Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

110
Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

description

In opdracht van de Eemsdeltapartners voert Royal Haskoning het project Integrale Klimaatadaptatie Eemsdelta (IKE) uit. Daarin wordt onderzocht welke maatregelen nodig zijn voor een klimaatbestendige ontwikkeling van de regio Eemsdelta. Nagegaan wordt daarbij hoe maatregelen voor klimaatadaptatie nu of op termijn kunnen worden geïntegreerd in lopende en toekomstige gebiedsontwikkelingen

Transcript of Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Page 1: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

RapportIntegrale klimaatadaptatie Eemsdelta19 juli 2012

Page 2: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta
Page 3: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

In opdracht van de Eemsdeltapartners voert Royal Haskoning het project

Integrale Klimaatadaptatie Eemsdelta (IKE) uit. Daarin wordt onderzocht welke

maatregelen nodig zijn voor een klimaatbestendige ontwikkeling van de regio

Eemsdelta. Nagegaan wordt daarbij hoe maatregelen voor klimaatadaptatie

nu of op termijn kunnen worden geïntegreerd in lopende en toekomstige

gebiedsontwikkelingen. Het project moet de volgende drie hoofdproducten

opleveren:

• Een regionale adaptatieagenda met concrete maatregelen voor de korte,

middellange en lange termijn.

• Ruimtelijke opgaven met strategische keuzes die voortvloeien uit de

adaptatie-agenda.

• Ruimtelijke ontwerpen voor de toekomstige ontwikkeling van de Eemshaven

en het havengebied van Delfzijl.

Integrale klimaatadaptatie in perspectief

Het project IKE heeft vooral meer inzicht opgeleverd in de belangrijkste

onderwerpen voor klimaatadaptatie, de omvang van de problematiek,

de termijn waarop deze spelen en de richting van mogelijke concrete

klimaatadaptatiemaatregelen. Over enkele belangrijke onderwerpen zijn

in het eindrapport geen keuzes gemaakt, omdat daarvoor meer kennis en

tijd nodig zijn om de maatschappelijke discussie over ruimtelijke keuzes en

investeringsbeslissingen goed te kunnen voeren en voldoende draagvlak bij

betrok-ken partijen te verwerven. Voor die onderwerpen doet het rapport wel

suggesties voor realistische oplossingsrichtingen.

Het project heeft een aantal waardevolle suggesties opgeleverd voor een

klimaatbestendigere Eemsdelta. Die kunnen een goede regionale bijdrage

Samenvattingbetekenen aan de discussies die nog moeten worden gevoerd in het kader van

het nationaal Deltaprogramma (kustveiligheid en zoetwatervoorziening) en en

het noordelijk project Droge Voeten 2050 (wateroverlast).

Het project doet voor de korte termijn geen voorstellen voor opvallende nieuwe

urgente adaptatiemaatregelen. Gebleken is dat met name de waterschappen en

de gemeenten via hun lopende activiteiten voor de korte termijn al grotendeels

invulling geven aan het klimaatbestendiger maken van de regio. Bijvoorbeeld

door het op orde brengen van de zeedijken, het realiseren van waterberging en

het moderniseren van het stedelijk waterbeheer.

Klimaatscenario’s en klimaateffecten

Om de gevolgen van de klimaatverandering zo realistisch mogelijk te bepalen is

gewerkt met de totale bandbreedte van de KNMI’06-klimaatscenario’s en dus niet

alleen met de meest pessimistische scenario’s. Die laatste zijn echter belangrijk

omdat ze aangeven in welke richting het klimaat uiteindelijk zal veranderen en

welke soort maatregelen we moeten nemen om er ook op langere termijn geen

spijt van te krijgen.

Voor de kustverdediging is als bovengrensbenadering ook rekening gehouden

met het Deltascenario voor de lange termijn van de Deltacommissie, dat uitgaat

van een snellere klimaatverandering en meer invloed van afsmeltende en

afkalvende ijskappen. In dat scenario wordt in 2100 een zeespiegelstijging van

120 cm verwacht.

Page 4: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Bodemdaling en relatieve zeespiegelstijging

De zeespiegelstijging wordt versterkt door bodemdaling als gevolg van

aardgaswinning, veenoxydatie en klink. De kruin van de zeedijk zal door de

gaswinning tot 2050 nog ongeveer 0-15 cm en door veenoxydatie en klink nog

maximaal 10 cm dalen. Dat is totaal dus 0-25 cm. Deze daling is het grootst tussen

Delfzijl en de Eemshaven en het kleinst langs de Dollard.

De verwachte relatieve zeespiegelstijging bedraagt hierdoor in de W-scenario’s

maximaal circa een halve meter in 2050 en maximaal circa een meter in 2100.

Indien we uit-gaan van de zeespiegelstijging die door de Deltacommissie wordt

aangehouden liggen deze getallen 15 resp. 35 cm hoger.

Adaptatiemaatregelen

Op basis van de gebiedskenmerken en de te verwachten klimaateffecten is

voor de volgende thema’s onderzocht wat de noodzaak en mogelijkheden voor

klimaatadaptatie zijn:

• Kustveiligheid

• Watertekort

• Wateroverlast

• Hittestress

Kustveiligheid

Dit thema is van eminent belang voor een klimaatbestendige ontwikkeling van

de Eemsdelta. In het rapport zijn alleen voor de Eemshaven keuzes gemaakt. Voor

Delfzijl geldt een specifieke situatie, waarbij nog nader onderzoek nodig is.

Voor het grootste deel van de kust is gewerkt met de volgende twee

hoofdalternatieven:

• traditionele kustverdediging (ophogen en verbreden van de bestaande

zeedijk)

• verbrede kustverdediging (robuuster en flexibeler met meer kansen voor

andere functies)

Om beide alternatieven goed met elkaar te kunnen vergelijken zijn ze in

het rapport gescheiden behandeld. In de praktijk zullen ze ook deels naast

elkaar kunnen worden toegepast op basis van maatwerk. Beide alternatieven

hebben voor- en nadelen. Een verbrede kustverdediging leidt tot verlies aan

areaal hoogwaardige landbouwgrond en geeft mede daardoor hogere kosten.

Voordelen zijn:

• grotere robuustheid en flexibiliteit

• bijdrage aan het herstel van het Eems-estuarium

• kansen voor recreatie, natuur, wonen en alternatieve landbouw

• mogelijkheden voor bufferwerking tegen zoute kwel

• innovatieve kustverdediging als exportproduct

Om een verantwoorde keuze tussen de alternatieven te kunnen maken is verdere

onderbouwing nodig in een detaillering van het ontwerp en een vergelijking van

de voor- en nadelen en de kosten en baten van de alternatieven. Het moment

van een eventuele omschakeling van een traditionele naar een verbrede

kustverdediging kan worden bepaald aan de hand van het daadwerkelijke tempo

van de zeespiegelstijging. Dat zal doorgaans op (middel)lange termijn gebeuren.

De maatregelen die nodig zijn om de huidige kustverdediging op korte termijn

op orde te brengen mogen een latere omschakeling niet onmogelijk maken.

Page 5: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Er zijn vijf verschillende kustzones op basis van specifieke gebiedskenmerken

onderscheiden. Er zijn drie groene dijktrajecten en twee specifieke hotspots

Eemshaven en Delfzijl. Hierna worden eerst de trajecten met de voorgestelde

aanpak in de beide varianten beschreven en vervolgens de hotspots.

Westelijk van de Eemshaven

Dit traject ligt relatief beschut achter de zandplaten van de Waddenzee.

Bovendien liggen hier langs het meest westelijke deel van de kust kwelders.

Verder liggen er in het achterland slaperdijken die in het algemeen voldoende

hoog en stabiel zijn om de gevolgen van een overstroming te kunnen beperken.

Van een klein gedeelte (800 m) voldoet de buitenbekleding niet. De stabiliteit

van de bekleding voldoet over het grootste deel van dit dijktraject juist aan de

normen.

Tussen Eemshaven en Delfzijl

Hier ontbreken slaperdijken waardoor de gevolgen van een dijkdoorbraak

relatief groot zullen zijn. De zeedijk ligt vrij onbeschut, zodat golfwerking, ook

al is die niet frontaal bij noordelijke winden, hier sterk kan doorwerken. De

bodemdaling is hier ook relatief groot.

De zeedijk voldoet op veel plaatsen niet aan de toetsingsnormen voor het

buitentalud en voor de macrostabiliteit aan de binnenzijde. Versterking zal

veel inspanning en geld kosten. Overwogen kan worden om hier een verbrede

kustverdediging te realiseren. Daar is in principe ruimte voor.

Dit gebied leent zich goed voor het uitvoeren van een pilotproject in het

kader van het Deltaprogramma, waarbij onder meer gekeken wordt naar de

voor- en nadelen en de kosten en baten van een verbrede kustverdediging en

naar de relaties met het concept van meerlaagse kustveiligheid.

Het eindrapport bevat een voorstel voor een dergelijke pilot dat in overleg

met het Deltaprogramma is ontwikkeld.

Dollardkust (Delfzijl-Nieuwe Statenzijl)

Hier zijn slaperdijken aanwezig, zij het minder goed ontwikkeld dan in het

noorden van Groningen. De getijwerking is langs dit traject het grootst. Daarom

is een landwaartse kustverdediging hier het meest effectief voor herstel van het

Eems-estuarium. Bovendien zijn de kwelders hier goed ontwikkeld en is een

voorlandversterking daardoor minder opportuun. De buitenbekleding van de

huidige zeedijk voldoet op enkele plaatsen niet aan de normen. De bodemdaling

is hier gering.

In deze drie groene kustzones wordt de volgende aanpak voorgesteld.

2012-2020

Tot 2020 wijken de traditionele en de verbrede variant niet van elkaar af.

Er worden maatregelen genomen om de huidige primaire kering aan de

toetsingsnormen te laten voldoen. Het fundament van de zeedijk wordt

verstevigd door voorlandversterking met kwelders en biobouwers. Hiervoor

kan eventueel baggerspecie uit de vaargeulen worden gebruikt. De

voorlandversterking komt tevens de stabiliteit van de dijk ten goede, waardoor

bepaalde onderhoudsmaatregelen achterwege kunnen blijven. Waar al

kwelders liggen, zoals langs de Dollard en een deel van de kust ten westen

van de Eemshaven, hoeft geen of slechts een beperkte voorlandversterking

te worden toegepast. Coupures, doorgangen en kunstwerken in slaperdijken

worden afsluitbaar gemaakt. Met name langs de Dollardkust moeten bepaalde

slaperdijken worden versterkt om voldoende hoogte en stabiliteit te hebben.

Zoet-zoutovergangen met vispassages kunnen worden aangelegd of verbeterd.

Page 6: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

2020-2030

In de traditionele variant wordt de zeedijk na 2020 verder verhoogd en verbreed

zodat deze voldoet aan de dan geldende normen. Tussen de Eemshaven en

Delfzijl wordt achter de zeedijk een slaperdijk aangelegd om de gevolgen van

een eventuele dijkdoorbraak te beperken.

In de verbrede variant wordt de huidige zeedijk overslagbestendig gemaakt. De

aangepaste en deels versterkte slaperdijken worden verder opgewaardeerd om

incidentele overstroming van de overslagbestendige dijk op te kunnen vangen.

Tussen de Eemshaven en Delfzijl wordt op gemiddeld 500 m achter de huidige

zeedijk een nieuwe slaperdijk aangelegd.

Na 2030

Tussen de Eemshaven en Delfzijl wordt begonnen met de voorbereiding van

intergetijdegebied tussen de slaperdijk en de overslagbestendige dijk. De

slaperdijk wordt beperkt versterkt. Vervolgens wordt de slaperdijk in alle trajecten

verder opgewaardeerd tot primaire kering. Door de golfbrekende werking van

de overslagbestendige dijk hoeft de slaperdijk niet zo hoog te worden als een

enkelvoudige kering. De overslagbestendige dijk wordt doorlatend gemaakt

met afsluitbare inlaatwerken en duikers, zoals in de polder Breebaart. Tussen

de slaperdijk en de overslagbestendige dijk wordt zoutwater toegelaten en

intergetijdegebied met gedempt tij en zoet-zoutovergangen ontwikkeld.

Eventueel wordt hierachter een zoetwatergebied aangelegd als buffer tegen

zoute kwel en/of voor de zoetwaterbehoefte.

In de beide hotspots is de aanpak als volgt.

Eemshaven

Een deel van de haventerreinen en bedrijfsgebouwen in de Eemshaven ligt

buitendijks. Door de zeespiegelstijging zal het buitendijkse gebied in 2050

eens per 30 tot 150 jaar onder water komen. Dat is circa 5 keer zo vaak als in de

huidige situatie. De daardoor toenemende overstromingsschade maakt het

voor Groningen Seaports en de afzonderlijke bedrijven financieel haalbaar om

op basis van maatwerk maatregelen te nemen. Te denken valt aan gefaseerde

terreinophoging, gebruik van mobiele kades en/of overstromingsbestendige

bedrijfsvoering. Dergelijke maatregelen zijn goed in de levenscyclus van

bedrijven in te passen.

Om de binnendijkse bedrijvigheid te beschermen moeten de zeekeringen tussen

2020 en 2030 circa 50 cm worden verhoogd. Het is van belang dat de hiervoor

benodigde ruimte daar nu voor wordt gereserveerd.

Delfzijl

Er wordt één op één aangesloten bij de plannen die in het kader van het project

MARCONI worden ontwikkeld. Daarin wordt ernaar gestreefd om verhoging

van de huidige primaire kering (damwand) voorlopig te voorkomen door

het opwaarderen van de beschermende functie van de schermdijk, die voor

Delfzijl langs in de Eems ligt. Onderzocht wordt of dit mogelijk is, of dat toch de

bestaande primaire kering moet worden opgehoogd.

Tot 2020 wordt de schermdijk opgehoogd. Dit wordt gekoppeld aan het plaatsen

van een rij windturbines op de schermdijk en de aanleg van een vooroever.

Door het programma Building with Nature wordt uitgezocht hoe dit kan worden

uitgevoerd.

Page 7: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Na 2020 wordt de vooroever verder ontwikkeld. Afhankelijk van de keuze kan de

schermdijk verder opgewaardeerd worden tot primaire kering of kan de zeedijk

langs het Chemiepark verder verhoogd worden.

Stormvloedkering in de Eems (Menkemadam)

De aanleg van een stormvloedkering in de Eems tussen Nederland (Eemshaven)

en Duitsland (Emden) biedt een alternatieve mogelijkheid voor kustverdediging.

De Menkemadam is daar een voorbeeld van. Binnen het Programma naar

een Rijke Waddenzee zal het idee van deze stormvloedkering nader worden

beoordeeld. In afwachting van de resultaten daarvan gaan we er vooralsnog

vanuit dat de kustlijn van de Eemsdel-ta ongewijzigd blijft.

Zoetwatervoorziening

Toename watertekort in droge perioden

Nu ontstaat in een extreem droge periode van 20 dagen in de Eemsdelta een

zoetwatertekort van ongeveer 0,35 miljoen m3. Dat komt onder meer omdat

de aanvoercapaciteit van IJsselmeerwater te Gaarkeuken gelimiteerd is. Door

de klimaatverandering kunnen droge situaties vaker voorkomen en extremer

worden. Dit leidt tot een toename van het tekort aan zoetwater.

In de klimaatscenario’s met ongewijzigde luchtstromingspatronen (G en W)

verandert het huidige tekort nauwelijks. In de scenario’s met toenemende

oostenwinden in de zomer (G+ en W+) neemt de vraag naar zoetwater in de

Eemsdelta over juli en augustus in een extreem droog 2050 echter met 1,8 en 3,5

miljoen m3 toe.

Daar komt een toename van de (proces)watervraag bij door met name de

ontwikkeling van de industrie in de Eemshaven. Die bedraagt over juli en

augustus 1 tot 2,5 miljoen m3 en die staat dus los van de klimaatverandering.

Onderstaande tabel toont hoe het huidige zoetwatertekort in de toekomst kan

toenemen.

KlimaatscenarioToename zoetwatertekort over juli en augustus in extreem droog 2050 (in Mm3)Klimaatverandering Watervraag industrie Totaal

G 0 1-2,5 1-2,5 G+ 1,8 1-2,5 2,8-4,3

W 0 1-2,5 1-2,5

W+ 3,5 1-2,5 4,5-6

De verwachte toename van het watertekort t.o.v. de huidige situatie zou dus

aanzienlijk kunnen zijn. Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om het tekort

te beperken.

Er zal dus altijd IJsselmeerwater nodig zijn voor de zoetwatervoorziening in

het projectgebied. Het vergroten van de aanvoer van IJsselmeerwater, zal in de

toekomst (en vooral in het W+-scenario) lastig zijn omdat dan de aanvoer van

rivierwater naar het IJsselmeer laag is. Vanuit de andere regio’s in Nederland zal er

een grote vraag zijn naar zoetwater. Dit verhoogt de druk op de beschikbaarheid

van IJsselmeerwater.

Page 8: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Adaptatiemaatregelen zoetwatervoorziening

De mogelijkheid bestaat om het toenemende watertekort op te vangen door

meer drinkwater (grondwater) te gebruiken en/of meer zeewater te ontzilten. Dat

gebeurt nu ook al. Het is echter kostbaar en weinig duurzaam. Het is dus zaak om

in te zetten op andere maatregelen.

- Verminderen waterverbruik

Om verspilling tegen te gaan en zuinig gebruik van grondstoffen en energie te

bevorderen, moet te allen tijde getracht worden om het waterverbruik terug te

dringen. Mogelijkheden daarvoor zijn:

• Verminderen doorspoeling oppervlaktewatersysteem om verzilting tegen te

gaan.

• Verminderen waterverbruik industrie door waterbesparing, hergebruik en

cascadering van waterstromen.

• In de landbouw minder of preciezer beregenen, droogteresistente

gewassen ontwikkelen en bodemstructuur verbeteren om waterbergend en

vochtleverend vermogen te vergroten.

- Vasthouden en bergen van water

• Meer water vasthouden en bergen binnen de regio door verbreden van

watergangen, aanleg van kleinschalige bergingsgebieden en flexibel

peilbeheer.

• Benutten van grootschalige waterbergingsgebieden buiten de regio voor

zoetwatervoorziening door extra peilopzet.

- Waterfabriek voor industriewatervoorziening

• Aanvoer van oppervlaktewater door een buisleiding vanuit het Eemskanaal

naar de Eemshaven met spaarbekken als buffer en drinkwater als back-up.

North Water heeft hiervoor een haalbaarheidsstudie gedaan. Het plan

is vooralsnog uitgesteld omdat er onvoldoende financiële steun bij de

bedrijven is.

Water vasthouden en bergen

Er is globaal nagegaan in hoeverre de regio zelf de verwachte toename van het

watertekort zou kunnen dekken door het vasthouden en bergen van water (in

het Deltaprogramma wordt de waterbehoefte de komende tijd nauwkeuriger

bepaald).

De extra watervraag van de industrie zou door de aanleg van een spaarbekken

bij de Eemshaven kunnen worden opgevangen. Daarnaast zou naar schatting 1

miljoen m3 water opgeslagen kunnen worden in natuurvriendelijke oevers van

waterlopen in de regio. In scenario G en W zou dat soelaas kunnen bieden, echter

in de andere scenario’s niet.

In scenario G+ en W+ zou dan nog circa 800 resp. 2.500 hectare berging in open

water nodig zijn. Dat is 1 tot 3 keer de oppervlakte van het Oldambtmeer, nog

afgezien van het spaarbekken bij de Eemshaven. Dat zou een onaanvaardbare

aanslag op de beschikbare ruimte en de bijzondere landschappelijke kwaliteit

van de Eemsdelta betekenen.

We moeten er verder rekening mee houden dat het opzetten van

oppervlaktewaterpeilen in de zomer strijdig kan zijn met het ecologisch

functioneren van waterlichamen zoals dat bijvoorbeeld vanuit de Europese

Kaderrichtlijn Water (KRW) wordt vereist. Onder natuurlijke omstandigheden

zullen waterstanden in de zomer immers juist moeten uitzakken.

De conclusie is dat het vergroten van de opslagcapaciteit van zoetwater in de

Eemsdelta, afhankelijk van het klimaatscenario, maar ten dele een oplossing

biedt.

Page 9: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Ten westen en zuiden van de regio bevinden zich waterbergingsgebieden, die in

extreem natte perioden kunnen worden ingezet om wateroverlast in kwetsbare

gebieden te voorkomen. Dit zijn veelal natuur- en landbouwgebieden, die vanuit

hun functie ongeschikt zijn om daarnaast ook als voorraadbekken te dienen.

Verder kan de waterstand in bepaalde meren (o.a. Oldambtmeer) tijdelijk worden

verhoogd (0,5 m) om in extreem natte situaties water te bergen. Dit biedt in

principe ook mogelijkheden om zoetwater op te slaan voor droge situaties. Het is

echter de vraag of die voorraadfunctie te verenigen valt met de andere functies

van het betreffende meer (wonen, recreatie, natuur). Dan ligt het eerder voor de

hand om elders een groot bekken aan te leggen waarin een grote fluctuatie van

de waterstand mogelijk is en dat zowel voor extreem natte als droge situaties

dienst kan doen. Binnen het Deltaprogramma wordt momenteel onderzocht hoe

de zoetwatervoorziening in de toekomst eruit kan zien. De resultaten daarvan

zijn in 2014 beschikbaar.

Wateroverlast

Wateroverlast vanuit de boezemsystemen

De gemiddelde neerslag in de winter zal in 2050 met 4-14% zijn toegenomen

t.o.v. de periode 1976 t/m 2005. Daardoor zal meer water op de boezemsystemen

van de waterschappen worden geloosd. De mogelijkheden om overtollig

boezemwater via spuisluizen op het buitenwater te lozen nemen tegelijkertijd af

door zeespiegelstijging en bodemdaling. Langs bepaalde boezemtrajecten zal

o.a. door nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een hogere veiligheid vereist zijn. In

het project Droge Voeten 2050 wordt momenteel onderzocht welke maatregelen

noodzakelijk zijn om tot 2050 voldoende veiligheid tegen wateroverlast te

kunnen bieden. Dat kan bijvoorbeeld gaan om verhoging van boezemkaden,

aanleg van waterbergingsgebieden en de bouw van gemalen. De resultaten zijn

in 2014 beschikbaar.

