Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

ALGEMENE INHOUDSTAFEL

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 149

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Dit MER bestaat uit volgende delen:

ALGEMENE INHOUDSTAFEL

VERKLARENDE WOORDENLIJSTEN

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

DEEL I – ALGEMEEN DEEL

DEEL II – DISCIPLINES

DEEL III – PASSENDE BEOORDELING

Een volledige inhoudstafel is terug te vinden aan het begin van elk deel.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 249

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

VERKLARENDE WOORDENLIJSTEN

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 349

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

1. VERKLARENDE WOORDENLIJST EN AFKORTINGEN

1.1. VERKLARENDE WOORDENLIJST

Hier vindt u een verklaring voor generieke termen en begrippen die in dit MER gebruikt worden. Voor een lijst van afkortingen wordt verwezen naar paragraaf 1.2. Voor de lijst van afkortingen van de verschillende diensten van Electrabel Kerncentrale Doel wordt verwezen naar paragraaf 1.3.

Aanlegfase Fase waarin de activiteiten met betrekking tot de aanleg van een infrastructuurwerk of de opbouw van een hinderlijk inrichting uitgevoerd worden

Abiotisch Biotoop behorende tot de niet levende natuur

Accidentele lozingen Dit zijn radioactieve lozingen die plaats hebben als gevolg van een ongeval in de centrale

Activiteit Het geplande m.e.r.-plichtige project

Activiteit De activiteit A van een hoeveelheid radionuclide in een bepaalde energietoestand en op een gegeven tijdstip is het quotiënt van dn en dt, waarin dn de verwachtingswaarde van het aantal spontane kernovergangen vanuit die energietoestand gedurende het tijdsinterval dt voorstelt:

A= dn/dt

De eenheid van activiteit is de becquerel

ALARA As Low as reasonably Achievable. Term uit de stralingsbescherming die inhoudt dat de straling zo laag mogelijk moet gehouden worden als redelijk is

Alternatief Een andere keuzemogelijkheid, beantwoordend aan de doelstelling van het project

Achtergrondnota Natuur Voor de Antwerpse haven werden ecologische instandhoudingsdoelstellingen opgesteld. In de Achter-grondnota Natuur wordt ruimtelijk vertaald waar en hoe die doelstellingen duurzaam kunnen worden gerealiseerd.

Autonome ontwikkeling Alle natuurlijke en kunstmatige toekomstige ontwikkelingen en activiteiten die men redelijkerwijze kan verwachten zonder de voorgenomen activiteiten; het betreft alleen die ontwikkelingen die redelijkerwijs kunnen worden voorzien

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 449

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Becquerel De eenheid van activiteit; één becquerel komt overeen met één desintegratie per seconde:

1 Bq = 1 s-1

Bemaling Afpomping van water om het grondwaterniveau plaatselijk te verlagen zodat werken in droge grond kunnen uitgevoerd worden

Beoordelingsfase Fase waarin het MER wordt beoordeeld naar kwaliteit, inhoud, objectiviteit, getoetst wordt aan het besluit en waarbij een conformiteitscode wordt toegekend

Betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone

Een aantasting die meetbare en aantoonbare gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone, in de mate er meetbare en aantoonbare gevolgen zijn voor de staat van instandhouding van de soort(en) of de habitat(s) waarvoor de betreffende speciale beschermingszone is aangewezen of voor de staat van instandhouding van de soort(en) vermeld in bijlage III van dit decreet voor zover voorkomend in de betreffende speciale beschermingszone (definitie Natuurdecreet)

Bevoegd gezag De overheidsinstantie die bevoegd is het m.e.r.-plichtige besluit te nemen en die de m.e.r.-procedure organiseert

Bezinken Het proces waarbij een sediment door een te geringe stroomsnelheid naar de bodem zakt

Biodiversiteit De variabiliteit aan levende organismen van allerlei afkomst. Twee niveaus kunnen worden onderscheiden: de genetische variatie (rassen binnen soorten; bv. autochtone bomen) en de biodiversiteit op ecosysteemniveau (soorten in het ecosysteem)

