Transmissie 02-2010

16
Transmissie NAJAAR 2010 1 Kop RUBRIEK

description

Transmissie 02-2010

Transcript of Transmissie 02-2010

Page 1: Transmissie 02-2010

Transmissie NAJAAR 2010 1

KopRUBRIEK

Page 2: Transmissie 02-2010

Transmissie NAJAAR 20102

colUmn InHoUDSoPGAVE

Generalist

Altijd heeft X het over Israël. Bij elk krantenbericht over het Midden-Oosten heeft-ie wel een bijbel-tekst paraat. Hoor je ‘m wel eens over zorg voor de schepping? Nou neu. Daarvoor moet je vooral bij zijn collega Y zijn. Die heeft alle groene teksten gememoriseerd, becijfert de baten van zonnecollectoren op z’n pastorie en spreekt over Max Havelaar als was het een dierbaar gemeentelid. Maar begin niet met Y over gaven van de Geest. Dan aarzelt-ie en moet toch echt even doorverwijzen naar zijn collega Z, stamgast op symposia over de dienst der genezing, een thema waar hij jaarlijks een forse inktpot aan wijdt. Laatst vroegen ze hem een bijdrage over diakonaat, maar dat is weer niet zijn ding. Meer iets voor doeners, vond-ie, zoals zijn oud-studiegenoot, die nota bene met al zijn theologische bagage soep staat uit te delen als vrijwilliger in de daklozenopvang. Nee, natúúrlijk is dat geen missionair werk. We moeten de zaken wel een beetje helder blijven onderscheiden…

Gezegend de gemeente met een generalist…

KOOS VAN NOPPENMAIL: [email protected]

column 2

VERGADERoPEnInG 3Delen in de verwondering

VERGADERoPEnInG 4Zuchten

PREEKScHETS 5... met lege handen ...

ZEnDInG 7De kerk op eigen benen

BEZInnInG 9Aan het geloof is niets vanzelfsprekends

ZEnDInG 11Voor deze tijd gezonden

BEZInnInG 13Grenze(n)loos gereformeerd

uitgave:Gereformeerde Zendings-bond (GZB)Postbus 283970 AA DriebergenTel. 0343-512444E-mail: [email protected] 28016, t.n.v. GZB, Driebergen

IZB - voor zending in nederlandJohan van Oldenbarneveltlaan 103818 HB AmersfoortTel. 033-4611949E-mail: [email protected] 980980 t.n.v. IZB, Amersfoort

Bij de voorpagina:Ds. Joseph Murupus uit Kenia, de voormalig algemeen secretaris van de Reformed Church of East Africa, tijdens een bezoek aan Nederland.

Foto’s: archief GZB en IZBlayout en opmaak: Hans van Eck Grafische Vormgeving, BoskoopDruk: De Bunschoter bv, BunschotenAdreswijzigingen: wijzigingen in adres of aantal exemplaren dienen aan de IZB te worden doorgegeven.

Redactie: ds. W. Dekker (IZB)ds. S.J. van der Vlies (GZB)K. van Noppen (IZB, eindredactie)KADERBlAD VOOR KERKENRADEN,

ZENDINGS- EN EVANGElISATIE-COMMISSIES

Page 3: Transmissie 02-2010

VERGADERoPEnInG

Delen in de verwondering

Vers 20 begint met de opdracht om te verkondigen: Verkondigt dit in het huis van Jakob en laat het horen in Juda, zeg-gende en dan volgt de boodschap van God. Wat is die boodschap? Wat moet Jeremia zeggen tegen de mensen van Jeruzalem? Het zijn vragen. Vragen van God aan alle mensen. Zult u Mij niet vrezen? spreekt de HEERE, zult u voor Mijn aangezicht niet beven? Het lijkt erop, alsof God het niet goed begrijpt. Hij is verbaasd over Zijn eigen volk. Be-ven jullie niet voor Mij? Hebben jullie geen ontzag voor Mij? Zo klinkt het onbegrip. Hoezo dan? Waarom zouden mensen voor God moeten beven? Waarom zou Zijn eigen volk ontzag voor Hem moe-ten hebben? Wel, vanwege de schepping. Lees maar in het vervolg.

Weet je wel, wie Ik ben, zegt God? Ik ben het die aan de zee het zand tot een grens heb gesteld, met een eeuwige inzet-ting, dat zij daarover niet zal gaan, hoewel haar golven dat proberen. Met andere woorden, wat die golven ook proberen, zij gaan Mijn grenzen niet voorbij. Ik bepaal met een eeuwige inzetting de grenzen van de zee. En dat niet alleen. God doet meer, staat er even later. Ik zorg ook voor de vroege regen en voor de late regen. Die komen precies op tijd, zodat jullie op tijd de oogst kunnen binnen halen. Niet alleen voor de veiligheid zijn we aangewezen op God, maar ook voor de oogst. Dat zou op zich al reden genoeg moeten zijn om voor God te beven. Dat had God in ieder geval wel verwacht. Hij verwachtte, dat zij Hem zouden vrezen, maar dat

doet Zijn volk juist niet. Ze zijn opstan-dig geworden en ze zijn bij Hem weg-gelopen: zij zijn afgevallen en heengegaan. Hoe is het mogelijk? Hoe is het moge-lijk, dat je degene die voor je veiligheid en je voedsel zorgt, loslaat? Hoe is het mogelijk, dat je kijkt naar de schepping en niet beeft voor de Schepper? Dat is de vraag van God.

Veel mensen, ook niet-christenen, zijn onder de indruk van de schepping. Na-tuurlijk zijn er stoere atheïsten die hard roepen, dat alles ‘slechts’ een kwestie is van oorzaak en gevolg of van een evo-lutie van jaren, maar het merendeel van de mensheid is onder de indruk van de schepping. Veel mensen zien in de na-tuur een schoonheid en een heelheid waarnaar zij bewust of onbewust ver-langen.

Daar komt nog iets bij. In de Statenver-taling is het niet zomaar duidelijk, maar er staat in vers 25: de orde die God in de natuur heeft ingebracht, wordt door de ongerechtigheid van Juda verstoord. De regens raken van slag. De oogsttijd is te vroeg of te laat. Het goede van het land krijgen ze niet. Of, om het wat eigentijd-

ser te zeggen: de zonden van de mensen verstoren het klimaat, met alle gevolgen van dien. Opmerkelijk zo’n verband tussen zonde en klimaat, 600 jaar voor Christus!

En hier liggen de kansen voor chris-tenen. Op twee manieren. Ten eerste kunnen christenen voorop lopen in hun respect voor de schepping, in hun beven voor God. Nog steeds zijn er heel veel christenen die onbewust de natuur scha-de aandoen. Zonder nadenken wordt de auto gepakt en een vliegtuigvakantie ge-boekt. Sommigen vegen zelfs elk verband tussen zonde en klimaat van tafel. Het doet denken aan het onbegrip van God: Waarom beven jullie niet voor mij? Juist vanwege de schepping kunnen christe-nen zich onderscheiden in hun houding ten opzichte van het milieu. Dat is een getuigenis op zich. Dat is de eerste mis-sionaire kans, de tweede kans is mis-schien duidelijker. Het gesprek over de natuur of de schepping geeft ons de kans om te delen in de verwondering en om te zoeken naar de bron van de schoon-heid. Het is mijn ervaring, dat de natuur wereldwijd veel indruk maakt en dat zelfs in het geseculariseerde Nederland de schepping een begin kan zijn van ver-bondenheid en daarmee een basis voor een relatie. Een relatie die later ruimte biedt voor het gesprek over de Schepper.

Drs S. J. van der Vlies, Stafmedewerker studie & vorming, GZBEmail: [email protected]

lezen: Jeremia 5:20-25 SImon VAn DER VlIES

We hebben zojuist een stukje uit Jeremia 5 gelezen. Nu lijkt Jeremia niet direct een bijbelboek dat te maken heeft met zending en evangelisatie. Dat klopt. Maar schijnt bedriegt. Ten eerste omdat de hele Bijbel een missio-nair boek is. God is altijd uit op het bereiken van Zijn volk. Zelfs de oor-delen over Israël en Juda getuigen van Zijn betrokkenheid en liefde. En ten tweede, omdat er in die oordelen soms zeer opmerkelijke uitspraken staan. Uitspraken die te maken kunnen hebben met de missie van God.

GESPREKSVRAGEn1. Hoe denkt u over de relatie tussen onze zonden en de veranderingen in het

klimaat?