Het is niet de verwachting dat grootschalige waterbergingsgebieden in de

Eemsdelta moeten worden aangelegd. Waarschijnlijk zal in Delfzijl op termijn

de huidige spui- en/of gemaalcapaciteit moeten worden vergroot. De ruimte

die daarvoor nodig is, moet nu al worden gereserveerd. Wanneer dat om

bedrijventerrein gaat, kan dat financiële consequenties hebben. Er moet ook

ruimte worden gereserveerd voor het verbreden van boezemkaden.

Regionale wateroverlast

In polders zullen door de toenemende neerslag in de winter de watergangen

steeds vaker buiten hun oevers treden. Dit is op te lossen met sterkere

poldergemalen en ruimere watergangen maar daardoor neemt de belasting

op de boezemsystemen echter toe. Het kan daarom zinvol zijn om de

pompcapaciteit niet te vergroten en zo in extreem natte situaties meer water in

de polders vast te houden in plaats van op de boezem te lozen.

De zwaardere zomerse piekbuien zullen in bebouwd gebied steeds vaker

wateroverlast op straat en in kelders veroorzaken. Dat is deels afvalwater uit

riolen. Riooloverstorten zullen steeds vaker het oppervlaktewater vervuilen, ook

in het buitengebied.

Gemeenten zijn al geruime tijd samen met de waterschappen bezig om hier hun

waterbeheer beter op af te stemmen. De klimaatverandering vraagt daar extra

aandacht en inspanning voor.

Page 10: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

10

Page 11: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Hittestress

Hittestress kan in uitzonderlijk warme omstandigheden optreden bij zowel

mensen, dieren als planten. Het speelt vooral in bebouwd gebied bij oudere en

zieke mensen en in de landbouw.

Bebouwd gebied

Menselijke hittestress treedt vooral op in grote steden en is in de Eemsdelta dus

een relatief beperkte opgave. De herstructurering van woonwijken in de regio

biedt echter kansen voor meer water en vooral meer groen in de openbare

ruimte. Daarbij kunnen combinaties met maatregelen tegen wateroverlast

worden gezocht. De transformatie van de bestaande woningvoorraad in de regio

biedt kansen om woningen en andere gebouwen niet alleen energiezuiniger,

maar tegelijk klimaatbestendiger te bouwen.

Landbouw

De landbouwsector doet onderzoek naar andere teeltmethoden met een

koelend effect, het telen van hitte- en droogtegevoelige gewassen en het

verbeteren van de bodemstructuur om. Veehouders moeten wellicht in de

toekomst meer investeren in de koeling van stallen.

Page 12: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta
Page 13: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

1Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

InhoudsopgaveSamenvatting

1 De opgave 3

2 Ontwikkelingen in de regio 7

3 Klimaatadaptatie in de kustzone 9

4 Klimaatadaptatie zoetwatervoorziening 35

5 Wateroverlast 47

6 Hittestress 53

7 Hotspot Eemshaven 55

8 Hotspot Delfzijl 61

9 Pilot kustverdediging kustzone

Eemshaven - Delfzijl 65

10 Pilot zoetwatervoorziening

industriewater Eemshaven 69

11 Agenda Klimaatadaptatiemaatregelen 73

Bijlagen

Page 14: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

2

Figuur 1. Schematische weergave van de samenhang tussen het project IKE en andere planvormingstrajecten incl. globale tijdsplanning.

Page 15: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

3Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

1 De opgave1.1 Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta in perspectief

In het kader van het Bestuursakkoord Eemsdelta wordt door de provincie

Groningen en de gemeenten Delfzijl, Eemsmond, Appingedam en Loppersum

samen met de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze & Aa’s gewerkt aan een

integrale ontwikkelingsvisie voor de regio Eemsdelta. Klimaatverandering heeft

een belangrijke invloed op deze toekomstige regionale ontwikkeling. Daarom

is in het bestuursakkoord een afzonderlijk project Integrale Klimaatadaptatie

Eemsdelta (IKE) opgenomen. Het doel is om de klimaatbestendigheid van de

regio te vergroten met behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteiten en

de sociaal-economische potenties.

Er is tot op heden al veel energie gestoken in het vergaren van kennis over

klimaatadaptatie. Als vervolg hierop is in het project IKE getracht om zo

concreet mogelijke, uitvoerbare, gebiedsgerichte maatregelen voor te stellen.

Dit is gedaan via suggesties voor gebiedsgerichte oplossingsrichtingen,

het formuleren van geen-spijt-maatregelen en het beknopt uitwerken van

pilotprojecten voor kustverdediging en zoetwatervoorziening.

Er zijn meerdere oplossingen voor klimaatverandering. Daarom zijn er

bijvoorbeeld voor kustverdediging en zoetwatervoorziening verschillende

alternatieven voorgesteld. Dit betekent dat er in dit rapport over enkele

belangrijke onderwerpen nog geen keuzes gemaakt (kunnen) worden. En

dit werd met dit onderzoek ook niet beoogd. Het project heeft meer inzicht

opgeleverd in de belangrijkste onderwerpen voor klimaatadaptatie, de

omvang van de problematiek, de termijn waarop deze spelen en de richting

van mogelijke concrete klimaatadaptatiemaatregelen. Dat inzicht is nodig

om de maatschappelijke discussie over belangrijke ruimtelijke keuzes en

investeringsbeslissingen goed te kunnen voeren.

Voor het maken van die keuzes en het nemen van die beslissingen is meer tijd

nodig. In het licht van het voorgaande heeft de provincie Groningen mede

namens de andere partners Royal Haskoning opdracht gegeven om in het

project IKE de volgende producten op te leveren:

1. Een regionale klimaatadaptatieagenda met concrete maatregelen voor de

korte, middellange en lange termijn.

2. Ruimtelijke opgaven met keuzes die voortvloeien uit klimaatadaptatie.

3. Ruimtelijke ontwerpen voor de toekomstige ontwikkeling van twee

regionale hotspots.

Deze resultaten dienen als input voor het Deltadeelprogramma Wadden en

Zoetwater en het project Droge Voeten 2050, dat ingaat op de vragen rondom

wateroverlast vanuit de boezemsystemen. Het project IKE is te beschouwen

als een belangrijke bijdrage van de regio aan deze programma’s (bottom up

benadering). De keuzes voor klimaatadaptatiemaatregelen zullen in het kader

van de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta, het Deltaprogramma en het project

Droge Voeten 2050 worden gemaakt, op basis van uitgebreid onderzoek. Deze

kunnen vervolgens vastgelegd worden in ruimtelijke plannen (structuurvisies

en bestemmingsplannen). In figuur 1 is de plaats van het project IKE in relatie tot

bovengenoemde planvormingstrajecten schematisch weergegeven.

Page 16: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

4

Figuur 2. Projectbied Integrale Klimaatadaptatie Eemsdelta Figuur 3 Focusgebieden IKE

Page 17: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

5Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

1.2 Projectgebied en afbakening onderwerpen

1.2.1 Projectgebied

Het projectgebied betreft de gemeenten Eemsmond, Loppersum, Appingedam

en Delfzijl. Daarnaast is ook de kustzone van de gemeente Oldambt betrokken

in de analyse van mogelijke klimaateffecten en de formulering van maatregelen.

Voor twee belangrijke locaties, de regionale hotspots Eemshaven en Delfzijl,

is nader ingezoomd op de implicaties van klimaatverandering (zie figuur 2).

Klimaatverandering houdt niet op bij de grenzen van gemeenten, provincies en/

of landen, waar nodig is over de grenzen van het projectgebied heen gekeken.

Dit geldt bijvoorbeeld voor maatregelen in het Eems-Dollardestuarium en de

zoetwatervoorziening.

1.2.2 Onderwerpen en tijdsperspectief

De onderwerpen waar in het project IKE op ingegaan wordt zijn:

1. Kustveiligheid

2. Watertekort/zoetwatervoorziening

3. Wateroverlast

4. Hittestress

De geformuleerde klimaatmaatregelen zijn voor zover mogelijk gerangschikt

naar:

1. Korte termijn (2012 – 2015)

2. Middellange termijn (2015 – 2025)

3. Lange termijn (2025 – 2050)

De begrenzing van deze periodes zijn arbitrair en in dit document worden ook

andere begrenzingen gebruikt. In alle gevallen zijn dit slechts indicaties.

1.3 WerkwijzeIn het project zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd:

1. Door middel van interviews zijn standpunten en inzichten van de

belangrijkste spelers in het gebied bepaald. Vervolgens is in een

actorenanalyse inzicht verkregen in het krachtenveld en de bereidheid

van betrokken partijen om mee te werken aan een klimaatbestendige

Eemsdelta.

2. Er is geanalyseerd in hoeverre de aspecten kustveiligheid,

waterhuishouding, landbouw, ecologie, stedelijk gebied en landschap

beïnvloed worden door toekomstige veranderingen in het klimaat. De

projectgroep IKE (zie bijlage 3) heeft op basis van deze analyse aangegeven

dat de meeste aandacht nodig is voor de aspecten kustveiligheid en

zoetwatervoorziening (zie figuur 3). De aspecten wateroverlast, hittestress

(in stedelijk gebied) en landbouw zijn eveneens nader beschouwd.

3. Daarnaast is ingezoomd op klimaatadaptatiemaatregelen voor de twee

regionale hotspots Eemshaven en Delfzijl.

4. De klimaatadaptatiemaatregelen zijn zoveel mogelijk gebiedsgericht en

integraal uitgewerkt naar maatregelen voor de korte, middellange en lange

termijn. En er is globaal aangegeven welke partijen hierbij betrokken dienen

te worden.

5. In twee integrale werksessies (Eemsdelta Nu en Later) zijn met

stakeholders uit het projectgebied de twee aspecten kustverdediging en

zoetwatervoorziening verder uitgewerkt (zie bijlage 2 voor uitkomsten).

Hierbij is ingegaan op de technisch-inhoudelijke aspecten en is nagegaan

welke partij zich eigenaar voelt of voordeel of nadeel heeft van een

bepaalde adaptatiemaatregel.

Page 18: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

6

Dit biedt aanknopingspunten voor financiering en voor de rolverdeling bij

de totstandkoming van de maatregel.

6. Daarnaast zijn met een aantal belangrijke partners (m.n. waterschappen,

landbouw, rijk) één-op-één gesprekken gevoerd om hun standpunten

zo goed mogelijk in de voorstellen voor klimaatadaptatiemaatregelen te

verwerken en zo tot een zoveel mogelijk gedragen klimaatadaptatieagenda

te komen.

1.4 Stakeholder participatieDe “kracht van eigenaarschap” vormde een belangrijk uitgangspunt bij het

komen tot een klimaatadaptatieagenda. Dit eigenaarschap is een nadrukkelijke

vorm van commitment van de stakeholders als voorwaarde voor een realistisch

en succesvol uitvoeringsprogramma. Dit uitgangspunt heeft vorm en invulling

gekregen door twee essentiële onderdelen in het proces. Allereerst is een

beeld gevormd van het ‘krachtenveld’ in de regio door middel van interviews.

Ten tweede is tijdens twee integrale werksessie “Eemsdelta, nu en later’

samen met de stakeholders toegewerkt naar een verdere uitwerking van

adaptatiemaatregelen in de focusgebieden.

De resultaten van de krachtenveldanalyse en de werksessies zijn weergegeven in

bijlage 2. Samenvattend zijn de volgende conclusies te trekken:

1. Door het druk (en bont) geheel aan projecten en programma’s met ieder

een eigen dynamiek en afstemmingscircuit is het voor de stakeholders niet

altijd even gemakkelijk om op de juiste niveau’s en in het juiste project hun

bijdrage in te brengen.

2. De meeste stakeholders zijn enthousiast over het realiseren van concrete

maatregelen, maar zijn gereserveerd over deelname in een nieuw

“praatcircuit”.

3. De scope van de belangrijkste stakeholders is vooral gericht op de korte

termijn. Organisaties als LTO, Groningen SeaPorts en waterschappen zijn

zelf al actief als het gaat om de realisatie van adaptatiemaatregelen. Denk

bijvoorbeeld aan de toepassing van druppelirrigatie, de oprichting van de

pootgoedacademie, het vergroten van het waterbergend vermogen van het

landschap of de voorbereiding van een Green Deal.

4. Voor de (middel)lange termijn en de uit te stippelen koers zien wij een

belangrijke rol voor de provincie. De toegevoegde waarde voor de

Ontwikkelingsvisie Eemsdelta vanuit het project IKE ligt vooral in de

vertaling van de (middel)lange termijn naar adaptatiemaatregelen.

Hierbij wordt in het bijzonder een antwoord verlangd als het gaat om de

kustverdediging en de zoet-watervoorziening.

1.5 Ontwikkeling alternatieven kustveiligheid en zoetwatervoorziening Voor de thema’s kustveiligheid en zoetwatervoorziening zijn “denkbare”

alternatieven voor klimaatadaptatiemaatregelen ontwikkeld. Hierbij is gewerkt

vanuit extremen in klimaatscenario’s (G en W+) en in oplossingsrichtingen (bijv.

traditioneel en verbrede kustverdediging). Deze werkwijze verschaft ons een

goed beeld in de bandbreedte van mogelijke maatregelen waarbij de effecten

globaal en waardenvrij zijn weergegeven. Hiermee is niet gezegd dat de

gepresenteerde alternatieven ook de maatregelen zijn die als zodanig uitgevoerd

gaan worden. Vaak zijn combinaties mogelijk van klimaatadaptatiemaatregelen

Page 19: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

7Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

die in de alternatieven gepresenteerd worden. Hiermee is ook gezegd dat

er door de projectgroep IKE nog geen keuze voor een klimaatmaatregel is

gemaakt. Hiervoor wordt voorgesteld om nader onderzoek te doen om voor

kustverdediging en zoetwatervoorziening inrichtingsvarianten te ontwikkelen

en deze te beoordelen op doelbereik, effecten en kosten en baten. In de

klimaatadaptatieagenda (hoofdstuk 11) is ook aangegeven dat ruimtelijke

reserveringen noodzakelijk zijn om klimaatmaatregelen te kunnen nemen. Het is

van belang om zich te realiseren dat hiervoor goede afstemming nodig is tussen

grondbezitters (landbouw, GSP, particulieren en ondernemers) en overheden

die de nodige klimaatmaatregelen zullen faciliteren en mogelijk financiële

consequenties kunnen hebben.

Page 20: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta
Page 21: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Code Naam Toelichting

G Gematigd 1o C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990

geen verandering in luchtstromingspatronen West-Europa

G Gematigd+ 1o C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990

zomers warmer en droger door meer oostenwind

winters zachter en natter door meer westenwind

W Warm 2o C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990

geen verandering in luchtstromingspatronen West-Europa

W+ Warm+ 2o C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990

zomers warmer en droger door meer oostenwind

winters zachter en natter door meer westenwind

9Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

2 Ontwikkelingen in de regio2.1 Klimaat en doorwerking in beleid

2.1.1 Klimaatscenario’s

Het tempo en de mate waarin ons klimaat verandert zijn onzeker omdat we

de werking van het klimaatsysteem nog onvoldoende kennen. Om zo goed

mogelijk met deze onzekerheden om te gaan, heeft het KNMI vier verschillende

scenario’s ontwikkeld, de KNMI’06-scenario’s. Deze scenario’s zijn allemaal

aannemelijk, maar met de huidige kennis is niet aan te geven welk scenario het

meest waarschijnlijk is. Hoe ons klimaat verandert is vooral afhankelijk van de

wereldwijde temperatuurstijging en van veranderingen in de stromingspatronen

van de lucht in onze omgeving (West-Europa) en de daarmee samenhangende

veranderingen in de wind. De indeling van de scenario’s is daarom op deze twee

aspecten gebaseerd (bron: Uitvoeringsprogramma klimaatadaptatie provincie

Groningen 2012; (zie figuur 4).

In elk KNMI’06-scenario komen de volgende aspecten van de klimaatverandering

in Nederland en omgeving terug:

• zachte winters en warme zomers komen vaker voor;

• de winters worden gemiddeld natter en ook de extreme

neerslaghoeveelheden nemen toe;

• extreme regenbuien in de zomer worden heviger, maar het aantal zomerse

regendagen wordt juist minder;

• de veranderingen in het windpatroon zijn klein ten opzichte van de

natuurlijke grilligheid;

• de zeespiegel blijft stijgen. Figuur 4. Overzicht van de vier KNMI'06-klimaatscenario's voor Nederland met legenda.

Page 22: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

10

In tabel 1 zijn de klimaatveranderingen rond 2050 ten opzichte van het basisjaar

1990 (beschreven met klimaatgegevens van 1976 t/m 2005) gekwantificeerd

per klimaatscenario. De veranderingen rond 2100 ten opzichte van het basisjaar

1990 zijn ongeveer twee keer zo groot.

2.2 Belangrijke regionale ontwikkelingen

Naast de klimaatontwikkelingen zijn er ook andere belangrijke regionale

ontwikkelingen in de Eemsdelta waar rekening mee moet worden gehouden

bij de keuzes voor klimaatadaptatiemaatregelen. In de uitwerking van de

klimaatadaptatiemaatregelen is rekening gehouden met bodemdaling,

industriële ontwikkeling, ontwikkeling in de ecologie, de landbouw en

bevolkingskrimp.

2.1.2 Keuze klimaatscenario en klimaatadaptatiemaatregelen

Om de gevolgen van de klimaatverandering zo realistisch mogelijk te

bepalen is in het project IKE uitgegaan van de totale bandbreedte van de

klimaatscenario’s en dus niet alleen van de meest pessimistische scenario’s. Die

laatste scenario’s zijn echter van belang omdat ze aangeven in welke richting

het klimaat uiteindelijk zal veranderen en welke soort maatregelen we moeten

nemen om er ook op langere termijn geen spijt (‘no regret’) van te krijgen. De

G-scenario’s leiden uiteindelijk tot dezelfde effecten als de W-scenario’s, alleen

duurt het ongeveer twee keer zo lang. Beleid volgens de W-scenario’s zal dus

doorgaans leiden tot het eerder starten met nemen van adaptatiemaatregelen.

Als de klimaatverandering vervolgens minder snel doorzet, kan het uitvoeren

van maatregelen worden getemporiseerd. De noodzaak wordt echter niet

minder. Daarom moeten adaptatiemaatregelen robuust en flexibel zijn,

zodat ze aangepast kunnen worden aan de daadwerkelijk optredende

klimaatveranderingen, ook als die sneller verlopen dan verwacht. Bij het ontwerp

van maatregelen moet hier rekening mee worden gehouden. De maatregelen

mogen adaptatie aan een snellere klimaatverandering in ieder geval niet kunnen

frustreren.

2050 G G+ W W+

Winter (dec t/m feb)

Gemiddelde temperatuur+0,9˚C +1,1˚C +1,8˚C +2,3˚C

Gemiddelde neerslaghoeveelheid+4% +7% +7% +14%

10-daagse neerslagsom die eens per 10 jaar wordt overschreden

+4% +6% +8% +12%

Zomer (juni t/m aug)

Gemiddelde temperatuur+0,9˚C +1,4˚C +1,7˚C +2,8˚C

Gemiddelde neerslaghoeveelheid+3% -10% +6% -19%

Dagsom van de neerslag die eens per 10 jaar wordt overschreden

+13% +5% +27% +10%

Potentiële verdamping+3% +8% +7% +15%

Intensiteit piekbuien+13% +5% +27% +10%

Zeespiegel

Absolute stijging 15-25 cm

15-25 cm

20-35 cm

20-35 cm

Tabel 1. Klimtaatveranderingen en zeespiegelstijging in 2050 per klimaatscenario. Bron: KNMI.

Page 23: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

11Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

3 Klimaatadaptatie in de kustzone3.1 Effecten klimaatverandering en bodemdaling op kustverdediging

Door de stijgende zeespiegel zal de kans op overstromingen toenemen, als

er verder geen maatregelen worden getroffen. Dit effect wordt nog versterkt

doordat de zeekering in de toekomst verder zal dalen door de bodemdaling,

vooral als gevolg van de aardgaswinning. De gevolgen van een overstroming

hangen onder meer af van de plaats waar die optreedt. De lager gelegen

gebieden zijn het meest kwetsbaar. De aanwezigheid van slaperdijken achter de

zeedijken kan een rol spelen om de gevolgen van een overstroming te beperken.

3.2 Verwachte zeespiegelstijging

De verwachte zeespiegelstijging bedraagt in 2050 in de G-scenario’s 15-25 cm

en in de W-scenario’s 20-35 cm. Rond het jaar 2100 is die 35-60 cm resp. 40-85

cm. De Deltacommissie heeft samen met het KNMI gezocht naar een plausibele

bovengrens voor de zeespiegelstijging om Nederland ook voor de lange termijn

veilig te maken tegen overstromingen. In dit scenario van de deltacommissie ligt

de bovengrens van de zeespiegelstijging in 2100 op 120 cm, circa 35 cm hoger

dan in de W-scenario’s.(http://www.knmi.nl/klimaatscenarios/aanvullend/DC/

index.php ).

3.3 Bodemdaling

In het projectgebied speelt bodemdaling door aardgaswinning, veenoxydatie en

klink.

De daling van de primaire waterkering door de aardgaswinning zal tot 2050 nog

ongeveer 0-15 cm bedragen (Statusrapport NAM 2010). Deze daling is het grootst

tussen Delfzijl en de Eemshaven en het kleinst langs de Dollard. Bodemdaling

als gevolg van veenoxydatie en klink zal tot 2050 maximaal 10 cm bedragen

(Schetsboek Klimaateffecten; Deltares, 2008). De totale daling van de primaire

kering kan hierdoor variëren tussen 0 en 25 cm.

Door de bodemdaling stijgt de zeespiegel extra t.o.v. de kruin van de zeedijken

(zie figuur 5). De verwachte relatieve zeespiegelstijging bedraagt hierdoor in

de W-scenario’s maximaal circa een halve meter in 2050 en maximaal circa

een meter in 2100. Indien we uitgaan van de zeespiegelstijging die door de

Deltacommissie wordt aangehouden liggen deze getallen 35 cm hoger. Hierbij

is geen rekening gehouden met een eventuele stijging van de te verwachten

hoogte van de golfslag.

Figuur 5. Absolute en relatieve zeespiegelstijging.

Page 24: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

12

3.4 Kustveiligheid

Kustveiligheid is van onbetwist belang en dient te allen tijde te worden

gewaarborgd. Het voldoen hieraan kan door in te zetten op:

• een traditionele kustverdediging (ophogen en verbreden van de dijk) of

• een verbrede kustverdediging die robuuster en flexibeler is en die meer

kansen biedt aan meekoppeling van andere functies (zie kader).