Biotisch Van de levende natuur

Biotische index/BBI De BBI (Belgische Biotische Index) wordt gebruikt voor de bepaling van de biologische waterkwaliteit; hij is gebaseerd op de aanwezigheid van macro-invertebraten

Biotoop Plaats waar een dier of plant geheel in zijn omgeving ingepast is/homogeen groei- of woongebied/ Gebied met karakteristieke levensomstandigheden, gekenmerkt door een bepaalde flora en fauna

Bodem Onder de bodem wordt het vaste deel van de aarde met inbegrip van het grondwater, en de andere bestanddelen en organismen die er zich in bevinden, verstaan

Bodemgeschiktheid Evaluatie van de bodem volgens hun geschiktheid voor diverse gebruiken zoals landbouw, tuinbouw, huizenbouw, wegenbouw,.. en andere vormen van ruimtelijke planning

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 549

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Bodemkaart Geeft de verspreiding aan van bodemseries, die elk gekenmerkt wordt door hun grondsoort, natuurlijke draineringsklasse en horizontenopvolging. Ze geeft ook de blijvende landbouwwaarde van de verschillende bodems aan

Bodemkenmerk Individuele toestandsvariabelen van de bodem die direct of vrij direct gemeten kunnen worden, zoals textuur, zuurgraad, volumegewicht, vochtgehalte, temperatuur, gehalte organische stof, gehalte zware metalen, microbiële samenstelling en profielopbouw

Bodemkwaliteitswijziging Algemene kwaliteitswijziging van de bodem (vermesting, verzilting, verzuring en ontzuring) door de uitstoot van vaste of vloeibare stoffen die op de bodem terechtkomen

Bodemproces Chemisch, fysisch, fysicochemisch of biologisch proces dat in de bodem plaatsgrijpt en er veranderingen van de bodemkenmerken teweegbrengt

Bodemstructuur Wijze waarop de grondkorrels (zand, leem, klei) bij elkaar liggen, afzonderlijk of aan elkaar klevend tot aggregaten

Bodemstructuurwijziging Structuurverval of structuurverbetering ten gevolge van frequente betreding van een onverharde bodem, berijden met zware machines, wateroverlast met inspoeling van fijne bodemdeeltjes, bodembewerking

Bodemvochtregime Hoeveelheid, samenstelling en fluctuatie van het bodemvocht in de poriën van de onverzadigde zone van het bodemprofiel

Bodemzetting Grondmechanisch proces waarmee de zakking van het oorspronkelijk maaiveld wordt aangeduid

Blootstelling Het feit blootgesteld te zijn aan ioniserende stralingen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:

Externe blootstelling: blootstelling aan stralingsbronnen die zich buiten het organisme bevinden;

Interne blootstelling: blootstelling aan stralingsbronnen die zich binnen het organisme bevinden,

Totale blootstelling: de som van de externe en de interne blootstelling.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 649

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Collectieve dosis De collectieve dosis (S) van een populatie of een groep blootgesteld aan een bron, een handeling of een beroepsactiviteit zoals bedoeld in dit reglement en met blootstelling als gevolg, wordt gegeven door de volgende uitdrukking:

waarbij Hi het gemiddelde voorstelt van de opgelopen doses en de volgdoses voor het ganse organisme, voor een orgaan of voor een weefsel, door de Pi leden van de i-de deelgroep van de beschouwde populatie of groep.

Decibel Maat voor de omvang van geluidenergie ofwel geluidsterkte, die de verhouding weergeeft tussen de omvang (hardheid) en de hoogte (intensiteit)

Debiet Het volume water dat per tijdseenheid op een bepaald punt passeert

Deelingreep Onderdeel van een ingreep, waarvoor afzonderlijke effecten kunnen aangegeven worden

Direct effect Een rechtstreeks milieueffect als gevolg van een deelingreep

Discipline Milieuaspect dat in het kader van milieueffectrapportage onderzocht wordt, door de regelgeving vastgelegd als de disciplines ‘mens’, ‘fauna en flora’, ‘bodem’, ‘water’, ‘lucht’, ‘licht, warmte en straling’, ‘geluid en trillingen’, ‘klimaat’, ‘ monumenten en landschappen en materiële goederen’

