Dm –| |°| | P2D2 | |kunt| |noemen|39 |

959. M1a ze gezegd. b ze eenvoudig.

M2a | |gewoon. b [ ] eenvoudig.

P1-D2 | |

960. M1-D2 Misschien kende ze er de waarde niet van, 961. M1 voor Vlaamse oren, maar Didier kende

M2-D1 ten minste| | Dm-D2 tenminste| |

962. M1a ook geen mond, dan een van Alwina’s b [ ] de aanbiddelijke [ ]

M2-D2 | |

963. M1a jeugd, die door dat hoerenwoord niet hadde b [ ] ware

M2-D2 | |

964. M1-D2 verontreinigd. 965. M1-D1 De kellner bracht een vracht mondvoorraad:

Dm-D2 | |kelner| |

966. M1a een doos gebak voor Wiesje, en een dozijn b [ ] roomgebakjes [ ] [ ]

M2-D2 | |

967. M1-D2 oesters voor Didier, en kleinigheden voor de 968. M1-D2 anderen. Lauwerijk, die maagpatiënt was 969. M1a geweest, plofte dadelijk een heel soes in zijn b [ ] hele [ ]

M2-D1 | |de Dm-D2 | |zijn

39

De variant ‘noemen’ is reeds aangebracht in M3.

Page 160: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

160

970. M1-D2 mond. Maar Didier wou weten wie de schenker 971. M1 was; zijn vraag ging echter in de algemene roerigheid verloren.

M2-D1 | |. De stemming bleef echter zo uitgelaten, dat Dm-D2 | |°| |

972. M1 M2-D2 hij het gekscherende antwoord niet eens

973. M1

M2-D2 verstond. 974. M1-D2 Toen Wiesje, die rond was gegaan om ieder 975. M1a met haar doos te voeren, weer naast b uit [ ]

M2-D2 vriendelijk| |

976. M1-D2 hem zat, gaf zij als haar vermoeden te kennen P2-D2 | |ze |40 |

977. M1 dat alles van „de mandril” kwam, zoals zij hem

M2 | |°| |“| | P1-Dm | |«| |»| | P2D2 | |‘de mandril’ | |ze|41 |

978. M1a lachend had bestempeld, een hartelijke woesteling b [ ] bestempelde, [ ]

M2-D2 | |

979. M1a van een binnenhuisarchitect, die – ten minste wat zijn torso b [ ] naar [ ]

M2-D1 | |,| |tors Dm-D2 | |althans | |

980. M1 gemeten kathedraalbouwer had M2-D2 | |, net zo goed| |

981. M1-D2 kunnen wezen.

982. M1-T Inderdaad, toen Didier zijn richting uitkeek,

D1-D2 | |diens| | 983. M1-D2 ontmoette hij een bezielde grijnslach, maar hij

40

De variant ‘ze’ is reeds aangebracht in M3.

Page 161: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

161

984. M1a sloeg de ogen neer, verlegen gemaakt door b [ ] door zoveel c [ ] voor [ ]

M2-D2 | | bijna dadelijk de ogen neer voor zoveel 985. M1a oervriendschap, want, had Wiesje er aan b [ ] luid [ ] c [ ] warm [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | | | |had| |

986. M1-D1 toegevoegd, Dm-D2 | |:

987. M1a „weet je hoe over jou denkt, Die? Ik geef b [ ] Dat hij

M2 “| | P1-D1 «| | Dm-D2 – Weet| |

988. M1a er geen mieter om wat hij waard is als artiest, b [ ] geeft wat je werk waard mag

M2-D2 | | 989. M1a heeft hij gezegd, maar daar heb je een mèns, toen jij b wezen, maar dat er een mèns binnentrad, [ ]

M2-D2 zijn, | |mens| |

990. M1M2 straks bent aangekomen.” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

991. M1 „Een wonderlijke kerel,” prevelde Didier; „hij

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

992. M1a moet zelf wel een mens zijn om mij zo b [ ] vooral [ ] mèns [ ]

M2-D1 | |zèlf| |,| | Dm-D2 | |zélf| |méns| |°| |

993. M1 te willen zien.”

M2 goedgunstiglijk| | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

Page 162: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

162

994. M1 Het compliment had hem ongewoon M2-D2 | |toch bijzonder

995. M1 gevleid.

M2-D2 gestreeld.

996. M1 „Ja,” zei Alwina en er lag opeens iets broos in M2 “| |,| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 – | |°| |°| |

997. M1 haar stem, „ik heb het gisteren toch ook gevoeld,

M2 | |“| |gister| | P1-D1 | |«| | Dm-D2 | |°| |gisteren| |

998. M1a anders had ik je niet verteld die bekentenis, je b [ ] die bekentenis niet gedaan, [ ]

M2-D2 | | |

999. M1a weet wel… Ik heb er nog over nagedacht; en b [ ] vond

M2-D2 | |

1000. M1a ben bang dat je het toch kinderachtig of aanstellerig gevonden?” b je het heus niet kinderachtig of aanstellerig?”

M2 | | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

1001. M1 „Doe het nu niet teniet,” smeekte Didier heftig,

M2 ”| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1002. M1 „iets zo prachtig menselijk!” M2 ”| |menselijks!” P1-D1 «| |» Dm-D2 °| |°

1003. M1a En opdat ze de mond te snoeren, bood hij haar b [ ] om haar [ ]

M2-D2 | |

1004. M1a lurkend een oester aan! b opgeruimd [ ]

M2-D2 welgemoed| |:

Page 163: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

163

1005. M1a „proef eens, hoe wegslopend fris, dàt b [ ] weergaloos [ ] na al die hete

M2 “| | P1-D1 «| | Dm-D2 – Proef | |°| |°| |

1006. M1a bijt pas b melk en in deze hitte! Dat bijt ons weer

M2 | |smoorkit; dat laaft| | P1a | | | |

b [ ] en [ ] T-D2 | |

1007. M1M2 schoon.”

P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

1008. M1a Ze bracht de schaal traag naar de mond en b [ ] lippen [ ]

M2-D2 | |

1009. M1a dronk ze voorzichtig leeg; toen bracht ze haar b [ ] , snel, nam ze

M2-D1 | |behoedzaam| | Dm-D2 | |hem| |

1010. M1a zijn hoofd tussen haar handen en kuste hem b [ ] liet [ ] c [ ] schonk [ ]

M2-D2 | |

1011. M1-D1 in haar kus de helft van het koele, zilte, schrijnende

Dm-D2 | |zoen| |

1012. M1-D2 vocht. 1013. M1a „Philtrum,” zong hij week; b [ ] hoorde [ ] teder haar keel zingen;

M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 – Filtrum, | |.

Page 164: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

164

1014. M1a „tranen van de zee”, antwoordde hij , en b [ ] streelde hij maar [ ] c [ ] antwoorde hij week en [ ]

M2 “| |,”| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 – tranen| |°| |°| |

1015. M1a de kietelende wrijving der woorden streelde kietelend hun b [ ] strelende [ ] kietelde hun

M2-D2 | |

1016. M1-D1 monden. Dma mond.

b monden. P2D2 | |

1017. M1-D2 De zee… Hij keek naar de klok: twaalf. 1018. M1a „Ja,” zei ze met een besliste gloed, „we moeten b [ ] sprak [ ] uitgelaten [ ] moéten c [ ] besliste [ ]

M2 “ Jà,”| | | |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 – Já, | |°| |

1019. M1a er héén!” b [ ] heen!”

M2 | | P1-D1 | |» Dm-D2 erheen! |

1020. M1M2 Lauwerijk en Baudoux vonden het best en de P1-D2 | |Ledoux| |

1021. M1a kunsthandelaar Schelling ook dadelijk b jonge [ ] stelde [ ]

M2-D2 | |

1022. M1 zijn wagen ter beschikking. M2-D2 | |wagentje| |

1023. M1 „Het is maar een engelenbak”, zei hij geestig:

M2 “| |,”| |; P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |.

Page 165: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

165

1024. M1a maar Wiesje juichte nu dus van b „precies!” jubelde Wiesje en gaf hem van

M2 “| |,| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 – Precies, | |

1025. M1a blijdschap. „Precies!” jubelde ze. b blijdschap de zoen, waarop hij blijkbaar al de

M2-D1 | | Dm-D2 | |waarnaar | |

1026. M1-D2 hele avond achter zijn brilleglazen had zitten 1027. M1-D2 branden. 1028. M1a Hij had voortdurend heel grappig geweest, b [ ] was [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |°

1029. M1-T maar door die vergrotende lenzen had Didier de

D1-D2 | |glazen| |

1030. M1a indruk gehad, in de lillende naastheid van een stuk zieleweefsel b [ ] in het scheurbare weefsel c [ ] in het gevoelige zieleweefsel d [ ] in het overgevoelige weefsel

M2-D2 | |gekregen,| | 1031. M1a te blikken. b van een ontblote ziel te blikken.

M2-D2 | |

1032. M1 „Dank je,” wendde zich Didier tot de Mandril. M2 “Dànk| |baviaan. P1-D1 «| |»| | Dm-D2 – Dánk je, | |

1033. M1 „Waarom?” lachte die bars, maar hij liet de

M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1034. M1a nurk van twijfelloze zeden, die, God weet - b [ ] hij wist voorzeker

M2-D2 nuf| |

Page 166: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

166

1035. M1 ook niet waar vandaan, sinds een poosje tussen M2-D2 | |waarvandaan,| |

1036. M1a hem en Deckers geprangd zat, in de b [ ] aan [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |Dekkers| |

1037. M1a steek, liep mee tot aan de deur en gaf daar b uitgever, [ ]

M2-D2 dijen van de| |

1038. M1a Didier een klop van de b [ ] bij wijze van afscheid [ ] tik op de

M2-D2 | |

1039. M1a schouder, om platvoeten van te krijgen, zoals dat heet. b [ . ]

M2-D1 schouders, | |, zoals dat heet. Dm-D2 | |°| |.

1040. M1a Het schellinkje reed slechts heel even b [ ] snorde met een nauwelijks

M2-D2 | |

1041. M1a zigzag door de nacht. Een paar b merkbare [ ]

M2-D2 | |

1042. M1a regendruppels kleefden op het stuurraam b [ ] en weldra

M2 | |de voorruit| | P1T regendroppels| | D1-D2 regendruppels| |

1043. M1-D2 begon het asfalt nog vochtiger te glimmen. 1044. M1a Baudoux had de gewaarwording, zei hij, of al b [ ] vertelde [ ] c [ ] zei [ ]

M2 | | P1-D2 Ledoux| |

Page 167: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

167

1045. M1a de bomen die waar ze voorbijvlogen, op ‘t zelfde b [ ] [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |hetzelfde

1046. M1a ogenblik omgehakt neervielen in de b [ ] achterover vielen [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |achterovervielen| |

1047. M1a duisternis. Spoedig begon het asfalt nog natter te glimmen. b [ ] , waarop iedereen krampachtig probeerde om ook iets dols c [ ] waarna ieder om de beurt iets dols

M2-D2 | | 1048. M1a b te vertellen. c zocht te vertellen.

M2-D2 | |

1049. M1-D1 Maar toen ze, wankelend, de hoek van het

Dm-D2 | |°| |°| |

1050. M1a Kurhaus omsloegen was meteen elk het [ xxxxxxx ] b [ ] alle wijnbrand

M2-D1 | |,| | Dm kurhaus | | P2D2 Kurhaus|42 |

1051. M1a uit hen gewaaid. Wiesje’s lokken vlogen door haar gezicht b [ ] Het uur van hun zuiverste vuur

M2-D2 | |

1052. M1a

b begon. M2-D2 | |

1053. M1a Alwina’s haar fladderde haar in de b [ ] banden voor [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | | | |haar

1054. M1 ogen, wat haar deed schateren en nog M2-D1 | |schaterlachen| | Dm-D2 | |ze| |

42

De variant ‘Kurhaus’ is reeds aangebracht in M3.

Page 168: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

168

1055. M1-D2 vastgegrepener steunen op Didier’s arm. 1056. M1a Lauwerijk declameerde iets bulderends tegen de wind op, b [ ] riep verzen van Kloos [ ] c [ ] schreeuwde [ ] d [ ] declameerde [ ]

M2-D2 | |

1057. M1a terwijl Baudoux en Schelling bewonderend het b [ ] stilzwijgend [ ]

M2 | |Schelling en Baudoux| | P1-D2 | |Ledoux| |

1058. M1a weidse schouwspel voor hen stonden te bewonderen. b grootse [ ] [ ]

M2-D2 | |

1059. M1-D2 Het was een maannacht, maar geen heldere; 1060. M1a hel licht hing als een nevel in de duisternis en leek b [ ] het donker [ ]

M2-D2 | |

1061. M1a niet uit de hemel maar over de golven b [ ] gezeefd, doch door de branding c [ ] golven

M2-D2 | |

1062. M1a te komen. Een eindeloos gehurk vervulde b [ ] zijn vrijgemaakt. [ ]

M2-D2 | |verstoven. | |gebruis| | 1063. M1-D2 de ruimte. De zee scheen weer op te komen, 1064. M1a met hoge rollers van brekend water. b [ ] ,

M2-D2 | |

1065. M1a Het schuim vlokte de vrienden tegen als sneeuw tegen de gloeiende wangen. b waarvan het schuim de vrienden voor de oogleden vlokte.

M2-D2 | |tegen| |

1066. M1a Want hoe koud het ook moest zijn, de ademende b Zij stonden, zij liepen, verloren in een

M2-D2 | |

Page 169: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

169

1067. M1a winterkoude nacht b winterkilte, maar de adem van een c winterkoude nacht, [ ] hete [ ]

M2-D2 | |

1068. M1a b onsterfelijke hartstocht blies op hun boezem;

M2-D1 | | Dm-D2 onsterflijke| |

1069. M1a de branding ziedde om hen heen, maar de hemel b [ ] ontsloot hen ziedend, [ ]

M2 ziedend ontsloot hen de branding,| | P1-D2 | |doch| |

1070. M1a ontsloot weer die kokende kolk. b opende [ ]

M2-D2 | | 1071. M1M2 Geest-drift was dat uur. Na Lauwerijk

P1a | | b [ ] Achter [ ]

T-D2 | |

1072. M1a liepen ze joelend de dijk af. b [ ] een na een [ ]

M2a | | | | b holden [ ] joelend [ ]

P1-D1 | | Dm | |voor| | P2D2 | |boulevard| |

1073. M1a Didier dacht plotseling de speelse poedel van b [ ] zag [ ]

M2-D2 | |

1074. M1a ‘s middags voor zijn ogen, en doch b [ ] toen

M2-D2 | |weer| |geestesoog,| | 1075. M1 ook heel even de zwarte strandjutters.

M2-D2 heel even ook| |

1076. M1-D1 Haastig bukte hij zich, raapte een schelp op en Dm-D2 | | | |

Page 170: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

170

1077. M1a kuste ze. b [ ] haar holle kant.

M2-D1 | | Dm-D2 | |zijn| |

1078. M1 „Alwina,” sprak hij snel door, terwijl hij ze haar M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |°| |hem| |

1079. M1 in de hand stopte en die hand warm in de

M2-D1 | |haar vuist| | Dm-D2 | |haar| |

1080. M1 zijne sloot, „wanneer je over jaren die schelp

M2 | |“| | P1-D1 | |«| | Dm-D2 | |–| |

1081. M1-D1 nog bezit en je afvraagt wie je ze eens heeft

Dm-D2 | |hem| |

1082. M1a gegeven, beraad je dan, alleen, dat het troostend b [ ] bedenk dan alleen, als, dat jij troost nodig

M2-D2 | | | |

1083. M1a is te weten, dat ze de vorm heeft van een b mocht hebben, [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |hij| |

1084.43M1a hart, een hol opengescheurd, hart, waaruit het b [ ] leeg, opengescheurd hart, [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |°| |

1085. M1a leven moest wijken, opdat het wonder van b eerste [ ]

M2-D2 | |°| |

1086. M1 je jeugd, ze opnieuw met de zoen van een M2-D1 | |°| |,| | Dm-D2 | |hem| |

43

In M1 was een stuk doorstreept, dat te moeilijk was om te ontcijferen. Het was niet mogelijk om de juiste correcties te noteren en daarom opteerde ik ervoor om dat deel niet op te nemen in het variantenapparaat aangezien het niet correct zou zijn.

Page 171: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

171

1087. M1M2 hogere droom kon vullen.” P1-D1 | |» Dm | |° P2D2 | |vervullen.44

1088. M1a Ontroerd bleef Alwina stilstaan en het zwijgen bewaren, b [ ] even behield ze c [ ] bewaarde [ ]

M2-D2 | | Wiesje staan, even bewaarde ze 1089. M1a alsof ze Didier’s woorden in zichzelf b het stilzwijgen, [ ]

M2-D1 de stilte, | | Dm-D2 | |°| |

1090. M1 herhaalde. M2-D2 | |en optekende.

1091. M1a „Ik zal het me herinneren,” prevelde ze toen , b [ ] lispelde [ ]° c [ ] fluisterde [ ]

M2a “| |, b [ ]°

P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1092. M1a bukte zich op haar beurt, om een schelp te b en [ ]

M2-D2 | |boog| |°| | 1093. M1a vinden, b zoeken.

M2-D2 | |

1094. M1a voelde die met haar lippen en schonk ze hem: b Ze vond niet dadelijk een ongeschondene

M2-D1 | |aanstonds| |ongeschonden stuk, Dm-D2 | |dadelijk| |°

1095. M1a b en zonder aarzelen knielde ze in het natte zand. c [ ] ,

M2-D2 | |

44

De variant ‘vervullen’ is reeds aangebracht in M3.