In de volgende paragrafen worden mogelijkheden voor traditionele en verbrede

kustverdediging naast elkaar gezet. Dit betekent dat er nog geen keuze of

voorkeur voor één van de alternatieven wordt uitgesproken. Hiervoor is eerst

verdere onderbouwing nodig in een detaillering van het ontwerp en een

vergelijking van de voor- en nadelen en de kosten en baten van de beschreven

alternatieven.

3.4.1 Adaptieve kustverdediging: robuustheid en flexibiliteit

Bij het ontwerpen van de alternatieven is rekening gehouden met de duurzame

veiligheid, waarbij de robuustheid en de flexibiliteit van belang zijn.

Robuust wil zeggen dat het systeem bestand is tegen extreme gebeurtenissen

en voldoet voor verschillende toekomstige ontwikkelingen. De robuustheid

van een verbrede kustverdediging is een gevolg van de toepassing van een

dubbele kering en de breedte van de verdedigingszone. Bij een verbrede

kustverdediging heeft de eerste dijk een golfdempende werking. Voor dijken is

de energie die gepaard gaat met een golfaanval de voornaamste oorzaak van een

dijkdoorbraak. De 2e dijk heeft een kerende werking en kan worden aangelegd

met een lagere kruinhoogte en een flauwer talud. Het eventueel verhogen van

ComCoast (Combined Functions in Coastal Defence Zones) is een Europees project, waarin

onderzoek is gedaan naar brede waterkeringen die overslag- of doorbraakbestendig zijn.

Met het oog op versnelde zeespiegelstijging door klimaatverandering, zijn via een aantal

pilots verschillende mogelijke toepassingen verkend van veilige en aantrekkelijke manieren

van kustbeheer (www.comcoast.org).

Voorbeelden van ComCoast-oplossingen zijn:

• golfoverslagbestendigedijken;

• verbeteringvandegolfreducerendewerkingvandevooroever;

• deaanlegvankweldersmetgetijbewegingindeprimairezeeweringdoorgebruik

van in- en uitlaatwerken of door binnendijks verleggen van de zeewering.

Op deze manier is er ook ruimte

voor natuur, nieuwe vormen van

landbouw, recreatie, meegroeiende

kustverdediging. Voor de haalbaarheid

van deze nieuwe mogelijkheden is veel

aandacht nodig voor communicatie,

stakeholderoverleg, draagvlak en

governance.

Page 25: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

13Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

het veiligheidsniveau van 1 keer per 4000 naar 1 keer per 10000 jaar is hierdoor

relatief makkelijk te realiseren doordat deze 2e dijk minder hoeft te worden

verhoogd dan bij een traditionele (enkellijns) kustverdediging. Als laatste

versterkt een verbrede kustverdediging het kustfundament, waardoor het beter

bestand is tegen extreme gebeurtenissen.

Flexibiliteit

Flexibel houdt in dat het systeem zich aanpast of eenvoudig is aan te passen aan

wijzigende omstandigheden. In een verbrede kustverdediging wordt gebruik

gemaakt van het natuurlijke proces van sedimentatie van slib en zand. Hierdoor

kan de kustzone meegroeien met de zeespiegelstijging. Dit kan niet bij een

traditionele enkellijns dijk. Daarnaast is er ook flexibiliteit t.a.v. aanpassen van

het veiligheidsniveau indien gewenst. In een verbrede kustverdediging is dit

eenvoudiger te bereiken dan in een enkellijns traditionele kustverdediging. Dit

betekent ook lagere kosten voor onderhoud en aanpassing aan toekomstige

ontwikkelingen.

Overstromingsrisicobenadering

Tot voor kort zijn de veiligheidsnormen gebaseerd op de kans dat een dijk

het zou begeven. Tegenwoordig zoals verwoord in de voorbereidingen op

het Deltaplan 2015 wil men uitgaan van overstromingsrisico’s en het aantal

slachtoffers als gevolg van deze overstroming. De risicobenadering is gebaseerd

op een meerlaagsveiligheid. Dat bestaat uit preventie, ruimtelijke inrichting

en rampenbestrijding. In een traditionele kustverdediging ligt de nadruk

vooral op de preventieve kant (beperken van de kans op doorbraak). In een

verbrede kustverdediging ligt de nadruk op preventie en gevolgbeperking (bijv.

slaperdijken of comcoast-concepten).

Nadeel is het verlies van belangrijk pootaardappelgebied waarvan het exacte

oppervlak en de baten ook bepaald zullen moeten worden (nota ruimtelijke

inrichting en waterveiligheid 2011).

3.4.2 Kustveiligheid en het Deltadeelprogramma Wadden

Het Deltadeelprogramma Wadden heeft als doel het ontwikkelen van een

integrale aanpak voor de veiligheid van de kust van de Waddeneilanden en het

vasteland. De insteek is om waterveiligheid te integreren met natuur en recreatie

en duurzame economische activiteiten.

Het Deltaprogramma wil nagaan op welke wijze we de klimaatveranderingen

vóór kunnen blijven. Hierbij wordt aangemoedigd om nieuwe strategieën

te ontwikkelen die een mogelijk alternatief kunnen vormen voor de huidige

traditionele dijkversterkingen op locaties waar dit ook goed kan. Hierbij kan

worden gedacht aan het meer benutten van natuurlijke processen (natuurlijke

sedimentatie met ophoging van het land (de dijk) door mosselbanken,

zeegrasvelden, kweldervorming) en een meer innovatieve en multifunctionele

kustversterking met goede koppelkansen voor de natuur- en recreatiefunctie. In

de Kustvisie van de provincie Groningen (2008) wordt zoveel mogelijk gestreefd

naar multifunctionele kustverdediging, zij het dat hierin zeer nadrukkelijk de

voorkeur wordt uitgesproken voor zeewaartse verbreding. Op locaties waar dit

moeilijk is wordt gepleit voor het inzetten op traditionele kustverdediging door

het verhogen en verbreden van de huidige primaire waterkering.

Adaptieve kustverdediging in de Eemsdelta dient zo goed mogelijk op

bovenstaande uitdagingen in te spelen, door:

• optimale meekoppelingen van meerdere functies, ingebed in een

totaalontwikkelingsconcept;

Page 26: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

14

Page 27: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

15Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

• een adaptief versterkingsconcept dat rekening houdt met afwijkende

klimaatscenario’s;

• oplossingen die bijdragen aan het tegengaan van de verslechterende

omstandigheden (herstel ‘gulden snede’, het evenwicht tussen de

getijwerking en de lengte, breedte en diepte van het estuarium, verbetering

waterkwaliteit, invang slib, herstel zout-zoetovergangen);

• oplossingen die zo natuurlijk mogelijk zijn en zo mogelijk zelf ‘meegroeien’

met de zeespiegelrijzing.

3.5 Kustverdediging in de Eemsdelta

Delen van de zeekeringen in Groningen zijn afgekeurd in de derde

toetsingsronde en voldoen op dit moment niet aan de daarin gestelde norm.

De directe veiligheidsopgave ligt dus in het versterken van de huidige keringen

tot de huidige veiligheidsnorm (1 keer per 4.000 jaar). Deze veiligheidsnorm is

onder meer afhankelijk van de economische functies die achter de dijk liggen.

Daarom is in het Westen van het land de veiligheidsnorm hoger (1 keer per

10.000 jaar). Door het toenemend belang van de Eemshaven (25-30% van de

Nederlandse energieproductie) en Delfzijl (20% van de Nederlandse chemie),

de aanwezigheid van de gasvelden en (toekomstige) gasrotonde neemt het

economisch belang achter de dijken wel toe. Volgens de laatste informatie uit het

Deltadeelprogramma Wadden zal dit (nog) niet leiden tot een verscherping van

de veiligheidsnormen voor de Groningse dijken naar 1 keer per 10.000 jaar.

Specifiek voor de Eems-Dollard is de onbalans in de ‘gulden snede’ van het

estuarium, dat is het evenwicht tussen het getij en de lengte, breedte en diepte

van het estuarium. Daardoor neemt het verschil tussen eb en vloed (de getijslag)

steeds verder toe, vooral in de Dollard, achterin het estuarium.

Een belangrijke ‘driver’ hiervoor is de diepe en relatief rechte toegang naar het

estuarium en de afname van intergetijdegebied. Verder heeft het water in de

Ems in Duitsland een hoge slibvracht met steeds toenemende slibdepositie,

wat vooral wordt toegeschreven aan de sterke getij-asymmetrie (Winterwerp in

Ocean Dynamics, 2011).

In het project IKE onderscheiden we vijf verschillende kustzones op basis van

specifieke gebiedskenmerken:

1. Westelijk van de Eemshaven (Noordpolderzijl - Eemshaven)

2. Eemshaven (hotspot)

3. Eemshaven - Delfzijl

4. Delfzijl (hotspot)

5. Dollardkust (Delfzijl - Nieuwe Statenzijl)

Voor deze gebieden worden zoveel mogelijk alternatieven beschreven die

uitgaan van enerzijds een traditionele kustverdediging en anderzijds een

multifunctionele kustverdediging.

Page 28: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

16

Figuur 6. Traditionele ontwikkeling (2012-2020) Figuur 7 Traditionele ontwikkeling (vanaf 2020)

Page 29: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

17Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

3.6 Westelijk van de Eemshaven

3.6.1 Gebiedskenmerken en opgave

Dit kustgedeelte ligt relatief beschut achter de ondiepe Waddenzee met

zandplanten. Kenmerkend voor het dijkgedeelte van Lauwersmeer tot en met

Eemshaven is de aanwezigheid van slaperdijken. Deze kunnen een gunstige rol

spelen bij het verminderen van overstromingsrisico’s. De slaperdijken langs dit

traject zijn in het algemeen voldoende hoog en stabiel (dit in tegenstelling tot

die langs de Dollard, Royal Haskoning, 2011). Het land achter de dijk ligt hoger

(oude kwelderwallen) en is een belangrijk landbouwgebied.

Het gedeelte tussen het Lauwersmeer en de Eemshaven voldoet thans nagenoeg

aan de veiligheidseisen. Alleen van een klein stuk dijk nabij de Eemshaven

voldoet de buitenbekleding niet (slechts 800 m). Daarnaast voldoet de stabiliteit

van de bekleding over het grootste deel van dit dijktraject net aan de norm.

De opgave voor dit kustgedeelte is voor de korte termijn het herstel van de

buitenbekleding en bij verdergaande zeespiegelrijzing versterking van de

gehele bekleding. Bij voortgaande zeespiegelstijging zal de dijk aangepast

moeten worden. Dit kan zowel op een traditionele manier als met verbrede

kustverdediging. Specifiek voor dit gebied is dat de slaperdijken een rol

kunnen spelen bij het realiseren van de kustveiligheid. Hiertoe zullen coupures,

doorgangen en kunstwerken goed afsluitbaar moeten worden gemaakt.

Innovatiemogelijkheden richten zich hier op het toepassen van een innovatieve

dijkbekleding of op het voorkómen van versterking van de bekleding. Ten

aanzien van dat laatste kan een verdergaande kwelder/voorlandversterking

dienstig zijn.

3.6.2 Maatregelen traditionele kustverdediging westelijk van de Eemshaven

Periode 2012-2020 (figuur 6)

De huidige dijk voldoet op nagenoeg alle plaatsen aan de toetsingsnormen en

zal op de zwakke plekken in de buitenbekleding (over circa 800 meter) versterkt

moeten worden om te voldoen aan de normen van de derde toetsingsronde. Het

kustfundament zou hier verder versterkt kunnen worden door ontwikkeling van

het voorland (kwelders en biobouwers).

Periode na 2020 (figuur 7)

In de periode na 2020 kan dan worden ingezet om de huidige primaire kering

verder te verhogen zodat deze voldoet aan de dan geldende normen.

Page 30: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

18

Figuur 8. Verbrede kustverdediging (2012-2020) Figuur 9. Verbrede kustverdediging (2020 - 2030)

Page 31: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

19Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

3.6.3 Maatregelen verbrede kustverdediging westelijk van de Eemshaven

In dit deel wordt ingezet op een verbrede kustverdediging met een combinatie

van zowel een zeewaartse als een landwaartse verbreding. Ook alléén een

zeewaartse kustverdediging is mogelijk als uit het maatschappelijke debat blijkt

dat dit wenselijk is.

In deze kustzone kan de huidige kustverdediging van groene zeedijken

grotendeels gehandhaafd blijven. De maatregelen worden gefaseerd uitgevoerd

en kunnen zodoende worden afgestemd op de daadwerkelijk optredende

klimaatverandering.

Periode 2012-2020 (figuur 8)

De huidige dijk voldoet op nagenoeg alle plaatsen aan de toetsingsnormen en

zal op de zwakke plekken in de buitenbekleding (over circa 800 meter) versterkt

moeten worden om weer te voldoen aan de toetsingsnormen. In dezelfde

periode wordt gestart met de versterking en ontwikkeling van de huidige en

nieuw te vormen kwelders voor de dijk. Dit versterkt het fundament van de

dijk. Daarnaast worden de coupures, doorgangen en kunstwerken voorzien van

afsluitwerken.

Periode 2020-2030 (figuur 9)

In de periode 2020-2030 wordt de huidige primaire kering overslagbestendig

gemaakt. Tevens worden de aangepaste slaperdijken verder opgewaardeerd

zodat een eventuele overstroming van de overslagbestendige dijk wordt

opgevangen.

Page 32: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

20

Figuur 10. Verbrede kustverdediging (2030-2050) Figuur 11. Verbrede kustverdediging (vanaf 2050)

Page 33: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

21Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Belangrijk is om te constateren dat het verbrede kustverdedigingsconcept

een robuust maar ook flexibel concept is dat in dit deel nog op verschillende

manieren kan worden ingevuld. De keuze wordt bepaald door de keuze voor

de locatie van de primaire waterkering en het wel of niet toepassen van het

concept van verbrede kustverdediging en de richting hiervan. Dit is pas echt

aan de orde richting 2020. Het is belangrijk dat in de tijd tussen nu en 2020

geen maatregelen worden getroffen die ertoe leiden dat een van de twee

kustverdedigingsconcepten niet meer kan worden toegepast. De tussentijd kan

gebruikt worden om de huidige dijk op orde te brengen en nader onderzoek

te doen naar de technische aspecten (kustverdediging, klimaatscenario’s,

meekoppelkansen voor natuur, landbouw en recreatie), inrichtingsvarianten, de

voor- en nadelen, de kosten en baten maar zeker ook naar de wijze waarop de

verschillende belangen in het gebied het beste kunnen worden gediend.

Periode na 2030 (figuur 10 en 11)

In de periode 2030-2050 wordt de huidige primaire kering doorlatend gemaakt

(via inlaatwerken en duikers, zoals in de polder Breebaart), wordt zoutwater

toegelaten in het gebied tussen de slaperdijk en de huidige primaire kering en

worden intergetijdegebieden en zoet-zoutovergangen gecreëerd. De voormalige

slaperdijk wordt nu uitgevoerd als primaire kering. Eventueel kan in het gebied

achter de nieuwe primaire kering een zoetwatergebied worden aangelegd dat

zoute kwel tegengaat en/of kan voorzien in de zoetwaterbehoefte die tegen die

tijd in dit gebied groot zal zijn. Deze maatregelen vergroten zo gelijktijdig de

veiligheid en maken het mogelijk om natuur verder te ontwikkelen. Tegelijkertijd

kan de huidige landbouw nog lange tijd (2030-2050) in dit gebied worden

uitgeoefend. Daarna kan mogelijk overgeschakeld worden op zilte teelten.

We zijn ons ervan bewust dat bij de verbrede kustverdediging de zeewaartse

kustverdediging mogelijk op gespannen voet staat met de Natura2000-

doelstellingen die gelden voor de Waddenzee. Tegelijkertijd geldt ook dat

het creëren van een intergetijdegebied op gespannen voet staat met de

landbouwbelangen in dit gebied.

Page 34: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

22

Page 35: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

23Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

3.7 Eemshaven – Delfzijl

3.7.1 Gebiedsbeschrijving en opgave

De veiligheid van dit gebied wordt gewaarborgd door een enkele primaire

kering. Slaperdijken ontbreken in dit deel van het kustgebied. De gevolgen

van een eventuele dijkdoorbraak zijn groot. Het zeewater kan doordringen tot

aan de gaswinningslocaties en de stad Groningen. Achter de dijk liggen rijke

landbouwgronden met belangrijke pootaardappelgebieden met een hoge

economische waarde. Tevens loopt hier de belangrijke verbindingsweg N33

tussen de Eemshaven en Delfzijl-Veendam-Assen en liggen grotere kernen zoals

Spijk en Holwierde. De kustzone tussen de Eemshaven en Delfzijl grenst aan

het Eems-estuarium dat gekenmerkt wordt door een gebrek aan ruimte om

op natuurlijke wijze te kunnen functioneren. Het dijktraject ligt vrij onbeschut,

zodat zwaardere golfwerking, ook al is die niet frontaal bij noordelijke wind, hier

sterk kan doorwerken. Daarnaast speelt in dit gebied achter de huidige primaire

waterkering een relatief sterke bodemdaling die de relatieve zeespiegelstijging

nog vergroot.

De huidige dijk voldoet op veel plaatsen niet aan de normering. Dit geldt voor

het buitentalud maar ook voor de macrostabiliteit van de dijk aan de binnenzijde.

Klimaatverandering zal hier doorwerken in een hogere zeespiegel (met daarbij

opgeteld de bodemdaling) en mogelijk tot een zwaardere golfbelasting.

De laatste inzichten voor het Waddengebied laten zien dat de aanzanding

(plaatvorming) in dit deel van de Waddenzee sneller gaat dan de zeespiegelstij-

ging. Dit zou betekenen dat de golfbelasting minder snel toeneemt of mogelijk

zelfs afneemt.

Het versterken van dit dijkgedeelte tot het huidige vereiste beschermingsniveau

zal veel inspanning en geld kosten, laat staan het versterken van de dijk in

anticipatie op klimaatverandering. Het ligt dus voor de hand om hier kritisch naar

te kijken en in de geest van het Delta-programma te overwegen een alternatieve

en meer integrale kustbescherming te realiseren. Voor het gebied zijn thans geen

grote ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. Het gebied is relatief ‘leeg’ en heeft

daarmee in principe ruimte voor een brede waterkerende zone (volgens het

ComCoast-principe), in plaats van de huidige ‘enkellijns-verdediging’. Hiermee is

ook de veiligheid sterk gebaat (zie bijvoorbeeld de Comcoast-Breebaart studie).

Het is dus een uitdaging om, naast het duurzaam realiseren van veiligheid, ook

optimaal recht te doen aan het herstel van het Eems-Dollard-estuarium.

Voor dit deel van de kustzone zijn verschillende varianten ontwikkeld: een

harde traditionele kustverdediging en een innovatieve brede kustverdediging

(zowel zee- als landwaarts). In beide varianten geldt dat de veiligheidsnormen

behaald kunnen worden. Deze maatregelen kunnen gefaseerd worden

uitgevoerd. Hierdoor kan optimaal geanticipeerd worden op de optredende

klimaatveranderingen en andere relevante ruimtelijke ontwikkelingen.

Page 36: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

24

Figuur 12. Traditionele ontwikkeling (2012-2020) Figuur 13 Traditionele ontwikkeling (2020 - 2030)

Page 37: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

25Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

3.7.2 Maatregelen traditionele kustverdediging Eemshaven - Delfzijl

Periode 2012-2020 (figuur 12)

De eerste fase van 2012 tot 2020 is zowel voor de traditionele als de verbrede

kustverdedigingsvariant gelijk en begint met het versterken van de primaire

waterkering (voldoen aan de normen van de derde toetsingsronde). Tegelijkertijd

kunnen de vooroevers bij de bestaande zeedijk worden ontwikkeld, gebruik

makend van baggerspecie uit de vaargeulen. Dit verstevigt de basis van de

zeedijk, ook het deel dat vlak langs de Bocht van Watum loopt. Tevens kan

dan ook de zoet-zoutovergang van het Spijksterriet verbeterd of aangelegd

worden. De keuze voor een traditionele of verbrede variant kan later gemaakt

worden, afhankelijk van de dan geldende inzichten t.a.v. klimaatverandering en

kustveiligheid.

Periode na 2020 (figuur 13 en 14)

In de traditionele variant kan de N33 mogelijk als slaperdijk gebruikt worden,

achter de verhoogde en versterkte primaire waterkering. Het nadeel is dat er een

vrij groot gebied ligt tussen de primaire kering en de slaperdijk waardoor bij een

overstroming de relatief grote strijklengte van de wind tot een sterke golfslag

op de slaperdijk kan leiden. Hierdoor zou de slaperdijk verder moeten worden

verhoogd. Een ander punt is dat belangrijke plaatsen als Spijk en Holwierde

onder water kunnen lopen of omdijkt moeten worden. Een ander traject van een

slaperdijk zou dan ook wenselijk zijn.

Figuur 14. Traditionele ontwikkeling (vanaf 2030)

Page 38: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

26

Figuur 15. Verbrede kustverdediging (2012-2020) Figuur 16. Verbrede kustverdediging (2020 - 2030)

Page 39: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

27Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

3.7.3 Maatregelen verbrede kustverdediging Eemshaven - Delfzijl

Een gefaseerde opwaardering van de huidige kering in combinatie met een

verbreding van de kustverdediging (zowel zeewaarts als landwaarts). Hierdoor

krijgt de Eems meer ruimte om als een gezonde rivier te gaan functioneren.

Dit betekent een verbetering van de veiligheid, ecologisch herstel en minder

baggerwerk, maar ook verlies van (hoogwaardig) landbouwareaal. De keuze

hiervoor zal zeer gedegen onderbouwd moeten worden door technische studies

van verschillende inrichtingsvarianten (zie ook bijlage 2, kosten-batenanalyses

en intensieve communicatie met de bewoners en stakeholders uit de regio.

Ook hier is het de vraag in hoeverre de voorlandontwikkeling bijdraagt aan de

realisatie van de Natura2000-doelen en het functioneren van de Eems-estuarium

in zijn algemeenheid. Ook zal nader ingegaan moeten worden op de mate waarin

de landbouwbelangen geschaad worden door het landwaarts creëren van de

intergetijdegebieden. Deze aspecten zullen zeker ter sprake moeten komen in

bovenvermelde onderzoeken en/of in het pilotproject voor de kustverdediging.

Periode 2012-2020 (figuur 15)

De eerste fase van 2012 tot 2020 is gelijk aan de traditionele variant en begint

met het versterken van de primaire waterkering (voldoen aan de normen van

de derde toetsingsronde). Tegelijkertijd kunnen de vooroevers bij de bestaande

zeedijk worden ontwikkeld, gebruik makend van baggerspecie uit de vaargeulen.

