Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud...

149
Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs F. Smit J. Claessen

Transcript of Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud...

Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs F. Smit J. Claessen

TOTSTANDKOMING EN WERKING VAN CONTINUROOSTERS IN HET BASISONDERWIJS

Totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs F. Smit J. Claessen INSTITUUT VOOR TOEGEPASTE SOCIALE WETENSCHAPPEN UITGEVERIJ TANDEM FELIX - UBBERGEN

iv

De  particuliere  prijs  van  deze  uitgave  is  €  15,00 Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00. Foto omslag: Nationale Beeldbank. CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Smit, F. Totstandkoming en werking van continurooster in het basisonderwijs / F. Smit, J. Claessen – Nijmegen: Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen ; Ubbergen ; Tandem Felix. ISBN 90 5750 005 1 (Tandem, Felix) NUGI 722 Trefw.: basisonderwijs ; continuroosters © 1997 Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen te Nijmegen (ITS) van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

v

Voorwoord Het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) heeft op verzoek van het Contactcentrum Bevordering Openbaar Onderwijs (CBOO) en met geld van het Insti-tuut voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) een onderzoek uitgevoerd naar de totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd binnen het thema Onderwijsbeleid, -organisatie, -professionalisering en -ondersteuning van het ITS door dr. F. Smit en prof. dr. J. Claessen. Een deel van de interviews onder schoolleiders is uitgevoerd door drs. M. Stortelder. Daarnaast hebben medewerk(st)ers van de afdelingen Research-Technische Dienst-verlening en Tekstverwerking aan de uitvoering bijgedragen. Het onderzoek startte in september 1995 en is afgesloten in juni 1996. De onderzoekers zijn op een zeer constructieve wijze bij de opzet en rapportage bege-leid door een resonansgroep bestaande uit: - mevr. drs. R. Schenk, Contactcentrum Bevordering Openbaar Onderwijs (CBOO); - mevr. drs. C. van Paridon, Vereniging voor Openbaar Onderwijs (VOO); - mevr. A. Verhagen-Nobel, openbare afdeling van het Nederlands Genootschap van

Leraren (NGL/AVMO); - dhr. R. Ballegooijen, directeur van een basisschool; - dhr. J. Uitenhaag, directeur van een basisschool. Een speciaal woord van dank richten we tot de schoolleiders en ouders van leerlingen die aan het onderzoek hebben meegewerkt. INSTITUUT VOOR TOEGEPASTE SOCIALE WETENSCHAPPEN Nijmegen, september 1996 Directeur Drs. A.J. Mens

vii

Inhoud Voorwoord v 1 Achtergronden van het onderzoek 1

1.1 Inleiding 1 1.2 Achtergronden  van  het  fenomeen  ‘continurooster’ 1

1.2.1 Formele en organisatorische aspecten 1 1.2.2 Taakuitvoeringsaspecten van het onderwijzend personeel 5 1.2.3 Welbevinden van leerlingen en ouders 6

1.3 Probleemstelling van het onderzoek alsmede de onderzoeksopzet en uitvoering 6 1.3.1 Een representatief survey bij basisscholen 8 1.3.2 Casestudies 12 1.3.3 Nader onderzoek bij basisscholen met een continurooster 15 1.3.4 Onderzoek onder ouders 19

1.4 Verdere opbouw van het rapport 22 2 Duur van de middagpauze en overblijven van leerlingen 23

2.1 Inleiding 23 2.2 Duur van de middagpauze 23 2.3 Overblijven van leerlingen 27 2.4 Samenvatting 32

3 Ervaringen van scholen met een continurooster 35

3.1 Inleiding 35 3.2 Invoering van een continurooster 35 3.3 De organisatie van een continurooster 36 3.4 Begeleidingsaanbod en kosten van het overblijven 39 3.5 Toezicht houden 40 3.6 Ervaringen met het continurooster 42 3.7 Samenvatting 44

viii

4 Totstandkoming en functioneren van continuroosters 45 4.1 Inleiding 45 4.2 Totstandkoming continurooster 45 4.3 Organisatie en toezicht 52 4.4 Financiële aspecten 63 4.5 Knelpunten 66 4.6 Beoordeling 69 4.7 Samenvatting 70

5 Ervaringen van de ouders met een continurooster 73

5.1 Inleiding 73 5.2 Gebruik van de overblijfvoorziening 73 5.3 Financiële aspecten 75 5.4 Functioneren continurooster 77 5.5 Voor- en nadelen 81 5.6 Beoordeling 83 5.7 Kritische opmerkingen 85 5.8 Samenvatting 86

6 Samenvatting en conclusies 93

6.1 Inleiding 93 6.2 Aanleiding, onderzoeksvraag, -opzet en -uitvoering 93 6.3 Conclusies 94 6.4 Aanbevelingen 98

Bijlagen 103 Geraadpleegde Literatuur 147

1

1 Achtergronden van het onderzoek 1.1 Inleiding In dit rapport wordt een onderzoek beschreven naar de ervaringen van basisscholen met het fenomeen ‘continurooster’. De term continurooster komt niet voor in de for-mele wet- en regelgeving. In de onderwijsliteratuur wordt het begrip ook niet eendui-dig gehanteerd, zodat er verschillende invullingen van dit begrip circuleren. Veelal wordt er onder verstaan dat leerlingen een ononderbroken schooldag hebben, dat wil zeggen een schooldag die niet onderbroken wordt om leerlingen in de gelegenheid te stellen de pauze tussen de middag thuis te kunnen doorbrengen; een werkwijze die gebruikelijk is in het voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs. Het Contactcentrum Bevordering Openbaar Onderwijs (CBOO) signaleerde dat scho-len geïnteresseerd zijn in de mogelijkheden van een continurooster waarbij alle leer-lingen overblijven. Vragen van het CBOO naar de mate van voorkomen, ervaringen en totstandkomingsprocedure van een continurooster vormden de directe aanleiding tot het onderzoek. Paragraaf 1.2 geeft een beschrijving van de achtergronden van het continurooster. In paragraaf 1.3 wordt de probleemstelling, de onderzoeksopzet, dataverzameling, -verwerking en -analyse verantwoord. In paragraaf 1.4 geven we de verdere opbouw van het rapport. 1.2 Achtergronden van het fenomeen ‘continurooster’ 1.2.1 Formele en organisatorische aspecten Er is een nauwe samenhang tussen de gehanteerde schooltijden en het werken met een continurooster. Scholen zijn bevoegd, binnen de wettelijke grenzen, de eigen schooltijden te regelen (artikel 11, zesde lid 6, WBO). De schooltijden van school-gaande kinderen van 4 tot 12 jaar bepalen (ten dele) de behoefte aan opvang tussen de middag. Bij de stichting van een school kan men al afspreken om met een continurooster te gaan werken. Het schoolteam kan ook op een later tijdstip met een continurooster starten bijvoorbeeld om de leerlingenteruggang een halt toe te roepen. De school kan zich zo in positief opzicht profileren.

2

Ouders kunnen ook met dit verzoek komen. Als ouders daartoe verzoeken, moet de school een overblijfvoorziening mogelijk maken. De kosten die hieruit voortvloeien, komen voor rekening van de ouders, voogden of verzorgers (artikel 28 WBO). Er zijn geen juridische belemmeringen voor scholen om een continurooster in te stellen. De school kan de invoering van het continurooster beschouwen als een variant op het ‘traditionele’ overblijven en als een ‘nieuw’ rooster in het schoolwerk-plan/activiteitenplan opnemen. Volgens artikel 11, vijfde lid WBO wordt het activitei-tenplan zodanig ingericht dat de leerlingen in de eerste drie schooljaren ten minste 2240 uren, in het vierde schooljaar ten minste 880 uren en in de overige schooljaren per schooljaar ten minste 1000 uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat het aantal uren in de eerste drie schooljaren per schooljaar minimaal 480 uur bedraagt. Per dag ontvangen de leerlingen ten hoogste 5,5 uur onderwijs, waarbij een even-wichtige verdeling van activiteiten in acht wordt genomen. Het bevoegd gezag stelt op voorstel van het onderwijzend personeel ten minste eenmaal in de twee jaar het schoolwerkplan en jaarlijks het activiteitenplan vast (artikel 13, eerste lid WBO). De leerlingen nemen deel aan alle volgens het schoolwerkplan en het activiteitenplan voor hen bestemde activiteiten (artikel 25, eerste lid WBO). Volgens artikel 25, twee-de lid WBO kan het bevoegd gezag op verzoek van de ouders een leerling vrijstellen van het deelnemen aan bepaalde activiteiten. Een vrijstelling kan slechts worden verleend indien het schoolwerkplan daarin voorziet, en op gronden daarbij vermeld. De invloed van ouders omtrent de beslissing over een continurooster loopt via de medezeggenschapsraad (MR). De MR heeft instemmingsbevoegdheid bij de vaststel-ling of wijziging van het schoolwerkplan en het activiteitenplan (artikel 6, lid a en b, WMO 1992) waarin ook de schooltijden moeten worden vastgelegd. Het oudersdeel van de MR heeft instemmingsbevoegdheid bij de vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van leerlingen (artikel 9, lid c, WMO 1992). De wijze waarop het toezicht houden tijdens de middagpauze wordt geregeld valt onder dit artikel1. Ouders kunnen via de ouderraad de MR over de con-crete invulling van deze aangelegenheid adviseren (artikel 26, lid c WMO 1992). Het organiseren en het toezicht houden tijdens de middagpauze, ook bij een continu-rooster, hoort niet specifiek tot de reguliere onderwijstaak van de school. Bevoegde gezagen kunnen het eten, spelen en ontspannen tijdens de middagpauze en dus ook in geval van een continurooster zelf organiseren. Zij kunnen de verantwoordelijkheid voor de organisatie en uitvoering van deze activiteiten ook delegeren aan ouders, andere vrijwilligers, overblijfkrachten en/of opdragen aan leerkrachten. Er zijn ver-schillende juridische constructies om het dienstverband met ouders en overblijfkrach-

1 Mondelinge toelichting van mr. Klaas te Bos, secretaris van de Landelijke Geschillencommissie voor het

openbaar onderwijs.

3

ten vast te leggen (rechtstreeks onder bevoegd gezag, onder verantwoordelijkheid van de ouderraad, aparte rechtspersoon). Als leerkrachten niet belast worden met activiteiten in de middagpauze, kan de bij-drage van de school aan het overblijven beperkt blijven tot datgene waarvoor men op grond van de wet verantwoordelijk is: het beschikbaar stellen van een (verlichte en verwarmde) ruimte en het afsluiten van een verzekering tegen wettelijke aansprake-lijkheid voor allen die bij het overblijven van leerlingen op school betrokken zijn2. De organisatie van het overblijven, het werven en begeleiden van overblijfkrachten, het verzorgen van de financiële administratie, de aanschaf van materiaal e.d. kan overge-laten worden aan de ouderraad, een overblijfcommissie, een aparte stichting of vere-niging voor het overblijven (Smit & Claessen, 1993; VOO, 1995). Er kunnen ook, al dan niet in samenwerking met andere scholen of welzijnsinstellingen, opvangmoge-lijkheden buiten het schoolgebouw worden gecreëerd. Over de initiatiefnemers van een continurooster, de wijze waarop het georganiseerd wordt en of het wordt opge-nomen in het schoolwerkplan en het activiteitenplan zijn geen landelijke gegevens voor handen (vgl. Wolfgram & Meijvogel, 1981; Smit & Claessen, 1993). De laatste jaren is er in ons land een toenemende behoefte aan kinderopvang tussen de middag waar te nemen (VOO 1995). In forenzengemeenten en grote steden is er bijvoorbeeld een grotere concentratie van tweeverdienende ouders en eenoudergezin-nen. De werktijden van deze ouders lopen veelal niet parallel met de schooltijden. De afstand huiswerk is vaak van dien aard dat ook bij parttime werken men behoefte heeft aan overblijffaciliteiten voor kinderen (Meijvogel 1991, 128). Modellen die scholen hanteren bij het rooster van de schooltijden zijn3: a. een gedeeld rooster: slechts een beperkt aantal leerlingen blijft tussen de middag

over op school, het overblijven van leerlingen vormt geen geïntegreerd onderdeel van de schooldag, er is een duidelijk onderscheid tussen het ochtend- en het mid-dagdeel;

b. een aansluitend rooster: niet alle kinderen blijven over, de middagpauze duurt circa een uur zodat kinderen die dicht bij school wonen, thuis kunnen eten.

c. een continurooster: uitgangspunt is dat alle leerlingen de middagpauze op school doorbrengen, de middagpauze duurt circa 45 minuten voor de bovenbouw en voor de onderbouw vaak een uur: het eten, spelen en ontspannen tijdens de middagpau-ze vormt een geïntegreerd onderdeel van de schooldag;

2 Het bevoegd gezag van een bijzondere school is, telkenmale voor de duur van een schooljaar, ontheven van de

verplichting tot verzekering indien: a. deze verplichting zich naar zijn oordeel niet verdraagt met de godsdien-stige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan de school ten grondslag ligt; en b. het bevoegd gezag van zijn oordeel mededeling heeft gedaan aan de ouders. Van de ontheffing van de verplichting bedoeld in de vorige vol-zin doet het bevoegd gezag tijdig mededeling aan de inspecteur (artikel 28 WBO).

Voorlichtingsbrochure schooltijden in het basisonderwijs, Afdeling Onderwijs, Gemeente Haarlem 1987.

4

Aan een continurooster wordt een aantal voordelen toegedicht, waaronder: - het zou de nadelen van het ‘traditionele’ overblijven met een beperkte groep leerlin-

gen ondervangen: leerlingen ervaren het (soms) als een straf om over te moeten blijven, terwijl de meeste kinderen naar huis mogen;

- sluit beter aan bij het dagritme van kinderen: het prestatiehoogtepunt ligt ‘s mor-gens;

- een mogelijke verdieping van de relatie tussen kind en leerkracht; - de vrije tijd van leerkrachten en leerlingen wordt niet zo verbrokkeld, waardoor zij

daar efficiënter gebruik van kunnen maken: leerlingen en leerkrachten hebben na schooltijd meer tijd voor ontspanning/andere activiteiten;

- leerlingen zouden sociale vaardigheden kunnen leren (‘tafelmanieren’); - leerlingen c.q. ouders hoeven zich minder vaak in het verkeer te begeven (verkeers-

veiligheid); - energiebesparing, doordat het schoolgebouw minder uren per dag hoeft te worden

verwarmd en verlicht; - scholen kunnen zich met een continurooster afficheren en mikken op een bepaalde

doelgroep; - kan als een onmisbare voorwaarde worden beschouwd voor sociaaleconomische

participatie van vrouwen (Emancipatieraad 1990, 18). Genoemde nadelen van een continurooster zijn: - weerstand bij het schoolteam in verband met extra belasting voor de leerkracht; - slecht voor sfeer binnen schoolteam in verband, omdat er tussen de middag minder

ontmoetingsmogelijkheden zijn ; - extra belasting voor de schoolorganisatie; - inspannend voor de (jongere) leerlingen; - kostbaar voor de ouders; - slecht voor sfeer binnen schoolteam; - verloopt problematisch. Op de overgrote meerderheid van de scholen maakt een deel van de ouders gebruik van de mogelijkheid om hun kinderen onder toezicht de middagpauze op school te laten doorbrengen. Scholen met een continurooster hebben in het lesprogramma veel-al een kortere pauze opgenomen van ten hoogste een uur. In dat geval krijgt het over-blijven een meer verplicht karakter dan wanneer het traditionele rooster met een lange middagpauze gehandhaafd blijft (VOO 1995, 12-13).

5

1.2.2 Taakuitvoeringsaspecten van het onderwijzend personeel De taakuitvoeringsaspecten ten aanzien van het continurooster betreffen in het bij-zonder de gevolgen van de overschakeling van een regulier naar een continurooster, de dagen waarop het continurooster geldt, het aantal leerlingen dat van de voorzie-ningen gebruik (kan) maken, de ruimten om te pauzeren, het creëren van binnen-schoolse opvangmogelijkheden als een apart overblijflokaal of tot tijdelijke pauze-ruimtes ‘omgebouwde’ klaslokalen. Voor het onderwijzend personeel is verder van belang de pauzetijden en de dagen waarop tussen de middag toezicht moet worden gehouden, het aantal leerlingen waarvoor men verantwoordelijk is, de praktische organisatie van het continurooster (toezicht houden, het innen van de ouderbijdrage, de inkoop van dranken en spelmateriaal, het beheer van de kas, de financiële admini-stratie e.d.). De schooltaken worden verdeeld over de beschikbare personeelsleden en hun vastge-stelde functies. Hierbij spelen de individuele wensen en deskundigheden een rol. De individuele taakopvatting en de condities voor de taakvervulling bepalen in meer of mindere mate hoe de taak feitelijk wordt vervuld en hoeveel tijd die persoon er aan-besteedt (de feitelijke taakomvang). Leerkrachten kunnen zich te zwaar belast (gaan) voelen doordat de balans tussen de taakomvang en de taakverdeling niet tot stand komt of verstoord raakt (vgl. Remmers, Van Dongen & Raaijmakers 1992, 10). Het verloop onder extra aangetrokken overblijfkrachten is vrij groot, hetgeen de op-vang tussen de middag weinig continuïteit geeft. Andere factoren die debet zijn aan het vinden en behouden van geschikte overblijfkrachten zijn: de ongunstige werktij-den, de lage vergoeding, geen rechtspositie hebben om op terug te vallen. Het niet kunnen vinden van vervanging bij ziekte of verhindering van de overblijfkracht geeft de opvang tussen de middag een wankele basis. Een knelpunt vormt de deskundig-heid en de pedagogische kwaliteiten van de overblijfkrachten waardoor de leerkrach-ten geconfronteerd kunnen worden met wanorde, rommel, kapotgemaakte spullen (VOO 1987, 1989). De Arbeidstijdenwet wordt in 1996 gefaseerd ingevoerd. Kenmerkend voor deze wet is, dat de werk- en rusttijden van de werknemers standaard worden voorgeschreven, waarbij ruimte wordt geboden aan het overleg tussen werkgever en werknemers om de standaard op te rekken tot een hogere norm. Het personeelsdeel van de MR krijgt instemmingsbevoegdheid bij de vaststelling of wijziging van een arbeids- en rusttij-denregeling van het personeel (artikel 8, onderdeel f, WMO 1992). Het inzetten van leerkrachten in het kader van overblijven tijdens de middagpauze zou daardoor wel eens problematisch kunnen worden. Hoe worden de taken bij het overblijven ver-deeld? Naar keuze of verplicht? Basisscholen zullen in dat kader aan de wettelijke

6

verplichtingen moeten voldoen en krijgen tevens tot taak een Arbobeleid te ontwikke-len. De overheid legt in overleg wel enkele kaders vast waarbinnen scholen ruimte krijgen voor het voeren van een zelfstandig personeelsbeleid. Een van die kaders wordt gevormd door de normjaartaak. Alle leraarstaken moeten worden uitgevoerd binnen een jaartaak van 1710 uur. De norm voor de lesgebonden taken komt te liggen tussen 1250 en 1350 uur. En voor de overige taken blijft dan 460 tot 360 uur over. 1.2.3 Welbevinden van leerlingen en ouders Wat zijn mogelijke gevolgen van het continurooster voor het welbevinden van leer-lingen en ouders? Bij een continurooster gaat de school ‘s-middags veelal eerder uit, waardoor er voor leerlingen meer tijd overblijft voor andere activiteiten. De lunch-pauze brengen de leerlingen met elkaar op school door. Dit kan heel gezellig, maar ook heel vervelend zijn, met name als er geen deskundig toezicht wordt gehouden (Spectrum, 1992). Voor sommige, met name jongere kinderen, kan het vermoeiend zijn, of te weinig ontspanning bieden. Voor ouders bestaan er meer mogelijkheden om hun eigen activiteiten gedurende een aaneengesloten periode van de dag te kunnen uitoefenen. Voor ouders zal het overblijven ook extra kosten met zich meebrengen in verband met de betaling/vergoeding van de personen die tussen de middag toezicht houden. Voor sommige ouders zal - omdat de school eerder uitgaat - ook opvang na schooltijd van hun kinderen nodig zijn, in verband met hun activiteiten buitenshuis (VOO, 1995). Het werken volgens een continurooster heeft dus op papier voor- en nadelen, zowel voor leerkrachten, leerlingen als ouders. De vraag is of het continurooster voldoet aan de verwachtingen van de betrokkenen . 1.3 Probleemstelling van het onderzoek alsmede de onderzoeksopzet en uit-

voering Probleemstelling De probleemstelling van het onderzoek sluit aan bij de vragen die de aanvrager van het onderzoek, het CBOO, graag onderzocht zou zien. De vragen van het onderzoek hebben betrekking op de ‘aanbieders’ van een continurooster, de scholen. Het gaat daarbij enerzijds om vragen die te maken hebben met de invoering en het functione-ren van een continurooster (opzet en uitvoering), anderzijds om te zien hoe de ‘afne-mers’ van een continurooster, leerlingen en ouders, er tegen aankijken (ervaringen, effecten, knelpunten en waardering).

7

De onderzoeksvragen zijn als volgt geformuleerd: 1. Hoeveel scholen werken met een continurooster? 2. Hoe is de totstandkomingsprocedure verlopen? 3. Wat zijn de ervaringen van scholen en van ouders met een continurooster? Met behulp van de kennis uit de vorige paragrafen zijn de volgende subvragen te onderscheiden: - welke criteria zijn indicatief voor een continurooster; - hoeveel scholen werken met een continurooster; - op wiens initiatief is het continurooster ingevoerd; - wat waren de argumenten voor de invoering van een continurooster; - hoe is de totstandkomingsprocedure verlopen; - wie zijn verantwoordelijk voor de organisatie en het toezicht bij het overblijven; - hoe ziet het begeleidingsaanbod eruit; - wie houden toezicht; - hoe is de vergoeding/compensatie voor de personele invulling voor overblijfkrach-

ten; - wat zijn de kosten voor de ouders/verzorgers van de leerlingen die overblijven - wat zijn de ervaringen van scholen en ouders met een continurooster; Nu is het mogelijk dat scholen met een continurooster aan bepaalde regio’s of provin-cies gebonden zijn, dat binnen sommige richtingen meer scholen met een continu-rooster worden aangetroffen en dat de grootte van de scholen een rol speelt. Daarom zal in het onderzoek tevens nagegaan worden welke van deze schoolkenmerken sa-menhangen met de antwoorden en welke verklaringen kunnen worden gevonden voor de gevonden feiten/meningen. Onderzoeksopzet Het onderzoek viel uiteen in vier deelonderzoeken: 1. een representatief survey bij basisscholen om onderzoeksvraag 1 te beantwoorden:

hoeveel scholen werken met een continurooster?; 2. casestudies voor basisscholen met een continurooster; 3. nader onderzoek bij basisscholen die een continurooster hebben; 4. onderzoek onder ouders afkomstig van de basisscholen in de casestudies. De deelstudies 2, 3 en 4 waren gepland om antwoord te geven op onderzoeksvraag 3 (wat zijn de ervaringen van die scholen en van de ouders) en op onderzoeksvraag 2 (hoe is de totstandkomingsprocedure verlopen).

8

Oriëntatiefase Voorafgaande aan de uitvoering van de eigenlijke onderzoekswerkzaamheden was het wenselijk een genuanceerder beeld te krijgen van de modaliteiten van het functione-ren van een continurooster in de onderwijspraktijk. Er is een resonansgroep ingesteld van 5 personen, bestaande uit een vertegenwoordiger van het CBOO, aangevuld met inhoudelijke deskundigen die een goed beeld hebben van het overblijven en het om-gaan met een continurooster op scholen. Met deze resonansgroep is een bijeenkomst belegd waarin de onderzoeksopzet is besproken. Deze groep heeft in de loop van het onderzoek bij het opstellen van de onderzoeksinstrumenten en het concept-rapport als klankbord gediend en de onderzoekers met raad en daad bijgestaan. De voorbereidingsfase gaf al enig zicht op ervaringen met een continurooster en op de knelpunten in die praktijken die aanleiding waren voor het onderzoek. De aldus verkregen informatie is gebruikt bij de verdere opzet en uitvoering van het onderzoek. 1.3.1 Een representatief survey bij basisscholen Na de oriëntatie is gestart met de ontwikkeling van een korte vragenlijst. Er is eind oktober-begin november 1995 een telefonische enquête gehouden onder een gestrati-ficeerde steekproef van 2156 schoolleiders van basisscholen (respons van 98%). Het doel van de telefonische enquête bij scholen was kwantitatief inzicht te krijgen in hoeveel scholen een continurooster hebben. Daarnaast zijn in dit deelonderzoek aan de schoolleiders de namen van scholen met een continurooster gevraagd die zij ken-nen. Deze vraag was ingegeven door de veronderstelling dat scholen met een continu-rooster wel eens relatief zelden zouden kunnen voorkomen. Door extra adressen te verzamelen zou in dat geval toch voldoende scholen hebben voor deelonderzoek 3. Steekproeftrekking en verloop van het veldwerk Het onderzoek behoorde een representatief beeld op te leveren van het aantal scholen dat met een continurooster werkt. Er zijn 2155 scholen a-select getrokken, verdeeld over 571 openbaar (opb.)/578 rooms katholiek (r.k.)/ 565 protestants christelijk (p.c.) en 450 overig bijzonder (o.b.). De omvang van deze steekproef is gebaseerd op de verwachte ‘zeldzaamheid’ van scholen met een continurooster: naar schatting 200 tot 300 scholen in heel Nederland. Er is gekozen voor stratificatie naar denominatie, omdat uit het ITS-overblijfonderzoek (Smit & Claessen, 1993) is gebleken dat de omvang van het overblijven naar denominatie grote variaties vertoont. Per denomina-tie was een steekproef beoogd van 500 scholen r.k./p.c./opb. en 450 o.b. Bij de uitein-delijke steekproeftrekking zijn deze aantallen per cel iets opgehoogd (waar mogelijk) in verband met te verwachten uitval. Het gevolg van deze stratificatie was dat bij de

9

analyse met wegingsfactoren moest worden gewerkt om weer te komen tot een repre-sentatief beeld op landelijk niveau. Wanneer er uitspraken over de totale groep scholen gedaan moeten worden zal met deze disproportionaliteit rekening gehouden moeten worden. Door het hanteren van wegingsfactoren in de analyse komen we aan dit bezwaar tegemoet. Bij een wegings-factor wordt namelijk een correctie aangebracht voor de disproportionaliteit in de responsgroep in vergelijking tot de aanwezigheid in de populatie. Dit gaat als volgt: mate van aanwezigheid in populatie --------------------------------------------- = wegingsfactor mate van aanwezigheid in steekproef Afhankelijk van de grootte van de wegingsfactoren zal de relatieve bijdrage van de groepsresultaten (=richtingen) af- of toenemen. Zie schema 1.1. Schema 1.1 - Steekproeftrekking en respons van de telefonische enquête onder school-leiders, in aantallen en procenten

Totaal opb. o.b. p.c. r.k.

populatie (september 1994) 7843 2688 483 2363 2308

steekproef (september 1995) 2156 569 448 563 576

deelname (okt-nov. 1995) 2108 559 435 551 563

wegingsfactor: populatie gedeeld door deelname aan het onderzoek per richting

4.9 1.1 4.3 4.1

De medewerking van de schoolleiders aan de telefonische enquête was boven ver-wachting: 98%. Wat betreft de scholen die hebben deelgenomen, beschikken we op een aantal punten over landelijke vergelijkingscijfers. We hebben de responderende scholen vergeleken met de scholen uit de totale steekproef op de variabelen: urbanisatiegraad en regio. Hier vonden we geen significante verschillen met de landelijke cijfers. Onderzoeksinstrument: Het grote probleem bij het maken van het onderzoeksinstrument voor dit deelonder-zoek was de omschrijving van het begrip continurooster. Wanneer is sprake van een continurooster? In algemene zin luidt het antwoord op deze vraag: er is sprake van een continurooster als een schooldag als een ononderbroken geheel gezien wordt (dus

10

geen omvangrijke middagpauze) en de (overgrote) meerderheid van de leerlingen de middagpauze op de school doorbrengt. In deze definitie zijn twee elementen aan de orde: beperkte omvang van de middagpauze en (overgrote) meerderheid van de leer-lingen blijft op school, overblijven als geïntegreerd onderdeel van de schooldag. Beide elementen zijn nodig wil aan een continurooster voldaan zijn. De cijfermatige precisering (een arbitraire keuze) bepaalt dan mede het resultaat van deze deelstudie. Om deze arbitraire beslissing vooraf te vermijden, is gekozen voor de volgende opzet. Aan de schoolleiders is telefonisch gevraagd naar: - het aantal leerlingen op school (opgesplitst naar onderbouw: groep 1 tot en met 4;

bovenbouw: groep 5 tot en met 8); - de omvang van de middagpauze, onderscheiden voor onder- en bovenbouw; - het aantal leerlingen dat overblijft in de onder- en bovenbouw; Daarnaast is gevraagd of men in de buurt een school kent waar meer dan driekwart van de leerlingen in de middagpauze overblijft. De keuze voor een telefonische enquête werd ingegeven door de eenvoud van de vraagstelling en het streven naar een zo hoog mogelijke respons. Scholen met overblijvers Op bijna 90 procent van de scholen blijven leerlingen over. Ruim een tiende van de scholen (12 procent bovenbouw, 11 procent onderbouw) heeft geen overblijvers. Deze groep scholen is verder bij de analyses buiten beschouwing gebleven. Op basis van de antwoorden van de schoolleiders van scholen met overblijvers is een tweedimensionale tabel samengesteld (lengte van de middagpauze en percentage overblijvers), onderscheiden voor onderbouw en bovenbouw. Uit dit schema (1.2) kunnen enkele conclusies getrokken worden: - het hoogste percentage overblijvers (kolom 76-100%) vinden we op de o.b.-scholen; - een korte middagpauze (regel 10-45 minuten) komt veel bij dezelfde groep o.b.-

scholen voor; - bij een korte middagpauze (10-45 minuten) blijven vrijwel alle leerlingen over; - naarmate de duur in de middagpauze toeneemt, gaan meer leerlingen naar huis.