Page 172: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

172

1096. M1a Voldaan wipte Wies overeind en drukte er haar lippen in b voor hij haar had kunnen tegenhouden.

M2-D2 | | 1097. M1a „Dit is de mijne,” sprak ze, en drukte er haar lippen b [ ] [ ]

M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1098. M1 in en schonk ze hem; „ en bedenk jij later bij, dat, M2 [ ] “ [ ] denk jij er [ ] P1-D1 | |«| | Dm-D2 | |°| |°

1099. M1a ze, eens een tegenhanger b ze, ook er van losgemaakt, eens en voor altijd een tegenhanger c ook gescheiden, elke schelp haar tegenhanger

M2-D1 | |tegenhelft Dm-D2 | |wederhelft

1100. M1a had!” b had.” c blijft gehad hebben.

M2 | |…” P1-D1 blijft| |» Dma blijft| |

b gehad blijft hebben. P2D2 | |blijft| |…45

1101. M1a Didier liep thans alleen langs de b [ ] op [ ] c [ ] langs [ ]

M2-D2 | |schreed| |voort, | | 1102. M1a woelige boord van de watervlakte. Voor hem uit; op een b sissende [ ] [ Een

M2-D2 | | 1103. M1a honderdtal meter wandelden Baudoux b honderdtal meter voor hem uit wandelden Baudoux

M2 | | P1-D1 | |Ledoux Dm | | | | P2D2 | |meters|46 |

45

‘…’ is reeds aangebracht in M3.

Page 173: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

173

1104. M1-D1 en Schelling; Lauwerijk en Alwina moesten achter gebleven zijn, Dma | |achtergebleven| |

b [ ] zijn achtergebleven, P2D2 | |

1105. M1a voelde hij, en niet alleen omdat hij hun b wist hij, niet omdat hij hun

M2-D1 | | Dm-D2 | |doordat| |

1106. M1a stemmen niet meer hoorde, want op enkele b [ ] de vloed

M2-D2 | |

1107. M1a schreden overspoelde alles, maar omdat hij het b overzong [ ] c overspoelde [ ]

M2-D1 | |alle geluid, | | Dm-D2 | |doordat| |

1108. M1a voélde. b voelde.

M2-D2 voélde. 1109. M1-D2 Hij keerde zich echter geen enkele maal om; 1110. M1a langzaam en licht stapte hij door het zand, b [ ] zwaar [ ]

M2-D2 | |

1111. M1a arm en gelukkig. b zonder de blik van de zee af te keren, de hand

M2a | | b [ ] wenden, [ ]

P1-D2 | |

1112. M1a b in de zak om haar schelp geklemd.

M2-D2 | |een holle| | 1113. M1a Zijn hart was vol licht en zonder gewicht, van het onvindbare b Maar zijn hart was vol, zonder gewicht, van het onvindbare

M2-D2 | |

1114. M1-D2 waarmee het bol gezwollen stond als een zeil. 46

De variant ‘meters’ is reeds aangebracht in M3.

Page 174: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

174

1115. M1a Hij behoorde nu ook tot de strandjutters, de b [ ] die

M2-D2 | |strandjutten, | | 1116. M1a koppige armen en wijze gelukkigen, b [ ] duistere [ ]

M2-D2 | |armoedzaaiers| |gelukkelingen, 1117. M1-D2 en hij had het voorrecht te beseffen waarom het 1118. M1-D2 wijs moest zijn, zoals alles wat in de 1119. M1a grond niet kan, vanwege b [ ] anders [ ] tot de opheffing

M2-D1 | | Dm-D2 | |eenmaal| |

1120. M1a die grond. b van alle grond.

M2-D2 | | 1121. M1a Het trof hem opeens, dat hij nooit te voren had b [ ] plotseling, [ ] nog [ ] [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |°| |

1122. M1a opgemerkt hoe hoog de zee ligt voor b [ ] eigenlijk [ ]

M2-D2 | | 1123. M1a die er dicht langs loopt; als een mateloze discus, b de mens die er langsloopt; geen mateloze discus,

M2-T | | D1 | |er langs loopt;| | Dm-D2 | |erlangs loopt;| |°

1124. M1a die men oneindig afzien kan, maar als een b [ ] afblikken [ ] [ ]

M2-D2 | |

1125. M1a reusachtige miniscus; b reusachtig miniscus, onoverzichtelijk al haast c [ ] onoverzienbaar [ ]

M2-D2 reusachtige meniscus, | |

Page 175: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

175

1126. M1a b van de eerste golfkruin af.

M2-D2 | |

1127. M1a Haar levende franje sliertte wit langs zijn voet; b [ ] blank als sneeuw [ ] c [ ] wit voor [ ]

M2-D2 De | |

1128. M1-D2 daarboven, met slechts een toverachtige, 1129. M1-D1 lichtgroene weerschijn tot overgang, stond de

Dm-D2 | |als| | 1130. M1a nacht, fluweelzwart , als het zwart zeil van b [ ] fluweeldonker [ ]

M2-D1 | |de zwarte vlag| | Dm-D2 | |gelijk| |

1131. M1a een boot die men niet zien kon maar welke b [ ] nog [ ]

M2-T | |,| | D1 | |mocht,| | Dm-D2 | |die

1132. M1a al dichtbij kon wezen, met Isolde, blank b reeds [ ] en waarin [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |°| |

1133. M1a tegen de mast gedrukt, Tristan halen b en gulden [ ]

M2-D2 | |

1134. M1-D2 kwam… 1135. M1M2 Baudoux en Schelling hadden rechtsomkeert

P1-D2 Ledoux | |

1136. M1-D2 gemaakt en gedrieën liepen ze nu terug. Het 1137. M1a duurde nog een poos voor zich in de b [ ] ze [ ] grijze

M2a | |tijdje| | b [ ] poos [ ]

P1-D2 | |

Page 176: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

176

1138. M1a maannevel twee kleine gestalten van Wiesje en Lauwerijk b [ ] de [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |gestaltes| |

1139. M1a weer aftekenden, die op een b [ ] zagen afstormen, die langzaam een

M2-D2 | |op zagen doemen,| |

1140. M1a golfbreker b [ ] verlieten waarop ze de hele tijd

M2-D1 | |,| | Dm-D2 | |°| |

1141. M1a waren gebleven. b moesten gebleven zijn.

M2-D1 | | Dm-D2 gebleven moesten zijn.

1142. M1a Schelling had met Baudoux over Alwina b [ ] scheen het [ ] hen

M2 | | P1-D2 | |Ledoux| |

1143. M1a moeten praten. Hij zei alleen nog, plotseling, in een b te hebben gehad. [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | | | |

1144. M1a sidderende opwelling van oprechte b [ ] warmte c [ ] warme, deernisvolle

M2-D2 | |

1145. M1a genegenheid: b en spijt: c genegenheid:

M2-D2 oprechtheid: 1146. M1a „Heus, ik vind het zo verdomd beroerd voor b [ ] verdòmd [ ]

M2 “| |verdómd| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |

Page 177: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

177

1147. M1a dat kind! „Maar ja!” b [ ] jà…”

M2 | |°| | P1T | |» D1 | |ja| | Dm-D2 | |°

1148. M1a Ze klommen de dijk weer op, Wiesje b [ ] terug [ ]

M2-Dm | | P2D2 | |boulevard| |

1149. M1-D2 aan de arm van Didier. 1150. M1 „Moet ik me opnieuw voorstellen?” vroeg ze

M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1151. M1-D2 stilletjes. 1152. M1 „Nee,” antwoordde hij, „je bent niet

M2 “| |“| |van me P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

1153.47M1 weg geweest van me. Weet je waar ik naar uitgekeken M2-D1 weggeweest. | | Dm-D2 weg geweest. | |

1154. M1-D2 heb? Naar het schip met het zwarte zeil van 1155. M1a Tristan en Isolde. Ik geloof dat ik nog een kind was toen ik b [ ] Ik was nog een kind toen ik

M2-D2 | | 1156. M1a dat voor ’t laatst heb gedaan. En dat b zo [ ] , geloof ik. [ ]

M2-D2 | |het laatst| |

1157. M1a het nu weer is gekund, b [ ] heeft [ ] moeilijker en dus

M2-D2 | |

47

De zin ‘Ik heb de hele wandeling éénzaam afgelegd’ komt enkel in M1 voor en is niet opgenomen in het

variantenapparaat.

Page 178: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

178

1158. M1a dàt is het geschenk b dieper en feller, dàt is het wonderbare geschenk

M2-D1 | | Dm-D2 | |dát| |

1159. M1a waarvoor ik je blijvend dankbaar ben, Alwina. b waarvoor ik je jeugd, Alwina, een dank uit de

M2-D2 | | 1160. M1a b eeuwigheid weet.”

M2 | |der ziel| | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

1161. M1a Daarop ook prevelde zij, liefelijk schuchter: b [ ] sprak zij, [ ]

M2a | |; b [ ] :

P1-D1 | | Dm-D2 | |lieflijk| |

1162. M1 „Jij bent ook niet van me heen geweest,” en M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1163. M1a ze ontsloot even haar hand in de zijne; b [ ] vuist [ ] c [ ] hand [ ]

M2-D2 | |.

1164. M1a om hem te laten voelen hoe warm de schelp was, b de schelp moest inderdaad haar vuist niet ]

M2-D2 De| | 1165. M1a b hebben verlaten, want ze had de koesterende

M2-D1 | | Dm-D2 | |hij| |

1166. M1a b warmte van haar lichaam.

M2-D2 | |

Page 179: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

179

1167. M1a „Hoe jammer,” ging ze door, „dat b „Vind je het niet jammer,” ] ] speels [ ] c [ ] [ ]

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

1168. M1-D2 ik niet een even grote voor jou heb gevonden? 1169. M1M2 Nu… passen ze eigenlijk niet op elkaar.”

P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

1170. M1a „Dat hoeft ook niet,” meende hij speels, „ een goed b „Toch wel,” [ ]

M2a “| | b [ ] blijgeestig, “ [ ]

P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

1171. M1a vers wordt toch ook maar gesloten door paring van een mannelijk b [ ] sluit ook maar door de [ ]

M2-D2 | |manlijk 1172. M1a en een vrouwelijk rijm, dank zij dat zangerige b over [ ]

M2-D2 | | 1173. M1a verschilletje waardoor het sterke het kortst b [ ] korte [ ] sterkst

M2-D1 | |,| |kortste| | Dm-D2 | |°| |

1174. M1a en het zwakke het schoonst is, wat een b [ ] eens [ ]

M2-D2 maar| |zwakste| |mooist| |zoals| | 1175. M1a Frans dichter ongeveer eens heeft gezegd.” b [ ] [ ]

M2 | | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

Page 180: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

180

1176. M1a „Kinderen,” verklaarde Lauwerijk, „tegen b [ ] verzekerde [ ]

M2 “| |verkondschapte| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

1177. M1 mogelijke verkoudheid is thans een warm glaasje

M2-D2 | |verkoudheden| |bakje 1178. M1a melk geboden. ” b zeemelk het ware. [ ] c [ ] gebodene. [ ] d [ ] geboden. [ ]

M2 | |het gebodene!| | P1-D1 | »| Dm-D2 | |°

1179. M1a Niemand had daar iets op tegen, b [ ] ;

M2-D1 | |vond| | Dm-D2 | |.

1180. M1a Baudoux vroeg alleen: „Zeemelk? Hier zijn toch geen koeien!” met een b „maar de koeien?” vroeg Baudoux, een

M2 “| | P1-D1 «| |»| |Ledoux, | | Dm-D2 – Maar| |°| |

1181. M1-D2 verweesde blik over het uitgestorven landschap 1182. M1-D2 zendend. 1183. M1-D2 Nergens viel inderdaad enig leven te bekennen. 1184. M1a De huizen stonden met b [ ] staken als lege hoofden met

M2-D2 | |holle| | 1185. M1a gesloten oogleden; men hoorde er alleen b vernagelde oogschelen uit de grond; behalve het

M2-D1 afgegrendelde| | Dm-D2 gegrendelde oogleden | |

1186. M1a de wind in de voegen piepen b geraas van de zee hoorde men alleen het piepen

M2-D2 | |

Page 181: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

181

1187. M1a en kraken, en er wenkte geen ander b [ ] van de wind en er was geen ander

M2-D2 | |,| |

1188. M1-D2 licht dan het witwazige van de maan en het rosse 1189. M1 der schaarse lantaarns.

M2-D1 | |lantaarnen. Dm-D2 | |lantarens. 1190. M1a Onder de klop van Lauwerijks vinger ging b [ ] Lauwerijk’s kneukel [ ]

M2-D2 | |knokkel| | 1191. M1-D2 echter een deur open waarachter hij bekend 1192. M1a was en waaruit een gulp b [ ] de vrienden [ ]

M2-D2 bleek| |strelende lucht 1193. M1a warmte, welriekendheid en muziek b van [ ]

M2-D2 | |warme welriekendheid | |

1194. M1a tegemoetstreelde. De naam van b [ ] Didier vergaat naar de naam van

M2-D2 tegemoetkrulde. | | 1195. M1a het nachthuis heeft Didier nooit b het nachthuis te vragen en heeft hem nooit

M2-D2 | |

1196. M1a geweten, maar de fijne stemmigheid b gekend; maar de verfijnde stemmigheid der

M2-D1 | | Dm-D2 | |stemming| |

1197. M1a zou hij nooit niet vergeten. b inrichting zou hem altijd bijblijven.

M2-D2 | | 1198. M1a Baudoux, Schelling en Didier b De twee vreemdelingen evenals Schelling

M2-D2 | |

Page 182: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

182

1199. M1a moesten hun persoonsbewijs inleveren om b [ ] afgeven [ ] als lid

M2-D2 | |

1200. M1a ingeschreven te worden. Wiesje b van de privéclub [ ]

M2-D1 | |te worden ingeschreven. | | Dm-D2 | |privé-club| |

1201. M1 had ook het hare reeds te voorschijn gehaald, en

M2-D2 | |het hare ook| | 1202. M1 het kleine luikse gebaar, waaruit bleek dat

M2-D2 dat| |, onbehendige| | 1203. M1-D2 ze dus toch nog niet alles van dat soort van 1204. M1a zaken wist, met name dat dames b [ ] niet [ ] deze

M2-D2 | |

1205. M1a natuurlijk spoorloos kwamen bezoeken, b gelegenheden [ ] [ ]

M2-D2 | |

1206. M1a gaf Didier bijna even dankbaar aan. b greep even Didier dankbaar aan.

M2-D2 | | 1207. M1a Inderdaad, zo was ook haar b [ ] overwoog hij, [ ]

M2-D2 | |

1208. M1-D2 zondigheid nog maar onschuld, roekeloze 1209. M1a onschuld, en lag precies daarin het werkzame b [ ] wellicht [ ] c [ ] misschien [ ] d [ ] wellicht [ ]

M2-D2 | | | | 1210. M1a wonder van haar jeugd. „Maar já..,” – met die b [ ] jà..!” [ ]

M2 | |“| | P1-D1 | |«| |»| | Dm | |já! | | P2D2 | |‘Maar já…!’ | |

Page 183: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

183

1211. M1-D2 machteloze uitdrukking had straks Schelling 1212. M1-D1 eveneens de noodlottige kring van alle menselijk

Dm-D2 | |menselijke 1213. M1-D1 denken en leven moeten besluiten…

Dm-D2 | |. 1214. M1 Ze zaten weer om een ronde tafel, in de

M2-D2 | |het 1215. M1 diepte van de zaal, naast de dansvloer.

M2-D2 diepste gedeelte| |

1216. M1a Er waren maar een half dozijn bezoekers, die mooie b [ ] halfdozijn [ ] [ ]

M2-D2 | |–| | 1217. M1a heren! Mannen met geld, benevens een paar b [ ] en mannen [ ]

M2-D2 | |

1218. M1a zwierige, glinsterend blonde dames, b [ ] allemaal

M2-D2 | | 1219. M1a – die zich onder elkaar aan de bar b een beetje verhit, die onder elkaar bij de bar lol

M2a | |overprikkeld,| | b [ ] – die bij de bar onder elkaar lol

P1-D2 | | 1220. M1a stonden te vermaken. b [ ] maken.

M2-D2 | | 1221. M1 Op elke tafel stond een dikke witte waskaars

M2-D2 | |brandde| |

1222. M1-D2 met een vlam als een reusachtige gouden traan. 1223. M1a De muren waren groen bekleed: b Voor het overige was de overheersende kleur groen:

M2a | | | | b [ ] de rest [ ] overheersende [ ]

P1-D2 | |

Page 184: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

184

1224. M1a donkergroen voor de gordijnen, lichter voor de fauteuils en de canapés, b donkergroene gordijnen, lichtgroene [ ]

M2-D1 malachiet gordijnen, reseda fauteuils en canapé’s, Dm-D2 | |canapés,

1225. M1a met hier en daar een spaarzaam herhaald motief dat als b met [ ] roodbruin [ ] gelijk

M2-D2 | | | |

1226. M1 wier in dat aquamarijne waas dreef. M2-D2 |roodbruin in die aquamarijne schemer| |

1227. M1 „De zee… ” knikte Baudoux bewonderend en

M2 “| |,| | P1-D1 «| |»| |Ledoux| | Dm-D2 –| |°| |

1228. M1a op datzelfde ogenblik speelde het strijkje „La mer” b [ ] zette [ ]

M2 | |“| |Mer” P1-D1 | |«| |» Dm | | La mer |° P2D2 | | La mer |

1229. M1a van Trénet , het zangerige wijsje, b [ ] Charles [ ] in [ ] verrukkelijke [ ]

M2-Dm | |Trenet| | P2D2 | |Trénet| |

1230. M1a waarom Didier stiekem de maestro gevraagd, b [ ] had [ ]

M2-D2 | | 1231. M1-D2 dadelijk bij hun binnenkomen. 1232. M1a De jonge kapelmeester stond b [ ] , statelijke [ ] nu

M2-D2 | | 1233. M1a met het geplakte haar en diens schouder, b achter zijn stoel, over diens schouder, c [ ] Didier’s [ ] en zond, [ ]

M2-D2 | | 1234. M1a zijn gedoofd, zilverfijn vioolspel naar Alwina toe. Wiesje b Alwina zijn hoog, gedoofd vioolspel toe. [ ]

M2-D2 | |

Page 185: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

185

1235. M1a keek erkentelijk van de een naar b [ ] naar hen beiden, [ ]

M2-D2 | |

1236. M1a de ander, hunner twee, wiegde zangerig haar hoofd mee en b [ ] [ ]

M2-D2 | | 1237. M1-D2 herhaalde de dichterlijke beelden: 1238. M1a … Des grands oiseaux mouillés… b [ ] Ces [ ] ces toits

M2-D1 °°°|ces| | Dm-D2 – Ces| |

1239. M1a la mer, bergère d’azur infinie… b rouillés… [ ]

M2-D2 | |!...

