Tussen wil en wet ligt De weg naar integrale jeugdgezondheidszorg
Transcript of Tussen wil en wet ligt De weg naar integrale jeugdgezondheidszorg
Tussen wil en wet ligt…
De weg naar integrale
jeugdgezondheidszorgAanbevelingen voor gemeenten, GGD’en en thuiszorgorganisaties
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
TAS
K FO
RC
E jgz○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Eindrapportage Task Force Jeugdgezondheidszorg
November 2005
1TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Integraal
“We werken momenteel aan integrale jeugdgezondheidszorg. Maar wat verstaan we onder integraal? Als ik de startnotities en beleids-
stukken lees die overal gemaakt zijn, kom ik allerlei definities tegen. Voor de één is een integrale JGZ het samensmelten in één organisa-
tie, voor de ander is het het ineenvoegen van het primaire proces, de knip eruit, een goede overdracht naar een volgende instantie. Of
afstemming tussen het maatwerk en de uniforme taken. Voor weer een ander betekent integraal dat de gemeenten de regie krijgen. Mijn
ervaring is dat het hanteren van verschillende definities een goede samenwerking belemmert en daarmee veel tijd kost. Anders gezegd:
om succesvol samen te werken, is het nodig dat je eerst helderheid hebt over wat integrale jeugdgezondheidszorg inhoudt. Waar werken
we naar toe? Wat integreren we eigenlijk? Het samen eens worden hierover is natuurlijk een begin. Maar zoals we in Nederland zeggen:
een goed begin…”
Lineke Jonkers (uit: nieuwsbrief Task Force, mei 2003)
Inhoud
De knip is eruit! 2
1. Integrale jeugdgezondheidszorg: wat een verandering! 3
2. Regisseren en geregisseerd worden: hoe doet u dat? 9
3. Succesvol samenwerken in de integrale JGZ 16
4. Van beleid naar uitvoering: belemmeringen op macro- en microniveau 23
5. Samenvatting en aanbevelingen 29
Bijlage: Voorbeeld competentieprofiel voor een projectleider 31
Taskforce JGZ 32
2 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
De knip is eruit!
Vanaf 1 januari 2003 wordt in Nederland gewerkt aan de integrale
jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar. De ‘knip’ qua leeftijd is eruit
gehaald. Doel: zoveel mogelijk kinderen bereiken en elk kind de
zorg geven die het nodig heeft. Gemeenten hebben de regie
gekregen over de integrale jeugdgezondheidszorg (JGZ). Zij hebben
immers goed zicht op de lokale situatie en kunnen vanuit die
voorsprong de integrale jeugdgezondheidszorg zo goed mogelijk
regisseren. Maar is dat ook zo? Wat betekent dat voor de andere
partijen die zich bezig houden met de jeugdgezondheidszorg: de
GGD’en en thuiszorgorganisaties? En wat betekent het handelen
van de GGD en thuiszorg voor gemeenten?
Op 1 juni 2003 is de Task Force Jeugdgezondheidszorg – kortweg
Task Force JFZ - ingesteld om voor een periode van twee jaar de
invoering van de integrale jeugdgezondheidszorg te begeleiden.
Niet als scheidsrechter, maar als ‘oliemannetje’ dat praktische
oplossingen aandraagt om de uitvoering van het basistakenpakket
gesmeerd te kunnen laten verlopen.
Met dit boekje rondt de Task Force Jeugdgezondheidszorg haar
opdracht af. Deze rapportage is gemaakt voor gemeenten, GGD’en
en thuiszorgorganisaties die bezig zijn met de invoering. U vindt
hierin aanbevelingen voor de implementatie in de lokale praktijk,
gebaseerd op datgene wat de Task Force afgelopen twee jaar is
tegengekomen. Hoe verloopt zo’n proces, wat kunt u verwachten,
waar liggen hobbels en waar dreigen valkuilen? De ervaringen
kunnen desgewenst ook voor andere beleidsterreinen worden
gebruikt.
Het soepel laten verlopen van de processen, dat was de opdracht.
Nu, twee jaar later, concludeert de Task Force Jeugd-
gezondheidszorg dat er van soepelheid nog zelden sprake is. In
deze eindrapportage worden daarom, naast de procesmatige
aanbevelingen, enkele inhoudelijke aanbevelingen gegeven.
Durf
“Durven gemeenten de regie over de JGZ op zich te nemen?
Soms vraag ik me dat wel eens af. Er zijn gemeenten, vooral de
kleinere, die niet altijd goed weten hoe ze om moeten gaan met
die regierol. Je ziet dan dat andere partijen, de thuiszorg of GGD,
de leiding overnemen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. De
gemeenten hebben de regie gekregen en daarbij het budget om
de JGZ uit te voeren. Dat betekent dat gemeenten de regierol zelf
op moeten pakken. Hoe? Regie begint met weten wat je moet
doen en weten wat je wilt doen. Een eigen visie bepalen, is
belangrijk. Vervolgens kun je afspraken maken met de thuiszorg
en GGD. Veel thuiszorgorganisaties hebben moeite met de
regierol van de gemeente. Ze hebben immers geen historische
band met gemeenten. Des te belangrijker is het om te zorgen
voor goede samenwerkingsrelaties, maar daarbij wel met een
scherp oog voor ieders positie. Het is ook belangrijk dat je als
gemeente zegt dat je uiteindelijk de lead hebt. In mijn ogen
heeft regie daarom ook met durf te maken.”
Sandra Korthuis (nieuwsbrief Task Force JGZ, april 2004)
3TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
1. Integrale jeugdgezondheidszorg: wat een verandering!
Lineke Jonkers
Veranderen is een kunst
Effectieve verandering vraagt om een gevoel van urgentie, een
heldere visie en doelstellingen, verandervermogen van de betrok-
ken organisaties en een duidelijk actieplan. Als één van deze
elementen ontbreekt, is de kans dat de integratie slaagt, kleiner.
• Het gevoel van urgentie wordt in het geval van de JGZ sterk
bepaald door externe factoren, zoals de wet- en regelgeving en
veranderende financieringsstromen. Succesvolle verandering is
echter het beste gebaat bij zowel externe als interne druk. Als de
noodzaak van een integrale jeugdgezondheidszorg op de
werkvloer sterker gevoeld wordt, is de bereidheid om mee te
doen groter. Als er geen gevoel van urgentie is, verdwijnen de
plannen in de la.
• Een heldere visie bepaalt de richting van het veranderings-
proces. Het ontbreken van een visie, en vooral een door alle
partijen gedeelde visie, heeft op veel plaatsen de implementatie
van een integrale JGZ belemmerd. Men is vaak aan de slag
gegaan onder de noemer ‘er moet niet gepraat worden maar er
moet iets gebeuren’. De Task Force heeft echter ervaren dat er
zonder visie stuurloos wordt rondgedobberd. Terwijl visie-
ontwikkeling niet veel tijd hoeft te kosten.
Haal de knip uit de jeugdgezondheidszorg. Het klinkt eenvoudig,
maar in de praktijk betekent deze opdracht een ingrijpende
verandering voor alle partijen. GGD en thuiszorgorganisaties
moeten hun aanbod voortaan geïntegreerd leveren. En gemeenten
krijgen er ineens een regietaak bij. In dit hoofdstuk staan aanbeve-
lingen om de implementatie effectief op te pakken.
Gezamenlijk optrekken = gezamenlijk stilstaan
De implementatie van de integrale jeugdgezondheidszorg betekent
in de praktijk een nieuwe manier van kijken naar het eigen werk,
een nieuwe manier van werken en een nieuwe manier van kijken
naar klanten (‘de gemeente is ook klant’). Niet altijd zijn de
betrokken partijen zich van deze nieuwe verhoudingen bewust,
merkte de Task Force JGZ afgelopen periode. Dit heeft tot gevolg dat
de voorbereiding op de integratie vaak onvoldoende zorgvuldig is
verlopen. Het blijkt in de voorbereiding van groot belang om eerst
gezamenlijk met elkaar stil te staan bij twee vragen:
1 Wat wordt er nu eigenlijk van ons verwacht?
2 Wat betekent dat voor ieders positie, taken en
verantwoordelijkheden?
Het besluit om de jeugdgezondheidszorg voortaan integraal aan te
bieden, is op z’n zachts gezegd even wennen. Het werk op routine
uitvoeren (‘zo doen we dat allang en dat gaat goed’) gaat niet meer.
GGD en thuiszorg moeten de handen ineen slaan en gezamenlijk
optrekken richting gemeenten. Ook wennen, vooral voor de
thuiszorg: de resultaten van het werk moeten voortaan input geven
voor lokale maatregelen en interventies. En gemeenten gaan vragen
stellen, inhoudelijke vragen die soms de grenzen van de professio-
nele of organisatorische autonomie lijken te overschrijden.
4 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
• Het verandervermogen van de betrokken organisaties maakt het
mogelijk daadwerkelijk geïntegreerd te gaan werken, gezamen-
lijk problemen te bespreken en bijvoorbeeld epidemiologisch
onderzoek uit te voeren. De systemen van een organisatie
moeten daarvoor toegerust zijn. En het personeel moet bereid en
in staat zijn de veranderingen in het dagelijks handelen te
integreren.
• Tot slot is een actieplan nodig om de intenties en plannen in
daden om te zetten. In dit actieplan staan mijlpalen, rollen,
taken, bevoegdheden en een tijdpad.
Je kunt pas verbouwen als je gereedschap hebt
Als je beleid maakt – als rijksoverheid of als gemeente – is het van
belang dat al het gereedschap in de kist zit voordat men aan de slag
moet. Het instrumentarium dat het veld meekrijgt van de landelijke
overheid lijkt groot, maar gedurende het proces blijkt dat er ook
een aantal zaken ontbreekt. Zo is er geen sprake van eenduidige
interpretatie van de regelgeving ten aanzien van de financiering, er
is geen helder implementatieplan en geen centrale regie op de
invoering van de verandering. Het veld moet zelf aan de slag, zelf
het wiel uitvinden en eigen instrumenten ontwikkelen: van een
productbegroting en convenanten tot samenwerkingsafspraken.
Voor het belangrijkste instrument dat de integratie tot een succes
kan maken, het elektronisch dossier, bestaat geen landelijk plan en
zijn onvoldoende middelen beschikbaar.
Integrale jeugdgezondheidszorg is voor meerdere uitleg vatbaar
Op een conferentie van de Task force JGZ zei een deelnemer: “Wat
een onzin om van integrale JGZ te spreken, de JGZ is toch per
definitie integraal’. Er blijken verschillende definities in omloop van
wat integrale JGZ is. Ook blijkt dat die verschillende definities niet
altijd uitgesproken worden. Sommigen spreken alleen van integraal
als de hele JGZ in één organisatie wordt uitgevoerd of als het
basistakenpakket keurig wordt uitgevoerd.
Anderen hebben het juist over de samenhang met het lokale
jeugdbeleid. Het niet uitspreken van die verschillende definities is
een belemmerende factor voor de integratie. Daarbij kan onder-
scheid worden gemaakt tussen de visie op integrale jeugd-
gezondheidszorg als aanbod, op het beleid, op de vereiste kwaliteit
van het aanbod, op de regie door de gemeenten en op de samen-
werking of fusie tussen partijen.
Voor integrale JGZ is eerst een missie nodig
Om die integratie tot een succes te maken, is het nodig om eerst de
missie, de toegevoegde waarde, van de JGZ vast te stellen. Wat
maakt de JGZ uniek, waarin onderscheidt de JGZ zich van alle
andere voorzieningen en activiteiten in de volksgezondheid? Het
platform JGZ formuleert het zo: ‘Het uitgangspunt voor de missie
van de JGZ is dat ieder kind recht heeft op een zo gezond mogelijke
ontwikkeling en op bescherming en hulp als die gezonde ontwikke-
ling wordt bedreigd (conform de rechten van het kind). De integrale
jeugdgezondheidszorg voorziet in een professioneel, gecoördineerd
en preventief aanbod voor een zo gezond mogelijke ontwikkeling
van alle jeugdigen van –9 maanden naar 19 jaar’.
Elementen voor de visie en missie:
• Het belang van de jeugdige staat centraal.
• Maatschappelijke verantwoordelijkheid (van ouders en opvoe-
ders tot instanties en voorzieningen) voor bescherming en
bewaking van de ontwikkeling van de jeugd.