11

Schema 1.2 - De duur van de middagpauze van scholen met overblijvers enerzijds en anderzijds het percentage leerlingen dat overblijft, per richting, in procenten

Bron: telefonische interviews onder schoolleiding.

onderbouw bovenbouw opb. (n=489)=100% opb. (n=491)=100% 1-24% 25-51% 52-75% 76-100% 1-24% 25-51% 52-75% 76-100% -10-45 minuten - - - 5 - - 1 7 -46-60 minuten 2 3 5 6 6 11 15 8 -61-80 minuten 7 10 9 3 8 16 13 2 -81-120 minuten 7 20 18 6 3 7 3 - o.b. (n=407)=100% o.b. (n=414)=100% -10-45 minuten - - - 30 - - 1 43 -46-60 minuten - 1 3 21 1 5 9 19 -61-80 minuten 1 3 3 11 1 5 6 5 -81-120 minuten 2 9 10 7 1 2 2 1 p.c. (n=475)=100% p.c. (n=477)=100% -10-45 minuten - - - 2 - - - 6 -45-60 minuten 1 3 6 9 3 8 13 11 -61-80 minuten 10 13 8 4 12 17 14 2 -81-120 minuten 14 17 9 3 5 7 2 - r.k. (n=527)=100% r.k. (n=527)=100% -10-45 minuten - - - 2 - - - 3 -46-60 minuten - 3 4 4 5 10 13 6 -61-80 minuten 5 10 10 3 10 21 12 2 -81-120 minuten 14 24 18 4 8 7 3 -

12

Definiëring van het begrip continurooster De telefonische enquête was er op gericht vast te stellen hoeveel scholen een continu-rooster hebben. In overleg met de resonanscommissie zijn op basis van het onderzoeksmateriaal (schema 1.2) twee criteria vastgesteld die in dit onderzoek indicatief zijn voor een continurooster: - de duur van de middagpauze bedraagt maximaal 45 minuten in de bovenbouw; - meer dan driekwart van de leerlingen blijft over. Om het overblijven op een school als geïntegreerd onderdeel van de schooldag te kunnen beschouwen, hebben we gesteld dat minimaal driekwart van de leerlingen in de bovenbouw moet overblijven. Bij een beperkte duur van het overblijven, van maximaal 45 minuten, blijkt dat op bijna alle scholen meer dan driekwart van de leerlingen overblijft. Deze omschrijving van een continurooster is uiteraard van be-lang voor de overige deelstudies van het onderzoek. Er is bij de analyses van de telefonische interviews gebruik gemaakt van rechte tel-lingen en kruistabellenanalyses. De resultaten van deze analyse komen in hoofdstuk 3 aan de orde. 1.3.2 Casestudies Het doel van dit onderzoeksdeel was zicht krijgen hoe het in de praktijk er aan toe gaat met een continurooster: wat zijn de ervaringen van leerkrachten, overblijfkrach-ten, ouders en leerlingen met een continurooster. Onderzoeksgroep: Op 1898 scholen van de 2108 scholen (90%) die hebben deelgenomen aan de telefo-nische enquête blijven leerlingen over. Op 257 scholen van deze 1898 scholen duurt het overblijven maximaal 45 minuten en blijft meer dan driekwart van de leerlingen over. Dit houdt in dat 14 procent van de scholen waar leerlingen overblijven een continurooster hebben. De meeste van deze scholen (69%) vinden we in het overig bijzonder onderwijs. Een veel kleiner aantal scholen heeft een continurooster in het openbaar onderwijs (13%), het protestants christelijk onderwijs (11%) en het rooms-katholiek onderwijs (6%). Voor de uitvoering van deze onderzoeksfase zijn uit deze groep scholen (257) met een continurooster in totaal 17 scholen geselecteerd (zie schema 1.3). Daarbij is rekening gehouden met verschillen wat betreft: denominatie, regio, de mate van ervaring met een continurooster.

13

Schema 1.3 - Steekproeftrekking casestudies van scholen met een continurooster, in aantallen

opb. o.b. p.c. r.k.

Totaal n n n N

populatie scholen met een continurooster1

257 34 178 29 16

geselecteerde scholen voor de casestudies

17 5 7 3 2

1 Scholen uit deelonderzoek 1 waar het overblijven in de bovenbouw maximaal 45 minuten duurt en meer dan driekwart van de leerlingen overblijft.

In de perioden oktober-november 1995 en januari-februari 1996 zijn (groeps)gesprek-ken gevoerd met: - schoolleiders; - ouders, leerkrachten en ‘professionals’ die nauw betrokken zijn bij de organisatie en

de uitvoering van het overblijven; - overblijfkrachten, leerkrachten; - leerlingen uit de midden- en bovenbouw. Alle benaderde personen wilden aan het onderzoek meedoen. De gesprekken zijn door de onderzoekers zelf gehouden. Onderzoeksinstrument: Er werd gebruik gemaakt van een topiclijst. Deze lijst met aandachtspunten is eerst op enkele scholen uitgeprobeerd en in concept voorgelegd aan de resonansgroep. Dit leidde tot bijstellingen en aanvullingen in de topiclijst. Te verzamelen informatie: De te verzamelen informatie had betrekking op: I Algemene aspecten De ervaringen met een continurooster; de redenen waarom men gestart is met een continurooster; veranderingen in de houding ten aanzien van het werken met zo’n rooster; welke overlegmomenten er zijn; de betekenis van overleg voor de taakuitvoe-ring van overblijfkrachten en de organisatie van het overblijven; de positieve en nega-tieve ervaringen met een continurooster; wat de verwachtingen waren bij de invoering van het continurooster en of deze verwachtingen zijn uitgekomen.

14

II Taakuitvoering voor leerkrachten De betekenis van het continurooster voor de effectieve taakuitvoering van de leer-krachten; het informeren van leerkrachten voorafgaande aan hun aanstelling over alle aspecten rondom het continurooster; de informatieverstrekking bij wijzigingen van het continurooster; welke vergoeding men krijgt in verband met het continurooster; de meerwaarde van het continurooster. III Taakuitvoering van ouders en ‘professionele’ krachten Bij wie de overblijfkrachten in dienst zijn en op welke basis; hoe ouders en ‘professi-onele’ krachten geïnformeerd zijn over alle aspecten rondom het continurooster; de betekenis van het continurooster voor de bijdragen van ouders en ‘professionele’ krachten; de verdeling van taken; welbevinden van ouders en ‘professionele’ krach-ten; ervaringen met het overblijven; behoefte aan (bij)scholing. IV Welbevinden van leerlingen Ervaringen met vormen van toezicht; de betekenis van het continurooster voor de dagindeling van de leerlingen; oordeel over de organisatie van het overblijven en het functioneren van het continurooster; oordeel over de rol/inbreng van leerkrachten, ouders en ‘professionele’ krachten tijdens de middagpauze. V Beschrijving van overblijfbijeenkomsten In wat voor locatie men toezicht houdt. De organisatie en de taakverdeling bij het toezicht houden; hanteren van huisregels; hoe leerkrachten, ouders, overblijfkrachten met de leerlingen omgaan; hoe leerlingen met elkaar omgaan; in wat voor sfeer het eten, spelen en ontspannen verloopt; of er speel- en spelmateriaal wordt aangeboden dat past bij de leeftijd en ontwikkeling van de leerlingen. Analyses: De analyses waren erop gericht om een goed beeld te verkrijgen hoe een continuroos-ter functioneert, wat de effecten zijn voor leerkrachten, ouders en leerlingen en in welke mate dat afhangt van schoolkenmerken. De feitelijke gang van zaken rond de totstandkoming van een continurooster en het functioneren zijn geschetst. Daarbij is ook beschreven hoe met elkaar wordt omgegaan in verband met opzet en uitvoering van het overblijven en wat de ervaren knelpunten zijn en welke wensen er leven. De analyses waren vooral kwalitatief van aard. Per school zijn de resultaten in tabel-vorm gegroepeerd. De resultaten van de casestudies worden besproken in hoofdstuk 4. De verkregen inzichten zijn mede gebruikt ten behoeve van het opstellen van de vragenlijsten voor deelonderzoek 3 en 4.

15

1.3.3 Nader onderzoek bij basisscholen met een continurooster Het doel van het nadere onderzoek bij basisscholen met een continurooster, was om vraag 2 en 3 te beantwoorden: hoe is het continurooster tot stand gekomen en wat zijn de ervaringen van de betrokkenen? Na de casestudies is gestart met de ontwikkeling van een schriftelijke vragenlijst. De enquête is in april-mei 1996 uitgevoerd. Steekproeftrekking en verloop van het veldwerk Het onderzoek behoorde een beeld op te leveren van de totstandkoming en werking van het continurooster en wel zodanig dat onderscheid gemaakt kan worden naar richting, schoolgrootte, onderwijskundige vormgeving en geografische ligging. Het aantal in deelonderzoek 1 gevonden scholen met een continurooster hebben we aan-gevuld tot het aantal van 300 met scholen waarvan via schoolleiders uit deelonder-zoek 1 bekend was dat ze een continurooster hanteerden. Zie schema 1.4. Schema 1.4 - Steekproeftrekking voor nader onderzoek bij scholen met een continu-rooster, in aantallen

opb. o.b. p.c. r.k.

Totaal n n n n

a. scholen met een continurooster op basis van deelonderzoek 11

257 34 178 29 16

b. aanvulling/uitbreiding scholen met een continurooster2

43 13 11 9 10

c. steekproef (a+b) 300 47 189 38 26

d. respons in aantallen 184 40 109 18 17

e. respons in procenten 61 85 58 47 65

1 Scholen waar het overblijven in de bovenbouw maximaal 45 minuten duurt en meer dan driekwart van de leerlingen overblijft.

2 Informatie verstrekt door schoolleiders in deelonderzoek 1. De respons van de scholen was redelijk goed en lag in de orde van hetgeen verwacht werd. 61 Procent van de aangeschreven scholen heeft meegewerkt. Meer openbare scholen deden mee dan bijzondere scholen. Waarschijnlijk omdat in de begeleidende brief aan de scholen vermeld stond dat het Contactcentrum Bevordering Openbaar Onderwijs de aanvrager was. Een aantal van de scholen reageerde wel op de brief, maar deelde mede dat ze niet konden/wilden medewerken aan het onderzoek. Veruit

16

de belangrijkste overweging om niet deel te nemen was tijdgebrek en dat men over-vraagd werd met enquêtes. Wat betreft de scholen die hebben deelgenomen, beschikken we op een aantal punten over landelijke vergelijkingscijfers. De gemiddelde schoolgrootte is in ons onderzoek nagenoeg gelijk aan de landelijke. De verdeling naar richting in ons onderzoek wijkt af van de landelijke gegevens (gevolg van gestratificeerde steekproeftrekking). O.b.- scholen zijn oververtegenwoordigd, confessionele scholen en openbare scholen zijn ondervertegenwoordigd. Zie schema 1.5. Schema 1.5 - Vergelijking respons met landelijke gegevens van basisscholen, in pro-centen

o.b. p.c. r.k. opb.

respons1 scholen 22 25 27 26

scholen2 landelijk 6 30 30 34

1 Responspercentages zijn gebaseerd op de verhouding: respons schoolleiders en de verstuurde vragenlijsten. 2 Percentages op basis van de verhouding: scholenbestand van september 1995 en de richting per school-

soort. Onderzoeksinstrument: Er is gebruik gemaakt van een schriftelijke vragenlijst, voor het grootste deel met gesloten antwoorden. Er was ook, indien nodig, ruimte geboden om zelf een ant-woord te omschrijven. De schoolleiding is gevraagd de lijst in te vullen. De vragen-lijst is eerst uitgeprobeerd bij een aantal directeuren en in concept voorgelegd aan de resonansgroep voordat deze werd verstuurd. Gegevens over de onderwijskundige inrichting We hebben aan schoolleiders de vraag voorgelegd wat de onderwijskundige inrichting van hun school is. Daarmee werd bedoeld zoals het officieel/formeel in de naam of de statuten opgenomen en/of uitgewerkt in het schoolwerkplan. 90 Van de 184 scholen (52%) heeft een specifieke onderwijskundige inrichting. Tweederde van de o.b.-scholen heeft een specifieke onderwijskundige inrichting. Het is opvallend dat ook relatief veel openbare scholen (ruim een vijfde) en confessionele scholen (ruim een tiende) een specifieke onderwijskundige inrichting hebben. Dit betekent dat deze scholen die deelnemen op dit punt geen ‘doorsnee’ openbare en confessionele scholen zijn. Zie tabel 1.6.

17

Tabel 1.6 - De onderwijskundige inrichting van de school, per richting, in procenten

conf.1 o.b. opb.

(n=34) (n=105) (n=38)

% % %

-Vrije School - 33* -

-Montessori 3 26* 5

-Jenaplan 9 4 14

-Dalton - 2 3

Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0.05). 1 p.c.-scholen en r.k.-scholen zijn samengevoegd tot één categorie: confessioneel onderwijs (conf.). Te verzamelen informatie: In overleg met de resonansgroep is de volgende informatie gevraagd. De vragenlijst voor de schoolleiding (zie bijlage) bevatte de volgende onderwerpen. I Initiatiefnemers/motieven Aandeel van bevoegd gezag, schoolleiding, leerkrachten en ouders bij het initiatief tot het invoeren van een continurooster; argumenten voor leerkrachten en ouders voor het (mede) organiseren van een continurooster II Besluitvorming Tijdsduur van het continurooster; de juridische constructie van het overblijven; de instelling van een overblijfcommissie; het peilen van de mening van de ouders; het verloop van besluitvormingsprocedure en het aandeel van overlegorganen; afspraken die zijn vastgelegd; wijzigingen in het rooster; het continurooster al dan niet opgeno-men in het schoolwerkplan en het activiteitenplan; het beleid van het bevoegd ge-zag/schoolleiding t.a.v. de totstandkoming van een continurooster; realisatie van gelijke begin- en eindtijden voor de hele school. III Attitude/meningsverschillen/conflicten Houding van het schoolteam en ouders ten aanzien van het overblijven bij het conti-nurooster; meningsverschillen tussen betrokkenen bij de totstandkomingsprocedure; een eventueel geschil al dan niet is voorgelegd aan een geschillencommissie/rechter.

18

IV Vormgeving Materieel: voor welke scholen het gebruikte continurooster geldt; of het schoolge-bouw en -terrein geschikt zijn (gemaakt) voor een continurooster; uit welke inkom-sten het overblijven wordt betaald; of er een controlesysteem voor de financiën is; in welke ruimten men overblijft; de aanwezigheid van meubilair en spelmateriaal; uit welke faciliteiten/componenten het continurooster bestaat; de zorg voor veilige en hygiënische omstandigheden; de inpassing van activiteiten tijdens het overblijven in het lesrooster; (informatie verstrekking over eetgewoonten, hygiëne, gezond gedrag etc.); of er een reglement voor het continurooster is. Personeel: wie verantwoordelijk zijn voor organisatie/invulling; wat het aandeel van leerkrachten, ouders en ‘professionele’ overblijfkrachten is bij de organisatie van de opvang; hoe de aanstelling van de toezichthouders is geregeld; wat het aandeel van leerkrachten, ouders en ‘professionele’ overblijfkrachten is bij: de werving, inwerken en begeleiding van ouders en andere overblijfkrachten, aanmelding, registratie en administratie van leerlingen; hoeveel leerlingen er (incidenteel) gebruik maken van het continurooster en of dit knelpunten en problemen oplevert; welke gedragsregels leerkrachten hebben opgesteld; hoe de verhouding tussen leerkrachten, ouders en andere toezichthouders is die bij het continurooster zijn betrokken; de personele in-vulling van de regeling; welke eisen gesteld worden aan de overblijfkrachten; of er een overleg van overblijfkrachten is; de honorering/compensatie voor personele in-vulling; of het toezicht houden gaat in het kader van E-taken etc.; de kos-ten/verplichtingen van deelnemende kinderen; afspraken hoe te handelen bij fric-ties/problemen; voor welke opties is gekozen bij houden van toezicht; of er vervangingspools zijn voor de opvang; hoe de opvang tussen de middag wordt gere-geld bij onverwacht vrije dagen. Tijd: hoe lang (de verschillende onderdelen van) de middagpauze duurt voor de leer-lingen, de betrokken leerkrachten, de ouders en de ‘professionele’ overblijfkrachten; welke tijdsinvestering voor betrokken personeel; of het bevoegd gezag of de school-leiding duidelijke richtlijnen hebben opgesteld inzake de werktijden (waaronder les-tijden), de pauzetijden en de verantwoordelijkheden van ouders, het onderwijzend personeel en beroepskrachten bij het overblijven; of er een jaarlijks vast schoolrooster is dat tijdig van te voren aan het onderwijzend personeel, de beroepskrachten en de ouders bekend gemaakt wordt en waarvan niet mag worden afgeweken. Analyses De analyses waren er op gericht om de onderzoeksvragen te beantwoorden. De gege-vens zijn gepresenteerd per richting. Eventuele samenhangen tussen variabelen zijn op significantie getoetst. Waar zich significante verschillen voordoen, wordt dat ver-

19

meld in de tekst.4 De resultaten van deze analyses komen in hoofdstuk 3 en 4 aan de orde. De bevindingen zijn gerelateerd aan de achtergrondgegevens van de scholen wat betreft regio, schoolgrootte en stedelijkheid. 1.3.4 Onderzoek onder ouders Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen hoe ouders het continurooster erva-ren en wat de redenen zijn waarom zij al dan niet hun kinderen laten overblijven en of dit samenhangt met schoolkenmerken en achtergrondkenmerken van de ouders. Steekproeftrekking en verloop van het veldwerk Deelonderzoek 4 was gericht op de ouders met kinderen op een basisschool met een continurooster. Het ging hierbij om de 17 basisscholen uit de casestudies. De keuze voor de ouders van juist deze scholen was gemaakt uit organisatorische overwegingen alsmede om een zo hoog mogelijke respons te verkrijgen. We hadden op deze scholen reeds geobserveerd hoe het overblijven verloopt en gesproken met de schoolleiding en de personen die betrokken zijn bij het overblijven. 15 Scholen hebben uiteindelijk aan dit deelonderzoek meegedaan, omdat op 2 islami-tische scholen was het voor de ouders niet mogelijk de schriftelijke vragenlijsten in te vullen, omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheersten. Zie tabel 1.7.

4 In dit rapport vermelden we alleen significante verschillen indien de p-waarde 0.05 of minder is.

20

Schema 1.7 - Verstuurde vragenlijsten en respons van deelnemende ouders, in procen-ten

verstuurde vragenlijsten naar gezinnen

respons gezinnen kenmerken van de ouders

vrouw man

Scholen n n % % %

school 1 (o.b.) 130 73 56 84 16

school 2 (opb.) 180 74 41 85 15

school 3 (opb.) 210 90 43 91 9

school 4 (conf.) 80 30 38 79 21

school 5 (o.b.) 155 76 49 81 19

school 6 (o.b.) 170 106 67 80 20

school 7 (o.b.) 80 16 20 75 25

school 8 (conf.) 100 58 58 90 10

school 9 (opb.) 100 48 48 87 13

school 10 (o.b.) 110 59 54 85 15

school 11 (o.b.) 200 101 51 86 14

school 12 (conf.) 230 81 35 95 5

school 13 (o.b.) 230 68 30 92 8

school 14 (conf.) 80 50 63 80 20

school 15 (opb.) 100 44 44 90 10

Totaal 2155 974 45 86 14

Bron: vragenlijst ouders. De vragenlijst voor de ouders (zie bijlage) bevatte de volgende onderwerpen. I Functioneren continurooster Of men op de hoogte is hoe het continurooster op school intern is geregeld; hoe men aan deze informatie komt; of men op de hoogte wordt gesteld bij wijzigingen en bij problemen die zich voordoen; of men het eens is met de wijze waarop het continu-rooster geregeld is. II Financiële aspecten Op scholen waar ouders moeten betalen voor het overblijven is gevraagd naar: wat de bijdrage aan de kosten van het continurooster is; of men dit er voor over heeft; of dit voor ouders een reden is om hun kind niet (iedere dag) gebruik te laten maken van het

21

overblijven. (Zie vragenlijst A voor ouders in de bijlage). Op scholen waar het over-blijven gratis is, is gevraagd naar de bereidheid om voor het overblijven te betalen en of er financiële belemmeringen zouden zijn om iedere dag de kinderen te laten over-blijven (Zie vragenlijst B voor ouders in de bijlage). III Invloed ouders Of de mening van ouders wel eens is gepeild om het gekozen continurooster bij te stellen; de gepercipieerde invloed van ouders op de opzet en uitvoering van het conti-nurooster. IV Voor- en nadelen van een continurooster Of ouders sinds een continurooster meer mogelijkheden hebben om activiteiten bui-tenshuis te ondernemen; of de dag minder versnipperd is doordat de kinderen maar één keer gehaald en gebracht hoeven worden. V Waardering Hoe het continurooster wordt gewaardeerd; of het aanwezig zijn van een continuroos-ter een belangrijk motief was om voor deze school te kiezen; de gevolgen voor het kind; de gevolgen van een kortere schooldag; of het belangrijk is dat er een continu-rooster is. VI Achtergrondkenmerken Alleenstaand; werkzaam tijdens de schooluren. Onderzoeksgroep en selectieprocedure en methoden van gegevens verzamelen Voor de uitvoering van deze fase is bij de 15 scholen uit deelonderzoek 2 aan 2155 ouders (random getrokken) een schriftelijke vragenlijst voorgelegd die via de leerlin-gen is verspreid. Op deze manier is voorkomen dat de school zelf bepaalde ouders zou selecteren die deelnamen aan het onderzoek. Zoals verwacht deden bijna 1000 ouders (45%) deel aan het onderzoek. Analyse De analyses waren erop gericht op een beeld te krijgen hoe ouders tegen het continu-rooster aan kijken, wat de redenen zijn waarom zij al dan niet hun kinderen laten overblijven en of dit samenhangt met schoolkenmerken en achtergrondkenmerken van de ouders.

22

1.4 Verdere opbouw van het rapport In het volgende hoofdstuk komt de duur van de middagpauze en het overblijven van leerlingen aan de orde. In hoofdstuk 3 beschrijven we de ervaringen van scholen met een continurooster. In hoofdstuk 4 bespreken we de totstandkoming en het functione-ren van continuroosters. In hoofdstuk 5 behandelen we de ervaringen van ouders. In het laatste hoofdstuk geven we een samenvatting en conclusies. Alvorens over te gaan naar hoofdstuk 2 willen we nog ingaan op de vraag hoeveel basisscholen in Nederland een continurooster kennen volgens de eerder vastgestelde criteria (tabel 1.8). Tabel 1.8 – Schatting van het aantal basisscholen met een continurooster

Totaal opb. o.b. p.c. r.k.

a. populatie (september 1994) 7873 2688 483 2363 2308

b. aantal scholen dat deelneemt aan het onderzoek

2108 559 735 551 563

c. aantal scholen met een continurooster

257 34 178 29 16

d. idem in % (c:b) - 6,1 40,9 5,3 2,8

e. extrapolatie naar totaal van scholen (d in relatie tot a)

552 164 198 125 65

Bron: vragenlijst schoolleiding We verwachten dat circa 300 scholen een continurooster zouden hebben. Tabel 1.8 toont dat er naar schatting 552 zijn. Relatief veel o.b.-scholen hebben een continu-rooster.

23

2 Duur van de middagpauze en overblijven van leerlingen 2.1 Inleiding We bespreken in dit hoofdstuk eerst de duur van de middagpauze op basisscholen (paragraaf 2.2). Daarna gaan we in op de aanwezigheid van leerlingen op school tijdens de middagpauze (paragraaf 2.3) en geven tenslotte een samenvatting (para-graaf 2.4). 2.2 Duur van de middagpauze In paragraaf 2.2.1 is reeds de duur van het overblijven aangestipt in verband met definiëring van het begrip continurooster. Op een aantal aspecten gaan we nader in. Duur van de middagpauze Aan de schoolleiding is de vraag voorgelegd hoe lang de middagpauze voor de on-derbouw (groep 1 tot en met 4) en de bovenbouw (groep 5 tot en met 8) duurt. Op de meeste scholen duurt de middagpauze langer dan een uur. Dit komt overeen met de bevindingen van het ITS-onderzoek uit 1993 (Smit & Claessen, 1993). De middag-pauze duurt in de onderbouw veelal langer dan in de bovenbouw. Dit is ook niet zo verwonderlijk, omdat de leerlingen in de onderbouw veelal meer behoefte hebben om tussen de middag te ontspannen. Bovendien zijn er (zie paragraaf 1.2.1) minder les-uren in de onderbouw dan in de bovenbouw. Tabel 2.1 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw, lande-lijk, in procenten, na weging

onderbouw Bovenbouw (n= 2108) (n= 2108) % % -10-45 minuten 5 8 -46-60 minuten 15 34 -61-80 minuten 30 41 -81-120 minuten 50 17

Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.

24

Duur van de middagpauze naar richting De middagpauze op o.b.-scholen verschilt aanzienlijk van die bij de andere richtin-gen. Op meer dan de helft van de o.b.-scholen duurt de middagpauze in de onder-bouw korter dan een uur, terwijl dat bij de andere richtingen bij minder dan een vijfde van de scholen het geval is. De middagpauze in de bovenbouw duurt op ruim drie-kwart van de o.b.-scholen korter dan een uur. Bij de scholen van andere richtingen komt dit veel minder vaak voor. De langste middagpauzes treffen we aan bij de r.k.-scholen. Tabel 2.2 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw, in pro-centen, naar richting

onderbouw Bovenbouw opb. o.b. p.c. r.k. opb. o.b. p.c. r.k. (n=

559) (n= 434)

(n= 551)

(n= 563)

(n= 559)

(n= 429)

(n= 551)

(n= 563)

% % % % % % % % -10-45 minuten 5 31 2 2 8 43 5 3 -46-60 minuten 14 24 17 11 37 34 31 33 -61-80 minuten 29 18 35 28 39 18 46 44 -81-120 minuten 52 27 46 59 16 5 18 20 p= .00 p=.00

Bron: telefonische enquête onder schoolleiding. Duur van de middagpauze naar regio en provincie Er zijn geen verschillen tussen de duur van de middagpauze op scholen per regio (noord, oost, zuid en west) in Nederland. We hebben wel een paar verschillen gevon-den in middagpauzes tussen de verschillende provincies. De middagpauze op scholen in de provincies Utrecht en Flevoland duurt zowel voor de onderbouw als de boven-bouw korter dan in de andere provincies. De pauzes in de onder- en de bovenbouw duurt het langst op scholen in de provincie Friesland. Op meer dan 90 procent van de scholen in deze provincie duurt de middagpauze langer dan een uur. Zie tabel 2.3.

25

Tabel 2.3 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw, naar provincie, in procenten, na weging,

Onderbouw D F FL GLD GR L NB NH O U Z ZH (n=80) (n=122) (n=48) (n=283) (n=86) (n=147) (n=308) (n=289) (n=140) (n=139) (n=82) (n=383) % % % % % % % % % % % % - 10-45 minuten 1 1 4 3 3 6 5 8 4 9 1 6 - 46-60 minuten 16 2 32 16 13 17 11 17 25 20 15 10 - 61-80 minuten 49 30 16 40 39 28 28 24 34 30 24 23 - 81-120 minuten 34 67 48 41 45 49 56 51 37 40 60 62 Bovenbouw (n=80) (n=122) (n=48) (n=283) (n=86) (n=147) (n=306) (n=288) (n=140) (n=138) (n=82) (n=382) % % % % % % % % % % % % - 10-45 minuten 4 1 4 4 3 10 9 12 5 11 6 12 - 46-60 minuten 23 5 51 31 19 31 29 37 44 51 41 41 - 61-80 minuten 57 42 28 48 42 36 49 35 34 30 45 41 - 81-120 minuten 17 52 17 17 36 23 14 16 18 8 9 7

p=.00 (onder- en bovenbouw) Toelichting: D= Drenthe, F=Friesland, FL=Flevoland, GLD=Gelderland, GR=Groningen, L=Limburg, NB=Noord-Brabant, NH=Noord-Holland, O=Overijssel, U=Utrecht, Z=Zeeland, ZH=Zuid-Holland. Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.

26

Duur van de middagpauze naar stedelijkheid De middagpauze duurt in de bovenbouw in (zeer) sterk en matig stedelijke gemeenten korter dan in weinig en niet stedelijke gemeenten. Voor de onderbouw vinden we het tegenovergestelde patroon. Zie tabel 2.4. Tabel 2.4 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw, naar stedelijkheid, in procenten, na weging

onderbouw Bovenbouw klasse

1 klasse

2 klasse

3 klasse

4 klasse

5 klasse

1 klasse

2 klasse

3 klasse

4 klasse

5 (n=

247) (n= 411)

(n= 364)

(n= 457)

(n= 463)

(n= 245)

(n= 410)

(n= 362)

(n= 457)

(n= 463)

% % % % % % % % % % -10-45 minuten 6 10 6 3 2 13 13 11 5 5 -46-60 minuten 14 11 16 18 18 53 41 36 31 31 -61-80 minuten 19 18 33 32 38 29 33 43 44 47 -81-120 minuten 61 61 45 47 42 5 13 10 20 17 p= .00 p=.00

Toelichting: klasse 1 = zeer sterk stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 2.500 adressen of meer per km2; klasse 2 = sterk stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 1.500 tot 2.500 adressen per km2; klasse 3 = matig stedelijke gemeenten met een omgevingsadressendichtheid van 1.000 tot 1.500 adressen per km2; klasse 4 = weinig stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1.000 adressen per km2; klasse 5 = niet stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van minder dan 500 adressen per km2. Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.

27

Duur van de middagpauze naar schoolgrootte De middagpauze in de onderbouw duurt op kleinere scholen korter dan op grotere scholen. Bij de scholen in de bovenbouw zijn er nauwelijks verschillen in de middag-pauze naar schoolgrootte. Tabel 2.5 - De duur van de middagpauze in de onderbouw en de bovenbouw naar schoolgrootte, in procenten, na weging

onderbouw Bovenbouw < 121

lln. 122-194

lln. 195-259

lln. > 260

lln. < 121

lln. 122-194

lln. 195-259

lln. > 260 lln.

(n= 524)

(n= 526)

(n= 497)

(n= 559)

(n= 522)

(n= 525)

(n= 495)

(n= 559)

% % % % % % % % -10-45 minuten 10 7 9 8 13 11 14 13 -46-60 minuten 20 18 15 12 31 36 32 35 -61-80 minuten 29 31 29 23 36 36 40 39 -81-120 minuten 41 44 47 57 20 17 14 13 p=.00 p=.08

Bron: telefonische enquête onder schoolleiding. 2.3 Overblijven van leerlingen Overblijvers in de onder- en bovenbouw Al eerder hebben we vastgesteld dat op circa 10 procent van de scholen geen over-blijvers voorkomt. Deze scholen blijven in de analyse naar de omvang van het over-blijven verder buiten beschouwing. Zowel in de onderbouw (range: 1-400 leerlingen) als in de bovenbouw (range: 1-359 leerlingen) op scholen met overblijvers blijven gemiddeld 25 leerlingen over: 50 leerlingen per school. Zie tabel 2.6. Als we deze cijfers vergelijken met het onderzoek van het ITS uit 1993 naar het overblijven, dan valt op dat de schoolleiders het overblijven ongeveer even hoog inschatten. Het aantal overblijvers is vermoedelijk iets hoger, omdat in het onderzoek van 1993 de school-leiders expliciet is gevraagd zowel de ‘vaste’ als de ‘incidentele’ overblijvers mee te tellen. Waarschijnlijk hebben de schoolleiders nu alleen de groep die in de regel over-blijft (de groep ‘vaste’ overblijvers) opgegeven en de ‘incidentele’ overblijvers niet meegerekend.