2. Spreekt u wel eens over de natuur of het klimaat met niet-christenen?

3Transmissie NAJAAR 2010

Page 4: Transmissie 02-2010

4 Transmissie NAJAAR 2010

VERGADERoPEnInG

Zuchten

Zo kan het gaan: je zit aan het eind van een werkdag naar het Journaal te kijken en er komt een overdosis leed voorbij. En een paar beelden blijven lang op je netvlies staan. Ze bepalen je indringend bij de kloof tussen de wereld zoals die is en zoals die zou moeten zijn. Dan denk je aan God en moet zuchten. Waar is Hij? Je hoeft niet eens met ernstige tegenslag geconfronteerd te worden om ook in je privésituatie een soortgelijke ervaring op te doen: Is God er wel? Kun je wel op Hem rekenen?

De gedachte aan God geeft aanleiding tot zuchten. God lijkt hier - met eerbied gesproken - de complicerende factor. Wat het nog complexer maakt is dat er met geen woord wordt gerept over de oorzaak van Gods verborgenheid. Er is geen sprake van een schuldbelijdenis. Er is alleen dat grote drama dat de dichter dag en nacht bezighoudt: God houdt zich verborgen. Soms. Soms lange tijd. ‘Mijn ziel weigert zich te laten troosten.’ Ida Gerhardt vertaalt: ‘Mijn Heer zoek ik bij dag in mijn nood, bij nacht is mijn hand uitgestrekt. Mijn ziel weigert an-dere troost.’

‘Zou Hij voor eeuwig verstoten?’ vraagt de dichter. Vergeet Hij in Zijn toorn Zijn erbarmen? Die vraag kan alleen in gemis worden geboren. Hoeveel mensen zouden vandaag vanuit zichzelf op die vraag komen?

Terwijl hij ligt te tobben wisselt het per-spectief. Hij spreekt nu eens óver God, dan weer tót God. ‘Gij houdt mijn ogen wakend’ (vers 5). Haast terloops vindt de overgang plaats. ‘Ik denk terug aan de daden van de Heer – ja ik denk aan uw wonderen van vroeger.’Daar wordt het vicieuze cirkeltje door-broken. Opeens richt de dichter zich tot God en denkt hardop terug aan zijn daden in de geschiedenis van zijn volk. Exodus, de tocht door de Rode Zee. Toen het water U zag, o God, toen het water U zag… Het is een opvallend con-trast met de dichter, die even niets van God zag.

Door de zee heen voerde Uw weg. On-zichtbaar waren Uw voetsporen, maar dit ene wisten we en het was ons genoeg: Dat U Uw volk leidde als een kudde. Met het Nieuwe Testament in je achter-hoofd lees je hier het beeld van de Goede Herder. In Hem gedenken we de grote daden van God.

Feitelijk gebeurt er niet eens zo veel in deze psalm. De dichter roept een herin-nering wakker. En dat gedenken is zo krachtig, dat het hem weer op de benen zet.

[email protected]

lezen: Psalm 77

GESPREKSVRAGEn1. Herkent u de ervaring dat God zich voor lange tijd verborgen houdt?

2. Hoe gaat u daarmee om?

3. Met welke ‘herinneringen’ komt u er weer bovenop?

1 Voor de koorleider. Op de wijs van Jedutun. Van Asaf, een psalm.

2 Luid roep ik God, ik schreeuw het uit,luid roep ik God – dat hij mij hoort.3 Op de dag van mijn nood zoek ik de Heer,bij nacht hef ik mijn handen, rusteloos,mijn ziel laat zich niet troosten.4 Ik denk aan God en moet zuchten,mijn gedachten vermoeien mijn geest. sela

5 U laat me mijn ogen niet sluiten,van onrust vind ik geen woorden,6 ik zie terug op voorbije tijden,op de dagen en jaren van vroeger,7 bij nacht denk ik aan mijn spel op de snaren,mijn hart zoekt, mijn geest vraagt:

8 Zou de Heer voor eeuwig verstoten,zou hij niet langer liefhebben?9 Is zijn trouw voorgoed verdwenen,zijn woord voor eens en altijd verstomd?10 Vergeet God genadig te zijn,verbergt zijn ontferming zich achter zijn toorn? sela

11 En ik zeg: ‘Ik weet wat mij kwelt,de hand van de Allerhoogste is niet meer dezelfde.’12 Ik denk terug aan de daden van de HEER –ja, ik denk aan uw wonderen van vroeger,13 overweeg elk van uw werkenen houd in gedachten uw grote daden.

14 Uw weg, God, is een heilige weg –welke god is zo groot als onze God?15 U bent de God die wonderen doet,u hebt de volken uw macht getoond,16 uw arm heeft uw volk bevrijd,de kinderen van Jakob en Jozef. sela

17 Toen het water u zag, o God,toen het water u zag, begon het te beven,een huivering trok door de oceanen.18 De wolken stortten water,de hemel dreunde luid,uw pijlen flitsten heen en weer,19 uw donder rolde dreunend rond,bliksems verlichtten de wereld,de aarde trilde en schokte.

20 Door de zee liep uw weg,door de wijde wateren uw pad,maar uw voetsporen bleven onzichtbaar.21 U leidde uw volk als een kuddedoor de hand van Mozes en Aäron.

KooS VAn noPPEn

Page 5: Transmissie 02-2010

5Transmissie NAJAAR 2010

... met lege handen...

Wie is de hoofdpersoon van het boek Ruth? Afgaande op de titel en het aantal handelingen zou je zeggen: Ruth. Af-gaande op het aantal gesproken woorden zou je zeggen: Boaz. Maar wie maakt de grootste veranderingen door? Noömi.Het boek Ruth handelt over de drama’s in het leven van gewone mensen. Te-gelijkertijd klinkt aan het slot de naam van David, die de ‘hope Israëls is, omdat eenmaal uit hem de Messias zou voortko-men, Davids zoon en Heer.’ (Miskotte, p. 347) Deze lijnen moeten niet tegen elkaar worden uitgespeeld. 1-5De verteller plaatst de geschiedenis in de Richterentijd: tijd van sociale en religieuze chaos (cf. Recht.21:25). Toch gaf God ook in die tijd steeds opnieuw uitkomst. Zal dit een geschiedenis worden over mensen die van God los zijn of één over Gods barmhartig ingrijpen? Er is hongersnood. De formulering roept de geschiedenis van de aartsvaders in herinnering (Gen.12:10; 26:1; 41:54). Uit die verhalen blijkt dat het eigen land verlaten om voedsel een riskante onder-neming is.

Elimelech trekt naar Moab. De vertel-ler onthoudt zich van elk oordeel. Toch zal iemand die thuis is in het OT de wenkbrauwen fronsen bij deze keuze

(Gen.19:37; Deut.23:5; Num.22-25; Recht.3:12-30).

Opvallend is dat Noömi als vrouw met naam genoemd wordt. Het doet vermoe-den dat zij een belangrijke rol zal spelen in dit verhaal.

Kort en zakelijk worden de drama’s die zich afspelen in Moab (verlies van man, zonen, bestaanszekerheid èn de hoop op nageslacht) verteld. Zoveel leed, zit daar iets achter? Daar geeft de verteller nu juist geen antwoord op. 6-7In vers 6 valt een sleutelwoord: terugke-ren. Letterlijk te nemen, maar het heeft ook een theologische dimensie: omkeer, bekering. Ook hier ontbreekt een nadere invulling (bekering van wat?).Alleen in dit vers en in 4:13 wordt direct over Gods handelen gesproken. Tegelij-kertijd wordt in het boek Ruth het han-delen van God wel steeds verondersteld. 8-10Bij de zegenwens gebruikt Noömi de verbondsnaam: zij is haar godsdienstige achtergrond niet kwijtgeraakt in Moab. Merkwaardig: Noömi wenst voor anderen de zegen van God, van wie zijzelf naar eigen zeggen zoveel onheil heeft moeten verduren.In de zegenwens valt een ander kern-

woord: chèsèd: ‘That quality that moves a person to act for the benefit of another without respect to the advantage it might bring to the one who expresses it.’ (Block, p.605) Het duidt trouw aan, wederzijdse hulp en solidariteit. Een woord dat Gods handelen kenmerkt. Èn het handelen van Ruth (en Boaz).

11-14Is dit de kern van het eerste hoofdstuk (Smelik)? Hier uit Noömi haar vertwijfe-ling over de toekomst. Niet het noodlot, maar de HEER heeft zich tegen haar ge-keerd. Het klinkt als een verwijt. Op para-doxale wijze vertolkt Noömi hier de kern van de theologie van dit boek: Gods hand is in de dingen van het gewone leven.

Subtiel wordt verteld dat Orpa weggaat. De verteller matigt zich geen oordeel aan. Ik zou hem daarin willen volgen (contra Noordmans). Wat Orpa doet is het ge-wone. Het is Ruth die verbazing wekt! Zij betoont chèsèd. Waarom? Het wordt ons niet verteld. 15-18Ruth geeft alles (volk, godsdienst, huwe-lijk en kinderen) op. Er is geen grens en geen einde aan haar solidariteit (Smelik). Ruth handelt niet om er beter van te wor-den. Kenmerk van chèsèd.Na de ontroerende woorden van Ruth blijft Noömi verbazingwekkend stil.