• Een samenhangend, afgestemd en gecoördineerd aanbod.
• Professionele (ook op wetenschappelijke kennis gebaseerde)
ondersteuning van de jeugdige en zijn omgeving, gericht op het
versterken van de eigen kracht van de jeugdige en zijn omgeving.
Missie en visie moet je lokaal vertalen
Hoe kom je nu van zo’n visie en missie voor de JGZ tot een hanteer-
5TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
baar aanbod voor de lokale en regionale situatie? Dit is minder
makkelijk dan het misschien klinkt. Het gaat meestal direct om de
beschikbare middelen. Er zijn lokale politici die beweren dat het
budget in eerste instantie altijd richtinggevend is voor wat er
uitgevoerd moet worden.
In het tweede hoofdstuk van dit boekje over regie kunt u lezen hoe
regisseur en geregisseerde elkaar kunnen helpen om ieders rol op
een juiste manier te spelen in het lokale beleid.
Ieder invoeringstraject voor de integrale JGZ op lokaal en regionaal
niveau zal moeten beginnen met een discussie over de visie. Dit is
nodig om het lokaal te kunnen vertalen. De volgende vragen zijn
daarbij richtinggevend:
• Wat moet de JGZ opleveren?
• Welke problemen leven er bij de doelgroep, welke problemen
moet de JGZ voorkomen of oplossen?
• Bij welke lokaal beleid sluit de JGZ aan: lokaal jeugdbeleid of
lokaal gezondheidsbeleid?
Raamwerk uit West-Brabant
Visie op de jeugdgezondheidszorg in West-Brabant
Motto: In het belang van het kind en de samenleving.
1. Visie op het beleid
De jeugdgezondheidszorg draagt bij aan het realiseren van
integrale gezondheid, welzijn en sociaal beleid van de ge-
meente. Centraal daarbij staat het kind in de context van het
gezin, de school en de wijk.
Het algemene integrale beleid is erop gericht dat iedere inwoner
zonder beperkende factoren onbelemmerd moet kunnen
participeren in de samenleving. Dit betekent dat elk kind zo
onbelemmerd mogelijk moet kunnen opgroeien en zich
lichamelijk, psychisch en sociaal moet kunnen ontwikkelen.
De JGZ moet hier een bijdrage aan leveren:
• De gemeente kan geen garanties bieden voor gezondheid
maar is wel verantwoordelijk voor de organisatie en uitvoe-
ring van het preventieve aanbod voor de 0-19 jarigen,
namelijk zorgen dat tijdig gesignaleerd wordt welke belem-
merende en bevorderende factoren belangrijk zijn voor het
‘gezond’ kunnen opgroeien van de jeugd en zorgen dat er de
noodzakelijke preventieve activiteiten plaatsvinden.
• De gemeente is niet verantwoordelijk voor de organisatie van
de curatieve zorg en opvang maar kan en moet wel bevorde-
ren dat deze voorzieningen er zijn en dat de inwoners gebruik
maken van de voorzieningen.
• Gemeenten bepalen op grond van deels eigen beleid en deels
gezamenlijk beleid en op grond van wettelijke bepalingen wat
het aanbod is dat nodig is voor de realisering van het beleid.
• Daarvoor voeren zij onderhandelingen met de uitvoerende
organisaties en maken heldere afspraken over prestaties,
kosten en verantwoording.
Gemeente / Stad
WijkBuurt
Gezin / Kind
Onderwijs
Arbeid
6 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
• De uitvoerende organisaties geven daarbij duidelijk aan wat
zij bieden, met welke inzet en welk resultaat voor welke prijs,
zonodig in vergelijking met organisaties in andere regio´s.
2. Visie op het aanbod
• Het JGZ-aanbod moet voldoen aan de wettelijke vastgestelde
eisen en voorwaarden (basistakenpakket d.w.z. uniform en
maatwerk jeugdgezondheidszorg).
• De jeugdgezondheidszorg moet leiden tot een sluitende
aanpak voor de jeugd, er moet sprake zijn van een door-
gaande lijn.
• Door monitoring en epidemiologisch onderzoek moeten
trends zichtbaar gemaakt worden. Over de frequentie en
doelgroepen van onderzoek worden meerjarenafspraken
gemaakt.
• Er wordt een actieve adviesrol van de uitvoerende organisa-
ties verwacht.
• Maatwerk wordt ook vastgesteld op grond van signalen en
trends.
• Na signalering en beleidsadvisering wordt effectieve actie
verwacht.
• Het in elkaar vlechten van de individuele benadering
(kenmerk OKZ) en de collectieve en epidemiologische
benadering (kenmerk GGD) is een kenmerk van integrale JGZ.
3. Visie op de kwaliteit van het aanbod
• Bij voorkeur HKZ-gecertificeerd.
• Efficiency.
• Standaardisatie en uniformering.
• Variatie in het maatwerkaanbod.
• Samenhang met cure en care.
• Epidemiologische gegevens en registratie, elektronisch
cliëntendossier als meest gewenst.
• Behouden van goede ervaringen/kwaliteit en continuïteit van
bestaand aanbod.
• Inbedding in en aansluiting op lokale netwerken en lokaal
beleid, lokale herkenning en erkenning is van groot belang,
laagdrempelig.
• Uitvoering moet gedaan worden door professionals met de
juiste opleiding en juiste competenties.
• Uitvoering moet gedaan worden met de daarvoor beschikbare
middelen, conform de afspraken die gemaakt zijn met het Rijk
en met de gemeenten onderling. De basis voor goede
afspraken over financiering zijn heldere
productbeschrijvingen en een transparante begroting.
• Uitvoering moet gedaan worden met de juiste/geschikte
rapportagesystemen.
4. Visie op samenwerking tussen gemeenten
Wat moet elke gemeente zelf?
• Lokaal beleid (gezondheidsbeleid en jeugdbeleid, eigen
prioriteiten). Wat lokaal kan, lokaal doen; wat regionaal
moet, regionaal doen.
Wat willen/kunnen de gemeenten samen?
• Uitwisselen over de uitvoering van het uniforme pakket.
• Uitwisselen hoe het maatwerkdeel ingevuld kan worden.
• Benoemen van kaderstellende thema’s.
• Een visie ontwikkelen en gemeenschappelijkheid vaststellen.
• Een aanspreekpunt creëren voor de uitvoerende organisaties.
• Efficiënter werken, in ambtelijk vooroverleg en/of ander
overleg, praktische zaken verdelen.
• Gezamenlijk beoordelen van de aangeleverde informatie.
Deze visie vormt het uitgangspunt voor het vormgeven van de
integrale JGZ in West-Brabant. Deze visie is niet statisch, maar
wordt eens in de twee à drie jaar geëvalueerd en zo nodig
bijgesteld.
7TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Integratie is nog lang niet klaar
Verticale integratie
Verticale integratie wil zeggen: ‘de continuïteit in de preventieve
zorg voor de jeugdige van 0 (misschien zelfs al vanaf –9 maanden)
tot 19 jaar op het gebied van lichamelijke, geestelijke en sociale
gezondheid’. Dat betekent dat uitvoeringsorganisaties de opdracht
krijgen om de uitvoering te doen op grond van één visie, helder
beleid over risicokinderen, één registratiesysteem, gezamenlijke
scholing etc.
De Task Force ontkomt niet aan het idee dat er op dit terrein nog te
weinig is gerealiseerd. In veel regio´s zijn wel inhoudelijke
projectgroepen gestart en wordt het basistakenpakket voor het
grootste deel uitgevoerd. Maar de werkelijke longitudinale
bewaking van de gezondheidssituatie van de jeugdigen, zowel op
uniforme wijze als met behulp van maatwerk, is nog niet goed
ingevoerd. Het proces is nog in volle gang. Verder heeft er nog geen
evaluatie plaatsgevonden over wat de klanten van het aanbod
vinden, of de preventieve zorg beter is geworden en of er doelmati-
ger wordt gewerkt.
Horizontale integratie
Onder horizontale integratie wordt verstaan: ‘afstemming met alle
lokale en regionale voorzieningen die bij de ontwikkeling van de
jeugdige een rol spelen’. Denk aan medische en psychosociale zorg,
onderwijs, vrijetijdsbesteding, sport, welzijn en werk. Het gaat om
afstemming die erop gericht is om tijdig signalen op te kunnen
vangen van jeugdigen die risico’s lopen, zodat zij optimale steun of
hulp krijgen. Horizontale integratie is zelden gerealiseerd. Er is
onvoldoende regie van gemeenten op dit punt. Hier en daar zijn wel
enkele goede voorbeelden van lokale initiatieven, zoals opvoed-
winkels en de ouder- en kindcentra in Amsterdam, Rotterdam en
Almere.
Horizontale integratie blijkt in de regio’s goed te realiseren als er
uitgegaan wordt van de vijf functies van gemeenten op het terrein
van opvoedingsondersteuning en psychosociale problematiek:
• Informatie en advies
• Signalering
• Beoordeling en toeleiding
• Licht pedagogische hulp
• Coördinatie van zorg
Aanbevelingen voor gemeenten
• Zorg voor een helder implementatieplan waarin de rollen,
taken en bevoegdheden duidelijk zijn weergegeven.
• Instrumenteer de implementatie adequaat.
• Zorg voor draagvlak voor de urgentie van de verandering.
• Organiseer de succesfactoren voor verandering: goede
bestuurlijke argumenten, een goed projectplan, een compe-
tente projectleider.
• Organiseer in het begin een visiediscussie en gezamenlijke
visieontwikkeling.
8 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Afstemming
“Er is momenteel veel aandacht voor de jeugd. Overgewicht bij
kinderen, kindermishandeling, lastige jongeren… Het risico is
dat iedere betrokken partij prioriteiten gaat stellen, zonder dat
die worden afgestemd met de andere partijen. Dat kan weer tot
gevolg hebben dat iets dubbel wordt gedaan of dat er juist iets
tussen wal en schip valt. Dat is niet efficiënt. Ik denk dat zowel
de gemeente als de provincie op beleidsniveau moeten
overleggen, samen met uitvoerende instanties, om te kijken: wat
doen we, wat moeten we doen en hoe? Neem de JGZ. Mensen
die in de JGZ werken, zien heel veel kinderen. Zij moeten weten
waar ze hun signalen beleidsmatig neer kunnen leggen.
Andersom is het voor beleidsmakers handig om hen bepaalde
aandachtspunten vanuit het beleid mee te geven. Als je dit goed
organiseert, heeft iedereen daar voordeel van, óók de jeugd. En
daar gaat het uiteindelijk om.”
Sandra Korthuis (nieuwsbrief Task Force JGZ, april 2005)
Hans van Scheyen, directeur Icare: “Ik wil sneller.”
“Het beste moment? De visiebijeenkomst met portefeuille-
houders op het stadhuis van Zwolle. Aan het eind van deze
bijeenkomst was ineens duidelijk dat iedereen bereid was om
samen te werken. Dat vond ik een mijlpaal. Wat ik echt lastig
heb gevonden en nog steeds lastig vind, is het cultuurverschil
tussen onze organisatie en de gemeente. Soms wil je snelheid
maken maar dan loop je tegen de verschillende vormen van
besluitvorming aan waardoor er vertraging optreedt. Wat ik zou
doen als ik wethouder was van een gemeente? Ik zou meer
formaliseren. Bij het portefeuillehoudersoverleg merk ik dat het
allemaal omzichtig wordt benaderd. Maak duidelijke keuzes,
denk ik dan, dan heb je meer rendement.”
9TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
2. Regisseren en geregisseerd worden: hoe doet u dat?
rende visie. De gemeente is als regisseur de grondlegger van die
visie. Bij de totstandkoming van die visie kan de gemeente goed
gebruikmaken van de inbreng van betrokken partijen. Een interac-
tieve beleidsvorming – mits zorgvuldig gedaan – kan bijdragen aan
een succesvol regietraject. Let wel, bij zo’n interactieve beleids-
vorming is het van belang dat de betrokken partijen zich bewust
zijn van het feit dat zij wel input kunnen leveren, maar uiteindelijk
niet beslissen. Dat doet de gemeenteraad.
Regisseren is meer dan organiseren
Bij het invullen van de regierol is het verstandig om de verschil-
lende functies goed te onderscheiden:
1. De interventiefunctie: het organiseren van de keten van
betrokken organisaties en een goed (nieuw) aanbod creëren.