Dispersiemodel Dit is een model dat wordt toegepast voor de berekening van de toekomstige immissie en eventueel de toekomstige depositie die het gevolg is van een bepaalde emissie van contaminanten en de verdunning ervan in de omgevingslucht, bij bepaalde meteorologische omstandigheden

Dosisbeperking Opgelegde beperking ten aanzien van de te verwachten individuele doses die door een bron, handeling of bepaalde taak zouden kunnen worden veroorzaakt; deze wordt gebruikt bij de optimalisering, tijdens de planning van de stralingsbescherming.

Dosisconversiefactor Factoren om de stralingsbelasting te berekenen van afzonderlijke organen en van het hele lichaam door radioactieve stoffen binnen het lichaam. De dosisfactoren zijn afhankelijk van de radionuclide, van de manier van binnenkomen (inhalatie/ingestie), van de chemische verbinding van de radionuclide (oplosbaar/onoplosbaar) alsmede van de ouderdom van de persoon

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 749

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Dosislimiet De in dit reglement bepaalde maximale waarden voor de doses ten gevolge van de blootstelling van beroepshalve blootgestelde personen, leerlingen en studenten, alsook van andere personen van het publiek, aan ioniserende stralingen; ze zijn van toepassing op de som van de desbetreffende doses ten gevolge van uitwendige blootstellingen tijdens een bepaalde periode en van de volgdoses voor 50 jaar (voor kinderen tot de leeftijd van 70 jaar) ten gevolge van opnames gedurende diezelfde periode.

Ecologische infrastructuur De ecologische infrastructuur is het geheel van milieucondities en ruimtelijke factoren dat van belang is en functioneel is voor het voorkomen en de verspreiding van een soort. Eventueel kan de term uitgebreid worden naar een groep van organismen, indien voor die ganse groep van organismen dezelfde milieucondities (abiotische en biotische) en ruimtelijke factoren van belang zijn als habitateisen. De ecologische infrastructuur kan ook omschreven worden als het geheel van grote en kleine, vlakvormige, puntvormige en lijnvormige, overwegend natuurlijke elementen in een onderling landschappelijk verband, dat van belang is voor het voorkomen en de verbreiding van een soort. Onder de term worden ook de elementen gerekend die een organisme gebruikt als 'weg' tussen verschillende habitatplekken.

Ecosysteem Het geheel van biotische en abiotische elementen die het samenleven van levende organismen in een bepaald gebied kenmerken (definitie Natuurdecreet)

Het geheel van de levensgemeenschap, de relaties met het abiotische milieu en de relaties binnen de levensgemeenschap zelf wordt een ecosysteem genoemd. Een ecosysteem is als fundamentele eenheid weliswaar naar buiten toe open, maar tot op een zekere hoogte tot zelfregulatie in staat. Het kan gaan om een

ecosysteem in strikte zin (componenten die onderling hiërarchische relaties vertonen) en om een landschapsecosysteem (verschillende van die componenten gebundeld).

Effect Uitwerking op het milieu van de (deel)ingrepen van een voorgenomen activiteit.

Effectbeoordeling Waardeoordeel van de effecten die optreden ten gevolge van een geplande situatie uitgedrukt in kwalitatieve of kwantitatieve termen, zodanig dat de besluitvormer en de bevolking zich objectief kunnen inlichten over de ernst van de effecten

Effectgroep Verzameling van gelijksoortige effecten, waaraan een specifieke effectenvoorspellingsmethode gekoppeld wordt

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 849

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Effectieve dosis (E) De som van de gewogen equivalente doses in alle in bijlage II van het ARBIS vermelde lichaamsweefsels en -organen ten gevolge van inwendige en uitwendige bestraling. Zij wordt gedefinieerd door:

waarin:

DT,R de gemiddelde dosis is die door het orgaan of het weefsel T opgenomen wordt ten gevolge van de straling R;

wR de stralingsweegfactor is, en

wT de weefselweegfactor voor het weefsel of orgaan T.