28

Tabel 2.6 - Het aantal leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, in percentages, na weging

onderbouw Bovenbouw (n=1899) (n=1909) % % -aantal leerlingen dat overblijft 25 25

Bron: telefonische enquête onder schoolleiding. Overblijven per richting Het aantal overblijvers per school geeft grote verschillen tussen o.b.-scholen en de overige richtingen te zien. Op o.b.-scholen blijven gemiddeld aanzienlijk meer leer-lingen over dan bij de andere richtingen. Dit komt omdat op scholen met een speci-fieke pedagogische inkleuring (Vrije School, Montessori) meer leerlingen overblij-ven. Binnen het p.c.-onderwijs blijven op gereformeerde scholen meer leerlingen over, omdat deze scholen doorgaans een regiofunctie vervullen. Bij alle richtingen blijven meer leerlingen in de bovenbouw- dan in de onderbouw over. Zie tabel 2.7. Tabel 2.7 - Het aantal leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, in gemiddelden, naar richting

onderbouw bovenbouw opb. o.b. p.c. r.k. opb. o.b. p.c. r.k. (n=

489) (n= 408)

(n= 475)

(n= 527)

(n= 491)

(n= 414)

(n= 477)

(n= 527)

x x x x x X x x - aantal leerlingen dat

overblijft 25 65 23 20 25 64 23 20

x = gemiddeld. Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.

29

Overblijven per regio In de regio west blijven gemiddeld de meeste leerlingen over (bijna een derde) en in de regio noord vinden we gemiddeld het minste aantal overblijvers (een op de zeven). De andere regio’s zitten er tussen in. Zie tabel 2.8. Tabel 2.8 - Het aantal leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, naar regio, in gemiddelden, na weging

onderbouw bovenbouw noord1 oost2 zuid3 west4 noord Oost zuid west (n=

193) (n= 427)

(n= 433)

(n= 846)

(n= 201)

(n= 426)

(n= 434)

(n= 848)

x x x x x X x x - aantal leerlingen dat

overblijft 14 18 24 33 14 18 25 32

Toelichting: 1 = noord: Groningen, Friesland, Drenthe 2 = oost: Overijssel, Gelderland, Flevoland 3 = zuid: Zeeland, Noord-Brabant, Limburg 4 = west: Utrecht, Noord- en Zuid-Holland x= gewogen gemiddelde naar de totale populatie Bron: interview schoolleiding. Overblijven per provincie Gemiddeld het grootste aantal leerlingen blijft over op scholen in de provincies Noord- Holland, Zuid-Holland en Utrecht (de Randstad). In de provincie Friesland blijft gemiddeld het kleinste aantal leerlingen over. De andere provincies zitten er tussen in. Zie tabel 2.9.

30

Tabel 2.9 - Het aantal leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, in gemiddelden, naar provincie, na weging

onderbouw D F FL GLD GR L NB NH O U Z ZH (n=65) (n=63) (n=43) (n=263) (n=65) (n=139) (n=294) (n=274) (n=121) (n=133) (n=71) (n=368) x x x x x X x x x x x x - aantal leerlingen 16 9 25 17 15 23 25 36 19 31 16 34 bovenbouw (n=69) (n=65) (n=43) (n=263) (n=67) (n=139) (n=295) (n=274) (n=120) (n=131) (n=71) (n=372) x x x x x X x x x x x x - aantal leerlingen 17 10 24 17 16 27 25 34 19 32 18 33

Toelichting: D= Drenthe, F=Friesland, FL=Flevoland, GLD=Gelderland, GR=Groningen, L=Limburg, NB=Noord-Brabant, NH=Noord-Holland, O=Overijssel, U=Utrecht, Z=Zeeland, ZH=Zuid-Holland. x= gewogen gemiddelde naar de totale populatie. Bron: telefonische enquête onder schoolleiding.

31

Overblijven en stedelijkheid Op scholen in zeer sterk stedelijke gemeenten blijft een groter aantal leerlingen over op scholen dan op scholen in gemeenten die minder stedelijk zijn. Zie tabel 2.10. Tabel 2.10 - Het aantal leerlingen dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, naar stedelijkheid, in gemiddelden, na weging

onderbouw bovenbouw klasse

1 klasse

2 klasse

3 klasse

4 klasse

5 klasse

1 klasse

2 klasse

3 klasse

4 klasse

5 (n=

(241) (n= 405)

(n= 355)

(n= 449)

(n= 449)

(n= 241)

(n= 407)

(n= 356)

(n= 449)

(n= 456)

x x x x x x x X x x - aantal

overblijvers 38 29 27 21 20 35 27 27 21 20

klasse 1 = zeer sterk stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 2.500 adressen of meer per km2; klasse 2 = sterk stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 1.500 tot 2.500 adressen per km2; klasse 3 = matig stedelijke gemeenten met een omgevingsadressendichtheid van 1.000 tot 1.500 adressen per km2; klasse 4 = weinig stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1.000 adressen per km2; klasse 5 = niet stedelijke gemeenten, met een omgevingsadressendichtheid van minder dan 500 adressen per km2. x= gewogen gemiddelde naar de totale populatie. Bron: telefonische enquête onder schoolleiding. Percentage overblijvers en schoolgrootte Hoe groot is de aanwezigheid van de leerlingen tijdens de middagpauzes in de onder- en bovenbouw, gelet op het aantal leerlingen dat scholen hebben? De beste indicatie voor het overblijven krijgen we door het totaal aantal leerlingen in de onderbouw en de bovenbouw op alle scholen bij elkaar te tellen en tevens de som te berekenen van alle leerlingen die in de onderbouw en bovenbouw volgens de schoolleiders overblij-ven en de totalen op elkaar te delen. Deze gegevens zijn gewogen, om te corrigeren voor de disproportionaliteit in de responsgroep in vergelijking tot de aanwezigheid in de populatie. Op deze manier is voor de onderbouw en de bovenbouw een overblijf-percentage vastgesteld. Zowel in de onderbouw als in de bovenbouw blijft gemiddeld 24 procent van de leerlingen over. Kleinere scholen hebben hogere percentages over-blijvers dan grotere scholen. Er zijn nauwelijks verschillen tussen de percentages

32

leerlingen die overblijven in de onderbouw en de bovenbouw op scholen van onge-veer dezelfde grootte. Zie tabel 2.11. Tabel 2.11 - Percentage leerlingen op scholen met overblijvers, dat overblijft in de onderbouw en de bovenbouw, naar schoolgrootte, na weging

onderbouw bovenbouw < 121

lln. 122-194

lln. 195-259

lln. 260-900

lln. < 121

lln. 122-194

lln. 195-259

lln. 260-900

lln. (n=

401) (n= 485)

(n= 467)

(n= 546)

(n= 404)

(n= 490)

(n= 468)

(n= 547)

% % % % % % % % - leerlingen die

overblijven op scholen met overblijvers

31 24 23 24 31 25 23 24

Bron: telefonische enquête onder schoolleiding. 2.4 Samenvatting In dit hoofdstuk hebben we de duur van de middagpauze en het overblijven van leer-lingen beschreven. De duur van het overblijven op scholen verschilt naar schoolgroot-te, de richting van de school en de stedelijkheid van de gemeente waar de school is gevestigd. Op bijna alle scholen in Nederland blijven leerlingen over. Op een relatief klein aantal scholen waar leerlingen overblijven, heeft een continurooster. Dit zijn vooral kleinere scholen met een specifiek onderwijskundige inrichting in de Rand-stad.

35

3 Ervaringen van scholen met een continurooster 3.1 Inleiding Er zijn 17 scholen bezocht waar meer dan driekwart van de leerlingen overblijft en de middagpauze voor de bovenbouw maximaal 45 minuten duurt. We hebben op deze scholen gesprekken gevoerd met de schoolleider, overblijfkrachten (leerkrachten, ouders, andere ingehuurde overblijfkrachten) en leerlingen. Centraal stond de vraag welke ervaringen men heeft met de opzet en uitvoering van een rooster waarbij bijna alle leerlingen overblijven. Aan de geïnterviewden is ge-vraagd informatie te verschaffen over: de invoering van het continurooster, de organi-satie van het overblijven, het overblijfaanbod, de kosten, de taakuitvoering van de overblijfkrachten en de ervaringen met het overblijven. Voor detailinformatie zie matrix 3.1 in de bijlage. 3.2 Invoering van een continurooster Algemeen De scholen hebben veelal een zo korte middagpauze dat het voor het grootste deel van de leerlingen veelal niet mogelijk is om tussen de middag naar huis te gaan. De meeste scholen met een specifieke pedagogisch-didactische inkleuring of inrichting zoals Vrije scholen, Jenaplan scholen en Montessorischolen hebben sinds de oprich-ting van hun school een continurooster (o.b.-scholen en openbare scholen). Dit geldt ook voor een paar p.c. scholen (gereformeerde scholen) met een regiofunctie. Een aantal openbare scholen en r.k scholen zijn sinds de invoering van de WBO in 1985 begonnen met het beschikbaar stellen van overblijfmogelijkheden met een paar moe-ders als overblijfkrachten (in de aula en/of hal van de school). Het aantal leerlingen dat op deze scholen van de overblijfvoorzieningen gebruik maakte is het afgelopen decennium sterk toegenomen. Op één school vermijdt men het gebruik van de term continurooster, omdat het al te verplichtend naar ouders zou overkomen: alsof hun kinderen in de middagpauze niet naar huis zouden kunnen gaan. In overleg met de medezeggenschapsraad (MR) en de ouderraad is de middagpauze veelal teruggebracht van twee uur naar minder dan een uur. Een aantal scholen heeft in de afgelopen jaren geëxperimenteerd met verschillen-de vormen van toezichthouden. Op een paar scholen heeft men eerst een periode

36

proefgedraaid, voordat men er definitief toe is over gegaan om met een continurooster te werken. Motieven voor een continurooster Wat waren de motieven van de scholen voor de invoering van een continurooster? De motieven verschillen per richting: - bij openbare scholen gaat het met name om emancipatorische en concurrentiemo-

tieven: moeders willen ook overdag kunnen werken de profilering als school met een lunchvoorziening;

- bij confessionele scholen gaat het vooral om de afstand tussen school en thuis: een groot deel van de leerlingen woont op grote afstand van de school en wordt

met schoolbusjes gehaald en gebracht (p.c. scholen, islamitische scholen); - bij overig bijzondere scholen spelen pedagogisch/onderwijskundig argumenten een

rol: het samen eten integreren binnen schoolactiviteiten als onderdeel van sociale vorming.

De specifieke schoolsituatie bepaalt mede of de verkeersveiligheid: een motief is om een continurooster te starten (bijvoorbeeld als leerlingen een paar drukke wegen moeten oversteken voordat zij op school kunnen komen). Schoolteams hebben veelal in nauw overleg met de ouderraad en de MR uitgebreid gediscussieerd hoe het overblijven het beste aangepakt zou kunnen worden: De belangrijkste vragen die daarbij aan de orde kwamen, waren: - hoe kunnen we er voor zorgen dat we de leerkrachten niet extra belasten? - hoe kunnen we de ouders inschakelen? 3.3 De organisatie van een continurooster De wet biedt scholen de vrijheid een eigen invulling te geven aan het overblijven. Het schoolteam organiseert het overblijven Wanneer leerkrachten het overblijven organiseren (en uitvoeren) is de organisatie doorgaans heel eenvoudig opgezet: de schoolleiding organiseert het overblijven en de leerkrachten houden in hun klas toezicht op de eigen groep tijdens het eten. Na een korte lunch gaan de leerlingen naar buiten en een of meer leerkrachten houden (roule-rend) op het speelplein toezicht. Wat zijn/waren van het schoolteam de motieven om zèlf de organisatie (en toezicht) van het overblijven op zich te nemen?

37

- onderwijskundig: als professionals het overblijven zelf in de hand houden, als een onderdeel van het onderwijs- en opvoedingsaanbod;

- behouden van autonomie: het overblijven op de eigen manier kunnen aanpakken en regelen (‘We willen vast kunnen houden aan onze eigen werkwijze en hebben geen behoefte aan de inbreng van ouders’);

- slechte ervaringen met ouders in de organisatie van het overblijven: de coördinator van het overblijven of de ouderraad namen ondoordachte beslissingen (bijvoor-beeld de aanschaf van dure materialen).

Op een paar (3) scholen is het onderwijsondersteunend personeel (conciërge, admini-stratief medewerkster) intensief betrokken bij het overblijven. Op één school is de conciërge de centrale figuur bij de organisatie van het overblijven. Ouders organiseren het overblijven Op de meeste scholen waar ouders het overblijven organiseren is een overblijfcom-missie ingesteld waarin een of meer leden van het schoolteam en een paar ouders zitting in hebben. De taken van de commissie zijn veelal: administratie voeren, de financiën regelen, voor eventuele vervanging zorgen, de notulen onder de betrokke-nen verspreiden, regels voor het overblijven doorspreken met (nieuwe) overblijf-krachten, (half)jaarlijks evaluatie van het overblijven. Onderwerpen die tijdens verga-deringen van de overblijfcommissie aan de orde komen zijn o.a.: het gedrag van de leerlingen en het handelen van de overblijfkracht, de betaling, de omgang met kinde-ren, de aanschaf en distributie van drinken, vergoedingen, taakverdeling. Op een aantal grotere scholen (3) is een coördinatrice benoemd die verantwoordelijk is voor de organisatie. Twee scholen zijn aangesloten bij een Stichting die ouders begeleidt in het organise-ren van het overblijven. Voor de overblijfcommissie blijkt het in de praktijk nogal lastig te zijn om ouders (bijna altijd moeders) te vinden die 4 dagen in de week toezicht willen houden. Ou-ders ontvangen voor dit werk een beloning variërend van een bloemetje/boekenbon tot een uurloon van f 20,- per uur. Dit hangt (mede) af van het aantal leerlingen dat overblijft en de hoogte van de bijdragen die aan de ouders worden gevraagd. Nieuwe overblijfkrachten worden meestal geworven via netwerken van kennissen, collega’s en ouders van schoolgaande kinderen. De startende overblijfkrachten worden als het even kan gekoppeld aan een personen met enige ervaring. Er zijn veelal mondelinge afspraken tussen de overblijfcommissie en de overblijfkracht over de taken en de beloning. Op maar een paar scholen is voor de overblijfkrachten een w.a. verzekering afgesloten. Op één school zijn alle ouders verplicht te helpen en kan de bijdrage voor f 12,50 per uur worden ‘afgekocht’. Slechts een paar ouders hebben wel eens een cursus gevolgd ten behoeve van het overblijfwerk.

38

Voorwaarden voor een goede organisatie van een continurooster Wat zijn de voorwaarden voor het opzetten van een goede organisatie ten behoeve van een continurooster bij inschakeling van ouders en externe overblijfkrachten? De geïnterviewde personen in de casestudies noemen de volgende condities: - een goed personeelsbeleid voeren:

. kunnen werken met een ‘vaste’ groep overblijfkrachten;

. de overblijfkrachten goed begeleiden: (‘Hoe kun je in plaats van tijdens het eten achter over te leunen de leerlingen op een andere manier bezig houden met voorle-zen, muziek luisteren etc.?’);

. het verloop onder overblijfkrachten klein houden door het creëren van een prettige collegiale sfeer is;

. de overblijfkrachten binden aan school (met kerst of aan het eind van het school-jaar samen koffie te drinken, ‘vakantiegeld’ geven);

. de beschikking hebben over een groep invallers, die als ze het goed doen, kunnen doorstromen naar de vaste groep overblijfkrachten;

- de taakverdeling tussen overblijfkrachten aan de orde stellen: . bijvoorbeeld afspraken maken hoe ouders die verhinderd zijn voor vervanging

kunnen zorgen; . de consequenties bespreken als overblijfkrachten te laat komen (‘Wat te doen met

ouders die altijd 10 minuten te laat komen, waardoor anderen op de leerlingen moeten letten?’).

-overlegsituaties inbouwen: . overleg voeren tussen alle betrokkenen op school (bijvoorbeeld tussen overblijf-

krachten en leerkrachten over hoe de klas wordt overgedragen); - over voldoende middelen beschikken:

. minder draagkrachtige ouders die het overblijven niet (meer) kunnen betalen via de ouderraad of het bevoegd gezag korting van betaling kunnen geven;

. een ‘regenprogramma’ kunnen opzetten (gebruik van video, gezelschapsspelen); - omgangsregels vaststellen:

. bij te weinig speelruimte de pauzes splitsen voor de leerlingen in de onder- en bo-venbouw;

. duidelijke regels stellen waarop iedereen elkaar kan aanspreken: gedrag in de klas en op schoolplein.

. aandacht kunnen schenken aan specifieke leerlingen: ‘treuzelaars die een uur over een boterham doen’, leerlingen die ‘kouwelijk’ zijn en niet naar buiten kunnen’;

- zorgen voor voldoende speelruimte: . bij te weinig speelruimte de pauzes splitsen voor de leerlingen in de onder- en bo-

venbouw.

39

3.4 Begeleidingsaanbod en kosten van het overblijven Begeleidingsaanbod Op scholen met een continurooster bestaat de begeleiding op de meeste scholen uit: * voorbereidingen treffen op het eten (5-10 minuten)

- voorafgaande aan het eten wordt soms gezongen, gebeden, bijbelverhaaltje voor-gelezen, leerlingen nemen plaats in de ‘vertelstoel’;

- leerlingen nemen eten en drinken voor zich: . leerlingen kunnen op een aantal scholen (4) tegen een gering bedrag een keuze

maken uit diverse dranken; . een paar scholen heeft bekers, borden, placemats of tafelkleden aangeschaft;

* de lunch (variërend van 10-15 minuten) - het eten is doorgaans strak geregisseerd zo dat leerlingen op hun plaats blijven

zitten (met name in de onderbouw) : . de leerlingen eten het meegebrachte brood/fruit en drinken er wat bij; . op sommige scholen mogen de leerlingen tijdens de lunch lezen en /of spelle-

tjes doen; . na het eten op confessionele scholen doorgaans gelegenheid tot bidden en daar-

na eventueel lezen/spelletjes doen; * afronding (5-10 minuten)

- opruimen en naar buiten toe gaan: . op weinig scholen poetsen kinderen hun tanden; . als de meeste kinderen klaar zijn, gaat men naar buiten; . kinderen die niet klaar zijn, blijven (soms onder toezicht) hun brood opeten; . na het eten ruimen ouders op of wordt door degenen die de klassebeurt hebben

opgeruimd; * buitenactiviteiten (variërend van 15-30 minuten)

- buiten spelen: . de onderbouw- en de bovenbouw gaan veelal op verschillende tijden naar bui-

ten en spelen apart van elkaar; . de meeste scholen hebben eigenlijk geen regenprogramma: de leerlingen gaan

veelal gewoon zoveel mogelijk onder alle omstandigheden buiten spelen (‘kin-deren willen toch bewegen in de pauze’, ‘bij ons regent het nooit’).

De meeste leerkrachten en ouders stellen dat ze voldoende spelmaterialen hebben ten behoeve van hun taakuitvoering. De gebruikte materialen zijn veelal gekocht op basis van ouderbijdragen voor het overblijven, donaties van de gemeente (bijvoorbeeld f 500,- voor de aanschaf van aan ‘slecht weer spelletjes’) en schenkingen van bedrijven (bijvoorbeeld een tafeltennistafel door een bouwbedrijf in ruil voor een advertentie in het schoolblad).

40

Kosten van het overblijven De meeste scholen hanteren als stelregel dat het overblijven toegankelijk moet zijn voor alle leerlingen die de school bezoeken. Een school die het overblijven (bijna) gratis aanbiedt aan de ouders heeft al slogan: ‘Overblijven gaat bij ons fatsoenlijk en goedkoop’. Maar niet alle scholen slagen er in de kosten voor de ouders laag te hou-den. Een aantal overig bijzondere scholen vraagt f 180, - per jaar per kind. De ge-vraagde bijdrage van de ouders is afhankelijk van de: - personele kosten: voor ouders en leerkrachten; - materiële kosten: de kosten van (melk, thee) en materialen (spelletjes). Op de

meeste scholen nemen leerlingen van huis hun eigen drinken mee; - subsidie van het bevoegd gezag: het bevoegd van een school geeft ouders een kor-

ting van f 1,- per dag als ze kunnen aantonen een ‘minimum inkomen zonder mar-ge’ te hebben (loonstrookje kunnen tonen met daarop de handtekening van de schoolleider);

- de bijdrage van de ouderraad: bijvoorbeeld voor de vergoeding de aanschaf van servetten);

- de kortingen die scholen geven zijn als meer kinderen uit een gezin overblijven; - gebruik kunnen maken van beschikbare voorzieningen: afwasmachine (scheelt

personele kosten), fax (bestellingen voor drinken naar de supermarkt faxen die het de dag daarop aflevert).

3.5 Toezicht houden Onderwijzend personeel houdt toezicht Op 2 van de 17 bezochte scholen houden leerkrachten zonder assistentie van ouders toezicht. Bij sollicitatiegesprekken/de aanstelling is het continurooster niet altijd aan de orde gekomen. De overblijfregeling is veelal schriftelijk vastgelegd. Wijzigingen worden doorgaans mondeling besproken. Leerkrachten eten in de regel samen met de leerlingen en laten hen zoveel mogelijk zelf alle activiteiten doen (tafel dekken, af-wassen, de klas aanvegen etc.). Redenen waarom leerkrachten zelf toezicht houden tijdens het overblijven: - geen beroep op ouders willen doen: zijn niet geschikt, kost veel overleg, ouders

stellen zich afhankelijk op; - slechte ervaringen: de leerkrachten hebben het overblijven weer overgenomen van

de ouders, omdat het niet goed verliep; - als tegenprestatie dat ouders gekozen hebben voor hun (christelijke) school; - ouders worden reeds veelvuldig bij andere activiteiten ingeschakeld; - geen beroep op ouders kunnen doen, omdat ouders zich niet aanbieden;

41

- principieel ouders niet willen inschakelen, omdat leerkrachten als professionals niet afhankelijk willen zijn van ouders.

Leerkrachten houden toezicht met assistentie van ouders Op ruim de helft van de bezochte scholen schakelt het schoolteam ouders in. Het uitgangspunt is dat de leerkrachten tussen de middag de mogelijkheid moeten hebben om zich te ontspannen. Ouders worden niet altijd goed geïnformeerd over wat hen wordt verlangd. Bijvoorbeeld voor moeders in de onderbouw die maar een half uur toezicht houden is het vaak onduidelijk welke extra taken zij moeten uitvoeren, zoals: stofzuigen en schoonmaken van toiletten. Ouders verlenen dan veelal als assistenten van de leerkrachten hand- en spandiensten. Redenen waarom leerkrachten ouders laten assisteren: - leerkrachten hebben ook recht op een (korte) pauze tussen de middag: - ouders kunnen best zelf voor het overblijven zorgen; - als ouders voor onze school kiezen dan weten zij dat van hen verwacht wordt dat

zij meedraaien bij het overblijven. Motieven voor ouders om daadwerkelijk te helpen bij het overblijven: - vanuit solidariteit met de schoolgemeenschap draagt ieder zijn/haar steentje bij; - zorgen voor continuïteit van het continurooster; - nieuwsgierigheid: het leuk vinden om te kijken hoe het toegaat en te kijken hoe hun

eigen kinderen functioneren op school; - hun kinderen hebben er nadrukkelijk om gevraagd; - als bijverdienste. De hulp van ouders varieert van het assisteren bij een of meer activiteiten tot zelf-standig bepaalde onderdelen van het overblijven overnemen van de leerkracht (bij-voorbeeld toezicht houden bij het buiten spelen). Ouders kunnen zijn ingeroosterd om een paar keer per jaar tot vier dagen in de week (met alle voor- en nadelen van dien). In de onderbouw houden soms twee ouders per groep toezicht, omdat deze leerlingen meer zorg nodig hebben. Huishoudelijke taken die ouders naast het toezicht houden verrichten zijn: opruimen van de spullen, afwassen en schoonmaken (stofzuigen, schoonmaken van toiletten). Ouders als toezichthouders Op bijna een derde van bezochte scholen houden ouders zelfstandig toezicht. De meeste overblijfkrachten zijn ouders van leerlingen die de betreffende school bezoe-ken. De ouders zijn op een aantal scholen w.a. verzekerd via de stichting waar zij bij zijn aangesloten. Van ouders verwacht men vooral dat zij redelijk goed met een groep kinderen kunnen omgaan. Het is veelal niet toegestaan dat ouders andere kinderen

42

meenemen naar het overblijven (bijvoorbeeld omdat ze geen oppas kunnen krijgen). Op scholen met een hoog percentage allochtone leerlingen participeren veelal geen allochtone ouders bij het overblijven, omdat zij zich veelal niet uit zichzelf beschik-baar stellen. Leerkrachten nemen niet altijd het initiatief om allochtone ouders in te schakelen, omdat zij de Nederlandse taal niet altijd goed beheersen . De overblijfouders krijgen veelal schriftelijke en mondelinge informatie hoe zij het overblijven moeten aanpakken (kinderen tijdens het eten op hun plaats laten blijven, er op toezien dat kinderen daadwerkelijk hun brood opeten etc.). Een paar scholen hanteren strakke voorschriften (‘tien minuten voor de aanvang aanwezig zijn, eerst een emmer met sop klaar zetten en daarna ....’ etc.). Op enkele scholen heeft men een ‘overblijfschriftje’, een logboek, waarin leerkrachten en overblijfkrachten elkaar relevante informatie doorspelen. De overblijfkrachten worden veelal via de overblijf-commissie op de hoogte gesteld van bijzonderheden waar zij in hun werk rekening mee moeten houden: bijvoorbeeld of leerlingen allergisch zijn voor koemelk, kleur-stof, medicijnen gebruiken etc.). De leerkrachten praten doorgaans ook nog met de ouders door welke eisen zij aan hun toezichthouders kunnen stellen. Externe overblijfkrachten als toezichthouders Op één bezochte school houden studenten en bekenden/kennissen van de leerkrachten toezicht. 3.6 Ervaringen met het continurooster De sfeer tijdens het overblijven De sfeer tijdens het overblijven verschilt per school nogal. Het varieert van gedisci-plineerd stil zitten en niet mogen praten tot in groepjes bij elkaar gaan zitten/staan en ontspannen keuvelen. In de regel hebben leerlingen in de bovenbouw meer vrijheid zich door het lokaal te bewegen dan in de onderbouw. Leerkrachten als toezichthouders Wat zijn de ervaringen van leerkrachten als toezichthouders? Positief - kan tijdens het eten nog wat werk verrichten, omdat de leerlingen hun eigen gang

gaan (bovenbouw); - ontspannend: een paar dagen per week buiten toezicht houden op het plein, omdat

er een ‘pleinrooster’ is; - er is duidelijkheid en rust tussen de middag (in vgl. met de tijd dat ouders toezicht

hielden).

43

Negatief - de overblijfuren worden met name door oudere leerkrachten en leerkrachten in de

kleuterklassen als zwaarder ervaren dan de ‘gewone’ uren; - te weinig tijd om op adem te komen, geen moment voor jezelf; - te weinig tijd voor (in)formeel contact; - geen mogelijkheden om uit de sfeer van de school te komen; - het overblijven is een oneigenlijke taak van de school (de school neemt de taak van

de ouders over); - het zou beter zijn als ouders uit lagere jaargroepen met hun kinderen thuis zouden

eten. Ouders als mede toezichthouders Wat zijn de bevindingen van personeelsleden, ouders en leerlingen met ouders als toezichthouders? Positief - leerkrachten kunnen taken delegeren aan ouders. Negatief - veel tijd kwijt aan vergaderen met ouders ten behoeve van het overblijven; - leerkrachten hebben geen behoefte aan ouders die zich nadrukkelijk als toezicht-

houders opstellen (en de leerkrachten controleren); - leerkrachten willen niet afhankelijk zijn van goedwillende moeders waar de leer-

lingen geen ontzag voor hebben (ordeproblemen); - ouders en leerkrachten houden zich niet aan de gemaakte afspraken (communica-

tie- en afstemmingsproblemen); - onduidelijke taakverdeling: de extra taken voor ouders in de onderbouw zijn niet

duidelijk verdeeld; - de ondeskundigheid van de overblijfmoeders; - de problematische samenwerking tussen ouders onderling. Ouders als toezichthouders Wat zijn de bevindingen van personeelsleden, ouders en leerlingen met ouders als toezichthouders? Positief - als het goed gaat hebben leerkrachten er geen omkijken naar. Negatief - de ondeskundigheid van de overblijfmoeders; - de problematische samenwerking tussen ouders onderling; - de inning van het overblijfgeld.

44

Externe overblijfkrachten als toezichthouders Wat zijn de bevindingen met externe overblijfkrachten als toezichthouders? Positief - hebben doorgaans affiniteit met kinderen; - gaan in een ontspannen sfeer met elkaar en de leerlingen om. Negatief - de werving is soms tijdrovend. Welbevinden van leerlingen * Mening van schoolleiders, leerkrachten en ouders: positief

- men heeft veelal het idee dat leerlingen het overblijven als prettig ervaren en de pauze lang genoeg duurt;

negatief - voor (jonge) kleuters duurt de schooldag soms te lang.

* Mening van leerlingen: Positief

- het hoort er gewoon bij hoort (activiteiten met medeleerlingen) - de gezelligheid; - klachten worden serieus genomen.

Negatief - voor de leerlingen is het soms niet zo duidelijk wat er van hen verlangd wordt; - de verschillende aanpak van overblijfkrachten; - overblijfkrachten soms niet kunnen accepteren als stand-in voor de eigen leer-

kracht; - overblijfouders niet altijd (adequaat) optreden bij problemen en ruzies tussen

leerlingen. 3.7 Samenvatting Op basis van gesprekken met direct betrokkenen bij het overblijven blijkt dat men doorgaans goede ervaringen heeft een continurooster. De organisatie van het overblij-ven is veelal in handen van het schoolteam. Het overblijven is op de meeste scholen gratis en op scholen waar ouders of ingehuurde overblijfkrachten worden ingezet betalen ouders een vergoeding. De hoogte van het bedrag varieert en is met name afhankelijk van de personele kosten van het overblijven. Voorwaarden voor een goed verloop van het overblijven bij inschakeling van ouders en externe overblijfkrachten zijn: een goed personeelsbeleid voeren, overlegsituaties inbouwen, over voldoende kunnen middelen beschikken, omgangsregels vaststellen en zorgen voor voldoende speelruimte.