2. De controlefunctie: toezien op de uitvoering en het organiseren
van de verantwoording.
3. De financieringsfunctie: het effectief en efficiënt inzetten van de
beschikbare middelen.
Sandra Korthuis
Dit hoofdstuk biedt tips voor het hanteren van zowel de rol van
regisseur als van geregisseerde. Deze handreiking is in principe
toepasbaar op elk inhoudelijk vraagstuk. Het uitgangspunt bij het
voeren van regie is immers: voortdurend bouwen aan vertrouwen.
Regisseren betekent leiding nemen
Regisseren is kort en goed het sturend handelen omtrent een
afgebakend onderwerp of beleidsterrein. Daar hoort ook bij: het
stimuleren van samenwerking met een gerichte doelstelling.
Gemeenten krijgen steeds vaker de rol van regisseur. Recente
voorbeelden zijn de integrale jeugdgezondheidszorg en de Wet
maatschappelijke ondersteuning. Soms trekken gemeenten de
regierol naar zich toe zonder dat daar een wettelijke opdracht aan
verbonden is, zoals bij buurtbeheer en veiligheidsbeleid. De
regierol houdt voor gemeenten in dat zij beleidsvorming en
beleidsuitvoering tot stand laten komen. Zij brengen partijen bij
elkaar en hebben daar een leidende, stimulerende rol in, uiteraard
met respect voor de positie en rol van de verschillende betrokken
partijen. De Task Force JGZ merkte afgelopen twee jaar dat de
interactie tussen regisseur en geregisseerde niet altijd voorspoedig
verloopt. Een regisseur krijgt op het toneel soms te maken met
onwillige, veeleisende en eigenwijze acteurs. Aan de andere kant
zien acteurs dat hun regisseur steken laat vallen door wispelturig
gedrag. Beide situaties kwam de Task Force in de praktijk tegen.
Zowel gemeenten als thuiszorgorganisaties en GGD’en hebben
soms moeite om met de regierol om te gaan.
Regie begint met visie
De inhoud dient bij de regisseur voorop te staan. Op basis van de
inhoud worden de beleidsdoelen bepaald, inclusief een bijbeho-
Door die drie functies te
onderscheiden en daar ook
duidelijk over te zijn, wordt
bijgedragen aan
transparantie in het proces
en kunnen misverstanden
worden voorkomen.
Overigens kan het nog
ingewikkelder worden als
de gemeente binnen
hetzelfde traject ook een
opdrachtgevende rol heeft.
10 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Een goed regisseur kent het krachtenveld
De regierol kan door de gemeente alleen succesvol worden vervuld
als de volgende zaken helder zijn:
1. De inhoud: waarover gaat het?
2. De taak: wat moet er gedaan worden?
3. Visie: welke visie wordt als uitgangspunt genomen?
4. Doelstellingen en resultaat: wat moet er bereikt worden?
5. Partijen: wie zijn van belang?
6. Proces: is er voldoende duidelijkheid hierover?
Als de gemeente start met de regie, moeten deze zes vragen eerst
worden beantwoord. Tegelijk is het van belang om een omgevings-
analyse te maken van alle betrokken partijen en hun belangen.
Daarmee krijgt de gemeente zicht op het krachtenveld. Op basis
hiervan kunnen partijen worden aangezocht en wordt ieders plek en
verantwoordelijkheid afgebakend.
partij – die het doel niet ziet of de rol en (wettelijke) positie van de
gemeente niet erkent – over de streep te trekken. Dat kan met name
optreden als er geen historische relatie is tussen deze partij en de
gemeente.
Tip
Houd rekening met autonome posities, belangen en strategieën
van betrokken partijen. Dit betekent niet dat in het proces aan
alle verlangens tegemoet moet worden gekomen. Dat is een
utopie, zeker als er sprake is van tegengestelde belangen.
Onderkenning van de autonome posities en belangen kan echter
wel bijdragen aan de acceptatie van zaken die voor die partij
niet direct van belang zijn.
Zonder overtuigingskracht komt een gemeente er niet
Alvorens tot samenwerking te kunnen komen, zullen partijen
gemobiliseerd moeten worden en worden samengebracht. In deze
fase van het proces is overtuigingskracht nodig. Zonder steun van
de verschillende partijen voor het doel en de koers is het namelijk
niet haalbaar een proces met goed gevolg te beëindigen.
Overtuigingskracht is ook handig om een voor het proces essentiële
Tip
Voor de betrokken partijen kan het om grote belangen gaan. Als
het proces door een partij op voorhand als bedreigend wordt
gezien, vraagt dit extra aandacht van de gemeente. Het kan
voorkomen dat een partij er uiteindelijk toch voor kiest om mee
te doen, niet van harte, maar omdat ze geen andere keuze denkt
te hebben. Dit negatieve uitgangspunt vraagt in het proces extra
alertheid van de gemeente, niet om toe te geven maar om tijdig
te kunnen onderkennen dat er verstoringen in het proces
optreden.
De regisseur is als een springveer
In het hele proces van regisseren moet de gemeente faciliteren en
randvoorwaarden scheppen. Als door de gemeente de ideale
omstandigheden zijn gecreëerd, zullen betrokken partijen ook
zelfstandig willen investeren in het proces. Dat investeren kan in
financiële middelen, maar ook in menskracht of in een combinatie
van beiden.
Het regieproces heeft een eigen dynamiek: onverwachte ontwikke-
lingen en wentelingen kunnen zich voordoen en nieuwe inzichten
kunnen naar voren komen.
Ruimte voor flexibiliteit inbouwen is noodzakelijk. De regisseur
moet actief inspelen op de ontwikkelingen in het proces. Dit
betekent dat er tijdens het proces verschillende houdingen
aangenomen moeten worden: soms wel en soms niet op de
voorgrond tredend, soms door anderen boodschappen te laten
uitzenden, soms motiverend, dan weer dempend.
11TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Tip
Er kunnen in het proces spanningen optreden. Dat is inherent
aan de totstandkoming van samenwerkingsverbanden. De
belangen kunnen immers tegengesteld zijn. Onderken dat er
spanningen zijn en probeer die bespreekbaar te maken.
oog en aandacht voor is. Dezelfde taal spreken is belangrijk.
Investeren in het kennen van elkaars cultuur, gebruiken en
gewoonten is daarnaast een goede zaak.
Een regisseur is een regelaar
Het vervullen van de regietaak is niet eenvoudig. Er wordt veel van
de gemeente gevraagd. Om de regietaak goed te kunnen vervullen,
moet aan een aantal randvoorwaarden in organisatorische zin zijn
voldaan. Allereerst dient er voldoende bestuurlijke dekking te zijn.
De tweede belangrijke voorwaarde is dat er vanuit de gemeente
voldoende kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit beschikbaar is.
Regisseren is, net als bij de film, een taak die om voortdurende
aandacht vraagt. Het proces en de daarin actieve partijen dienen
continu in de gaten te worden gehouden. Dat klinkt alsof regisseren
bestaat uit regelen. Dat is het ook: alleen door voortdurend de
actieve betrokkenheid van de gemeente als regisseur te laten zien,
met een op alle fronten pro-actieve houding, kan de regie daadwer-
kelijk in handen worden gehouden. Let wel: de gemeente moet
vanuit haar regisseursrol ook het goede voorbeeld geven. Het is
zaak dat de gemeente het eigen huis op orde heeft voordat in een
regieproces aan partijen inzet en offers wordt gevraagd. Heeft de
gemeente de zaken zelf niet goed geregeld, dan werkt dat
demotiverend voor andere partijen en kan dat een argument zijn om
af te haken of minder actief mee te doen.
Voldoende ambtelijke capaciteit is nodig
Het is redelijk dat de gemeente vanuit haar regierol kwalitatieve en
kwantitatieve voorwaarden stelt aan de door de partijen te leveren
producten. De gemeente vraagt de partners in het proces het eigen
huis op orde te hebben. Daartegenover staat dat vervolgens ook
van de gemeente verwacht mag worden de eigen huishouding goed
georganiseerd te hebben. Dat betekent dat er voldoende adequate
ambtelijke capaciteit beschikbaar is om het regieproces te
ondersteunen. Tevens moeten ook de bevoegdheidsverdelingen
Voor wat, hoort wat
Regisseren is ook strategisch handelen. Een strategie is een plan
dat beleid en acties integreert tot een samenhangend geheel met
het oog op het behalen van de vastgestelde doelen. Per fase in het
totale proces kunnen deelstrategieën noodzakelijk zijn om het doel
te verwezenlijken. Maak onderscheid tussen deze deelstrategieën.
Het is trouwens geenszins een schande om gebruik te maken van
het ‘voor wat, hoort wat’-principe. Dat is immers een kenmerk van
wederkerige samenwerking. In de processen waar het hier om gaat,
zijn het juist wederkerige processen.
Professionals en regisseur doen het samen
In de rol van regisseur krijgt de gemeente te maken met professio-
nals. Mensen die veel verstand van hun vak hebben en daarbij ook
grote betrokkenheid tonen. Het is verstandig om gebruik te maken
van de kennis en kunde van professionals zonder op de stoel van de
professionals te gaan zitten. Tegelijkertijd is er ook een valkuil. De
gemeente kan te horen krijgen: ‘Wij zijn de professional en wij
weten wat goed is’. Hiermee kan een regieproces onder druk
komen. Daarom is het van belang om aan professionals duidelijk
aan te geven wat er inhoudelijk belangrijk wordt gevonden en welke
taken met welk resultaat uitgevoerd moeten worden. Het is
vervolgens aan de professional om aan te geven of dat mogelijk is
en welke middelen daarvoor nodig zijn.
Feit is dat tussen gemeentelijke organisaties en professionele
uitvoeringsorganisaties grote cultuurverschillen kunnen bestaan.
Deze cultuurverschillen zijn in de praktijk te overbruggen, mits er
12 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
binnen de gemeente geregeld zijn. Wordt niet aan deze randvoor-
waarde voldaan bij de start van een proces, dan zet de gemeente
zich daarmee op voorhand op achterstand.
De gemeente kan een regierol delegeren
Moet een gemeente de regie altijd zelf doen? Overdracht van de
regietaak aan een derde (niet betrokken) partij zou kunnen, maar is
meestal niet gewenst. Het is eigenlijk alleen een optie bij regionale
samenwerking tussen meerdere gemeenten. Indien ervoor gekozen
wordt, dienen in ieder geval de volgende zaken helder te zijn
geformuleerd en bestuurlijk te worden afgedekt:
• De inhoud: waarover gaat het?
• De taak: wat moet er gedaan worden?
• Visie: welke visie wordt als uitgangspunt genomen?
• Doelstellingen en resultaat: wat moet er bereikt worden?
• Partijen: wie zijn van belang?
• Proces: is er voldoende duidelijkheid hierover?
Is die helderheid er niet en ontbreekt de bestuurlijke afdekking,
dan is het begin van een regieproces niet goed afgerond en is het
niet verstandig de regietaak aan een derde partij over te dragen.
Overdracht van de regierol naar een betrokken partij gaat fout
Overdracht van de regietaak kan alleen aan de orde zijn als er
sprake is van overdracht van de regietaak aan een andere gemeente
of aan een hoger liggend bestuursorgaan in de regio of provincie. In
een dergelijke situatie dienen de bevoegdheden van de uitvoerend
regisseur goed te zijn vastgelegd. Dit geldt ook voor de momenten
waarop terugkoppeling en aanvullende besluitvorming plaats
dienen te vinden. Overdracht van de regierol naar één van de andere
betrokken (te regisseren) partijen gaat fout. Indien daarvoor wordt
gekozen, zal dat tot gevolg hebben dat de verhoudingen tussen
partijen worden vertroebeld en dat er geen sprake meer kan zijn
van een zuiver proces.
Tip
De Task Force heeft meerdere keren gemerkt dat gemeenten hun
regierol, inclusief de beantwoording van de inhoudelijke, taak-
en visievragen, overdragen aan de GGD. Daarmee krijgt de GGD
een dubbele positie: die van regisseur en die van geregisseerde.
Zo wordt een positie gecreëerd waarvan andere betrokken
partijen terecht kunnen zeggen dat de GGD een dubbele pet
heeft. Er ontstaat dan onnodige druk op het proces. Dit kan
voorkomen worden als de gemeente de verantwoordelijkheid op
zich neemt.