1240. M1-D2 Toen het uit was, meende ieder het nog te 1241. M1a horen, maar ‘t was het gedempte gesuis der b [ ] doch [ ]

M2-D1 | |maar| | Dm-D2 | |het| |van de

1242. M1-D2 echte zee, buiten. 1243. M1 „Ja,” zei Wiesje en stopte de oren, „maar ‘t

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |het

1244. M1a is stééds ook dat lied!” en ; daarbij keek ze b [ ] die muziek,” [ ]

M2 | |°| |dat lièd!” en | | P1-D1 | |»| |

Dm-D2 | | | |liéd! | | 1245. M1 alleen nog naar hem, met grote, heerlijke ogen,

M2-D1 | |Didier, | | Dm-D2 | |°

1246. M1a waarin de traan der waskaars nu als twee b [ ] gulden kaarsvlam [ ]

M2-D2 | |

Page 186: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

186

1247. M1 glimlachende tranen beefde. M2-D2 | |scheen te beven.

1248. M1a „Ben je niet te moe, Wiesje?” vroeg Schelling. b [ ] [ ]

M2 “| |Wies| |; P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |.

1249. M1a „Nee, hoor!” knikte ze, ondanks haar verbleekte b [ ] [ ] schudde [ ]

M2 “nee, | | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 – Nee, | |°| |°| |

1250. M1a kleur en de paarse schaduw onder haar ogen. b [ ] een [ ] blik.

M2-D2 | |

1251. M1a „Je moet weten,” zei Lauwerijk, „dat is b [ ] verklaarde [ ]

M2 “| |verklapte| |“dit| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

1252. M1 nu al onze zevende nacht. Wiesje is jarig geweest

M2-D1 | |!| |, Dm-D2 | |°

1253. M1a en dat wil maar geen eind nemen. Ze kan b [ ] , zo je ziet, het neemt maar geen eind. Ze wil

M2-D2 | |

1254. M1a maar niet ouder worden.” b [ ] en wijzer [ ]

M2 | | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

1255. M1 „Het is jouw schuld, Lauwerijk”, wedervoer Schelling, M2 “| |,” viel Schelling P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

Page 187: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

187

1256. M1 „heb je niet in je M2 kameraadschappelijk uit; “| |ik| |laatst een P1-D1 | |«| | Dm-D2 | |°| | laatst niet| |

1257. M1a Kerstdicht b [ ] laatst

M2-D1 | |van jou gelezen, waarin zoiets werd Dm-D2 kerstdicht| |je| |zo iets| |

1258. M1a geschreven, Ik wil vannacht niet slapen b aangekondigd, ‘ [ ]

M2a | | van | |zal| | b [ ] wil [ ]

P1-D1 | |°| | Dm-D2 | | als ‘| |

1259. M1a gaan? Je goede leerlinge volgt maar je slechte b [ ] ‘? [ ]

M-D1 | |…?| | Dm-D2 | |…’? | |

1260. M1M2 voorbeeld.”

P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

1261. M1a „Ja,” erkende lachend de dichter, „dat is zo b [ ] ook

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

1262. M1 waar”.

M2 | |. ” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

1263. M1a De kellnerin bracht de b Een serveerjuffrouw [ ]

M2a | | b [ ] aantrekkelijke [ ]

P1-D2 | | 1264. M1a persoonsbewijzen terug. b geregistreerde [ ]

M2-D2 ingeboekte| |

Page 188: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

188

1265. M1a „Weet je wat?” zei Baudoux geestig b [ ], Wies?” stelde [ ] heel aardig c [ ] aardig

M2 “| | P1-D1 «| |»| |Ledoux| | Dm-D2 –| |°| |

1266 M1 voor, „ik heb een vriend bij de bevolkingsdienst,

M2a | |“| |bevolkingsbureau b [ ] het [ ]

P1-D1 | |«| | Dm-D2 | |°| |

1267. M1-T en laat je door hem een kaart van eenzelvigheid D1-D2 | |‘een kaart van eenzelvigheid’

1268. M1 toesturen”.

M2 | |!” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

1269. M1a De Hollanders hadden namelijk die b De Hollandse vrienden [ ]

M2-D2 | | 1270. M1a Belgische benaming voor b dubbelzinnige [ ]

M2-D2 | |

1271. M1 identiteitskaart bijzonder leuk gevonden. M2 “identiteitskaart” | | P1-Dm «| |»| | P2D2 ‘| |’ | |

1272. M1 „Ja, doe dat!” lachte ze lonend met

M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1273. M1-D1 de anderen mee, maar stuurde tegelijk Didier een vlugge,

Dm-D2 | |°| | 1274. M1a veelbetekenende blik toe, die, langer terugkeerde, b diepe [ ] ° [ ] en peinziger [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |°

Page 189: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

189

1275. M1-D2 toen een uitheemse vrouwenstem thans door de 1276. M1a luidspreker, met Spaanse hartstocht, b [ ] een heldhaftig Zuiders lamento,

M2-D1 | | Dm-D2 | |zuids | |

1277. M1 een lied van „Renunciación” zong. M2 | |“| | P1-D1 | |«| |»| | Dm | |Renunciación | | P2D2 | |Renunciación| |

1278. M1-D2 Na een paar glaasjes melk was een kunstmatig 1279. M1 mooi rose Alwina’s konen weer komen

M2-D2 | |mooi| | 1280. M1a verlevendigen, en toen nog later nogmaals „La mer” b [ ] [ ]

M2 | |“| |Mer” P1-D1 | |«| |» Dm | |°| |La mer P2D2 | |La mer

1281. M1M2 werd gespeeld, danste zij daarop met Baudoux. P1-D1 | |Ledoux. Dm-D2 | |ze| |

1282. M1-D2 Didier gunde het zijn maat van harte en haar 1283. M1a dankte hij in stilte: als herhaling b [ ] [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |aan| |

1284. M1a renunciëren, betekent dat niet de duurzaamste b kunnen [ ] blijvende

M2-D2 | | 1285. M1-D2 vervulling met wat is geweest, en hadden zij 1286. M1-D1 gisteren hun dans niet gehad?

Dm-D2 | |hún| |

Page 190: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

190

1287. M1M2 Weer zag Baudoux daarop, van uit het snorrende P1-D1 | |Ledoux| | Dm-D2 | |vanuit| |

1288. M1a engelenbakje, de bomen als b [ ] voorbijvliegende [ ]

M2-D2 | |

1289. M1-D2 omgehakt achteroverstorten in de duisternis. 1290. M1M2 Schelling had hen uitgenodigd op een laatste

P1a | |hem| | b [ ] hen [ ]

T-D2 | |

1291. M1a melk, in zijn flat te Voorburg en niemand had b [ ] met blokjes kaas [ ] c [ ] [ ]

M2-D2 | |,| | 1292. M1-D2 de kracht of het verlangen gehad daar iets op 1293. M1-D2 tegen te vinden. 1294. M1 Lauwerijk en Alwina waren het er niet over

M2-D1 | |met elkaar| | Dm-D2 | | | |

1295. M1-D2 eens, of een vers dat de eerste had aangehaald, 1296. M1-T van Achterberg of Aafjes was. Schelling begon

D1-D2 | |Wachterberg| |Braafjes| |

1297. M1 de „Voetreis naar Rome” op te zeggen. Baudoux M2 | |“| |,| | P1T | |«| | »| |Ledoux D1 | |Groenland | Dm | |Voetreis naar Groenland | | P2D2 | |Voetreis naar Groenland | |

Page 191: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

191

1298. M1a zocht in gedachte de „Cryptogramen” door, b bladerde [ ]

M2a | |“Cryptogrammen”| | b [ ] “Cryptogramen ” [ ]

P1T | |«| |»| | D1 | |Cryptogrammen| | Dm | |Cryptogamen| | P2D2 | |Cryptogamen| |

1299. M1a terwijl Didier alleen Wiesje’s klamme hand b maar [ ] hield [ ]

M2-D2 | | 1300. M1a vasthield, telde haar vingers op en trok van de b vast, [ ]

M2-D2 | |

1301. M1-D2 glibberige zwarte asfaltweg, dat dit geluk zou 1302. M1 duren, telkens een rosse lantaren af.

M2-D2 | |lantaarn| |

1303. M1a Het was een heel fijne flat inderdaad, b [ ] [ ] , die van Schelling in

M2-D2 | |

1304. M1a klein zoals alle kostbare der zaken. b Voorburg, [ ] [ ]

M2-D2 | |

1305. M1a „Ja,” knikte Didier met de anderen b [ ] bewonderend [ ]

M2 “| |Baudoux| | P1-D1 «| |»| |Ledoux | | Dm-D2 –| |°| |

1306. M1-D2 mee, maar hij vocht tevergeefs tegen een 1307. M1 onbeschrijfelijke triestheid.

M2-D2 ongeneeslijke | |

1308. M1-T In het bibelotachtige kamertje waarin zij zaten, D1-D2 | |ze| |

1309. M1 waren drie ramen die zwart op de nacht M2-D1 | |allemaal| | Dm-D2 | |alle| |

Page 192: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

192

1310. M1a uitzagen en waardoor een b [ ] zopas ] internationale

M2a | | b [ ] waarin [ ]

P1-D2 | |

1311. M1a trein b [ ] ratelend en vuursproeiend voorbij was M2-D2 | |

1312. M1a voorbijflitste. b geflitst.

M2-D2 | |

1313. M1 „Bij gelegenheid,” zei hij zacht tot Schellink, M2 “| |Schelling, P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1314. M1a „moest je hier zachte groene overgordijnen laten b [ ] ook nog zeegroene [ ]

M2a “| |gordijnen| | b [ ]

P1-D1 «| | Dm-D2 °| |

1315. M1a aanbrengen. Heb je er al aan gedacht dat de b [ ] wat [ ]

M2-D2 | |dat| |

1316. M1a wortel van het woord geheim is? Heim, huis? b [ ]!

M2 | | “geheim” heim is, huis? P1-D1 | | «| |»| | Dm-D2 | | ‘geheim‘ heim| |

1317. M1a Een huis moet een geheim b [ ] inderdaad [ ] c [ ] altijd een beetje [ ]

M2-D2 | |

1318. M1a zijn .” b [ ] of kunnen worden.”

M2 | |!” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

Page 193: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

193

1319. M1a Maar Schellink smeerde broodjes, b [ ] sneetjes brood,

M2-D2 | |Schelling| |

1320. M1M2 Lauwerijk trok een bolskruik open, Baudoux was P1-D1 | |Ledoux| | Dm-D2 | |kruik bols| |

1321. M1-D2 naar het toilet – alleen Alwina had geluisterd en 1322. M1a knikte levendig. De kaas en de melk herstelde b [ ] deden

M2a | | b [ ] geestverwant. [ ]

P1-D2 | |

1323. M1a allen. b [ ] echter weer eendrachtelijker opleven.

M2-D2 | | 1324. M1a Ze zaten, lagen – achterover in fauteuils om b [ ] half achterover liggend, [ ]

M2-D2 | | diep achterover in de fauteils, om 1325. M1a een kleine ronde tafel, al was van b weer een ronde tafel, alles van

M2-D2 hun laatste ronde tafel; alles was van 1326. M1 klein kunstformaat, zoals de gehele flat. De sigaretten

M2-D2 hetzelfde | | als de | |

1327. M1a waren op, maar gelukkig had Schellink nog b [ ] bezat Lauwerijk [ ] c [ ] Schellink [ ]

M2a | |Schelling| | b [ ] bezaten [ ]

P1-D1 | | Dm-D2 | |bezat| |

1328. M1a tabak en Schellink vloeitjes. Terwijl ze b pijptabak [ ] Lauwerijk [ ] de anderen

M2-D2 | |

Page 194: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

194

1329. M1a het weer over literatuur hadden, rolde b [ ] versregels gingen inruilen, begon

M2-D1 | |met elkaar| | Dm-D2 | | | |

1330. M1a Didier voor iedereen , behalve b [ ] te rollen [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |sigaretten| |

1331. M1 dan voor Lauwerijk, M2-D2 | |.

1332. M1a die het zelf wel kon, b „Ik doe het zelf wel,” had die gezegd. c [ ] kan [ ]

M2 “| |nogal kort| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1333. M1a Wies nam steeds deel aan het gesprek, maar b Alwina [ ]

M2-D2 | |

1334. M1-D2 voortdurend voelde Didier haar ogen ook op 1335. M1a hem rusten, met een lange, smartelijke, volmaakt b [ ] starre, [ ]

M2-D2 | | 1336. M1a eenzame blik, die hij af en toe, de lippen samen geperst, stom b éénzame [ ] [ ]

M2-D2 | | 1337. M1-D2 beantwoordde. 1338. M1-D2 Mevrouw Schelling was opgestaan, een kleine 1339. M1a persoon met scherpe maar vriendelijke blik, b [ ] die doordringend [ ] vriendelijk keek,

M2-D2 | |

1340. M1-D2 zodat niemand eigenlijk begreep – maar wie kan 1341. M1a dat ook van een ander? – waarom Schelling, b [ ] voor [ ]

M2-D2 | |

Page 195: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

195

1342. M1-D2 toch ook een beste kerel, het slechts kwaadschiks 1343. M1a met haar kon vinden, zoals hij herhaaldelijk b [ ] wist te [ ] hun

M2-D2 | |nog de vorige 1344. M1 in de Diligence had laten verstaan.

M2-D1 avond [ ] Dm-D2 | | | |

1345. M1-D2 Alwina kreeg van haar een klosje garen, 1346. M1a vlocht daarmee draden ineen tot een b [ ] een paar [ ]

M2-D2 | |in elkaar| |

1347. M1a snoertje, en buigzaam haar schelp om b schamel [ ] c eenvoudig snoer, waarmee ze [ ]

M2-D1 | |zich| | Dm-D2 | |waaraan| | | |

1348. M1a haar hals hing. Lauwerijk bleek het kalken hartje b de [ ]

M2-D2 | | Dm-D2 haar| |

1349. M1a voor het eerst te zien en b [ ] het sieraad

M2-D2 | |te krijgen,| | 1350. M1-D2 slechts matig te bewonderen. 1351. M1a Over hun knieën deden nu b [ ] deed nu

M2-D2 | | 1352. M1a boeken de ronde; b een klein serie uitgaven [ ] een aandenken van

M2-D2 | |reeks mooie| |:| |

1353. M1a Schelling had er elk een cadeau gedaan; elk moest er iets b Schelling voor ieder van hen ; [ ]

M2-D2 | |elk| |ieder| |

Page 196: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

196

1354. M1 voor de anderen in schrijven. In Didier’s boek M2-D2 | |inschrijven. | |

1355. M1a had Alwina, met fijne, zuivere hand, alleen gezet: „Mag ik me even b [ ] Wiesje, heel spontaan [ ]

M2 | |“| | P1-D1 | |«| | Dm | |°| | P2D2 | |‘| |

1356. M1a voorstellen?” en haar naam: Wiesje. b [ ] , maar met de

M2 | | P1-D1 | |» | | Dm | |°| | P2D2 | |‘| |

1357. M1a b schone, scherpe lettertjes van een langzame hand.

M2-D2 | |

1358. M1a In het hare las hij een kwatrijn van Lauwerijk; b [ ] oud [ ] c [ ] [ ]

M2-D2 | |:

1359. M1-D2 dat, gelijk papier pas schoon wordt door de inkt, 1360. M1a de mens alleen uit nacht de zee van ‘t leven b [ ] zin [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |het| |

1361. M1a drinkt; daarop volgde deze zin van b [ ] schrille [ ]

M2-D2 | |

1362. M1a Schelling: „Laat je niet ‘kelderen’, Wies!”, waarmee hij kwansuis b [ ] [ ]

M2a | |“| |°| | b [ ] ! [ |

P1-Dm | |«| |«kelderen»,| |»| | P2D2 | |‘| |‘kelderen’, | |‘| |

1363. M1a haar bedreigde antiquariaatskelder b een grapje op [ ] ,

M2-D2 | |;

Page 197: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

197

1364. M1a bedoelde, b en een zelfde welmenende toespeling van Baudoux,

M2 | | P1-D2 | |Ledoux,

1365. M1 naar aanleiding van haar „Theseus”: „Ariadne, let op M2 | |“| |“| | P1-D1 | |«| |»||«| | Dm | | Theseus | | P2D2 | | Theseus | |‘| |

1366. M1a je draad!” b jouw [ ]

M2 uw | | P1-Dm | |» P2D2 | |‘

1367. M1 Er onder schreef Didier alleen: „Lieve, broze,

M2 | |“| | P1-D1 | |«| | Dm Eronder| | P2D2 | |‘| |

1368. M1a snijdende schelp”. Maar toen de bolskruik nog b [ ] weer

M2 | |.”| |bolsfles| | P1-D1 | |»| | Dm | |fles bols| | P2D2 | |‘| |

1369. M1a een paar keer de rond was gegaan, maakte hij van het b [ ] om [ ] vroeg hij haar

M2-D2 | | 1370. M1a onopgemerkte gebruis der anderen gebruik om haar het boek terug te vragen, en tekende er b onopgemerkt het boek terug, en tekende er

M2-D2 | | 1371. M1a haastig nog deze regels bij op, inderdaad als b [ ] doffe [ ] in [ ]

M2-D2 | |

Page 198: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

198

1372. M1a lood ineengewrongen ; Ik had je b [ ] zwaar en murw in elkaar gekneed “ [ ]

M2 | | P1-Dm | |«| | P2D2 | |‘| |

1373. M1 gaarne doodgeschoten; Dat was de droom van

M2-D2 | |/dat| |

1374. M1 eens mijn jeugd; maar dáárdoor reeds, nogmaals M2 | |/| |dààrdoor| | P1a | |dààrvoor| |

b [ ] dààrdoor [ ] TD1 | | Dm-D2 | |dáárdoor| |

1375. M1 dat grote, zelf dood, was ik té schone vreugd, al

M2-D2 | |/| |/| |

1376. M1 blijf ik nog zo lang verdroten. M2 | |“ P1-Dm | |» P2D2 | |‘

1377. M1a „Vergeef me,” fluisterde hij terwijl zij b [ ] haar toe, vooraleer [ ]

M2 “| | voor | | P1-D1 «| |»| | Dm –| |°| |°| | P2D2 | |ze48

1378. M1a uit de kamer liep om ongezien te lezen wat hij b [ ] op de gang [ ]

M2-D2 | |

1379. M1-D2 geschreven had en het boek weg te bergen. 1380. M1 Schelling vertelde van zijn zoontje.

M2-D2 | |iets| | 1381. M1-D2 Lauwerijk wreef dodelijk vermoeid over zijn 1382. M1-D1 aangezicht.