45

4 Totstandkoming en functioneren van continuroosters 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk bespreken we op basis van de ervaringen van schoolleiders op scho-len met een continurooster de totstandkoming en het functioneren van continuroos-ters. Eerst geven we in paragraaf 4.2 een beeld hoe continuroosters zijn ingevoerd op basisscholen. Vervolgens schetsen we in paragraaf 4.3 hoe het overblijven is georga-niseerd en het toezicht is geregeld. In paragraaf 4.4 komen de financiële aspecten van het overblijven aan de orde. In paragraaf 4.5 brengen we de ervaren knelpunten in kaart. In paragraaf 4.6 geven we een beschrijving hoe schoolleiders het overblijven op hun eigen school beoordelen. Het hoofdstuk sluiten we af met een samenvatting. 4.2 Totstandkoming continurooster Aantal jaren met een continurooster De scholen die de meeste ervaring hebben met een continuroosters zijn confessionele scholen en o.b.-scholen. In het confessioneel onderwijs zijn het p.c.-scholen (met name reformatorische scholen) die een lange traditie hebben. De meeste scholen hebben 10 jaar of korter een continurooster. Meer openbare scholen zijn in het afge-lopen decennium met een continuroosters gestart dan scholen in het bijzonder onder-wijs. Tabel 4.1 - Aantal jaren een continurooster, naar richting, in procenten

conf.1 o.b. opb. (n=35) (n=109) (n=40) % % % - 1 - 5 jaar 20 19 25 - 6 - 10 jaar 40 34 47 - 11 jaar en meer 40 47 28

Bron: vragenlijst schoolleiding 1 p.c.-scholen en r.k.-scholen zijn samengevoegd tot één categorie: confessioneel onderwijs (conf.).

46

Vooral scholen in grotere gemeenten (zeer sterk en matig stedelijke gemeenten)5 zijn als pioniers begonnen met een continurooster. In de loop der jaren hebben scholen in kleinere gemeenten dit initiatief gevolgd. De laatste 5 jaar zijn weer meer scholen zowel in zeer sterk stedelijke gemeenten en niet stedelijke gemeenten er toe over gegaan een continurooster in te stellen. Initiatief invoering continurooster Het continurooster is op de overgrote meerderheid van de scholen ingevoerd op initia-tief van de schoolleiding en de leerkrachten. De ouderraad en het bevoegd gezag zijn op een kleiner aantal scholen (mede) initiatiefnemers geweest. Op openbare scholen zijn de ouderraad, het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad (MR) en individuele ouders vaker (mede) initiatiefnemers geweest om een continurooster te starten. Dit betekent dat de invoering van een continurooster op deze scholen een wat breder draagvlak had. In een enkel geval is het continurooster ingevoerd op initiatief van een pr-deskundige. Zie tabel 4.2. Tabel 4.2 - Op wiens initiatief het continurooster (destijds) is ingevoerd, naar rich-ting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=35) (n=103) (n=39) % % % - schoolleiding 80 81 78 - leerkrachten 51 64 69 - ouderraad 37 34 51 - bevoegd gezag 31 8 57* - MR 17 18 41* - individuele ouders 17 18 41* - gemeente 3 - 5

Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0,05).

5 Zeer sterk stedelijke gemeenten: met een omgevingsadressendichtheid van 2.500 adressen of meer per km2; sterk

stedelijke gemeenten: een omgevingsadressendichtheid van 1.500 tot 2.500 adressen per km2; matig stedelijke ge-meenten: een omgevingsadressendichtheid van 1.000 tot 1.500 adressen per km2; weinig stedelijke gemeenten: een omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1.000 adressen per km2; niet stedelijke gemeenten: een omgevingsadres-sendichtheid van minder dan 500 adressen per km2; niet stedelijke gemeenten: een omgevingsadressendichtheid van minder dan 500 adressen per km2.

47

Schoolleiders en leerkrachten waren op kleine en middelgrote scholen6 relatief vaker de initiators. Een aantal van deze schoolleiders merkt op dat zij met de rug de muur stond: ‘We hadden geen keus, want de leerlingen komen uit alle windstreken. Een continurooster hoort gewoon bij een school waar bijna alle leerlingen van ver ko-men’. Het bevoegd gezag van scholen in weinig stedelijke gemeenten nam vaker het initia-tief voor het opzetten van een continurooster dan in gemeenten met een grotere adres-sendichtheid. Argumenten voor invoering van continurooster Op de confessionele scholen waren het vooral praktische overwegingen: ‘wonen op grote afstand’ en ‘veel leerlingen bleven al over’. Bij de o.b.-scholen speelden naast het argument van de afstand vooral onderwijskundige overwegingen als ‘schooldag beter structureren’, verkorten van de onderwijsdag voor leerlingen’, ‘middagpauze is deel van het schoolgebeuren’. Ook openbare scholen onderstrepen deze argumenten, maar voegen er overwegingen als ‘meer ruimte voor naschoolse activiteiten van leer-lingen’, ‘meer ruimte voor ouders’, ‘meer ruimte voor leerkrachten’, ‘bevordering van de sociale relaties’ aan toe. In een aantal gevallen was een fusie (met een school die al een continurooster had) of de start van een de nieuwbouwschool de aanleiding om met een continurooster te starten. Zie tabel 4.3.

6 Gehanteerde indeling: kleine school: minder dan 121 leerlingen; middelgrote school: 122-194 leerlingen; grote

school: 199-259 leerlingen; zeer grote school: meer dan 260 leerlingen.

48

Tabel 4.3 - Argumenten voor invoering van een continurooster, naar richting, in pro-centen

conf. o.b. opb. (n=35) (n=108) (n=40) % % % - een (groot) deel van de leerlingen woonde op grote afstand van de

school 79 77 53*

- meer ruimte voor naschoolse activiteiten van leerlingen 36 33 65* - schooldag beter structureren 30 56* 32 - verkorten van de onderwijsdag voor leerlingen 42 51 62 - in de visie van de school maakt de middagpauze deel uit van het

schoolgebeuren 30* 63 50

- bevordering van de sociale relaties tussen leerlingen 42 45 53 - veel leerlingen bleven al over tussen de middag 52 24* 63 - meer ruimte voor werk of andere activiteiten van de ouders tussen de

middag 27 28 63*

- vergroten van verkeersveiligheid voor leerlingen 36 21 48* - meer tijd voor leerkrachten voor andere werkzaamheden na einde

lessen 27 18 50*

- profilering van de school/concurrentieoverwegingen 24 11 40* - vermijden van tweedeling tussen leerlingen: ‘overblijvers’ en ‘huis-

gangers’ 27 19 25

- leerkrachten en leerlingen leren elkaar beter kennen 12 24 33 - verkorten van de onderwijsdag voor leerkrachten 6 6 25*

Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0,05). Naar schoolgrootte werden geen verschillen in argumentatie gevonden. Op scholen in weinig stedelijke gemeenten wordt het argument van de schooldag beter te structureren vaker genoemd. Totstandkoming van continurooster Op welke wijze is de voorbereiding op het continurooster tot stand gekomen? De overgrote meerderheid van de schoolleiders van confessionele scholen en openbare scholen meldt dat men veelal eerst de mening van de ouders en de ouderraad heeft gepeild. Op o.b.-scholen is dat veel minder het geval evenals het horen van de MR en het een periode proefdraaien. Verwonderlijk is dat niet omdat o.b.-scholen al een veel langere traditie kennen met een continurooster, een traditie die zelfs vooraf gaat aan de invoering van de WMO 1981. Op meer openbare scholen heeft men relatief vaker informatie ingewonnen bij andere scholen. Scholen in het bijzonder onderwijs hadden niet altijd voorbeelden in de buurt waaraan zij zich konden spiegelen. Op circa de

49

helft van de openbare scholen en confessionele scholen is men vervolgens gaan ‘proefdraaien’ met een continurooster. Op o.b.-scholen vond men dit minder noodza-kelijk en is men, zoals een schoolleider stelde, ‘maar gelijk in het diepe gesprongen’. Zie tabel 4.4. Tabel 4.4 - Op welke wijze de voorbereiding op het continurooster tot stand is geko-men, naar richting, in procenten

conf. o.b. opb.

(n=33) (n=91) (n=39)

% % %

- de mening van de ouders is gepeild 82 44* 81

- de ouderraad is gehoord 72 37* 75

- er is informatie ingewonnen bij andere scholen 42 43 68*

- de medezeggenschapsraad is gehoord 50 29* 66

- er is een periode ‘proefgedraaid’ 49 15* 51

- er is een overblijfcommissie/-werkgroep ingesteld 24 33 39

- er is informatie ingewonnen bij landelijke organisaties voor ouders in het onderwijs

10 13 28

- er is informatie ingewonnen bij een stichting t.b.v. het overblijven (bijvoorbeeld Stichting Overblijven, Broodje Mee)

16 10 25

Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0,05). Op grotere scholen heeft men relatief vaker de meningen ‘gepeild en gehoord’ (invoe-ring heeft daar ook meer voeten in de aarde). Ook is op grotere scholen vaker een overblijfcommissie/-werkgroep ingesteld. Tenslotte heeft men op grotere scholen ook vaker informatie ingewonnen bij een stichting. In niet stedelijke gemeenten en zeer sterk stedelijke gemeenten zijn meer scholen omzichtig te werk gegaan en hebben meer scholen eerst de tijd genomen een proefperiode in te lassen, voordat het rooster definitief werd ingevoerd. Houding van bevoegd gezag Hoe was de houding van het bevoegd gezag ten aanzien van de totstandkoming van een continurooster? Volgens schoolleiders stond het bevoegd op bijna alle scholen van begin af aan positief ten opzichte van een continurooster. Het bevoegd gezag van bijzondere scholen heeft vervolgens ook actief bijgedragen aan de totstandkoming.

50

Het bevoegd gezag van openbare scholen heeft zich veelal niet met de invoering van het nieuwe rooster ingelaten. Waarschijnlijk komt dit omdat het bevoegd gezag van openbare scholen veelal verder af staat van de scholen dan in het bijzonder onderwijs (vergelijk Hofman, 1992). Tabel 4.5 - De houding van het bevoegd gezag ten aanzien van de totstandkoming van een continurooster, per richting, in procenten

conf. o.b. opb.

(n=28) (n=92) (n=29)

% % %

- bevoegd gezag stond van meet af aan positief t.o.v. een continurooster

96 98 93

- heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming van een continurooster

50 62 6*

- heeft gezorgd voor materiële faciliteiten 24 28 5*

- heeft financiële middelen ter beschikking gesteld voor een continurooster

9 15 5

Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0.05). Houding van leerkrachten en ouders Hoe stelden leerkrachten zich op tegenover de invoering van een continurooster? Volgens de schoolleiders stonden leerkrachten veelal (zeer) positief ten aanzien van de invoering van een continurooster. Dit antwoord verbaasde ons enigszins. De invoe-ring van een continurooster zou immers voor (een deel van) de leerkrachten een uit-breiding van taken met zich mee kunnen brengen, omdat zij de ‘opvangtaken’ van ouders tussen de middag wellicht zouden moeten overnemen. Volgens een paar schoolleiders van o.b.-scholen paste het overblijven mooi in hun lesprogramma (het dagritme) en de visie van het schoolteam dat de school ook op-voedingsgerichte taken heeft. De overblijftaken van de leerkrachten zijn soms ook al bij de aanstelling vastgelegd. Opvallend is de enthousiaste opstelling van de ouders. Zie tabel 4.6.

51

Tabel 4.6 - De houding van leerkrachten en ouders ten aanzien van de totstandko-ming van een continurooster, per richting, in procenten

leerkrachten Ouders

conf. o.b. opb. conf. o.b. opb.

(n=32) (n=102) (n=39) (n=32) (n=98) (n=39)

% % % % % %

- hebben actief bijgedragen aan de totstandkoming van het continurooster

91 81 87 50 54 59

- meerderheid was enthousiast

75 92 87 97 99 95

- meerderheid had weerstand 13 4 3 - 4 3

Bron: vragenlijst schoolleiding. Andere scholen in omgeving met een continurooster Kennen schoolleiders nog andere scholen in hun omgeving met een continurooster? Circa de helft van de schoolleiders stelt dat er in de buurt geen andere school is met een vergelijkbaar rooster. Zie tabel 4.7. Tabel 4.7 - Andere scholen in de omgeving een continurooster hebben, per richting, in procenten

conf. o.b. opb.

(n=28) (n=92) (n=29)

% % %

- alléén onze school, andere scholen niet 52 62 47

- ook een andere school in de wijk/dorp 37 36 50

- alle scholen in de wijk/dorp 7 1 -

- alle scholen binnen onze gemeente 4 1 3

Bron: vragenlijst schoolleiding.

52

4.3 Organisatie en toezicht Verantwoordelijkheden De Wet op het basisonderwijs laat het bevoegd gezag de ruimte om te beslissen hoe het overblijven georganiseerd wordt. De vraag is wie in de praktijk het overblijven op scholen met een continurooster gaat organiseren? Planning/voorbereiding behoren bij driekwart van de scholen tot het takenpakket van schoolleiding en team. Met een veel lagere frequentie werden een overblijfcommissie of een coördinerende ouder ge-hoord. Ook de informatievoorziening loopt veelal via schoolleider en schoolteam. Het beheer over financiële middelen laat een gevarieerd patroon zien. Tabel 4.8 - Wie verantwoordelijk is/zijn voor organisatorische aspecten van het over-blijven, per richting, in procenten

planning/voorbereiding informatievoorziening aan leerkrachten en

ouders

beheer financiële middelen

conf. o.b. opb. conf. o.b. opb. conf. o.b. opb.

(n= 35)

(n= 95)

(n= 37)

(n= 34)

(n= 99)

(n= 38)

(n= 28

(n= 72)

(n= 33)

% % % % % % % % %

- de schoolleiding 63 70 76 74 74 82 36 36 18

- (een deel van) het schoolteam

77 63 69 49 53 53 15 20 21

- een overblijfcommissie of een werkgroep overblijven

12 19 35* 6 14 30* 4 15 20

- een coördinatrice (een ouder)

21 20 27 18 13 22 15 13 20

- de ouderraad 15 7 14 12 5 16 19 15 23

- een stichting/aparte rechtspersoon

- 2 - - 1 - - 7 -

Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0.05). Verantwoording afleggen over de financiële gang van zaken Het is opmerkelijk dat op meer dan de helft van de scholen geen verantwoording wordt afgelegd over de financiële gang van zaken rond het overblijven. Dit betekent

53

dat een groot deel van de ouders die voor het overblijven betalen er geen idee van hebben hoe hun geld besteed wordt. Op o.b.-scholen legt men vaker verantwoording af over de financiën dan bij de andere richtingen. Waarschijnlijk komt dit omdat op (een deel van de) o.b.-scholen de kosten voor het overblijven een onderdeel vormen van het schoolbudget. Tabel 4.9 - Of verantwoording wordt afgelegd over de financiële gang van zaken van het overblijven, naar richting, in procenten

conf. o.b. opb.

(n=28) (n=72) (n=33)

% % %

- verantwoording afleggen 32 49* 39

Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0.05). Wijze van verantwoording afleggen Hoe wordt veelal verantwoording afgelegd over de financiële gang van zaken van het overblijven? Op de overgrote meerderheid van de scholen waar verantwoording wordt afgelegd over de financiën, geeft men een overzicht van de stand van zaken door middel van een financieel jaarverslag. Op iets minder scholen is een kascommis-sie ingesteld en geeft men mondelinge uitleg. Tabel 4.10 - In welke vorm verantwoording wordt afgelegd over de financiële gang van zaken van het overblijven, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=9) (n=35) (n=13) % % % - financieel jaarverslag 88 80 78 - kascommissie 57 55 57 - mondeling 56 34 46

Bron: vragenlijst schoolleiding. Onderdelen van het overblijven Uit welke onderdelen bestaat doorgaans het overblijven? Op bijna alle scholen eet men gezamenlijk en speelt men buiten tijdens de pauze. Alleen bij hoge uitzondering

54

wanneer het (heel) slecht weer is, blijven leerlingen na het eten binnen. Of zoals een schoolleider opmerkt: ‘Kinderen gaan bij ons altijd naar buiten, anders zijn ze ‘s middags niet te genieten’. Ontspanning binnen en handen wassen voor het eten beho-ren op tweederde van de scholen tot het ritueel van overblijven. Religieuze activitei-ten als bijbellezen en gebed vinden vooral plaats op confessionele scholen (‘We bid-den, omdat er dan een rustpunt is’). Op Vrije Scholen vormt het opzeggen van ‘broodspreuken’ (soms) een onderdeel van de maaltijd. Tabel 4.11 - Onderdelen waaruit doorgaans het overblijven bestaat, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=35) (n=109) (n=40) % % % - gezamenlijk eten 97 97 100 - buiten spelen 100 96 100 - ontspanning binnen (lezen, gezelschapsspelen etc.) 69 60 78 - handen wassen voor het eten 60 62 65 - religieuze activiteiten (bijvoorbeeld bijbellezen, gebed) 57* 28 5 - tanden poetsen na afloop 37 33 33 - huiswerk maken 3 9 8

Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0.05). Op kleine en middelgrote scholen noemt men vaker huiswerk maken als een onder-deel van het overblijven. Toezicht bij het overblijven Op de overgrote meerderheid van de scholen zijn leerkrachten op enigerlei wijze betrokken bij het overblijven. Op de helft van de scholen houden leerkrachten alleen toezicht en op bijna een even groot aantal scholen houden leerkrachten samen met ouders en/of externe overblijfkrachten een oogje in het zeil. Op Vrije scholen en Mon-tessorischolen houden leerkrachten alleen relatief vaker toezicht dan bij andere scho-len. Ouders en/of externe overblijfkrachten houden op circa een tiende van de scholen alleen toezicht. In een eerder onderzoek naar overblijven in zijn algemeenheid (dus op alle scholen en niet alleen op scholen met een continurooster) stelden wij een vergelijkbare vraag naar het houden van toezicht. Op scholen met een continurooster blijkt dat de betrokkenheid van leerkrachten bij het houden van toezicht groter is. Zie tabel 4.12.

55

Tabel 4.12 - Of leerkrachten, ouders of externe overblijfkrachten met elkaar toezicht houden, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=32) (n=109) (n=40) % % % -alleen leerkrachten 41 50 52 -leerkrachten en ouders gezamenlijk 53 41 38 -alleen ouders en/of externe overblijfkrachten 6 9 10

Bron: vragenlijst schoolleiding. Taakverdeling bij het overblijven Wie houden nu in concreto toezicht bij de verschillende onderdelen van het overblij-ven? Tijdens het eten zijn het vooral leerkrachten en in mindere mate ouders die het toezicht uitoefenen. Met name in de jongste jaargroepen is het aandeel van de ouders groter. Ook tijdens het buitenspelen ligt het voortouw bij de leerkrachten. Ook hier is het aandeel van de ouders bij de jongste jaargroepen relatief groter (vragen vermoede-lijk meer aandacht). Externe overblijfkrachten komen wel voor, maar niet massaal. Zie tabel 4.13.

56

Tabel 4.13 - Wie toezicht houden bij het overblijven, per richting, in procenten

tijdens het eten tijdens het buiten spelen zowel tijdens het eten als het buiten spelen conf. o.b. opb. conf. o.b. opb. conf. o.b. op (n=35) (n=109) (n=39) (n=33) (n=108) (n=39) (n=33) (n=108) (n=39) % % % % % % % % % - leerkrachten (in

groepen 1 en 2) 71 78 80 55 66 82* 46 60 72

- leerkrachten (in groepen 3 t/m 8)

94 87 90 76 73 82 73 70 80

- ouders (in groepen 1 en 2)

51 28 39 58 36 28 42 26 23

- ouders (in groepen 3 t/m 8)

20 16 23 36 28 23 15 13 15

- externe overblijf-krachten (in groepen 1 en 2)

8 10 18 9 18 18 9 8 15

- externe overblijf-krachten (in groepen 3 t/m 8)

3 8 10 6 14 15 3 7 10

Bron: vragenlijst schoolleiding.

57

Op scholen in zeer sterk stedelijke gemeenten maakt men vaker gebruik van externe overblijfkrachten dan in niet stedelijke gemeenten. Soms is dit om principiële redenen (‘Wij willen tussen de middag geen ouder over de vloer hebben, die ook als bestuurs-lid onze werkgever is’) en soms zijn het praktische argumenten (‘De meeste ouders werken en hebben tussen de middag geen tijd om te helpen’). Afspraken taakuitvoering Ouders hebben veelal geen ervaring om een groep kinderen te begeleiden als zij zich aanmelden als overblijfkracht. Zijn er met ouders of externe overblijfkrachten die toezicht houden, afspraken gemaakt over hoe zij hun taak moeten uitvoeren? Ja. Vol-gens de schoolleiders zijn er veelal afspraken gemaakt over de aanwezigheid/afwezig-heid, de taakafbakening, de verantwoordelijkheid en over de begeleiding die zij krij-gen. Op ruim de helft van de scholen zijn er ook afspraken gemaakt over de inwerktijd. Dit betekent dat deze periode gebruikt kan worden om van beide kanten te bekijken of het bevalt. Op een tiende van de o.b.-scholen en openbare scholen zijn afspraken gemaakt over het volgen van cursussen en trainingen. Tabel 4.14 - Gemaakte afspraken met ouders of externe overblijfkrachten die toezicht houden, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=18) (n=45) (n=18) % % % - over aanwezigheid/afwezigheid 100 96 94 - over de taakafbakening 94 93 94 - over de verantwoordelijkheden 94 96 89 - over de begeleiding die zij krijgen 78 80 83 - over de inwerktijd 44 57 61 - over het volgen van cursussen en trainingen - 12 11

Bron: vragenlijst schoolleiding. Schriftelijke overeenkomst Scholen kunnen een vrijwilligerscontract of een arbeidscontract opstellen waarin de onderlinge afspraken tussen de overblijfkracht en de school op schrift zijn gesteld. Gebruiken scholen zo’n schriftelijke overeenkomst? Het is opvallend dat ouders of externe overblijfkrachten op de overgrote meerderheid van de scholen zonder zo’n contract werken. Dit betekent dat er veelal niets is vastgelegd over de rechten en plichten van de overblijfkrachten. Als redenen geven schoolleiders op: ‘We willen

58

geen risico’s lopen om zaken vast te leggen’. ‘Het is niet nodig want het gaat in de regel goed’. Zie tabel 4.15. Tabel 4.15 - Er sprake is van een schriftelijke overeenkomst, per richting, in procen-ten

conf. o.b. opb. (n=18) (n=40) (n=17) % % % - een vrijwilligerscontract - 5 12 - een arbeidscontract 6 13 11

Bron: vragenlijst schoolleiding. Verzekeringen Het werk van overblijfkrachten brengt enig extra risico met zich mee. Het bevoegd gezag kan een (collectieve) verzekering afsluiten in verband met ongevallen die zich kunnen voordoen met overblijfkrachten. Het bevoegd gezag kan ook aansprakelijk gesteld worden voor de schade die ouders of externe overblijfkrachten tijdens het werk aan anderen toebrengen. Tabel 4.16 laat zien dat de meeste scholen een wettelij-ke aansprakelijkheidsverzekering en/of een collectieve ongevallenverzekering hebben afgesloten. Tabel 4.16 - De school heeft een verzekering afgesloten in verband met toezicht hou-den door ouders of externe overblijfkrachten, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=18) (n=44) (n=19) % % % - een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering 67 77 84 - een (collectieve) ongevallenverzekering 47 67 68

Bron: vragenlijst schoolleiding. Afspraken over het handelen in (probleem)situaties Ouders en externe overblijfkrachten kunnen tijdens hun werk te maken krijgen met situaties die niet altijd zijn te voorzien (bijvoorbeeld problemen met ouders en leer-lingen). Welke afspraken zijn er gemaakt hoe te handelen in (probleem)situaties? Op bijna alle scholen blijken er afspraken te zijn gemaakt hoe men situaties aan moet pakken wanneer er problemen ontstaan tussen leerlingen. Daarnaast zijn op de over-

59

grote meerderheid van de scholen afspraken gemaakt wanneer er onvoldoende over-blijfkrachten zijn en wanneer ouders klachten hebben. Tabel 4.17 - Gemaakte afspraken hoe te handelen in specifieke situaties, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=23) (n=59) (n=22) % % % - bij problemen met of tussen de leerlingen 96 93 97 - bij onvoldoende overblijfkrachten 83 83 86 - bij klachten van ouders 87 78 91 - bij betalingsproblemen van ouders 30 48 55 - bij ziekte van leerlingen 39 47 55

Bron: vragenlijst schoolleiding. Afspraken over organisatie en toezicht Om het overblijven goed te laten verlopen, zullen er afspraken gemaakt moeten wor-den over de organisatie en het toezicht houden. Afspraken die schriftelijk zijn vastge-legd, geven veelal minder misverstanden dan mondelinge afspraken en zijn ook door derden na te lezen. Zijn gemaakte afspraken over organisatie en toezicht bij het over-blijven ook op papier gezet? Op een ruime meerderheid van de scholen blijken derge-lijke afspraken ook schriftelijk te zijn vastgelegd en in het schoolwerkplan/activitei-tenplan opgenomen. Zie tabel 4.18. Tabel 4.18 - Afspraken over organisatie en toezicht houden zijn schriftelijk vastge-legd, per richting, in procenten

organisatie Toezicht conf. o.b. opb. conf. o.b. opb. (n=33) (n=100) (n=37) (n=31) (n=90) (n=35) % % % % % % - er is sprake van een

regeling op schrift 44* 70 73 68 76 77

- het overblijven is in het schoolwerkplan/activitei-tenplan opgenomen

66 78 66 57 64 61

Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0.05).

60

Wijzigingen in de organisatie of het toezicht houden We hebben in hoofdstuk 3 bij de beschrijving van de casestudies gezien dat scholen de organisatie of de wijze van toezicht houden bij het overblijven nogal eens bijstel-len om deze zo goed mogelijk af te stemmen op de wensen van alle betrokkenen. We hebben schoolleiders de vraag voorgelegd of er in de afgelopen vijf jaar aanpassingen zijn aangebracht in de organisatie of het toezicht houden. Op een kwart van de scho-len is de inbreng van schoolteams toegenomen. En op een kwart van de scholen is de inbreng van ouders gewijzigd (zowel groter als kleiner geworden). Zie tabel 4.19. Tabel 4.19 - Of in de afgelopen vijf jaar wijzigingen zijn aangebracht in de organisa-tie of het toezicht houden, per richting, in procenten

conf. (n=34)

o.b. (n=101)

opb. (n=38)

groter kleiner gelijk groter kleiner gelijk groter kleiner gelijk % % % % % % % % % Organisatie - inbreng door het

schoolteam 26 3 71 25 8 67 21 5 74

- inbreng door ouders 13 19 68 9 12 79 5 11 84 - inbreng van een

externe instantie (stichting)

- 8 92 3 3 94 7 4 89

toezicht houden bij het eten - toezicht door leer-

krachten 21 3 76 14 8 78 16 10 74

- toezicht door ouders 10 19 71 10 13 77 6 20 74 - toezicht door externe

overblijfkrachten - 5 95 6 4 90 15 8 77

toezicht houden bij het (buiten)spelen - toezicht door de

leerkrachten 15 12 73 20 10 70 10 16 74

- toezicht door de ouders

20 10 70 15 5 80 9 9 82

- toezicht door externe overblijfkrachten

- 4 96 9 4 87 8 8 84

Bron: vragenlijst schoolleiding. De inbreng van het schoolteam bij het overblijven is met name op scholen in stedelij-ke gemeenten groter geworden.

61

Redenen voor wijzigingen in de organisatie of bij het toezicht houden Wat waren de redenen waarom er veranderingen zijn opgetreden bij het overblijven? Schoolleiders noemen de volgende redenen: Wijzigingen in de organisatie: - toename leerlingenaantal:

. leerlingen van de bovenbouw en de onderbouw zitten in aparte ruimtes met 2 sur-veillanten;

. leerlingen eten in eigen klaslokaal in plaats van gezamenlijk in de aula;

. leerkrachten krijgen begeleiding om de sfeer tijdens de pauze te verbeteren;

. ouders worden ingezet bij kleutergroepen; - minder beschikbare hulp van ouders:

. leerkrachten zijn ingezet;

. oudere leerlingen assisteren in de onderbouw; - te grote taakbelasting voor leerkrachten:

. ouders zijn ingeschakeld;

. groter aanbod van spelmateriaal voor binnen;

. aanschaf van video (door een schoolleider betiteld als ‘de beste kinderoppas’);

. buitenspeelmogelijkheden zijn vergroot;

. groter aanbod van buitenspelmateriaal; Wijzigingen bij het toezicht houden - leerlingen vragen meer aandacht:

. elke kleutergroep heeft eigen overblijfouder/-kracht gekregen;

. overblijfkrachten meer structuur bieden met duidelijk afspraken;

. verduidelijking van regels;

. meer aandacht voor sociaal klimaat (pesten e.d.); - ouders/externe overblijfkrachten hielden groepen 5 t/m 8 niet in de hand:

. ouders krijgen (meer) begeleiding;

. leerkrachten hebben het toezicht overgenomen; - het buiten spelen verliep chaotisch:

. uitbreiding speelmogelijkheden;

. toezicht is verdubbeld;

. ouders zijn ingeschakeld. Maatregelen voor welbevinden van de leerlingen Welke maatregelen zijn er genomen om voor de leerlingen een prettige pauze te cre-ëren? Op bijna alle scholen is er een vaste structuur in de middagpauze aangebracht en worden er materialen aangeboden waarmee leerlingen kunnen werken. Of zoals als schoolleider stelt: ‘Voor de leerlingen een pedagogische situatie te creëren’. Eén school laat groepjes leerlingen onder leiding van ouders soms koken. Zie tabel 4.20.