Ambtenaren zijn dienaren van B&W
Tot nu toe is steeds gesproken over ‘de gemeente’. Binnen de
gemeente zijn natuurlijk verschillende spelers actief met verschil-
lende posities en taken. Een proces van gemeentelijke regie kan
alleen slagen als binnen de gemeente bij de verschillende actoren
helderheid bestaat over de te behalen doelen en de daaraan ten
grondslag liggende visie. Het college van B&W heeft de bestuurlijke
lead, al dan niet op basis van door de gemeenteraad vastgestelde
kaders.
Ambtenaren zijn dienaren van het bestuur. In het regieproces
hebben ambtenaren verschillende rollen en posities te vervullen.
Ook hier geldt dat het van belang is per activiteit de rol en positie
bewust te bekijken. Dat is mede een garantie voor succes. Het is
daarnaast belangrijk dat de bestuurder definieert wat de ruimte van
het ambtelijk apparaat is om te kunnen handelen. Het is niet
efficiënt als voor iedere kleine tussenstap terugkoppeling moet
plaatsvinden naar de bestuurlijke tafel. Nog een tip: waak ervoor
dat de angstcultuur toeslaat. Als angst het handelen gaat domine-
ren, is het proces ten dode opgeschreven. Daarom is het essentieel
dat er helderheid is over taken en bevoegdheden. Consequentie in
het handelen, zowel van bestuurder als van ambtenaar, is essen-
tieel. Ook hier geldt dat een vertrouwensrelatie de basis is.
13TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Geld en inhoud zijn in evenwicht
In het hele proces gaat het om het vinden van evenwicht. Evenwicht
tussen inhoud en financiën, evenwicht in de belangen van de
verschillende partijen, evenwicht in inbreng etc. Met name het
evenwicht tussen de inhoud en de financiën is niet altijd eenvoudig
te vinden. Of de inhoud domineert, waardoor het risico bestaat dat
er een financieel niet gezonde situatie ontstaat. Of de financiën
domineren en op basis van de (beperkt) beschikbare middelen
worden inhoudelijke beslissingen genomen. In een evenwichtig
proces is het aan te bevelen om eerst te bepalen wat inhoudelijk
minimaal noodzakelijk is en wat daarenboven wenselijk is. Door
daar vervolgens de beschikbare budgetten naast te leggen, kan
worden toegewerkt naar een evenwichtige besluitvorming.
ineens met de gemeentelijke regie worden geconfronteerd. Dan
blijkt de gemeente een onbekende grootheid te zijn en onbekend-
heid levert onzekerheid op. Het is zaak deze onbekendheid zo snel
mogelijk te elimineren. Kennen en gekend worden is het adagium.
Naast het kennen van de regisseur is het van belang te weten wat
de doelstelling van de regisseur is. Weet wat de regisseur wil, maar
ken ook de interne verhoudingen en de procedures van de ge-
meente. De vraag: ‘wie gaat waarover en wanneer’ is in dit verband
dus essentieel.
Kansen voor geregisseerden
• Door de intensievere samenwerking wordt meer reële
aandacht voor het betreffende beleidsdoel gerealiseerd.
• Het doorbreken van schotten.
• Het vinden van nieuwe partners die ook voor andere
onderwerpen en processen van belang kunnen zijn.
• Het combineren van dossiers.
Een geregisseerde gaat niet tot het gaatje
De rol van geregisseerde betekent niet dat er lijdzaam moet worden
afgewacht totdat er iets gebeurt. Integendeel, pro-actief handelen
kan juist heel positief werken. Op deze wijze wordt betrokkenheid
getoond en is er een natuurlijke gelegenheid gecreëerd om de
eigen visie in te brengen. Verder is het zaak dat de goede verhou-
dingen niet onnodig op het spel worden gezet, ook als een partij
niet direct een positief belang heeft. In de toekomst zullen
gemeente en de betrokken partij weer met elkaar te maken hebben.
Het is jammer als in een nieuw
proces eerst de scherven uit het
verleden opgeruimd moeten
worden. Dat is ook een reden om
in het gehele proces helder te zijn
over wat wel en wat niet door de
gemeente verwacht mag worden
van de geregisseerde.
Een slimme geregisseerde kent en erkent de regisseur
Ook voor de geregisseerde partij geldt een aantal spelregels. Deze
spelregels zijn nodig om het proces goed en open te laten verlopen.
Voor de geregisseerde is het allereerst van belang de regisseur te
kennen en diens rol te accepteren. Dat laatste is geen vanzelfspre-
kendheid. Indien er binnen een beleidsterrein forse veranderingen
in verantwoordelijkheden hebben plaatsgehad, zijn er partijen die
Aanbevelingen voor gemeenten
• Wees duidelijk over de rol die bij de verschillende handelin-
gen wordt vervuld: de rol van regisseur (geef aan vanuit
welke functie) of de rol van opdrachtgever.
• Maak gebruik van de kennis en kunde van professionals,
spreek professionals aan op hun kwaliteiten, maar ga niet op
hun stoel zitten.
• Draag de regietaak nooit over aan een andere geregiseerde
partij.
• Zorg voor kwalitatief en kwantitatief voldoende menskracht
en middelen in eigen huis.
• Zorg dat het eigen huis op orde is.
14 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Angst is een slechte raadgever
Voor de geregisseerde is de uitkomst van het proces niet altijd
vooraf helder. Er kan bovendien sprake zijn van een bedreigende
situatie. Het is verstandig om toch niet uit angst te handelen.
Financieringsstromen kunnen op het spel staan, maar dat kan ook
een maatschappelijke realiteit zijn. Juist dan is het zaak om dit alles
vroegtijdig te onderkennen en daar pro-actief op te reageren.
Goede omgangsvormen zijn essentieel
Zoals gezegd: regisseren is bouwen aan vertrouwen. Dat bouwen
aan vertrouwen mag van alle betrokken partijen gevraagd worden.
Daarvoor zijn goede omgangsvormen essentieel. Dit lijkt logisch,
maar al te vaak gebeurt het dat er misverstanden tussen partijen
ontstaan omdat er zaken worden vergeten, informatie niet wordt
gedeeld of afspraken niet worden nagekomen. Daarom is het goed
om een aantal omgangsvormen of spelregels met elkaar af te
spreken:
• Afspraak = afspraak.
• Wees duidelijk over de doelstellingen.
• Wees duidelijk in de bedoelingen en wensen.
• Spreek heldere verantwoordingskaders af, die voor zoveel mogelijk
betrokken partijen gelijk zijn en zo mogelijk meerjarig zijn.
• De gemeente gaat niet op de stoel van de uitvoerder zitten en de
uitvoerder biedt inzicht in de geleverde producten/prestaties en
kosten.
• Ga niet invullen voor een ander.
• Durf u kwetsbaar op te stellen.
• Ken uw eigen rol/positie en cultuur alsmede die van de andere
partners.
• Ken elkaar en elkaars interne procedures.
• Ken elkaars mogelijkheden en onmogelijkheden.
• Zoek het betere bij de ander.
• Als er iets is: maak het bespreekbaar.
Gezondheidsnota
Sinds 2002 maakt iedere gemeente een gezondheidsnota. Op
zich is het een goede zaak dat gemeenten de regie hebben
gekregen: de gezondheid van alle burgers moet iedere ge-
meente ter harte gaan. Maar maken gemeenten zich druk om de
jongste burgers?
Als Task Force hebben wij regelmatig gesprekken met gemeen-
ten. Wat mij opvalt, is dat de regietaak van de gemeenten weinig
oplevert voor de jeugdgezondheidszorg. Regie betekent
aansturen, maar de meeste gemeenten beperken zich tot
financiële aansturing. Inhoudelijk wordt er nauwelijks aange-
stuurd. De ontwikkeling van kinderen is een taak die wordt
overgelaten aan de professionals.
Ik denk dat dit een bedreiging is voor de jeugdgezondheidszorg
en eigenlijk voor de totale jeugdzorg. Ouders zijn niet verplicht
om met hun baby naar het consultatiebureau te gaan. Dat
betekent dat een gemeente ervoor moet zorgen dat ouders
meedoen. Daar is inhoudelijke betrokkenheid voor nodig. En dat
wil ik teruglezen in gezondheidsnota’s. Wie durft?
Ad van Helvoort (nieuwsbrief Task Force JGZ, december 2004)
Valkuilen
• De inhoud wordt op de verkeerde momenten ter discussie
gesteld.
• Het JGZ-dossier en de onderlinge relaties worden gedomi-
neerd door het geld.
• De vraag: ‘wie krijgt wat?’ beheerst het proces.
• Partijen gaan op elkaars stoel zitten.
• Er zijn dubbele agenda’s.
• Inhoudelijke strategische discussies worden niet gevoerd.
• Angst als raadgever is nooit productief.
15TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
3. Succesvol samenwerken in de integrale JGZ
Voor succesvolle samenwerking is een projectmatige aanpak nodig
Een projectmatige aanpak levert meer rendement op dan ad hoc
handelen. Door doelen en gewenste uitkomsten te stellen, rollen en
taken te bepalen en mijlpalen te formuleren (inclusief tijdpad)
worden inspanningen beloond en gewenste resultaten neergezet.
Cruciale besluitvorming moet nadrukkelijk gepland worden, ‘go/no
go’-beslissingen hebben voorbereidingstijd nodig en besluiten
moeten duidelijk gemarkeerd worden. Projectmatig werken is niet
hetzelfde als tijdelijk ergens aan werken. Het is een planmatige
gestructureerde manier van werken die erop gericht is resultaten te
bereiken op afgesproken momenten. Het is een manier van werken
die goed bruikbaar is om een structureel programma uit te voeren.
Lineke Jonkers
Het vormgeven van de integrale jeugdgezondheidszorg is een
boeiend, intensief en ook ingewikkeld proces. In veel regio´s loopt
de samenwerking redelijk tot goed. Maar er zijn gebieden waar de
samenwerking nog niet goed op gang is gekomen of nog niet veel
effect heeft opgeleverd.
Experimenteren is niet nieuw
Het proces van samenwerking in de jeugdgezondheidszorg is op
veel plaatsen al jaren geleden ingezet in de vorm van overdracht
van dossiers, besprekingen over signalen en ‘zorggevallen’ en
samenwerken in netwerken. Gemeenten, thuiszorgorganisaties en
GGD’en zitten al ruim drie jaar aan tafel. Eerst vanwege de Tijdelijke
regeling vroegsignalering, sinds 2003 vanwege de implementatie
van de integrale JGZ. Het tempo van samenwerking is versneld toen
de integrale jeugdgezondheidszorg om de hoek kwam kijken.
Samenwerking was een must geworden, alleen al om de financiële
middelen binnen te kunnen halen. Met relatief weinig centrale
regie, veel onhelderheid over de interpretatie van de regelgeving en
minimale faciliteiten, is het proces gestart. Het ministerie geeft vier
experimenteerregio´s de gelegenheid om met de samenwerking te
experimenteren.
Resultaten uit deze gebieden zijn bedoeld voor de overige regio´s
om van te leren. In de praktijk hebben die andere regio´s niet op de
uitkomsten van deze pilots gewacht, maar zijn ze meteen aan de
slag gegaan om de regelgeving te implementeren.
Op het gebied van horizontale integratie – afstemming met alle
lokale en regionale voorzieningen – zijn initiatieven genomen, maar
feit is dat de regie nog geen vaste plek gekregen heeft.
Succesfactoren voor samenwerking
• Een gezamenlijk (helder, eenduidig en gezamenlijk gedeeld)
doel.
• Elkaar kunnen vinden en het met elkaar kunnen vinden:
managers en medewerkers op de werkvloer en bestuurders.
• Duidelijkheid over financiële randvoorwaarden.
• Planmatige en systematische aanpak, evaluatie en bijstelling
als noodzakelijk onderdeel.
• Een werksfeer waarin zaken open besproken worden en
gezamenlijk naar oplossingen van problemen gezocht wordt.
16 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Tips voor het organiseren van implementatieprojecten
• Besteed aandacht aan een zorgvuldige fasering van het
project. Benoem per fase de resultaten die behaald moeten
worden en de partijen die verantwoordelijk zijn.
• Er is een gedeelde visie nodig op de integrale JGZ: wat wordt
er geïntegreerd, welke keuzen worden gemaakt, hoe ver wil
men gaan? Staat iedereen achter de keuzen en verstaat
iedereen hetzelfde onder de visie?