Dm-D2 gezicht. 48

De variant ‘ze’ is reeds aangebracht in M3.

Page 199: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

199

1383. M1 „Wiesje is dol op kinderen,” zei hij M2 “| |ook| |liet| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1384. M1 gedachteloos. M2-D2 zich | |° ontvallen.

1385. M1 „O, dan zal ik haar onze jongen eens laten

M2 “| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |

1386. M1 zien,” wipte mevrouw Schellink vriendelijk M2 | |Schelling bereidwillig P1-D1 | |»| | Dm-D2 | |°| |

1387. M1-D2 overeind. 1388. M1-D2 Didier verliet ook het vertrek. Alle kamers 1389. M1-D2 kwamen op de gang uit. Door een open deur 1390. M1 hoorde hij Wiesje met hun gastvrouw opgewekt

M2-D2 | |Wies| |

1391. M1a lispelen. Zwijgend bleef hij even achter hen staan, b [ ] ging [ ] kijkend c [ ] en keek

M2-D1 | | | | Dm-D2 | |° | |

1392. M1a over hun schouder heen kijkend naar de knaap die b [ ] [ ]

M2-D2 | |een leuke spruit| |

1393. M1-D2 glimlachend zijn ogen dichtkneep en zich in de 1394. M1-D2 wol omdraaide. Op de tenen liepen ze weer 1395. M1-D2 heen. Wiesje en Didier bleven even alleen op de

1396. M1-D2 gang.

Page 200: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

200

1397. M1a „Waar is je schelp?” schrok hij kijkend naar b [ ] vroeg hij een beetje bevangen c [ ] plotseling

M2 “| |, P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |°

1398. M1a haar blote hals. b toen hij haar blote hals opmerkte.

M2-D2 | |

1399. M1-D2 Ze stond hem met een kleur van blijde 1400. M1-D2 heimelijkheid aan te zien. 1401. M1a „Veilig,” prevelde ze toen, „voel!” en trok zijn b [ ] lispelde [ ]

M249 “| |fluisterde| |“| | P1-D1 «| |»| |«| |»| | Dm-D2 –| |°| |°| |°| |

1402. M1-D1 arm naar haar toe en bracht zijn hand in de

Dm-D2 | |zich| |

1403. M1a hare. b uitsnijding van haar japon.

M2-Dm | | P2D2 | |jurk.50

1404. M1a Zijn vingers verzonken in de warme weelde b [ ] lauwe [ ]

M2-D2 | |

1405. M1-D2 van haar boezem en vonden daar, tussen haar 1406. M1a hart, lichtjes bedauwd, de b [ ] met zweetpareltjes [ ] hun

M2-D2 | |

1407. M1a schelp; Weg kon ze niet, want de b [ ] wegglijden [ ]

M2-D1 | |. Wegglijden| | Dm-D2 | |die| |

49

In M2 wordt ‘lisp’ getikt, de aanzet tot ‘lispelde’ dus waarschijnlijk, maar dit is niet opgenomen in het

variantenapparaat, omdat het te onvolledig en twijfelachtig was. 50

De variant ‘jurk’ is reeds aangebracht in M3.

Page 201: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

201

1408. M1a roodgelakte ceintuur van haar kleed zat b [ ] zo hoog en

M2-D1 rode gelakte gordel| |kleedje| | Dm roodgelakte ceintuur| | jurk | | P2D2 | | rok |51 |

1409. M1 strak om haar middel gesnoerd, dat hij ze in M2-D2 | |hem| |

1410. M1-D2 haar vlees voelde snijden. 1411. M1a „Dank je, dank je!” Dan kuste hij haar, op haar B [ ] op de

M2 “| | kuste | |°| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| | zoende | |

1412. M1a vol levenssap gezwollen mond; b van [ ] overvloeiende lippen;

M2-D1 | | Dm-D2 | |.

1413. M1a „ons huisje van ge-heim!” lispelde ze gesmoord. b [ ] jubelde [ ]

M2 “òns| |!!”| | P1-D1 «óns| |»| | Dm – Ons| |!°°| | P2D2 | |Ons| |

1414. M1 „Wanneer heb je ze daar gestoken?” wilde hij

M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |hem| |°| |

1415. M1-D1 nog weten;

Dm-D2 | |. 1416. M1a „nadat je regels gelezen had, nu mag het b toen ik [ ] dat is mijn, doelwit toilet, c [ ] het, doel-wit [ ]

M2 “| |;| |mijn,| | P1-D1 «| | Dm-D2 – Toen ik| |

51

De variant ‘rok’ is reeds aangebracht in M3.

Page 202: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

202

1417. M1a leven…schieten! b voor als er ooit een schot valt.”

M2 | |…” P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

1418. M1a „Dank je,” murmelde hij nogmaals; b [ ] donker;

M2 “| |herhaalde hij, donker murmelend thans; P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1419. M1a „Dat jij het mij niet kwalijk hebt genomen, b [ ] , die doodskreet van het schone, was

M2 “| | P1-D1 «| | Dm-D2 –| |

1420. M1a Alwina, in ruil voor wat jij mij b mijn bekentenis, [ ]

M2-D1 mijn bekentenis, | | Dm-D2 | |me

1421. M1a hebt toevertrouwd. Jij hebt me dus ook niet b [ ] en jij [ ]

M2-D1 | |, en,| | Dm-D2 | |je| |mij| |

1422. M1 belachelijk, noch krankzinnig gevonden… Ach M2-D1 | !... |, Dm-D2 | |°

1423. M1 Wiesje! Er is heus niet anders; het zwarte zeil

M2 | |,| | P1-Dm | |is| | P2D2 | |is| |

1424. M1a van Tristan en Isolde’s boot, of…. dàt schot,” b [ ] die steek onder

M2-D2 | |dié| | 1425. M1a eindigde hij ruw, met zijn vinger stijf b je hart!” [ ] een wijs c [ ] ruk van zijn

M2 | | P1-D1 | |»| | Dm-D2 | |°| |

Page 203: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

203

1426. M1a naar de kamer der Schellings. b hoofdknik. c hoofd in de richting der babykamer.

M2-D2 | |kinderkamer.

1427. M1 „God, zwijg!” smeekte Alwina, en vluchtte M2 “| |!!”| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |°| |

1428. M1a letterlijk terug naar het salon binnen. b [ ] het salon terug in.

M2-D1 | | Dm-D2 | |de| |

1429.52M1a Didier vouwde bevend de hand open die hun b [ ] rillend [ ]

M2a | | b [ ] spreidde [ ]

P1-D2 | |

1430. M1a ge-heim had bezocht. Op zijn palm lagen b [ ] lag

M2-D2 | | 1431. M1a het opengescheurde draden; er kleefde b [ ] losgerukte halssnoertje van gaardraad; waaraan nog

M2a | | halskettinkje | |garendraad, | | b [ ] losgerukte [ ]

P1-D1 | | Dm-D2 | |halssnoertje| |garen, | |

1432. M1a een lang gouden haar aan; hij borg b [ ] kleefde; [ ] vouwde

M2-D2 | |zorgvuldig vouwde 1433. M1 beiden zorgvuldig in zijn pochet weg.

M2-D2 hij beide | | 1434. M1 De bolskruik werd tot de laatste drupel

M2-D1 | |kruik bols| | Dm-D2 | |op| |

1435. M1-D2 leeggelikt. Lauwerijk was ook naar het toilet

52

De zin ‘De bolsfles werd tot de laatste druppel uitgelekt’ komt enkel voor in M1 en wordt niet opgenomen in

het variantenapparaat.

Page 204: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

204

1436. M1-D1 geweest; Dm-D2 | |.

1437. M1 „fraaie badkamer!” prees hij.

M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 – Fraaie| |°| |

1438. M1-D2 Maar Schelling zei dat er nog een bidet moest 1439. M1-D2 komen. Wiesje bleek het woord niet te kennen, 1440. M1 maar wel de zaak, toen mevrouw het haar wilde uitleggen.

M2 | |Baudoux| | P1-D1 | |Ledoux| | Dm-D2 | |°| |

1441. M1a „O ja!” zei ze heel gewoon. b [ ] knikte ze alleen.

M2 “| |,| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1442. M1 „Juist,” voegde Didier er wreed

M2 “| | P1T «| |»| | D1 | |ten overvloede Dm-D2 –| |°| |

1443. M1 en ten overvloede aan toe, „dat badkuipje waarin dagelijks zoveel

M2 | |“| |duizenden P1T | |«| | D1 wreed | | Dm-D2 | |–| |

1444. M1a kindertjes b engeltjes

M2-D2 | | 1445. M1 verdronken worden.”

M2 over de hele beschaafde wereld| | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

1446. M1a Wiesje beloonde of strafte hem met een blik b [ ] de [ ]

M2-D2 | |

Page 205: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

205

1447. M1-D2 van een in haar buik getroffen wijfje. 1448. M1a Het ging dageraad worden en ze trokken op. b [ ] straks moest

M2-D2 | |

1449. M1M2 Schelling naar zijn zaak. Baudoux stelde voor dat P1-D2 | |Ledoux| |

1450. M1-D2 ze allen samen ontbijt zouden gebruiken in 1451. M1a Terminus. Mevrouw Schelling maakte geen b [ ] , die bij de jongen bleef [ ] c [ ] [ ]

M2-D2 | |opperde| |

1452. M1 bezwaren voor haar man; straks had ze de M2-T | |,| | D1-D2 | |zij| |

1453. M1a jongen, lachte ze doordringend. b [ ] glimlachte [ ]

M2-D2 | |

1454. M1 Toen ze door de gang liepen keek Wiesje M2-D2 | |,| |

1455. M1a nogmaals naar de deur van zijn kamertje; b nog eens [ ] het [ ] ,

M2-D2 | |

1456. M1a „Vergeet het alternatief niet, Didier,” prevelde ze: b en op de trap prevelde toonloos tot Didier:

M2-D2 | |ze| | 1457. M1a „als je later ooit nog in je werk van dat Tristan’s b [ ] [ ] ooit weer [ ] [ ]

M2 “| | | | P1-D1 «| | Dm-D2 – Als| |

1458. M1a zwarte ziel spreekt, roem dan ook het andere b [ ] vergeet [ ]

M2-D2 | |vlag| |

Page 206: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

206

1459. M1a – de steek onder Isolde’s hart.” b niet [ ]

M2 | | P1-D1 | |» Dm-D2 | |°

1460. M1 „Ja,” gruwelde hij tegen de ochtend buiten. M2 “| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1461. M1-Dm Schelling kon zijn engelenbakje maar niet

P2D2 | |kan| | 1462. M1a aan de gang krijgen. Dan maar met de trem. b weer [ ] Ze namen de trem,

M2-D1 meer| |tram, Dm-D2 | |trem,

1463. M1 die volzat met uitgeslapen en fris geschoren mensen, M2-D2 | | | |

1464. M1a op weg naar hun dagtaak. Aan een b ordelijk [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |Bij| |

1465. M1-D2 volgende halte vonden ook de vrienden een zitje, 1466. M1a behalve Didier. Maar Wiesje sprong dadelijk van de bank, verplichtte hem te zitten b [ ] verplichtte hem haar

M2-D1 | |Wies| |,| | Dm-D2 | |°| |

1467. M1 plaats te aanvaarden, en kroop op zijn schoot. M2-D2 | |zelf| |

1468. M1a Het was een duister hoekje, b [ ] schemerig [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |waarin ze zaten,

1469. M1a nogal ver van de lamp . Toch keken natuurlijk de b [ ] vanzelf [ ]

M2-D2 | |af| |

Page 207: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

207

1470. M1-D2 mensen naar hen, een beetje spottend en een 1471. M1 beetje afkeurend, maar toch ook nog net iets

M2-D2 | |;| |er was| |wel| |

1472. M1-D1 anders in hun blik, dat Didier dankbaar stemde en Dm-D2 | |wat| |

1473. M1a hem lichter maakte ze aanstonds weer te vergeten. b het [ ]

M2-D1 | | vergemakkelijkte| | Dm-D2 het makkelijker maakte| | gauw | |

1474. M1 „Wiesje,” fluisterde hij en zijn stem lilde, „laten

M2 “| |“| | P1-D1 «| |»| |«| | Dm-D2 –| |°| |°| |

1475. M1-D2 we hier óns afscheid van elkaar nemen, met de 1476. M1a enkele woorden die ons nog overschieten, want dit is het, b [ ] in deze

M2-D2 | | 1477. M1a de laatste statie van onze passiegang voorbij. b wegraderende [ ]

M2-D2 | | 1478. M1-D2 Want een Terminus telt niet meer mee; dat is het 1479. M1-D2 begin van het niets. 1480. M1 Ik heb je niets te vragen, Wiesje; je

M2-D2 | |meer| |Alwina, | |

1481. M1a hebt me alles gegeven. Mijn passiegang zal het in elk geval b [ ] Want als het in elk geval mijn passiegang

M2 | | P1-D1 | |mijn| | Dm-D2 | |mijn| |

1482. M1a geweest zijn, en dat kon alleen door b [ ] is, kon dat [ ]

M2 | | P1a | |

b [ ] door T-D2 | |

Page 208: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

208

1483. M1M2 jou, door jouw wonder. P1a | |

b jou,[ ] T-D2 | |

1484. M1a Dichters vertellen vaak van hun dromen, b [ ] spreken gaarne van droomgestalten,

M2-D1 | | Dm-D2 | |graag| |droomgestaltes,

1485. M1a maar dat is bijna altijd heel vaag en literair. In mijn b [ ] een literair cliché. [ ]

M2-D2 | |

1486. M1-D2 leven heb ik echter, op mijn eer, een paar keer 1487. M1a in de slaap een mens gezien, telkens dezelfde, b in mijn [ ] gewone [ ] c [ ] [ ]

M2-D2 | | 1488. M1a helemaal zoals een tastbaar, sterfelijk b [ ] en

M2-D1 | |wezen Dm-D2 | |sterflijk| |

1489. M1a wezen. Iemand die ik nooit heb b volslagen gewoon [ ] had

M2-D2 | | | | 1490. M1a ontmoet, maar die mij sterker dan alle b [ ] en [ ] levende

M2-D2 | |

1491. M1-D2 bekenden heeft aangegrepen. 1492. M1-D1 Tussen ons is niets gebeurd, dan de inwisseling

Dm-D2 | |°| | 1493. M1a van een vertederde glimlach van uit de b [ ] als [ ]

M2-D1 | |,| | Dm-D2 | |vanuit| |

1494. M1-D2 eeuwigheid, een vochtig warme handdruk, en 1495. M1-D2 het steunen van een arm in een arm, zwaar van

Page 209: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

209

1496. M1-D2 innigheid. Zij hield van mij en ik van haar - het 1497. M1-D2 was precies hetzelfde en het kon niet anders. 1498. M1-D1 En gedurende zes en dertig uren achter elkaar heb ik haar

Dm-D2 | | zesendertig uur | |

1499. M1a trekje na trekje in jou herkend, Wiesje. b thans [ ]

M2a | |, trek na trek,| |jouw| | b [ ] jou [ ]

P1-D1 | | Dm-D2 | |voor| |

1500. M1 Dit is geen dichterlijke smoes,

M2-D2 | |ik zweer het je,

1501. M1a maar waanzinnig echte waarachtige werkelijkheid. Ik b [ ] wreedaardig schone [ ]

M2-Dm | | P2D2 | |wreedaardige|53 |

1502. M1a dank je, Alwina, dat ik nog in dit leven b [ ] heel

M2-D2 | |

1503. M1a even dat raadselachtige wezen in mij b [ ] buiten mij zal

M2-D2 | | 1504. M1a heb mogen beschouwen en betasten, laat b [ ] hebben, [ ]

M2 hebben mogen aanschouwen en betasten. Laat P1a | |

b [ ] aanraken. [ ] T-D2 | |

1505. M1a het mij dan één keer mogen uitspreken, Wies, b ik het [ ] ook [ ]

M2-D2 | | 1506. M1 voor alles verzwindt; ik

M2-D2 vóór| |, tot haar die jij bent: ik 53

De variant ‘wreedaardige’ is reeds aangebracht in M3.