Dit verstevigt de basis van de zeedijk, ook het deel dat vlak langs de Bocht van

Watum loopt. Tevens kan dan ook de zoet-zoutovergang van het Spijksterriet

verbeterd of aangelegd worden.

Periode 2020-2030 (figuur 16)

In de volgende fase van 2020 tot 2030 wordt de primaire kering

overslagbestendig gemaakt. Tevens wordt begonnen met de aanleg van

een tweede dijk achter de primaire kering, de slaperdijk. Het tussenliggende

gebied kan op termijn als intergetijdegebied ingericht worden. Een breedte

van gemiddeld 500 meter is voldoende voor een goede werking als

intergetijdegebied. De tweede dijk wordt zodanig ontworpen dat er zo weinig

mogelijk:

• infrastructuur en woningen worden aangetast

• landbouwgrond verloren gaat

• essentiële assets (bijvoorbeeld gaswinningstation) in het intergetijdegebied

terecht komen

• bestaande landschappelijke/cultuurhistorische structuren worden aangetast

Page 40: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

28

Figuur 17. Verbrede kustverdediging (2030 - 2040) Figuur 18. Verbrede kustverdediging (na 2040)

Page 41: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

29Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Periode 2030-2040 (figuur 17)

In de derde fase van 2030 tot 2040 wordt er een start gemaakt met de aanleg

van een intergetijdegebied. Dit kan in verschillende vormen, zoals in de

polder Breebaart via een duiker of door de aanleg van afsluitbare inlaten in de

huidige primaire kering. De tweede dijk wordt versterkt maar is nog beperkt

waterkerend. Door de voorlandversterking hoeft deze toekomstige primaire

waterkering minder hoog aangelegd te worden dan wanneer er sprake is van een

enkelvoudige waterkering. Dit kan vanwege het ontbreken van golfaanval op

deze tweede dijk.

Periode na 2040 (figuur 18)

In de fase vanaf 2040 wordt de tweede dijk opgewaardeerd tot primaire

waterkering. De overslagbestendige dijk kan nu doorlatend worden uitgevoerd.

Hierdoor ontstaan voor vissen meerdere ingangen. Indien dit gekoppeld wordt

aan de afwatering van zoetwater ontstaan nieuwe zoet-zoutovergangen in een

intergetijdegebied met gedempt tij.

Een eerste vergelijking tussen een traditionele kustverdediging en verbrede

kustverdediging tussen Eemshaven en Delfzijl

Een verbrede kustverdediging (dubbellijns) in de kustzone tussen Eemshaven

en Delfzijl is duurder dan een traditionele (enkellijns) kustverdediging. Dit

heeft vooral te maken met het feit dat er meer grondoppervlak nodig is om

een brede waterkerende zone krijgen. Daar staat tegen over dat een verbrede

kustverdediging een aantal voordelen kent die een traditionele kustverdediging

niet kent.

De voordelen van de verbrede kustverdedigingsvariant zijn:

• duurzame veiligheid door een robuuste en flexibele kustverdediging;

• de ontwikkeling van een volwaardig intergetijdegebied (ca. 500ha);

• groene en aantrekkelijke bufferzone (natuur, recreatie, bijzondere

woonvormen, aangepaste landbouw, ontwikkeling kennis van nieuwe

kustverdedigingsconcepten (ex-portartikel) tussen de industriële gebieden

van Eemshaven en Delfzijl (contramal);

• goede mogelijkheden om zoetwaterbekkens te combineren met zoet-

zoutovergangen en als buffer tegen de zoute kwel;

In deze vergelijking is geen rekening gehouden met de baten. Een goed

uitgevoerde MKBA voor twee inrichtingsvarianten zal meer inzicht verschaffen en

helpen om een duidelijke keuze te kunnen maken.

Nadeel is het verlies van areaal in een belangrijk pootgoedaardappelgebied

waarvan het exacte oppervlak en kosten en baten nader bepaald moeten

worden.

Page 42: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

30

Figuur 19. Traditionele ontwikkeling (2012-2020) Figuur 20. Traditionele ontwikkeling (vanaf 2020)

Page 43: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

31Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

3.8 Dollardkust (Oldambt)

3.8.1 Gebiedsbeschrijving en opgave

In dit gebied zijn slaperdijken aanwezig, zij het minder goed ontwikkeld als in het

noordelijk deel van Groningen. Het achterland is eveneens rijke landbouwgrond

waarop veelal graan wordt verbouwd. De getijwerking is in dit gebied het grootst.

Daarom is een landwaartse kust-verdediging hier meer voor de hand liggend

om het Eems-Dollard-estuarium weer meer ruimte te kunnen geven, hetgeen

bij zal dragen aan de afname van de troebelheid van het estuarium. De huidige

zeewering voldoet op dit moment nagenoeg aan de veiligheidsnormen van de

derde toetsingsronde.

3.8.2 Maatregelen traditionele kustverdediging Dollardkust

Periode 2012-2020 (figuur 19)

De huidige dijk voldoet op nagenoeg alle plaatsen aan de toetsingsnormen en

zal op de zwakke plekken in de buitenbekleding versterkt moeten worden om te

voldoen aan de veiligheidsnormen van de toetsingsronde.

Periode 2012-2020 (figuur 19)

In de periode na 2020 kan dan worden ingezet op verdere verhoging van de

huidige primaire kering zodat deze voldoet aan de dan geldende normen. Het

landgebruik blijft zowel aan de land- als zeezijde hetzelfde.

3.8.3 Maatregelen verbrede kustverdediging Dollardkust

In dit deel wordt ingezet op een landwaarts verbrede kustverdediging. Hier kan

de huidige kustverdediging van groene zeedijken grotendeels gehandhaafd

blijven. De maatregelen wor-den gefaseerd uitgevoerd en kunnen zodoende

worden afgestemd op de daadwerkelijk optredende klimaatverandering.

Periode 2012-2020 (figuur 21)

De huidige dijk voldoet op nagenoeg alle plaatsen aan de toetsingsnormen en

zal alleen op de zwakke plekken in de buitenbekleding versterkt moeten worden

om zo te voldoen aan de toetsingsnormen. Waar nodig worden de slaperdijken

versterkt en coupures en doorgangen afsluitbaar gemaakt. In dezelfde periode

wordt gestart met de versterking en ontwikkeling van de huidige en nieuw te

vormen vooroever (kwelders) voor de dijk. Dit versterkt het fundament van de

dijk. Daarnaast kan ingezet worden op het vergroten van de capaciteit van de

natuurlijke wateren Westerwoldse Aa en Termunterzijldiep en kunnen de huidige

zoet-zoutovergangen met vispassages op deze locaties verbeterd worden

(bestaand beleid).

Periode 2020-2030 (figuur 22)

In de periode 2020-2030 wordt de huidige primaire kering overslagbestendig

gemaakt. Tevens worden de aangepaste slaperdijken verder opgewaardeerd

zodat een eventuele overstroming van de overslagbestendige dijk opgevangen

kan worden.

Page 44: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

32

Figuur 21. Verbrede kustverdediging (2012-2020) Figuur 22. Verbrede kustverdediging (2020 - 2030) Figuur 23. Verbrede kustverdediging (2030 - 2050)

Page 45: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

33Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Periode na 2030 (figuur 23 en 24)

In de periode 2030-2050 wordt de huidige primaire kering doorlatend gemaakt

(via inlaatwerken en duikers zoals in de polder Breebaart), wordt zoutwater

toegelaten in het gebied tussen de slaperdijk en de huidige primaire kering en

worden intergetijdegebieden gecreëerd. De voormalige slaperdijk wordt nu

uitgevoerd als primaire kering. Eventueel kan in het gebied achter de nieuwe

primaire kering een zoetwatergebied (Reiderwolderpolder)worden aangelegd

dat zoute kwel tegengaat en/of kan voorzien in de zoetwaterbehoefte die tegen

die tijd in dit gebied groot kan zijn. Deze maatregelen vergroten de veiligheid en

dragen tevens bij aan het herstel van het Eems-Dollard-estuarium. Tegelijkertijd

kan de huidige landbouw nog lange tijd (2030-2050) in dit gebied worden

uitgeoefend. Daarna kan mogelijk overgeschakeld worden op zilte teelten.

Figuur 23. Verbrede kustverdediging (2030 - 2050)Figuur 24. Verbrede kustverdediging (vanaf 2050)

Page 46: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

34

Page 47: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

35Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

3.9 Stormvloedkering in de Eems: De Menkemadam

De plannenmaker Aaldrik Menkema, afkomstig uit de regio, heeft een totaalplan

ontwikkeld voor de Eemsdelta. Hierin verbindt een stormvloedkering, de

Menkemadam geheten (zie figuur 25), Emden in Duitsland met de Eemshaven

in Nederland. In het kader van de klimaatverandering zou de aanleg van de

Menkemadam de verhoging en/of verbreding van 60 km zeedijk kunnen

voorkomen.

De Menkemadam heeft een aantal voordelen zoals het verkorten van de kustlijn

en een snelle verbinding tussen Nederland en Duitsland. Andere mogelijke

voordelen zijn het toelaten van een gedempt tij waardoor er minder slib in

het Eems-Dollard-estuarium in beweging komt. Dit kan een positieve bijdrage

leveren aan het herstel van het leven in de Eems-Dollard. Het chemiepark Delfzijl

komt achter een stormvloedkering te liggen en heeft hierdoor minder last van

hoogwater bij noorder- en noordwesterstorm. Ook Delfzijl zelf komt achter de

stormvloedkering te liggen waardoor ook daar een minder hoge dijk nodig is.

Een nadeel is dat een van de laatste open estuaria van Europa wordt afgesloten,

wat mogelijk strijdig is met de natuurdoelstellingen volgens de Europese Vogel-

en Habitatrichtlijn (Natura 2000). Ook voor de scheepvaart is het estuarium

minder goed toegankelijk vanwege de aanwezigheid van sluizen en een minder

diepe vaargeul.

Voor een goede beschouwing is het nodig om het plan verder op zijn waarde te

onderzoeken, dit zal gebeuren in het kader van het Programma voor een Rijke

Waddenzee

Figuur 25. Stormvloedkering de Menkemadam

Page 48: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

36

Page 49: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

37Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

4 Klimaatadaptatie zoetwatervoorziening

4.1 Watertekort en wateraanvoer

In het projectgebied zijn verschillende functies die zoetwater nodig hebben.

Zo heeft de scheepvaart voldoende zoetwater in de kanalen nodig om te

kunnen varen. De landbouw heeft zoetwater nodig voor beregening en er is

zoetwater nodig om verzilting van het zoete oppervlaktewater tegen te gaan.

Uit de studie Regionale Knelpuntenanalyse Noord-Nederland (2011) blijkt dat

Noord-Nederland nagenoeg ieder jaar te maken heeft met een neerslagtekort

in het voorjaar en de zomer. Er verdampt meer zoetwater dan er aan regen valt.

Dit betekent dat zoetwater naar de Eemsdelta moet worden aangevoerd om de

gewenste functies daar te kunnen handhaven. Dit zoetwater komt vanuit het

IJsselmeer en wordt via de Friese boezem en Gaarkeuken naar Groningen en

Drenthe aangevoerd (zie figuur 26). De huidige waterinfrastructuur is zodanig

dat er maximaal 24 m3/s via Gaarkeuken doorgevoerd kan worden. Hiervan

gaat circa 20 m3/s door naar het beheergebied van het waterschap Hunze & Aa’s

(groot deel naar de Veenkoloniën) en circa 4 m3/s is bestemd voor het deel van

de provincie Groningen boven het Eemskanaal (waterschap Noorderzijlvest).

Deze verdeling van zoetwater is vastgelegd in zgn. waterakkoorden.

Figuur 26. Zoetwaterverdeling over het hoofdwatersysteem bij een Rijnaanvoer van 1200 m3/sec

(bron: deltadeelprogramma zoetwater)

Page 50: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

38

De exacte zoetwatervraag in Noord-Nederland wordt nader bepaald in het kader

van het Deltadeelprogramma Zoetwater. De resultaten worden in 2014 verwacht

4.1.2 Zoetwatervraag en economische ontwikkelingen

Naast een toename in de watervraag t.g.v. klimaatverandering wordt ook een

toename van de watervraag verwacht vanwege de ontwikkeling van de industrie

in het projectgebied. Dat betreft vooral de Eemshaven. In de studie Regionale

Knelpuntenanalyse Noord-Nederland is de verwachting opgenomen dat deze

economische ontwikkeling leidt tot een toename van de watervraag in de

Eemshaven en Delfzijl naar totaal 10 tot 15 miljoen m3/jaar. Ook in de landbouw

wordt door het overschakelen op intensieve teelten een (onbekende) toename

van de watervraag verwacht. Overigens kunnen industrie en landbouw ook

een minder sterke toename of zelfs een afname van de watervraag laten zien

als door deze sectoren meer wordt ingezet op waterbesparing en -hergebruik,

alternatieve beregeningsmethoden of hitte- en zouttolerante gewassen.

4.1.3 Watervraag en waterbeschikbaarheid in balans ?

Het is onduidelijk in hoeverre een toenemende zoetwatervraag vanwege de

economische ontwikkelingen en een eventueel afnemend aanbod van zoetwater

door de klimaatverandering kunnen worden opgevangen. Indien niet aan

de watervraag van een bepaalde functie in het gebied kan worden voldaan

is sprake van een potentieel knelpunt. Of er dan ook daadwerkelijk sprake is

van een knelpunt is afhankelijk van de plaats van die functie in de zogeheten

verdringingsreeks. Op basis van deze verdringingsreeks wordt het beschikbare

zoetwater verdeeld over de verschillende functies.

4.1.1 Zoetwatervraag en klimaatverandering

Als gevolg van klimaatverandering zal de vraag naar zoetwater vanwege

toenemende verdamping en het stijgen van de zeespiegel (toename verzilting)

kunnen veranderen. Daardoor kan de vraag naar IJsselmeerwater toenemen. Niet

alleen vanuit het Noorden is er een zoet-watervraag aan het IJsselmeer maar ook

vanuit andere delen van het land. Bepalend voor het vullen van het IJsselmeer is

het zomerhalfjaar (veel verdamping, weinig aanvoer).

In de klimaatscenario’s G en W (zie paragraaf 2.1.1) verschilt de verhouding tussen

neerslag en verdamping nauwelijks van het huidige klimaat. De toename van de

verdamping wordt vrijwel volledig gecompenseerd door een verwachte toename

van de neerslag in de zomer. Dat wil zeggen dat het in de zomer gemiddeld

nauwelijks droger wordt. Het wordt wel natter in de winter. Dit kan mogelijkheden

bieden voor het vasthouden en bergen van water.

In scenario G+ en W+ wordt het ’s zomers door de veranderingen in de

luchtstroming (meer oostenwinden) daarentegen gemiddeld aanzienlijk

droger. Het regent minder (10-19%) en er verdampt meer (8-15%), waardoor

het gemiddelde neerslagtekort in de zomer flink toeneemt (18-34%). Voor

de verwachte rivierafvoeren geldt iets vergelijkbaars. In scenario G blijven de

maandgemiddelde zomerafvoeren van de grote rivieren - Rijn en Maas - nagenoeg

gelijk. In scenario W+ nemen de rivierafvoeren in de zomer sterk af. Er zal dan

vaker laagwater op de rivieren zijn, weinig aanvulling van het IJsselmeer en weinig

waterafvoer door de Nieuwe Waterweg. De druk op het IJsselmeerwater is in

het W+-scenario het grootst en in het G-scenario gelijk aan de huidige situatie

(Syntheserapport Deltadeelprogramma Zoetwater, 2011) .

Page 51: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

39Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Categorie 1Veiligheid en voorkomen van ononmkeerbare schade

1. stabiliteit van waterkeringen

2. klink en zetting (veen en hoogveen)

3. natuur (gebonden aan bodemgesteldheid)

gaat voor

Categorie 2Nutsvoorzieningen

1. drinkwatervoorzieningen2. energievoorziening

gaat voor

Categorie 3Kleinschalig hoogwaardig gebruikt

1. tijdelijke beregening kapitaalintensieve gewassen

2. proceswater

gaat voor

Categorie 4Overige belangen (economische maatschappelijke afweging)

• scheepvaart• landbouw• natuur (zolang geen

onomkeerbare schade optreedt)

• industrie• waterrecreatie• binnenvisserij• overige functie

Figuur 27. De landelijke verdringingsreeks

In knelpuntsituaties is het de vraag in hoeverre de regio zelf kan bijdragen aan

het verminderen van de zoetwaterbehoefte en het vergroten van het regionale

aanbod van zoetwater. Indien het tekort aan zoetwater niet kan worden

aangevuld rest niets anders dan dit (tijdelijk) te accepteren en zich hierop aan

te passen. Dat is nu in droge perioden ook al het geval. Door de economische

ontwikkelingen en mogelijk ook door de klimaatverandering zullen dergelijke

situaties in de toekomst echter steeds vaker voor kunnen komen.

4.2 Eemsdelta zelfvoorzienend voor zoetwater?

Voor de aanvoer van water is het projectgebied vrijwel volledig afhankelijk

van het IJsselmeer. Om een inschatting te kunnen maken of de Eemsdelta

zelfvoorzienend kan zijn voor de zoetwaterbehoefte is uitgegaan van de

getallen uit de studie Regionale Knelpuntenanalyse Noord-Nederland 2011. Uit

deze studie blijkt dat de doorvoercapaciteit bij Gaarkeuken beperkt is. In het

projectgebied betekent dit dat er watertekorten ontstaan voor de doorspoeling

van het Eemskanaal, via gemaal Rozema en de sluis te Nieuwe Statenzijl.

Daarnaast wordt in deze studie ook gesproken over tekort aan bodemvocht

voor de landbouw t.g.v. lagere grondwaterstanden in droge periodes. Dit

wordt nu buiten beschouwing gelaten aangezien het bodemvochttekort

in het projectgebied beperkt is t.o.v. de rest van Noord-Nederland (zoals de

Veenkoloniën). De exacte getallen moeten komen uit de nadere onderzoeken die

in het kader van het Deltadeelprogramma Zoetwater worden uitgevoerd (zoals

de Veenkoloniën).

Page 52: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

40

5.2.1 Knelpunt zoetwatertekort huidige situatie en 2050

Afname wateraanbod klimaatverandering

In de huidige situatie bevat het IJsselmeer genoeg water om het Noorden van

voldoende zoetwater te voorzien in een extreem droog jaar (1976 als referentie).

Echter doordat de aanvoercapaciteit bij Gaarkeuken beperkt is kan het

watertekort niet (volledig) worden aangevuld vanuit het IJsselmeer. In de huidige

situatie doet een dergelijk scenario zich eens in de 60 jaar voor, de verwachting

is dat dit in het W+-scenario eens in de 10 jaar zal zijn (bron: Regionale

Knelpuntenanalyse Noord-Nederland 2011).

Het watertekort (zie tabel 2) in een extreem droog jaar bedraagt in de huidige

situatie totaal circa 3,5 miljoen m3 over een periode van 20 dagen. Een groot deel

van het aangevoerde water gaat naar de Veenkoloniën. We schatten dat circa

10% naar de Eemsdelta gaat, dus dan is het tekort daar circa 0,35 miljoen m3

over die periode (mondelinge communicatie met waterschap Noorderzijlvest en

Hunze & Aa’s).

In het W+-scenario wordt volgens de studie Regionale Knelpuntenanalyse

Noord-Nederland in een extreem droog 2050 een tekort van totaal circa 28

miljoen m3 over een periode van 10 dagen en van totaal circa 35 miljoen m3

over de maanden juli en augustus (62 dagen) verwacht. Het totale tekort voor

de Eemsdelta is dan circa 3,5 miljoen m3 over juli en augustus. Een aanzienlijke

toename t.o.v. de huidige situatie dus.

Dit watertekort heeft betrekking op doorspoeling en peilhandhaving van

het oppervlaktewatersysteem, beregening voor de landbouw en andere

onttrekkingen uit het oppervlaktewater.

scenario m3/speriode

(dagen)totaal m3

watertekort

projectgebied m3 (10%)

Huidig 2 20 3.456.000 345.600

Decade 32 10 27.648.000 2.764.800

juli t/m aug 7 62 34.819.200 3.481.920

Tabel 2. Watertekort in huidige situatie en 2050 voor het W+-scenario in een extreem droog jaar (referentiejaar 1976 ).

Watervraag industrie

Vanwege de economische ontwikkeling in m.n. de Eemshaven wordt een

toekomstige watervraag (proceswater) verwacht van circa 600 tot 1600 m3/

uur (studie North Water, 2009). Dit komt overeen met circa 5 tot 15 miljoen m3

per jaar. In de studie Regionale Knelpuntenanalyse Noord-Nederland wordt

uitgegaan van circa 10 tot 15 miljoen m3 per jaar. In de maanden juli en augustus

bedraagt de vraag naar industriewater dan circa 1 tot 2,5 miljoen m3.

Totale toename watervraag

Als we de toename van de watervraag voor de industrie (1 tot 2,5 miljoen

m3) optellen bij de afname van het wateraanbod door klimaatverandering

volgens het scenario W+ (3,5 miljoen m3) dan bedraagt de toename van de

zoetwaterbehoefte over juli en augustus in een extreem droog 2050 totaal

maximaal 4,5 tot 6 miljoen m3.

KlimaatscenarioToename zoetwatertekort over juli en augustus in extreem droog 2050 (in Mm3)Klimaatverandering Watervraag industrie Totaal

G 0 1-2,5 1-2,5 G+ 1,8 1-2,5 2,8-4,3

W 0 1-2,5 1-2,5

W+ 3,5 1-2,5 4,5-6

Tabel 3. Overzicht verwachte toename zoetwatertekort over juli en augustus in een extreem droog 2050 per scenario

Page 53: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

41Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

In de andere klimaatscenario’s zal de toename van het watertekort kleiner zijn.

In scenario G+ is de som van de toename van de verdamping en de afname van

de neerslag in de zomer de helft van die in het scenario W+. De toename van

het watertekort zal dan ook ongeveer de helft zijn. In scenario G en W neemt het

huidige watertekort door de klimaatverandering echter nauwelijks toe. Tabel 3

geeft een overzicht van de verwachte toename van het zoetwatertekort in de

Eemsdelta.

De conclusie is dat het huidige watertekort in de scenario’s met toename van

de oostenwinden (G+ en W+) in de Eemsdelta aanzienlijk zal toenemen door de

klimaatverandering. De toename door de ontwikkeling van de industrie ligt in

dezelfde orde van grootte.