Ruth 1

Kernteksten: Ruth 1:20-21 en 16-17

Tekstkeuze

uitleg

Smelik doet in zijn commentaar de suggestie om het boek Ruth te zien als ‘een verrassende uitwerking van het bekende bijbelse thema ‘de on-vruchtbare moeder’.’ Dat riep bij mij de associatie op met het gevoel dat mensen kunnen hebben over de kerk, als het gaat om missionair werk. De vraag ‘Is de gemeente waartoe ik behoor misschien wel zo’n onvrucht-bare moeder?’ kan heel frustrerend en confronterend zijn. Heeft het boek Ruth ons in die situatie iets te zeggen? Een spannende, maar ook inge-wikkelde vraag.

PREEKScHETS

RIcHARD SAly

Page 6: Transmissie 02-2010

6 Transmissie NAJAAR 2010

PREEKScHETS

Het boek Ruth is bekend. Of dit een probleem is, hangt af van de gekozen invalshoek. Vaak wordt ingezoomd op de woorden van Ruth, uitgelegd als geloofs-belijdenis. Exegetisch en theologisch is te verdedigen dat eerder Noömi de identi-ficatiefiguur voor de preek wordt en dat de woorden van Ruth vooral solidariteit richting Noömi uitdrukken. Een karaktertrek van het boek Ruth die mijns inziens in de preek (en de gebeden) aan de orde moet komen, is de wijze waar-op God aanwezig is in deze geschiedenis. God is er, maar meestal verborgen. Mis-kotte schrijft: ‘De Openbaring Gods is in Ruth wel verondersteld, maar het klinkt als het vaag, ver geluid van een wegstervend onweer aan de horizon, het is als een weer-lichten over onbepaalbare afstanden in den donkeren nacht; […] Het schemert wel van hoop en belofte over het mensenleven zoals dat reilt en zeilt, maar het Woord geschiedt niet, nu niet, nu niet meer, nu nog niet.’ (p.337) Het is een spanning die te tasten is in de kerk van het Westen en daarom punt van identificatie voor de ge-meente kan zijn.

Tenslotte wil ik aandacht vragen voor de messiaanse lijn in dit boek. De naam van David aan het einde van het boek plaatst deze geschiedenis in breder verband. De voorouders van koning David zijn ook de voorouders van de Zoon van David. Over Boaz als type van Christus is veel geschre-ven. Van Tim Keller las ik de suggestie ook in Ruth een type van Christus te zien. Haar handelen is typerend voor het han-delen van de Messias : met zelfovergave dienen tot heil. Deze gedachtegang be-

hoedt voor moralisme (‘wij moeten zijn als Ruth’) waaraan men zich onherroepelijk vertilt (‘ik kan niet zijn als Ruth’).

1. Concreet zou ik de preek inzetten bij de crisis van Noömi. Zij leeft in een donkere tijd, is economisch vluchteling, weduwe en kinderloze moeder. Is het gek dat zij vertwijfeld is over de toekomst? Bij dit alles is Noömi niet ongodsdienstig gewor-den, maar veel lijkt ze niet meer van God te verwachten. Dubbelzinnig. M.i. komt het er in de tekening van Noömi op aan haar niet te veroordelen. Ook niet in haar verbittering. Tegelijkertijd roept de hou-ding van Noömi (vooral richting Ruth) wel vragen op. Is Noömi nog in staat om het goede in de persoon van Ruth waar te nemen? Lijnen naar persoonlijk leed liggen voor de hand. Maar als Noömi iets symboliseert van het volk van God, dan kunnen ook lijnen naar Israël en de nieuwtestamentische gemeente getrokken worden. Onze verliezen, onze onvrucht-baarheid en het leed daarover verduisteren maar al te vaak het zicht op God.2. Ruth zou ik in de preek tekenen als degene die uit onverwachte hoek on-voorstelbaar ver gaat in het betonen van chèsèd. Zij geeft haar etnische, sociale en religieuze identiteit op in ruil voor een onzeker bestaan in een vreemde, vijan-dige omgeving. Laat de implicaties in alle concreetheid zien. Menselijkerwijs is zij degene die zorgt dat het leven van Noömi weer op gang komt. Het lijkt me niet juist om eenzijdig te focussen op en te specu-leren over het geloofsleven van Ruth zoals in preken die zich concentreren op 1:16 nogal eens gebeurt. Daartoe geeft de tekst weinig aanleiding. Feit is wel dat Ruth van

Noömi niets te verwachten heeft en zich toevertrouwt aan de HEER. Ruth ontle-digt zich en brengt zo een keer in het leven van Noömi. Op de achtergrond ligt veron-dersteld het handelen van God die mensen roept in dienst van zijn plannen. Voor ons niet na te rekenen, wel een realiteit om op te hopen en vertrouwen.3. In de chèsèd van Ruth herkennen we de beloofde Messias. Zo moeder zo Zoon. Ruth doet hier wat Jezus leert over toe-wijding aan het Koninkrijk (Mat. 10:37-39; 19:29). Ook in Jezus’ daden zien we onvoorstelbare solidariteit. Haar woorden liggen ook op Zijn lippen. Hij is ‘de trou-we metgezel des levens’ (Noordmans). Net als Noömi zijn wij niet altijd in staat om deze metgezel op waarde te schatten. Maar Hij komt en blijft en vult onze lege handen. Niet onze hopeloosheid maar de chèsèd van de Messias heeft het laatste woord.

Ds. C.W. Saly is predikant van de hervormde gemeente te Nieuwkoop.Email: [email protected]

19-22De opwinding in Bethlehem contrasteert met de bits klinkende reactie van Noömi. Opvallend hoezeer zijzelf centraal staat in haar beklag. Alsof Ruth niet naast haar loopt. Opnieuw brengt zij haar verlies in verband met God. Vormt deze klacht een opmaat voor Gods zegenende handelen

(Hubbard Jr; cf Ex.5:23; Num.11:11; 1 Kon.17:20)?

De aanduiding van de gersteoogst dient als overgang naar het vervolg. Maar het roept ook spanning op: God heeft een keer gebracht in de hongersnood. Zal er een keer komen in Noömi’s leven?

liturgische aanwijzingen:

Liederen: Psalm 77, 107, 146. Gezang 9, 304, 305.Voorbeden: Zowel de figuur van Noömi als die van Ruth bieden tal van aanknopingspunten voor concrete voorbeden. Niet alleen de ‘verbit-terden’ maar ook diegenen die chèsed betonen mogen rekenen op onze voor-beden. Net als degenen die lijken op Orpa in het terugdeinzen voor de con-sequenties van trouw in liefdebetoon. Geraadpleegde literatuur:Daniel I. Block, Judges, Ruth, Nash-ville 1999; Robert L. Hubbard Jr., The Book of Ruth, Grand Rapids 1988; K.H. Miskotte, Verzameld Werk 10: Antwoord uit het onweer - Het ge-wone leven, Kampen 1984; O. Noord-mans, Verzamelde Werken 7: Preken, Kampen 1990; K.A.D. Smelik, Ruth, Kampen 2000.

Aanwijzingen voor de prediking

Page 7: Transmissie 02-2010

7Transmissie NAJAAR 2010

Sinds 2006 werken wij als gezin in Ke-nia voor de Hervormde Kerk van Oost Afrika (RCEA). Het is bijzonder om te zien hoe de kerk in een periode van bijna 50 jaar zendingswerk heeft mogen groeien. Van de grote groep zendelingen, uitgezonden door de GZB in de beginja-ren van de kerk, zijn wij als gezin nog als enige over. De kerk op eigen benen, dat is een mooie ontwikkeling, maar ook een uitdaging. Het doet je nadenken over de invloed van zending op de kerk overzee.

AfhankelijkHet is mooi om te zien dat de kerk van Christus niet bij onze landsgrenzen op-houdt. We mogen de kerk wereldwijd zien als het Lichaam van Christus (1 Kor. 12: 12-27). God heeft de kerk geestelijke

gaven gegeven om de kerk op te bouwen en Christus zichtbaar te maken in de wereld (Efeze 4: 12-13). Als we de kerk wereldwijd zien, mogen we ook weten dat we verantwoordelijk voor elkaar zijn. De Bijbel roept ons op om elkaars lasten de dragen (Galaten 6:2) en elkaar lief te hebben door onze daden. (1 Johannes 3:16-20). Paulus roept de kerk in Azië op te collecteren voor de kerk in Jeruzalem (1 Korintiers 16:1-4). Kenmerkend voor deze afhankelijkheid binnen het Lichaam is dat het ‘om niet’ is en wederkerig. De afhankelijkheid is niet passief maar actief. Deze grondhouding is ook van wezenlijk belang als we nadenken over onze hou-ding in zending. Als werkers in het veld proberen we dit beeld van het Lichaam van Christus ook altijd in ogenschouw

te houden. Het gebod om elkaars lasten te dragen geldt voor zowel wie geven, als ook voor wie ontvangen. Dat betekent dat we spreken over tweerichtingsverkeer. In ontwikkelingswerk worden de termen Noord-Zuid en Zuid-Noord relaties vaak gebruikt. Ik merk dat we gewend zijn om veelal te denken in de Noord- Zuid relatie.