De desbetreffende wT-en wR-waarden staan vermeld in bijlage II van het ARBIS. De eenheid van effectieve dosis is de sievert (Sv).

Effectieve volgdosis [E(τ)]:

De som van de equivalente volgdoses in de diverse weefsels of organen [HT(τ)] ten gevolge van een opname, vermenigvuldigd met de bijbehorende weefselweegfactor wT. Zij wordt gedefinieerd door:

waarin τ het aantal jaren aangeeft waarover wordt geïntegreerd.

De eenheid van effectieve volgdosis is de sievert.

Effectuitdrukking De meeteenheid waarin een effect uitgedrukt wordt

Effectvoorspelling Beschrijving van een toekomstige situatie rekening houdend met de aanleg, de exploitatie, de nabestemming en de afbraak van de geplande activiteit

Emissie Uitworp van stoffen of de geluidproductie van een bron of inrichting (de hoeveelheid die op een bepaald punt ontvangen wordt is de immissie)

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 949

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Equivalente dosis (HT) De geabsorbeerde dosis in een weefsel of orgaan T, gewogen voor de soort en de kwaliteit van de straling R. Zij wordt verkregen door:

waarin:

DT,R de in het weefsel of orgaan T gemiddelde geabsorbeerde dosis ten gevolge van de straling R voorstelt, en

WR de bijbehorende stralingsweegfactor is.

Wanneer het stralingsveld is samengesteld uit meerdere stralingssoorten en energieën met verschillende wR-waarden, wordt de totale equivalente dosis HT verkregen door:

De desbetreffende wR-waarden staan vermeld in bijlage II van het ARBIS. De eenheid van equivalente dosis is de sievert (Sv);

Equivalente volgdosis [HT(τ)]

De integraal over de tijd van het equivalente-dosistempo in het weefsel of orgaan T dat door een individu ten gevolge van een opname op tijdstip t0 zal worden opgelopen. Zij wordt verkregen door:

Waarin: HT(τ) het desbetreffende equivalente-dosistempo in het orgaan of weefsel T op het tijdstip τ voorstelt en τ het tijdsinterval, uitgedrukt in jaren, waarover wordt geïntegreerd.

Wanneer τ niet gespecificeerd is, wordt voor volwassenen uitgegaan van een tijdsduur van 50 jaar en voor kinderen van het aantal nog te doorlopen jaren tot de leeftijd van 70 jaar. De eenheid van equivalente volgdosis is de sievert.

Erosie Proces waarbij bodemmateriaal door de inwerking van wind of water verplaatst wordt

Externe deskundige Deskundige geselecteerd uit de lijst van erkende deskundigen die deel uitmaakt van het college van deskundigen en die het MER opstelt

Fase De opeenvolgende stadia bij de uitvoering en het functioneren van de activiteit, omvattende de aanleg-, gebruik- onderhouds- opheffings- en nabestemmingsfase

Fauna De dierenwereld (van een gebied)

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 1049

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Faunistisch Met betrekking tot de dierenwereld

Flora De plantenwereld (van een bepaalde regio)

Geabsorbeerde dosis (D) De geabsorbeerde energie per massaeenheid:

D = dЄ/dm

Waarin:

dЄ de gemiddelde energie is die door ioniserende stralingen aan de materie in een volume-element is overgedragen, en

dm de massa is van dit volume-element

Gecontroleerde zone Een zone, die om redenen van bescherming tegen ioniserende straling, aan een regeling is onderworpen en waarvan de toegang eveneens gereglementeerd is. Hierin wordt de blootstelling van het werkzame personeel gecontroleerd vanwege het mogelijk optreden van een verhoogd stralings- of besmettingsniveau

Geluidshinder Gevaar, schade of hinder als gevolg van geluid

Geplande situatie Toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het geplande project

Gewijzigde situatie Huidige situatie van het studiegebied rekening houdend met activiteiten die op korte termijn zullen uitgevoerd worden

Gezondheidsschade Het geschatte risico op een levensduurverkorting en een verminderde levenskwaliteit voor een populatie als gevolg van blootstelling aan ioniserende stralingen. Deze definitie omvat de gevolgen en de probabiliteit op gevolgen voor de levensduurverwachting en levenskwaliteit ten gevolge van zowel somatische effecten en kanker (al dan niet dodelijk), als genetische effecten in de afstamming, evenals elk ander effect dat kan worden toegeschreven aan ioniserende stralingen.