Deze watertekorten kunnen in de huidige omstandigheden niet geleverd

worden vanuit het IJsselmeer. Dit betekent dat - bij behoud van de huidige

functies - zoetwater uit andere bronnen in het projectgebied of een zeer nabij

gelegen gebied moet worden aangevoerd.

4.2.2 Klimaatadaptatiemaatregelen voor zoetwaterbeschikbaarheid

Om het zoetwatertekort in een extreem droog 2050 in het W+-scenario te

kunnen overbruggen is gekeken welke maatregelen en bronnen ingezet kunnen

worden, mede gelet op duurzaamheid. Waar mogelijk kan het zoetwatertekort

gekoppeld worden aan perioden van wateroverlast (bijv. waterberging) en het

vasthouden van hemelwater in het watersysteem. Ook kan gekeken worden

welke maatregelen de sectoren (natuur, landbouw en industrie) zelf kunnen

nemen en welke maatregelen meer een overheidstaak zijn.

1. Verminderen waterverbruik:

a. Verminderen doorspoelen van oppervlaktewater om verzilting tegen te

gaan door het waterschap.

b. Verminderen waterverbruik in de industrie door waterbesparing,

hergebruik en cascadering van waterstromen.

c. In de landbouw kan men minder of precieser beregenen,

droogteresistente gewassen ontwikkelen en de bodemstructuur

verbeteren om het waterbergend en vochtleverend vermogen van de

bodem te vergroten.

2. Aanpassen peilbeheer en creëren nieuwe bergingsgebieden:

a. Meer water in het systeem houden door toepassen van de trits

vasthouden, bergen en afvoeren, verbreden van watergangen, creëren

van bergingsgebieden en meer toepassen van flexibel peilbeheer

(vooral in het weidegebied). Dit zijn maatregelen die vooral door het

waterschap genomen kunnen/moeten worden.

b. Landbouw kan als “blauwe dienst” een zoetwatervoorraad

aanleggen (bijv. in verbrede watergangen of in nieuw aan te leggen

bergingsgebieden);

3. Koppeling van piekberging met zoetwatervoorziening.

a. In het beheergebied van Hunze en aa’s en Noorderzijlvest zijn en

worden ten zuiden van het projectgebied Eemsdelta verschillende

piekbergingen aangelegd (bijv. Westerbroeksemadepolder, Blauwe

Stad, Meerstad). Door hier een extra water te bergen kan dit mogelijk

bijdragen aan de zoetwatervoorziening.

KlimaatscenarioToename zoetwatertekort over juli en augustus in extreem droog 2050 (in Mm3)Klimaatverandering Watervraag industrie Totaal

G 0 1-2,5 1-2,5 G+ 1,8 1-2,5 2,8-4,3

W 0 1-2,5 1-2,5

W+ 3,5 1-2,5 4,5-6

Tabel 3. Overzicht verwachte toename zoetwatertekort over juli en augustus in een extreem droog 2050 per scenario

Page 54: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta
Page 55: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

43Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

4. Aanleg van industriewatervoorziening (waterfabriek):

a. Aanvoer van industriewater vanuit het Eemskanaal i.p.v. gebruik

maken van grondwater (drinkwater) dan wel water via een

ontziltingsinstallatie;

Bovenstrooms (Drenthe) wordt zoveel mogelijk zoetwater vastgehouden

(combinatie met EHS). Dit water kan langzaam worden afgegeven aan lager

gelegen gebieden, met name aan de Eemskanaal-Dollardboezem. In de

Eemsdelta zelf kan ook meer water worden vastgehouden door het verbreden

van de grotere waterlopen zoals het Grote Tjariet, het Spijksterriet of het

inrichten van nieuwe waterbergingsgebieden die mogelijk gecombineerd

kunnen worden met natuur en/of recreatieve functies. Met name de lage

delen van het projectgebied zouden hiervoor in aanmerking kunnen komen.

Hierbij zou het mes aan twee kanten kunnen snijden doordat wateroverlast in

de lager gelegen delen kan worden voorkomen. Deze locaties liggen vaak in

veengebieden. Het vernatten van deze gebieden kan verdere bodemdaling door

veenoxydatie tegengaan en ook de CO2- uitstoot verminderen.

De Eemshaven heeft een specifieke positie. Het benodigde proceswater

kan daar eventueel opgeslagen worden in een spaarbekken dat

gecombineerd zou kunnen worden met glastuinbouw en/of recreatie. De

bronnen van het benodigde zoetwater kan henelwater zijn, effluent van

rioolwaterzuiveringsinstallaties of eemskanaal water zijn. Belangrijk is dat het

voldoet aan de juiste kwaliteitseisen.

4.2.4 Ruimtebeslag voor vasthouden en bergen van zoetwater

In paragraaf 4.2.1 is berekend dat 4,5 tot 6 miljoen m3 zoetwater nodig is om de

maanden juli en augustus te kunnen overbruggen in een extreem droog 2050

in het W+-scenario. We kunnen vervolgens uitrekenen welke grondoppervlakte

beschikbaar moet zijn om die hoeveelheid water te kunnen vasthouden en

bergen. We hanteren hierbij de volgende uitgangspunten:

• De toegestane fluctuatie van de waterstand is 0,5 meter.

• Door verdamping en wegzijging van oppervlaktewater naar het grondwater

is het rendement van een waterberging circa 20% (van 1 m3 water blijft dus

netto ongeveer 0,2 m3 over voor de watervraag).

Elke m3 berging vraagt dan een oppervlakte van 10 m2 (10 m2 x 0,5 m x 20% = 1

m3). De totaal benodigde oppervlakte voor waterberging is dan 4.500 tot 6.000

hectare. Dit komt overeen met 6 tot 8 keer de oppervlakte van het Oldambtmeer

(Blauwestad). Dat betekent een enorme aanslag op de beschikbare ruimte en het

landschap in de Eemsdelta. Er zijn echter enkele mogelijkheden binnen de regio

om dit ruimtebeslag te verkleinen.

De toename van de vraag naar proceswater voor de industrie in de Eemshaven

(1 tot 2,5 miljoen m3) zou opgevangen kunnen worden door de aanleg van een

afzonderlijk spaarbekken gevoed met Eemskanaalwater. Bij een toegestane

waterstandfluctuatie van één meter en 20% rendement zou dit bekken een

oppervlakte van 500 tot 1.250 hectare moeten hebben.

Verbreding van 100 km waterloop (Tjariet, Spijksterriet) met 5 m

natuurvriendelijke oever aan weerszijden en een waterstandfluctuatie van 0,5 m

levert bij 20% rendement daarnaast nog eens 1 miljoen m3 water op.

Page 56: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

44

Figuur 28. Mogelijke zoetwatervoorziening

Page 57: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

45Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Figuur 28. Mogelijke zoetwatervoorziening

Tabel 4 geeft een overzicht van de mogelijkheden om de verwachte toename

van het watertekort in de Eemsdelta te dekken via het vasthouden en bergen van

water.

Dit overzicht toont dat in het droogste scenario (W+) nog ruimte moet worden

gezocht voor 2,5 miljoen m3 water. Dat vraagt 2.500 hectare grond. Dit is

nog steeds erg veel (3 keer het Oldambtmeer) en we moeten concluderen

dat de regio op die manier niet zelfvoorzienend kan zijn in 2050. In de minst

droge scenario’s (G en W) zullen de problemen veel kleiner zijn. Daar is geen

klimaatadaptatie van de zoetwatervoorziening nodig en kunnen we wellicht voor

de toename van de watervraag door de industrie met een kleiner spaarbekken

toe. In het scenario G+ is de klimaatopgave de helft van die in scenario W+. Na

aanleg van een spaarbekken voor de industrie en het benutten van berging in

natuurvriendelijke oevers is daar nog 800 hectare aan extra berging nodig. Dat is

ongeveer de oppervlakte van het Oldambtmeer.

KlimaatscenarioWatertekort/vooraad over juli en augustus in een extreem droog 2050 (in Mm3)

Toename tekort Spaarbekken Berging in oevers Extra berging

G 1-2,5 1-2,5 1 0

G+ 2,8-4,3 1-2,5 1 0,8

W 1-2,5 1-2,5 1 0

W+ 4,5-6 1-2,5 1 2,5

Tabel 4. Mogelijkheden dekking verwachte toename zoetwatertekort over juli en augustus in een extreem droog 2050 per scenario

Bij het opzetten van oppervlaktewaterpeilen in de zomer moet er rekening mee

worden gehouden dat dit strijdig kan zijn met het ecologisch functioneren van

waterlichamen zoals dat bijvoorbeeld vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water

(KRW) wordt vereist. Onder natuurlijke omstandigheden zullen waterstanden in

de zomer immers juist uitzakken.

Er zal dus altijd IJsselmeerwater nodig zijn voor de zoetwatervoorziening in

het projectgebied. Het vergroten van de aanvoer van IJsselmeerwater, zal in de

toekomst (en vooral in het W+-scenario) lastig zijn omdat dan de aanvoer van

rivierwater naar het IJsselmeer laag is. Vanuit de andere regio’s in Nederland zal er

een grote vraag zijn naar zoetwater. Dit verhoogt de druk op de beschikbaarheid

van IJsselmeerwater.

Page 58: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

46

Figuur 30 Dwarsprofiel van een kunstmatig bassin voor de voorziening van industriewater Eemshaven

Fig. 29 Dwarsprofiel van een verbrede watergang met natuurvriendelijke oevers

Waterberging Tjariet (hoog peil)Waterberging Tjariet (normaal peil)

voorbeeld berging ten zuiden Eemshaven (hoog peil)voorbeeld berging ten zuiden Eemshaven (hoog peil)

Page 59: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

47Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

De ruimtelijke consequenties van deze klimaatadaptatiemaatregelen voor

situaties van watertekort in het G-scenario in 2050 lijken beperkt te zijn:

• Inzetten op verbrede waterlopen i.v.m. uitvoering van de KRW.

• Eventueel inzetten op de realisatie van een spaarbekken bij de Eemshaven

dat gevoed wordt met Eemskanaalwater.

4.2.7 Gefaseerde invoering adaptatiemaatregelen zoetwatervoorziening

Van belang is om de daadwerkelijke verandering van het klimaat en de

economische ontwikkelingen goed te volgen en hierop de adaptatiestrategie af

te stemmen en de benodigde maatregelen uit te voeren. Dit komt ten goede aan

een effectieve en goed getimede inzet van middelen. Tevens zullen de resultaten

uit het Deltadeelprogramma Zoetwater gevolgen hebben voor de te nemen

klimaatadaptatiemaatregelen. Deze gevolgen zullen nader in beeld gebracht

moeten worden.

Verder verdient het aanbeveling om in een maatschappelijke kosten-

batenanalyse (MKBA) de kansen en knelpunten nader te onderbouwen van

bijv. de aanleg van een spaarbekken bij de Eemshaven, zodat bestuurders en

betrokkenen zowel technisch-inhoudelijk (klimaatscenario, benodigd oppervlak)

als sociaal-economisch een goede afweging kunnen maken en hun keuze

kunnen bepalen.

4.2.5 Zoetwater voor landbouw en natuur

Vergroting van de opslagcapaciteit lijkt dus slechts ten dele een bijdrage

te kunnen leveren aan het watertekort in het projectgebied. Voor een

exactere onderbouwing zal dit nader uitgewerkt worden in het kader van het

Deltadeelprogramma Zoetwater. Niettemin lijkt door de landbouw op termijn

niet te ontkomen aan andere teelten en teeltmethoden die beter bestand zijn

tegen droge en zilte situaties.

In principe zou droogte in de landbouw kunnen worden bestreden door irrigatie

van gewassen. Daardoor zal de watervraag echter sterk toenemen. Bovendien zal

men in een deel van de regio vaker te maken krijgen met beregeningsverboden

vanwege gevaar op besmetting met de plantenziekte bruinrot.

Ook voor natuur lijkt er minder zoetwater beschikbaar. Dit kan betekenen dat

ook in de verbrede waterlopen (Tjariet, Spijksterriet) een overgang zal komen

naar een natuur van zoete naar zilte omstandigheden. In figuur 29 en 30 zijn

mogelijke profielen gegeven voor een verbrede waterloop (Tjariet) en een

spaarbekken ten zuiden van de Eemshaven (gevoed vanuit het Eemskanaal).

4.2.6 Ruimtelijke consequenties zoetwatervoorziening

De ruimtelijke consequenties van deze klimaatadaptatiemaatregelen voor

situaties van watertekort in het W+-scenario in 2050 zijn:

• Reservering van circa 5 m brede zones voor de aanleg van natuurvriendelijke

oevers aan weerszijden langs de waterlopen (realisatie voor 2027 i.c.m. KRW).

• Reservering van gronden voor de aanleg van nieuwe bergingsgebieden (voor

2050 in geval van W+-scenario).

• Reservering van ruimte voor de aanleg van een transportleiding en pompen

voor de levering van industriewater voor de Eemshaven in de periode 2015-

2020.

Page 60: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

48

Figuur 31. Waterschap Noorderzijlvest Figuur 32. Waterschap Hunze & Aa’s

Page 61: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

49Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

5 Wateroverlast5.1 Klimaateffect wateroverlast

Door de toenemende winterneerslag neemt de kans op wateroverlast

in poldergebieden toe en moet meer water vanuit de polders op de

boezemsystemen (de hoofdstelsels van kanalen, meren en plassen die worden

gebruikt voor de aan- en afvoer van oppervlaktewater) worden uitgeslagen.

Doordat ook meer water vanaf de vrij afwaterende, hoger gelegen zandgronden

naar beneden stroomt, neemt de kans op wateroverlast door overstroming

van boezemkaden toe. Dit risico wordt nog eens versterkt omdat de stijgende

zeespiegel het steeds moeilijker maakt om overtollig boezemwater op de

Waddenzee of de Eems-Dollard te lozen.

5.2 Beschrijving watersystemen en opgave

In het projectgebied komen de volgende boezemsystemen voor:

Waterschap Noorderzijlvest:

• Noordpolder

• Spijksterpompen

• Fivelingo

Waterschap Hunze & Aa’s:

• Duurswold

• Oldambt

• Fiemel

• Eemskanaal-Dollard

Voor de afwatering van het boezemwater hebben de waterschappen de

beschikking over vijf spuilocaties in Delfzijl (bron: Maritieme concepten in beeld,

2009):

1. Gemaal De Drie Delfzijlen (Noorderzijlvest) voor het deelstroomgebied

Fivelingo dat op het Damsterdiep loost.

2. Gemaal Duurswold (Hunze & Aa’s) dat via het afwateringskanaal Duurswold

het boezemwater van het gebied Duurswold loost.

3. De oude zeesluis (Hunze & Aa’s) als één van de spuilocaties van de

Eemskanaal-Dollardboezem.

4. De nieuwe zeesluis (Provincie) waarvan de kleine sluis ook dient als één van

de spuilocaties van de Eemskanaal-Dollardboezem.

5. Gemaal Rozema (Hunze & Aa’s) in Termunterzijl, dat voor twee

boezemsystemen kan lozen. Naast lozing voor de Oldambtboezem, kan het

bijspringen om het overtollige water van het Eemskanaal af te voeren via

een afwateringskanaal van het Havenkanaal naar het Termunterzijldiep.

6. Gemaal Fiemel nabij het Punt van Reide voor het watersysteem Fiemel.

Daarnaast hebben de volgende boezemsystemen een afwateringsmogelijkheid

in het noorden van de provincie:

7. Spijksterpompen loost via het gelijknamige gemaal op de Eems.

8. Noordpolder loost via het gemaal Noordpolderzijl op de Waddenzee.

9. De spuisluizen van Nieuwe Statenzijl als spuilocatie aan de oostzijde van de

Eemskanaal-Dollardboezem.

Overtollig boezemwater wordt zo veel mogelijk onder vrij verval geloosd. Dit

kan alleen als de waterstand op de Eems voldoende laag is. Bij hoog water

worden de gemalen ingeschakeld. De gemalen zijn veelal voorzien van

vispassagemogelijkheden.

Page 62: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

50

Figuur 33 Overstromingsgevoelige gebieden uit POP Groningen 2009 - 2013

Page 63: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

51Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Boezemkaden en waterbergingsgebieden

Om wateroverlast vanuit de boezem te voorkomen zijn regionale waterkeringen

(boezemkaden) en waterbergingsgebieden aangelegd die het achterland

moeten beschermen in situaties van hoogwater. In de huidige situatie wordt een

kans op overstroming aangehouden van gemiddeld eens per 100 jaar (1:100).

Die norm moet bereikt zijn op 1 januari 2015. De waterschappen zorgen voor

de aanleg en het onderhoud van de boezemkaden en waterbergingsgebieden.

In het projectgebied zijn de boezemkaden vooral terug te vinden in de lage

delen langs het Damsterdiep en het Eemskanaal en in de Duurswoldboezem

rond het Schildmeer en langs het Duurswoldkanaal en het Termunterdiep. In het

projectgebied bevinden zich geen waterbergingsgebieden, deze zijn ten zuiden

van het projectgebied te vinden.

Zoals te zien is in figuur 33 blijkt dat de risico’s voor overstroming vanuit

de boezems (vanuit het achterland) beperkt zijn tot de lage delen van het

projectgebied. Dit is met name langs het Eemskanaal, het Damsterdiep, de

Duurswoldboezem en de Oldambtboezem.

Opgave wateroverlast

Volgens de klimaatscenario’s neemt de hoeveelheid neerslag in het

winterhalfjaar toe. Het overtollige water wordt binnen de boezemsystemen

gehouden door boezemkaden langs meren en kanalen en door

waterbergingsgebieden. Deze moeten het land voldoende bescherming bieden

tegen wateroverlast vanuit de binnenwateren. Daarnaast is het voor de afvoer

van overtollig boezemwater via sluizen en gemalen van groot belang dat deze

capaciteit op orde is.

Boezemkaden

In 2011 is door de provincies Groningen en Drenthe een Quick Scan uitgevoerd

naar maatregelen die wateroverlast vanuit de boezemsystemen in de toekomst

moeten voorkomen in het licht van de bodemdaling en klimaatverandering

(bron: Brief aan Provinciale Staten van Groningen 21 januari 2011, Quick scan

HOWA 3). In deze scan is rekening gehouden met toename van de hoeveelheid

neerslag, versnelde zeespiegelstijging, doorgaande bodemdaling t.g.v.

aardgaswinnnig en een geactualiseerde veiligheidsnormering. Daarbij is

uitgegaan van een veiligheidsnorm van 1:300 langs grote delen van de boezem

van Hunze & Aa’s en 1:1000 bij de stad Groningen. Achter de kaden met een

norm van 1:300 ligt een belangrijk deel van het voor ons land zeer belangrijke

aardgasveld Slochteren met installaties. Ook bevinden zich hier laaggelegen

stedelijke gebieden van Groningen en Winschoten. De resultaten gelden voor

het jaar 2050 met een doorkijk naar 2100 en zijn voorlopig.

De belangrijkste conclusies zijn:

Waterschap Noorderzijlvest

• Hoewel de veiligheid in de boezem in 2015 aanmerkelijk zal zijn verbeterd,

wordt met de geplande maatregelen de gewenste veiligheidsnorm in 2015

nog niet overal bereikt. Onderzoek naar aanvullende maatregelen om overal

aan te norm te voldoen is nodig.

Waterschap Hunze & Aa’s

• De Eemskanaal-Dollardboezem voldoet in 2015 overal aan de norm

van 1:100, wanneer ook enkele noodbergingsgebieden als regulier

bergingsgebied (dus eerder) kunnen worden ingezet. Dit is nodig omdat het

verhogen van boezemkaden enige vertraging heeft opgelopen.

Page 64: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

52

5.3 Regionale wateroverlast

Niet alleen vanuit de boezemsystemen in de Eemsdelta neemt de kans op

wateroverlast toe als gevolg van de klimaatverandering. Ook vanuit poldersloten

en in bebouwd gebied is door de toenemende neerslag vaker wateroverlast te

verwachten. Deze regionale wateroverlast kan zowel na langdurige neerslag in

de winter als na extreme zomerbuien optreden. De gemiddelde neerslag over

december, januari en februari zal volgens de KNMI’06-scenario’s rond 2050 4 tot

14% hoger liggen dan in de periode 1976 t/m 2005. In de zomermaanden zal de

hoeveelheid neerslag die eens per tien jaar op één dag valt toenemen met 5 tot

27%.

De capaciteit van poldergemalen zal door de toenemende neerslag in de

winter steeds vaker tekort schieten, waardoor polderwatergangen vaker

buiten hun oevers zullen treden. Om dit tegen te gaan zou de capaciteit van de

poldergemalen kunnen worden vergroot. Daardoor krijgen de boezemsystemen

in natte perioden echter meer polderwater te verwerken. Afhankelijk van de

situatie kan het daarom zinvol zijn om de pompcapaciteit niet te vergroten en

zo in natte perioden meer water in de polders vast te houden in plaats van op de

boezem te lozen.

De zwaardere zomerse piekbuien zullen vooral in bebouwd gebied vaker tot

problemen leiden, zoals water op straat en in kelders. Dat zal deels afvalwater

zijn dat uit rioolstelsels treedt, omdat die de grote hoeveelheid regenwater niet

kunnen verwerken. Riooloverstorten zullen steeds vaker het oppervlaktewater

vervuilen, ook in het buitengebied.

• In 2050 voldoet de boezem ter plaatse van een aantal kadetrajecten niet aan

de norm van 1:300 en wordt zowel in 2015 als in 2050 bij de stad Groningen

de norm van 1:1000 niet gehaald.

• Verwacht wordt dat op termijn de norm voor de gehele boezem verhoogd

moet worden naar tenminste 1:300 en dat als gevolg van uitbreiding van

bebouwing (bijvoorbeeld Meerstad) voor meer kadetrajecten een norm van

1:1000 gewenst is.

• Onderzoek naar aanvullende maatregelen om ook in de toekomst overal aan

de norm te voldoen is nodig.

Spuicapaciteit Delfzijl

Daarnaast dient vanwege de planontwikkelingen in Delfzijl (MARCONI) en uit

nautische overwegingen (vernieuwen zeesluizen) rekening te worden gehouden

met de mogelijkheid om nieuwe spuicapaciteit te creëren ten noorden en/of ten

zuiden van Delfzijl (zie ook hotspot Delfzijl, hoofdstuk 8).

Studie droge Voeten 2050

In het kader van de studie Droge Voeten 2050 wordt onderzocht of en welke

aanvullende maatregelen tegen wateroverlast vanuit de boezem nodig zijn om

in 2025 de dan gewenste veiligheidsnorm in de boezems van Noorderzijlvest en

Hunze & Aa’s te bereiken. Hierbij zullen ook de verwachte klimaatveranderingen

een belangrijke rol spelen. Die maatregelen moeten ook in 2050 en 2100 nog

bijdragen aan de veiligheid in de boezem, dus het moeten duurzame, “geen-

spijtmaatregelen” zijn. De resultaten worden verwacht in 2014.