Eenrichtings verkeerHoe goed we het vaak bedoelen, zending vindt toch vaak plaats vanuit eenrich-tingsverkeer. We zijn eraan gewend om geld in te zamelen voor bijvoorbeeld het bouwen van kerken, scholen en zie-kenhuizen. Ook worden theologische programma’s soms grotendeels draaiende gehouden met ‘buitenlands geld’. Als GZB hebben we in de geschiedenis van de RCEA vaak op deze manier ‘hulp geboden’. We merken nog steeds aan de houding van de kerk en de plaatselijke gemeenten dat er vaak verwachtingsvol wordt gekeken naar de zendingsorga-nisaties uit het buitenland. Ik geloof echter dat deze houding op de lange termijn niet gezond is voor de kerk. Waarom is dit dan niet gezond? Dr. Joel L. Hogan, werkzaam bij Christian Re-formed World Mission, beschrijft dit heel kernachtig in een artikel over ongezonde afhankelijkheid:1

1. Ongezonde afhankelijkheid van zen-dingskerken kan de theologie van mensen schaden. Het maakt de kerk en de leiders minder afhankelijk van God als de Voorziener in alles.

2. Het schaadt vaak de relatie met de partners overzee. De kerk is minder

1 Hogan, JL. 2009. Unhealthy Dependency vs. Sustainability. Grand Rapids: CRWM

De kerk op eigen benenOver (on)gezonde afhankelijkheid

in zendingsrelaties

JuRJEn DE GRooT

De visie van de GZB is dat de partnerkerken en -organisaties op de lange termijn zelfbesturend en -voorzienend worden, dankzij de inzet van lokale leiders. Hoe kijken wij als gemeenteleden die het werk van de GZB steunen eigenlijk tegen zending aan? Is alle hulp die we bieden ook daad-werkelijk opbouwend?

ZEnDInG

Jurjen de Groot (rechts). Een symbolische foto: Wie heeft het stuur in handen?

Page 8: Transmissie 02-2010

Transmissie NAJAAR 20108

onafhankelijk en vrij in relaties met anderen.

3. Het schaadt vaak het zelfbeeld van de lokale leiders als geschapen naar het beeld van God. Mensen kunnen zich-zelf als arm en hulpeloos gaan zien.

4. Door complete afhankelijkheid van buitenlandse donoren wordt de kerk vaak voor altijd afhankelijk gemaakt. Hoe meer geld er van buiten komt, hoe meer de kerk afhankelijk wordt om zichzelf op de been te houden.

5. Ongezonde afhankelijkheid maakt het bijna altijd onmogelijk om zichzelf verder uit te breiden en te groeien.

6. Het smoort creativiteit en het nemen van nieuwe initiatieven doordat de kerk of organisatie vaak in ‘de klem’ van de buitenlandse donor gehouden wordt.

7. Charles Brock2 schrijft in zijn boek over Indigenous Church Planting dat het vele geld van buiten zelfs het ware zendingswerk, het doorgeven van het evangelie hindert. De niet-gelovigen kunnen meer gericht zijn op het geld dan op de boodschap van het evan-gelie.

Bovenstaande punten geven helder weer wat gevolgen kunnen zijn van afhanke-lijkheid tussen kerken en organisaties in Noord en Zuid. Onze hulp komt uit een goed hart en is met alle liefde gege-ven. Toch merken we vaak niet wat de gevolgen op de lange termijn zijn. Hoe zouden we dat tweerichtingsverkeer dan vorm kunnen geven?

2 Brock, C. 1981. The Principles and practice of in-digenous church planting. Nashville: Broadman Press.

Hogan schrijft in zijn artikel dat hij ge-looft dat God ieder persoonlijk waar ook ter wereld voorziet met alles wat we nodig hebben om als gemeenschap van gelovigen te leven en het evangelie door te geven. Hier is geen hulp van buiten voor nodig. Natuurlijk kan onze hulp waardevol zijn, maar we moeten niet in de valkuil stappen dat zonder onze hulp het werk in Gods koninkrijk stilstaat.

noord – Zuid – noordHoe kunnen we als gemeente nu gestalte geven aan zendingswerk dat niet alleen uit eenrichtingsverkeer bestaat? De af-hankelijkheid die we in de Bijbel tegen-komen, is gekenmerkt door wederkerig-heid en onvoorwaardelijkheid. Dat bete-kent dat we elkaars lasten mogen dragen en dat we elkaar mogen helpen in de noden die er zijn. Financiële bijdragen blijven dan ook welkom, maar we kun-nen wel kritische vragen aan ons zelf stel-len. Zijn we bereid tot en staan we open voor wederkerigheid? Zijn we bereid om te luisteren naar een kerk in Afrika als het gaat om theologievorming? Laten we

ons als westerse kerk ook terechtwijzen door onze broeders en zusters uit Latijns Amerika? Het is in die wederkerigheid van groot belang om niet alleen te geven maar ook te ontvangen, niet alleen te on-derwijzen maar ook te leren, niet alleen te leiden maar ook te volgen.

ZEnDInG

Kerk werft voor eigen zendingHet zendingswerk binnen de RCEA is jarenlang gefinancieerd en ge-coördineerd door de GZB. Tot een aantal jaren geleden werden er zendelingen uitgezonden om samen met het leiderschap van de kerk het missionaire werk vorm te geven. Door middel van hulp uit Neder-land werden evangelisten betaald en kerken gebouwd. De kerk mocht groeien en de RCEA is daar nog steeds dankbaar voor. Een van de negatieve kanten is dat in veel ge-meenten men niet gewend is om zelf verantwoordelijkheid te dragen voor het zendingswerk binnen de kerk. Na het afbouwen van de financiële bijdrage uit Nederland stortte het jarenlange zendingswerk als het ware in. De afgelopen jaren zijn we vooral bezig geweest met het proces om de kerk op eigen benen te laten staan. Een van de mooie resultaten is dat de kerk op zondag 31 oktober a.s. in alle lokale gemeenten geld inzameld voor het evangelisatiewerk binnen de RCEA. Veel gemeenten hebben al een mooi bedrag toegezegd. Een nieuw begin, zonder geld van buiten af. Misschien wat minder groots, maar wel duur zamer.

Jongeren uit Kenia bezoeken NederlandIn september dit jaar kwamen negen jongeren van de RCEA naar Nederland om op bezoek te gaan bij verschillende gemeenten in Nederland die het GZB werk ondersteunen. Het is bijzonder dat deze uitwisseling plaatsvond. Er zijn in onze periode in Kenia al heel wat uitwisselingsprogramma’s geweest. We zien dan vooral jongeren uit Nederland naar Kenia komen om te klussen of bijvoorbeeld een kerk te bouwen. Deze Keniaanse jongeren kwamen niet met geld, maar wel met hun geestelijke ervaringen vanuit het christen zijn in Kenia. Ze hebben veel jongeren in Nederland kunnen inspireren om standvastig te zijn in hun geloof en een levende getuige van Jezus te zijn. Een vorm van wederkerigheid in zen-dingsrelaties die bijzonder was en concreet gestalte geeft aan het Lichaam van Christus wereldwijd.

GESPREKSVRAGEn1. Herkent u het spanningsveld in de zending rondom (on)gezonde afhankelijk-

heid in relaties? Zo ja, probeer de spanningsvelden met elkaar te delen.

2. Welke zendingsrelaties heeft u als gemeente en hoe worden deze relaties vorm gegeven?

3. Hoe zou u naar aanleiding van dit artikel de verantwoordelijkheid voor zending in uw gemeente meer wederkerig kunnen maken? Probeer een praktische invulling te geven met daaraan gekoppelde actiepunten zodat het besprokene ook daadwerkelijk in de praktijk gebracht kan worden.