Goedkeuring Kwaliteitsbeoordeling van een opgesteld MER door toekenning van een goedkeuringsattest indien het MER volledig en juist werd bevonden en voldoet aan de gestelde inhoudseisen

Gray (Gy) De eenheid van geabsorbeerde dosis; een gray komt overeen met een joule per kilogram: 1 Gy = 1J.kg-1

Grenswaarde Beleidsmatig vastgestelde norm waarmee beoogd wordt een minimaal beschermingsniveau van systemen te garanderen

Grondwater Het water in de ondergrond dat spleten, holten en poriën vult

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 1149

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Grondwaterkwetsbaarheid Hiermee wordt aangegeven in welke mate een watervoerende laag beschermd is tegen verontreiniging s.l. vanaf het maaiveld

Grondwaterstroming De stroming van water door de poriën tussen de gronddeeltjes

Habitat Een natuurlijke habitat en/of een habitat van een soort waarbij “een natuurlijke habitat” een geheel natuurlijke of halfnatuurlijke land- of waterzone met bijzondere geografische, abiotische en biotische kenmerken is; “een habitat van een soort” een door specifieke abiotische en biotische elementen bepaald natuurlijk milieu is, waarbij de soort tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft. Hiertoe behoren ook de woongebieden van een vogelsoort, zijnde de rustplaatsen in de trekzones, de voortplantings-, broed- en foerageergebieden evenals de ruien overwinteringsgebieden. (definitie Natuurdecreet). Een niet-Natuurdecreet-definitie is de volgende: een habitat (woonplaats, leefruimte) wordt gedefinieerd als de plaats waar het organisme leeft. De habitat van een dier bestaat uit één of meerdere ecotopen waar de soort zijn levensfuncties (migreren, foerageren, rusten, schuilen, broeden,…) kan uitoefenen. Een habitat kan zowel een functioneel gedeelte van een ecotoop zijn als meerdere ecotopen geheel of gedeeltelijk omvatten. In dit laatste geval hebben de diverse ecotopen elk een andere functie t.o.v. de betreffende soort. De inhoud van deze biologische term is duidelijk ruimer te interpreteren dan de juridische term ‘habitat’ van de Habitatrichtlijn.

Habitatrichtlijn Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna

Halfwaardetijd De tijdsduur waarin de helft van de kernen van een radionuclide vervalt

Huidige situatie Actuele toestand van het studiegebied

Hoofdvoedingswater Dit is de het water dat de stoomgenerator voedt.

Immissie Concentratie op leefniveau

Indirect effect Onrechtstreeks milieueffect ten gevolge van direct effect of in hogere orde ten gevolge van een ander indirect effect

Infiltratie Is de hoeveelheid water die de bodem binnentreedt

Infiltratiesnelheid Snelheid waarmee het water vanaf het maaiveld in de bodem dringt

Ingreep Onderdeel van een activiteit

Ingreepeffectschema Lijst, schema, matrix of netwerk dat de relatie tussen de milieueffecten onderling en met de afgeleide ingrepen van de activiteit aanduidt

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 1249

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Initiatiefnemer Een natuurlijk persoon, dan wel een privaat- of publiekrechtelijk rechtspersoon, die een bepaald project wil (doen) ondernemen en daarover een besluit vraagt

Interdisciplinair Tussen de disciplines onderling

Interne deskundigen De deskundigen van het bedrijf of de organisatie of derden (voorgesteld door de initiatiefnemer), die deel uit maken van het college van deskundigen dat het MER opstelt

Invloedssfeer Ruimtelijke uitstrekking van de milieueffecten van een activiteit

Kennisgeving Kenbaar maken van het opstellen van een MER voor een m.e.r.-plichtige activiteit door de initiatiefnemer bij de bevoegde administratie (cel m.e.r.)