• Er is een gedeelde visie nodig op de besturingsfilosofie van
de organisatie en met name de aansturing van het primaire
proces.
- Wat wordt er gemeentelijk/subregionaal/regionaal of op
wijkniveau uitgevoerd?
- Welke functies moeten centraal en welke decentraal worden
uitgevoerd?
- In hoeverre worden de principes van integraal management
gehanteerd en systematisch doorgevoerd?
- De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden moeten
op alle niveaus helder zijn en niet voor meerdere interpreta-
ties vatbaar.
• Maak een projectbegroting waarin de extra inzet van de
medewerkers serieus wordt meegeteld. Samenwerking vergt
extra tijd. Actief bezig zijn in werkgroepen en werken aan
integratie kan er niet zomaar even bij worden gedaan. Het
‘going concern’ is minstens zo belangrijk.
• Voer de integratie in met ondersteuning van een onafhanke-
lijke competente projectleider (zie bijlage).
• Voorwaarden voor succesvol samenwerken zijn:
- Eén kostprijs systematiek (een offertesystematiek die voor
alle partijen geldt).
- Elkaars cultuur leren kennen (dat betekent ook de thuiszorg
de tijd geven om te wennen aan de politiek bestuurlijke
context).
- Eén visie op de toekomst.
- Samen één beleidsplan maken.
- Wat betreft de financieringsovergang: eerst schotten zetten
en dan via semi-permanente wandjes de schotten weghalen.
- Aandacht voor de positie van de wethouders en de ambtena-
ren. Deze moeten een duidelijke plek hebben die recht doet
aan hun rol (de gemeenten hebben immers de regie).
17TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Als de financiën domineren, komt de inhoud in de knel
In veel gevallen blijkt het een belemmering in de samenwerking dat
er niet een eenduidige, door de partijen gedragen financierings-
systematiek/methode voor kostprijsberekening is ontwikkeld.
Sommige regio’s – meestal de draagkrachtige - hebben geïnves-
teerd in de ontwikkeling van zo’n systematiek. In de meeste regio’s
heeft dit echter tijd gekost omdat men wachtte op modellen vanuit
de koepelorganisaties. Ook belemmerend zijn de interpretatie-
verschillen over de financiële regelgeving. Tot slot speelt een rol dat
meerdere gemeenten en regio´s niet uitkomen met het beschikbare
geld. De Task Force merkte dat in sommige regio´s de discussie over
het geld zodanig domineert dat de integratie in de knel komt.
Overigens ligt soms ook het gevaar van het omgekeerde op de loer:
als de inhoud domineert, komen de financiën in de knel.
Als de vorm domineert, komt de inhoud in de knel
De overgrote meerderheid van de gemeenten en regio´s heeft
pragmatisch gekozen voor de organisatievorm van de JGZ: eerst de
inhoud, dan volgt het organisatiemodel vanzelf. In de praktijk
betekent dit dat de huidige uitvoerders ook in de nabije toekomst
de uitvoerende organisaties zullen blijven. In een beperkt aantal
regio´s is al wel vroegtijdig de keuze gemaakt voor een andere
optie, namelijk voor één uitvoeringsorganisatie voor de JGZ. Dat
betekent een fusie tussen de uitvoerende organisaties ofwel een
integratie in de GGD van de ouder- en kindzorg. Deze keuze wordt
vaak niet op inhoudelijke gronden gemaakt, maar op grond van
motieven van bedrijfsmatige aard of uit oogpunt van sentimenten
en eerdere ervaringen. Een dergelijke keuze op voorhand, en veelal
zonder alle partijen erbij te betrekken, heeft in een aantal regio´s
tot conflicten geleid en negatief uitgewerkt voor de samenwerking.
Slechts in drie regio’s is deze keuze ook daadwerkelijk gerealiseerd:
in Nijmegen, Gooi en Vechtstreek en Amstelland en Meerlanden.
Elders kiezen de partijen eieren voor hun geld en is een ander
samenwerkingmodel gerealiseerd.
De Task Force heeft gemerkt dat de proceskant van de
implementatie van grote importantie is voor het succes. Vorm volgt
inhoud moet in principe het adagium zijn, hoewel ook als de inhoud
voorop staat regelmatig getoetst moet worden of een bepaalde
structuur, een bepaald model, haalbaar en betaalbaar is. De Task
Force heeft zelf een duidelijke voorkeur voor één uitvoerings-
organisatie. De weg daar naar toe is er een van geleidelijkheid en
blijkt niet te forceren.
Omgangsvormen zijn medebepalend voor het succes van de
implementatie
Onder omgangsvormen verstaan we al die zaken die te maken
hebben met vertrouwen, respect en gelijkwaardigheid/partnership.
Als de condities hiervoor niet aanwezig zijn, vergt het een gewel-
dige inspanning om de samenwerking te laten groeien. Vaak is er
sprake van (ver)oordeling van de mening en het standpunt van de
ander. Ook is er wantrouwen over de goede bedoelingen. Beelden
die organisaties van elkaar hebben, spelen daarbij een rol.
Bijvoorbeeld de gemeentelijke stroperigheid, de politieke waan van
de dag, arrogantie van de thuiszorg, gebrek aan transparantie bij de
GGD.
Beelden en wantrouwen veroorzaken spanning en conflicten. Om
daar uit te komen, is het van belang steeds te analyseren wat er aan
de hand is, procesmatig te werk te gaan, uitermate veel aandacht te
besteden aan communicatie en last but not least simpelweg te
accepteren dat het tijd kost om draagvlak te krijgen voor integrale
jeugdgezondheidszorg.
18 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Samengaan of samendoen vraagt om zorgvuldige afweging
De keuze voor een definitieve organisatievorm is in veel regio´s nog
niet gemaakt. Wat er ook gekozen wordt, het is raadzaam de
volgende vijf stappen zorgvuldig te doorlopen:
1. Strategiebepaling door de afzonderlijke organisaties
Zorg eerst voor helderheid of de samenwerking past binnen de
doelen en uitgezette koers. Dit betekent een strategische
oriëntatie door zowel de gemeenten en de thuiszorg als de GGD.
2. Oriëntatie op de gezamenlijkheid
Wat is de gezamenlijke visie op de integrale jeugd-
gezondheidszorg? Wat is het gezamenlijke idee over de samen-
werking? Een haalbaarheidsonderzoek ligt voor de hand: een
toets op wat er mogelijk is, plus de voor- en nadelen en de
randvoorwaarden voor de samenwerking. Is er sprake van een
‘fit’ en zo ja welke? Kan die in een intentieverklaring omgezet
worden?
3. Ontwerpen en uitwerken van de plannen
Wat is de doelstelling van de samenwerking? Formuleer de
plannen in heldere en meetbare doelen. Zet een globale
samenwerkingsvorm op met een globale begroting. Gedurende de
planontwikkeling worden ideeën uitgewisseld, wordt er onderhan-
deld over belangen en wordt draagvlak gecreëerd. Het plan krijgt
vorm in een projectstructuur. Veel regio’s hebben een project voor
één of twee jaar opgezet en kiezen te vroeg voor het opheffen van
een projectvorm. Terwijl die vorm het vaak mogelijk maakt om
naast het gewone werk toch iets nieuws te ontwikkelen.
4. Projectmatig invoeren van de gekozen samenwerkingsvorm
Voor een succesvolle invoering is het van belang de lijn te
kiezen. De medewerkers van het primaire proces (de professio-
nals die het echte werk doen) zijn degenen die nieuwe werkwij-
zen en taakverdelingen aan de lijve ondervinden. Van hen
worden veranderingen gevraagd.
5. Definitieve keuze voor samendoen of samengaan
Deze keuze zal bepaald moeten worden door de resultaten van een
evaluatie aan het eind van het project. Een evaluatie op grond van
de van tevoren gestelde doelen. In welke vorm heeft de integrale
jeugdgezondheidszorg de meeste kans van slagen in deze regio?
Naarmate een van de organisaties meer opteert voor zelfstandig-
heid, voor eigen identiteit, voor eigen cultuur en ook over de
middelen beschikt om zelf risico´s af te dekken, zal samendoen de
voorkeur hebben boven samengaan. Samen gaan is eerder aan de
orde als een steviger positie op de markt nodig is, als
bedrijfsrisico´s te groot worden, als integratie van bedrijfs-
processen nodig is, als afzonderlijke investering in kwaliteit teveel
kost en als schaalvoordelen behaald kunnen worden.
Factoren die samenwerken beïnvloeden
1. Samenwerking is mensenwerk,mensenwerk,mensenwerk,mensenwerk,mensenwerk, mensen bepalen hoe ze met
elkaar om willen gaan in het streven naar samenwerking.
2. Het samenwerkingsproces is primair een sociaal-psychologischsociaal-psychologischsociaal-psychologischsociaal-psychologischsociaal-psychologisch
proces.proces.proces.proces.proces. Overeenkomsten en contracten zijn hoogstens formele
sluitstukken van de samenwerking. Dus is het nodig om:
a. Elkaar te leren kennen
b. Elkaar en elkaars belangen te begrijpen
c. Vertrouwen te winnen
d. Elkaar te respecteren
e. Gemeenschappelijke doelen helder te krijgen.
3.3.3.3.3. Win/win-situatiesWin/win-situatiesWin/win-situatiesWin/win-situatiesWin/win-situaties creëren. Het is belangrijk om elkaar te leren
kennen en te proberen bij te dragen aan de belangen van de
ander. Steun de gemeenten in de zoektocht naar de beste manier
om regie te voeren. Respecteer het belang van de GGD die het
aandeel van de JGZ in de bedrijfsvoering niet kan missen.
Waardeer op een positieve manier het standpunt van de
thuiszorgorganisaties dat zij een rol willen spelen in de openbare
gezondheidszorg en garanties willen voor behoud van de
kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg.
19TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
4.4.4.4.4. VertrouwenVertrouwenVertrouwenVertrouwenVertrouwen ontwikkelen. Terwijl elke organisatie vanzelfspre-
kend een eigen belang heeft, is het toch zaak om het vertrouwen
te verdienen. Dit wordt niet zomaar gegeven. Een open relatie
zonder verborgen agenda’s heeft de meeste kans op succes.
Interactie en openheid over doelen en motieven helpen.
5.5.5.5.5. GelijkwaardigheidGelijkwaardigheidGelijkwaardigheidGelijkwaardigheidGelijkwaardigheid in de samenwerking. Doelen, belangen en
motieven van de ander zijn evenveel waard. Dit is vaak moeilijk
te accepteren. Het betekent niet dat iedereen het met elkaar
eens moet zijn, maar dat iedereen tijd en gelegenheid moet
krijgen om de doelen en belangen en motieven uit te leggen.
Informatie en beeldvorming dienen vooraf te gaan aan oordeel-
vorming en vervolgens definitieve besluitvorming.
6.6.6.6.6. Informatie voor en door de juiste mensen op het juiste momentInformatie voor en door de juiste mensen op het juiste momentInformatie voor en door de juiste mensen op het juiste momentInformatie voor en door de juiste mensen op het juiste momentInformatie voor en door de juiste mensen op het juiste moment.
Vooral in het begin van een samenwerkingstraject gaat de
aandacht sterk uit naar het bestuurlijke niveau. Medewerkers, de
ondernemingsraad en de cliëntenraad worden vaak te laat
geïnformeerd en betrokken. Zowel de medewerkers als de
bestuurders moeten tijdig, helder en regelmatig geïnformeerd
worden.
7.7.7.7.7. Een door alle partijen geaccepteerde trekker van de samenwer-Een door alle partijen geaccepteerde trekker van de samenwer-Een door alle partijen geaccepteerde trekker van de samenwer-Een door alle partijen geaccepteerde trekker van de samenwer-Een door alle partijen geaccepteerde trekker van de samenwer-
kingkingkingkingking. In samenwerking moet voortdurend geïnvesteerd worden,
verwachtingen gemanaged, afspraken bewaakt, doelen gehaald
en vertrouwen getoetst. Dat kan niet iedereen. Te vaak wordt
iemand vanzelfsprekend vanuit een formele positie of vanuit een
van de organisaties benoemd als trekker. Terwijl een zorgvuldige
afweging van welke competenties nodig zijn voor zo’n functie
gepast is. Een verkeerde keus kan zowel de samenwerking als de
persoon zelf schade toebrengen.