Page 65: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

53Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Gemeenten zijn al geruime tijd samen met de waterschappen bezig om hier hun

waterbeheer beter op af te stemmen. De klimaatverandering vraagt daar extra

aandacht en inspanning voor.

Dat kan gaan om meer pompcapaciteit voor het afvoeren van de neerslag,

maar ook om meer ruimte voor het tijdelijk opslaan van de overtollige neerslag,

bijvoorbeeld in lokale waterbergingsgebieden of in bergingsvijvers en -singels

waarin de waterstand kan fluctueren. Door deze goed te ontwerpen ligt hier ook

een mogelijkheid om de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving te verhogen.

Oude gemengde rioolstelsels kunnen worden vervangen door nieuwe

gescheiden stelsels met afzonderlijke afvoer van afvalwater naar de

rioolwaterzuiveringsinstallatie en van relatief schone neerslag naar vijvers en

sloten.

Het is verder belangrijk om de mogelijkheden voor infiltratie van regenwater

in de bodem te vergroten. Dat kan door verkleining of het waterdoorlatend

uitvoeren van het verharde oppervlak. Infiltratie in de bodem kan ook worden

bevorderd door de aanleg van ondiepe greppels met drainage (wadi’s) in

woonwijken. Ook op huis- en straatniveau kunnen maatregelen getroffen

worden bijv. vegetatiedaken of regentonnen, maar vooral minder verhard

oppervlak in tuinen toe te staan.

Page 66: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta
Page 67: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

55Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Landbouw

De landbouwsector doet zelf al het nodige onderzoek om beter met situaties

van extreme warmte en droogte om te kunnen gaan. Maatregelen betreffen

vooral andere teeltmethoden met een koelend effect, het telen van hitte- en

droogtegevoelige gewassen en het verbeteren van de bodemstructuur

om perioden van hitte en droogte beter te kunnen overbruggen. Voor

veehouders kan het betekenen dat meer moet worden geïnvesteerd in de

temperatuurbeheersing in de omgeving van dieren.

6 HittestressHittestress kan in uitzonderlijk warme omstandigheden optreden bij zowel

mensen, dieren als planten. Het speelt vooral in bebouwd gebied en in de

landbouw.

Bebouwd gebied

Bij mensen kan hittestress leiden tot een zodanig vochtverlies door overmatige

transpiratie dat men zich onwel gaat voelen of dat zelfs een hartaanval of

beroerte optreedt. Vooral ouderen en zieken zijn er gevoelig voor en moeten

goed drinken onder dergelijke omstandigheden. In het recente verleden hebben

hittegolven in Parijs en ook Nederland aanwijsbaar een toename van de sterfte

onder ouderen veroorzaakt.

Menselijke hittestress treedt vooral op in grote steden. In de Eemsdelta is het

daarom een relatief beperkte opgave. Toch zou bijvoorbeeld de herstructurering

van woonwijken in de regio aangegrepen kunnen worden om meer water

en vooral meer groen in de openbare ruimte te realiseren. Daarbij kunnen

combinaties met maatregelen tegen wateroverlast worden gezocht.

Woningen en andere gebouwen kunnen klimaatbestendiger worden

gebouwd, bijvoorbeeld met kleine ramen, vegetatiedaken en het gebruik

van warmtepompen voor koeling. De transformatie van de bestaande

woningvoorraad in de regio biedt wellicht kansen om zulke verbeteringen door

te voeren.

Page 68: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

56

Figuur 34. Traditionele ontwikkeling (2012-2020) Figuur 35. Traditionele ontwikkeling (2020 - 2030)

Page 69: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

57Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

7 Hotspot Eemshaven

7.1 Gebiedsbeschrijving en opgave

De Eemshaven is een belangrijke economische motor voor het Noorden. In

de bouwsteen Groene Havenvisie zijn als bijdrage voor de Ontwikkelingsvisie

Eemsdelta twee modellen ontwikkeld. In beide gevallen wordt het

huidige bedrijventerrein van de Eemshaven volgebouwd. Enerzijds met

energieproducerende en chemische bedrijven en anderzijds met bedrijven die

vooral gespecialiseerd zijn in groene energie en chemie.

Voor het bepalen van de effecten van klimaatverandering op de Eemshaven

zijn wij ervan uitgegaan dat het huidige oppervlak in 2050 volgebouwd is met

bedrijven en dat er geen verdere uitbreiding heeft plaatsgevonden. De vragen

vanuit klimaatverandering voor de Eemshaven zijn:

• Kunnen we de Eemshaventerreinen drooghouden door zeedijken

en buitendijkse ophoging of met technische voorzieningen zoals

eilanden en dammen?

• Is extra aanvoer van oppervlaktewater nodig om te voorzien

in de toenemende waterbehoefte van de industrie of zijn er alternatieve

mogelijkheden voor watervoorziening?

De Eemshaven is ontwikkeld in de jaren 70 van de vorige eeuw in een periode dat

klimaatverandering nog niet op de agenda stond. Nu loopt de huidige primaire

kering achter de haven langs, maar is tegelijkertijd min of meer ingeklemd tussen

het ruimtelijke beslag van diverse havenactiviteiten.

Het is eigenlijk ongewenst dat de primaire kering de begrenzing vormt van een

aantal haven- c.q. bedrijfsterreinen en havenbekkens omdat verbreding van

de dijk dan moeilijk wordt. Er zou daarom een reserveringsstrook beschikbaar

moeten blijven voor toekomstige aanpassingen van de primaire kering. De bouw

van een “onverwoestbare deltadijk” in het huidige tracé van de primaire kering is

in feite onmogelijk zonder het genoemde ruimtebeslag op te heffen.

7.1.1 Kustveiligheid in de Eemshaven

Voor de kustverdediging van de eemshaven onderscheiden we twee

hoofdgevallen:

• de primaire kering is geïntegreerd in de haven (figuur 36)

• de primaire kering ligt voor de haven langs (figuur 37 t/m 39)

Primaire kering buiten de haven

De primaire kering zou bijvoorbeeld voor de haven langs kunnen worden gelegd

in een tracé over de landwaartse begrenzing van de havendammen. Het nadeel

hiervan is dat er grote investeringen nodig zijn voor een stormvloedkering

of zeesluizen in dit tracé. Eventuele zeewaartse uitbreiding van de haven

zou daarnaast worden belemmerd door een dergelijke oplossing. Daarom

beschouwen we deze mogelijkheid niet als realistisch. De beperkte ruimte en de

aard van het gebied bieden weinig mogelijkheden voor ComCoast-concepten

van kustverdediging. Er wordt daarom uitgegaan van een verhoging van de

bestaande zeedijken.

Relatieve zeespiegelstijging Eemshaven

Voor het Eemshaventerrein is voorzien dat in 2050 een relatieve

Page 70: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

58

Figuur 36. Traditionele ontwikkeling (vanaf- 2030)

Page 71: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

59Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

zeespiegelstijging op zal treden van maximaal 50 cm. Dit is gebaseerd op een

absolute zeespiegelstijging van maximaal 35 cm volgens het deltascenario.

Daar moet de bodemdaling door aardgaswinning, klink en veenoxydatie nog

bij worden opgeteld. Die bedraagt tot 2050 nog ongeveer maximaal 10 cm ter

plaatse van de Eemshaven.

Eemshaven binnendjiks

De huidige primaire waterkeringen dienen in de periode 2020-2030

maximaal met 50 cm opgehoogd te worden om met de klimaatveranderingen

(Deltascenario) mee te kunnen bewegen. Dit kan gerealiseerd worden binnen

de beperkte ruimte van de huidige primaire en secundaire zeekering. Het is dan

ook noodzakelijk hiervoor de beperkte ruimte die nu beschikbaar is voor het

ophogen van de primaire kering te reserveren.

Eemshaven buitendijks

De huidige kadeterreinen binnen de Eemshaven liggen op ongeveer 4,5

m+NAP (oudere kades) tot 5 m+NAP (nieuwere ophogingen). De frequentie van

onderlopen van de terreinen is momenteel circa eens per 150 tot 800 jaar.

In 2050 zouden de kades op 4,5 m+NAP volgens het Deltascenario ongeveer

eens per 30 jaar overstromen en de terreinen op 5 m+NAP eens in de 150 jaar.

Heel globaal zou dus de (gekapitaliseerde) overstromingsschade met een

factor 5 toenemen, uitgaande van de huidige investeringen en bijbehorende

overstromingsschade. Dit betekent dat voor de buitendijkse haventerreinen

maatwerkoplossingen getroffen moeten en ook kunnen worden zoals het

ophogen van de haventerreinen of het aanleggen van mobiele kades.

Tevens kunnen de bedrijven zelf hun essentiële voorzieningen zodanig in het

bedrijf localiseren dat bij een overstroming de bedrijfsvoering gewoon door kan

gaan. Dit wordt overigens al gedaan.

Uit een analyse van de huidige buitendijkse bedrijvigheid blijkt dat het

aanpassen aan de zeespiegelstijging in het gehanteerde Deltascenario goed

mogelijk is en niet tot grote problemen zal leiden. Het moment van aanpassing

is goed inpasbaar in de levenscyclus van het bedrijf zelf. Bij groot onderhoud

of renovatie aan de assets van het bedrijf kan gelijktijdig de noodzakelijke

klimaatadaptatiemaatregel worden uitgevoerd. Hierdoor kan worden voldaan

aan de overstromingsnormen.

7.1.2 Zoetwatervoorziening in de Eemshaven

Naast de veiligheid speelt ook de zoetwatervoorziening voor de levering

van proceswater voor de industrie. Op dit moment wordt circa 1 miljoen m3

drinkwater als proceswater gebruikt en worden ontziltingsinstallaties gebruikt

om aan de watervraag (en leveringszekerheid) te kunnen voldoen.

Om aan de toenemende watervraag t.g.v. uitbreiding van de productie en het

afnemende wateraanbod door de klimaatverandering te kunnen voldoen, zal de

industrie zelf een bijdrage moeten leveren door zoveel mogelijk te besparen op

water en in te zetten op hergebruik en cascadering van proceswater.

In een studie van North Water (2009) is water uit het Eemskanaal aangemerkt

als de beste bron voor gebruik als proceswater. Om een periode van droogte te

kunnen overbruggen is het raadzaam dit kanaalwater tijdelijk op te slaan in een

spaarbekken.

Page 72: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

60

Figuur 37. Ontwikkeling buitendijks (2012-2020) Figuur 38. Ontwikkeling buitendijks (2020 - 2030) Figuur 39. Ontwikkeling buitendijks (vanaf 2030)

Page 73: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

61Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Dit spaarbekken kan ten zuiden van de Eemshaven liggen en gecombineerd

worden met de geplande uitbreiding van de glastuinbouw (drijvende,

zelfvoorzienende kassen) zie figuur 38 en 39. Dit spaarbekken kan verder ook

gecombineerd worden met bijv. een recreatiefunctie.

Door dit spaarbekken op een juiste manier in te richten kan tevens een goede

afscheiding worden gecreëerd tussen het industrielandschap van de Eemshaven

en het cultuurhistorisch wierdenlandschap.

Figuur 39. Ontwikkeling buitendijks (vanaf 2030)

Page 74: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

62

Page 75: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

63Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

8 Hotspot Delfzijl8.1 Gebiedsbeschrijving en opgaveDelfzijl is een havenstadje aan het werelderfgoed van de Waddenzee, maar deze

kwaliteit komt momenteel onvoldoende tot uitdrukking. De waterstaatswerken

– waaronder de zeewering – vormen een grote barrière tussen het stadscentrum

en de zee. Omdat in Delfzijl de ruimte voor een dijklichaam ontbrak, is de

zeewering uitgevoerd als stalen damwand. Eerder gemaakte keuzes voor

gemalen en spuisluizen hebben geleid tot een vergelijkbare barrière voor de

watersport.

Een speerpunt in de omgang met de bevolkingskrimp is het vitaliseren van

het stadscentrum en het versterken van het maritieme karakter van Delfzijl.

De stad moet aantrekkelijker worden. Met een veilige waterkering die géén

barrière vormt naar de buitendijkse gebieden, maar er juist een verbinding

mee legt. Delfzijl wil de beleving van havens, waddennatuur, industrie en

waterstaatswerken aantrekkelijker maken.

De combinatie van optredende zeespiegelstijging en bodemdaling stelt steeds

hogere eisen aan de waterkering, sluizen en gemalen. Gelet op de ervaringen

uit het verleden neemt daardoor in Delfzijl de angst toe dat de toch al negatieve

ruimtelijke situatie verder zal verslechteren (bron: Visie Maritieme Zone Delfzijl,

2012).

Met MARCONI naar een gezamenlijke visie

De betrokken overheidspartners begonnen in 2009 aan het project Maritieme

Concepten In Beeld (MARCONI) om een gezamenlijke aanpak op te stellen

vanuit één gemeenschappelijk gedragen, inspirerende ruimtelijke visie. Deze

visie plaatst de ruimtelijke problematiek van de haven, stad, industrie en zee

in de tijd, waarbij bescherming tegen de zee en afvoer van het boezemwater

randvoorwaarden vormen.

De visie stoelt op de ruimtelijke waarden die de betrokken partijen gezamenlijk

formuleerden. Voor de optimalisatie wordt gebruik gemaakt van concepten voor

de maritieme zone die de MARCONI-partners eerder ontwikkelden.

Doelstellingen en ambities voor de maritieme zone

De MARCONI-partners onderschrijven de volgende doelstellingen of ambities: .

1. Veiligheid tegen overstromingen en waterafvoer voor grote delen van

Groningen en Drenthe

2. Wonen bij de zee , haven en bruisend centrum

3. Werken (Haven, industrie, toerisme)

4. Natuur van het Waddengebied

5. (Water)recreatie: varen, surfen, strand, fietsen, wandelen, terras, rust,

e.d.

6. Beleving maritiem karakter:

• Water(zoet–zout,binnen-enbuitendijks)

• Weidsheidvandezee

• Zeeklimaatervaren

• Natuurlandschapenbijzonderesoorten

• Variatieaanwaterstaatswerken

• Scheepvaartenhavenbedrijvigheid

• Industrieellandschap

• Cultuurhistorie

7. Duurzame energie: windmolens, vergroening chemiepark

8. Duurzame ontwikkeling gericht op het werelderfgoed Waddenzee

Page 76: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

64

Figuur 41 Mogelijke ontwikkeling Delfzijl (vanaf 2020)Figuur 40 Ruimtelijke Visie Maritieme zone Delfzijl (bron Maritieme zone Delfzijl 2012)

Page 77: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

65Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Klimaatopgaven

De klimaatopgave voor Delfzijl is vooral het handhaven van de kustveiligheid. De

buitenbekleding van de huidige waterkering moet nu al aangepast worden en

vanaf 2020 moet de kering ook worden verhoogd. Belangrijk is dat versterking

van de huidige primaire kering een grote invloed heeft op de ruimtelijke kwaliteit

van het centrum van Delfzijl. Daarom wordt onderzocht welke rol de schermdijk

kan spelen in de kustveiligheid, zodat de huidige primaire kering (door Delfzijl

en langs het chemiepark) minder versterkt en/of verhoogd behoeft te worden.

Wellicht dat op termijn de schermdijk opgewaardeerd kan worden tot de

primaire kering, dit zou ten goede komen aan de ruimtelijke kwaliteit van Delfzijl.

Een keuze voor verhoging schermdijk of huidige primaire kering is nog niet

gemaakt en dient nader onderzocht te worden. De betekenis van de schermdijk

wordt verder onderzocht in het kader van een project van Building with Nature.

Daarnaast zal in de toekomst de huidige spui- en/of gemaalcapaciteit mogelijk

vergroot moeten worden omdat de mogelijkheid om overtollig boezemwater

onder vrij verval te lozen kleiner wordt als gevolg van de zeespiegelstijging.

Vanuit nautische overwegingen is er de wens om de capaciteit van de huidige

zeesluizen te vergroten voor de duwvaart, dit zal ook effect hebben op de

spuimogelijkheden van overtollig boezemwater. Verder zal er op de schermdijk

een rij windmolens worden geplaatst (start van de werkzaamheden is voorzien in

2013).

In januari 2012 is door de stuurgroep MARCONI de Visie Maritieme Zone Delfzijl

aangenomen en aangegeven dat er behoefte is aan nader onderzoek om verder

te komen in het planvormings- en realisatietraject. Door de projectgroep IKE is

besloten om deze visie en onderzoeksvragen 1 op 1 over te nemen, voor zover

zij aansluiten op de klimaatadaptatie. Inmiddels wordt vanuit het programma

Building with Nature gewerkt aan een onderzoeksvoorstel waarin onderstaande

vragen beantwoord zullen worden. De antwoorden dienen binnen een

redelijke termijn (eind 2012) te worden opgeleverd. Zodat dit eventueel nog

meegenomen kan worden in de plannen en realisatie van de plaatsing van

windmolens op de schermdijk.

De onderzoeksvragen zijn:

1. Kan de schermdijk de waterveiligheid van de achterliggende primaire

kering ondersteunen?.

2. Zet verschillende varianten van de schermdijk naast elkaar

3. Welke effecten heeft een vooroever of kwelderwal voor de schermdijk

bij delfzijl op de hydrologische en hydromorfologische processen in de

Bocht van Watum.

a. Effect op slibhuishouding

b. Effect op ecologie

c. Stromingspatronen

4. Wat zijn de mogelijkheden en de gevolgen van het door de gemeente

gewenste badstrand?

5. De aanleg van windmolens op de schermdijk begint in 2012. Wat

is het advies aan Groningen Seaports voor de aanleg van een

onderhoudsweg, de hoogte van de schermdijk en het talud aan de

zeekant?

Een voorbeeld van een multifunctionele schermdijk is hieronder weergegeven.

Page 78: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

66

Page 79: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

67Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

9 Pilot kustverdediging kustzone Eemshaven - Delfzijl

9.1 Huidige visie

Kustversterking zal in de toekomst nodig zijn langs de kust van het Groningse

Eemsdeltagebied. Binnen het project IKE leent met name het kustdeel tussen

de Eemshaven en Delfzijl zich voor een innovatieve en multifunctionele aanpak.

Dit kustgedeelte voldoet op dit moment niet aan de toetsingsnormen en een

eventuele dijkdoorbraak kan zeer ernstige gevolgen hebben omdat het water

dan direct tot de gasvelden bij Slochteren en de stad Groningen zou kunnen

reiken.

De verwachte zeespiegelstijging zal de aanval op de dijken verder versterken.

Het gaat hierbij vooral om relatieve zeespiegelrijzing en in mindere mate om

zwaardere golfaanval. Dit laatste is minder belangrijk omdat de golfaanvallen

op de kust tussen de Eemshaven en Delfzijl voornamelijk evenwijdig aan

de zeewering lopen en sterk worden gebroken voordat ze de dijk bereiken.

Bovendien vindt er meer aanzanding plaats in de Waddenzee, waardoor de

golfoploop vermindert. Dit deel van de kust leent zich goed voor innovatieve en

multifunctionele kustverdediging omdat:

• het benodigde ruimtebeslag van de waterkering in dit gebied relatief

makkelijk beschikbaar kan worden gemaakt (goed te bereiken)

• het gebied niet dicht is bebouwd

• in de Eemsdelta sprake is van een grote relatieve zeespiegelstijging

• een grote bijdrage kan worden geleverd aan de kennisontwikkeling

over kustverdediging (aansluiting bij het project IJkdijk, waar sensoren

zwakke plakken in de dijk registreren)

• extra inzicht kan worden verkregen in het omgaan met de grote tegenstelling

tussen economische en ecologische belangen (verbrede kustzone als

ecologische tegenhanger van de economische motor Eemshaven)

9.2 Meerlaagse kustveiligheid

Voor de kustzone tussen de Eemshaven en Delfzijl zijn twee

hoofdoplossingsrichtingen geformuleerd. De ene sluit aan bij de traditionele

manier van dijkversterking en de andere bij het gedachtengoed van ComCoast

(zie paragraaf 3.7 en verder / bijlage 1). Deze alternatieven zullen verder

uitgewerkt moeten worden waarbij rekening wordt gehouden met het principe

van de meerlaagse kustveiligheid. Dat principe gaat uit van de volgende drie

veiligheidslagen:

1. De sterkte van de kustverdediging zelf die een doorbraak moet voorkomen.

2. Het beperken van de gevolgen door een geschikte inrichting van het gebied

achter de kustverdediging.

3. Het bestrijden van de calamiteit mocht de dijk doorbreken.

In een pilotproject Kustverdediging Eemsdelta stellen we voor om specifiek

te richten op de eerste twee aspecten door het ontwikkelen van geschikte

inrichtingsvarianten die uitgaan van een meer traditionele of een verbrede

kustverdediging.

De doelen hierbij zijn om:

• Te voldoen aan de waterveiligheidsnormen voor waterkeringen rekening

houdend met relatieve bodemdaling en nieuwe technische inzichten en

klimaatverandering.

• Kennis over proces en analyses van Deltaprogramma Wadden bij

de doelgroep te brengen (o.a. besluitvormingsproces, MKBA/SLA,

maatregelenboek N&H, veiligheids-opgave Waddengebied, kwelders irt

waterveiligheid, innovatieve dijken, mogelijke strategieën);

Page 80: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

68

• Het denken in overstromingsrisico’s ipv overschrijdingskansen te

bevorderen

• andere veiligheidsfilosofieën toepassen (gebiedsgerichte

veiligheidsbenadering, MLV)

9.3 Ontwikkeling alternatieven kustzone Eemshaven - Delfzijl en beoordeling doelbereik en effecten

In de pilot dienen deze twee alternatieve oplossingsrichtingen voor

kustversterking (traditioneel en verbreed, zowel landwaarts als zeewaarts)

gelijkwaardig te worden onderzocht en vergeleken. Hieraan liggen twee

doelstellingen ten grondslag:

• het garanderen van de hoogwaterveiligheid (tijdhorizon nader bepalen bijv.

200 jaar)

• het versterken van de ruimtelijke kwaliteit (ecologische, economische,

sociale en culturele kwaliteiten)

9.3.1 Werkwijze uitwerking alternatieven

De uitwerking van de alternatieven vraagt om het combineren van een

groot aantal ruimtelijke, maatschappelijke en technische uitgangspunten en

voorwaarden. Dit kan door zowel te ontwerpen als de ontwerpen te beoordelen.