Page 210: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

210

1507. M1 heb je lief!...” M2 heb je lief !... ” P1a | |.| |

b [ |!| ] TD1 | | Dm-D2 | |°| |°

1508. M1a - „Ik ook!! ik ook!!” was alles wat verrast ze in een verrukte snik b [ |,| ] ze ijlend

M2 “| | P1a «| |°°»| |

b [ |!!| ] TD1 | | Dm-D2 -| |°| |

1509. M1-D2 uitbrengen kon. 1510. M1 Blindelings zocht haar gelaat het zijne

M2-D2 | |witte| |

1511. M1a en met krampachtig gesperde mond zoenden ze b [ ] kaken gaven [ ]

M2-D2 | |

1512. M1a zich. b elkaar een zoen die in hun monden als een doodsreuteling c [ ] doodssnik

M2-D1 | | Dm-D2 | |mond| |

1513. M1-D2 echode. 1514. M1a Ze gebruikten ontbijt b Zwijgend liet Lauwerijk haar voor het laatst

M2-D2 | | 1515. M1a samen in Terminus. b naast hem zitten, voor het ontbijt in Terminus.

M2-D1 | |Didier| | Dm-D2 | | bij | |

1516. M1-D2 Er brandde een kleurige lamp op tafel, bij het 1517. M1 begin ; aan het eind scheen de

M2-D2 | |van de maaltijd| |

Page 211: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

211

1518. M1a zon door de ramen – het was een b [ ] immers [ ]

M2-D2 | | 1519. M1-D1 lenteachtige Januarimaand , die van dat jaar. Een

Dm-D2 | |januarimaand| |

1520. M1-D2 uur was verlopen; ze hadden, vertraagd, het 1521. M1a gesprek voortgezet, maar Didier zou b gezamenlijke [ ]

M2-D2 | |

1522. M1-D2 zich nooit herinneren waarover. 1523. M1-D2 Daarna stonden ze met zijn vijven in de 1524. M1-D1 vestiaire. De trein naar België ging maar

Dm-D2 kleerkamer.| | 1525. M1a over anderhalf uur; b [ ] een paar [ ] Schelling moest naar kantoor,

M2-D2 | |

1526. M1a Wiesje en Lauwerijk moesten naar hun hotelletje, eisten b en [ ] [ ]

M2-D2 | |Lauwerijk en Wiesje| | 1527. M1-D2 de Vlamingen. 1528. M1-D2 Didier hielp Alwina. Toen hij haar mantel in de 1529. M1a hand had, herinnerde hij zich dat die zowel met b [ ] ook [ ]

M2-D2 | | 1530. M1-D1 de binnenkant naar buiten kon gedragen worden.

Dm-D2 | |worden gedragen. 1531. M1 Je kon kiezen, groen of zwart.

M2-D2 | |mocht| |

Page 212: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

212

1532. M1a „Groen,” zei Didier, „dat is b [ ] sprak [ ] en hield hem zo, [ ] c [ ] keerde [ ]

M2 “| | hij | |“| | P1a «| |»,| |«| |

b [ |,»| ] TD1 | | Dm-D2 –| |°| |°| |

1533. M1M2 de jeugd, de hoop, het leven… en de zee.”

P1 | |». TD1 | |.» Dm-D2 | |°

1534. M1a „Nee,” vloog ze smartelijk uit, „zwart , dat is b [ ] zwàrt [ ]

M2 “| |“| | P1a «| |»,| |«zwart | |

b [ |,»| ] zwàrt [ ] TD1 | | Dm-D2 –| |°| | zwárt| |

1535. M1 rouw!” en trok hem aldus aan.

M2 nacht, inkt en| | P1a | |.»| |

b [ |!| ] TD1 | | Dm-D2 | |°| |

1536. M1a Didier liep mee tot op het trotttoir. Lauwerijk had een laatste maal, b Hij [ ] Zwaar vertrok

M2-D2 | | 1537. M1a zwaar opgezette charmante lach, b Lauwerijk zijn opgezwollen gezicht tot een laatste

M2-D2 | |

1538. M1a die naar een geeuw geleek. b beminnelijke lach; het leek een geeuw.

M2-D2 | |, waarbij je 1539. M1 In

M2-D2 heel even alleen het wit van zijn ogen zag.| |

Page 213: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

213

1540. M1a Schelling’s brilleglazen zag men boven niet meer het b [ ] glinsterende [ ] [ ]

M2a | |had het b [ ] was [ ]

P1-D2 | | 1541. M1a blote zieleweefsel , maar de b ontblote [ ]

M2-D1 | |schuil gegaan achter de Dm-D2 | |schuilgegaan| |

1542. M1 glinsterende weerspiegeling van het straatverkeer. M2-D2 levendige| |

1543. M1a „Wiesje Meesp”, zei Alwina met een b [ ] ben ik,” [ ]

M2 “| |°| | P1-D1 «| |»| | Dm-D2 –| |°| |

1544. M1a dun stemmetje en een glimlach die twee b [ ] blauwe

M2-D1 | |lachje dat| |schalieblauwe Dm-D2 | |blauwe

1545. M1 groeven in haar lijkkleurige wangen sneedt.

M2-D2 | |sneed.

1546. M1-Dm Maar haar ogen waren de trouwe gebleven P2D2 | |,54

1547. M1a en hoe verwelkt ook, ze geleek niet, nog niet, b [ ] nièt, lang [ ]

M2-D1 | |niét, nog lang niet Dm-D2 | |leek| |

1548. M1-D2 op het ouwelijke portret in de Spuistraat. 1549. M1a „En dat was Didier, Didier Leduc,” zei b [ ] antwoordde

M2 “| | P1a «| |»,| |

b [ |,»| ] TD1 | | Dm-D2 –| |°| |

54

De komma is reeds aangebracht in M3.

Page 214: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

214

1550. M1a hij allen, even nijgend, en drukte haar nog b [ ] [ ]

M2-D1 | |meewarig,| |alleen| | Dm-D2 | |nog

1551. M1 alleen de hand.

M2-D1 | | Dm-D2 alleen| |

1552. M1a Ze gingen, keken om en wuifden, vele keren. b [ ] liepen, [ ]

M2-D2 | |

1553. M1-D2 Didier vond het zelf vermoeiend voor hen, maar 1554. M1-D1 hij kon niet weg en bleef ze naogen, tot ze, met

Dm-D2 | |°| | 1555. M1a hun hoge ruggen, en schutterige stappen, onder de b [ |°| ] in de drukke

M2-D1 | | Dm | |rug| |stap | | P2D2 | |onder|55 |

1556. M1a mensen verdwenen waren, Wiesje met b voorbijgang [ ]

M2-T | | D1 | |,| | Dm | |–| |in P2D2 voorbijgangers|56 |

1557. M1 haar zwarte mantel in de zon. M2 | |, onder de ochtendzon! P1a | |.

b [ ] ! T-D2 | |

1558. M1-D2 Toen keek hij nog even naar de hemel boven 1559. M1-D2 de huizen, de kant van de zee uit, waar de lucht 1560. M1 lichter scheen.

M2-D2 zo licht| |

55

De variant ‘onder’ is reeds aangebracht in M3.

56 De variant ‘voorbijgangers’ is reeds aangebracht in M

3.

Page 215: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

215

1561. M1a In de trein zaten Baudoux en Didier, uit elkaar, ofschoon b [ ] [ ]

M2 | | P1-D2 | |Ledoux| |

1562. M1a de bank leeg was, elk b | |coupe| |niet over maar uit elkaar,| |

M2-D2 | |coupé| |

1563. M1-D2 bij een raampje, en deden of ze naar buiten 1564. M1-D2 staarden of dommelden. Maar ze sliepen noch 1565. M1 sluimerden. Hun hoofden waren als wulken waarin

M2-D1 | |,| | Dm-D2 | |Hun hoofd was als een wulk | |

1566. M1a de zee alsmaar ruiste. b alsmaar de branding [ ]

M2-D2 | |

1567. M1 En wanneer de een de ander er op betrapte dat M2-D1 | | ,| | Dm-D2 | |erop| |°| |

1568. M1a hij het zoals hijzelf zat te neuriën, keerden ze b [ ] had zitten [ ]

M2-D2 | |met een

1569. M1a blozend het hoofd naar elkaar en prevelden; b [ ] bekenden;

M2-D2 blozende lach| |:

1570. M1 „La mer ”… M2 “| |Mer| | P1-D1 «| |»… Dm - La mer … P2D2 - La mer…

1571. M1-D2 Thuis verwonderde men zich op verscheiden 1572. M1a wijze over hun loden slaap, maar Didier b [ ] ; zo werd [ ]

M2-D2 | |

Page 216: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

216

1573. M1a werd ‘s morgens gezegd, dat hij als een dode b [ ] in bed had gelegen

M2-D2 | |‘s ochtends| | 1574.57M1a in bed had gelegen. b met de uitdrukking van een dode. c [ ] overledene.

M2-D2 | |

1575. M1a Maar, wat een mirakel van ieder ogenblik het b [ ] welk [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |wat| |

1576. M1a ook is, dat een mens nog leeft, in de taaiheid b [ ] vormt, [ ]

M2-D1 | |dàt| | Dm-D2 | |dát| |

1577. M1a van de dood ligt wel het radeloze wonder. b [ ] [ ]

M2-D2 | | 1578. M1-D1 Didier leefde steeds; al die

Dm-D2 | |nog| |gedurende| | 1579. M1 vele jaren van het verre jeugdavontuur was hij

M2-D2 | |sinds dat| | 1580. M1a blijven leven en sterven, de lijn van zijn b voort [ ]

M2-D2 | | 1581. M1a lot langs, die toen al zo duidelijk getrokken b [ ] waarvan hij toen reeds duidelijk de lus

M2-D2 | |toén| | 1582. M1a bleek. b op de borst had gedragen.

M2-T | | D1-D2 | |gekregen.

1583. M1-D2 Meer en meer had een ongeneeslijke 57

Na regel 1574 volgt een pauze, aangeduid door een witregel of stippellijn.

Page 217: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

217

1584. M1a vermoeidheid hem in zichzelf ingebouwd tot een b [ ] hemzelf [ ]

M2-D2 | |

1585. M1a automaat naar binnen als naar buiten. Hij verrichte b [ ] had

M2-D2 | | 1586. M1-D2 de strikt noodzakelijke handelingen des levens 1587. M1a met de mensen die hij niet vermijden kon. b verricht, zonder er deel aan te nemen; gegeten

M2-D2 | |,| | 1588. M1a zoals hij een groet beantwoordde, b [ ] de [ ] der mensen had beantwoord,

M2-D2 | |

1589. M1a en arbeidde zoals hij zich ter ruste had b [ ] gearbeid gelijk ] ‘s avonds [ ] gelegd

M2a | | had b [ ] gelegd

P1-D1 | | Dm-D2 | |te ruste| |

1590. M1a gelegd. b had.

M2a gelegd. b had.

P1-D2 | |

1591. M1-D Zijn eigen werk, de droom van zijn bestaan, 1592. M1-D2 had al zijn geestdrift verslonden; het lag als een 1593. M1-D2 sfinx die hem het verschiet versperde, en hij 1594. M1a bleef b was, met het koppige geduld der volslagen

M2-D2 | |

1595. M1a het monster voeren en b vertwijfelden, [ ] blijven [ ]

M2-D2 | |

Page 218: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

218

1596. M1a zichzelf uithollen, tot een van beide zouden b [ ] hen beiden het

M2a zich zelf| | b zichzelf [ ]

P1-D2 | | 1597. M1a barsten of in elkaar storten, met het verbeten geduld der vertwijfelden. b eerst zou barsten of in elkaar storten.

M2-D2 | | 1598. M1a Tot op een morgen hij b [ ] hij [ ] middag in Januari tussen zijn

M2-D1 | |onder| | Dm-D2 | |januari| |

1599. M1a een klein pakje had bereikt, niet groter dan b post [ ] gevonden, [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | | pakketje | |

1600. M1M2 een lucifersdoosje. Hij had er verstrooid mee in

P1a | | b [ ] lucifersdoosje. [ ]

T-D2 | | 1601. M1-D2 de hand gezeten, zonder zich af te vragen of hij 1602. M1a dat schrift reeds ooit vroeger had gezien. Als b [ ] Het

Dm-D2 | |De 1603. M1a retouradres was een eenvoudig hotel, b [ ] Brussels derderangshotel,

M2 | |het Brusselse| |° P1a | |

b [ ] derde-rangshotel, TD1 | | Dm-D2 afzender| |derderangshotel,

1604. M1 juist over het station, op de boulevard.

M2 “Sagrado”, | | P1-D1 «Sagrado» | | Dm-D2 °| |°| |

Page 219: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

219

1605. M1 Wanneer hij naar de hoofdstad moest, dronk

M2-D2 | |ging 1606. M1a hij er koffie in het café, omdat hij dat sinds b [ ] zo [ ]

M2-D2 hij er altijd koffie drinken in het café, al sinds

1607. M1a een kwart eeuw deed. Misschien had hij er b meer dan [ ]

M2-D1 meer dan een kwart eeuw. | |daar Dm-D2 | |kwarteeuw. | |

1608. M1a iets laten liggen, dat ze hem nu b laatst [ ] maar

M2-D2 | |wat| | 1609. M1a stuurden, b opstuurden,

M2 | |- ze kenden hem immers wel - P1a | |,

b [ ] - T-D2 | |

1610. M1a omdat hij al in weken niet meer b aangezien [ ]

M2 | |reeds| |uit stad P1a | |de| |

b [ ] [ ] T-D2 | |

1611. M1 had gereisd. M2-D2 was geweest.

1612. M1a Toen hij alles opengemaakt had, vond hij b [ ] begreep [ ]

M2-D2 | |

1613. M1a eerst niet, maar geleidelijk geschiedde zich de b [ ] voltrok [ ]

M2-D2 | | 1614. M1-D1 herkenning: de schelp, die hij eens te

Dm-D2 | |°| |in

1615. M1-D2 Scheveningen, tijdens een ongewone nacht, van

Page 220: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

220

1616. M1a strand had opgeraapt, en aan een Wiesje b het [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |°| |

1617. M1a Meesp had geschonken. b [ ] geschonken had.

M2-D1 | |had geschonken… Dm-D2 | | | |

1618. M1a Uren bleef hij er roerloos mee in de hand b Lang en roerloos was hij voor zijn werktafel

M2 | | P1a | |vóór | |

b [ ] voor [ ] TD1 | | Dm-D2 | |schrijftafel

1619. M1a zitten, en zwijgend meende hij ten slotte het kalken b blijven zitten, starend naar het stomme kalken

M2-D2 | |

1620. M1a hartje te hebben begrepen. Uit b hartje, en ten slotte moest hij ook begrijpen. In

M2-D1 | |ging| | Dm-D2 | |Uit

1621. M1-D1 een lade, onder oude dingen uit, had hij een ander

Dm-D2 | |la had hij,| | 1622. M1a doosje genomen, en was naar b [ ] door de regen was hij naar

M2-D1 | | Dm-D2 | |gekregen | |

1623. M1-D2 het station gelopen, op zijn doorgezeten benen, 1624. M1a om er aan de eerste trein te wachten. b [ ] te wachten tot de eerste trein kwam.

M2-D2 | | 1625. M1-D1 En hier stond hij thans, voor het

Dm-D2 | |°| |

Page 221: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

221

1626. M1a café, op het trottoir in de regen, langs b derderangshotel, [ ] in

M2 | |met P1a | |

b derde-rangshotel, ] ] TD1 | | Dm-D2 derderangshotel, | |

1627. M1a de boulevard. b de vurige reclamenacht der hoofdstad.

M2-D1 | |° flitsend Dm-D2 | |van de| |

1628.58M2-D2 om hem heen: Beka, le supermatelas… Macaroni 1629. M2 Toselli... Toujours Confiture Materne !...

P1a | |… b [ ]!...

T-D2 | | 1630. M1-D1 Auto’s en trams reden voorbij; de bomen van

Dm-D2 | |trems| |

1631. M1-D2 de boulevard tekenden zich spichtig en glibberig 1632. M1a zwart in de licht; in het station aan de b [ ] tegen het rosse gloed boven [ ]

M2-D1 | |de| | Dm-D2 af | |

1633. M1a overzij af; of locomotieven huilden. b [ ] [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | | ; | |

1634. M1-D2 Het rampzalige wonder was geschied: het 1635. M1-D2 onherkenbare had hij herkend, door een stuk 1636. M1 schoongewiste ruit en een gordijnkier, niet

M2-D2 | |waasruit| |

58

De zin ‘flitsend om hem heen: Beka, le supermatelas… Macaroni Toselli… Toujours Confiture Materne!...’ wordt pas in M

2 toegevoegd aan de tekst.