8.8.8.8.8. Een gedeelde strategie voor de samenwerking.Een gedeelde strategie voor de samenwerking.Een gedeelde strategie voor de samenwerking.Een gedeelde strategie voor de samenwerking.Een gedeelde strategie voor de samenwerking. Er is een
gedeelde visie nodig op de inhoud van de zorg en dienstverle-
ning en de maatschappelijke functie op lokaal niveau.
De kans op succesvolle integratie is het grootst als de JGZ
uitgevoerd wordt vanuit één organisatie
De Task Force heeft op verschillende momenten in deze
eindrapportage aangegeven welke voorkeur bestaat voor een
organisatievorm. Hieronder volgen de verschillende keuzes die
gemaakt kunnen worden.
Model 1: de GGD als uitvoerder
Voordelen:
• Eenduidigheid naar gemeenten en klanten en andere financiers.
• Gemeenten meer grip op integrale JGZ.
• Bestuurlijke verankering eenvoudig.
• Relatie met totale openbare gezondheidszorg en lokaal jeugd- en
gezondheidsbeleid vanzelfsprekend.
• Integratie eenvoudiger.
• Epidemiologie en GVO direct bij de hand.
• Gezamenlijk personeelsbeleid mogelijk.
• Aansturing van en samenhang in de uitvoering efficiënt en effectief.
• Implementatie van producten die integrale JGZ betreffen, stuiten
minder op weerstand.
Nadelen:
• Frictiekosten en fusiekosten.
• Verandering rechtspositie.
• Afbreukrisico bestaande infrastructuur en kwaliteit.
• Afbreuk van huidig lokaal circuit van de thuiszorg.
Kritische succesfactoren:
• Vermijden van de knipdiscussie.
• De gevolgen voor de medewerkers betrekken in de overwegin-
gen en besluitvorming.
• De interne communicatie gelijk laten verlopen in de betreffende
organisaties.
• Aandacht voor cultuurverschillen.
• Tijd inruimen voor de fusieactiviteiten naast het gewone werk
van de medewerkers.
20 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Model 2: de thuiszorg als uitvoerder
Voordelen:
• Van oudsher herkenbare organisatie, dus laagdrempelig.
• Eenduidigheid en grote herkenbaarheid en vertrouwdheid naar
klant.
• Minder omslachtige besluitvorming.
• Bevordert integratie.
• Kwaliteit goed gewaarborgd.
• Dezelfde voordelen als bij de GGD als het gaat om
personeelsbeleid, mogelijkheid voor aansturing en de kans op
implementatie van nieuwe producten.
Nadelen:
• Fusiekosten en frictiekosten.
• Grotere (onbekendheid met) afstand tot gemeenten.
• Verandering rechtspositie (frictiekosten).
• GGD verliest kerntaak en soms tot circa 60 procent van de
Wcpv-inkomsten.
• Relatie met OGZ en lokaal jeugdbeleid minder vanzelfsprekend.
• Epidemiologie en preventiedeskundigheid niet direct bij de
hand.
Model 1 is in meer of minder gevorderde fase gerealiseerd in drie
regio’s: Nijmegen, Gooi en Vechtstreek en Amstelland en Meer-
landen. Voor model 2 is tot nu toe nergens gekozen. De Task Force
heeft een sterke voorkeur voor de uitvoering van de JGZ vanuit één
organisatie vanwege:
• de resultaten uit de experimenteerregio’s Nijmegen en Almere
• de ervaringen van twintig hoofden JGZ en ouder- en kindzorg in
een leergang, georganiseerd door de Erasmus Universiteit in
overleg met de NSPOH.
Indien de tijd nog niet rijp is voor organisatorische integratie, de
voorwaarden niet aanwezig zijn en de belangen teveel uiteen
lopen, zal gekozen worden voor de ‘second best’ organisatievorm.
Model 3: thuiszorg en GGD blijven uitvoerder, integraal aanbod
wordt gezamenlijk aangeboden
Voordelen:
• Maximaal benutten van huidige kracht en expertise van beide
organisaties.
• Groei en ontwikkeling integrale JGZ via de geleidelijke weg
mogelijk.
• Nauwelijks reorganisatieproblemen.
• Beide organisaties herkenbaar voor publiek/klanten.
• De inhoud staat centraal.
• Ruimte en tijd om het meest gewenste toekomstscenario te
ontwikkelen.
Nadelen:
• Veel samenwerkingsafspraken tussen gemeenten en GGD en
thuiszorg. Dit kost tijd en energie en dus ook geld.
• Integratie wordt in principe niet bevorderd door gescheiden
organisaties tenzij…
• Verschillende begrotings/beleidscycli.
• Relatie met OGZ en lokaal beleid moet goed geregeld worden.
• Tweemaal investeren in integratieactiviteiten.
Kritieke succesfactoren:
• Sturing aan het samenwerkingsproces.
• Heldere afspraken over taken, bevoegdheden en verantwoorde-
lijkheden.
• Helderheid over financiën.
• Eenvoudig werkbaar model kiezen zonder knip in de leeftijden.
• Evaluatie van het samenwerkingsmodel inbouwen met scherpe
criteria.
• Vertrouwen( gedragsregels tijdens het proces).
• Frictie en integratiekosten.
21TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Vertrouwen
“Iedere gemeente heeft de opdracht gekregen om de JGZ
integraal te maken. Logisch, zo kun je JGZ en jeugdbeleid dichter
bij elkaar brengen. Goede communicatie is hierbij dé factor.
Zeker als je bedenkt dat de ene partij iets ‘verliest’ en de andere
partij iets ‘wint’. Wat mij opvalt? Dat het succes voor een groot
deel zit in de betrokkenheid van de bestuurders. In regio’s waar
het niet vlot loopt, zie je vaak dat de professionals elkaar wel
vinden. Maar op bestuurlijk niveau loopt men niet hard. Er is
echter nog een succesfactor. Ik heb in het verleden heel wat
fusies begeleid. Dan zie je dat, als de persoonlijke verhoudingen
goed zijn, het samenwerkingsproces ook goed verloopt.
Omgedraaid in termen van de JGZ: als er in het verleden
ervaringen zijn opgedaan die het vertrouwen hebben geschaad,
vergt het extra veel inzet om de fusie goed te laten verlopen.
Maar het kan wel, is mijn ervaring. Met goede communicatie!”
Ad van Helvoort (nieuwsbrief Task Force JGZ, december 2003)
Arco Hofland, oud-wethouder gemeente Dalfsen (inmiddels
burgemeester Zwartewaterland): “Ik mis een trekker.”
“Een cruciaal moment was voor mij het bezoek aan de consulta-
tiebureaus. Ik heb gesproken met medewerkers en zag met
eigen ogen hoe er wordt gewerkt en wat de problemen zijn. Op
dat moment besefte ik wat een verantwoordelijkheid je als
gemeente heb. Wat ik lastig vind aan dit hele traject? Dat er
regionaal niet één bestuurlijk iemand verantwoordelijk is, ik mis
soms iemand die de mensen meetrekt. Daardoor blijft een
overleg soms vaag.”
22 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
4. Van beleid naar uitvoering:
belemmeringen op macro- en microniveau
Robert Schaafsma
In dit hoofdstuk vindt u aanbevelingen voor het organiseren en
structureren van de integrale JGZ. De tips zijn gebaseerd op de
vragen die afgelopen twee jaar aan de Task Force zijn gesteld.
Zonder implementatie geen integratie
In processen waarbij decentralisatie en overdracht van middelen
centraal staan, is de afronding van het bestuurlijke proces vaak de
belangrijkste mijlpaal. De implementatie van die besluitvorming in
de praktijk is echter net zo belangrijk. De manier waarop landelijk
en lokaal hierin wordt geïnvesteerd (inhoudelijk en financieel),
varieert.
Bij de totstandkoming van de integrale JGZ wordt veel aan veld-
partijen overgelaten. Er is vooral gekeken naar het voltooien van de
inhoudelijke en financiële processen en beperkt naar de daadwer-
kelijke praktische uitvoering. Vooral in situaties waar de overdracht
van verantwoordelijkheden naar gemeenten in het geding is, is dit
zichtbaar. Het Jeugdgezondheidszorg Overleg (JGO) volgt op
landelijk niveau de voortgang van de landelijke implementatie van
het basistakenpakket en stuurt zonodig het proces bij.1 Met deze
keuze wordt de verantwoordelijkheid voor het oplossen van
knelpunten in de praktijk bij partijen in het veld gelaten, zelfs als de
knelpunten bovenregionaal of zelfs landelijk zijn. Heeft deze
structuur voldoende bestuurlijke daadkracht om knelpunten
effectief op te lossen?
Het is aan de gemeenten om te tonen dat zij voldoende slagkracht
hebben om tot implementatie over te gaan en niet te wachten tot
alles op landelijk niveau geregeld is. Het proces zal gaandeweg
immers vorm krijgen. Dat kan de regio zelf.
Een uniforme productbegroting
is een voorwaarde voor implementatie
Kort na de start van het implementatieproces in 2003 bleek er
behoefte te bestaan aan een modelsystematiek voor een
productbegroting JGZ waarmee de gemeenten op uniforme wijze de
begrotingen van GGD’en en thuiszorginstellingen zouden kunnen
vergelijken. Zowel Z-org (voorheen de LVT) als GGD Nederland
pakten de handschoen op en ontwikkelden ieder voor zich een
productbegroting. Pas in oktober 2003 namen beide organisaties
het besluit de productbegrotingen op elkaar af te stemmen. Een
gezamenlijke werkgroep van GGD Nederland en Z-org werkt
sindsdien toe naar één gezamenlijk model voor JGZ 0-19 jaar.
Een eerste opzet voor een uniforme productbegroting JGZ 0-19 jaar
is inmiddels beschikbaar. Deze zit in de validatiefase. Dit betekent
dat de productbegroting wordt getoetst bij JGZ-instellingen en
gemeenten en dat het rekenmodel verder wordt uitgewerkt.
Vier experimenten
De daadwerkelijke implementatie van de integrale JGZ vond - los
van de TRV- en RSU-gelden - nagenoeg plaats zonder aanvul-
lende middelen. Wel zijn voorafgaand aan de start van de
integrale JGZ vier experimenten gefinancierd. Het doel van de
experimenten was om de diverse mogelijkheden rond samen-
werking te verkennen. De overdracht van de resultaten werd
volledig aan de experimenteerregio’s zelf overgelaten. Van een
systematische onderlinge afstemming en coördinatie was weinig
te merken. Het gevolg hiervan was dat, toen de resultaten van
de experimenten JGZ bekend waren, ze alweer achterhaald
waren waardoor er weinig van kon worden geleerd.
23TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Een elektronisch cliëntendossier is in het belang van alle kinderen
De jeugdgezondheidszorg heeft meer dan 5,4 miljoen dossiers van
kinderen. Deze dossiers bestaan grotendeels uit papier. Dit kost tijd
en geld en maakt de jeugdgezondheidszorg minder efficiënt. Door
informatisering kan dit probleem worden opgelost en de signalering
van risicokinderen worden verbeterd. Het ministerie van VWS heeft
eind 2004 met Z-org, GGD Nederland en de VNG de afspraak
gemaakt om de jeugdgezondheidszorg te informatiseren. De eerste
stap is in juni 2005 gezet: het vaststellen van de standaarden in de
basisgegevensset voor de jeugdgezondheidszorg. Deze basisset
bestaat uit een verzameling van gegevens rondom een kind die
minimaal nodig is om de gezondheid van het kind goed te kunnen
bewaken. Door standaardisering kunnen de gegevens gemakkelijk
tussen jeugdgezondheidszorginstellingen uitgewisseld worden,
evenals met andere zorgverleners zoals huisartsen en verloskundi-
gen. De gegevensset is door het zorgveld en onder regie van NICTIZ
gerealiseerd. De set zal eerst worden getest door ‘koplopers’ in de
JGZ (Amsterdam, Rotterdam, Vlaardingen en Den Haag) die al enige
tijd geleden begonnen zijn met de invoering van het elektronisch
cliëntendossier. De verwachting is dat aan het eind van het
programma in 2007 een groot deel van de JGZ ‘geïnformatiseerd’ is.