Kleine landschapselementen

Lijn- of puntvormige elementen met inbegrip van de bijhorende vegetaties waarvan het uitzicht, de structuur of de aard al dan niet resultaat zijn van menselijk handelen, en die deel uitmaken van de natuur zoals: bermen, bomen, [..], bronnen, dijken, graften, houtkanten, hagen, holle wegen, hoogstamboomgaarden, perceelsrandbegroeiingen, sloten, struwelen, poelen, veedrinkputten en waterlopen (definitie Natuurdecreet)

Landschap Een globaal waarneembaar deel van het landschap; het landschap is holistisch, dynamisch en relatief ten opzichte van de waarnemer

LC50 Dosis (concentratie) die 50% van de proefdieren binnen 48 uur de dood tot gevolg heeft.

Leemten in de kennis Onzekerheidsfactor inherent aan toekomstprognoses, onzekerheden inherent aan de gebruikte voorspellingsmethoden, onzekerheden ten gevolge van de huidige stand van het wetenschappelijk onderzoek, technisch moeilijk te voorspellen fenomenen, informatieleemten of m.b.t. ontbreken van gegevensoverdracht

LOCA (Loss of cooling accident): dit is een ongeval waarin de normale koeling van de kern door de primaire kring verloren gegaan is. In het ontwerp is een speciaal veiligheidsinjectiesysteem opgenomen om met dit ongeval om te kunnen gaan.

Lozingspunt Plaats waar het afvalwater in het oppervlaktewater terechtkomt

LRATP-verdrag Verdrag ter bestrijding van grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (Long-Range Transboundary Air Pollution)

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 1349

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

MAC-waarde Dit is de maximale waarde voor de concentratie van een stof in de werkomgeving. Het is gebaseerd op een blootstellingsduur van 40 jaar, een werkweek van 40 uur (8 uur/dag). Het is een waarde die specifiek rekening houdt met chronische blootstelling

M.e.r. Milieueffectrapportage

M.e.r.-plicht De verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapport voor hinderlijke en andere dan hinderlijke inrichtingen

M.e.r.-procedure Geheel van wettelijk vastgelegde stappen voor het opstellen, beoordelen en gebruiken van een milieueffectrapport

MER Milieueffectrapport

MER-deskundige Natuurlijke of rechtspersonen door de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu als deskundige voor het opstellen van een milieueffectrapport in een of meerdere disciplines ‘mens’, ‘fauna en flora’, ‘bodem’, ‘water’, ‘lucht’, ‘licht, warmte en straling’, ‘geluid en trillingen’, ‘klimaat’ en ‘monumenten en landschappen en materiële goederen in het algemeen’

Milderende maatregel Maatregelen die voorgesteld worden om nadelige milieueffecten van het geplande project te vermijden, te beperken en zo veel mogelijk te verhelpen.

Milieu De fysieke, niet-levende en levende omgeving van de mens waarmee deze in een wederkerige relatie staat

Monitoring Het uitvoeren van metingen met een bepaalde doelstelling en volgens een bepaalde strategie

Natuur De levende organismen, hun habitats, de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken en de daarmee verbonden uit zichzelf functionerende ecologische processen, ongeacht of deze al dan niet voorkomen in aansluiting op menselijk handelen, met uitsluiting van de cultuurgewassen, de landbouwdieren en de huisdieren (definitie Natuurdecreet)

Natura 2000 Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Het netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.

Omgevingsgeluid Het geluid op een gegeven plaats en op een gegeven ogenblik; dit geldt zowel in open lucht als in een gesloten ruimte

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 1449

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Open ruimte Concept uit de planologie verwijzend naar het buitenstedelijk gebied, ook aangeduid als het landelijke gebied of het rurale gebied. Het omvat gebieden met landbouwland en dorpen, met bossen woeste gronden en natuurgebieden. Open ruimte wordt hier in overdrachtelijke betekenis gebruikt; het kan dus om een gesloten landschap gaan.

Opname De activiteit van de radionucliden die door het organisme uit het omringend milieu wordt opgenomen.