Page 9: Transmissie 02-2010

Transmissie NAJAAR 2010 9

BEZInnInG

Aan het geloof is niets vanzelfsprekends

Beste Wim,In een radio-uitzending van Andries Knevel, dit voorjaar, werd jou gevraagd om te reageren op het boek van Franca Treur. De kernvraag was: ‘Is God een wer-kelijkheid buiten onszelf, of zit het hele verhaal over God misschien alleen maar tussen onze oren?’Natuurlijk, als theologiestudent en mis-sionair werker heb ik wel eens over deze vragen nagedacht. Maar meer als een apo-logetische kwestie, dan als een vraag die ook binnen de kerk zo belangrijk zou zijn. Eerst dacht ik nog dat enkele hervormd gedoopte ouderen in de nieuwbouwwijk van Sprang-Capelle ‘vreemde vogels’ waren, omdat ze niet in een leven na de dood geloofden en zeer twijfelden of God er wel is. Maar als pas begonnen predi-kant ontmoet ik ze ook in Hagestein. Andries suggereerde dat jonge mensen hier geen last van zouden hebben. Zij zouden onbekommerd geloven. Mis-schien ben ik er wel zo één geweest, dacht ik, toen ik deze uitzending beluisterde. Toen ik 17 jaar oud was leidde ik een bij-belstudie op een ringweekend, maar dat ging echt over andere dingen. De zondag na Pasen werd ik echter weer een ervaring rijker. Ik mocht voorgaan in een grote ge-meente in de provincie van Franca Treur, waar veel jongeren in de kerk zitten. Het ging over de twijfel van Thomas en ik probeerde ook hedendaagse twijfel te the-matiseren. Wat mij maar zelden overkomt als gastpredikant, gebeurde nu wel: Enkele jongeren zochten na deze dienst

contact! Onder andere een psychologie-studente, meteen na de dienst, en een jongere van 17, later via de mail. Met meer of minder verdriet lieten ze weten dat ze het geloof kwijtraken. Jaren

geleden heb ik ook al eens een lange mail-wisseling met een ex-catechisant gehad. Het ging niet over de vraag: is het wel voor mij? Dat is een vraag waar ik als jongere een in de kerk veel en vaak ant-woorden op kreeg. Het ging over de vraag: is het wel echt zo? ‘Alles wat wij aan God toeschrijven’, mailde een jongere, ‘kun je toch ook op een andere manier verklaren?’ ‘Als ik er niet aan denk en er niets meer voor doe, dan is het er ook niet’, zei de student, die twee jaar geleden belijdenis had gedaan. Het lijkt me zeer onwaarschijnlijk dat deze jongeren de enigen zijn… Wat is hier nu aan de hand? Hoe kan ik jongeren en ouderen in de gemeente hier-in verder helpen? Is hedendaagse apologe-

tiek (zoals Tim Keller) aan te bevelen of kunnen wij in deze vragen terugvallen op theologen uit de traditie? Moeten we ons misschien meer op de beleving en minder op het begrijpen focussen? Misschien vraag ik wel veel te veel, maar ik ben gaan beseffen dat er nog een on-derliggende vraag is bij de vragen van de Heidelbergse catechismus waar ik op zon-dagavonden over preek. Hoe kunnen we in de gemeente aan die hele basale vraag recht doen? Als ik die vraag in de gemeen-te thematiseer, moet ik er natuurlijk ook zelf een weg mee weten! Zo meteen staan er geen enkele maar tientallen jongeren én ouderen op de stoep…

Met vriendelijke groet, Martin van Dam

Martin van Dam (links)

Beste Martin,Deze vraag houdt me steeds meer bezig: Een man als Charles Taylor schrijft in zijn grote, bijna alomvattende boek over het secularisatieproces, Een seculiere tijd, dat 500 jaar geleden in Europa alles mee zat om in God te geloven en dat dit nu 500 jaar later precies omgekeerd is. Predikan-ten zoals jij, opgevoed in een traditionele kerkelijke setting, kijken er echter van op wanneer jongeren en ouderen openlijk zeggen, dat ze twijfelen of het hele chris-telijke verhaal wel goede papieren heeft. Hier klopt iets niet. Een heel werelddeel heeft moeite gekregen met het verhaal over God, zoals dat in de christelijke tra-ditie tot hen kwam, maar wij die in een orthodox milieu leven, kijken ervan op

‘Van een overtuigd creationist werd ik aarzelend een atheïst. Van al mijn oude zekerheden deed ik afstand. Ik had ontdekt dat God een product van mensen is, en dat religie iets van mensen is.’ Regels uit een ‘kerstmeditatie’ van bestsellerauteur Franca Treur, in nrc.next (24/12/2009). Bij diverse gelegenheden poneerde ze die stelling: God en geloof zijn een vruchten van vrome fantasie. Tijdens een interview voor EO-radio ging Wim Dekker, hoofd vorming en educatie van de IZB, in op die vraag. Martin van Dam, predikant te Hagestein, reageerde op de uitzending en er ontspon zich een tweegesprek, waarvan hier het begin.

Page 10: Transmissie 02-2010

10 Transmissie NAJAAR 2010

BEZInnInG

wanneer wij individuele mensen ontmoe-ten, die dit op hun eigen wijze vertolken.Het wordt in ieder geval hoog tijd, dat hierin verandering komt. Het wordt tijd, dat wij met groot inlevingsvermogen en niet alleen rationeel, gaan proeven en wegen wat al die mensen bezielt, die het overgeleverde christelijke geloof ervaren als een onbewoonbaar verklaarde woning. Dat is intussen ook best griezelig. Er zijn immers talloze voorbeelden van mensen, zeker ook van theologen, die gaande op deze weg, zelf steeds minder gingen gelo-ven, daarvan in elk volgend boek reken-schap aflegden om tenslotte te eindigen bij een volstrekt minimum aan christelijk geloof of die het hele christelijk geloof uiteindelijk achter zich lieten. Toch moeten wij deze weg durven gaan. In geloof en gebed, met verstand en ge-

voel , met dapperheid en bescheidenheid. Ik ben zelf bezig met een paar publicaties, waarin ik op deze vragen dieper inga. Hier zou ik er kort een paar dingen van willen zeggen.

Verondersteld geloof1. Wij moeten niet preken en catechise-ren vanuit een verondersteld geloof. Wij moeten wel preken en catechiseren vanuit verbondenheid met het geloof van de kerk van alle eeuwen. We mogen ook ver-wachten, dat dit geloof wortel geschoten heeft bij een aantal gemeenteleden. Maar zelfs deze gemeenteleden leven in een tijd, waarin dit geloof algemeen betwijfeld is. Ook zij kunnen dus, eenvoudigweg door het klimaat waarin wij nu leven, op een ochtend wakker worden met de gedachte: zou het niet allemaal inbeelding zijn waar-in wij geloven? Ik heb het in ieder geval de meest trouwe gelovigen eerlijk horen opbiechten. Ze deden dat tegenover mij,

omdat ze voelden hierin door mij niet veroordeeld te zullen worden. Tegenover anderen durfden ze zoiets nooit te zeggen. Maar wat dan te denken van die gemeen-teleden bij wie het geloof nog nooit zo diep wortel heeft geschoten? Hun ’geloof ’ heeft zonder dat ze dat zelf beseffen heel veel te maken met religieuze socialisatie. Wanneer de context van hun leven in-grijpend verandert kan dit ‘geloof ’ ook zomaar verdwenen zijn. Dit alles moeten we heel reëel onder ogen zien en dus niet spreken en preken vanuit een veronder-steld geloof.

SpannendWe moeten daarentegen het slapende on-geloof wakker roepen opdat we het samen recht in het gezicht kunnen zien. Wan-neer we dat durven zullen we ontdekken,

dat we met de Bijbel in onze hand niet in verlegenheid raken. In de Bijbel gaat het er veel spannender aan toe dan in de doorsnee preek. In de Bijbel balanceren mensen heel vaak op de rand van geloof en ongeloof, is overal sprake van een aangevochten bestaan, breekt God steeds weer verrassend door

alle menselijke onmogelijkheden heen. Niets vanzelfsprekends is daar. Hoe komt het dan toch, dat er bij ons zoveel vanzelf-sprekend wordt verondersteld, waar men-sen dan later grotelijks aan gaan twijfelen?2. Wanneer orthodoxe christenen hun geloof verliezen hangt dat meestal niet alleen samen met een nieuwe context en nieuwe levens- en wereldervaringen die niet passen bij de vroegere voorstellingen - dat óók- maar het orthodoxe geloof is veel teveel gecommuniceerd als een rationeel verifieerbaar verhaal. Bij de doorsnee or-thodoxe christen is iets blijven hangen als: er is een bijbelse geschiedenis en een va-derlandse geschiedenis. In beide gaat het om gebeurtenissen, die eenvoudig waar zijn. Wie niet gelooft zou dus zo dom zijn de feiten te ontkennen. Er staan allerlei dingen in de Bijbel, die eigenlijk niet ge-beurd kunnen zijn, maar omdat ze in de Bijbel staan zijn ze toch gebeurd en moet je daar verder niet teveel over nadenken.