Het ministerie van VWS heeft onlangs (september 2005) 25 miljoen
extra beschikbaar gesteld. Dit betekent dat de positieve effecten
van de informatisering binnen afzienbare tijd volledig benut kunnen
worden.
Tips
• Spreek met elkaar over wat er in het elektronisch cliënten-
dossier komt en werk mee aan het ‘vullen’ van het dossier.
• Wacht niet tot het dossier volledig is, maar maak tussendoor
al afspraken over het gebruik ervan.
• Zorg dat het niet bij signaleren blijft, maar maak afspraken
over wie wanneer actie onderneemt (en welke actie).
Aanbeveling
Procesondersteunende experimenten moeten een duidelijke
plaats in het traject hebben en goed geëvalueerd worden. Bij
voorkeur moeten de ondersteunende projecten afgerond zijn
voordat tot invoering wordt overgegaan. Als dit niet mogelijk
blijkt, is een strakke regie, ook op lokaal niveau, onontbeerlijk.
De financieringssystematiek moet worden aangepast
Wijziging van het systeem van financiering en de verdeling van de
middelen stond centraal in de totstandkoming van de integrale JGZ.
Voorafgaand aan de besluitvorming is een gedetailleerde bereke-
ning gemaakt van de consequenties van de nieuwe financierings-
systematiek. Vanaf het begin hebben veel gemeenten al aangege-
ven dat ze te weinig of te veel middelen voor de uitvoering van het
uniforme deel ontvangen. Het grote aantal vragen dat in de
afgelopen twee jaar aan het ministerie VWS en aan de Task Force
over de verdeling van de middelen is gesteld, geeft aan dat
getwijfeld kan worden aan de gekozen verdelingsmechanismen. Het
lijkt erop dat de berekeningen die de basis vormen voor de
verdeling onvoldoende aansluiten bij de praktijk. Dit heeft niet
zozeer te maken met het feit dat er op macroniveau te weinig
middelen beschikbaar worden gesteld, maar is terug te leiden naar:
a De verdeelsystematiek van het Gemeentefonds (deze kent
geen categorie 0-4 jarigen).
b De JGZ voor 0-4 jarigen: deze is beduidend duurder dan de
JGZ voor 4-19 jarigen.
c De peildatum van het aantal 0-19 jarigen: deze is gebaseerd
op het voorgaande jaar (t-1).2
Een oplossing hiervoor is nog niet gevonden. De consequentie kan
zijn dat de betrokken gemeenten zelf prioriteiten stellen om de
uitgaven in evenwicht te brengen met de inkomsten. Het hoeft geen
betoog dat dit consequenties heeft voor de omvang van het pakket
(inhoud volgt geld).
24 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Het JGO is terughoudend om vooruitlopend op de evaluatie
daadwerkelijk aan deze gesignaleerde problemen tegemoet te
komen. Dit is te verklaren, maar het doet naar de mening van de
Task Force geen recht aan de problemen die het lokale niveau
ondervindt. Financiële knelpunten mogen voor de uitvoerende
organisaties geen aanleiding zijn om het basistakenpakket niet
volledig uit te voeren. Met het oog op de evaluatie van de integratie
in 2006 is het van belang dat er inzicht is in de echte kosten van de
uitvoering (geld volgt inhoud). Alleen dan zal er aanleiding zijn om
de verdelingssystematiek aan te passen.
Het uniforme deel van het basistakenpakket omvat ongeveer
negentig procent van het totale overgehevelde budget van de RSU.
Voor tien procent van het budget kan de gemeente derhalve invloed
uitoefenen. De stelling dat gemeenten maar beperkt zeggenschap
over de inhoud van het JGZ-pakket hebben, lijkt vanuit dit oogpunt
terecht. De financiële consequenties van de integrale JGZ zijn voor
veel gemeenten leading (inhoud volgt geld). Hiermee wordt de
financiële armslag van gemeenten toch bepalend voor de wijze van
uitvoering van het basistakenpakket. Dit leidt ertoe dat er verschil-
len in de kwaliteit van de uitvoering ontstaan. De gemeente en
uitvoerders moeten zich realiseren dat de HKZ-certificering per 1
januari 2006 verplicht is.
Naast het maatwerkdeel kunnen gemeenten aan thuiszorg en/of
GGD’en een opdracht geven om ook andere diensten op het gebied
van de JGZ aan te bieden. Deze activiteiten zijn ‘vrij beleid’ en
kunnen per gemeente verschillen. Ze vallen immers niet onder het
maatwerkdeel maar onder een ‘pluspakket’. Voor die activiteiten
stellen gemeenten een extra (niet-RSU) budget ter beschikking.
Tip
Registreer en formuleer de belemmeringen in de regelgeving en
de financieringssystematiek in de eigen regio.
Communiceer die bevindingen.
Gemeenten hebben zeggenschap over beleid en inhoud
Het basistakenpakket bestaat uit een uniform deel en een maat-
werkdeel. Het hele basistakenpakket moet uitgevoerd worden,
hierover bestaat geen enkele twijfel. Het pakket omvat zes
productgroepen, 29 producten en 54 omschreven activiteiten. Het
uniforme deel is nauwkeurig beschreven en kent geen beleids-
vrijheid voor de gemeenten, terwijl met behulp van de uitkomsten
van de activiteiten uit het basispakket de gemeenten wel degelijk
beleid kunnen en moeten formuleren. De gemeenten hebben wel
vrijheid als het gaat om de maatwerkproducten. Maar ook hier geldt
dat zij verplicht zijn het gehele maatwerkdeel (elf producten) uit te
voeren. Voor alle jeugdigen en alle groepen jeugdigen waarvan op
basis van het uniforme deel is vastgesteld dat zij ‘zorg op maat’
nodig hebben, moet een aanbod zijn. Een gemeente die geen budget
voor de uitvoering van het maatwerkdeel ter beschikking stelt, is in
overtreding met de wet. Tijdens de regionale conferenties van de
Task Force kwam naar voren dat gemeenten deze uitleg onvoldoende
beseffen en om budgettaire redenen hier vanaf wijken.
25TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
De gemeente moet de regie niet aan de GGD geven
De aanname bij de regiefunctie integrale JGZ 0-19 jaar is dat
gemeenten deze taak oppakken. Dit kan natuurlijk alleen als
gemeenten voldoende capaciteit hebben om deze regietaak naar
behoren uit te voeren. Mogelijk blijkt uit de landelijke evaluatie dat
er een groei van de ambtelijke capaciteit bij gemeenten is te
signaleren voor de JGZ. Maar met uitzondering van de grote
gemeenten heeft de Task Force de indruk dat het nog maar
sporadisch voorkomt dat er voldoende (kwantitatief en kwalitatief )
geschoold personeel aanwezig is. Als gevolg hiervan komt het voor
dat de gemeente de regietaak aan de GGD uitbesteedt en zich
alleen richt op de kosten van die uitvoering. De consequentie van
deze keuze mag niet onderschat worden. Niet alleen is het naar de
mening van de Task Force nagenoeg onmogelijk om de gemeente-
lijke regie neer te leggen bij een regionale GGD, ook de samenwer-
king met de thuiszorgorganisaties kan hier ernstig onder lijden,
zeker in regio’s waar overwogen wordt om de gehele JGZ bij de GGD
onder te brengen. De GGD is in die gevallen zowel adviseur van de
gemeente als regisseur, uitvoerder en concurrent van de thuiszorg-
organisatie. Deze dubbele pettenproblematiek komt op veel
plaatsen voor en werkt zelden in het voordeel van de integrale JGZ.
Organisatorische tussenvormen mogen niet
Gemeenten hebben de regie over de organisatorische aansturing:
wie doet wat binnen de integrale JGZ? Maar ook op dit punt is de
gemeente wel gebonden. De organisatorische onderbrenging is
immers wettelijk bepaald. Feitelijk heeft de gemeente de volgende
keuzes: laten zoals het is (0-4 jarigen bij de thuiszorg en 4-19
jarigen bij de GGD), alles bij de thuiszorgorganisatie onderbrengen
of alles bij de GGD. Tussenvormen (een nieuwe organisatie
oprichten die beide taken uitvoert) zijn niet toegestaan.
Aanbeveling
Leg vast dat de GGD wel als adviseur van de gemeente kan
optreden, maar dat de regiefunctie niet overgedragen mag wordt
aan de GGD. De regie moet altijd onder de directe verantwoorde-
lijkheid van het gemeentelijk bestuur vallen. Bepaal ook of de
ambtelijke capaciteit voor de integrale JGZ wel voldoende is
meegegroeid met de uitbreiding van het takenpakket.
Als de regels afnemen, neemt de bureaucratie toe
Een veel gehoorde opmerking tijdens de regionale werkconferenties van
de Task Force was dat, nu de financiële middelen zijn overgeheveld, er
onevenredig veel tijd zit in de bureaucratie. Het management is veel tijd
kwijt aan het voldoen aan de vele vragen rond de omvang en de kosten
van het takenpakket. Uiteraard moet transparantie worden geboden en
moet ervan uitgegaan worden dat de toegenomen bureaucratie tijdelijk
is. Na het proces van gewenning zal dit tot normale proporties moeten
zijn teruggebracht. Het is zaak hier wel alert op te blijven. Als de
gewijzigde financieringssystematiek tot meer bureaucratie gaat leiden,
dan zal dit ten koste gaan van de uitvoering van de JGZ. Dat zou een
onbedoeld neveneffect zijn van de overheveling. De overheveling moet
immers ook leiden tot efficiencywinst.
1 In het JGO participeren VWS, VNG, Z-org en GGD Nederland. Het JGO kan gezien worden
als opvolger van de Stuurgroep JGZ die belast was met de bewaking van de uitvoering van
het Convenant JGZ. Hiermee is het JGO het gespreksgremium voor de belangrijkste
bestuurlijke beslissingen. De Task Force heeft steeds periodiek zijn bevindingen aan het
JGO gerapporteerd.
2 De gemeenten met Vinexlocaties hebben bovendien te maken met een onevenredig
groot negatief effect, door de t-1 financieringssystematiek (het negatieve naijleffect) in
combinatie met grote aantallen jonge kinderen in de Vinexwijken.
26 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Communicatie
“Voor de thuiszorg en gemeenten is goed communiceren een
heikel punt. Het lijkt soms wel of ze een andere taal spreken.
Voor een deel kan ik dat begrijpen. De thuiszorg is een
productgerichte organisatie: ‘dit is het pakket dat wij leveren’.
Gemeenten zijn meer gericht op het beleid en het proces: ‘waar
gaan we naartoe?’ In verschillende trajecten die we begeleiden,
valt het mij op dat het moeite kost om op hetzelfde niveau te
komen. Er gaat veel tijd zitten in de communicatie.
Het is algemeen bekend dat goede communicatie een voor-
waarde is voor goede samenwerking. Concreet betekent dit dat
(a) de boodschap helder verzonden moet worden en (b) de
boodschap moet aankomen. Het klinkt als een open deur, maar
in de praktijk gebeurt dit niet altijd. Dan zegt bijvoorbeeld de
thuiszorg: ‘dit bieden wij’. De gemeente antwoordt: ‘maar wij
hebben andere ideeën’. Einde gesprek. Eigenlijk zou de
thuiszorg moeten doorvragen: ‘wat voor ideeën hebben jullie en
hoe zouden we die kunnen vormgeven?’ En de gemeente zou
zich kunnen inspannen om haar wensen helder te formuleren en
te checken of die ook echt aankomen.”
Robert Schaafsma (Nieuwsbrief Task F orce JGZ, juli 2004)
Vragen die de Task Force ontving (juni 2003 - mei 2005)
Tip
• Maak helder wat u van elkaar verwacht. Bepaal als gemeente
eerst wat uw beleidsdoelen zijn voor de JGZ of liever breder
voor het gemeentelijk jeugdbeleid (lokaal gezondheidsbeleid).
• Geef de uitvoerders (GGD en thuiszorg) de ruimte om aan te
geven hoe zij met hun activiteiten (inclusief het basistaken-
pakket) een bijdrage aan dit beleid kunnen leveren en welke
kosten hieraan verbonden zijn. Maak hierover afspraken en
monitor die.
Aanbeveling
Voor het aflopen van de RSU-regeling moet een adequate
verdelingssystematiek worden gecreëerd. Als er goed inzicht in
de uitvoering en de financiële consequenties op lokaal niveau
ontstaat (de lokale en regionale productbegrotingen worden
opgesteld), moet het mogelijk zijn de landelijke partijen te
overtuigen van de noodzaak tot aanpassing van de verdelings-
systematiek.