Page 222: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

222

1637. M1 als een vervreselijking van het ouwelijke portret uit

M2a | |dat| | b [ ] het [ ]

P1T | | D1 | |dat| | Dm-D2 | |in

1638. M1 de Spuistraat, wat het geworden was, maar door

M2 | |, dóór P1a | |door

b [ ] dóór T-D1 | | Dm-D2 | |°| |

1639. M1-D2 de plotselinge zelfverbrijzeling van dat beeld 1640. M1 heen, als het oorspronkelijke

M2-D2 | |, lichtende

1641. M1-D2 jeugdgezicht. 1642. M1a Hij kon het nauwelijks geloven, en dat het b [ ] de

M2-D2 | |

1643. M1a hartverscheurende visioen nog maar steeds b [ ] terugblik [ ]

M2 | | P1a | |

b [ ] nóg [ ] T-D2 | |

1644. M1-D2 aanhield. 1645. M1a Een kellner kwam uit het café, een flinke b [ ] ongekleed [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |kelner| | | |

1646. M1-D1 blonde jongen, en Dm-D2 | |die zonder regenjas om de

1647. M1a liep haastig naar een tabakswinkel binnen, b [ ] de [ ]

M2-D1 | |sigarenwinkel| | Dm-D2 schouders, | |binnenliep,

Page 223: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

223

1648. M1-D2 enkele huizen verder. Leduc kende hem niet; 1649. M1-D1 voorzeker een nieuwe kracht, uitgestuurd door een

Dm-D2 | |hulp, | |

1650. M1a klant. Toen hij terugkwam, hield Didier hem b [ ] duwde [ ]

M2-D2 | |

1651. M1a aarzelig echt een pakje in de hand en een bankbiljet. b [ ] eerst een bankbiljet en daarna een pakje in

M2a | |bankje| |doosje| | b [ ] pakje [ ]

P1-D1 | | Dma | |pak| |

b [ ] pakje [ ] P2D2 | |

1652. M1a b de hand.

M2-D2 | | 1653. M1 „Voor de dame met de grijze trui,” stamelde

M2 “| | P1a «| |»,| |

b [ |,»| ] TD1 | | Dm-D2 –| |°| |

1654. M1 hij, en hij wees haar hem, door de ruit.

M2-D1 | |hem haar,| | Dm-D2 | | en | |°| |

1655. M1a „Goed, mijnheer” glimlachte de jongen b [ ] Graag, [ ]

M2 “| |jonge man P1a «| |»,| |

b [ ] ,» [ ] TD1 | | Dm-D2 –| |meneer, | |jongeman

1656. M1 vriendelijk, „en hoef ik niets te zeggen?” M2 | |“| | P1-D1 | |«| |» Dm-D2 | |°| |°

Page 224: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

224

1657. M1a Maar Leduc, kon niet antwoorden; hij, die uren op papier b [ ] ; hij; [ ] soms [ ]

M2-D1 | |,| | Dm-D2 | |urenlang| |

1658. M1a aan een zin soms wroette, was niet opgewassen!.., doch kon hij op die b [ ] [ ] wat kon hij op die uiterste

M2 | |kón| | P1a | |kon| |

b [ ] kón [ ] TD2 | |

1659. M1a levensvraag antwoorden? Zijn hoofd b [ ] Hij zweeg,

M2-D2 | |

1660. M1a schuddebolde van de tuimel van zijn b schuddebollend onder [ ]

M2-D2 | |stramme 1661. M1-D2 gedachten. 1662. M1 „Afgesproken, mijnheer” en de kellner was al

M2 “| | P1a «| |»,| |

b [ ] ,» [ ] TD1 | | Dm-D2 –| |°| |kelner| |

1663. M1-D2 terug binnen. 1664. M1-D2 Met sidderende kop volgde Leduc hem door 1665. M1-D1 de ruit. Een mooie, blonde jongen, die zijn zoon

Dm-D2 | |°| |

1666. M1a had kunnen… hun zoon! Was dàt de b [ ] , hún [ ] dát [ ]

M2 | |wezen…hun zoon! | | P1a | |.| |

b [ |!| ] TD1 | | Dm-D2 | |hún| |

Page 225: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

225

1667. M1 betekenis van de vreemde glimlach waarmee ze

M2-T | |,| | D1 | |zij Dm-D2 | |°| |

1668. M1a hem naar zich zag komen? nog voor ze gezien b de kellner [ |,| ]

M2-D1 | |op| |afkomen,| |had Dm-D2 | |kelner| |

1669. M1 had dat hij haar het antwoord op haar M2-D2 bemerkt| |

1670. M1a wachten bracht? Dacht ze ook nog heel even b [ ] Had ook zij nog eens heel even

M2-D2 | |

1671. M1-D2 aan de steek onder Isolde’s hart gedacht? 1672. M1-D2 Ze zat nu met het etui in haar handen; de 1673. M1a vreemde lach was verdwenen, de verf op b stille [ ] c glimlach [ ] en [ ] scheen van

M2-D2 | | 1674. M1a haar gelaat scheen te brokkelen. Traag haalde ze het b [ ] [ ] hief [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |gezicht| |

1675. M1a halskettinkje op, en daar, fonkelend, bengelde het, in goud b [ ] aan haar bevende

M2-D2 | | 1676. M1a b rimpelhanden c rimpelhand, fonkelend, bengelde ze, in goud

M2-D1 rimpelvingers, | |fonkelend,| | Dm-D2 | |hij, | |

1677. M1a bewaard, de kleine schelp die zij hem eens b [ ] Wiesje [ ]

M2-D1 | |,| | Dm-D2 | |°| |hém| |

Page 226: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

226

1678. M1 had geschonken!

M2-D2 | |. 1679. M1a Ze bleef er naar kijken, met gezwollen banden onder b [ ] witte [ ]

M2-D1 | | Dm-D2 | |ernaar| |

1680. M1a de ogen, de slapen opzwollend, violet. Toen sloot b [ ] opzettend, [ ] balde

M2 | | P1a | |°| |

b [ |,| ] TD2 | |

1681. M1a ze alles in haar vuist weg en knikte haar hoofd b [ ] schokte [ ] c [ ] knikte [ ]

M2-D2 | |liet het | | 1682. M1a voorover. b met een schok [ ]

M2-D2 | |vooroverknikken.

1683. M1a – God, god! laat me nu sterven! stond Leduc b [ ] doodgaan!!” [ ]

M2 “| | P1a «| | »| |

b [ ] !! [ ] TD1 | | Dm-D2 –| |°| |

1684. M1-D1 als een kind tegen de ruit te krijsen.

Dm-D2 | |krijten.

1685.M1a Maar hij kon niet horen, hij kon ’t niet eens zien, b Hij kon [ ] [ ]

M2-D2 | |

1686. M1a hoe zij tegelijk hetzelfde snikte, achter de vuist b dat [ ]

M2 hoe| |hand P1a | |,

b [ ] ° TD2 | |

Page 227: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

227

1687. M1a waarop ze haar mond gesperst had. b [ ] hield.

M2-D2 | | 1688. M1a Maar plotseling gulpte uit het radiotoestel, b [ ] begon [ ] c [ ] gulpte [ ]

M2-D2 | |

1689. M1a b tot buiten hoorbaar, steeds voller en c [ ] verneembaar, [ ]

M2-D2 | | 1690. M1a een zangerig b meeslepender aanzwellend [ ]

M2-D2 | |,| | 1691. M1a oud wijsje: b wiegelend [ ]

M2 | | P1a | |.

b [ ] : T-D2 | |

1692. M1 La mer, bergère d’azur infinie… M2P … la| | TD1 | |… – Dm-D2 –| |°

1693. M1a De zee, die met schelpen en scherven b [ ] ook [ ] c [ ] scherven van schelpen

M2-D2 | |

1694. M1-D2 speelt.

Page 228: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

228

Page 229: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

229

3. COMMENTAARGEDEELTE

Page 230: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

230

3.1 Verantwoording van de leestekst

In deze scriptie wordt geopteerd voor de ‘ultima manus’ (de laatste geautoriseerde

druk). De keuze voor de laatste druk was snel gemaakt. Ook kon ik kiezen voor de

versie in De Vlaamse Gids (1949), de eerste keer dat de auteur met zijn werk naar

buiten kwam, of voor de ‘editio princeps’ (de eerste geautoriseerde gedrukte versie) in

Met dertien aan tafel in 1950, waar Twee schelpen voor het eerst in boekvorm wordt

gepubliceerd. Volgens mij is de laatste druk toch geschikter, aangezien Daisne het werk

voortdurend corrigeerde. In alle tekstvarianten worden er dingen aangepast. Zelfs

leestekens worden minutieus verbeterd. Daarom leek het mij logisch om te kiezen

voor de laatste druk, omdat het – naar mijn aanvoelen althans – zo lijkt alsof de auteur

eindelijk tevreden is met zijn werk en klaar is om het kortverhaal ‘de wondere wereld

van de letteren’ in te sturen. Dit deed hij natuurlijk ook met de publicatie van de tekst

in De Vlaamse Gids en met de eerste druk in Met dertien aan tafel, met het verschil dat

hij na de tweede (en laatste) druk niets meer veranderde. Zo toont hij dat het werk in

zijn ogen ‘af’ was en geen correctie meer behoefde. Na de publicatie van Twee

schelpen in Met dertien aan tafel (1950) bracht Daisne 17(!) jaar later heel wat

correcties aan voor de tweede druk bij Manteau (1967). Hoewel er in het verbeterd

typoscript voor de uitgave van de tweede (en laatste) druk aantekeningen van de hand

van Jeroen Brouwers zijn, is de laatste druk wel degelijk geautoriseerd. Daisne-kenner

Johan Vanhecke wist me te vertellen dat de schrijver niets zou laten aanpassen zonder

dat hij er zelf van op de hoogte was. Jeroen Brouwers en Johan Daisne, tevens twee

goede vrienden, stonden continu met elkaar in contact en Daisne was op de hoogte

van alle veranderingen die aangebracht werden en werkte die samen met Brouwers

uit.

3.2 Materiële bronbeschrijving

3.2.1 Manuscript 1949 (M1)

Manuscript 1 wordt bewaard in het AMVC-Letterenhuis te Antwerpen. Het is een

verbeterd handschrift en draagt de titel ‘Twee schelpen. Een verhaal door Johan

Daisne’. Het manuscript telt 31 vellen gelijnd schoolschriftpapier, die 21 op 16 cm

meten. Het handschrift is aan beide zijden beschreven en Daisne maakte hierbij

Page 231: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

231

gebruik van blauwe inkt, zowel voor de grondlaag als voor de correcties De vellen zijn

allemaal genummerd. Ook is het op het einde van het verhaal de signatuur ‘Johan

Daisne’ te vinden, en is er een datum aangebracht. In de linkerbovenhoek staat als

begindatum ”17.01.49” en als einddatum ‘”25.01.48”. Dit is waarschijnlijk een

schrijffout van Daisne; logischerwijze is de einddatum ’25.01.49’. Op het einde van het

manuscript wordt nogmaals de datum aangegeven als ’25.01.48’, maar daar is de ‘48’

gecorrigeerd in ‘49’. Het verbeterd handschrift wordt in het variantenapparaat

weergegeven als M1.

3.2.2 Manuscript voor de publicatie in De Vlaamse Gids 1949 (M2)

Manuscript 2 wordt evenals M1 in het AMVC-Letterenhuis te Antwerpen bewaard.

Deze variant draagt de titel ‘TWEE SCHELPEN. Een verhaal door Johan Daisne’. Het is

een verbeterd typoscript en telt 20 vellen doorslagpapier, die 28 op 22 cm meten. Het

typoscript is aan één zijde beschreven en getikt in zwarte inkt, de verbeteringen zijn

eveneens in zwarte inkt aangebracht. Bijzonder is dat er enkele verbeteringen

aangebracht zijn met zwarte inkt, zoals op pagina 5 bijvoorbeeld waar de ‘e’ van

Embassy in de grondlaag aangepast is door een kapitaal ‘E’ met zwarte inkt. De vellen

zijn ook allemaal genummerd. Aan het eind van dit manuscript staat de datum ‘Januari

1949’. Door deze tijdsaanduiding wordt de schrijffout van Daisne in M1 nog duidelijker.

Ook is opnieuw de naam van ‘Johan Daisne’ aangebracht op het einde van het

manuscript. Het verbeterd typoscript wordt in het variantenapparaat weergegeven als

M2.

3.2.3 Drukproef voor De Vlaamse Gids 1949 (P1)

De drukproef van Twee schelpen wordt ook bewaard in het Letterenhuis te Antwerpen.

Deze variant draagt de titel ‘TWEE SCHELPEN’. De drukproef telt 23 vellen papier, die

27,5 op 22,5 cm meten, en geldt als de drukproef voor de publicatie in De Vlaamse

Gids. Deze variant is aan één zijde bedrukt, correcties zijn aangeduid in rode inkt. Deze

correcties zijn van de hand van Daisne, zijn handschrift is duidelijk herkenbaar. In de

linkerbovenhoek staat “Dringend revisie a.u.b. – En zetsel bewaren voor overdrukjes.

Dank”. De pagina’s zijn ook allemaal genummerd. Deze drukproef werd later gebruikt

Page 232: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

232

als basistekst voor Met dertien aan tafel (Electa, 1950). Op het einde van de drukproef

signeert Daisne deze variant opnieuw met ‘Johan DAISNE’. Een datering is in de

drukproef echter niet aangebracht. De drukproef wordt in het variantenapparaat

weergegeven als P1.

3.2.4 Voorpublicatie in De Vlaamse Gids 1949 (T)

De publicatie van Twee schelpen in het tijdschrift De Vlaamse Gids wordt niet bewaard

in het Letterenhuis te Antwerpen, maar is onder andere te vinden in het Liberaal

Archief in Gent en de Universiteitsbibliotheek in Gent. Deze variant draagt de titel

‘TWEE SCHELPEN’. De publicatie telt 23 vellen papier, die 27,5 op 22,5 cm meten. Deze

variant is aan beide zijden bedrukt, correcties zijn niet aanwezig. Op het einde van

deze publicatie staat opnieuw de naam van ‘Johan DAISNE’. Het kortverhaal Twee

schelpen is, zoals reeds eerder gezegd, gepubliceerd in De Vlaamse Gids in Brussel, en

dit in 1949. De pagina’s zijn hierin natuurlijk ook allemaal genummerd (van pagina 1

tot 23). De publicatie in het tijdschrift wordt in het variantenapparaat weergegeven als

T.

3.2.5 Eerste druk in Met dertien aan tafel 1950 (D1)

Twee schelpen wordt opnieuw gepubliceerd in de verzamelbundel Met dertien aan

tafel die in 1950 verschijnt bij uitgeverij Electa. Deze variant wordt opnieuw bewaard

in het Letterenhuis in Antwerpen en draagt de titel ‘TWEE SCHELPEN’. De druk telt 16

vellen papier, die 20 op 14 cm meten. Deze variant is aan beide zijden bedrukt en is

genummerd. Het verhaal Twee schelpen beslaat pagina’s 251 tot en met 282. De

eerste druk wordt in het variantenapparaat weergegeven als D1.

3.2.6 Handschriftelijke aantekeningen in de eerste druk (Dm)

Twee schelpen wordt pas veel later opnieuw onder handen genomen door Daisne. In

overleg met Jeroen Brouwers, een goede vriend van de schrijver, wordt beslist om het

verhaal een laatste keer te publiceren bij Manteau als Marnixpocket. Daisne was

duidelijk nog altijd niet tevreden met de tekst en bracht op basis van de eerste druk in

Met dertien aan tafel nogmaals correcties aan. De verbeteringen zijn gebeurd met een

balpen met blauwe inkt. Na deze variant verandert er nauwelijks nog iets aan Twee

Page 233: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

233

schelpen tot de tweede en laatste druk in 1967. De druk met handschriftelijke

aantekeningen wordt in het variantenapparaat weergegeven als Dm. D1 en Dm worden

dus beschouwd als twee volledig verschillende varianten, aangezien er veel tijd tussen

beide varianten zit. Een exacte datering voor die handschriftelijke aantekeningen is er

niet, maar het is logisch dat die correcties er kwamen in 1967, aangezien ze werden

opgenomen in de tweede (en laatste) druk van Twee schelpen (Manteau, 1967).

3.2.7 Manuscript 3 (M3)

Twee schelpen wordt na de verbeteringen van Daisne in Dm een laatste maal onder

handen genomen door diens goede vriend Jeroen Brouwers, die medewerker was bij

Manteau. De verbeteringen in blauwe en rode inkt zijn dus niet van de hand van

Daisne, maar deze variant is wel degelijk geautoriseerd. Daisne zou nooit iets laten

veranderen zonder zijn medeweten en toestemming. Hij en Brouwers stonden dicht in

contact met elkaar en bespraken alle veranderingen die Brouwers aanbracht. Deze

bevinding werd gestaafd door Daisne-kenner Johan Vanhecke.59 Ook deze variant is te

vinden in het Letterenhuis in Antwerpen. Het verbeterd typoscript is niet opgenomen

in het variantenapparaat, omdat ik ervoor opteer enkel te registreren wat door Daisne

zelf geschreven is. Wel wordt er een voetnoot geplaatst als de correctie die vanaf

drukproef P2 is aangebracht, ook al aanwezig was in M3. Met andere woorden: als de

variant dus al aangebracht was door Brouwers. Als de variant pas vanaf P2 verschijnt,

dan wordt er natuurlijk geen voetnoot geplaatst. Zo worden alle varianten

geregistreerd, maar presenteert het apparaat uitsluitend de tekst en ingrepen van

Daisne.

3.2.8 Drukproef voor individuele uitgave bij Manteau als Marnixpocket (P2)

Na het verbeterd typoscript wordt Twee schelpen in een proef gegoten. Deze

drukproef bevindt zich ook in het Letterenhuis te Antwerpen. De drukproef telt 67

vellen papier en er zijn een aantal verbeteringen met blauwe balpen. Die

verbeteringen zijn echter geen lexicale aanpassingen, ze worden vooral gebruikt om

letters duidelijker te maken voor de uitgever. Na de drukproef verandert niets meer.

Deze drukproef wordt in het variantenapparaat weergegeven als P2. 59

Johan Vanhecke, in een formeel gesprek over Johan Daisne. 2014.

Page 234: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

234

3.2.9 Tweede druk 1967 (D2)

Twee schelpen verschijnt voor het laatst als Marnixpocket van Manteau. Tussen de

eerste druk in Met dertien aan tafel (1950) en de tweede druk (1967) ligt een grote

tijdspanne. Deze variant telt 67 vellen, die allemaal genummerd zijn. De tweede druk

wordt in het variantenapparaat weergegeven als D2.