Bij het formuleren van de alternatieven is het goed om uit te gaan van de

lagenbenadering waarbij de ondergrond, de netwerken en de occupatie

(functies) ruimtelijk goed op elkaar zijn afgestemd. De ondergrond heeft daarbij

een sterk sturende functie, hier worden dan ook de meest fundamentele keuzes

gemaakt.

De te ontwikkelen alternatieven (ontwerpopgave) zullen opgebouwd worden

rondom vijf kernbelangen. De ontwerpen voor de kustverdediging zullen hierop

beoordeeld worden (MER-systematiek gekoppeld aan MKBA):

Ontwerpopgave:

• Wat zijn de vereiste veiligheidsniveaus in de verschillende klimaatscenario’s

en welke tijdhorizonten passen daarbij?

• Welke constructies voor traditionele en verbrede kustverdediging zijn

mogelijk (bio-bouwers, kwelders, inlaatconstructies, zoet-zoutovergangen)?

• Welke tracékeuzes voor nieuwe dijken (vanuit de ondergrond, netwerken

(gasleidingen), menselijke functies) zijn mogelijk?

• Welke technische ontwerpen horen hierbij (breedte, hoogte, dijkprofielen,

ruimtebeslag)?

• Kunnen we gebruik maken van natuurlijke processen en zo ja hoe?

• Wat zijn effecten op stromingspatronen in de Eems-Dollard,

slibhuishouding, ecologie en zoute kwel?

• Etc.

In de bijlage 1 zijn voorbeelden weergegeven van een verbrede kustverdediging.

9.3.2 Beoordeling doelbereik en effecten

De ontwerpen worden beoordeeld rond zes kernbelangen:

• Veiligheidsbelang (veiligheid tegen overstromingen door hoogwater in

verschillende klimaatscenario’s)

• Sociaal belang (leefbaarheid, veiligheid, behoud van eigenheid van de

streek)

Page 81: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

69Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

• Cultureel belang (leesbaarheid van de geschiedenis, cultuur,

wierdenlandschap)

• Economisch belang (landbouw, industriële en recreatieve

verdienmogelijkheden, financiering)

• Ecologisch belang (bijdrage aan herstel Eems-Dollard estuarium,

Natura2000-doelen, ecosysteemdiensten)

• Financieel belang (kosten en baten van de te nemen maatregelen en de te

verwachten effecten (aansluiten bij methodiek MKBA-arena)

9.4 Interactief en iteratief proces

De werkwijze zal een interactief en iteratief proces zijn. De ontwerpen worden

verder aangescherpt tot één of twee voorkeursalternatieven. De ontwerpen

komen tot stand middels interactieve werksessies met deskundigen,

belanghebbenden, overheid, bedrijfsleven en bewoners uit de streek. In een later

stadium kan dan een concrete uitvoerbare pilot voor een beperkt deel van de

kustzone worden beschreven.

De alternatieven kunnen ontwikkeld worden in een schetsontwerpatelier,

waarbij met stakeholders en deskundigen de alternatieven nader worden

uitgewerkt. Hierbij worden de huidige kennis (hydrologische studies e.d.) en

gebiedskennis/ervaringsdeskundigen ingezet om kwalitatief de mogelijke

strategieën/oplossingsrichtingen te schetsen voor de beperking van

overstromingsrisico’s.

Dit kan aangevuld worden met technisch rekenen met door Stowa/HKV

ontwikkelde methodiek waarmee concrete maatregelen/ingrepen in het

ruimtelijke terrein op effectiviteit en kosten kunnen worden doorgerekend.

Deze methodiek is ontwikkeld/toegepast op een viertal cases en heeft zich in de

praktijk al bewezen en is nu toepasbaar.

Het voordeel van deze interactieve en iteratieve werkwijze is dat:

• Degebiedsopgavealseengedeeldeopgavewordtgezien;

• Eengedeeldbeeldontstaatovermogelijkestrategieën(met

koppelingen van doelen voor waterveiligheid en economie en ecologie)

• Erruimteisvoorcreatievestrategieënenoplossingenvoor

gebiedsopgaven, die kansrijkheid zijn.

• Eengedeeldbeeldontstaatvankennisagenda(watwetenwealenwat

moeten we nog weten voor het maken van een).

9.5 Tijdplanning

De werkzaamheden kunnen medio 2012 gestart worden en eind 2012, begin

2013 afgerond worden. Hiermee loopt dit goed in de pas met de planning die

het deltaprogramma aanhoudt, waarbij in 2013 kansrijke strategieën dienen te

worden opgeleverd. Dit als voorbereiding op de deltabeslissing begin 2015.

Page 82: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

70

9.6 Afstemming met deltadeelprogramma Wadden

Dit voorstel voor een pilot is besproken met het Deltadeelprogramma Wadden.

In nader overleg is door DP Wadden aangegeven om zo mogelijk de scope van

dit pilotonderzoek uit te breiden en ook de volgende punten mee te nemen in

het pilot onderzoek:

• buitendijksgebied (Eemshaven, Delfzijl haven),

• vitale infrastructuur (energie: buitendijks + NAM),

• binnendijksgebied (landelijk + stedelijk).

Ook pleit het deltaprogramma voor een meer integrale benadering waarbij

naast de Kustveiligheid ook de zoetwatervoorziening integraal in deze pilot

meegenomen zou kunnen worden.

Page 83: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

71Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

10 Pilot zoetwatervoorziening industriewater Eemshaven10.1 Huidige visie

In het project IKE is tijdens een bijeenkomst “Eemsdelta Nu en Later” is door

een aantal stakeholders aangegeven dat de zoetwatervoorziening en m.n.

die van de industrie een belangrijke opgave is voor de komende decennia (zie

hoofdstuk 3). Afhankelijk van de daadwerkelijk optredende klimaatverandering

(G-of W+-scenario ) zal de vraag naar zoetwater (vanuit klimaat) gelijk blijven of

sterk toenemen (zie hoofdstuk 5. Onafhankelijk van de klimaatverandering is de

verwachting dat de vraag naar zoetwater voor de industrie zal toenemen door de

komst van de energiecentrales van NUON, RWE en Advanced Power en diverse

andere bedrijvigheid. Volgens de studie regionale knelpunten analyse zal de

watervraag in de nabije toekomst ca. 10 – 15 miljoen m3 / jaar bedragen. In de

studie van North water wordt aangegeven dat de watervraag max. 1600 m3/uur

bedraagt (15 miljoen m3 per jaar).

De vraag voor de Eemshaven bestaat uit industriewater van verschillende

kwaliteiten voor o.a. andere demiwater, proceswater en bluswater.

Dit zou geleverd kunnen worden d.m.v. een centrale multi-client

industriewatervoorziening. In een studie heeft North water verschillende

bronnen bestudeerd voor de productie van het industriewater.

Hierbij is gekeken naar drinkwater, zeewater, grondwater, effluent van

rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI) en oppervlaktewater

Uit deze studie is naar voren gekomen dat water afkomstig uit het Eemskanaal

(Emskanaal-Dollard boezem) hiervoor het beste geschikt is vanwege, de

afstand, leveringszekerheid en de kwaliteit (laag chloride gehalte). Omdat ook

de landbouw, de scheepvaart en het teruggaan van de zoutindringing (via

het Eemskanaal) grote belangen zijn, die behoefte hebben aan water uit het

Eemskanaal wordt voorgesteld een pilot uit te voeren naar zoetwatervoorziening

voor de industrie van de Eemshaven.

Figuur 42 Visie multi-client Industriewatervoorziening Eemshaven (bron notitie North water 2009)

Page 84: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

72

10.2 Oplossingsrichtingen industriewatervoorziening Eemshaven

In het kader van levering van industriewater vanuit het Eemskanaal kan gekozen

worden voor verschillende manieren. Twee hoofdrichtingen zijn:

• Directe levering vanuit het Eemskanaal

• Directe levering vanuit Eemskanaal via een buffer (spaarbekken) nabij de

Eemshaven. Hierbinnen zijn 2 alternatieven mogelijk:

a. een met technische variant met meekoppeling van

glastuinbouw;

b. een landschappelijke variant met meekoppeling van

glastuinbouw en recreatie en landschap

10.3 Ontwikkeling alternatieven zoetwatervoorziening Eemshaven en beoordeling doelbereik en effecten

In de pilot dienen deze twee alternatieve oplossingsrichtingen voor

industriewatervoorziening

gelijkwaardig te worden onderzocht en vergeleken. Hieraan liggen twee

doelstellingen ten grondslag:

• het garanderen van industriewater van voldoende kwaliteit

• het versterken van de ruimtelijke kwaliteit (ecologische, economische,

sociale en culturele kwaliteiten)

Belangrijke eisen en voorwaarden dienen te komen vanuit de multi-client

industriewatervoorziening.

10.3.1 Uitwerking alternatieven

De te ontwikkelen alternatieven (ontwerpopgave) zullen opgebouwd

worden rondom een aantal randvoorwaarden. De ontwerpen voor de

industriewatervoorziening zullen beoordeeld worden op een aantal

kernbelangen (MER-systematiek gekoppeld aan MKBA):

Ontwerpopgave:

• Benodigd volume industriewater en waterkwaliteit, inventarisatie en keuze

van potentiele bronnen (ook in verhouding tot andere zoetwatervragers en

de klimaatscenario’s);

• Trace keuze buisleiding en grootte en locatie keuze van spaarbekken

(eventueel modulair uit te breiden);

• Uitwerken van de technische en landschappelijke inrichtingsvarianten

van het spaarbekken (benodigd landoppervlak, beschikbaar volume,

peilbeheer, waterkwaliteit, landschappelijke kwaliteit, recreatieve

ontwikkelingsmogelijheden);

10.3.2 Beoordeling doelbereik en effecten

De ontwerpen worden beoordeeld rond de volgende kernbelangen:

• Economisch belang (leveringszekerheid zoetwater industrie,

recreatieve verdienmogelijkheden, afweging belang glastuinbouw en

waterbeschikbaarheid voor overige landbouw in de regio, financiering);

• Sociaal belang (leefbaarheid, veiligheid, behoud van eigenheid van de

streek)

Page 85: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

73Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

• Ecologisch belang (vermindering van watergebruik van grondwater en

milieubelasting huidige zoetwaterbronnen, aantasting of meerwaarde van/

voor natuur)

• Financieel belang (kosten en baten van de te nemen maatregelen en de te

verwachten effecten (aansluiten bij methodiek MKBA-arena)

10.3.3 Interactief en iteratief proces

De werkwijze zal een interactief en iteratief proces zijn. De provincie Groningen

kan trekker zijn van dit project. Medewerking nodig van waterleidingbedrijf,

North water, waterschappen, bedrijven, GSP, LTO, individuele landbouw

ondernemers, direct omwonenden. De ontwerpen worden verder aangescherpt

tot één voorkeursalternatieven. De ontwerpen komen tot stand middels

interactieve werksessies.

10.3.4 Tijdplanning

Start werkzaamheden medio 2012

Eind werkzaamheden eind 2012 - begin 2013

Page 86: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta
Page 87: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

75Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

11 Agenda KlimaatadaptatiemaatregelenHet project IKE doet voor de korte termijn geen voorstellen voor opvallende

nieuwe urgente adaptatiemaatregelen. Gebleken is dat met name de

waterschappen en de gemeenten via hun lopende activiteiten voor de korte

termijn al grotendeels invulling geven aan het klimaatbe-stendiger maken van

de regio. Bijvoorbeeld door het op orde brengen van de zeedijken, het realiseren

van waterberging en het moderniseren van het stedelijk waterbeheer.

Het is zaak om alle lopende trajecten en ruimtelijke ingrepen goed te

analyseren op hun effecten op in de toekomst noodzakelijk te nemen

klimaatadaptatiemaatregelen.De milieueffectrapportage (m.e.r.) en watertoets

zijn daar geschikte instrumenten voor. Het is wel van belang dat dan ingezoomd

wordt op de lange termijn en dat de bandbreedte over de verschillende

klimaatscenario’s in beschouwing wordt genomen om maatregelen te nemen

waar we later geen spijt van krijgen.

Daarnaast is het belangrijk om de klimaatontwikkelingen te blijven

monitoren, meer kennis te ontwikkelen over klimaatverandering en

klimaatadaptatiemaatregelen en het publiek voor te lichten over de effecten

van klimaatverandering op hun leefomgeving. Verder zullen in de komende tijd

vooral het project Droge Voeten 2050 en de Deltadeelprogramma’s Wadden en

Zoetwater de nodige inzichten verschaffen.

11.1 Korte termijn (tot 2015)

11.1.1 Kustverdediging

- Versterken primaire waterkeringen

De waterschappen nemen maatregelen om de primaire waterkeringen te laten

voldoen aan de normen van de derde toetsingsronde. Voor de dijktrajecten

westelijk van de Eemshaven en tussen de Eemshaven en Delfzijl kan dit

eventueel in combinatie met voorlandversterking worden uitgevoerd. De keuze

voor een traditionele of verbrede kering hoeft nu nog niet gemaakt te worden.

- Pilot Kustverdediging

Uitvoeren van pilot voor de kustzone tussen de Eemshaven en Delfzijl waarin

traditionele kustverdediging vergeleken wordt met verbrede kustverdediging

in een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). Dit is input voor

Deltadeelprogramma Wadden. Eventuele ruimtelijke reserveringen voor

verbrede kustverdediging en/of slaperdijken moeten later vastgelegd worden in

gemeentelijke bestemmingsplannen (zie hoofdstuk 9).

- Onderzoek MARCONI

In het kader van het project MARCONI wordt nader onderzoek gedaan naar

de mogelijke bijdrage van de schermdijk te Delfzijl aan de kustveiligheid,

worden ontwerpen ontwikkeld en effecten op ecologie, slibhuishouding en

stromingspatronen bepaald.

- Uitvoeren MARCONI

Mogelijke opwaardering van de schermdijk te Delfzijl in combinatie met aanleg

van windmolens op de schermdijk volgens de gekozen inrichtingsvariant.

Eventuele ruimtelijke reserveringen voor aanpassingen aan de schermdijk,

verbreding van de zeedijk langs het Chemiepark te Delfzijl en voorzieningen ten

behoeve van extra spui- en/of gemaalcapaciteit moeten later worden vastgelegd

in het gemeentelijk bestemmingsplan (zie hoofdstuk 8).

Page 88: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

76

11.1.2 Zoetwatervoorziening

- Terugdringen waterverbruik.

• Verminderen doorspoeling oppervlaktewatersysteem om verzilting tegen te

gaan.

• Verminderen waterverbruik industrie door waterbesparing, hergebruik en

cascadering van waterstromen.

• In de landbouw minder of preciezer beregenen, droogteresistente gewassen

ontwikkelen en de bodemstructuur verbeteren om het waterbergend en

vochtleverend vermogen te vergroten.

• In woningbouw en stedelijk gebied bevorderen van waterbesparende

maatregelen.

• Doorspoelen met regenwater

- Vasthouden en bergen van water

• Water vasthouden op hogere gronden dat deels via het grondwater kan

worden benut.

• Waterberging in natuurvriendelijke oevers.

• Kleinschalige voorraadberging.

• Flexibel peilbeheer.

• Hergebruik van gezuiverd effluent van rioolwaterzuiveringsinstallaties.

- Pilot Zoetwatervoorziening

Uitvoeren van een pilotproject voor de zoetwatervoorziening van de industrie in

de Eemshaven, waarbij inrichtingsvarianten voor de aanleg van een buisleiding

en spaarbekken worden vergeleken en beoordeeld met een maatschappelijke

kosten-batenanalyse (MKBA) als input voor het Deltadeelprogramma Zoetwater.

Eventuele ruimtelijke reserveringen moeten later in gemeentelijke

bestemmingsplannen worden opgenomen.

11.1.3 Wateroverlast

- Vergroten veiligheid boezemsystemen

De waterschappen gaan de komende jaren verder met het verhogen van hun

boezemkaden. In het project Droge Voeten 2050 worden voorstellen gedaan

voor maatregelen die tot 2050 voldoende bescherming tegen wateroverlast

vanuit de boezemsystemen moeten bieden. Om een toekomstige vergroting van

de spui- en/of gemaalcapactiteit te Delfzijl mogelijk te maken, moeten daar nu al

de benodigde ruimtelijke reserveringen voor worden gedaan.

- Verminderen wateroverlast bebouwd gebied

Gemeenten gaan samen met de waterschappen door met het uitvoeren

van maatregelen om wateroverlast in bebouwd gebied tegen te gaan en

rioolsystemen te verbeteren (bestaand beleid).

Eventuele ruimtelijke reserveringen voor versterken van boezemkaden moeten

later worden opgenomen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

11.1.4 Hittestress

- Openbare ruimte

Kansen benutten om bij herstructurering van woonwijken meer groen en water

te realiseren.

- Klimaatbestendig bouwen

Kansen benutten om woningen en andere gebouwen klimaatbestendiger te

bouwen, bijvoorbeeld met kleine ramen, vegetatiedaken en het gebruik van

warmtepompen voor koeling.

Page 89: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

77Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

11.1.5 Landbouw

- Agrarische innovatie

In overleg met de landbouwsector agrarische pilotprojecten ontwikkelen en

uitvoeren gericht op een klimaatbestendige productie.

11.2 Middellange termijn (2015-2025/2030)

11.2.1 Kustverdediging

- De groene dijktrajecten

Traditionele en verbrede variant (tot 2020)

• Versterken van primaire keringen om aan de toetsingsnormen te voldoen.

• Waar nodig het fundament van de zeedijk verstevigen door

voorlandversterking (niet langs de Dollardkust) met kwelders en

biobouwers. Hiervoor kan eventueel baggerspecie uit de vaargeulen

worden gebruikt.

• Ruimte reserveren in gemeentelijke bestemmingsplannen voor de aanleg

van een nieuwe slaperdijk tussen de Eemshaven en Delfzijl en voor

versterking van bestaande slaperdijken langs de Dollardkust.

• Coupures, doorgangen en kunstwerken in bestaande slaperdijken

afsluitbaar maken. Slaperdijken langs de Dollardkust op hoogte brengen en

stabiliseren.

• Aanleggen en verbeteren van zoet-zoutovergangen met vispassages.

Traditionele variant (2020-2030)

• Verder verhogen en verbreden van de primaire zeekering zodat deze

voldoet aan de dan geldende normen.

• Tussen de Eemshaven en Delfzijl achter de zeedijk een slaperdijk aanleggen

om de gevolgen van een eventuele dijkdoorbraak te beperken.

Verbrede variant (2020-2030)

• Ruimte reserveren voor verbreding van de kustverdediging.

• De huidige zeedijken overslagbestendig maken.

• De aangepaste en deels versterkte slaperdijken verder opwaarderen om

incidentele overstroming van de overslagbestendige dijk op te kunnen

vangen. Tussen de Eemshaven en Delfzijl op gemiddeld 500 m achter de

huidige zeedijk een nieuwe slaperdijk aanleggen.

- Dijktraject Eemshaven

• De primaire en secundiare zeekeringen verhogen om de binnendijkse

bedrijvigheid te beschermen. Zonodig extra ruimte voor verbreding van de

primaire kering reserveren.

• Toepassen van maatwerkoplossingen voor het buitendijkse deel, zoals

gefaseerde terreinophoging, mobiele kades en/of overstromingsbestendige

bedrijfsvoering.

- Dijktraject Delfzijl

• Afhankelijk van de gekozen inrichtingsvariant en de ontwikkelingen in

het project MAR-CONI de schermdijk verder ophogen en inrichten met

voorlandversterking of het versterken van de zeedijk langs het Chemiepark.

Page 90: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

7878

11.2.2 Zoetwatervoorziening

- Voortzetten en eventueel intensiveren van de maatregelen die op korte termijn

al worden genomen voor de zoetwatervoorziening.

- Waterfabriek voor industriewatervoorziening

Afhankelijk van de te maken keuze aanvoer van oppervlaktewater door een

buisleiding vanuit het Eemskanaal naar de Eemshaven met spaarbekken

als buffer en drinkwater als back-up. Regelen van de benodigde ruimtelijke

reserveringen.

11.2.3 Wateroverlast

- Uitvoeren van maatregelen uit de studie Droge Voeten 2050 om de

bescherming tegen wateroverlast tot 2050 op orde te kunnen houden inclusief

het regelen van de benodigde ruimtelijke reserveringen.

- Voortzetten en eventueel intensiveren van de maatregelen die op korte termijn

al worden genomen om wateroverlast in bebouwd gebied tegen te gaan.

11.2.4 Hittestress

Zie korte termijn.

11.2.5 Landbouw

Zie korte termijn.

11.3 Lange termijn 2025-2050

11.3.1 Kustverdediging

- De groene dijktrajecten

Traditionele variant (2030-2050)

• Verder verhogen en verbreden van de primaire zeekering zodat deze

voldoet aan de dan geldende normen.

Verbrede variant (2030-2050)

• Tussen de Eemshaven en Delfzijl beginnen met de voorbereiding van het

intergetijdegebied tussen de slaperdijk en de overslagbestendige dijk en de

slaperdijk langs dit traject eerst beperkt versterken.

• Vervolgens in alle groene dijktrajecten de slaperdijk verder opwaarderen

tot primaire kering en de overslagbestendige dijk doorlatend maken

met afsluitbare inlaatwerken en duikers. Daarna zoutwater toelaten

tussen de beide dijken zodat intergetijdegebied met gedempt tij en zoet-

zoutovergangen tot ontwikkeling komt.

• Keuze maken tussen het tegengaan van zoute kwel met een zoetwaterbuffer

achter de slaperdijk of de verzilting accepteren en plaatselijk overgaan op

zilte teelten. De buffer kan ook worden benut voor de zoetwatervoorziening.

• Klassieke compartimentering door herstel slaperdijken.

Page 91: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

79Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

- Dijktraject Eemshaven

• Toepassen van maatwerkoplossingen voor het buitendijkse deel, zoals

gefaseerde terreinophoging, mobiele kades en/of overstromingsbestendige

bedrijfsvoering.

- Dijktraject Delfzijl

• Afhankelijk van de gemaakte keuze verder versterken van de schermdijk of

de zeedijk langs het Chemiepark zodat wordt voldaan aan de dan geldende

normen.

11.3.2 Zoetwatervoorziening

- Voortzetten en eventueel intensiveren van de maatregelen die op korte

termijn al worden genomen voor de zoetwatervoorziening (o.a. verminderen

watergebruik, vasthouden en bergen van water).