1e kwarta
al
2e kwartaal
3e kwartaal
4e kwartaal
5e kwartaal
6e kwartaal
7e kwartaal
8e kwartaal
14
12
10
8
6
4
2
0
Inhoudelijk
Financieel
27TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
5. Samenvatting en aanbevelingen
krijgen. Van horizontale integratie is nauwelijks sprake. Er is
onvoldoende regie van gemeenten op dit punt. Hier en daar zijn wel
enkele goede voorbeelden van lokale initiatieven, zoals opvoed-
winkels en de ouder- en kindcentra in Amsterdam, Rotterdam en
Almere.
De Task Force JGZ concludeert dat de kans op succesvolle integratie
het grootst is als de JGZ wordt uitgevoerd door één organisatie. Dat
kan de GGD zijn of de thuiszorg. In drie regio’s is medio 2005 sprake
van uitvoering door één organisatie (GGD): Nijmegen, Gooi en
Vechtstreek en Amstelland en Meerlanden.
Concrete aanbevelingen
• Neem de tijd om een heldere (gedeelde) visie en missie te
ontwikkelen en een gezamenlijk doel. Organiseer een visie-
discussie en gezamenlijke visieontwikkeling (gemeenten).
• Wees duidelijk over de rol die bij de verschillende handelingen
wordt vervuld: de rol van regisseur (geef aan vanuit welke
functie) of de rol van opdrachtgever.
• Maak gebruik van de kennis en kunde van professionals, spreek
professionals aan op hun kwaliteiten, maar ga niet op hun stoel
zitten.
• Draag de regietaak nooit over aan een andere partij (gemeen-
ten).
• Zorg voor kwalitatief en kwantitatief voldoende menskracht en
middelen in eigen huis.
• Zorg voor een helder implementatieplan waarin de rollen, taken
en bevoegdheden duidelijk zijn weergegeven.
• Spreek heldere verantwoordingskaders af, die voor zoveel
mogelijk betrokken partijen gelijk zijn en zo mogelijk meerjarig
zijn.
• Instrumenteer de implementatie adequaat.
Sinds 1 januari 2003 wordt in Nederland gewerkt aan de integrale
jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar. De ‘knip’ qua leeftijd is eruit
gehaald. Doel: zoveel mogelijk kinderen bereiken en daarbij elk
kind de zorg geven die het nodig heeft. Gemeenten hebben de regie
gekregen over de integrale jeugdgezondheidszorg (JGZ). De Task
Force Jeugdgezondheidszorg – kortweg Task Force JGZ – is ingesteld
om voor een periode van twee jaar de invoering van de integrale
jeugdgezondheidszorg te begeleiden.
De Task Force JGZ stelt vast dat de integratie nog niet voldoende
gerealiseerd is. Dit geldt zowel voor de verticale als de horizontale
integratie. Verticale integratie wil zeggen: de continuïteit in de
preventieve zorg voor de jeugdige van 0 tot 19 jaar op het gebied
van lichamelijke, geestelijke en sociale gezondheid. Dat betekent
dat uitvoeringsorganisaties de opdracht krijgen om de uitvoering te
doen op grond van één visie, helder beleid over risicokinderen, één
registratiesysteem, gezamenlijke scholing etc. Deze verticale
integratie is nog te weinig gerealiseerd. In veel regio´s zijn wel
inhoudelijke projectgroepen gestart en wordt het basistakenpakket
voor het grootste deel uitgevoerd. Maar de werkelijke longitudinale
bewaking van de gezondheidssituatie van de jeugdigen, zowel op
uniforme wijze als met behulp van maatwerk, is nog niet goed
ingevoerd. Het proces is nog in volle gang. Verder heeft er nog geen
evaluatie plaatsgevonden over wat de klanten van het aanbod
vinden, of de preventieve zorg beter is geworden en of er doelmati-
ger wordt gewerkt.
Ook horizontale integratie is zelden gerealiseerd. Hieronder wordt
verstaan: afstemming met alle lokale en regionale voorzieningen
die bij de ontwikkeling van de jeugdige een rol spelen. Deze
afstemming is erop gericht tijdig signalen op te kunnen vangen van
jeugdigen die risico’s lopen, zodat zij optimale steun of hulp
28 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
• Wees duidelijk over de financiële randvoorwaarden. Maak een
projectbegroting waarin de extra inzet van medewerkers is
meegeteld.
• Zorg voor draagvlak voor de urgentie van de verandering.
• Organiseer de succesfactoren voor verandering: goede bestuur-
lijke argumenten, een goed projectplan, een competente
projectleider.
• Besteed aandacht aan een zorgvuldige facering van het project.
Benoem per fase de resultaten die behaald moeten worden en
de partijen die verantwoordelijk zijn.
• Geef inzicht in de geleverde producten/prestaties en kosten
(GGD/thuiszorg).
• Ken uw eigen rol/positie en cultuur alsmede die van de andere
partners.
• Ken elkaar en elkaars interne procedures.
• Leer elkaar kennen, ontwikkel vertrouwen.
Twee sprekers tijdens de werkconferentie van de Task Force JGZ
Waar bent u het meest tevreden over?
Lia Franken, wethouder Anna Paulowna: “Ik ben het meest
tevreden over het feit dat de vertrouwensband met de thuiszorg
is hersteld.”
Ineke van der Zande, directeur GGD Amstelland-de Meerlanden:
“Ik ben tevreden dat het ons iedere keer weer lukt om de inhoud
voorop te laten staan.”
Wat is lastig?Wat is lastig?Wat is lastig?Wat is lastig?Wat is lastig?
Lia Franken: “Het was heel confronterend om te ontdekken dat
we als regio onvoldoende sturing hebben gegeven aan de
processen.”
Ineke van der Zande: “Het meest lastige was om zicht te krijgen
op de financiën. De financieringssystemen verschilden van
elkaar. De thuiszorg hoeft op detailniveau deze informatie niet
te hebben. Ik vond het een gouden greep dat wij een bureau
hebben gevraagd de kosten op detailniveau uit te zoeken, voor
beide partijen. Wij konden vervolgens allebei teruggrijpen op
die cijfers.”
Handig, zo’n werkconferentie?
Lia Franken: “Wat mij vandaag opvalt, is dat iedereen ontzettend
betrokken is bij het product. Je leert heel veel in dit soort
bijeenkomsten. Die betrokkenheid zie je trouwens niet alleen
vandaag maar tijdens het hele proces.”
Ineke van der Zande: “Iedereen zit vandaag op het puntje van
zijn stoel. We hebben het over grote belangen, de gezondheid
van kinderen. Ik ben vandaag opnieuw tot het besef gekomen
hoe belangrijk het is dat wethouders de regie op zich nemen.”
29TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Bijlage
Voorbeeld competentieprofiel voor een projectleider
Profiel Projectleider Integrale Jeugdgezondheidszorg
Functie-eisen
• Academisch werk- en denkniveau.
• Ervaring met het werkveld van de jeugdgezondheidszorg en
kennis van de actuele ontwikkelingen in de jeugd-
gezondheidszorg.
• Ervaring met het leiden van (meerdere) complexe, organisatie-
overstijgende projecten.
• Ervaring in een politiek/bestuurlijke context.
Competenties
De projectleider:
• Is een taakgericht manager.
• Bevordert synergie.
• Heeft oog voor groepsprocessen in een veranderingstraject.
Dat wil zeggen dat de projectleider:
• Op basis van de projectdoelstelling opdrachten formuleert en
taken verdeelt.
• In overleg taken en verantwoordelijkheden delegeert, expliciete
instructies geeft over taken, doelen en planningen en afspraken
maakt.
• Zich op de hoogte stelt van resultaten, nagaat of anderen de
opgedragen taken hebben uitgevoerd en mensen aanspreekt op
het niet nakomen van afspraken en daarover heldere feedback
geeft.
• Adequaat terugkoppelt naar de opdrachtgever/de stuurgroep.
• Conflicten oplost zonder te forceren tussen diverse partijen met
verschillende belangen (gemeenten, thuiszorg, GGD).
• Een oplossing zoekt die zowel voldoet aan het belang van de
integrale Jeugdgezondheidszorg als aan het belang van de
betrokken organisaties.
• De partijen achter een gezamenlijk belang krijgt.
• Ontwikkelingen aanstuurt op een procesmatig niveau en de
inbreng van de deelnemende partijen zodanig inspireert en
beïnvloedt dat er resultaatgericht gewerkt wordt.
Toelichting
Dit profiel is gebaseerd op meerdere profielen. Per regio kunnen
andere accenten gelegd worden, afhankelijk van de specifieke
opdracht die de projectleider krijgt. De opdracht wordt meestal (de
meest gewenste situatie) gegeven door een stuurgroep integrale
JGZ, samengesteld uit bestuurders van de gemeenten en directies
van de instellingen.
De lokale/regionale context en de fase waarin de integratie zich
daar bevindt, bepaalt de invulling van het project. Is de besluitvor-
ming al rond bij de gemeenten? Moeten de plannen nog gemaakt
worden, moet een bestaand plan uitgevoerd worden of is het
project al gaande maar moet het weer vlot getrokken worden? Al
deze omstandigheden bepalen mede wat de opdracht is voor een
projectleider.
30 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
Task Force JGZ
Opdracht
De Task Force Jeugdgezondheidszorg is op 1 juni 2003 ingesteld door de convenantpartijen in de jeugdgezondheidszorg: het ministerie van
VWS, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg en GGD Nederland. Opdracht: de weg effenen
voor een soepele invoering van het basispakket Integrale Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar. Op 1 juni 2004 is deze opdracht met een jaar
verlengd. Op 1 juni 2005 beëindigde de Task Force haar werkzaamheden.
Mr. Sandra Korthuis, op voordracht van de VNG
Sandra Korthuis werkt als zelfstandig adviseur voor lokale overheden en (non)-profitorganisaties. Van 1998
tot 2002 was zij wethouder Financiën en Volksgezondheid in Rotterdam. Eerder zat ze in de gemeenteraad
van Rotterdam en werkte ze bij de rijksoverheid en twee kleinere gemeenten.
Mr. Robert Schaafsma, op voordracht van het ministerie van VWS
Robert Schaafsma is directeur van het Stimuleringsfonds Openbare Gezondheidszorg. Daarvoor werkte hij bij
het ministerie van VWS, onder meer op het terrein van collectieve preventie en ziektebestrijding. Ook heeft hij
als secretaris van ZonMw meegewerkt aan de uitvoering van het eerste preventieprogramma.
Drs. Lineke Jonkers-Kuiper, op voordracht van GGD Nederland
Lineke Jonkers is organisatie-adviseur en begeleidt samenwerkings- en veranderingsprocessen van organisa-
ties in de zorg. Ze werkte bijna tien jaar als directeur bij de GGD Zuid-Holland Noord. Daarvoor werkte ze bij
het NIZW en in de thuiszorg als GVO-consulent, onder meer op het terrein van de JGZ.
Drs. Ad van Helvoort, op voordracht van de LVT
Ad van Helvoort was tot 2001 directeur van Thuiszorg Eindhoven. Eerder werkte hij als directeur van de
Provinciale Noord-Brabantse Kruisvereniging en als zelfstandig adviseur. Na een vervroegde uittreding
vervult hij verschillende bestuursfuncties op het gebied van sport en gezondheidszorg.
31TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
colofon
© Task Force JGZ, november 2005
Eindredactie: Tekstburo Gort, Diemen
Vormgeving en druk: Drukkerij Kerkhove, Beilen
colofon
© Task Force JGZ, november 2005
Eindredactie: Tekstburo Gort, Diemen
Vormgeving en druk: Drukkerij Kerkhove, Beilen
32 TASK FORCE jgz
○
○
○
○
○
○
○
○
GGD Nederland
Postbus 85300
3508 AH Utrecht
(030) 252 30 04
VNG
Postbus 30435
2500 GK Den Haag
(070) 373 83 93
Z-org
Postbus 100
3980 CC Bunnik
(030) 659 62 11
Platform JGZ
Helsinkilaan 4
3446 AH Woerden
(0348) 43 55 10
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
Ministerie van VWS
Postbus 20350
2500 EJ Den Haag
(070) 340 79 11