3.2.10 Toelichting

Enige toelichting is hier op zijn plaats. Deze scriptie beslaat enkel het kortverhaal Twee

schelpen. Tot aan de publicatie in Met dertien aan tafel is er nog geen sprake van het

deel ‘en wat gruis…’ (1967 verschijnt het verhaal onder de titel Twee schelpen en wat

gruis). Het deel ‘en wat gruis’ bevat gedichten die later zijn toegevoegd aan het

kortverhaal Twee schelpen en die oorspronkelijk in het Frans zijn geschreven.

Aangezien het hier gaat om een latere – en voor de genese van het verhaal niet

relevante – toevoeging in een vreemde taal, heb ik de gedichten van ‘en wat gruis…’

langs de kant geschoven. Deze scriptie neemt dus enkel het deel Twee schelpen voor

zijn rekening. Zoals vermeld wordt in punt 3.4.3 kwam ‘en wat gruis’ er op vraag van

Angèle Manteau, die de tekst Twee schelpen alleen te kort vond voor een individuele

uitgave bij Manteau en er dus iets extra bij wou.

3.3 Toelichting en aantekeningen bij het variantenapparaat 3.3.1.Diakritische tekens

De gebruikte siglen in het synoptisch variantenapparaat zijn de siglen overgenomen uit

het handboek editiewetenschap Naar de letter van Marita Mathijsen.60 De siglen

werden in samenwerking met het Constantijn Huygens Instituut vastgesteld. Daarbij

staat M voor manuscript (of handschrift), T voor periodiek (een publicatie in een

jaarboek, tijdschrift of krant), P voor drukproef, D voor druk en Dm voor druk met

handschriftelijke aantekeningen. Deze siglen zijn voor deze scriptie van toepassing.

60

Marita Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap. Den Haag, Constantijn Huygens Instituut, 2003, p. 285.

Page 235: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

235

Verder wordt er gebruik gemaakt van de gebruikelijke diakritische tekens bij het

synoptische variantenapparaat.61 Zoals:

[ ] : wat boven de haken staat is onveranderd gebleven en dient mee te worden

gelezen in de volgende fase.

| | : wat boven de strepen staat moet meegelezen worden in de volgende versie.

De tekst is onveranderd gebleven, maar wel opnieuw gedrukt of geschreven.

] ° [ of | ° | : wat in de laag/variant boven deze meeleestekens staat, werd in

deze laag/variant geschrapt, en niet vervangen. (enkel in het geval van interpunctie)

] [ of | | : wat in de laag/variant boven deze meeleestekens staat, werd in deze

laag/variant geschrapt, en niet vervangen. (enkel in het geval van woorden)

[xxxxx]

Onleesbaar woord, het aantal x’en geeft het geschatte aantal tekens weer.

Hoewel het synoptische variantenapparaat meer geschikt is voor poëzie en een aantal

nadelen biedt voor proza, werd er in deze historisch-kritische editie toch voor gekozen

omdat het een heel handig en overzichtelijk apparaat is. Daarnaast geeft het ook een

goede indruk van het werk omdat de gebruiker alles goed kan meelezen onder mekaar

en zo tot de chronologische constructie van de tekst komt. De ontstaansgeschiedenis

van de tekst kan er duidelijk uit worden afgeleid.

3.3.2 Spelling en interpunctie

In deze scriptie is ervoor geopteerd de spelling zoals die van toepassing was in 1967

niet aan te passen. Vooral de genitief-s (bijvoorbeeld ‘Lauwerijk’s’) wordt niet

aangepast. Er is dus op geen enkele plaats ingegrepen in de leestekst, de spelling van

die tijd blijft onaangeroerd en wordt ook op die manier overgenomen.

3.3.3 Extra toelichting

Deze scriptie beslaat enkel het kortverhaal Twee schelpen en niet het deel ‘en wat

gruis’. Het deel ‘en wat gruis’ bevat gedichten die later (op vraag van Angèle Manteau)

61

Marita Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap. Den Haag, Constantijn Huygens Instituut, 2003, p. 295.

Page 236: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

236

zijn toegevoegd aan het kortverhaal Twee schelpen en die oorspronkelijk in het Frans

zijn geschreven. Zoals al eerder gesteld, heb ik de gedichten van ‘en wat gruis…’ langs

de kant geschoven. Deze scriptie neemt dus enkel het deel Twee schelpen voor zijn

rekening. Daarnaast wordt M3, het manuscript dat onder handen werd genomen door

Jeroen Brouwers, niet opgenomen in het variantenapparaat (zie punt 3.2.7).

3.4Literair-historische situering

3.4.1 Johan Daisne

Johan Daisne, door Claus een duivelskunstenaar genoemd, werd geboren in Gent op 2

september 1912 als Herman Thiery.62 Duivelskunstenaar zou ik liever vervangen door

het woord ‘kameleon’, in de meest positieve betekenis. Daisne was een kameleon die

zich kon thuisvoelde in diverse genres, en die in de meeste van die genres ook succes

had. Natuurlijk is en blijft zijn proza het bekendst.

Daisne kon zijn middelbare studies niet voltooien, maar bereidde zich als

fabrieksarbeider niettemin voor op het universitair toegangsexamen. Voor dat examen

slaagde hij en in 1932 begon hij economische wetenschappen en Slavische talen te

studeren.63

Ondertussen waren van zijn hand enkele gedichten verschenen in kranten en

tijdschriften naast vertalingen uit het Russisch. Eind 1935 verschijnt zijn eerste bundel

Verzen, dadelijk opgemerkt door Raymond Herreman en Marnix Gijsen. Na zijn

dienstplicht in 1935-1936 had hij verschillende functies in het beroepsleven:

studiemeester, economist, leraar Duits, docent Nederlands en hoofdbibliothecaris van

de stad Gent.64

Later schreef hij zijn belangrijkste werken De trap van steen en wolken (1942), De man

die zijn haar kort liet knippen (1947) en De trein der traagheid (1963). In 1967 werd

Twee schelpen en wat gruis gepubliceerd bij Manteau. Op 9 augustus 1987 stierf hij in

Gent.65

62

André Demedts, Johan Daisne. Ontmoetingen. Desclee de Brouwer, Brugge/Utrecht, 1962, p. 8. 63

Fred de Swert, Zes auteurs in beeld. Het spectrum, Utrecht, 1977, p. 122. 64

Johan Daisne, Nummer gewijd aan Johan Daisne. Manteau, Brussel & Den Haag, 1974, p. 9. 65

Hedwig Speliers, De pool van de droom. Van en over Johan Daisne. Manteau, Antwerpen, 1983, p. 53.

Page 237: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

237

3.4.2 Magisch-realisme

Daisne is een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het magisch-realisme in

Vlaanderen. In 1958 publiceerde hij het essay ‘Wat is het magisch-realisme’, waarin hij

het begrip van het magisch-realisme theoretisch uitwerkte, steunend op Platoons

voorchristelijke paradeigmata. Aan het romantisme (vrijblijvend spel van werkelijkheid

en droom) voegde hij een derde, ordenend en richtend element toe: de

transcenderende ‘trap’.66

In zijn essay refereert Daisne aan het werk van Massimo Bontempelli (de ‘vader’ van

de term magisch-realisme’67), wiens magisch-realisme volgens Daisne zowel in

opvatting als in verwezenlijking altijd nogal eng was geweest.68 Verder geeft hij de

inhoud en structuur van Trap van steen en wolken als voorbeeld om zijn magisch-

realisme te verduidelijken; hij noemt dat werk zelfs zijn ‘eerste magisch-realistische

roman’. Zelf zegt hij dat hij “van kindsbeen af gevoelig is geweest voor een zekere

‘magie’”.69 Magie is bovenzinnelijkheid bewerkt door menselijke tussenkomst en

daarom is een mirakel of een sprookje niet magisch.70 Verder in het essay geeft hij nog

andere voorbeelden van Italiaanse schrijvers die volgens hem aan het magisch-

realisme beantwoorden en definieert hij ook Oscar Wildes The Picture of Dorian Gray

(1891)71 als magisch-realistisch. Daisne onderscheidt het romantisch magisch-realisme

van het klassiek magisch-realisme. Afsluiten doet hij met enkele illustraties van

schrijvers die volgens hem beantwoorden aan het magisch-realisme. Zo schrijft hij bij

Afbeelding I: “Massimo Bontempelli, gekiekt door Johan Daisne bij hun ontmoeting in

1948 op het Vredescongres te Wroclaw”.72

66

Johan Daisne, Nummer gewijd aan Johan Daisne. Manteau, Brussel & Den Haag, 1974, p. 10. 67

Johan Daisne, Wat is magisch-realisme, een kort essay over letterkunde en magie. Manteau, Amsterdam en Brussel, 1958, p.25. 68

Johan Daisne, Wat is magisch-realisme, een kort essay over letterkunde en magie. Manteau, Amsterdam en Brussel, 1958, p.9. 69

Johan Daisne, Wat is magisch-realisme, een kort essay over letterkunde en magie. Manteau, Amsterdam en Brussel, 1958, p.10. 70

Johan Daisne, Wat is magisch-realisme, een kort essay over letterkunde en magie. Manteau, Amsterdam en Brussel, 1958, p.14. 71

Johan Daisne, Wat is magisch-realisme, een kort essay over letterkunde en magie. Manteau, Amsterdamen Brussel, 1958, p.30. 72

Johan Daisne, Wat is magisch-realisme, een kort essay over letterkunde en magie. Manteau, Amsterdamen Brussel, 1958, p.60.

Page 238: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

238

3.4.3 Twee schelpen

Angèle Manteau heeft het volste vertrouwen in haar topauteur Daisne en informeert

naar zijn plannen. Daisne stelt voor om van Twee schelpen een pocket te maken zoals

zijn in 1966 verschenen Dossier nr. 20.174. Op dat moment worden pockets goed

verkocht. Manteau gaat akkoord - Twee schelpen heeft ze namelijk met weemoed

herlezen - maar de tekst is te kort.73 Ze vraagt Daisne of er eventueel een andere tekst

kan worden toegevoegd. De auteur stelt voor om zijn oorspronkelijke Franse

verhaaltjes in het Nederlands te vertalen en als ‘wat gruis’ aan Twee schelpen toe te

voegen.74 Met het oog op de productieplanning vraagt Manteau uiterlijk eind januari

de bewerkte tekst te ontvangen. Ze krijgt hem al op 9 december. ‘De stijl ligt

wonderlijk dicht bij die die ik thans schrijf. Er zijn dan ook heel weinig correcties’,

verklaart Daisne.75 Daisne verandert altijd wel een aantal dingen in zijn tekst, vaakop

het niveau van de interpunctie maar ook op het niveau van de woordenschat. Voor de

publicatie bij Manteau beroept hij zich op de uitgave van Twee schelpen in Met dertien

aan tafel uit 1950 en past daar een aantal zaken in aan.

Twee schelpen vertelt het liefdesverhaal van Wiesje Meesp en Didier Leduc. Een

complex verhaal of moeilijke plot zit echter niet verscholen in deze vertelling. Wiesje

en Didier leren elkaar kennen in een hotel en hebben direct oog voor elkaar. Na deze

avond trekt Didier een dag naar zee, ’s avonds ontmoet hij Wiesje opnieuw en trekken

ze met een groot gezelschap (waar ook de man van Wiesje, Lauwerijk, deel van

uitmaakt) van een café naar een appartement en eindigen ze tot slot in Terminus.

Wiesje en Didier geven elkaar elk een schelp, die ze altijd zullen blijven koesteren, en

gaan daarna allebei naar huis. Op het einde van het verhaal krijgt Didier een brief

toegestuurd, met de schelp van Wiesje in. De brief is afkomstig van het hotel Sagrado,

waar hij vaak vertoeft. Door de aanwijzing van de schelp trekt hij naar het hotel, en

wat hij daar te zien krijgt zorgt voor heel wat beroering.

Het verhaal kan volgens mij niet echt geplaatst worden in de magisch-realistische

traditie en is zeker niet te vergelijken met Daisnes romans De man die zijn haar kort

liet knippen en De trein der traagheid. In Daisnes essay over het magisch-realisme 73

Johan Vanhecke, Johan Daisne. Tussen magie en werkelijkheid 1912-1978. [geplande publicatie najaar 2014]. 74

Angèle Manteau aan Johan Daisne, 31.10.1966; Johan Daisne aan aan Angèle Manteau 3.11.1966. 75

Johan Daisne aan Angèle Manteau, 9.12.1966.

Page 239: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

239

schrijft hij dat zijn verhouding tot die literaire stroming zich langzamerhand heeft

gewijzigd. Het magisch-realisme is vanaf een bepaald moment zijn leuze geweest.76 De

eerste druk van dit essay kwam tot stand in 1958, vóór de publicatie van Twee

schelpen en wat gruis als Marnixpocket in 1967 maar natuurlijk na de totstandkoming

van Twee schelpen in 1949. Toch valt het werk volgens mij niet onder de noemer van

het magisch-realisme. Alles wat zich afspeelt in het werk is reëel en alles lijkt

werkelijkheid. Soms gebruikt Daisne wel enkele speciale woorden, maar die geven het

werk niet meer dan een extra literair tintje, laat staan een magisch-realistisch tintje.

Verder literair onderzoek moet natuurlijk uitwijzen of mijn constatering klopt.

Het verhaal is gebaseerd op waargebeurde feiten.77 Op donderdag 13 januari 1949 is

er in het Gemeentemuseum van Den Haag, bij de opening van de Haagse kunstmaand,

een tentoonstelling van documenten die betrekking hebben op de Nederlandse en

Vlaamse letterkunde sedert 1880, onder de titel Schrijvers van nabij (wie de tekst

leest, weet dat dit ook in Twee schelpen voorkomt: ‘dichters van nabij, dromers van

bijna’, regel 85-86 in de leestekst/het variantenapparaat). De vernissage wordt

voorafgegaan door een banket met schrijvers uit beide landen. Daisne en Jan Schepens

gaan er samen met de trein heen. Martinus Nijhoff en Ger Schmook voeren het woord.

Het wordt een heuglijk weerzien met hun oude Werk-kompaan Ed. Hoornik, die zijn

nieuwe vriendin (en latere echtgenote) aan hen voorstelt, Mies Bouhuys. En terwijl

Daisne zich onderhoudt met Mies, onder het jaloerse oog van Willem Elsschot, raakt

Jan Schepens in gesprek met Anna Blaman. Samen met Bert Bakker bezoeken ze nog

enkele kroegen en dansgelegenheden tot het al licht begint te worden. Ook de

volgende avond wordt er nog flink op los gefeest door Hoornik, Bouhuys, Schepens,

Daisne en ‘een gedeeltelijk nieuw bijgevuld gezelschap’ (zie regel 874-875 in de

leestekst/het variantenapparaat).

Zo beschrijft Daisne het een paar dagen later in zijn novelle Twee schelpen, dat hij,

zoals reeds eerder vermeld, schreef tussen 17 en 25 januari 1949 (pas 4 dagen na de

gebeurtenissen in Den Haag). Hij houdt zich vrij trouw aan de gebeurtenissen van

76

Johan Daisne, Wat is magisch-realisme, een kort essay over letterkunde en magie. Manteau, Amsterdam en Brussel, 1958, p.7. 77

Deze informatie heb ik allemaal via Johan Vanhecke, wat in het najaar van 2014 te lezen zal zijn in zijn werk Johan Daisne. Tussen magie en werkelijkheid 1912-1978. (zie bibliografie)

Page 240: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

240

beide avonden. Hij past wel alle namen aan om er zo een sleutelverhaal van te maken.

Mies Bouhuys wordt Wiesje Meesp (naar haar geboorteplaats), haar vriend Hoornik

wordt Lauwerijk, Daisne zelf Didier Leduc en Jan Schepens Ledoux. Bert Bakker wordt

uitgever Deckers. De lesbische schrijfster Anna Blaman heet Ina Metelino. Het verhaal

verschijnt later dat jaar in De Vlaamse Gids en Daisne laat overdrukjes maken die hij

ook aan de ‘medekroeglopers’ van die avonden stuurt. Willem Elsschot leest het

verhaal met veel genoegen, maar van de andere betrokkenen krijgt Daisne geen

reactie, wat hem nogal verdrietig maakt. Misschien vonden ze het niet zo leuk om met

zichzelf geconfronteerd te worden, met hun fouten en tekortkomingen?

Dit leidt mij opnieuw tot een beschouwing over het magisch-realistische karakter van

dit verhaal. Twee schelpen is grotendeels gebaseerd op waargebeurde feiten. In die zin

is het kortverhaal eigenlijk zeer realistisch. Het magische zou volgens Daisne schuilen

in de schelpen die Wiesje Meesp en Didier Leduc aan mekaar geven in het verhaal.

Maar Daisne, die zeer veel van zijn werk en allerlei andere zaken aan het Letterenhuis

bezorgde tijdens en na zijn leven (zo gaf hij ooit eens een vleugeltje van een vogeltje

dat hij dood gereden had met de auto), schonk net die schelp aan het Letterenhuis,

alsof die schelp dus ook deel van de waargebeurde feiten was. In hoeverre is het deel

van die schelp dan nog ‘magisch’? Daisne speelde hier duidelijk met die grens tussen

fictie en non-fictie, tussen realisme en magisch-realisme. Ook in de recensies die later

aan bod komen in punt 3.4.5 is er geen algemene consensus of het werk al dan niet als

magisch-realistisch gekenschetst kan worden.

3.4.4 Over Daisne

Een van de eerste critici die iets schreef over Daisne, was Jan Schepens. In 1946

schreef Schepens al het werk Johan Daisne, de Dichter.78 Acht jaar later, in 1954,

volgde prof. Dr. Fr. Closset met een bescheiden monografie.79 In 1956 noteert Rik

Lankrock in zijn studie over Daisne het volgende:80

Onmiskenbaar heeft Daisne’s stijl een schitterende allure en iedereen zal, meen ik, accoord gaan dat zijn taal buitengewoon helder en verzorgd is. Daarom heeft men beweerd, dat hij bij de gratie van een of andere Godin zijn proza

78

Jan Schepens, Johan Daisne, de Dichter. N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946. 79

Fr. Closset, Johan Daisne, Poète, Romancier, Dramaturge, Essaiste Flamand. Editions Synthèses, Brussel, 1954. 80

Rik Lanckrock, Johan Daisne. Uitgeverij Ontwikkeling, Antwerpen, 1956, p. 7.