62

Tabel 4.20 - Welke maatregelen zijn genomen om voor de leerlingen een prettige pauze te creëren, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=35) (n=108) (n=40) % % % - vaste structuur in de middagpauze aangebracht 86 89 95 - literatuur/boekjes/tijdschriften beschikbaar 69 60 75 - aanschaf gevarieerd aanbod van spelmateriaal voor binnen 69 54 74 - alternatief programma bij slecht weer 54 67 75 - aanschaf gevarieerd aanbod van spelmateriaal voor buiten 54 61 60 - het schoolterrein is aangepast voor het spelen tijdens de

middagpauze (bijvoorbeeld aparte speelplaatsen) 34 40 38

- het schoolgebouw is aangepast voor het spelen in de middag-pauze

17 12 13

- zorgen voor een actieve invulling van de middagpauze (bij-voorbeeld spelletjes organiseren)

14 17 20

- het schoolgebouw is aangepast voor het eten in de middagpau-ze

14 7 13

Bron: vragenlijst schoolleiding. Verstrekking van dranken Op circa driekwart van de scholen worden er dranken aan de leerlingen verstrekt. Hierbij gaat het met name om melk(producten) en thee (in de bovenbouw). Zie tabel 4.21. Tabel 4.21 - Dranken aan de leerlingen worden verstrekt, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=35) (n=107) (n=39) % % % - melk(producten) 54 40 58 - thee 23 27 21 - frisdranken - 2 3

Bron: vragenlijst schoolleiding. Mening van leerlingen over het overblijven Hoe kijken de leerlingen volgens de schoolleiders tegen het overblijven aan? Tijdens de casestudies was ons opgevallen dat schoolleiders veelal een goede inschatting geven van hoe de leerlingen van hun school het overblijven ervaren. Ook bij de

63

schriftelijke enquête is de schoolleiders gevraagd wat naar hun oordeel de perceptie van de leerlingen is. Aan ouders hebben we over dit onderwerp ook vragen voorge-legd (zie paragraaf 5.5 en 5.6). De strekking van de antwoorden van schoolleiders en ouders komen grotendeels overeen. De schoolleiders van (bijna) alle scholen stellen dat hun leerlingen het overblijven doorgaans een ‘gewoon’ onderdeel van de school-dag vinden. Op zo’n driekwart van de scholen zijn de leerlingen volgens hen enthou-siast. Tabel 4.22 - Hoe leerlingen denken over het overblijven, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=27) (n=80) (n=38) % % % - meerderheid vindt het een ‘gewoon’ onder-

deel van de schooldag 100 99 100

- meerderheid is enthousiast 74 73 90 - meerderheid heeft weerstand - 1 -

Bron: vragenlijst schoolleiding. Schoolleiders van scholen in zeer sterk stedelijke gemeenten zijn vaker van mening dat hun leerlingen minder enthousiast zijn. 4.4 Financiële aspecten Vergoeding/compensatie Hoe is de vergoeding/compensatie geregeld voor de personele invulling voor het overblijven? Leerkrachten krijgen veelal niet extra betaald voor uitvoeren van taken die samenhangen met het overblijven. Op een kwart van de scholen krijgen ouders en externe overblijfkrachten enigerlei vorm van betaling. Confessionele scholen volstaan vaker met een attentie.

64

Tabel 4.23 - Hoe is de vergoeding/compensatie voor de personele invulling van het overblijven, per richting, in procenten

leerkracht ouder externe overblijfkracht conf. o.b. opb. conf. o.b. opb. conf. o.b. opb. (n=

22) (n= 83)

(n= 27)

(n= 21)

(n= 75)

(n= 23)

(n= 17)

(n= 66)

(n= 22)

% % % % % % % % % - attentie als blijk van

waardering 17 6 7 45* 14 21 12 5 9

- vaste betaling per week/maand

- 2 4 26 16 13 12 22 14

- betaling per keer - 2 4 10 9 13 - 11 14 - gratificatie 5 6 4 - uitbreiding van de

aanstelling - 3 -

Bron: vragenlijst schoolleiding. Op scholen in sterk (stedelijke) gemeenten krijgen de ouders en externe overblijf-krachten relatief vaker een vorm van betaling. Op scholen in niet stedelijke gemeen-ten krijgen de ouders vaker een attentie. Bekostiging Uit welke inkomsten wordt het overblijven bekostigd? Op meer dan de helft van de scholen wordt het overblijven bekostigd uit het budget van de school. Op bijzondere scholen (circa een kwart) wordt een aparte bijdrage van de ouders gevraagd. Subsidi-ëring door de gemeente komt incidenteel voor. Tabel 4.24 - Uit welke inkomsten het overblijven wordt bekostigd, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=25) (n=84) (n=25) % % % - bijdrage uit het budget van de school 52 63 60 - bijdrage van de ouders 24 27 12* - subsidie van de gemeente 8 1 4

Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0.05).

65

Op scholen waar leerkrachten alleen toezicht houden wordt veelal geen bijdrage van de ouders gevraagd. De leerkrachten van deze scholen (c.q. de schoolleiding, bevoegd gezag) gaan er veelal vanuit dat het ‘gewoon’ bij de schooldag hoort. Kosten voor ouders/verzorgers Op scholen waar ouders en/of externe overblijfkrachten het overblijven organiseren en voor betaald krijgen is het veelal een ‘bedrijfje’ geworden waar het ‘product’ over-blijven gekocht kan worden. Wat zijn de kosten voor de ouders/verzorgers van de leerlingen die overblijven? Ouders kunnen veelal per dag/week/maand of per jaar betalen. De bedragen lopen (zeer) sterk uiteen van f 1,- tot f 2,50 per keer en van f 20,- tot f 200,- per jaar. Doorgaans krijgen ouders korting als zij het overblijfgeld in één keer overmaken en meer kinderen uit een gezin overblijven. Soms worden er boetes uitgedeeld en krijgen leerlingen ‘gele kaarten’ bij te late betalingen. Dit wordt, zoals we straks in het volgende hoofdstuk zullen zien, door de ouders niet in dank afgenomen. Zie tabel 4.25. Een bijdrage van de ouders is overigens geen gemeengoed zoals we in tabel 4.24 gezien hebben. Tabel 4.25 - De kosten voor ouders/verzorgers van de leerlingen die overblijven, per kind, per richting, in procenten

wijze van betalen

Bedrag

conf. o.b. opb. Range (n=24) (n=87) (n=28) % % % Gulden - vast bedrag per keer 75 89 86 f 1,- à f 2,50 - vast bedrag per week 96 95 97 f 1,00 à f 7,50 - vast bedrag per maand 96 93 93 f 4,00 à f 18,00 - strippenkaart 75 89 86 per strip f 1,00 à

f 2,00 - vast bedrag per jaar 65 67 68 f 20,- à f 200,-

Bron: vragenlijst schoolleiding. Op grotere scholen is het overblijven veelal strakker georganiseerd en laat men de leerlingen alvast voor een langere periode betalen voor het overblijven dan op kleine-re scholen.

66

Kosten voor verstrekte dranken Op de helft van de scholen betalen de ouders (nog) apart voor de verstrekte dranken, zoals bijvoorbeeld voor een abonnement op ‘overblijfmelk’. 4.5 Knelpunten Knelpunten Volgens schoolleiders zijn de grootste knelpunten bij de organisatie van het overblij-ven: de vervanging van overblijfkrachten bij ziekte, overblijfkrachten te vinden die toezicht willen houden, het verkrijgen van middelen om spelmaterialen aan te schaf-fen en in mindere mate weerstand bij het team. De knelpunten bij de uitvoering van het overblijven hebben betrekking op het toezicht houden in het gebouw als leerlingen door weersomstandigheden niet buiten kunnen spelen (‘kinderen zijn ‘s middags niet in staat veel op te nemen als zij zich niet buiten hebben uitgeleefd’), het drukke gedrag van leerlingen (‘kinderen willen bewegen’), onderlinge ruzies tussen leerlingen (‘het is een ramp als je een jaar een groep hebt waar de kinderen veel mot hebben met elkaar’) en het optreden van overblijfkrachten (‘sommige ouders hebben moeite met spelgedrag, onderbouwleidsters kunnen soms bovenbouwkinderen niet aan’). Zie tabel 4.26.

67

Tabel 4.26 - Knelpunten bij het overblijven, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=

22-33) (n=

67-103) (n=

35-38) % % % Knelpunten bij de organisatie - de vervanging van overblijfkrachten bij ziekte e.d. 43 43 29 - overblijfkrachten te vinden die toezicht willen houden 28 37 44 - het verkrijgen van middelen om spelmaterialen aan te

schaffen 39 26 20

- weerstand bij het team 18 18 21 - taakverdeling tussen leerkrachten en overblijfkrachten 18 12 10 - het verloop onder overblijfkrachten 7 12 17 - wanbetalers 15 14 7 - de begeleiding van overblijfkrachten 4 20 10 - het innen van de overblijfgelden (financiële romp-

slomp) 8 12 7

- de samenwerking tussen leerkrachten en overblijf-krachten

7 8 7

- desinteresse bij bevoegd gezag 6 4 11 - taakverdeling tussen overblijfkrachten onderling 7 7 3 - de samenwerking tussen overblijfkrachten - 9 7 - weerstand bij de ouders - 2 - Knelpunten bij de uitvoering - het toezicht houden in het gebouw als leerlingen door

weersomstandigheden niet buiten kunnen spelen 32 39 39

- het drukke gedrag van de leerlingen 34 28 21 - problemen en ruzies tussen leerlingen 21 26 26 - het optreden van overblijfkrachten 11* 35 24 - de ondeskundigheid van de overblijfkrachten 21 28 20 - leerlingen houden zich niet aan gemaakte afspraken 12 27 26 - extra aandacht voor specifieke leerlingen (bijvoor-

beeld leerlingen met eetproblemen) 21 12 26

- overblijfkrachten worden niet geaccepteerd door de leerlingen

23 22 10

- overblijfkrachten (ouders, externe krachten) houden zich niet aan gemaakte afspraken

8 19 18

- rommel in de school 8 17 11 - leerkrachten houden zich niet aan gemaakte afspraken 9 15 - - vernielen van meubilair/speelmateriaal 3 6 - conflicten tussen overblijfkrachten en ouders - 1 -

Bron: vragenlijst schoolleiding. * significant verschil (p< 0.05).

68

Meer schoolleiders van middelkleine scholen melden dat er bij de invoering van het continurooster weerstand was bij het team, problemen ontstonden bij de taakverdeling tussen leerkrachten en overblijfkrachten en er gemopperd werd over de rommel in de school in verband met het overblijven. Op meer scholen waar leerkrachten en ouders samen toezicht houden heeft men pro-blemen om: overblijfkrachten te vinden die toezicht willen houden, vervangers te vinden en het verloop onder overblijfkrachten tegen te gaan. Op meer scholen waar alleen ouders of externe overblijfkrachten toezicht houden zeggen schoolleiders problemen te ervaren met: de samenwerking tussen overblijf-krachten, wanbetalers en begeleiding van overblijfkrachten. Meer schoolleiders van scholen in zeer sterk stedelijke gemeenten stellen dat leer-krachten zich niet aan de gemaakte afspraken houden met betrekking tot het overblij-ven dan schoolleiders op scholen in gemeenten met een kleinere dichtheid. Aanpak problemen bij toezicht houden Hoe pakt men op scholen problemen bij het toezicht houden aan? Het komt er op neer dat schoolteams veelal afspraken maken over het naleven van regels, de taken zo eerlijk mogelijk trachten te verdelen en de overblijfkrachten ondersteuning bieden. Een schoolleider op een school waar alleen ouders toezicht houden, verwoordt het als volgt: ‘Wij moeten er geen omkijken naar hebben. Een voorwaarde voor het goed functioneren van overblijfkrachten is dat zij een aantal jaren dit werk doen, omdat zij de leerlingen dan (bij naam) kennen en hen veel gemakkelijker op iets kunnen aan-spreken. Zij moeten de wind er onder hebben, kinderen aanspreken op regels (voeten vegen, rustig zijn in de gangen) en geen brutale monden accepteren. Wij spreken de ouders van de kinderen daar ook op aan als zij zich niet gedragen tijdens de pauze’. Zie tabel 4.27.

69

Tabel 4.27 - Hoe (eventuele) problemen bij het toezicht houden worden aangepakt, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=34) (n=105) (n=38) % % % - afspraken maken wat wel en niet mag 97 94 92 - ondersteuning bieden aan personen die toezicht

houden 74 71 68

- gedurende het schooljaar de taken zo eerlijk mogelijk verdelen

71 77 84

- bevorderen van de deskundigheid van de personen die toezicht houden

29 30 34

Bron: vragenlijst schoolleiding. 4.6 Beoordeling Waardering Hoe beoordelen schoolleiders het continurooster op de eigen school? Welke aspecten worden positief en welke aspecten worden negatief gewaardeerd? Het algemene beeld is er een van tevredenheid. Positieve waarderingen overheersen: goed initiatief, hoort als taak bij de school, verloopt voorspoedig en ordelijk, goed voor het imago van de school, goedkoop voor de ouders, handig voor de ouders, meer saamhorigheid onder de leerlingen, kortom een goede keuze van de school. Tegelijkertijd maken de school-leiders kenbaar dat het hebben van een continurooster een additionele taakcomponent betekent voor de leerkrachten: extra werk, extra taakbelasting, iets wat stress verho-gend werkt. Grote verschillen tussen schoolleiders van scholen met een verschillende richting doen zich daarbij niet voor. Op scholen met alleen leerkrachten als overblijfkrachten vinden schoolleiders relatief vaker dat het overblijven een taak van de school is, dat het voorspoedig en ordelijk verloopt en dat de leerkrachten tevreden zijn. Schoolleiders van grote scholen vinden het relatief vaker een goede keus om met een continurooster te starten. Schoolleiders van kleine scholen zijn van mening dat het overblijven extra werk met zich meebrengt voor de leerkrachten. Schoolleiders van scholen in grootstedelijke gemeenten zijn relatief vaker van mening dat de leerkrachten ontevreden zijn met het overblijven.

70

Tabel 4.28 - De beoordeling van het continurooster op de eigen school, naar richting, in gemiddelden

conf. o.b. opb. A (n=34) (n=108) (n=39) B noodzakelijk kwaad 3,6 3,9 4,2 goed initiatief geen taak van de school 3,7 4,2 4,1 hoort bij de school verloopt problematisch 4,1 4,0 4,3 verloopt voorspoedig behoort tot reguliere takenpak-ket van leerkracht

3,7 3,0* 3,7 extra werk voor leerkracht

slecht voor de leerlingen 3,8 4,0 4,1 goed voor de leerlingen extra taakbelasting leerkracht 1,9 2,5 2,2 geen extra taakbelasting leer-

kracht ontspannend voor leerkracht 3,7 3,6 3,8 stressverhogend voor leerkracht verloopt chaotisch 4,2 4,1 4,4* verloopt ordelijk zaak van de ouders 3,2 3,8 3,5 zaak van de school goed voor imago school 2,3 2,3 2,0 slecht voor imago school ontspannend voor leerlingen 3,0 2,6 2,7 inspannend voor leerlingen duur voor de ouders 4,4 4,1 4,3 goedkoop voor de ouders kost de school extra geld 3,6 3,8 3,9 kost de school geen extra geld tevreden leerkrachten 2,9 2,8 2,5 ontevreden leerkrachten extra belasting voor de school 2,2 2,7 2,4 geen extra belasting voor de

school handig voor de ouders 1,5 1,5 1,4 slecht voor de ouders minder saamhorigheid onder de leerlingen

4,4 3,9 3,9 meer saamhorigheid onder de leerlingen

goede keus van de school 2,4 2,0 2,1 slechte keus van de school

Bron: vragenlijst schoolleiding. Toelichting: 1= zeer eens met A; 2= eens met A; 3= noch eens/noch oneens; 4= eens met B; 5= zeer eens met B. * significant verschil (p< 0.05). 4.7 Samenvatting In dit hoofdstuk hebben we in kaart gebracht hoe de totstandkoming en het functione-ren van continuroosters verloopt. Het continurooster is veelal ingevoerd op initiatief van het schoolteam. Op openbare scholen zijn ook de ouderraad, de medezeggen-schapsraad en individuele ouders (mede) initiatiefnemers geweest om met zo’n conti-nurooster te starten. De argumenten om met een continurooster verschillen per rich-ting. Op confessionele scholen en overig bijzondere scholen was de afstand tussen school het belangrijkste motief voor invoering. Op openbare speelden ook organisato-rische argumenten een rol. Schoolteams en ouders waren veelal enthousiast om met

71

een continurooster te starten. De schoolteams hebben in de regel op de meeste scho-len de organisatie op zich genomen. Op de helft van deze scholen houden leerkrach-ten zelf alleen toezicht, met name op scholen met een specifieke onderwijskundige inrichting (Vrije scholen, Montessorischolen). Op bijna de helft van de scholen zijn ook ouders en/of externe overblijfkrachten betrokken bij het toezicht houden. Ouders worden met name bij de eerste jaargroepen ingeschakeld. Op een klein aantal scholen houden ouders en/of externe overblijfkrachten alleen toezicht. Op bijna alle scholen eet men gezamenlijk met elkaar en vervolgens kunnen de leerlingen onder toezicht buiten spelen. Leerkrachten krijgen veelal niet extra betaald voor uitvoeren van taken die samenhangen met het overblijven. Ouders krijgen doorgaans een attentie en op een klein aantal scholen krijgen ouders een vergoeding. Externe overblijfkrachten worden bijna niet ingeschakeld.

73

5 Ervaringen van de ouders met een continurooster 5.1 Inleiding We bespreken in dit hoofdstuk de ervaringen van ouders met een continurooster. Eerst komen in paragraaf 5.2 en 5.3 het gebruik van de overblijfvoorzieningen en de finan-ciële aspecten hiervan aan de orde. Daarna beschrijven we in paragraaf 5.4 hoe ou-ders bij het functioneren van het continuroosters worden betrokken. In paragraaf 5.5 geven we een overzicht van de ervaren voor- en nadelen van het continurooster. Ver-volgens bespreken we in paragraaf 5.6 en 5.7 hoe ouders het continurooster beoorde-len. Het hoofdstuk sluiten we af met een samenvatting. 5.2 Gebruik van de overblijfvoorziening Aantal kinderen die overblijven per gezin Wij hebben de schoolleiders verzocht er zorg voor te dragen dat alle gezinnen met een of meer kinderen op hun school in het bezit zouden komen van het vragenlijstje over het continurooster. Dit betekende dat ook ouders waarvan de kinderen geen gebruik maken van de over-blijfvoorziening de mogelijkheid hadden hun mening te ventileren. Aan de ouders is ten eerste de vraag voorgelegd hoeveel kinderen zij op de betreffende school met een continurooster hebben en of deze kinderen ook daadwerkelijk overblijven. Ouders hebben veelal gemiddeld 2 kinderen op een school (een kind in de onderbouw en een kind in de bovenbouw) en deze blijven doorgaans ook over.

74

Tabel 5.1 - Aantal kinderen per gezin op de betreffende basisschool in de onder- of bovenbouw en het aantal kinderen dat overblijft, per richting, in procenten aantal kinderen op de basisschool aantal kinderen dat overblijft onderbouw Bovenbouw onderbouw bovenbouw conf. o.b. opb. conf. o.b. opb. conf. o.b. opb. conf. o.b. opb. (n=

171) (n= 362)

(n= (195)

(n= 115)

(n= (252)

(n= 117)

(n= 169)

(n= 352)

(n= 189)

(n= 108)

(n= 249)

(n= 117)

% % % % % % % % % % % % - 1 kind 63 72 71 64 77 86 63 72 71 62 76 86 - 2 kinderen 32 27 27 33 21 13 31 26 25 33 21 13 - 3 of meer kinderen 5 1 2 3 2 1 4 1 2 3 2 1

Bron: vragenlijst ouders.

75

Aantal dagen dat kinderen overblijven Hoeveel dagen blijven de kinderen gemiddeld per week over? Ouders stellen dat hun kinderen in de onderbouw gemiddeld 3 tot 4 dagen per week overblijven en in de bovenbouw 4 dagen. Op openbare scholen blijven meer kinderen in de onderbouw 4 dagen in de week over dan bij de andere richtingen. Zie tabel 5.2. Tabel 5.2 - Aantal dagen dat de kinderen per week gemiddeld overblijven, per rich-ting, in procenten onderbouw Bovenbouw conf. o.b. opb. conf. o.b. opb. (n=167) (n=348) (n=191) (n=111) (n=244) (n=116) % % % % % % - 1 dag 3 1 6 3 3 4 - 2 dagen 3 8 1 6 - - - 3 dagen 67 68 40 5 1 - - 4 dagen 27 23 53* 86* 96 96 * significant verschil (p< 0.05) * significant verschil (p< 0,05)

Bron: vragenlijst ouders. 5.3 Financiële aspecten Bijdrage aan de kosten van het overblijven Het overblijven kan kosten met zich meebrengen in verband met het inkopen van melk, de aanschaf van speelmateriaal en de betaling/vergoeding van de personen die tussen de middag toezicht houden. De kosten die voortvloeien uit het overblijven zijn voor rekening van de ouders (artikel 28, Wet op het basisonderwijs). Zoals we in hoofdstuk 4 hebben gezien verschillen de kosten per school. Op 4 van de 15 scholen betalen ouders voor het overblijven een bijdrage. Hoeveel dragen ouders wekelijks totaal bij aan de kosten? Volgens de opgaven van de ouders varieert hun bijdrage tussen de f 10, - en de f 20,- per week, met uitschieters naar beneden van f 2,- en naar boven van f 34,- per week. Deze cijfers spoorden enigszins met de cijfers van de schoolleiders aan wie de bedragen per kind waren gevraagd (tabel 4.25). Het is niet mogelijk precies aan te geven hoeveel de ouders per gezin betalen, omdat de genoemde bedragen (mede) afhankelijk zijn van: - het aantal kinderen dat overblijft; - het aantal dagen dat kinderen overblijven; - de school korting biedt bij meer kinderen uit één gezin; - de school een bovengrens heeft ingesteld aan het bedrag dat een gezin maximaal

per week hoeft te betalen;

76

- het totale bedrag ‘ineens’ kan worden betaald, wat goedkoper is; - alleen voor leerlingen in de kleutergroepen (groep 1 en 2) moet worden betaald - er extra voor drank betaald moet worden; - of ouders (wel eens) assisteren bij het toezicht houden en daarom minder hoeven te

betalen; - of men korting of gehele vrijstelling van betaling krijgt in verband met bijzondere

omstandigheden; - het bevoegd gezag een bijdrage levert. Op een aantal scholen betalen ouders jaarlijks een apart bedrag voor het pakket ‘schoolvervoer-overblijven’. Soms is het overblijfgeld een deel van de jaarlijkse ouderbijdrage. De hoogte van de bijdrage Wat vinden ouders van de hoogte van het bedrag dat zij moeten betalen voor het overblijven? Sommige ouders zijn bereid zijn om een (flink) bedrag te betalen voor het overblijven, omdat zij (erg) tevreden zijn over organisatie en uitvoer van het overblijven door ouders en/of externe overblijfkrachten. De ervaren kwaliteit van het overblijven wordt met name afgemeten of de eigen kinderen tevreden zijn. Meer ouders van kinderen op scholen waar ouders alleen toezicht houden bij het overblijven vinden de bedragen te hoog, omdat ze het niet altijd eens met de gang van zaken. Bereidheid om voor het overblijven eventueel te betalen Op scholen waar het overblijven gratis is, hebben wij ouders de volgende vragen voorgelegd: 1. Bent u eventueel bereid een financiële bijdrage te leveren? 2. Is een geringe financiële bijdrage voor u een reden om niet (iedere dag) gebruik te

maken van de overblijfvoorziening? Een meerderheid van de ouders zegt (eventueel) bereid te zijn een financiële bijdrage te leveren. Meer ouders op openbare scholen willen of kunnen geen financiële bijdra-ge leveren. Voor ruim een kwart van de ouders op openbare scholen zou dat een fi-nanciële drempel betekenen. Zie tabel 5.3.

77

Tabel 5.3 - Bereid zijn een financiële bijdrage te betalen en/of er financiële drempels zijn om niet (iedere dag) gebruik te maken van de overblijfvoorziening, per richting, in procenten conf. o.b. opb. (n=196) (n=417) (n=232) % % % - bereid zijn een bijdrage te betalen 63 61 52* - financiële drempel 13 14 29*

Bron: vragenlijst ouders. * significant verschil (p< 0.05) Ouders op grote scholen zijn eerder bereid aan de kosten van het overblijven bij te dragen dan ouders op kleinere scholen. 5.4 Functioneren continurooster Informatieverstrekking Ofschoon verwacht zou mogen worden dat iedere ouder geïnformeerd is over de gang van zaken met betrekking tot het overblijven (wie toezicht houden, of er wel eens problemen zijn, welke wijzigingen zich voordoen in de organisatie), blijkt dat in de praktijk lang niet voor iedereen te gelden. De helft tot driekwart van de ouders is geïnformeerd over wie er toezicht houdt, wijzigingen in de organisatie van het over-blijven en mogelijke problemen. Het valt op dat ouders van o.b-scholen beter geïn-formeerd worden. Zie tabel 5.4. Tabel 5.4 - Ouders op de hoogte worden gehouden van de gang van zaken met betrek-king tot het overblijven, per richting, in procenten conf. o.b. opb. (n=216) (n=482) (n=250) % % % - wie toezicht houden tijdens de pauze 57 62* 46 - welke wijzigingen zich voordoen in de organisatie 49 73* 56 - of er wel eens problemen zijn 44 61* 49

Bron: vragenlijst ouders. * significant verschil (p< 0,05).

78

Informatieoverdracht Langs welke kanalen zijn de ouders geïnformeerd over het functioneren van het over-blijven? De meeste ouders zijn op de hoogte gebracht via hun kind(eren), informa-tiestencils/brieven van de school, leerkrachten, de schoolkrant, ouderavonden en de ouderraad. In mindere mate noemt men ook de informatie van andere ouders. Op o.b-scholen zijn informatiestencils/brieven relatief belangrijker. Op openbare scholen legt de informatieverstrekking via leerkrachten, de ouderraad en andere ouders meer ge-wicht in de schaal. Zie tabel 5.5. Tabel 5.5 - Hoe ouders aan informatie komen over het functioneren van het overblij-ven, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=187) (n=409) (n=211) % % % - via mijn kind(eren) 80 73 79 - via informatiestencils/brieven van de school 72 81* 69 - via de leerkrachten 47 50 64* - via de schoolkrant 47 51 43 - via ouderavonden 43 49 38 - via de ouderraad 32 43 57* - via andere ouders 15 15 25*

Bron: vragenlijst ouders. * significant verschil (p< 0.05). Naar mening van ouders gevraagd Zijn de ouders wel eens naar hun mening gevraagd over het continurooster? Consulta-tie van de ouders blijkt geen gemeengoed te zijn. Ongeveer 20 procent geeft aan dat het naar hun mening gevraagd is bij de invoering van het continurooster. Voor bijstel-lingen van het continurooster is dat nog lager. Ouders met kinderen op openbare scholen geven aan dat relatief vaker naar hun mening is gevraagd. Bij deze cijfers moet wel worden aangetekend dat invoering/bijstelling van het continurooster relatief zeldzame fenomenen zijn. Zie tabel 5.6

79

Tabel 5.6 - Ouders wel eens naar hun mening is gevraagd over het continurooster, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=190) (n=426) (n=220) % % % -bij de invoering van het continurooster 20 18 58* -om het continurooster bij te stellen 11 15 37*

Bron: vragenlijst ouders. * significant verschil (p< 0.05). Op kleine scholen stellen minder ouders dat er naar hun mening is gevraagd over de invoering van het continurooster en om het eventueel bij te stellen dan bij grotere scholen. Dit betekent dat ouders op kleine scholen minder bij het overblijfbeleid betrokken worden. Actieve betrokkenheid Zijn ouders zelf betrokken bij de organisatie en het toezicht houden bij het overblij-ven? Maar een kleine groep ouders is op openbare scholen actief betrokken bij het overblijven. Op bijzondere scholen ligt dit percentage substantieel hoger. Zie tabel 5.7. Tabel 5.7 - Ouders zelf betrokken zijn bij de organisatie en het toezicht houden bij het overblijven, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=211) (n=471) (n=253) % % % -bij het toezicht houden tijdens het overblijven 30 31 9* -bij de organisatie (voorbereiding, planning etc.) 5 6 6

Bron: vragenlijst ouders. * significant verschil (p< 0,05). Verplichte betrokkenheid We hebben ouders de vraag voorgelegd of zij vinden dat ouders verplicht betrokken zouden moeten worden bij het overblijven. Het is op het eerste gezicht wat merk-waardig dat een grote meerderheid van de ouders vindt dat ouders verplicht betrokken zouden moeten worden bij de uitvoering van het overblijven. Waarschijnlijk beseffen zij niet direct wat de consequenties hiervan kunnen zijn: ouders toezicht laten houden die de noodzakelijke vaardigheden missen, kinderen confronteren met steeds wisse-

80

lende toezichthouders, een roulatiesysteem opzetten etc. De wens van de ouders voor een grotere betrokkenheid wordt vermoedelijk ingegeven om een grotere, actieve participatie. Het gaat meer om het gevoel ‘niet buiten ons om’. In mindere mate vindt men dat ouders ook verplicht betrokken moeten zijn bij de organisatie. Zie tabel 5.8 Tabel 5.8 - Moeten ouders verplicht betrokken worden bij de organisatie en de uitvoe-ring van het overblijven, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=215) (n=39) (n=240 % % % - verplicht betrokken bij de uitvoering (toezicht houden) 71 70 86* - verplicht betrokken bij de organisatie 24 19 17

Bron: vragenlijst ouders. * significant verschil (p< 0,05). Ouders met leerlingen op grote scholen staan gereserveerder ten opzichte van een verplichte betrokkenheid. Invloed op het continurooster Het krijgen van informatie en het zelf betrokken zijn bij de organisatie en het toezicht houden bij het overblijven, betekent nog niet dat ouders ook invloed hebben op het continurooster. De schoolleiding en het bevoegd gezag bepalen uiteindelijk of zij de ideeën van ouders overnemen bij het vaststellen van het rooster. Hebben ouders naar hun oordeel via medezeggenschapsraad en ouderraad invloed op het continurooster? Het is opvallend dat ouders veelal niet weten of zij via de ouderraad en/of de mede-zeggenschapsraad invloed hebben op het fenomeen continurooster. Een overgrote meerderheid ziet geen rol weggelegd voor de medezeggenschapsraad/ouderraad als het gaat om aspecten van het continurooster. Zie tabel 5.9. Tabel 5.9 - Of ouders via de medezeggenschapsraad invloed hebben op het continu-rooster, per richting, in procenten

conf. o.b. opb. (n=215) (n=393) (n=240) % % % - invloed op de organisatie 24 19 17 - invloed op de uitvoering (het toezicht houden) 29 31 14

Bron: vragenlijst ouders. * significant verschil (p< 0.05).