Oppervlaktewater (Het oppervlaktewater) omvat al het vrij aanwezige water dat aan de oppervlakte (boven het maaiveld en/of waterbodem) voorkomt

Oppervlaktewateren (Een oppervlaktewater) is uitgebreider en omvat naast het oppervlaktewater ook bepaalde andere kenmerken van het water zoals b.v. vormgevende (of morfologische/mofometrische) kenmerken, ecologische kenmerken…

Organoleptisch Betreft de geur en smaak

Overstort Constructie om in het geval van overvloedige neerslag in een gemengd rioolstelsel het water zonder behandeling in een oppervlaktewater te lozen

Percentiel Dat is de waarde die N % van de tijd wordt gemeten over het gehele jaar

Plan of programma Een document waarin beleidsvoornemens, beleidsontwikkelingen of grootschalige overheids-, particuliere of gemengde activiteiten worden aangekondigd en dat wordt opgemaakt en vastgesteld, gewijzigd of herzien op initiatief of onder toezicht van het Vlaamse gewest, de provincies, de intercommunales, de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en/ of de gemeenten, en/ of van de federale overheid of waarvoor medefinanciering voorzien is door de Europese Gemeenschap of door het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap in het kader van de internationale samenwerking, voor zover het voorgenomen plan of programma aanzienlijke milieu of veiligheidseffecten kan hebben op het grondgebied van het Vlaamse Gewest.

PM2,5 Fijn stofdeeltjes (PM) met een aërodynamische diameter kleiner dan 2,5 µm

PM10 Fijn stofdeeltjes (PM) met een aërodynamische diameter kleiner dan 10 µm

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 1549

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Populatie Een groep organismen van dezelfde soort die niet in tijd of plaats van elkaar gescheiden zijn en dus (theoretisch) met elkaar kunnen voortplanten. De grootte van een populatie wordt geregeld door factoren als de aanwezigheid van voedsel, de aanwezigheid van predatoren, het voorkomen van ziekten en abiotische factoren als minimum en maximum temperatuur, regenval,.. De populatie van een organisme zijn alle individuen van dat organisme in een bepaald biotoop. Een stelsel van relatief kleine, naburige populaties (subpopulaties), die noodzakelijk zijn voor het langdurige voortbestaan van een soort in een bepaald gebied, wordt een metapopulatie genoemd.

Prati-index Kwaliteitsindex om de zuurstofhuishouding van verschillende wateren te vergelijken en te evalueren

Primaire kring In een PWR reactor is de primaire kring de kring die zorgt voor de rechtstreekse koeling van de kern. De functie is de warmte ontwikkeld in de kern over te brengen naar de stoomgenerator alwaar de warmte overgedragen wordt naar de secundaire kring. In een PWR-reactor wordt er met water onder druk gewerkt zodat het water ondanks een temperatuur van ongeveer 300° toch vloeibaar blijft.

Profiel Geheel van verschillende bodemlagen in een put tot 1-2 m diepte, die men langs een recht afgestoken wand kan bestuderen

Profielwijziging Verwijderen van de strooisellaag, toplaag en/of de diepere bodemlagen tijdens diepe/ondiepe uitgravingen of verstoring van de oorspronkelijke gelaagdheid van het profiel door werkzaamheden

Postevaluatiestudies De milieustudies die uitgevoerd worden in aansluiting met het besluit dat de voorgenomen activiteit uitgevoerd zal worden, met betrekking op de controle van de opgelegde milieuvoorwaarden, het controleren van de voorspelde milieueffecten en de toetsing van de efficiëntie van de milderende maatregelen

Projectgebied Het gebied waarin een voorgenomen activiteit gepland is

Projectgegevens Alle gegevens van het project die de initiatiefnemer aan de MER-deskundigen ter beschikking moet stellen

Project-MER Milieueffectrapport op het niveau van een concreet uitgewerkt project

Radioactieve besmetting Besmetting van een materiaal, een oppervlak, een omgeving of een persoon door radioactieve stoffen. In het specifieke geval van het menselijk lichaam omvat deze radioactieve besmetting zowel de uitwendige besmetting van de huid als de inwendige besmetting, ongeacht de weg waarlangs de opname geschied.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 1649

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Radioactieve stof Elke stof die één of meer radionucliden bevat waarvan de activiteit of de concentratie om redenen van stralingsbescherming niet mag worden verwaarloosd.