Deze implementatie van het christelijk geloof is bijzonder jammer, omdat deze de oorzaak wordt van veel ongeloof later. In elke vorm van geloofsonderwijs, van basisschool tot en met catechismuspreek moet duidelijk gemaakt worden, dat je om te geloven ogen van het geloof nodig hebt. Aan het geloof is niets vanzelf-sprekends, ook in de Bijbel niet. God verschijnt te midden van de goden en er valt veel voor te zeggen om de Baäls te dienen of Cyrus als de eigenlijke bevrijder uit de ballingschap te zien. In de Bijbel hebben we maar zeer ten dele te maken met feiten, die zo bijzonder waren, dat iedereen ze wel als daden van de God van Israel moest duiden. Het meeste was voor meerderlei uitleg vatbaar. Dat was zelfs zo met de verschijning van Jezus. Het waren geen domme of eigenwijze joden, die niet wilden geloven. Je ogen moesten er een-voudig voor open gaan, anders zag je het absoluut niet.

ParadigmawisselingSamengevat: nu het christelijk geloof niet meer vanzelfsprekend is, moeten we dit niet langer verdoezelen in de hoop, dat onze gemeenteleden dat voorlopig nog niet door hebben. Die tijd is nu echt voorbij. We moeten eerlijk erkennen, dat ons geloof vanuit een cultuur, die zweert bij meten, tellen en wegen een kwetsbaar geloof is. Het gaat in het christelijk geloof om interpretatie en duiding, die alleen mogelijk is door de Geest, deelnemend aan het leven, het lijden en de opstanding van Jezus.Over wat dat allemaal inhoudt zou nog heel veel te zeggen zijn. Maar om deze twee dingen te gaan doen, zoals ik die nu beschreven heb, zou al wel eens niet min-der dan een paradigmawisseling onder ons nodig kunnen zijn. Laten we het daar dan eerst maar eens over hebben.Misschien kunnen we er in Transmissie in de toekomst nog over verder praten. Ik wens jou in ieder geval veel moed om er kwetsbaar en dapper in te gaan staan.

Hartelijke groet,Wim Dekker

We moeten het slapende

ongeloof wakker roepen...

Page 11: Transmissie 02-2010

11Transmissie NAJAAR 2010

ZEnDInG

Voor deze tijd gezonden

Het was een bijzonder moment, het eerste oriënterende gesprek met de zen-dingscommissie en de kerkenraad van de Hervormde gemeente Aalburg, over mijn eventuele uitzending. Nog voordat ikzelf iets had kunnen zeggen over mijn verlangen, vertelden enkele leden dat er al jarenlang binnen de kerkenraad was gebeden dat de gemeente ooit missionair bezig zou mogen zijn buiten de eigen kerkmuren en landsgrenzen. Zelf had ik ook al jaren van voorbereiding achter de rug. Zonder dat we het van elkaar wis-ten, kwamen opeens wegen bij elkaar.In augustus 1997 ben ik uitgezonden als buitengewoon zendingsarbeidster voor de GZB in samenwerking met een andere zendingsorganisatie die zich richt op Israel en de omringende Arabische

landen. Ik zou aan de slag gaan als ver-pleegkundige in een Arabisch ziekenhuis in Nazareth, Israël.

Bij zendingswerk denken we meestal aan de Woordverkondiging in onbereikte gebieden, het bereiken van ongelovigen of aanhangers van een andere religie, met het Evangelie. Levend en werkend in een gebied waar openlijke zending en evangelisatie verboden is, heb ik de kracht ervaren van de ‘verkondiging van het Woord’, door de manier waarop je leeft. Als je het leven deelt met de men-sen onder wie je gezonden bent, is dat een praktisch getuigenis. Dan is het geen vraag wat wel of geen missionaire taken zijn, omdat de missionaire opdracht dan je hele leven bestrijkt.

Er is voor mijzelf een heel duidelijk moment geweest om een keuze daarin te maken. Anders dan verwacht kwam ik niet te werken in Nazareth. Tal van restricties binnen de Israelische overheid maakten dat onmogelijk. Uiteindelijk kwam ik terecht in Nabloes, een Palestijnse stad in het hart van de West Bank. Christenen zijn er veruit in de minderheid; er wonen circa 650 christenen, 150.000 moslims. In het enige christelijke ziekenhuis dat het noorden van de West Bank rijk is, kwam ik als verpleegkundige op de in-tensive care-afdeling te werken. Na het uitbreken van de tweede intifada, in sep-tember 2000, werd de toch al afgelegen stad, het meest geïsoleerde gebied na de Gazastrook.

KeuzeDaarmee stond ik voor de keuze. Ik zou in Nabloes kunnen werken als verpleeg-kundige en daarnaast in de weekends een privëleven kunnen opbouwen in Jeruza-lem. Het alternatief was werken én wo-nen in Nabloes. Ik koos voor het laatste, ook al bracht dat met zich mee dat de grenzen tussen mijn werk en privéleven vervaagden. Ik investeerde in goede rela-ties met de lokale bevolking.Daardoor werden ook onverwacht nieuwe wegen geopend. Zo kreeg ik de leiding over het kinderwerk binnen de kleine gemeenschap van Palestijnse chris-tenen, een taak en positie die op termijn belangrijker zouden worden dan mijn werk in het ziekenhuis. Het illustreert hoe binnen een uitzending vele taken en werkzaamheden een missionair karakter kunnen hebben; het is niet beperkt tot het werk waarvoor je bent gezonden.

De bevolking van Nabloes ondervindt dagelijks de gevolgen van het conflict tussen Israël en de Palestijnen. De inwoners zijn ernstig beperkt in hun bewegingsvrijheid. In de loop van de

Martine van Wijk werd in 1997 uitgezonden vanuit de Hervormde Kerk van Aalburg om werkzaam te zijn als verpleegkundige in een ziekenhuis in het Midden-Oosten. Onlangs keerde ze terug naar Nederland. In dit artikel blikt ze terug op een uitzendperiode van dertien jaar en de plaats die haar thuisgemeente in Aalburg daarin innam.

mARTInE VAn WIJK

Met verschillende acties droeg de Hervormde gemeente in Aalburg er aan bij dat het kinderwerk binnen de christelijke gemeenschap in Nabloes naar een hoger peil getrokken kon worden. Links op de foto Martine van Wijk.

Page 12: Transmissie 02-2010

ZEnDInG

12 Transmissie NAJAAR 2010

tijd hebben we te maken gehad met tal van invasies, militair geweld en bombar-dementen, jarenlange afsluiting van de stad en zelfs een drie maanden durend uitgaansverbod, dat dag en nacht van kracht was. Dat heeft een enorme impact op de economie, op sociale verbanden, op gezinnen, opvoeding, noem maar op.In reformatorische kringen, ligt de nadruk op Israel als volk van God. Voor Pales-tijnse christenen is de dagelijkse ervaring van dat zelfde volk heel anders.Nationalistisch gezien voelen de Pales-tijnse christenen zich één met hun volks-genoten, de moslim-Palestijnen. Ze willen niets liever dan een eigen stukje land, waar ze hun kinderen in vrede kunnen zien opgroeien. Op grond van hun geloof echter, hebben deze christenen weer meer met het jodendom, omdat daarin de roots van het christendom liggen. Maar in het dagelijks leven worden ze aan den lijve geconfronteerd met Israël als bezettings-macht.Palestijnse christenen bevinden zich er-gens in een stukje niemandsland tussen de islam en het jodendom in. Ze zijn onze medebroeders en zusters in het geloof, maar de meesten hebben een andere visie op Israel dan de gemiddelde reformatori-sche kerkganger in Nederland.

VerzoenenDe complexe situatie waarin met name deze christenen zich bevinden, kun je als buitenlander niet met eenvoudige oplos-singen tegemoet treden. Het is veel te ge-makkelijk om Palestijnse christenen voor te houden dat ze zich moeten verzoenen. Datzelfde geldt een klakkeloos beroep op teksten over de landbeloften aan Israël. Ik ken Palestijnse christenen die tot ’48 in Jaffa hebben gewoond. Ze hebben de sleutel van hun huis nog in bezit. Gene-raties lang hebben ze daar al geleefd. Wat

moet ik tegen hen zeggen? Ik vond het al heel wat, dat ik hen in hun kapotte levens kon bijstaan. In de omgang met het conflict probeer ik een dubbele solidariteit op te brengen. Zolang je in je hart een voorkeur hebt voor één van beide volken, kun je je niet in liefde naar beide uitstrekken. Hoe kun je dan van hen verwachten dat die twee zich wel met elkaar verzoenen?