81

5.5 Voor- en nadelen Wat vinden ouders voor- en nadelen van het continurooster? Een grote meerderheid onderschrijft de mogelijke voordelen van een continurooster: afstand minder proble-matisch, grotere verkeersveiligheid, meer tijd voor kinderen en ouders, betere inbed-ding in de schoolorganisatie, bevordering sociale relaties. Opvallend zijn de verschil-len tussen confessionele scholen enerzijds en o.b.-scholen en openbare scholen anderzijds. Ouders met kinderen op confessionele scholen met een continurooster beklemtonen met name het argument dat de grote afstand tussen school en thuis door een continurooster minder problematisch is. Op alle andere mogelijke voordelen oordelen zij veel terughoudender dan de ouders van o.b.-scholen en openbare scholen. Mogelijke nadelen van een continurooster worden meer in beperkte mate onderschre-ven. Conform verwachting tillen ouders op confessionele scholen zwaarder aan de nadelen. Zie tabel 5.10. Meer ouders op grote scholen stellen dat hun kinderen niet graag overblijven en het overblijven duur is.

82

Confessionele 5.10 - Voor- en nadelen van het continurooster, naar richting, in pro-centen

conf. o.b. opb. (n=213) (n=479) (n=254) % % % Voordelen - de grote afstand tussen school en thuis is minder

problematisch 87* 78 72

- vergroten van de verkeersveiligheid voor de kinderen 77* 80 87 - meer ruimte voor werk of andere activiteiten van de

ouders doordat de kinderen ‘s middags overblijven 69* 94 93

- bevordering van de sociale relaties tussen kinderen 69* 83 81 - de middagpauze maakt deel uit van het schoolgebeu-

ren 67* 86 89

- meer ruimte voor naschoolse activiteiten van de kinderen

56* 88 86

- meer vrije tijd voor de kinderen 56* 83 84 - verkorten van de onderwijsdag voor de kinderen 59* 83 78 - schooldag is beter gestructureerd 52* 75 82 - vermijden van tweedeling tussen kinderen: overblij-

vers en huisgangers 51* 66 68

- leerkrachten en leerlingen leren elkaar beter kennen 38* 52 66 Nadelen - gemis van de contacten met mijn kinderen tussen de

middag 42* 17 19

- de schooltijden komen niet overeen met die van andere kinderen in de buurt

21 33 19

- er wordt van de ouders een actieve bijdrage gevraagd 19 13 14 - belastend voor mijn kinderen 23* 7 7 - kinderen zijn eerder thuis 16 15 20 - kinderen blijven niet graag over 20* 7 10 - kinderen hebben vaker problemen tijdens overblijven 16* 6 3 - overblijven is duur 8 11 7

Bron: vragenlijst ouders. * significant verschil (p< 0.05)

83

5.6 Beoordeling Beoordeling van het continurooster Aan de ouders is naar analogie van de schoolleiders gevraagd op een 5-puntsschaal aan te geven hoe zij het continurooster beoordelen. Wij hebben de gemiddelde scores berekend. Ook onder de ouders domineren de positieve elementen van het continu-rooster: goed initiatief, hoort bij de school, verloopt voorspoedig, goed voor de leer-lingen, ordelijk verloop, goed voor het imago van de school, goed gebruik van de school. Over een aantal aspecten van het continurooster hebben ouders geen uitge-sproken oordeel: extra taakbelasting voor de leerkrachten, stress verhogend voor de leerkrachten, kosten voor de ouders, extra belasting voor de school, goed/slecht voor de ouders, goede/slechte keus van de school. Waar de schoolleiding signaleerde dat het hebben van een continurooster taakverzwarend was voor de leerkrachten, zijn ook ouders van mening dat het enigermate het geval is: inspannend voor de leerkrachten en belastend voor de leerkrachten. Grote verschillen in het oordeel van de schoollei-ders (zie tabel 4.29) versus het oordeel van de ouders (tabel 5.11) komen niet voor. Ouders tillen wat minder zwaar aan de extra taakbelasting voor de leerkracht, het stress verhogend karakter, de extra belasting voor de school, de grotere saamhorig-heid onder de leerlingen. Waar de schoolleiders opgetogen zijn over de lage kosten voor de ouders, oordelen de ouders wat meer terughoudend. Ouders met kinderen op confessionele scholen beoordelen het continurooster minder positief dan ouders met kinderen op o.b.-scholen en openbare scholen. Met name ouders met kinderen in de kleutergroepen en de onderbouw vinden dat de dag te lang wordt. Een deel van ouders voelt zich gedwongen om van het overblijven gebruik te maken, omdat de pauze tijd zo kort is en/of hun kinderen ver van de school wonen (‘We hebben om principiële gronden gekozen voor de identiteit van de school. Onze kinderen moeten per dag een uur in de taxibus zitten en we zien het overblijven als een noodoplossing’). Zie tabel 5.11.

84

Tabel 5.11 - De beoordeling van het continurooster op de eigen school, naar richting, in procenten

conf. o.b. opb. A (n=

207-213) (n=

469-486) (n=

249-255) B

noodzakelijk kwaadq 3,5* 4,5 4,4 goed initiatief

geen taak voor het onderwijsq 3,5* 3,9 3,7 hoort bij de school

verloopt problematischq 3,9* 4,3 4,2 verloopt voorspoedig behoort tot reguliere takenpakket van leerkrachtq

3,5* 3,3 3,4 extra werk voor leerkracht

slecht voor de leerlingenq 3,5* 4,2 4,0 goed voor de leerlingen

extra taakbelasting leerkrachtq 2,9 3,2* 2,9 geen extra taakbelasting leer-kracht

ontspannend voor leerkrachtq 3,3* 3,1 3,1 stressverhogend voor leerkracht

verloopt chaotischq 3,8 4,0 3,9 verloopt ordelijk

zaak van de oudersq 3,1* 3,4 3,4 zaak van de school

goed voor imago schoolq 2,5* 2,2 2,2 slecht voor imago school slecht voor sfeer binnen schoolteamq

3,2* 3,6 3,7 goed voor sfeer binnen het schoolteam

ontspannend voor leerlingenq 2,8* 2,6 2,6 inspannend voor leerlingen

duur voor de oudersq 3,3 3,3 3,4 goedkoop voor de ouders

kost de school extra geldq 3,7 3,6 3,7 kost de school geen extra geld

tevreden leerkrachtenq 2,7* 2,6 2,3 ontevreden leerkrachten

ontspannend voor leerkrachtenq 3,5* 4,2 4,0 inspannend voor leerkrachten

extra belasting voor de schoolq 2,9* 3,2 2,9 geen extra belasting voor de school

goed voor de oudersq 3,2* 3,1 3,0 slecht voor de ouders minder saamhorigheid onder de leerlingenq

2,8* 3,0 3,2 meer saamhorigheid onder de leerlingen

belastend voor de schoolorganisa-tie

2,5* 2,0 2,3 niet belastend voor de school-organisatie

oneigenlijk gebruik van de school 3,9* 4,1 4,0 goed gebruik van de school goede keus van de schoolq 2,9* 3,0 3,2 slechte keus van de school

Toelichting gemiddeld: 1 = zeer eens met A; 2= eens met A; 3 = eens/noch eens met A of B; 4 = eens met B; 5= zeer eens met B * significant verschil (p< 0.05). q ook in tabel 4.29. Bron: vragenlijst ouders.

85

5.7 Kritische opmerkingen Een deel van de ouders heeft in de kantlijn van de vragenlijst kritische opmerkingen gemaakt. Met name die ouders hadden behoefte hun hart te luchten op scholen waar andere ouders en/of een stichting de organisatie en uitvoering voor hun rekening nemen. De kritiek had onder andere betrekking op: - het afschuiven van taken door leerkrachten

. als de school een continurooster heeft, waarom moeten de kinderen dan opgevan-gen worden door ouders of een stichting? Is het niet bedoeling dat het onderwij-zend personeel dit zelf doet?

- het onder druk accepteren van een overblijfregeling . leerkrachten vonden het overblijven te belastend (geen tijd om te eten, voorberei-

den of werk nakijken). De arbeidsinspectie vond het ook niet verantwoord. De overblijfregeling kon bij ons op school alleen voortbestaan als een aantal ouders bereid waren tegen een redelijke vergoeding de lunchuren op te vangen. Hiervoor werd een bijdrage van f 90,- per kind per jaar gevraagd. Als ouders hier toe niet bereid waren, werd de overblijfregeling afgeschaft;

- de slechte organisatie . er is bij ons op school een chaotische en vervelende situatie voor de kinderen die

overblijven: elke dag twee andere ouders die in tweetallen een half uur toezicht houden in de klassen, met daarbij nog regelmatige wisselingen door werk/ziekte en nog vele andere oorzaken;

. ouders trekken niet één lijn wat zij accepteren van de kinderen, van de ene ouder mag iets wel en van de andere weer niet;

. ouders die toezicht houden, hebben (bijna) geen middelen in handen hebben om ‘wetsovertredende’ kinderen tot de orde te roepen;

- de macht van de ‘regelneven’ . overblijfouders gaan steeds meer regels stellen om de zaak onder controle te hou-

den; - de zwakke positie van overblijfouders

. ik was bereid te helpen bij het toezicht houden, maar wilde na het eten van de leerlingen geen tafels schoon maken voor de groepen in de bovenbouw die ik on-der mijn hoede had (dat kunnen ze zelf zeker ook wel) en om die reden werd ik vervolgens ‘geschorst’;

- de tegengestelde belangen van ouders . voor werkende ouders geeft het niet hoe het overblijven is geregeld, die nemen

veelal toch alles voor zoete koek aan als hun kinderen maar onder de pannen zijn; die hebben ook geen last van het gekonkel van overblijfouders onderling;

86

- houding ten aanzien van de kinderen . Mijn kinderen hebben een hekel aan de overblijfmoeders (worden apart gezet met

eten, worden genegeerd ); . de overblijfouders zijn niet flexibel ten aanzien van de kinderen (de behandeling

van de kinderen is te streng) - de financiële aspecten

. het overblijfgeld is bij ons op school ‘vrijwillig’ verplicht en er wordt behoorlijk op aangedrongen om te betalen, ook als je in een zwakke positie zit (wao);

. men is erg streng bij betaling, bij niet op tijd betalen wordt er een boete van f 2,50 gegeven. Ook bij de uitleg dat de bank een fout gemaakt heeft, is de boete toch van toepassing;

. de administratie is over het algemeen slecht geregeld en de stichting die het over-blijven organiseert, legt nooit verantwoording af over de financiën;

- het overblijven niet ter discussie kunnen stellen . als leerkrachten het overblijven geheel buiten de school om regelen dan valt daar

via de school niet over te praten. Alleen met ‘overblijfmoeders’ of degene die het overblijven coördineert. Bij verdere vragen, wensen, klachten kunnen ouders zich wenden tot de consulente van de stichting. Dat kost veel tijd en energie en levert uiteindelijk in het geheel niets op. Behalve dan dat je kind(eren) erop aangekeken worden en dat je als een lastige ouder wordt beschouwd. Ik heb veel kritiek op het overblijven, maar heb de moed opgegeven om nog protest te laten horen.

5.8 Samenvatting Op scholen met een continurooster is overblijven gemeengoed. In de onderbouw blijven de kinderen drie tot vier dagen per week over. In de bovenbouw meestal vier dagen. Met name op scholen waar ouders en/of externe overblijfkrachten toezicht houden, vraagt men een financiële bijdrage van de ouders. Op vier van de vijftien scholen wordt zo’n bijdrage gevraagd. De bedragen lopen (zeer) sterk uiteen van f 20,- tot f 200,- per jaar. Doorgaans krijgen ouders korting als zij het overblijfgeld in één keer overmaken en meer kinderen uit een gezin overblijven. Op de helft van de scholen betalen de ouders (nog) apart voor de verstrekte dranken. Circa de helft van de ouders op confessionele scholen en openbare scholen is niet op de hoogte van de gang van zaken met betrekking tot het overblijven. Ouders van overig bijzondere scholen zijn beter geïnformeerd. De belangrijkste informatiebron-nen zijn de kinderen, schriftelijke informatie van de school en leerkrachten. Ouders weten veelal niet of ouders via de ouderraad en/of de medezeggenschapsraad invloed hebben op de organisatie en de uitvoering van het overblijven. Het aantal ouders dat zelf betrokken is bij het overblijven is beperkt. De overgrote meerderheid van de ouders is van mening dat er veel voordelen aan het continurooster

87

zitten. Over de hele linie zijn meer ouders op overig bijzondere scholen en openbare scholen positief ten aanzien van het continurooster dan ouders op confessionele scho-len. Met name ouders op confessionele scholen vinden overblijven een zaak van de ouders en ervaren het als een noodoplossing dat het op school gebeurt.

93

6 Samenvatting en conclusies 6.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten samengevat. We beginnen met de aanleiding, de onderzoeksvraag, -opzet en -uitvoering (paragraaf 6.2). In paragraaf 6.3 geven we conclusies. Tenslotte komen we in paragraaf 6.4 met een aantal aanbe-velingen. 6.2 Aanleiding, onderzoeksvraag, -opzet en -uitvoering Op verzoek van het Contactcentrum Bevordering Openbaar Onderwijs (CBOO) en met geld van het Instituut voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) heeft het ITS een onderzoek uitgevoerd naar de totstandkoming en werking van continuroosters in het basisonderwijs. Het CBOO signaleerde dat de opvang tussen de middag op scholen nogal eens pro-blemen oplevert. Het is moeilijk om ouders bereid te vinden om de opvang te verzor-gen, het aantrekken van een professionele kracht is vaak te duur en de opvang tussen de middag duurt nogal eens te lang. Scholen zijn daarom geïnteresseerd in de moge-lijkheden van een continurooster waarbij alle leerlingen overblijven. Informatie hier-over is echter nogal summier. Vragen van het CBOO naar de mate van voorkomen, ervaringen en totstandkomingsprocedure van een continurooster vormden de directe aanleiding tot het onderzoek. Doel van het onderzoek is om een beeld te schetsen wat de ervaringen zijn van scholen en van ouders met een continurooster. Het onderzoek startte in september 1995 en is afgesloten in juni 1996. De onderzoeksvragen zijn als volgt geformuleerd: 1. Hoeveel scholen werken met een continurooster? 2. Hoe is de totstandkomingsprocedure verlopen? 3. Wat zijn de ervaringen zijn van scholen en van ouders met een continurooster? De onderzoeksopzet viel in vier deelonderzoeken uiteen. Een representatief survey bij basisscholen had tot doel informatie te verschaffen over hoeveel scholen werken met een continurooster. De dataverzameling onder 2156

94

schoolleiders heeft in het najaar van 1995 plaats gevonden. 98 Procent van de bena-derde schoolleiders werkte aan het onderzoek mee. Het doel van de 17 casestudies (oktober-november 1995) was om zicht krijgen hoe het in de praktijk er aan toe gaat met een continurooster: wat zijn de ervaringen van schoolleiders, leerkrachten, overblijfkrachten, ouders en leerlingen met een continu-rooster. Alle benaderde scholen en personen wilden aan het onderzoek meewerken. Het doel van het nadere onderzoek bij 184 basisscholen met een continurooster was om na te gaan hoe het continurooster tot stand is gekomen en wat de ervaringen zijn van de betrokkenen. De dataverzameling vond in het voorjaar van 1996 plaats. 61 Procent van de aangeschreven schoolleiders heeft meegedaan. Het doel van het onderzoek onder 974 ouders (in het voorjaar van 1996) was om inzicht te krijgen hoe ouders het continurooster ervaren en wat de redenen zijn waar-om zij al dan niet hun kinderen laten overblijven en of dit samenhangt met school-kenmerken en achtergrondkenmerken van de ouders. 46 Procent van de benaderde ouders nam deel aan het onderzoek. Aan deze deelonderzoeken is een oriëntatiefase voorafgaan. Het doel was een beeld te krijgen van de modaliteiten van een continurooster. In dit verband is gesproken met enkele directeuren van scholen en inhoudelijk deskundigen die zitting hadden in de resonansgroep. De aldus verkregen informatie is gebruikt bij het opstellen van de vragenlijst. 6.3 Conclusies Op basis van de onderzoeksgegevens komen we tot de volgende conclusies: 1. Wat verstaan we onder een continurooster? Op basis van het onderzoeksmateriaal hebben we twee criteria vastgesteld die in

dit onderzoek aanwijzingen geven voor een continurooster: - de duur van de middagpauze bedraagt maximaal 45 minuten in de bovenbouw; - meer dan driekwart van de leerlingen blijft over.

2. Wat is de duur van de middagpauze? De duur van de middagpauze op scholen verschilt naar schoolgrootte, de richting

van de school en de stedelijkheid van de gemeente waar de school is gevestigd. Op 90 procent van de scholen in Nederland blijven leerlingen over. De middag-pauze duurt in de onderbouw veelal langer dan in de bovenbouw. Dit is ook niet

95

zo verwonderlijk, omdat de leerlingen in de onderbouw veelal meer behoefte hebben om tussen de middag te ontspannen. Bovendien zijn er minder lesuren in de onderbouw dan in de bovenbouw.

3. Hoeveel leerlingen blijven over? Een relatief klein aantal scholen (14%) waar leerlingen overblijven, heeft een

continurooster. Dit zijn vooral scholen met een specifiek onderwijskundige in- richting. Er zijn nauwelijks verschillen tussen de percentages leerlingen die over-blijven in de onderbouw en de bovenbouw op scholen van ongeveer dezelfde grootte. Gemiddeld 25 leerlingen blijven over in de onderbouw en in de boven-bouw. Kleinere scholen hebben hogere percentages overblijvers dan grotere scho-len. Op o.b.-scholen blijven gemiddeld aanzienlijk meer leerlingen over dan bij de andere richtingen. Binnen het p.c.-onderwijs blijven op gereformeerde scholen meer leerlingen over. Op scholen in zeer sterk stedelijke ge- meenten blijft een groter aantal leerlingen over op scholen dan op scholen in gemeenten die minder stedelijk zijn. Gemiddeld het grootste aantal leerlingen blijft over op scholen in de provincies Noord- Holland, Zuid-Holland en Utrecht (de Randstad). In de provin-cie Friesland blijft gemiddeld het kleinste aantal leerlingen over. De andere pro-vincies zitten er tussen in.

4. Hoeveel scholen hebben een continurooster? In Nederland zijn ongeveer 550 scholen met een continurooster. Het zijn vooral

overig-bijzondere scholen die een continurooster hebben. De meeste van deze scholen kennen al een zeer lange tijd een continurooster.

5. Wie waren de initiatiefnemers van het continurooster? Het continurooster is veelal ingevoerd op initiatief van de schoolleiding en de

leerkrachten. Het bevoegd stond er veelal positief tegenover. Op met name open-bare scholen zijn het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad en individuele ouders (mede) initiatiefnemers geweest om een continurooster te starten.

6. Wat waren argumenten voor invoering van een continurooster? Op confessionele scholen waren het vooral praktische overwegingen: ‘wonen op

grote afstand’ en ‘veel leerlingen bleven al over’. Bij de overig bijzondere scho-len speelden naast het argument van de afstand vooral onderwijskundige overwe-gingen als ‘schooldag beter structureren’, ‘verkorten van de onderwijsdag voor leerlingen’, ‘middagpauze is deel van het schoolgebeuren’. Ook openbare scholen onderstrepen deze argumenten, maar voegen er overwegingen als ‘meer ruimte voor naschoolse activiteiten van leerlingen’, ‘meer ruimte voor ouders’, ‘meer ruimte voor leerkrachten’, ‘bevordering van de sociale relaties’ aan toe. In een

96

aantal gevallen was een fusie (met een school die al een continurooster had) of de start van een de nieuwbouwschool de aanleiding om met een continurooster te starten.

7. Hoe zijn de totstandkomingsprocedures verlopen? Op confessionele scholen en openbare scholen is in de regel eerst de mening van

de ouders en de ouderraad gepeild. Op overig bijzondere scholen is dat veel min-der het geval, evenals het horen van de MR en het een periode proefdraaien. Op openbare scholen heeft men relatief vaker informatie ingewonnen bij andere scho-len. Scholen in het bijzonder onderwijs hadden niet altijd voorbeelden in de buurt waaraan zij zich konden spiegelen.

8. Wie zijn verantwoordelijk voor de organisatie van het overblijven? De planning en voorbereiding van het overblijven behoren bij driekwart van de

scholen tot het takenpakket van schoolleiding en team. Met een veel lagere fre-quentie worden een overblijfcommissie of een coördinerende ouder gehoord. Ook de informatievoorziening loopt veelal via schoolleider en schoolteam. Het beheer over financiële middelen is veelal niet gebonden aan een bepaalde persoon.

Op meer dan de helft van de scholen wordt geen verantwoording afgelegd over de financiële gang van zaken rond het overblijven. Op de overgrote meerderheid van de scholen waar verantwoording wordt afgelegd over de financiën, geeft men een overzicht van de stand van zaken door middel van een financieel jaarverslag.

9. Wie houden toezicht bij het overblijven? Het zijn vooral leerkrachten en in mindere mate ouders die het toezicht houden en

verantwoordelijk zijn voor de goede gang van zaken. Op de overgrote meerder-heid van de scholen zijn leerkrachten op enigerlei wijze betrokken bij het over-blijven. Op de helft van de scholen houden leerkrachten alleen toezicht en op bij-na een even groot aantal scholen houden leerkrachten samen met ouders en/of externe overblijfkrachten een oogje in het zeil.

10. Wat houdt het begeleidingsaanbod in en wie houden toezicht? Op bijna alle scholen eet men gezamenlijk en speelt men buiten tijdens de pauze.

Religieuze activiteiten als bijbellezen en gebed vinden ook plaats op confessione-le scholen.

97

11. Hoe is de vergoeding/compensatie voor de personele invulling voor het overblij-ven?

Leerkrachten krijgen veelal niet extra betaald voor uitvoeren van taken die sa- menhangen met het overblijven. Op een kwart van de scholen krijgen ouders en externe overblijfkrachten enigerlei vorm van betaling. Confessionele scholen vol-staan vaker met een attentie.

12. Wat zijn de kosten voor ouders/verzorgers? Op driekwart van de scholen is het overblijven gratis. Op de scholen waar ouders

een financiële bijdrage leveren, lopen de bedragen (zeer) sterk uiteen van f I,- tot f 2,50 per keer en van f 20,- tot f 200,- per jaar. Doorgaans krijgen ouders korting als zij het overblijfgeld in één keer overmaken en meer kinderen uit een gezin overblijven.

13. Wat zijn de ervaren knelpunten? De grootste knelpunten bij de organisatie van het overblijven zijn de vervanging

van overblijfkrachten bij ziekte, overblijfkrachten te vinden die toezicht willen houden, het verkrijgen van middelen om spelmaterialen aan te schaffen en in mindere mate weerstand bij het team. De knelpunten bij de uitvoering van het overblijven hebben betrekking op het toezicht houden in het gebouw als leerlin-gen door weersomstandigheden niet buiten kunnen spelen, onderlinge ruzies tus-sen leerlingen en het optreden van overblijfkrachten, die moeite heb- ben met het gedrag van de leerlingen.

14. Wat is het oordeel van betrokkenen met een continurooster? De ervaringen van leerlingen, leerkrachten, schoolleiders en ouders zijn veelal

positief. Het onderwijzend personeel en overblijfkrachten signaleren dat er (nog) wel knelpunten zijn bij de organisatie en de uitvoering van het overblijven. Schoolleiders van (bijna) alle scholen stellen dat hun leerlingen het overblijven doorgaans een ‘gewoon’ onderdeel van de schooldag vinden. Op zo’n driekwart van de scholen zijn de leerlingen volgens hen enthousiast. Grote verschillen in het oordeel van de schoolleiders versus het oordeel van de ouders komen niet voor. Ouders tillen wat minder zwaar aan de extra taakbelasting voor de leerkracht, het stress verhogend karakter, de extra belasting voor de school, de grotere saamho-righeid onder de leerlingen. Waar de schoolleiders opgetogen zijn over de lage kosten voor de ouders, oordelen de ouders wat meer terughoudend.

98

6.4 Aanbevelingen We sluiten dit hoofdstuk af met enkele aanbevelingen. Handreikingen voor de uitvoeringspraktijk Wat betreft de totstandkomingsprocedure van een continurooster. 1. Het is voor alle betrokkenen een ingrijpende gebeurtenis wanneer een continu-

rooster wordt ingevoerd. Het is noodzakelijk dat het schoolteam c.q. het bevoegd gezag zelf voorwaarden schept voor een goede totstandkomingsprocedure van een continurooster. Men zal rekening moeten houden met de volgende punten: - goede voorlichting te geven aan ouders over alle aspecten van het overblijven

(ook financiën); - consultatie van de ouders over de invoering c.q. bijstelling van het continuroos-

ter; - afspraken te maken in welk traject de MR/ouderraad betrokken wordt bij de be-

sluitvorming; - een periode proef te draaien.

Wat betreft de financiële toegankelijkheid van de overblijfvoorziening. 2. Het is gewenst dat de overblijfvoorziening algemeen toegankelijk is voor de

leerlingen. Dit betekent: - de kosten voor ouders/verzorgers van leerlingen die overblijven zo Jaag moge-

lijk te houden; - ouders naar draagkracht een financiële bijdrage te laten leveren; - additionele middelen te zoeken (gemeenten, sponsors) om het overblijven te fi-

nancieren; - minder draagkrachtige ouders die het overblijven niet (meer) kunnen betalen via

de ouderraad of het bevoegd gezag korting van betaling te geven. Er zijn 3 modellen te onderscheiden met betrekking tot de organisatie/toezicht hou- den bij het overblijven: a) leerkrachten verrichten alleen activiteiten; b) ouders zijn actief; c) een mix van a en b. Ieder model kan functioneren. De crux is steeds dat er heldere regels en goede afspraken moeten zijn. Wat betreft de organisatie/toezicht van een continurooster met leerkrachten als toe-zichthouders. 3. Het toezicht houden vraagt tijd en inzet van leerkrachten. Het is een voordeel dat

de begeleiding van leerlingen de gehele schooldag in één hand is. Het is wel

99

noodzakelijk dat het toezicht houden serieus wordt genomen en voor vol wordt aangezien. De organisatie/het toezicht houden zou als volwaardig werk moeten worden beschouwd. Dit betekent: - de overblijftaken zo ‘eerlijk ‘ mogelijk te verdelen over alle personeelsleden; - eventuele (extra) betaling voor overblijfactiviteiten; - leerkrachten bij de aanstelling op de hoogte worden gesteld van het extra werk

dat van hen wordt verwacht. Wat betreft de organisatie/toezicht houden van een continurooster met ouders en/of externe overblijfkrachten als toezichthouders. 4. Het is noodzakelijk dat het schoolteam c.q. ouders en/of externe overblijfkrachten

zelf voorwaarden schept voor een goede organisatie en dat toezicht houden pro-fessioneel wordt verzorgd. Men zal rekening moeten houden met de volgende punten: - een adequaat personeelsbeleid voeren: . de overblijfkrachten goed begeleiden en het verloop onder overblijfkrachten

klein houden door het creëren van een prettige collegiale sfeer; . de zorg voor een groep invallers, die als ze het goed doen, kunnen doorstromen

naar de vaste groep overblijfkrachten; . eventueel onderwijsassistenten in te. schakelen; . de overblijfkrachten eventueel een financiële vergoeding te verstrekken; . het kan soms wenselijk zijn dat ouders/externe overblijfkrachten die toezicht

houden bij het overblijven een cursus volgen voor dit werk; . het is soms wenselijk dat de organisatoren van het overblijven kunnen beschik-

ken over een van te voren vastgesteld budget ten behoeve van professionalise-ring van het overblijven en overblijfkrachten;

- te streven naar een duidelijke taakverdeling tussen overblijfkrachten: . af te spreken wie wat doet; . afspraken te maken hoe ouders die verhinderd zijn voor vervanging kunnen

zorgen; . de consequenties bespreken als overblijfkrachten te laat komen etc.; . de afspraken eventueel vast te leggen in een vrijwilligerscontract; - overlegsituaties inbouwen: . overleg voeren tussen alle betrokkenen op school (bijvoorbeeld tussen over-

blijfkrachten en leerkrachten over hoe de klas wordt overgedragen); - over voldoende middelen beschikken: . een ‘regenprogramma’ kunnen opzetten (gebruik van video, gezelschapsspelen); - omgangsregels vast stellen:

100

. duidelijke regels stellen waarop iedereen elkaar kan aanspreken; aandacht schenken aan leerlingen die specifieke zorg nodig hebben;

- zorgen voor voldoende speelruimte: . bij te weinig speelruimte de pauzes splitsen voor de leerlingen in de onder- en

bovenbouw. Wat betreft de organisatie/toezicht houden van een continurooster met leerkrachten, ouders en/of externe overblijfkrachten als toezichthouders. 5. Het is essentieel dat het schoolteam c.q. ouders en/of externe overblijfkrachten

zelf voorwaarden scheppen voor een goede samenwerking tussen leerkrachten, ouders en/of externe overblijfkrachten als toezichthouders.

Men zal rekening moeten houden met de volgende punten: - het werk onder de leerkrachten zo eerlijk mogelijk te verdelen; - de overblijfkrachten goed te begeleiden; - een prettige collegiale sfeer te creëren om het verloop onder overblijfkrachten

zo beperkt mogelijk te houden. Wat betreft de gevolgen van de schade die ouders of externe overblijfkrachten tijdens het werk aan anderen kunnen toebrengen. 6. Het is gewenst dat:

- de school een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering en/of een collectieve ongevallenverzekering afsluit.

Wat betreft de financiële verantwoording van de overblijfgelden. 7. Het is gewenst afspraken te maken met alle betrokkenen hoe men ouders op de

hoogte houdt van de financiële aspecten met betrekking tot het overblijven. Dit zou kunnen door middel van: - het opstellen van een financieel jaarverslag; - het instellen van een kascommissie; - mondelinge uitleg te geven.

Wat betreft de informatieoverdracht over het overblijven. 8. Het is wenselijk dat de organisatoren van het overblijven ouders goed informeren

over het overblijven. Te denken valt aan: - procedures vastleggen voor periodiek overleg met de medezeggenschapsraad en

de ouderraad c.q. de oudervereniging; - de ouderraad c.q. de oudervereniging tenminste een (paar) keer per jaar in de

gelegenheid stellen met hen overleg te plegen over onderwerpen die door hen van groot belang worden geacht;

101

- op ouderavonden het functioneren van het overblijven ter sprake brengen en daarbij moeten aangeven wat men van men leerlingen, ouders en overblijf- krachten verwacht;

- de overblijfregeling op schrift stellen; - een toegankelijk, leesbaa1; jaarverslag opstellen dat ter inzage wordt gelegd.