Page 241: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

241

schrijft. Ongetwijfeld heeft Daisne een grote gave, maar beweren dat zijn taal enkel talent is, schijnt me vrij exclusief.

Pan, het Oostvlaams Bulletin voor Letteren en Kunst, wijdt in januari 1961 een nummer

aan Daisne.81 In 1962 volgt André Demedts82 met een soort ‘biografie’ over Daisne.

Daarin beschrijft hij Daisne als dichter, dramaturg en romancier. In het overzicht van

de bibliografie van Daisne is Twee schelpen echter niet opgenomen. Verder is Johan

Daisne ook onderwerp bij Bernard Kamp in 1974, in de reeks Monografieën over

Vlaamse letterkunde, waarin Twee schelpen wel wordt opgenomen in het overzicht

van de verhalen van Daisne.83 Ook Manteau brengt in dat jaar een boek uit rond Johan

Daisne, waarin verschillende schrijvers, onder wie Ferdinand Bordewijk en Raymond

Brulez, korte beschouwingen leveren over de schrijver Daisne. In deze profielreeks

wordt de publicatie van Twee schelpen in Met dertien aan tafel in de bibliografie

opgenomen, maar niet de uitgave bij Manteau uit 1967, wat wel opmerkelijk is.84 Fred

de Swert brengt vervolgens in 1977, één jaar voor de dood van Daisne, het werk Zes

auteurs in beeld85 uit. In dat werk wordt Daisne geportretteerd naast Ward Ruyslinck,

M. Diekmann, Simon Carmiggelt, Anton Koolhaas en Marnix Gijsen. Op de achterflap

van het boek staat te lezen dat dit werk ‘uitstekend kan gebruikt worden als

begeleiding in het literatuuronderwijs’. Ook hierin wordt Twee schelpen niet

opgenomen in de bibliografie van Daisne. Het tijdschrift Yang biedt in het

overlijdensjaar van Daisne, 1978, een terugblik86 op Daisnes leven met beschouwingen

van andere schrijvers zoals Maurice Roelants, Marnix Gijsen en Hubert Lampo. In 1983

publiceert Hedwig Speliers De pool van de droom. Van en over Johan Daisne.87 De titel

De pool van de droom is natuurlijk een verwijzing naar het essay ‘Wat is magisch-

realisme’88 van Daisne uit 1958 waarin hij het heeft over de pool van de droom en de

pool van de realiteit. In 1987-1988 geeft Rik Lanckrock, de eerdere biograaf van Johan

81

Johan Daisne, Nummer gewijd aan Johan Daisne.In: Pan. Oostvlaams Bulletin voor Letteren en Kunst, 1961. 82

André Demedts, Johan Daisne. Ontmoetingen. Desclee de Brouwer, Brugge/Utrecht, 1962. 83

Bernard Kemp, Johan Daisne. Monografieën over Vlaamse letterkunde. Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse cultuur & uitgeverij Helios, Antwerpen, 1974, p.20. 84

Manteau, Johan Daisne. Manteau, Brussel & Den Haag, 1974, p. 14. 85

Fred de Swert, Zes auteurs in beeld. Het spectrum, Utrecht, 1977. 86

Daniël Ryssel, Johan Daisne. Een terugblik. In: Yang, Tijdschrift voor literatuur en kommunikatie, 1978 87

Hedwig Speliers, De pool van de droom. Van en over Johan Daisne. Manteau, Antwerpen, 1983. 88

Johan Daisne, Wat is magisch-realisme, een kort essay over letterkunde en magie. Manteau, Amsterdamen Brussel, 1958, p. 19.

Page 242: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

242

Daisne het werk Het magisch-realisme in de kunst89 uit, waarin Daisne samen met

Hubert Lampo een centrale plaats inneemt. Dit alles biedt natuurlijk maar een kort

overzicht van wat er rond en over Johan Daisne verschenen is. Ook waren er naast die

publicaties een aantal tentoonstellingen die Daisne centraal stelden. Zo was er de

herdenkingstentoonstelling van Lisette en Marcel De Backer in 1980 voor het

Willemsfonds. Ook in Nieuwpoort was er een herdenkingstentoonstelling voor Johan

Daisne in 1983. Gyselynck maakte zes liederen op gedichten van Daisne en tot slot was

er de tentoonstelling 100 jaar Johan Daisne in de Bibliotheek Zuid in Gent in 2012.

Afgezien van die laatste tentoonstelling in 2012 is het de laatste jaren relatief stil

gebleven rond de schrijver Hier zal natuurlijk verandering in komen met de publicatie

van Johan Vanheckes biografie.

3.4.5 Over Twee schelpen (en wat gruis)

In 1967 en 1968 werd veel geschreven over Twee schelpen en wat gruis. In deze alinea

probeer ik een korte schets te geven van deze recensies, met betrekking op het deel

dat voor mijn scriptie van toepassing is: Twee schelpen. Opvallend is dat de meeste

recensies tamelijk positief zijn. Johan Vanhecke wist me te vertellen dat Daisne gratis

boekjes opstuurde naar recensenten die zijn (eerder) werk positief

becommentarieerden. Recensenten die zijn vorige werken negatief hadden besproken,

kregen geen boek meer opgestuurd. Dat kan dus voor een deel de grotendeels

positieve commentaren verklaren, maar het kan natuurlijk ook zijn dat de recensenten

het kortverhaal gewoon goed vonden!

Daisne hechtte veel belang aan positieve commentaren. Hij vond dat recensenten

enkel positieve dingen moeten schrijven, negatieve kritiek had volgens hem geen zin.

Iets was het waard om over te schrijven of niet; indien het werk het niet waard was om

over te schrijven, dan liet je het maar beter zo en zweeg erover.90

De Vacature schetst Twee schelpen als ‘het verhaal van een liefde (op naam van een

Didier Leduc gesteld) in een uitgelaten artistengezelschap te Den Haag/Scheveningen

bij gelegenheid van een driedaags congres, geestig van conversatie, met een

89

Rik Lanckrock, Het magisch-realisme in de kunst. Privé-uitgave, Gent, 1987-1988. 90

Deze informatie heb ik allemaal via Johan Vanhecke in een formeel gesprek.

Page 243: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

243

vertedering die naklinkt. Fijnzinnig werk’.91 De Bazuin houdt het kort en meent het

volgende over Twee schelpen: ‘Goede wijn behoeft geen krans’.92

Piet van Aken karakteriseert in De Werker Twee schelpen als ‘kenschetsend voor de

wel zeer eigen stijl van Daisne, een soort van acrobatie op de slappe koord boven een

ondiepe afgrond waarin het keukenmeidensentiment bestendig op de loer ligt zonder

ooit zijn prooi te pakken te krijgen’.93 Daisne tilt zeer zwaar aan die, volgens hem,

slechte recensie en voelt zich door Van Aken afgedaan als keukenmeidenromantiek,

zoals hij schrijft aan Raymond Herreman.94 Nochtans kan deze recensie eerder positief

opgevat worden, aangezien Daisne er volgens Van Aken net in slaagt om dat

‘keukenmeidensentiment’ niet te laten doordringen in het werk.

De Syllabus vat het werk samen als ‘geschreven vlakbij, in het leven van alledag, en

toch gezien van de overkant. Door de dichter, toeschouwer achter het raam,

overpeinzend het gadeslaan noterende en al schrijvende daaraan een dimensie meer

gevende.’95 André Demedts looft Daisne om zijn innemende levensinhoud en

bekoorlijke stijl.96 Elsevier definieert Twee schelpen (op dat moment in de bundel Met

zeven aan tafel) als ‘een mooie novelle’.97 De Boud noemt Twee schelpen en wat gruis

‘een klein boekje voor de fans van Daisne. Korte notities allemaal van een man die

weet wat het betekent “de pen te voeren”. Maar je moet wel van de stijl van Daisne

houden…’.98 Idil tijdingen kenschetst het werk als ‘een weemoedige novelle, waarin

met pasteltinten een falende liefdesaffaire wordt geschilderd’.99

De Gelderlander meent het volgende over Twee schelpen: ‘magisch-realistisch is het

verhaal natuurlijk ook.’100 Huib Thomassen deelt deze mening in De Spectator: “het zit

91

De Vacature, 29.2.1968. 92

De Bazuin, 12.11.1967. 93

De Werker, 18.11.1967. 94

Johan Daisne aan Raymond Herreman, 24.11.1967. 95

De Syllabus, december 1967. 96

André Demedts in De Periscoop, augustus 1968. 97

Elsevier, 21.10.1967. 98

De Boud, 26.9.1969. 99

Idil tijdingen, maart 1968. 100

De Gelderlander, 23.11.1967.

Page 244: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

244

er allemaal in: het magisch-realisme, …”.101 Dit in tegenstelling tot De Nieuwe, die vindt

dat het magisch-realisme, dat Daisne zo kenmerkt, in Twee schelpen teniet wordt

gedaan:102

De obsceniteit van de bidetscène in Twee schelpen is alles behalve magisch; ze ontnuchtert de dagdroomromantiek van de sentimentele verliefdheid. […] Waar voor Bulatovic de magie begint, eindigt ze voor Johan Daisne: het taboewoord vernietigt de irreële droom.

Niet iedereen is dus even positief, zo ook D.J. Gomes in het weekblad dan de AVMD:

‘Blijkbaar is niet alles wat een bekend auteur schrijft ook de moeite waard

gepubliceerd te worden!’.103

Willy Copmans houdt de kerk in het midden in Nieuwsblad van Geel, zo zegt hij het

volgende:104

We moeten de waarde van dit verhaal niet overschreeuwen; […] het is zo menselijk als het maar zijn kan. […] Laten wij er uit meedragen wat er in zit en er nadien tevreden om zijn dat wij niet nagelaten hebben deze “Twee schelpen en wat gruis” gelezen te hebben.

Het Brugsch handelsblad zegt ten slotte dat ‘het werk geen nieuw werk is, wat

nochtans niet belet dat het waardevol is en blijft voor al wie houdt van een goed,

literair verantwoord boek’.105 Die ‘blijft’ is jammer genoeg niet langer van toepassing.

Na 1967 en 1968 geraakte het werk in de vergetelheid en bleef het op de achtergrond.

Mijn scriptie probeert hier verandering in te brengen.

4. Slot

Deze scriptie onderzoekt de tekstgenese van het kortverhaal Twee schelpen van Johan

Daisne. In dit onderzoek wordt gekozen voor het synoptisch variantenapparaat om alle

varianten aan te duiden. Omdat het kortverhaal Twee schelpen in 1967 onderdeel is

van Twee schelpen en wat gruis, is er dus sprake van een historisch-kritische editie van

Twee schelpen ofwel een historisch-kritische deeleditie van Twee schelpen en wat

101

Huib Thomassen in De Spectator, 4/5.11.1967. 102

De Nieuwe, 26.1.1968. 103

D.J. Gomes in weekblad van de AVMD, 15.3.1968. 104

Willy Copmans in Nieuwsblad van Geel, 21.10.1967. 105

Brugsch Handelsblad, 20.11.1967.

Page 245: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

245

gruis. Verder onderzoek door Franstalige editiewetenschappers kan een volledige

editie van het werk Twee schelpen en wat gruis bieden.

Johan Daisne mag dan een duivelskunstenaar zijn volgens Hugo Claus, ik duid Daisne

liever aan met de term ‘kameleon’. Hij kon gemakkelijk van kleur (lees: genre)

veranderen en blonk in al die kleuren uit. Dat toont hij ook in Twee schelpen en wat

gruis, waar de combinatie gemaakt wordt tussen een kortverhaal en gedichten. Toch

blijft hij vooral op het netvlies gebrand als romanschrijver. Daarom is in deze scriptie

geopteerd voor een onderzoek naar het kortverhaal Twee schelpen, een (magisch-?)

realistisch kortverhaal. Het werk kreeg tot nu toe zeer weinig aandacht en hopelijk is

deze editie een aanzet voor verder literair onderzoek naar Twee schelpen.

Page 246: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

246

BIBLIOGRAFIE

Closset 1954 Fr. Closset, Poète, Romancier, Dramaturge, Essaiste Flamand. Editions Synthèses, Brussel, 1954.

Daisne 1949 Johan Daisne, Twee schelpen. In: De Vlaamse Gids, 1949. Daisne 1950 Johan Daisne, Twee schelpen. In: Met dertien aan tafel. Electa, Brussel, 1950. Daisne 1958

Johan Daisne, Wat is magisch-realisme, een kort essay over letterkunde en magie. Manteau, Amsterdam en Brussel, 1958.

Daisne 1961

Nummer gewijd aan Johan Daisne. In: Pan. Oostvlaams Bulletin voor Letteren en Kunst. 1961.

Daisne 1967 Johan Daisne, Twee schelpen en wat gruis. Manteau, Brussel, 1967. Daisne 1974 Nummer gewijd aan Johan Daisne. In: Manteau. Manteau, Brussel en Den Haag, 1974. Demedts 1962

André Demedts, Johan Daisne. Ontmoetingen. Desclée de Brouwer, Brugge/Utrecht, 1962.

De Swert 1977 Fred de Swert, Zes auteurs in beeld. Het spectrum, Utrecht, 1977.

Kemp 1974 Bernard Kemp, Johan Daisne. Monografieën over Vlaamse letterkunde. Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur & Uitgeverij Helios, Antwerpen, 1974.

Lanckrock 1956

Rik Lanckrock, Johan Daisne. Uitgeverij Ontwikkeling, Antwerpen, 1956. Lanckrock 1987-1988 Rik Lanckrock, Het magisch-realisme in de kunst. Privé-uitgave, Gent, 1987-1988.

Mathijsen 2003

Marita Mathijsen, Naar de letter. Handboek editiewetenschap. Den Haag, Constantijn Huygens Instituut, 2003.

Page 247: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

247

Schepens 1946 Jan Schepens, Johan Daisne, de Dichter. N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1946.

Speliers 1983

Hedwig Speliers, De pool van de droom. Van en over Johan Daisne. Manteau, Antwerpen, 1983.

Vanhecke, 2014 Johan Vanhecke, Johan Daisne. Tussen magie en werkelijkheid 1912-1978. [geplande publicatie najaar 2014]

Van Ryssel 1978 Daniël van Ryssel, ‘Johan Daisne. Een terugblik’. In: Yang, Tijdschrift voor literatuur en kommunikatie, 1978.

Geraadpleegde correspondentie

Manteau 1966 Brief Angèle Manteau aan Johan Daisne, 31.10.1966. Bewaard in het Letterenhuis, Antwerpen.

Daisne 1966

Brief Johan Daisne aan Angèle Manteau, 3.11.1966. Bewaard in het Letterenhuis, Antwerpen.

Daisne 1966

Brief Johan Daisne aan Angèle Manteau, 9.12.1966. Bewaard in het Letterenhuis, Antwerpen.

Daisne 1967

Brief Johan Daisne aan Raymond Herreman, 21.11.1967. Bewaard in het Letterenhuis, Antwerpen.

Recensies van Twee schelpen en wat gruis

Anoniem 1967a Anoniem, '[z.t.]'. In: Elsevier, 21.10.1967.

Anoniem 1967b Anoniem, '[z.t.]'. In: Het Belang van Limburg, 24.10.1967. Anoniem 1967c Anoniem, '[z.t.]'. In: De Nieuwe Limburger, 4.11.1967. Anoniem 1967d Anoniem, '[z.t.]'. In: De Gelderlander, 23.11.1967.

Page 248: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

248

Anoniem 1967e Anoniem, '[z.t.]'. In: De Bazuin, 12.11.1967. Anoniem 1967f Anoniem, '[z.t.]'. In: De Syllabus, december 1967. Anoniem 1967g Anoniem, '[z.t.]'. In: Ons leven, 15.12.1967. Anoniem 1967h Anoniem, '[z.t.]'. In: Atrechts Nieuwsblad, 21.12.1967. Anoniem 1968a Anoniem, '[z.t.]'. In: Brabants Dagblad, 8.1.1968. Anoniem 1968b Anoniem, '[z.t.]'. In: De Nieuwe, 26.1.1968. Anoniem 1968c Anoniem, '[z.t.]'. In: Limburgs Dagblad, 28.2.1968. Anoniem 1968d Anoniem, '[z.t.]'. In: De Vacature, 29.2.1968. Anoniem 1968e Anoniem, '[z.t.]'. In: Idil tijdingen, maart 1968. Anoniem 1968f Anoniem, '[z.t.]'. In: Weekblad van de AVMD, 15.3.1968. Anoniem 1968g Anoniem, '[z.t.]'. In: Het Nederlandse boek, mei 1968. Anoniem 1969h Anoniem, '[z.t.]'. In: De Boud, 26.9.1969. Copmans 1967 Willy Copmans, Twee schelpen en wat gruis. In: Nieuwsblad van Geel, 21.10.1967. Demedts 1968 André Demedts. In: Periscoop. Augustus 1968. Thomassen 1967

Huib Thomassen, Johan Daisne. Ontmoeting in de Zonnekeer. In: De Spectator, 4/5.11.1967.

Page 249: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

249

Van Aken 1967 Piet Van Aken, ‘[z.t.]'. In: De Werker, 18.11.1967.

Page 250: Twee schelpen, een kortverhaal van Johan Daisnelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/681/RUG01-002162681_2014_0001_AC.pdf · de romancier, de novellist, de essayist, de dramaturg, de

250