Voor mijzelf was het soms moeilijk hoe ik mijn ervaringen in Nabloes moest verta-len naar de gemeente van waaruit ik was uitgezonden. Bij veel mensen leeft er bijna een vanzelfsprekende ‘liefde’ voor Israel, terwijl houding bepalen t.a.v. de Pales-tijnse bevolking toch een stuk moeilijker blijkt. Is het mogelijk dat een gemeente in Nederland aan één kant steun geeft aan mede-broeders en -zusters in het geloof in de Palestijnse gebieden en tegelijk solidair blijft met het huidige Israël? Onze predikant heeft er regelmatig in preken en gebed aandacht voor gevraagd, maar het blijft moeilijk om het vraagstuk praktisch te maken. Een groep gemeente-leden is een keer in Nabloes geweest; het was een hele toer om hen daar te krijgen, vanwege de wegversperringen en de mili-taire dreiging. Maar de ontmoeting met de Palestijnse christenen, waarbij ze met eigen ogen de problemen hebben gezien, heeft hen wel geholpen om te begrijpen hoe ingewikkeld de situatie is.

BemoedigingRuim 11 jaar heb ik in Nabloes mogen werken en al die jaren heeft mijn thuisge-

meente het werk ondersteund, met gebed, financiën, met individuele bezoeken en een gemeentereis. Een uitzending is niet het werk van één persoon. Het is werk dat iemand namens de gemeente mag doen, op een vooruitgeschoven post. Maar de individuele gebeden, de financiële onder-steuning, de acties van de zendingscom-missie om het kinderwerk te ondersteu-nen, de bezoeken aan het zendingsproject, zijn net zo goed missionaire acitiviteiten die de uitzending mogelijk maken en vormgeven. Ieder gemeentelid kan daar zijn of haar aandeel in hebben; daarvoor heb je niet perse een specifieke zendings-roeping nodig.Door haar inzet op de achtergrond heeft de thuisgemeente het mogelijk gemaakt dat het kinderwerk in die kleine chris-telijke gemeenschap naar een hoger peil getrokken kon worden. In de loop van de jaren hebben Palestijnse jongeren hun gaven op dit gebied hebben leren ontwik-kelen en inzetten. Voor hun eigen geloofs-gemeenschap, maar ook voor activiteiten waar kinderen en jongeren van de hele West Bank in participeren.

Mijn uitzending naar de stad Nabloes is een ontzettende bemoediging geweest met name voor de kleine christelijke ge-meenschap daar, ten tijde van de tweede intifada. In die periode leefde de gemeen-schap in een ontzettend isolement, vrijwel afgesneden van de buitenwereld. Achteraf is er op verschillende manieren door de lokale bevolking getuigd van het feit dat ik juist voor deze tijd naar hen toegezon-den ben geweest.

De intensive-care afdeling van het ziekenhuis op de West Bank

GESPREKSVRAGEn1. Jarenlang was er in de kerkenraad gebeden dat er vanuit de gemeente iemand

zou mogen worden uitgezonden. Is dit ook een gebedsonderwerp in uw gemeente?

2. Het Israëlisch-Palestijnse conflict leidt er vaak toe dat mensen hun voorkeur uitspreken voor de ene of de andere partij. Wat vindt u van het standpunt van de auteur?

3. Zending is meer dan evangeliseren. Wat betekent dit voor u?

Page 13: Transmissie 02-2010

Transmissie NAJAAR 2010 13

BEZInnInG

‘Volgende week is er zo de Heere wil en wij leven weer de jaarlijkse Pinkstercol-lecte voor de zending.’ Heel wat keren heb ik deze aankondiging gehoord in mijn kinderjaren. Als we 3 jaar waren, mochten we mee naar de kerk. Meteen de eerste zondag na je verjaardag. Mijn jongere broertje werd 3 op een zondag, dat was een enorme bof. Hij hoefde niet te wachten! Ik zie hem nog lopen tussen mijn ouders in, nieuwe kleren aan, zijn kuifje met wat brillantine in bedwang gehouden. Ik liep trots als grote zus van vijf achter hen en mijn zusje van 8 kon thuis op de baby passen. VoorlevenZo is het begonnen. Liefde voor de kerk ontwikkel je thuis. Liefde voor zending ook. Als de Pinksterdag aanbrak legde mijn vader het collectegeld klaar voor het hele gezin. Normaal gesproken waren dat stapeltjes guldens en kwartjes, soms een rijksdaalder. Maar op Pinksteren lagen er feestelijk de roze briefjes van 25 gulden klaar. Ook toen het gezin groter werd, is dat nooit naar beneden bijgesteld. Klein opvouwen, werd en bijgezegd, een ander hoeft het niet te zien. Natuurlijk ging je twee keer naar de kerk, en voor de tweede dienst lagen er briefjes van tien gulden klaar.

Waarom heb je dit onderwerp gekozen voor je scriptie? Die vraag is me een aantal keren gesteld in de afgelopen periode. Het antwoord begint bij wat er hierboven staat. Ik had geen idee wat de betekenis van Pinksteren in kon houden voor ons leven als Zeeuws gezin in de Bible belt, maar ik begreep heel goed dat Pinksteren in ieder geval met zending te maken had en dat ons geld hard nodig

was om zendelingen hun werk te laten doen. Als ds. Kuijt kwam voor een zen-dingsavond of voor een zondagse preek-beurt, wakkerde hij dat besef aan. In zijn voor kinderen heel begrijpelijke en war-me presentatie werd een onbegrijpelijke preek ineens een verhaal. Zijn liefde voor de mensen aan de andere kant van de wereld en voor zijn Zender was tastbaar. Zijn werk was urgent en gevaarlijk en levenslang. De overval op de zendings-post met dodelijke slachtoffers als gevolg was aangrijpend en ingrijpend nieuws in mijn kinderleven.Zending dat kost je dus wat. Het raakt je portemonnee, het kost tijd (lopen met het zendingsbusje, bijvoorbeeld) en het kan gevaarlijk zijn. Vooral: het is ontzettend nodig en verdient aandacht en gebed, want het is God Zelf die het ons opdraagt. Zo is het mij geleerd en voorgeleefd.

De scriptie waar ik ongeveer twee jaar aan heb gewerkt bevraagt de overzeese zending naar kernpunten en naar leer-punten, die toepasbaar, ontdekkend en vruchtbaar zouden kunnen zijn voor zen-ding dichtbij huis. De ontwikkeling van GZB, zichtbaar in het langdurige werk in Kenia, vormt de basis van de scriptie. Het was boeiend om na te gaan hoe de organisatie in ruim honderd jaar is ge-worden tot wat ze nu is. In het tweede deel van de scriptie staat de IZB centraal, de vereniging voor zending in Nederland. De beide organisaties liggen dichtbij el-kaar: qua theologische achtergrond, qua achterban,en qua werk. Ik citeer daarover een gedeelte uit mijn scriptie.

Koloniaal wereldbeeldGevoelsmatig lijkt zending bedrijven binnen ons landsgrenzen anders dan ver bij ons vandaan. Diederick Eikelboom, oud-directeur van de zendingsorganisatie European Christian Mission, brengt dat treffend onder woorden: ‘Nederlanders hebben last van een koloniaal wereld-beeld, waarin zending te maken heeft met armoede en hulpverlening. Ze den-ken aan Papoea’s. Dikke Duitsers en zelf-genoegzame Fransen passen niet in dat wereldbeeld. Voor zending moet je een grens over. Dat kan een landsgrens zijn, maar ook een culturele.’1Deze uitspraak vraagt een omslag in het denken van Nederlandse christenen. Heeft Eikelboom gelijk met zijn uit-spraak dat we het makkelijker vinden om het evangelie ter sprake te brengen als we ook wat anders aan kunnen bieden in de sfeer van hulpverlening? Zending in de Derde Wereld zal altijd iets in zich hebben van de combinatie van evange-lieverkondiging en hulpverlening, zolang armoede, honger, slechte medische voorzieningen en slechte huisvesting daar nog op zo grote schaal voorkomen.

1 Artikel Nederlands dagblad 17/11/2008

Grenze(n)loos gereformeerdTer afronding van haar theologiestudie schreef Anja van Maanen-Hoek-man, missionair adviseur van de IZB, een scriptie over de vraag: Wat zijn kern- en leerpunten van de zending overzee voor het missionaire werk in ons eigen land, dichtbij huis?

AnJA VAn mAAnEn-HoEKmAn

Page 14: Transmissie 02-2010

14 Transmissie NAJAAR 2010

BEZInnInG

Maar hier, bij ons, zal het de boodschap zijn van het Koninkrijk van God die het verschil maakt, ondersteund door een levensstijl die past bij kinderen van dat Koninkrijk. Grenzen die daarvoor genomen moeten worden, vragen om een trendbreuk ten opzichte van de heer-sende cultuur. Einde citaat. leerpuntenDeze elementen komen terug in mijn definitie van zending:

‘Zending is de wereldwijde beweging van gezonden mensen, die in opdracht van Jezus Christus, gegeven in Mattheüs 28, op weg gaan om zijn boodschap van het Koninkrijk van God te onderwijzen, en te tonen in een levensstijl die hoort bij dat Koninkrijk.’