11.3.3 Wateroverlast

- Eventueel uitvoeren van studie naar maatregelen om de bescherming tegen

wateroverlast vanuit de boezemsystemen ook na 2050 op orde te kunnen

houden.

- Voortzetten en eventueel intensiveren van de maatregelen die op korte en

middellange termijn al worden genomen om wateroverlast in bebouwd gebied

tegen te gaan.

11.3.4 Hittestress

zie korte termijn

11.3.5 Landbouw

zie korte termijn

Page 92: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta
Page 93: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Bijlage 1 Mogelijke maatregelen intergetijdegebied

Page 94: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Overzicht van mogelijke maatregelen voor het bevorderen van intertijdegebied

(merendeels ComCoast principes overgenomen uit het saltmarsh creation

handbook).

Figure 1.1 Generalised division of Britsh saltmarsh into three zones (high, middle and low

marsh) based on elevation in relation tot tidal height.

Figure 1.2 Wavebreaks (1) placed in a shoreline parallel orientation to protect an area of

existing saltmarsh (2) backed by a sea defence structure (3).

Afbeelding 1.1. Horsey Island, Hamford Water in Essex (Case study 3), where wavebreaks, polders

and sediment recharge have been employed to build-up an eroded foreshore.

Page 95: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

83Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Figure 1.3 A polder system (1) consisting of woven brushwood fencing (2) placed seaward of an

existing saltmarsh (3) backed by a sea defence structure (4) tot enhance accretion of fine sediment.

Figure 1.4 Sediment recharge through placement of discrete piles of fine sediment (1) on foreshore

around low water (LW) marsh. Natural processes disperse the sediment landwards to ‘build up’ the

eroding saltmarsh (2) fronting sea defence structure (3).

Figure 1.5 Sediment recharge trough the placement of fine sediment on the foreshore (1) behind a

containment structure (2) to ‘build up’ an eroding saltmarsh (3) fronting a sea defence structure (4).

Figure 1.6 Managed realignment of the coastline to create saltmarsh habitat. The existing sea

defence structure (1) is breached to allow tidal inundation of the low-lying area landwards (2).

This technique may require the construction of a new line of sea defence (3) and a drainage system

(4). The breach may be made to low water level (5) to allow unrestricted tidal flow or to a higher

level (6) to permit regulated tidal exchange. In the latter case some form of sluice (7) is required to

regulate drainage.

Page 96: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

84

Page 97: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Bijlage 2 Stakeholders en klimaatveranderingin de regio

Page 98: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta
Page 99: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

87Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

De “kracht van eigenaarschap” vormde een belangrijk uitgangspunt bij het

komen tot een klimaatadaptatieagenda. Dit eigenaarschap is een nadrukkelijke

vorm van commitment van de stakeholders als voorwaarde voor een realistisch

en succesvol uitvoeringsprogramma. Dit uitgangspunt heeft vorm en invulling

gekregen door twee essentiële onderdelen in het proces. Allereerst is een

beeld gevormd van het ‘krachtenveld’ in de regio door middel van interviews.

Ten tweede is tijdens twee integrale werksessie “Eemsdelta, nu en later”

samen met de stakeholders toegewerkt naar een verdere uitwerking van

adaptatiemaatregelen in de focusgebieden. Bij deze werksessies is een nieuwe

werkvorm geïntroduceerd: het businessmodel Canvas. Een werkvorm om de

bekende opgaven als businessmodel te benaderen en zo open te staan voor

nieuwe en andere ideeën gericht op de haalbaarheid van oplossingen. In dit

hoofdstuk worden kort de bevindingen van deze op eigenaarschap gerichte

onderdelen van het project uiteengezet.

Interviews als eerste beeld van eigenaarschap en het krachtenveld

Door middel van interviews zijn standpunten en inzichten van de belangrijkste

spelers in het gebied bepaald. Hierbij is een ‘sneeuwbalmethode’ gehanteerd.

Vanuit de eerste gesprekken met een aantal stakeholders en het eigen

netwerk is bepaald wie geïnterviewd werden. Op basis van de gesprekken is

in een actorenanalyse inzicht verkregen in het krachtenveld en de bereidheid

van stakeholders om mee te werken aan een klimaatbestendige Eemsdelta.

Er zijn gesprekken gevoerd met verschillende organisaties, waaronder SBE

(Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta), Groningen Seaports, LTO Noord,

Hanzehogeschool, Eemsdelta Green, Waddenvereniging, gemeente Delfzijl en

provincie Groningen.

Deze organisaties vervullen een belangrijke rol in de Eemsdelta. Zo is SBE de

belangenbehartiger voor de (industriële) bedrijvigheid in de regio. Ook zet

SBE zich actief in bij verschillende projecten/programma’s zoals ‘Ecologie en

Economie in Balans’ en ‘Eemsdelta Green’. LTO vormt eveneens een belangrijke

stakeholder: 90% van het projectgebied wordt voor agrarische doeleinden

gebruikt. Groningen Seaports (GSP) is de exploitant van de twee economische

clusters in het projectgebied en eveneens ontwikkelaar van de ‘Groene

Havenvisie’, een visiedocument over de duurzame realisatie van de economische

ambities van GSP. De visie toont welke economische ambities GSP nastreeft en

hoe ingespeeld wordt op duurzaamheid en de belangen van de omgeving. De

gemeente Delfzijl is initiator en uitvoerder van het integrale project MARCONI

dat is gericht op stedelijke ontwikkeling in een maritieme omgeving.

Dit vormen enkele relevante ontwikkelingen voor de klimaatadaptatieagenda.

Tegelijkertijd bleek uit de interviews de ‘drukte’ rondom de ontwikkeling van

de Eemsdelta. Zo bestaat het project Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030 uit

tien bouwstenen. In het figuur hieronder is dit gevisualiseerd. Hier is inzichtelijk

gemaakt welke programma’s en projecten relevant zijn en welke focus zij

hebben. Het gaat hierbij om vier verschillende thema’s als focus:

1. agrarisch grondgebruik en landelijk gebied

2. Industrie & economie

3. Water (veiligheid en zoetwater voorziening)

4. Ecologie en natuur

Binnen de cirkel (integraal) van de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030 zijn de

bouwstenen opgenomen. Daarbuiten zijn andere programma’s, zoals Droge

Voeten 2050 en Eemsdelta Green weergegeven. Een druk (en bont) geheel aan

Page 100: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

88

Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Buizenzone

Ecologie en economie in balans

Marconi D

elfzijl

Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030

Groene HavenvisieWoon- en leefbaarheidsplanPers

pect

ief la

ndelijk gebied

Marconi Delfzijl

Land

bouwactieplan

Progrmm

a Rijke WaddenzeeEemsdelta Green

Deltaprogramma: Deelprorgramma’s Zoetwatervoorziening en Waddengebied

Droge Voeten 2050

Klim

aat e

n la

ndbo

uw -

Boer

en o

p w

eg n

aar e

en kl

imaa

tbeste

ndige productie

Integraal Managementplan

Water (veiligheid en zo

etwate

r voo

rzie

inin

g) A

grar

isch

gron

dgebruik en landelijk gebied Industrie & economie (stedelijk/industrieel)

Ecologie en natuur

Page 101: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

89Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

projecten en programma’s met ieder een eigen dynamiek en afstemmingscircuit.

Op basis van de stakeholderanalyse blijkt naast deze ‘drukte’ een tweede

belangrijk aandachtspunt. De meeste stakeholders zijn enthousiast over het

realiseren van concrete maatregelen, maar zijn gereserveerd over deelname in

een nieuw “praatcircuit”. Naast het project IKE bestaan ook andere trajecten waar

aansluiting kan worden gezocht.

Een derde belangrijk aandachtspunt betreft de scope van de belangrijkste

stakeholders. Organisaties als LTO, GSP en de waterschappen zijn zelf al actief

als het gaat om de realisatie van adaptatiemaatregelen. Denk bijvoorbeeld aan

de toepassing van druppelirrigatie, de oprichting van de pootgoedacademie,

het vergroten van het waterbergend vermogen van het landschap of de

voorbereiding van een Green Deal. Hierbij wordt in het bijzonder gericht op de

korte termijn. Voor de (middel)lange termijn en de uit te stippelen koers zien wij

een belangrijke rol voor de provincie. Voor de lange termijn zijn klimaateffecten

steeds beter merkbaar en is adaptatie in toenemende mate noodzakelijk. De

toegevoegde waarde voor de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta vanuit het project

IKE ligt daarom vooral op de vertaling van de (middel)lange termijn naar

adaptatiemaatregelen. Hierbij wordt in het bijzonder een antwoord verlangd als

het gaat om de kustverdediging en de zoetwatervoorziening.

Aan de slag met businessmodellen

In twee integrale werksessies (Eemsdelta nu en later) zijn met stakeholders uit

het projectgebied de twee aspecten kustverdediging en zoetwatervoorziening

verder uitgewerkt. Hierbij is ingegaan op de technisch-inhoudelijke aspecten

en is nagegaan welke partij zich eigenaar voelt of voordeel of nadeel heeft

van een bepaalde adaptatiemaatregel. Dit biedt aanknopingspunten voor

financiering en de rolverdeling bij de totstandkoming van de maatregel. Hiertoe

is het businessmodel Canvas per focusgebied als werkvorm gebruikt. Het

businessmodel en de toepassing daarvan voor de drie focusgebieden worden

hieronder toegelicht.

Business model canvas

Wat is een businessmodel? Een businessmodel beschrijft alle facetten die

invloed hebben op het creëren van een bepaalde meerwaarde. Deze modellen

worden in het bedrijfsleven gebruikt om na te gaan of een nieuw product of

een nieuwe dienst “levensvatbaar” is, of om bestaande producten en diensten te

optimaliseren. Men zou zich kunnen afvragen waarom een businessmodel wordt

toegepast voor de klimaatadaptatieagenda van de Eemsdelta. Het ant-woord is

dat het tegenwoordig ook voor ruimtelijke ontwikkelingsopgaven noodzakelijk

is om na te gaan welke waarde wordt gecreëerd en wie er eventueel bereid zijn

om hiervoor te betalen. Door dit in beeld te brengen wordt sneller duidelijk wat

de haalbaarheid is van een bepaalde oplossing.

Alex Osterwalder heeft een eenvoudig en praktisch toepasbaar businessmodel

ontwikkeld, het businessmodel Canvas. Het businessmodel is opgebouwd uit

negen bouwstenen:

• Valuepropositions:Eenbeschrijvingvandewaardediewordt

gecreëerd.

• Customersegments:Eenbeschrijvingvandeklantofklantgroepwaar

het bedrijf zich met de value propositions op richt. Hier worden

karakteristieken beschreven van een (potentiële) klant.

• Distributionchannels:Demanierwaaropeenbedrijfincontactkomt

Page 102: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

90

met haar klanten. Hier worden de marketing- en distributie strategie

beschreven.

• Customerrelationships:Hetmanagenvanderelatietussenhetbedrijf

en klanten (of klantsegmenten).

• Keyresources:Bronnen(geld,kennis,medewerkersetc)dienodigzijn

om de waarde te kunnen creëren.

• Keyactivities:Dekernactiviteitendienodigzijnvoorhetuitvoerenvan

het business model.

• Keypartners:Partnersentoeleveranciersdieinvloedhebbenophet

succes van het businessmodel.

• Coststructure:Welkekostenmoetenwordengemaaktomdewaarde

te creëren? Denk hierbij aan de activiteiten die moeten worden

uitgevoerd en de bronnen die nodig zijn.

• Revenuestreams:Opwelkemanierkunnendebenodigdeinkomsten

worden gegenereerd? Wie kan meebetalen, in welke mate, op welke

manier en in welke fase?

Bovenstaande bouwstenen zijn in het Canvas model samengevat in de figuur

hiernaast. Deze figuur is tijdens de brainstormsessies voor IKE toegepast voor de

drie geselecteerde focusgebieden.

Focusgebied Kustzone

Een groep van ongeveer 10 personen heeft een aantal businessmodellen

ontwikkeld voor de kustzones. Dit bleek een bijzondere uitdaging te zijn. De

deelnemers hebben ook hun eigen businessmodel met een pitch gedeeld.

Juist dit delen heeft de discussie goed aangewakkerd en werd daarmee als

“waardevol” ervaren. Opvallend feit was de compleetheid van de voor-stellen

Figuur bijlage 2.1 Canvas-model

van de deelnemers. Het merendeel van de deelnemers ging zelfstandig met de

volledige opgave voor de kustzone aan de slag.

Een duidelijke constatering aan de hand van de discussie was de focus op de

kustzone Eemshaven-Delfzijl. Voor de kustzone ten westen van de Eemshaven

werd blijkbaar minder urgentie ervaren om in te grijpen. De kustzone

Eemshaven-Delfzijl kent een andere situatie. Een eventuele doorbraak heeft

grote gevolgen, omdat het water dan direct “tot de gasvelden en de stad

Groningen zou kunnen reiken”. Tegelijkertijd spelen in dit gebied allerlei

Page 103: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

91Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

ontwikkelingen. Het unieke estuarium vertroebelt, mede vanwege de

baggerwerkzaamheden om de vaargeul open te houden. De industrieën in de

Eemshaven en het Chemiepark breiden uit. De landbouwsector teelt de beste

aardappelen van de wereld en de energiemarkt is ‘booming-business’, voor de

regio en de rest van Nederland. Tegelijkertijd is de verwachting dat de zeespiegel

stijgt en de golfbelasting toeneemt.

Ook voegde de discussie een nieuw perspectief toe: Wat gebeurt er als ‘niets

gebeurt’? Welke maatregelen kunnen worden genomen op basis van ‘no regret’?

Wat is dan het ‘probleem’? Vooralsnog blijken tal van mogelijkheden en keuzes

te bestaan als het gaat om de ontwikkeling van de Eemsdelta. Mogelijkheden

en afhankelijkheden. Juist in deze bandbreedte moet bepaald worden wat de

urgenties zijn en welke keuzes moeten worden gemaakt.

Focusgebied Delfzijl

Dit focusgebied bestaat uit de gemeente Delfzijl, de industrie van het

Chemiepark en de haven van Delfzijl. Belangrijke opgaven in dit gebied zijn de

veiligheid tegen overstroming en de leefkwaliteit c.q. krimp van Delfzijl. Om de

veiligheid in de toekomst te garanderen zijn op de middellange termijn ingrepen

nodig aan de waterkering. De grote vraag is of daarvoor de huidige waterkering

in de stad moet worden aangepakt of dat er een oplossing kan worden

gevonden buiten de stad.

De “pitches” aan de hand van het Canvasmodel lieten vooral zien dat er een grote

“drive” is om Delfzijl de kansen te laten benutten die er zijn. Om de leefkwaliteit

van de stad te vergroten, de huidige krimp een halt toe te roepen, de industrie

meer ruimte te bieden en meer mo-gelijkheden voor recreatie te realiseren.

Deze kansen kunnen volgens de deelnemers vooral worden benut wanneer de

waterkering in de stad niet meer zou hoeven worden verhoogd of wellicht zelfs

kan worden verlaagd. In hoofdstuk 8 (hotspot Delfzijl) worden de technische

mogelijkheden hiervoor verder uitgewerkt. In deze Canvas-sessie is met name

gesproken over de waarde die dit zou toevoegen aan de stad, de haven en de

industrie. Er zijn toekomstbeelden geschetst met een stadsstrand voor Delfzijl,

windenergie in de haven en bio-based industrie. Ook een data-hotel, een tweede

zandmotor en een modern werkeiland Neeltje Jans zijn genoemd als mogelijke

elementen van nieuwe proposities. De extra financiering die nodig is om deze

waarden te creëren zou volgens de deelnemers kunnen worden opgebracht

door combinaties van verschillende partijen. Daarbij natuurlijk de partijen

die aan de lat staan voor de waterveiligheid (waterschappen, Rijkswaterstaat,

Deltaprogramma) en het omgaan met krimp (de gemeente Delfzijl en de

provincie Groningen). Maar ook de andere partijen die baat hebben bij de

geschetste toekomstbeelden. Zoals bijvoorbeeld de industrie, Groningen

Seaports, de producent van de windenergie op de Schermdijk, Groninger

Landschap en toekomstige horecaondernemers. Een maatschappelijke kosten-

batenanalyse is gewenst om de haalbaarheid van deze toekomstschets nader te

onderzoeken.

Focusgebied Zoetwater

Het focusgebied Zoetwater beslaat het gehele projectgebied. Zoetwater wordt

voor verschilllende doeleinden gebruikt zoals peilbeheer t.b.v. verschillende

functies (scheepvaart, natuur, etc.), verziltingsbestrijding en beregening. In het

kader van klimaatverandering bleken twee onderwerpen hoog op de agenda

Page 104: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

92

te staan van de deelnemers. Het eerste onderwerp betrof het nemen van de

eigen verantwoordelijkheid van de landbouw, door in te zetten op optimali-satie

van zoetwatervoorzieningen zoals: precisieberegening, drainagemethoden,

vervolgens het verbeteren van de bodemkwaliteit (structuur, organisch

stofgehalte, bodemleven) en tenslotte op nieuwe gewassen die droogteresistent

en/of hitte- en/of zouttolerant zijn. Het voor-deel van deze verbeteringen is

dat ze ten eerste bijdragen aan een hogere productiviteit (op-brengst) en als

bijkomend effect hebben dat deze werkwijzen bijdragen aan adaptatie aan te

verwachten veranderingen in het klimaat. Boeren kunnen op eigen initiatief

en relatief snel deze maatregelen al treffen waarbij de voor de hand liggende

maatregelen al op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Het veranderen

van teelten zal meer tijd vragen en wordt dan ook vooral gezien op de langere

termijn, omdat hiervoor verdelingsprocessen noodzakelijk is (bijv. zouttolerante

pootaardappel).

Het tweede onderwerp betrof de levering van zoetwater aan de industrie i.v.m.

leveringszekerheid voor de toekomst en duurzaamheid (nu grondwater en

ontziltingsinstallaties vervangen door oppervlaktewater uit het Eemskanaal)Bij

verschillende partijen aan tafel, met name gemeenten, werden koppelkansen

gezien met natuur en recreatiemogelijkheden of bijzondere woonvormen. De

levering van zoetwater kan bijv. via spaarbekkens of via waterbergingsgebieden

of via een waterleiding vanuit het Eemskanaal of het effluent van

rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Page 105: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

93Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Een nieuwe kans

Voor de provincie geldt bovendien een kans om meer gehoor te geven

aan de activiteiten die al worden uitgevoerd door andere partijen om

als Eemsdelta te laten zien wat er gebeurt. Denk aan de Eemsdelta

Green, de adaptatiemaatregelen van de agrarische sector en de

inspanningen van de waterschappen om de wateroverlast te voorkomen

en zoetwatervoorziening op niveau te houden. Hiervoor zou de

provincie niet als instituut moeten optreden, maar als behartiger van

het gebied Groningen/Eemsdelta. Voor de provincie ligt hier bovendien

een mogelijke uitdaging om meer te vragen aan andere partijen wat zij

nodig hebben om blijvend vorm te geven aan hun ambities om te streven

naar een toekomstbestendige Eemsdelta. Natuurlijk kan de provincie

tegelijkertijd aangeven welke waarde zij nastreeft en wat dit voor de

provincie waard ‘is’.

Voor de korte termijn werd vooral ingezet op eigen verantwoordelijkheid voor de

industrie (waterbesparing, cascadering).

Voor de aanleg van de pijpleiding en de spaarbekkens werd gedacht aan een

consortium bestaande uit overheid en bedrijfsleven. Belangrijke partners zijn

provincie, gemeenten, bedrijven, waterschappen, waterbedrijf en mogelijk

investeerders. Als belangrijke sleutelactiviteiten werden bestempeld het

onderzoeken van het benodigd volume, de beschikbare bronnen, de benodigde

waterkwaliteit. Als belangrijke middelen werden bestempeld draagvlak en

organise-rend vermogen voor het industriewater bij het facilitair bedrijf.

De ervaring uit deze twee sessies is in onderstaande gedachte geformuleerd

als nieuwe kans voor de rol van de provincie Groningen in het proces van

klimaatverandering.

Page 106: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

94

Page 107: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Bijlage 3 Stakeholders

Page 108: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta
Page 109: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

97Rapport Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta 19 juli 2012

Het project is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met een groot aantal

stakeholders uit de regio. Hieronder zijn de deelnemers weergegeven van de

projectgroep

Samenstelling projectteam IKE

Gemeenten

Leonie van den Akker (Loppersum)

Arjen Kuik (Eemsmond)

Herman Wessels (Appingedam)

Ingrid Wijngaarde (Delfzijl)

Hans de Wolf (Oldambt, agendalid)

Havenschap en bedrijfsleven

Sjaak de Boer (Groningen Seaports)

José Kimkes (Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta)

Landbouw

Peter Prins (LTO Noord)

Douwe-Jan Sietsma (LTO Noord)

Natuurorganisaties

Jelle Brandsma (Groninger Landschap, agendalid)

Ester Kuppen (Waddenvereniging, agendalid)

Erik de Waal (Natuur- en Milieufederatie Groningen,

agendalid)

Provincie Groningen

Lieuwe van den Berg

Rob Burkunk (projectleider)

Geert Meijerink

Dianne Renkema (projectsecretaris)

Gert Jan Swaving (agendalid)

Meinte van der Velde

Peter de Vries

Tim Willems-Kruize

Rijk

Christiaan Wallet (Ministerie van I&M, agendalid)

Waterbedrijf

Mario Post (Waterbedrijf Groningen)

Waterschappen

Kees de Jong (Noorderzijlvest)

Willem Kastelein (Hunze en Aa's)

Page 110: Integrale klimaatadaptatie Eemsdelta

Vrijgegeven door:

F. (Frans) Jorna

19 juli 2012

......................

Chopinlaan 12

Postbus 8064

9702 KB Groningen

+31 (0)50 521 42 14

[email protected]

www.royalhaskoning.com

telefoon

e-mail

internet

naam

klant

Auteur

L. (Lucie) Terwel, H. (Harald) Blonk,

G.J. (Gert Jan) Akkerman, H. (Hans)

Verhoogt, A. (Anoula) Voerman, G. (Geert)

Wilms, L. (Lies) van Nieuwerburgh, F. (Frans)

Jorna, M. (Michiel) Brink, B. (Bart) Peerbolte

Provincie Groningen

nummer

status

datum

9W9987.A0/R004/HVER/MCH/Gron

Eindrapport

19 juli 2012

naam

datum

paraaf

naam

functie

telefoon

mobiel

e-mail

Projectleiding

H. (Hans) Verhoogt

projectleider

+31 (0)50 5214 226

+31 (0)6 15 54 96 92

[email protected]