Wat betreft de controle op de goede gang van zaken bij het overblijven. 9. Het is belangrijk dat er controle is op de gang van zaken met betrekking tot het

overblijven: - het schoolteam c.q. de organisatoren ouders en/of externe overblijfkrachten

zouden regelmatig verslag kunnen doen aan de ouders over de gang van zaken met betrekking tot het overblijven.

Het is het overwegen waard dat: - de onderwijsinspectie de ontwikkelingen met betrekking tot het overblijven op

de agenda zet bij schoolbezoeken; - het overblijven jaarlijks op de bestuurlijke agenda van de gezamenlijke vergade-

ringen van MR en bevoegd gezag komt. Handreikingen voor voorlichting Wat betreft voorlichting. 10. Het is wenselijk dat leerkrachten, ouders en leerlingen bij hun entree op school

geïnformeerd worden over het continurooster en het overblijven. De schoolgids zou informatie moeten bevatten over de motieven en de consequenties van over-blijven.

103

Bijlagen

105

Matrix 3.1 - Schoolkenmerken, invoering continurooster, organisatie, begeleidingsaanbod, toezichthouders, positieve en nega-tieve ervaringen nr schoolkenmerken invoering continu-

rooster de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

1 - p.c. school (vrijgemaakt gereformeerd);

- streekschool; - 165 lln.; - 100% overblij-

vers; - duur overblij-

ven: 45 minu-ten.

- sinds oprichting 30 jaar geleden.

- organisatie: directie; - tweedeling tussen

kleutergroepen en de rest;

- informatieoverdracht overblijfouders via stencil.

- leerlingen kunnen overblijven; - lln. moeten eigen eten en

drinken mee nemen; - er wordt niets aan hygiëne

gedaan (bedompte lokalen, geen toezicht op handen wassen,

geen tanden poetsen); - geen vergoeding voor ouders

die toezicht houden; - geen geldelijke bijdrage van

ouders voor het overblijven.

- moeders in de kleutergroepen assisteren bij het overblijven (in de eigen klas): lezen bijbel-stukje voor, bidden, eten samen met de kinderen, gebed;

- lkn. houden binnen toezicht op de groepen 3-8 (hebben daarna een korte pauze);

- ouders houden buiten toezicht op alle lln. (bij klachten kun-nen ouders verhaal halen bij de lkn. en de directeur);

- ouders assisteren variërend van een keer in de week tot een keer in de maand;

- ouders begeleiden de kleuter-groepen.

- lkn. missen een moment voor zichzelf;

- lkn. ervaren een vergroting van de werkdruk (ondeskundige overblijfmoeders); de overblij-furen worden als zwaarder ervaren dan de 'gewone' uren;

- klacht lkn.: overblijfmoeders houden zich niet aan afspraken hoe ze met lln. moeten om-gaan;

- klacht ouders: lkn. komen afspraken niet na: laten moe-ders het alleen opknappen;

- moeders hebben moeite orde te handhaven bij de oudere lln.;

- lln.: (soms) te veel wisselingen van moeders voor de lln.;

- de lln. vinden de gang van zaken heel gewoon, zij weten niet beter dat er steeds een andere ouder toezicht houdt.

106

nr schoolkenmerken invoering continu-rooster

de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

2 - o.-b. school; - Islamitische

school; - streekschool; - 220 lln.; - 75% overblij-

vers; - duur overblij-

ven: 45 minu-ten.

- continurooster sinds oprichting (8 jaar geleden).

- organisatie ouderraad; - sinds een jaar nieuwe

aanpak om ordepro-blemen in groepen met overblijfouders te vermijden. De lkn. hebben het toezicht tijdens het overblijven voor een groot deel overgenomen van de moeders. Reden: moeders waren niet opgewassen tegen het gedrag van de (oude-re) jongens;

- organisatie en uitvoering geen enkel probleem meer.

- lkn. eten met lln.; - lkn. houden een keer in de

week buiten toezicht (roulatie-systeem);

- moeders assisteren de vrouwe-lijke lkn. bij het buiten spelen en houden toezicht op de meis-jes in de onderbouw;

- taken ouders: zorgen dat lln. op het schoolterrein blijven en geen ruzie maken.

- vergoeding voor ouders f 10 -

per keer; - (symbolische) vergoeding lkn.

team: f 10,- per dag; - bijdrage ouders per kind: f 0,75

per dag.

- lkn. zien er op toe dat lln. hun handen wassen, deelnemen aan de salah, tanden poetsen;

- een ontspannen rustige (werk)sfeer.

- er is een positieve sfeer op school;

- geen geklaag (meer) bij lkn.; - lkn. hebben de ervaring dat zij

ouders alleen bij bepaalde onderdelen in de lagere groe-pen kunnen inschakelen;

- lkn. zien het overblijven als een onderdeel van het onder-wijsaanbod;

- lln. ervaren het overblijven als een belangrijk onderdeel van de dag: gebed, handen wassen, tanden poetsen, voetballen, spelletjes doen;

- lln. hebben geen moeite met het overblijven;

- overblijfmoeders doen het veelal als bijverdienste.

107

nr schoolkenmerken invoering conti-nurooster

de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

3 - o.-b. school; -schoolvereniging; - 250 lln.; - 100% overblij-

vers; - duur overblijven

45 minuten.

- ongeveer 10 jaar een conti-nurooster;

- wens van ouders om geen ouders, maar 'professi-onele' krachten in te schakelen.

- de conciërge organi-seert het overblijven;

- werving van over-blijfkrachten via netwerken;

- stellen (hoge) eisen aan overblijfkrachten;

- voldoende middelen om overblijfkrachten te kunnen betalen;

- overblijfkrachten binden via vakantie-geld;

- weinig verloop onder toezichthouders;

- aparte speeltijden (buiten) voor onder- en bovenbouw;

- veel (in)formeel overleg tussen over-blijfkrachten onder-ling, de coördinator en de lkn.

- jonge 'professionele' krachten (studenten);

- goede afspraken en controle op activiteiten van overblijfkrach-ten;

- voldoende overblijfmaterialen voor 'slecht-weer dagen'.

- vergoeding overblijfkrachten: f 20,- per keer;

- kosten voor de ouders per kind f 180,- per jaar (f 160,- bij betaling binnen

twee maanden, dat is omgere-kend f 1,- per dag, inclusief drank).

- iedere dag dezelfde overblijf-krachten;

- lkn. hebben vrij af tussen de middag;

- lkn. houden wel veelvuldig contact met de overblijfkrach-ten.

- lkn. zijn positief over het overblijven, ze weten dat het overblijven serieus wordt ge-nomen en belangrijk voor de lln is;

- lln. zien het als een 'gewoon' onderdeel van de dag; niet problematisch; vinden dat er veelal aardige overblijfkrach-ten zijn, hebben het idee dat het goed gebeurt;

- overblijfkrachten zijn enthou-siast en tevreden.

108

nr schoolkenmerken invoering continu-rooster

de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

4 - p.c. school (gereformeerd); - 113 lln.; - streekschool; - duur overblij-

ven 45 minu-ten.

- sinds 20 jaar een continu-rooster.

- organisatie overblij-ven: directie;

- aparte speelplaatsen voor groepen 1 en 2;

- als het regent, gaan de lln. tussen de buien door buiten spelen.

- lln. dienen zelf eten en drinken mee te nemen;

- sommige lln. maken gebruik van schoolmelk;

- strenge discipline: lln. moeten op hun plaats blijven zitten en zich rustig gedragen (leer-kracht: 'je mag je buiten uitle-ven');

- geen aandacht voor tanden poetsen;

- er wordt tijd genomen voor bijbelverhalen en gebed voor en na het eten.

- lkn. van de kleutergroepen (1 en 2) zijn vrij gesteld om toe-zicht te houden bij het eten, dit wordt gedaan door ouders (ouders vegen zelf de klas aan);

- lkn. groepen 3-8 houden toezicht bij het eten;

- overblijfmoeders houden toezicht bij het buiten spelen;

- lkn. hebben bij toerbeurt pleinwacht.

- overblijven in de klas verloopt in een rustige sfeer;

- lkn. hebben bij toerbeurt pleinwacht.

- toezichthouders werken pro

deo; - kosten voor ouders: geen.

- een deel van de lkn. negatief: 'de moeders kunnen geen orde houden, het is rumoerig op de gangen';

- lkn. van groep 3 tot en met 8 vinden het overblijven (soms) vermoeiend;

- lln. zeggen, op een enkele uitzondering na, niet anders gewend te zijn om tussen de middag op school over te blij-ven.

109

nr schoolkenmerken invoering continu-rooster

de organisatie van het continu-rooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

5 - openbare school;

- nieuwbouw-wijk;

- 240 lln.; - 45 minuten

pauze.

- sinds 3 jaar een continurooster;

- dit schooljaar een experimen-teel jaar met ouders als toe-zichthouders;

- lkn. willen geen toezicht meer houden en vin-den dat ouders een bijdrage moeten leveren om het continu-rooster te 'red-den'.

- de overblijfcommissie (directeur en 4 ouders) zorgt voor de administratie, de financiën en de briefing;

- overblijven is zo georgani-seerd dat de lkn. vrijgesteld zijn van toezicht;

- aparte speeltijden voor de onder- en de bovenbouw.

- ouders houden in koppels eerst een half uur toezicht tijdens het eten op een groep in de onderbouw (die gaan dan naar buiten) en vervol-gens een half uur toezicht op een groep in de bovenbouw (zeer vermoeiend).

- ouders verdienen f 9,- per uur; - kosten voor ouders: f 80,-

per kind per jaar (reductie voor meer kinderen uit een gezin);

- van de ouderbijdragen worden alleen de personele kosten vergoed.

- iedere dag een ander koppel ouders die op basis van enkele aanwijzingen de groepen onder de duim pro-beren te houden;

- lkn. zijn vrijgesteld van toezicht bij de lunch van de lln.;

- lkn. houden op de speel-plaats een kwartier (bij toer-beurt) toezicht.

- ouders moeten rumoerige lln. de baas zien te blijven; veel ruzies tussen de lln;

- klachten van ouders en lkn.: de uitvoering verloopt rom-melig, lln. dagen de ouders uit, gedragen zich uitsloverig op de gangen;

- volgens lkn. en overblijf-krachten zitten er veel 'zorg-kinderen' tussen (moeder: 'er zijn kinderen die niet stil kunnen zitten tijdens het eten, als ze maar georgani-seerd rond kunnen blijven lopen, is er niets aan de hand');

- klacht ouders: de samenwer-king tussen de ouders ver-loopt niet altijd goed (men houdt zich niet aan de regels) en de aanpak van lastige lln. vormt een probleem.

110

nr schoolkenmerken invoering continu-rooster

de organisatie van het continu-rooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

6 - p.c. school (vrijgemaakt gereformeerd): pauze;

- pauze: 45 minuten;

- 147 lln.

- sinds 25 jaar een continu-rooster.

- organisatie van het continu-rooster: directie;

- ouders geven zich aan het begin van het schooljaar op om te assisteren;

- ouders houden toezicht tijdens het eten in groep 1 en 2 (roulatiesysteem; een keer in de week; bij absentie zorgen zij er zelf voor dat een andere moeder invalt);

- bij het begin van het school-jaar praten de ouders met de lkn. (van de kleuterklassen) door welke eisen zij aan de overblijvers kunnen stellen en hoe zij allerlei praktische zaken kunnen aanpakken. Daarnaast krijgen zij een stencil met een aantal richt-lijnen (lln. op hun plaats blijven zitten tijdens het eten, er op toezien dat lln hun eten wel opeten etc.).

- ouders helpen gratis mee: er

komen bijna geen problemen voor.

- gelijke begin- en eindtijden van boven- en onderbouw;

- uitgangspunten bij het eten: de tijd er voor nemen om met de lln. te eten;

- snoepen wordt tegen gegaan; - lkn. nemen steekproeven of

de lln. hun brood en drinken wel op hebben;

- iedereen houdt zijn eigen tafeltje schoon, na de lunch etensresten opvegen

- geen aandacht voor handen wassen en tanden poetsen;

- lln. die kouwelijk/ziek zijn mogen na het eten binnen blijven (een leerkracht loopt rond om daar toezicht op te houden);

- bij regen: mogelijkheid om spelletjes te doen.

- er zijn geen kosten verbon-

den aan het overblijven; - de overblijfkrachten krijgen

geen vergoeding.

- ouders houden toezicht tijdens het eten in de kleu-tergroepen (6 ouders hebben zich daarvoor opgegeven dit schooljaar; roulatiesysteem);

- een of twee lln. uit een hogere klas worden ook in de kleutergroepen ingescha-keld om te assisteren bij het opruimen/vegen;

- in de combinatiegroep (3/4) assisteren 2 ouders bij het eten;

- in de bovenbouw doen de lkn. het overblijven zelf.

- een paar lkn. en ouders houden toezicht op het bui-ten spelen;

- de lkn. hebben tussen de middag even de mogelijk-heid om te ontspannen.

- ouders assisteren naar tevredenheid;

- lkn. zijn tevreden ('Je loopt maar een paar dagen in het jaar toezicht te houden op het plein');

- nadeel van het systeem: van 9.00-15.00 uur is te lang voor sommige lln.

111

nr schoolkenmerken invoering continurooster de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

7 - o.-b. school; - Jenaplanschool; - 170 lln.; - 90% overblij-

vers.

- sinds de oprichting (ongeveer 20 jaar geleden) een continurooster met inschakeling van ouders;

- past binnen de filosofie van de school om samen-werking tussen ouders en leerkrachten te bevorde-ren.

- organisatie: schoolteam en de Werkgroep Overblij-ven;

- de werkgroep Overblijven valt onder de ouderraad; de overblijfkas wordt beheerd door het hoofd van de werkgroep (2 keer per jaar wordt deze gecon-troleerd);

- uitgaven uit de overblijf-kas: thee, suiker, melk, keukenrollen, vergoeding hulpouders, aanschaf koelkast, waterkokers;

- het hoofd van de Werk-groep overblijven brengt op de vergaderingen van de ouderraad verslag uit;

- ouders zijn ingeroosterd en participeren een dag in de week (kunnen evt. andere ouders inschakelen die op de reservelijst staan);

- er is veelvuldig overleg met de overblijfouders (er is een informatiefolder met aandachtspunten).

- men eet aan gedekte tafels (tafelkleden);

- er is een open, gezellige sfeer tijdens het eten: lln., ouders en lkn. gaan ont-spannen en leuk met el-kaar om;

- er wordt geen aandacht besteed aan handen was-sen voor het eten, tanden poetsen e.d. na het eten.

- kosten hulpouders: f 10,- per uur;

- overblijven kost per kind f 30,- per jaar (t.b.v. de drankjes: melk of thee).

- ouders assisteren in de kleuterklassen bij het eten;

- na het eten maken zij de tafels schoon, stofzuigen, lopen de toiletten langs;

- een paar andere ouders zorgen voor het ronddelen van thee en melk voor alle lln.;

- oudere lln. maken zelf de klassen schoon na het eten (helpen met afruimen van de gedekte tafels, uitklop-pen van de tafelkleden etc.);

- ouders houden ook toezicht op het speelplein.

- lkn. beschouwen het overblijven als een geïn-tegreerd onderdeel van de schooldag; het gezamen-lijk eten met de lln. vindt men geen bezwaar (in het begin wel vermoeiend);

- de lln. vinden het over-blijven gezellig en dat het er 'gewoon' bij hoort.

112

nr schoolkenmerken invoering continu-rooster

de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

8 - openbare Montesso-rischool;

- 400 lln.; - regioschool; - 100% overblij-

vers.

- sinds de start van de school (25 jaar gele-den) werkt men met een conti-nurooster.

- organisatie: overblijf-groep (directie en ouders);

- in het rooster zijn groeps- en spelactivi-teiten over het alge-meen na de middag-pauze gepland;

- grootste probleem: het is moeilijk om goede overblijfkrach-ten te vinden.

- alle lln. blijven over; - jonge lln. kunnen in het begin

van het schooljaar tijdens de pauze opgehaald worden.

- vergoeding voor de overblijf-krachten

f 15,- per keer; - kosten overblijven: f 100,- per

kind per jaar.

- in groepen 1 en 2 spelen de lln. een half uur buiten onder toe-zicht van de leerkracht en gaan daarna eten met een overblijf-moeder; na een half jaar wor-den deze taken omgewisseld;

- ouders ruimen na het eten op en voeren nog wat extra taken uit, zoals het schoonmaken van toiletten;

- in de onderbouw en boven-bouw assisteren ouders lkn. bij het overblijven en hebben zij de taak om buiten te surveille-ren.

- de regels die gelden tijdens het overblijven zijn niet even hel-der voor ouders en lln.;

- de extra taken voor de ouders in de onderbouw zijn niet dui-delijk verdeeld;

- de lln. zijn gewend dat ieder-een overblijft;

- maar een paar ouders kunnen goed optreden tegen storend gedrag van lln; de meeste ou-ders sturen lastige lln. naar de lkn. toe (taakverzwaring);

- er zijn overblijfouders die buiten surveilleren en zich te weinig gelegen laten liggen aan lln.;

- lln. geven ook aan dat er te weinig opgetreden wordt bij ruzies.

113

nr schoolkenmerken invoering continu-rooster

de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

9 - o.-b. school; - Montessori-

school; - 230 lln.; - 80% overblij-

vers; - pauze: 45

minuten.

- sinds 5 jaar continurooster.

- organisatie continu-rooster: schoolteam.

- de school heeft maar weinig speelruimte waardoor er maar een paar groepen tegelijk buiten kunnen spelen. De speelplaats ligt aan een drukke weg. Ouders moeten er op toezien dat lln. niet van de speelruimte rennen.

- ouders assisteren de lkn. in de onderbouw bij het eten met de lln.;

- ouders ruimen na het eten de klas op.

- ouders zijn 'verplicht' zo'n 6 `a 10 keer per jaar een half uur te surveilleren op het schoolplein;

- voor f 10, - kunnen ze dit 'afkopen'; hun taak wordt dan door een andere ouder overge-nomen.

- lkn. eten een kwartier met de lln., daarna gaan zij naar bui-ten;

- lkn.: hebben weinig pauze en moeten de schooldag goed plannen.

- de overblijfregeling is lang niet altijd even duidelijk voor ou-ders; het komt regelmatig voor dat ouders, hoewel ze een rooster ontvangen, hun oppas-beurt vergeten, en dan houdt de leerkracht toezicht;

- lkn. vinden dat zij maar weinig tijd hebben om op adem te komen tussen de middag;

- volgens de directeur is de pauze voor de lln lang genoeg om daarna weer fris aan de slag te kunnen;

- lln. zijn tevreden met het overblijven.

114

nr schoolkenmerken invoering continurooster de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

10 - r.k. school; - 300 lln.; - 75% overblij-

vers; - pauze: 45

minuten.

- een naburige openbare school hanteerde een continurooster en dit heeft men overgenomen;

- op verzoek van ouders is de 'oude' regeling dat ouders het overblijven geheel zelf organiseren en uitvoeren (in verband met ordeproblemen);

- lkn. worden tijdens het overblijven bijgestaan door een aantal ouders.

- de hulpouders vormen de werkgroep 'overblijven' en zijn voornamelijk belast met kaartverkoop, inkoop van drank, het serveren van thee en melk, assiste-ren bij het overblijven in de onderbouw en oprui-men;

- het overleg en de taken zijn duidelijk geregeld.

- lln. eten een kwartier en gaan vervolgens een half uur buiten spelen.

- vergoeding voor over-blijfouders:

f 8,50 per keer; - kosten overblijven per

leerling: f 0,75 per keer.

- de lkn. eten met de overblijvers uit hun groep in hun eigen lokaal. Zij tekenen de 'overblijfkaar-ten'. Zij begeleiden de lln. naar buiten en wachten hen na de pauze weer op. Twee lkn. surveilleren op het schoolplein (de andere lkn. hebben ongeveer 15 min. pauze).

- de consequenties van de 'nieuwe' regeling zijn door de lkn. onderschat. Vooral de lkn. van de onderbouw klagen: ze moeten hun dag beter plannen en hebben minder tijd om op adem te komen. Ook is er minder

sociaal contact en infor-meel overleg mogelijk;

- sommige ouders doen weinig aan begeleiding van lln.: 'Je kunt als school bijna geen eisen stellen, omdat het moeilijk is om voldoende ouders te krijgen';

- de taakbelasting voor de lkn. is toegenomen.

115

nr schoolkenmerken invoering continu-rooster

de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

11 - o.b. school; - Islamitische

school; - regiofunctie; - 173 lln.; - 100% overblij-

vers.

- bij de oprichting van de school (in 1988) be-gonnen met continurooster, omdat veel lln. van ver komen en met busjes worden gehaald en gebracht.

- aanvankelijk waren er in de onderbouw hulpmoeders. Wegens gebrek aan animo is dat gestopt.

- een leerling zegt voor en na het eten een kort gebed 'Dank aan Allah';

- als lln. klaar zijn met eten, gaan ze gauw naar buiten (jon-gens voetballen, meisjes willen spelletjes doen).

- de lkn. eten met de lln. en zorgen eventueel voor melk (kosten

f 50,- per jaar); - in de onderbouw maakt de

leerkracht samen met de lln. schoon (in de hogere groepen

doen de lln. dat zelf); - tijdens het buiten spelen

surveilleren twee lkn. per toer-beurt.

- het overblijven verloopt goed in deze vorm;

- een nadeel is de lange aaneen-gesloten schooldag voor de lln.;

- de meeste lkn. hebben geen moeite met het continurooster (met uitzondering van de lkn. in de kleutergroepen);

- de directeur is van mening dat het overblijven eigenlijk geen taak van de school is (taakver-zwaring voor lkn.), maar omdat de lln. van ver komen, kan het niet anders;

- de lln. vinden het overblijven gezellig;

- een aantal lln. zouden liever tussen de middag naar huis gaan om warm te eten.

116

nr schoolkenmerken invoering continu-rooster

de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

12 - o.b-school school (Vrije School); - 120 lln.; - 100% overblij-

vers.

- vanaf de oprichting van de school in 1983 heeft men een continu-rooster.

- het overblijven is geïntegreerd in het onderwijs;

- leeractiviteiten worden vooral voor de grote pauze ge-pland;

- de lkn. verzorgen zelf het overblijven;

- redenen om ouders niet in te schakelen bij het overblijven:

a. de school doet al vaak een beroep op ouders om te assisteren bij activiteiten; b. de lkn. ervaren het overblij-ven niet echt als een extra belasting.

- aan het overblijven zijn geen extra kosten verbonden;

- ouders met lln. in lagere en hogere groepen kunnen op school wachten als zij de lln. tegelijk mee naar huis willen nemen.

- men eet in de eigen klas; de leerkracht dekt samen met de lln. de tafels (placemat, bord en beker) en ruimt samen met hen op;

- voorafgaande aan het eten wordt er driestemmig gezon-gen, daarna een soort van ge-bed opgezegd; vervolgens is er veelal een 'vertelstoel', een leerling laat soms een goochel-truc zien, een andere vertelt over vakantiebelevenissen; na afloop overlegt de leerkracht met drie lln. die de klassebeurt hebben over wat er opgeruimd moet worden in het lokaal;

- de lkn. organiseren het over-blijven strak.

- lkn. ervaren het als positief dat lln. de hele dag op school zijn: zij kunnen de lln. in diverse situaties meemaken;

- voor het team heeft het als nadeel dat lkn. elkaar tijdens de schooldag weinig zien. Daarom wordt er na schooltijd geza-menlijk thee gedronken; er is dan nog genoeg tijd over om dingen voor school te doen of om te vergaderen;

- lln. zijn gewend aan het overblijven; ook voor lln. die in hogere jaren instromen hoort het overblijven er al snel bij.

117

nr schoolkenmerken invoering continu-rooster

de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

13 - o.b. school; - Montessori; - 200 lln.; - de school heeft

een regiofunc-tie;

- 100% overblij-vers.

- sinds de oprichting van de school een continurooster.

- het overblijven wordt geregeld door de Stichting Overblijven die overblijfkrachten (ouders) in dienst hebben;

- de directeur overlegt met de contactper-soon van de Stichting Overblijven over de algehele lijn bij het overblijven;

- de Stichting wikkelt de financiën met ouders en overblijf-krachten af en zorgt voor aanschaf van (speel)materialen;

- het is moeilijk om met de overblijfou-ders goede afspraken te maken (gemaakte afspraken worden verschillend gehan-teerd). Er zijn te wei-nig geschikte ouders die de hele week dit werk willen doen.

- de lkn. zorgen dat de lln. hun eten en drinken voor zich heb-ben als de overblijfkrachten de klassen overnemen;

- in groep 1 en 2 zijn twee moeders aanwezig en in de groepen 3 t/m 8 één overblijf-ouder;

- de ouders zorgen er voor (met hulp van lln.) dat alles opge-ruimd wordt.

- vergoeding voor de overblijf-krachten

f 10,- per keer; - kosten per kind f 12,50 per maand.

- lkn. hebben doorgaans drie kwartier pauze.

- lastig om geschikte overblijf-krachten te vinden;

- lkn. worden nogal eens geconfronteerd met lln. die baldadig zijn tijdens het over-blijven;

- voor de directeur betekent het overblijven vaak extra overleg met de contactpersoon om te zorgen dat het overblijven conform de wensen van het schoolteam verloopt. Hij signa-leert dat de Stichting Overblij-ven soms ondoordachte beslis-singen neemt t.a.v. aanschaf van materialen;

- de lln. zijn gewend aan het overblijven. Zij vinden het gezellig: met elkaar kletsen en spelen tussen de middag.

118

nr schoolkenmerken invoering continu-rooster

de organisatie van het continu-rooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

14

- openbare school;

- Montessori onderwijs;

- regioschool; - 325 lln.; - 85% overblij-

vers.

- 15 jaar geleden continurooster ingevoerd;

- vroeger over-blijven onder toezicht van ouders in de hal, nu in de klas-sen.

- organisatie gebaseerd op de overblijfregeling van stich-ting BROODJE MEE;

- 12 overblijfkrachten en een coördinator/administratrice zijn op school werkzaam;

- per klas houdt een moeder toezicht (indien nodig evt. een toerustingscursus vol-gen: onderwerpen: EHBO, straffen/belonen);

- lln. uit de onderbouw en bovenbouw spelen buiten gescheiden om problemen te vermijden;

- eisen vanuit het team aan een overblijfkracht: moet mini-maal een paar dagen in de week toezicht houden om een band met de lln. te kun-nen krijgen.

- ouders hebben nogal wat betalingsproblemen;

- veel ordeproblemen tijdens het overblijven;

- soms afstemmingsproblemen tussen overblijfkrachten en lkn.

- het overblijven is toeganke-lijk voor alle lln. v.d. school;

- de binnenkomende gelden worden besteed aan vergoe-dingen voor het toezicht, drinken, uitgaven voor spel- en tekenmateriaal, admini-stratiekosten, verzekering;

- bij de aankoop van dranken let men op er op dat er geen kleur- en/of conserverings-middelen in zitten.

- vergoeding overblijfkrach-ten: f 20,- per uur; als ouders 4 dagen per week oppassen, dan mogen hun kinderen gratis overblijven;

- coördinatrice krijgt vergoe-ding voor extra activiteiten;

- overblijfkosten: f 336,- per kind per 4 dagen

(inclusief drankjes); - ouders met een 'minimumin-

komen zonder marge' kun-nen van de deelraad

- lkn. hebben 45 minuten middagpauze en ouders houden toezicht.

- schoolleiding: overblijven brengt onrust in de school;

- veel kinderen die ruzie met elkaar maken tijdens het overblijven;

- lkn. moeten na het overblij-ven aan de slag met lln. die zich niet goed gedragen hebben.

119

nr schoolkenmerken invoering continurooster de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

15 - openbare school;

- 170 lln.; - regionale

functie; - 95% v.d. lln.

blijft over.

- in 1993 met een continu-rooster gestart (na een fusie);

- het continurooster is een belangrijk onderdeel van het profiel van de school: aanmeldingen komen daar op binnen (op de omslag van informatieboekje van de school staat vermeld dat men de enige openbare school in de betreffende plaats is met een continu-rooster).

- directeur: uitgangspunt bij het overblijven is: 'we willen niet afhankelijk zijn van goedwillende moeders waar de lln. geen ontzag voor hebben (dat hebben ze al niet voor hun eigen ouders, laat staan voor andere ouders)'.

- kinderen nemen zelf hun lunch mee;

- overblijven is kosteloos; - kinderen kunnen gebruik

maken van een drinkkaart: kosten f 3,25 voor 10 drankjes: keuze uit o.a. melk, karnemelk, choco-mel, appelsap, sinaasap-pelsap en yoghurtdrank, yoghidrink.

- lkn. lunchen samen met de lln. in de klas;

- een paar ouders brengen de drankjes rond

(vrijwilligers).

- lkn. zagen er in eerste instantie tegen op om met een continurooster te werken;

- tevredenheid onder lkn. en lln. over het continuroos-ter.

120

nr Schoolkenmerken invoering continurooster de organisatie van het continurooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

16 - r.k. school; - 150 lln.; - 75% van de lln.

blijft over; - school krijgt

steeds meer een regiofunctie.

- 1985 gestart met overblij-ven;

- 3 jaar geleden in nauwe samenwerking met een openbare school en een p.c. school in de wijk begonnen met een 'conti-nurooster';

- nieuwe rooster wordt bewust geen continuroos-ter genoemd, om ouders niet te verplichten hun kinderen te laten overblij-ven.

- de overblijfcommissie en een coördinatrice organi-seren het overblijven;

- in nauw overleg met de ouderraad worden de zaken geregeld en geëva-lueerd);

- er is een reglement voor de overblijfkrachten;

- voor de lln. zijn er duidelijke regels gesteld (opgenomen in het schoolblad).

- oudere lln. kunnen zich opgeven om in de kleuter-groepen te assisteren bij het overblijven (een paar extra handen om te helpen met opruimen, schoonma-ken en de 'treuzelaars' gezelschap te houden).

- vergoeding voor over-blijfkrachten:

f 15,- per uur (als norm de vergoeding van een werk-ster in de buurt genomen);

- kosten voor het overblij-ven per kind:

f 1,- per dag.

- ouders verzorgen alle aspecten van het overblij-ven;

- de lkn. hebben er alleen mee te maken als de lln. zich echt misdragen (en dat komt steeds minder voor);

- overblijfouders hanteren strenge regels; voeten vegen, rustig in de gang etc..