Het verschil tussen het werk van de GZB en dat van de IZB is in deze definitie niet terug te vinden. Dat is een bewuste keuze. Wel zijn er vanuit het werk over-

zee leerpunten te destilleren voor het werk dichterbij. Ik noem er in de scriptie een aantal:

- Zending op andere continenten zoals besproken in het eerste hoofdstuk houdt per definitie een breuk in met veel kerkelijke tradities zoals die aanwe-zig zijn in het zendende land. Kan de gereformeerde zending binnen Neder-land diezelfde vertaalslag maken en de eigen tradities net zo relativeren als bij overzeese zending als het gaat om zen-ding om de hoek?

- Is er binnen de kerken van gerefor-meerde signatuur voldoende besef van de urgentie van zending binnen onze grenzen? Anders geformuleerd: Hoe ver is de omslag in denken binnen de kerk al gevorderd als het gaat om de gedach-te, het besef, dat (ook gereformeerde) christenen bij de minderheid behoren, en dat zending bedrijven ook in eigen land nodig is?

- Wil de gereformeerde zending ook iets ontvangen van de doelgroep? Is de focus op preaching, teaching en healing niet te sterk geworden zodat de kerk alleen maar uitdeelt?

urgentieDe eerste twee vragen worden in mijn onderzoek negatief beantwoord. De relativering van kerkelijke tradities ligt voor ons dichtbij huis en kerk heel wat gevoeliger dan ver weg. De urgentie van zending binnen onze landsgrenzen kan best wat stimulans gebruiken en het ge-voel dat we een minderheid zijn, wordt lang niet overal ervaren.

Het zijn conclusies die niet vrolijk maken en het gevaar in zich dragen te gaan somberen over de toestand van de kerk en haar leden. Het is ook niet zo moeilijk om voorbeelden te geven uit het kerkelijk leven van de achterban van GZB en IZB die de moeite van het relativeren van kerkelijke tradities in de plaatselijke situatie illustreren. Het ge-brek aan overtuiging dat zending binnen onze eigen context urgent is, is zichtbaar in veel binnenkerkelijk bezig zijn. Grote processen zoals het ontstaan van de PKN, maar ook individuele geestelijke vragen bijvoorbeeld het voortdurend bezig zijn met de vraag of men persoon-lijk mag weten behouden te zijn, en of de kerk wel het product levert waar ik me goed bij voel, haalt veel aandacht weg bij de missionaire opdracht van de kerk als geheel en van ieder gemeentelid persoonlijk.

Die opdracht ligt er wel! Klemmend, en wringend met onze context, waar-door het getuigen als heel moeilijk, zo niet onmogelijk wordt ervaren. De waarheidsclaim dat het behoud van alle mensen gelegen is in het offer van Jezus-Christus als enige weg en waarheid ten leven, scoort slecht in onze maatschap-pij. Die boodschap sluit niet aan bij de West-Europese mens.

Ds. Joseph Murupus uit Kenia tijdens een spreekbeurt in Nederland.

Page 15: Transmissie 02-2010

Transmissie NAJAAR 2010 15

WijzelfEn dan wijzelf: de boodschappers van de blijde Boodschap. Wij sluiten vaak heel goed aan bij de wereld om ons heen.. Daar wringt vaak maar heel weinig van maandag tot zaterdag. Daar zijn we ver-legen mee. Dat is óók een bevinding uit mijn onderzoek. Waar zou die verlegen-heid toe kunnen leiden?

Dan wordt het spannend, want dan komen we zelf volop in beeld als gelovig individu en als kerkgemeenschap. Zon-der volledig te zijn zie ik de volgende reacties op die verlegenheid: Isolement: we hebben het fijn met elkaar

in de kerk en daar gaat het precies zoals we dat met elkaar plezierig vinden. Onze individuele netwerken bestaan uit me-dechristenen.Aanpassing: we leven ongeveer net zo als onze ongelovige buren. We hebben hetzelfde welvaartsniveau, vaak boven-gemiddeld, want de kerk bestaat vooral uit middelbaar of hoger opgeleiden, we

hebben dezelfde vrijetijdsbeste-ding, etc. Op zondag komt het verschil aan het licht en zijn we blij als de buurman daarmee rekening wil houden en zijn gras laat groeien en zijn auto vies laat.

Verschil makenHet is scherp geformuleerd. Het vraagt om doordenking. Daarbij komt de derde vraag in beeld: Delen we als kerk alleen maar

uit? Of hebben we onze doelgroep no-dig?Hoe maken we de vertaalslag van over-zeese zending - waarbij er ook in de sfeer van noodzakelijke hulpverlening wordt gewerkt - naar binnenlandse zending,

waarin die noodzaak van hulpverlening vaak veel minder aanwezig is? Waar maken wij het verschil op de plek waar we wonen, werken en naar school gaan? Hoe deed Jezus dat toch? De Mensen-zoon zelf is het Voorbeeld voor ons.Hij zit als de dorstige, vermoeide man bij de put, vragend om water. Hij, Die toch zelf de Bron van levend water is, wat zou Hij van mijn buurvrouw vragen als Hij haar zou ontmoeten? Ik ben nog lang niet klaar met deze vraag. Maar ik geloof dat het een vraag is die ons helpen kan in de verlegenheid met de zendingsopdracht. Ik ben met u, alle dagen! Dat wordt meteen na de opdracht beloofd. Gaat dan henen…, ga dus op weg. Daar begint de opdracht mee. Geen isolement, geen aanpassing. Gaan, op weg gaan, met een opdracht en een belofte! Hij maakt de weg begaan-baar.

Anja van Maanen-HoekmanEmail: [email protected]

Ontmoeting van twee culturen: ‘Wil de gerefermeerde zending ook iets ontvangen van de doelgroep?’

Delen we als kerk alleen

maar uit? Of hebben we

onze doelgroep nodig?

Page 16: Transmissie 02-2010

16 Transmissie NAJAAR 2010

Kunnen weldenkende mensen in een persoonlijk God geloven?

nieuw boek van Wim Dekker

mATERIAAl

Is het afscheid van de persoonlijke God onvermijdelijk voor weldenkende mensen? Die vraag staat centraal in het boek met de prikkelende titel Adieu God, dat dr. Arjan Markus, missio-nair predikant van de IZB in Utrecht (Jacobikerk) deze maand publiceert. Het boek is ontstaan uit gesprekken tijdens een missionaire kring voor postmoderne zoekers.

Arjan Markus laat zien dat niet alle ar-gumenten om het christelijk geloof in God vaarwel te zeggen even steekhou-dend zijn, ook al is dit geloof zeker niet vanzelfsprekend. Zijn gesprekspartners, christelijke gelovigen en andersdenkende zinzoekers, komen met plausibele ge-dachten en reële vragen. Geloven in een persoonlijke God past niet meer in ons

wetenschappelijke wereldbeeld. Zo’n God belemmert ons in onze zelfont-plooiing.Bovendien: hoe is al dat lijden in de wereld mogelijk wanneer er een God zou bestaan die daar een einde aan kan ma-ken? Voor veel mensen ligt het dan ook meer voor de hand om te geloven dat er ‘Iets’ is dan ‘Iemand’. Toch is het geloof in een persoonlijk God een mogelijk-heid die openligt, betoogt Markus, ook voor mensen van nu. Het is een span-nend boek van een christen die vragen en argumenten van niet-christenen zeer serieus neemt. Sterker nog, ze zijn bij het wordingsproces betrokken geweest, als kritische meelezers van de concept-teksten. Het boek wordt uitgegeven door Meinema, Zoetermeer

Het boek gaat in op de actuele situatie van de kerk in ons land. We zien een krimpende kerk en tegelijk een nieuw missionair verlangen. Volgens Wim Dekker heeft de krimp van de kerk alles te maken met een diepe geloofscrisis. Het geloofsgoed zoals dat binnen de christelijke traditie is aangereikt, staat onder zware druk. De missionaire be-weging van de kerk zal daarom samen moeten gaan met een nieuwe bezinning op de eigen identiteit. Welke God wordt ons in de Bijbel verkondigd en waarom is het geloof in Hem alles bepalend voor

mens en wereld? Pas wanneer gelovigen die vragen weer van binnenuit kunnen beantwoorden, zullen ze staande blijven in de crisis en een marginale, maar tege-lijk vitale gemeenschap vormen.

Voorjaar 2011 verschijnt bij Boekencentrum in Zoetermeer Marginaal en missionair; visie voor een krimpende kerk, van drs. Wim Dekker, hoofd vorming en educatie van de IZB. Het boek is de weergave van een serie gesprekken die Koos van Noppen met Wim Dekker voerde. In verband met het studieverlof van Dekker is de publicatie uitgesteld van dit najaar naar komend voorjaar.