- lkn. hebben er bijna geen omkijken meer naar, het gaat steeds beter door duidelijke regels te stellen en controle op de naleving daarvan.

121

nr Schoolkenmerken invoering continu-rooster

de organisatie van het continu-rooster

begeleidingsaanbod/kosten toezicht houden ervaringen met het continu rooster

17 - openbare school;

- Jenaplan; - van een

dorpsschool een regioschool geworden;

- 75% overblij-vers.

- sinds drie jaar een continu-rooster.

- de MR is verantwoordelijk voor het overblijven: over-blijfkrachten worden in overleg met de MR aange-nomen;

- de coördinatrice, de directeur en de administratrice spelen een belangrijke rol in de organisatie van het overblij-ven;

- de lkn. bepalen in overleg met de MR de regels die gehanteerd worden tijdens het overblijven;

- de coördinatrice ontvangt voor het financiële beheer van de overblijfgelden een vergoeding van f 5,- per week;

- van de overblijfgelden wordt ook speelmateriaal bekos-tigd;

- financiële verantwoording aan de MR en aan de ouders op de algemene ouderavond;

- overblijfreglement staat in het schoolblad;

- weinig verloop onder de ouders die toezicht. houden.

- eisen aan lln.: minimaal één boterham eten;

- indien er grote problemen zijn tijdens het overblijven (b.v. niet willen eten of altijd vervelend zijn), dan neemt de leerkracht contact op met de ouders.

- de overblijfouders ontvangen f 15,- per uur;

- kosten overblijven f 1,- per keer (betalingssys-

teem via overblijfkaarten); - vrijstelling betaling over-

blijfgeld: voor ouders van kinderen die als overblijf-kracht werkzaam zijn.

- lkn. dienen er zorg voor te dragen dat de tafeltjes voor de aanvang van het overblij-ven 'lunch-klaar' zijn;

- alleen ouders van schoolgaande kinderen

houden toezicht; - na het eten maken ouders

(samen met de lln.) de klas-sen schoon;

- 2 à 3 ouders houden toezicht op de speelplaats.

- overblijfouders zijn tevreden met de steun die zij van de directie en de lkn. krijgen om hun taken uit te voeren;

- n.a.v. een paar vervelende incidenten tijdens het over-blijven is er een keer in de 3 maanden overleg tussen de directeur en de overblijfou-ders aan de hand van de volgende vragen: hoe is het verlopen? wat is er mis ge-gaan? hoe is dit in de toe-komst te voorkomen? Men gaat met name na welke regels bijgesteld kunnen worden, of de overblijf-krachten (nog) dezelfde opvattingen hebben over hoe de uitvoering aan te pakken;

- de meeste lln. blijven liever op school dan dat zij naar huis zouden gaan om hun brood op te eten;

- lln. stellen een duidelijke voorkeur voor bepaalde overblijfkrachten te hebben;

- de wisseling van overblijf-krachten wordt door de lln. soms als vervelend ervaren, omdat er

123

Projectnummer: 950581

Respondentnummer:

Continurooster in het basisonderwijs

Vragenlijst bestemd voor de schoolleiding

april 1996

© Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen Toernooiveld 5, 6525 ED Nijmegen, telefoon: 024 - 3653566/3653402

125

I Totstandkoming continurooster 1. Hoeveel jaar heeft de school naar schatting al een continurooster?

aantal jaren een continurooster ........ jaar 2. Op wiens initiatief is destijds het continurooster ingevoerd? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. gemeente -1- -2-

b. bevoegd gezag -1- -2-

c. schoolleiding -1- -2-

d. leerkrachten -1- -2-

e. ouderraad -1- -2-

f. MR -1- -2-

g. individuele ouders -1- -2-

h. anders, nl. ....................................................................................................................................................... 3. Wat waren de argumenten voor de invoering van een continurooster? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. een (groot) deel van de leerlingen woonde op grote afstand van de school

-1- -2-

b. veel leerlingen bleven al over tussen de middag -1- -2-

c. vergroten van verkeersveiligheid voor leerlingen -1- -2-

d. meer ruimte voor werk of andere activiteiten van de ouders tussen de middag

-1- -2-

e. vermijden van tweedeling tussen leerlingen: 'overblijvers' en 'huisgan-gers'

-1- -2-

f. schooldag beter structureren -1- -2-

g. verkorten van de onderwijsdag voor leerlingen -1- -2-

h. meer ruimte voor naschoolse activiteiten van leerlingen -1- -2-

i. verkorten van de onderwijsdag voor leerkrachten -1- -2-

j. in de visie van de school maakt de middagpauze deel uit van het schoolgebeuren

-1- -2-

k. meer tijd voor leerkrachten voor andere werkzaamheden na einde lessen -1- -2-

l. bevordering van de sociale relaties tussen leerlingen -1- -2-

m. leerkrachten en leerlingen leren elkaar beter kennen -1- -2-

n. profilering van de school/concurrentieoverwegingen -1- -2-

o. anders, nl. .......................................................................................................................................................

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 126

4. Hoe is het continurooster tot stand gekomen? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee weet niet

a. er is een overblijfcommissie/-werkgroep ingesteld -1- -2 -3-

b. de mening van de ouders is gepeild -1- -2- -3-

c. de medezeggenschapsraad is gehoord -1- -2- -3-

d. de ouderraad is gehoord -1- -2- -3-

e. er is informatie ingewonnen bij andere scholen -1- -2- -3-

f. er is informatie ingewonnen bij landelijke organisaties voor ouders in het onderwijs

-1- -2- -3-

g. er is informatie ingewonnen bij een stichting t.b.v. het over-blijven (bijvoorbeeld Stichting Overblijven, Broodje Mee)

-1- -2- -3-

h. er is een periode 'proefgedraaid' -1- -2- -3-

i. anders, nl. ....................................................................................................................................................... 5. Hoe was de houding van het bevoegd gezag t.a.v. de totstandkoming van een continurooster? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee weet niet

a. bevoegd gezag stond van meet af aan positief t.o.v. een continurooster

-1- -2- -3-

b. heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming van een continurooster

-1- -2- -3-

c. heeft financiële middelen ter beschikking gesteld voor een continurooster

-1- -2- -3-

d. heeft gezorgd voor materiële faciliteiten -1- -2- -3- 6. Hoe was de houding van leerkrachten en ouders t.a.v. de totstandkoming van een continurooster? (A.u.b. op elke regel twee cijfers omcirkelen.)

leerkrachten ouders

ja nee ja nee

a. meerderheid was enthousiast -1- -2- -1- -2-

b. meerderheid had weerstand -1- -2- -1- -2-

c. hebben actief bijgedragen aan de totstand-koming van het continurooster

-1- -2- -1- -2-

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 127

7. Zijn er op dit moment andere scholen in uw omgeving met een continurooster? (A.u.b. een keuze maken uit de genoemde antwoordmogelijkheden.)

a. alléén onze school, andere scholen niet -1-

b. ook een andere school in de wijk/dorp -2-

c. alle scholen in de wijk/dorp -3-

d. alle scholen binnen onze gemeente -4-

e. anders, namelijk: .........................................................................................

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 128

II Organisatie en toezicht 8. Wie is/zijn verantwoordelijk voor de volgende aspecten van het overblijven? (A.u.b. op elke regel drie cijfers omcirkelen.)

plan-ning/voorbereidin

g

informatievoor-ziening aan

leerkrachten en ouders

beheer financiële middelen

ja nee ja nee ja nee

a. de schoolleiding -1- -2- -1- -2- -1- -2-

b. (een deel van het) het schoolteam -1- -2- -1- -2- -1- -2-

c. een overblijfcommissie of een werkgroep overblijven

-1- -2- -1- -2- -1- -2-

d. de ouderraad -1- -2- -1- -2- -1- -2-

e. een coördinatrice (een ouder) -1- -2- -1- -2- -1- -2-

f. een stichting/aparte rechtspersoon -1- -2- -1- -2- -1- -2-

g. anders, nl. .......................................................................................................................................................... 9. Wordt er verantwoording afgelegd over de financiële gang van zaken van het overblijven?

a. ja -1-

b. nee -2- 10. Zo ja, in welke vorm wordt verantwoording afgelegd over de financiële gang van zaken van het over-

blijven? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. mondeling -1- -2-

b. financieel jaarverslag -1- -2-

c. kascommissie -1- -2-

d. anders, nl. ...........................................................................................................................................

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 129

11. Uit welke onderdelen bestaat doorgaans het overblijven? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. handen wassen voor het eten -1- -2-

b. gezamenlijk eten -1- -2-

c. religieuze activiteiten (bijvoorbeeld bijbellezen, gebed) -1- -2-

d. tanden poetsen na afloop -1- -2-

e. ontspanning binnen (lezen, gezelschapsspelen etc.) -1- -2-

f. huiswerk maken -1- -2-

g. buiten spelen -1- -2-

h. anders, nl. ............................................................................................................................. 12. Wie houden toezicht bij het overblijven? (A.u.b. op elke regel twee cijfers omcirkelen.)

tijdens het eten tijdens het buitenspelen

ja nee ja nee

a. leerkrachten (in groepen 1 en 2) -1- -2- -1- -2-

b. leerkrachten (in groepen 3 t/m 8) -1- -2- -1- -2-

c. ouders (in groepen 1 en 2) -1- -2- -1- -2-

d. ouders (in groepen 3 t/m 8) -1- -2- -1- -2-

e. externe overblijfkrachten (in groepen 1 en 2)

-1- -2- -1- -2-

f. externe overblijfkrachten (in groepen 3 t/m 8)

-1- -2- -1- -2-

g. anders, nl. ...........................................................................................................................................

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 130

VRAAG 13 T/M 16 ALLEEN INVULLEN ALS OUDERS OF EXTERNE OVERBLIJFKRACHTEN TOEZICHT HOUDEN 13. Zijn er met ouders of externe overblijfkrachten die toezicht houden, afspraken gemaakt? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. over de inwerktijd -1- -2-

b. over de begeleiding die zij krijgen -1- -2-

c. over aanwezigheid/afwezigheid -1- -2-

d. over de taakafbakening -1- -2-

e. over de verantwoordelijkheden -1- -2-

f. over het volgen van cursussen en trainingen -1- -2- 14. Is er sprake van een schriftelijke overeenkomst? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. een vrijwilligerscontract -1- -2-

b. een arbeidscontract -1- -2-

c. anders, nl. ............................................................................................................................................................. 15. Heeft de school een verzekering afgesloten i.v.m. het toezicht houden door ouders of externe overblijf-

krachten? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering -1- -2-

b. een (collectieve) ongevallenverzekering -1- -2-

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 131

16. Zijn er afspraken gemaakt hoe te handelen in de volgende situaties? (A.u.b. op elke regel twee cijfers omcirkelen.)

ja nee

a. bij problemen met of tussen de leerlingen -1- -2-

b. bij onvoldoende overblijfkrachten -1- -2-

c. bij klachten van ouders -1- -2-

d. bij betalingsproblemen van ouders -1- -2-

e. bij ziekte van leerlingen -1- -2-

f. anders, nl. ........................................................................................................................ 17. Zijn de afspraken over organisatie en toezicht schriftelijk vastgelegd? (A.u.b. op elke regel twee cijfers omcirkelen.)

organisatie toezicht

ja nee ja nee

a. er is sprake van een regeling op schrift -1- -2- -1- -2-

b. het overblijven is in het schoolwerk-plan/activiteitenplan opgenomen

-1- -2- -1- -2-

18. Hoe denken de leerlingen over het overblijven? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. meerderheid is enthousiast -1- -2-

b. meerderheid vindt het een 'gewoon' onderdeel van de schooldag -1- -2-

c. meerderheid heeft weerstand -1- -2-

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 132

19. Zijn er in de afgelopen vijf jaar wijzigingen aangebracht in de organisatie of het toezicht houden? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

groter kleiner gelijk

Organisatie

a. inbreng door het schoolteam -1- -2-- -3-

b. inbreng door ouders -1- -2- -3-

c. inbreng van een externe instantie (stichting) -1- -2- -3-

meer minder gelijk

toezicht houden bij het eten

d. toezicht door leerkrachten -1- -2- -3-

e. toezicht door ouders -1- -2- -3-

f. toezicht door externe overblijfkrachten -1- -2- -3-

meer minder gelijk

toezicht houden bij het (buiten)spelen

g. toezicht door de leerkrachten -1- -2- -3-

h. toezicht door de ouders -1- -2- -3-

i. toezicht door externe overblijfkrachten -1- -2- -3-

j. anders, nl. ................................................................ -1- -2- -3- 20. Wat zijn de redenen waarom er wijzigingen hebben plaats gevonden in de organisatie of bij het toezicht

houden? (A.u.b. uw antwoord omschrijven.)

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 133

21. Welke maatregelen zijn er genomen om voor de leerlingen een prettige pauze te creëren? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. het schoolgebouw is aangepast voor het eten in de middagpauze -1- -2-

b. het schoolgebouw is aangepast voor het spelen in de middagpauze -1- -2-

c. het schoolterrein is aangepast voor het spelen tijdens de middagpauze (bijvoorbeeld aparte speelplaatsen)

-1- -2-

d. aanschaf gevarieerd aanbod van spelmateriaal voor binnen -1- -2-

e. aanschaf gevarieerd aanbod van spelmateriaal voor buiten -1- -2-

f. vaste structuur in de middagpauze aangebracht -1- -2-

g. zorgen voor een actieve invulling van de middagpauze (bijvoorbeeld spelletjes organiseren)

-1- -2-

h. literatuur/boekjes/tijdschriften beschikbaar -1- -2-

i. alternatief programma bij slecht weer -1- -2- 22. Worden er dranken aan de leerlingen verstrekt? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. melk(producten) -1- -2-

b. thee -1- -2-

c. frisdranken -1- -2-

d. anders, nl .............................................................................................................................

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 134

III Financiën/compensatie 23. Hoe is de vergoeding/compensatie voor de personele invulling voor overblijfkrachten? (A.u.b. op de eerste drie regels drie cijfers omcirkelen.)

leerkracht ouder externe overblijf-kracht

ja nee ja nee ja nee

a. betaling per keer -1- -2- -3- -4- -5- -6-

b. vaste betaling per week/maand -1- -2- -3- -4- -5- -6-

c. attentie als blijk van waardering -1- -2- -3- -4- -5- -6-

d. uitbreiding van de aanstelling -1- -2-

e. gratificatie -1- -2-

f. anders, nl. ............................................................................................................................................................. 24. Uit welke inkomsten wordt het overblijven bekostigd? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. subsidie van de gemeente -1- -2-

b. bijdrage van de ouders -1- -2-

c. bijdrage uit het budget van de school -1- -2-

d. anders, namelijk: .................................................................................................................................................. 25. Wat zijn de kosten voor de ouders/verzorgers van de leerlingen die overblijven? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

nee ja bedrag

a. vast bedrag per keer -1- -2- o ......

b. vast bedrag per week -1- -2- o ......

c. vast bedrag per maand -1- -2- o ......

d. vast bedrag per jaar -1- -2- o ......

e. strippenkaart voor ..... keer -1- -2- o ......

f. anders, nl. ..........................................................................................................................

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 135

26. Betalen de ouders nog extra voor de verstrekte dranken aan de leerlingen?

-1-

b. nee -2-

c. niet van toepassing -3-

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 136

IV Knelpunten 27. Wat zijn de knelpunten bij het overblijven op uw school? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

Knelpunten bij de organisatie

a. weerstand bij het team -1- -2-

b. weerstand bij de ouders -1- -2-

c. desinteresse bij bevoegd gezag -1- -2-

d. overblijfkrachten te vinden die toezicht willen houden -1- -2-

e. de vervanging van overblijfkrachten bij ziekte e.d. -1- -2-

f. het verloop onder overblijfkrachten -1- -2-

g. taakverdeling tussen overblijfkrachten onderling -1- -2-

h. taakverdeling tussen leerkrachten en overblijfkrachten -1- -2-

i. de samenwerking tussen overblijfkrachten -1- -2-

j. de samenwerking tussen leerkrachten en overblijfkrachten -1- -2-

k. het innen van de overblijfgelden (financiële rompslomp) -1- -2-

l. wanbetalers -1- -2-

m. de begeleiding van overblijfkrachten -1- -2-

n. het verkrijgen van middelen om spelmaterialen aan te schaffen -1- -2-

Knelpunten bij de uitvoering

o. het optreden van overblijfkrachten -1- -2-

p. overblijfkrachten (ouders, externe krachten) houden zich niet aan gemaakte afspraken

-1- -2-

q. leerkrachten houden zich niet aan gemaakte afspraken

r. leerlingen houden zich niet aan gemaakte afspraken -1- -2-

s. extra aandacht voor specifieke leerlingen (bijvoorbeeld leerlingen met eetproblemen)

-1- -2-

t. het toezicht houden in het gebouw als leerlingen door weersomstandighe-den niet buiten kunnen spelen

-1- -2-

u. problemen en ruzies tussen leerlingen -1- -2-

v. overblijfkrachten worden niet geaccepteerd door de leerlingen -1- -2-

w. het drukke gedrag van de leerlingen -1- -2-

x. de ondeskundigheid van de overblijfkrachten -1- -2-

y. rommel in de school -1- -2-

z. conflicten tussen overblijfkrachten en ouders -1- -2-

aa. vernielen van meubilair/speelmateriaal -1- -2-

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 137

28. Hoe pakt u (eventuele) problemen bij het toezicht houden aan? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. afspraken maken wat wel en niet mag -1- -2-

b. ondersteuning bieden aan personen die toezicht houden -1- -2-

c. bevorderen van de deskundigheid van de personen die toezicht houden -1- -2-

d. gedurende het schooljaar de taken zo eerlijk mogelijk verdelen -1- -2-

e. anders, nl. .............................................................................................................................................................

V Waardering 29. Hoe beoordeelt u het continurooster op de eigen school? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.) Toelichting: 1= zeer eens met A 4 =eens met B 2=eens met A 5=zeer eens met B 3=nog eens/nog oneens A B

noodzakelijk kwaad -1- -2- -3- -4- -5- goed initiatief

geen taak van de school -1- -2- -3- -4- -5- hoort bij de school

verloopt problematisch -1- -2- -3- -4- -5- verloopt voorspoedig

behoort tot reguliere takenpak-ket van leerkracht

-1- -2- -3- -4- -5- extra werk voor leerkracht

slecht voor de leerlingen -1- -2- -3- -4- -5- goed voor de leerlingen

extra taakbelasting leerkracht -1- -2- -3- -4- -5- geen extra taakbelasting leer-kracht

ontspannend voor leerkracht -1- -2- -3- -4- -5- stressverhogend voor leerkracht

verloopt chaotisch -1- -2- -3- -4- -5- verloopt ordelijk

zaak van de ouders -1- -2- -3- -4- -5- zaak van de school

goed voor imago school -1- -2- -3- -4- -5- slecht voor imago school

ontspannend voor leerlingen -1- -2- -3- -4- -5- inspannend voor leerlingen

duur voor de ouders -1- -2- -3- -4- -5- goedkoop voor de ouders

kost de school extra geld -1- -2- -3- -4- -5- kost de school geen extra geld

tevreden leerkrachten -1- -2- -3- -4- -5- ontevreden leerkrachten

extra belasting voor de school -1- -2- -3- -4- -5- geen extra belasting voor de school

handig voor de ouders -1- -2- -3- -4- -5- slecht voor de ouders

minder saamhorigheid onder de leerlingen

-1- -2- -3- -4- -5- meer saamhorigheid onder de leerlingen

goede keus van de school -1- -2- -3- -4- -5- slechte keus van de school

ITS-onderzoek continurooster (schoolleiding) 138

VI Algemene schoolgegevens 29. Wat is de onderwijskundige inrichting van uw school? (bedoeld wordt hier; officieel/formeel/ in de

naam of de statuten opgenomen en/of uitgewerkt in het schoolwerkplan) (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. geen specifieke onderwijskundige inrichting -1- -2-

b. Jenaplan -1- -2-

c. Montessori -1- -2-

d. Dalton -1- -2-

e. Vrije School -1- -2-

f. Freinet -1- -2-

g. anders, nl. ............................................................................................................................................................. Einde vragenlijst Ingevulde vragenlijst terugsturen in bijgevoegde antwoordenenveloppe. Een postzegel hoeft er niet op. Bedankt voor uw medewerking.

ITS-onderzoek continurooster (ouders) 139

Projectnummer: 950581

Respondentnummer:

Continurooster in het basisonderwijs

Vragenlijst bestemd voor ouders

(A)

april 1996

© Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen Toernooiveld 5, 6525 ED Nijmegen, telefoon: 024 - 3653566/3653402

ITS-onderzoek continurooster (ouders) 141

I Algemeen 1. Bent u vrouw of man?

a. vrouw -1-

b. man -2- 2. Hoeveel kinderen heeft u op deze basisschool?

onderbouw (groep 1 t/m 4)

bovenbouw (groep 5 t/m 8)

aantal kinderen ...... ...... 3. Hoeveel van deze kinderen blijven tussen de middag over? (maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag)

onderbouw (groep 1 t/m 4)

bovenbouw (groep 5 t/m 8)

aantal kinderen dat overblijft ...... ...... 4. Hoeveel dagen per week blijven uw kinderen gemiddeld over?

onderbouw (groep 1 t/m 4)

bovenbouw (groep 5 t/m 8)

het aantal dagen dat uw kinderen gemiddeld per week overblijven

...... ......

VRAAG 5 t/M 7 ALLEEN BEANTWOORDEN ALS ER EEN FINANCIËLE BIJDRAGE WORDT GE-VRAAGD.

ITS-onderzoek continurooster (ouders) 142

II Financiële aspecten 5. Hoeveel draagt u wekelijks totaal bij aan de kosten van het overblijven?

totale bijdrage aan kosten van het overblijven per week f ............... 6. Wat vindt u van de hoogte van dit bedrag?

a. (te) veel -1-

b. redelijk -2- c.(te) weinig -3-

7. Is de hoogte van het bedrag voor u een reden om niet (iedere dag) gebruik te maken van de overblijf-

voorziening?

a. ja -1-

a. nee -2- III Functioneren continurooster 8. Wordt u op de hoogte gehouden van de gang van zaken m.b.t. het overblijven? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. wie toezicht houden tijdens de pauze -1- -2-

b. of er wel eens problemen zijn -1- -2- c. welke wijzigingen zich voordoen in de organisatie -1- -2-

9. Hoe komt u aan informatie over het functioneren van het overblijven? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. via de schoolkrant -1- -2- b. via informatiestencils/brieven van de school -1- -2-

c. via mijn kind(eren) -1- -2- d. via de leerkrachten -1- -2-

e. via de ouderraad -1- -2- f. via ouderavonden -1- -2-

g. via andere ouders -1- -2- h. anders, nl. ........................................................................................................................................................

ITS-onderzoek continurooster (ouders) 143

10. Is uw mening wel eens gevraagd over het continurooster? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. bij de invoering van het continurooster -1- -2- b.om het continurooster bij te stellen -1- -2-

c. anders, nl. ......................................................................................................................................................... 11. Bent u zelf betrokken bij de organisatie en het toezicht houden bij het overblijven? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee

a. bij de organisatie (voorbereiding, planning etc.) -1- -2-

b. bij het toezicht houden tijdens het overblijven -1- -2- c. anders, nl. .........................................................................................................................................................

12. Hebben ouders volgens u via medezeggenschapsraad en ouderraad invloed op het continurooster? (A.u.b. op elke regel twee cijfers omcirkelen.)

via medezeggen-schapsraad

via ouderraad

ja nee ja nee a. invloed op de organisatie -1- -2- -1- -2-

b. invloed op de uitvoering (het toezicht houden) -1- -2- -1- -2- c. anders, nl. .........................................................................................................................................................

ITS-onderzoek continurooster (ouders) 144

IV Voor- en nadelen 13. Wat vindt u voor- en nadelen van het continurooster? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee voordelen

a. de grote afstand tussen school en thuis is minder problematisch -1- -2- b. vergroten van de verkeersveiligheid voor de kinderen -1- -2-

c. meer ruimte voor werk of andere activiteiten van de ouders doordat de kinderen 's middags overblijven

-1- -2-

d. vermijden van tweedeling tussen kinderen: overblijvers en huisgangers -1- -2-

e. schooldag is beter gestructureerd -1- -2- f. verkorten van de onderwijsdag voor de kinderen -1- -2-

g. meer ruimte voor naschoolse activiteiten van de kinderen -1- -2- h. de middagpauze maakt deel uit van het schoolgebeuren -1- -2- i. meer vrije tijd voor de kinderen -1- -2-

j. bevordering van de sociale relaties tussen kinderen -1- -2- k. leerkrachten en leerlingen leren elkaar beter kennen -1- -2-

l. anders, nl. nadelen

m. gemis van de contacten met mijn kinderen tussen de middag -1- -2- n. de schooltijden komen niet overeen met die van andere kinderen in de

buurt -1- -2-

o. er wordt van de ouders een actieve bijdrage gevraagd -1- -2- p. kinderen zijn eerder thuis -1- -2-

q. belastend voor mijn kinderen -1- -2- r. kinderen blijven niet graag over -1- -2-

s. overblijven is duur -1- -2- t. kinderen hebben vaker problemen tijdens overblijven -1- -2-

u. anders, nl.

ITS-onderzoek continurooster (ouders) 145

V Ervaringen 14. Zou u willen aangeven hoe u het continurooster beoordeelt? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.) Toelichting: 1=zeer eens met A 4=eens met B 2=eens met A 5=zeer eens met B 3=nog eens/nog oneens A B

noodzakelijk kwaad -1- -2- -3- -4- -5- goed initiatief

geen taak voor het onderwijs -1- -2- -3- -4- -5- hoort bij het onderwijs

verloopt problematisch -1- -2- -3- -4- -5- verloopt voorspoedig

behoort tot reguliere takenpakket van leerkracht

-1- -2- -3- -4- -5- extra werk voor leerkracht

slecht voor de leerlingen -1- -2- -3- -4- -5- goed voor de leerlingen

extra taakbelasting leerkracht -1- -2- -3- -4- -5- geen extra taakbelasting leerkracht

ontspannend voor leerkracht -1- -2- -3- -4- -5- stressverhogend voor leer-kracht

verloopt chaotisch -1- -2- -3- -4- -5- verloopt ordelijk zaak van de ouders -1- -2- -3- -4- -5- zaak van de school

goed voor imago van de school

-1- -2- -3- -4- -5- slecht voor imago van de school

A B

slecht voor sfeer binnen het schoolteam

-1- -2- -3- -4- -5- goed voor sfeer binnen het schoolteam

ontspannend voor de leerlingen -1- -2- -3- -4- -5- inspannend voor de leerlingen duur voor de ouders -1- -2- -3- -4- -5- goedkoop voor de ouders

kost de school extra geld -1- -2- -3- -4- -5- kost de school geen extra geld tevreden leerkrachten -1- -2- -3- -4- -5- ontevreden leerkrachten

ontspannend voor de leerkrachten

-1- -2- -3- -4- -5- inspannend voor de leerkrach-ten

extra belasting voor de school -1- -2- -3- -4- -5- geen extra belasting voor de school

goed voor de ouders -1- -2- -3- -4- -5- slecht voor de ouders minder saamhorigheid onder de leerlingen

-1- -2- -3- -4- -5- meer saamhorigheid onder de leerlingen

belastend voor de schoolorgani-satie

-1- -2- -3- -4- -5- niet belastend voor de school-organisatie

oneigenlijk gebruik van de school

-1- -2- -3- -4- -5- goed gebruik van de school

goede keus van de school -1- -2- -3- -4- -5- slechte keus van de school

ITS-onderzoek continurooster (ouders) 146

VI Woon-/werksituatie 15. Hoe is uw woon-/werksituatie? (A.u.b. op elke regel een cijfer omcirkelen.)

ja nee a. alleenstaand -1- -2-

b. werkzaam tijdens de schooluren -1- -2- Einde vragenlijst Ingevulde vragenlijst terugsturen in bijgevoegde antwoordenenveloppe. Een postzegel hoeft er niet op. Bedankt voor uw medewerking.

147

Geraadpleegde Literatuur Boersma, L, & Woldringh, C. (1994). Klachten en kwaliteit. De bijdrage van klach-

ten van patiënten aan kwaliteitsbeleid in ziekenhuizen en revalidatiecentra. Nij-megen: ITS.

Bronneman-Helmers, R. (1986). Samenhang rond de kinderopvang. Rijswijk: SCP. Coördinatiepunt Leeuwarden (1991). Tussenschoolse opvang. Margeverschijnsel van

het basisonderwijs of onmisbaar onderdeel van de kinderopvang? Leeuwarden: Coördinatiepunt Leeuwarden.

Emancipatieraad (1990). Nationaal milieubeleidsplan en emancipatie. Adv. nr. III/08/90; d.d. 9 mei 1990. Den Haag.

Godefrooy, C. & Kasbergen, W. van (1996). Vrijwilliger bij het overblijven. In C. Bakker e.a. Handboek Primair Onderwijs & Ouders. H 1-H 24. Alphen aan den Rijn: Samsom/H.D. Tjeenk Willink.

Hofman, R. (1993). Effectief schoolbestuur. Groningen: RION. Meijvogel, M. (1991). Geen kruimels tussen de boeken. Schooltijden, overblijven en

de ontwikkeling van buitenschoolse opvang in Nederland. 's-Gravenhage: VUGA. Remmers, J., Dongen, D. van & Raaijmakers, N. (1992). Taakbelasting en taakverde-

ling in het voortgezet onderwijs. Een methodische aanpak voor beleidsvorming-op-school met praktische instrumenten, voorbeelden en procedures. Tilburg: IVA.

Smit, F. (1991). De rol van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Een onderzoek naar vorm, inhoud en effecten van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Nijme-gen: ITS.

Smit, F. & J. Claessen (1991). Overblijven, een zaak van allen? Nijmegen: ITS. Spectrum (1992). Een boterham mee naar school. Een handleiding voor de organisa-

tie van het overblijven tussen de middag op de basisschool. Arnhem. Stichting broodje mee (1993). Handleiding overblijven. Amsterdam. VOO (1987). Overblijven. VOO-kaderreeks, nr. 13, Amsterdam. VOO (1989). Kinderopvang.VOO-kaderreeks, nr. 21, Amsterdam. VOO (1995). Overblijven. Wettelijke regelingen en praktische oplossingen. VOO-

kaderreeks, nr. 21, Amsterdam. Wolfgram, P. & Meijvogel, M. (1981). Eindrapport buitenschoolse opvang. Haren:

SVO.