REACH Registratie, Evaluatie en Authorisatie van Chemische stoffen

Referentiesituatie De toestand van het studiegebied, waarnaar gerefereerd wordt in functie van de effectvoorspelling, omvattende: de huidige, gewijzigde en de gewenste situatie

Richtlijnen De door het bevoegd gezag na het vooroverleg te bepalen wenselijke inhoud van het op te stellen milieueffectrapport

Risico Het product van de kans op het optreden van een incident en het ongewenste effect van dat incident

Routinelozingen Dit zijn de radioactieve lozingen die plaats hebben wanneer de centrale in normaal bedrijf is.

Ruimtelijk uitvoeringsplan

Een Ruimtelijk Uitvoeringsplan wordt opgemaakt ter uitvoering van een ruimtelijk structuurplan, waarin het kader wordt geschetst voor de gewenste ruimtelijke structuur.

Schor Buitendijks gebied dat alleen bij uitzonderlijk hoog water overstroomt

Secundaire kring De secundaire kring heeft als functie het overbrengen van de warmte van de primaire kring naar de turbine en de tertiaire kring (alwaar het in de schelde geloosd wordt). Het water uit de primaire kring wordt naar de stoomgenerator gebracht alwaar het via dunne buisjes in contact met het water van de secundaire kring komt en zijn warmte afgeeft aan dat water. Vervolgens zal het water via de secundaire kring naar de turbine gevoerd worden alwaar via expansie de thermische energie in mechanische energie omgezet wordt en dan zal de overige warmte afgevoerd worden.

Sievert (Sv) De eenheid van de equivalente dosis en de effectieve dosis. Voor fotonen en elektronen van om het even welke energie komt één sievert overeen met één joule per kilogram:

1 Sv = 1 J.kg-1

Slikken Onbegroeide op- en aanwas van een kustgebied, die bij eb normaal droogvalt en aan de oppervlakte uit enigszins kleiig materiaal bestaat

Speciale beschermingszone

Gebied aangewezen door de Vlaamse regering in toepassing van de Vogelrichtlijn of van de Habitatrichtlijn

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 1749

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Specifiek geluid Een component van het omgevingsgeluid die kan worden toegeschreven aan een welbepaalde inrichting of aan één of meerdere geluidsbronnen van die inrichting of ten gevolge van een bepaalde verkeersinfrastructuur en, akoestisch gezien, kan geïdentificeerd worden

Stijghoogte Is de som van de plaatshoogte en de drukhoogte t.o.v. een referentievlak

Stroomafwaarts Richting van bron naar monding

Stroomopwaarts Richting van monding naar bron

Studiegebied Het gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van de milieueffecten en afhankelijk is van de invloedssfeer van de milieueffecten

Team van deskundigen Interne deskundigen van het bedrijf of de organisatie vertrouwd met de technische en organisatorische maatregelen ter voorkoming van de verstoring door het geplande project en externe deskundigen gekozen door de initiatiefnemer uit een lijst van erkende onafhankelijke specialisten.

Traditionele landschappen Landschappen die zich (meestal) traag en langdurig ontwikkelden, waardoor zowel ruimtelijk als ecologisch een harmonische integratie van de verschillende componenten van het landschap mogelijk was. Het resultaat is dat ze niet allen nauw overeenstemmen met de natuurlijke streken, maar ook over een sterke eigen identiteit beschikken

Vegetatie Ruimtelijke massa van plantenindividuen in samenhang met de plaats waar zij groeien en in de rangschikking die zij spontaan en door onderlinge concurrentie hebben ingenomen of de plantengroei zoals ze waargenomen wordt. Een samenstelling van meerdere taxa (soorten, ondersoorten, ecotypen) op een bepaalde standplaats, in min of meer bepaalde verhoudingen.

Verdamping De verdampingsflux van zowel interceptiewater als vanuit de bodem

Versnippering Het proces waarbij areaalverkleining en doorsnijding van landschappen (landschapselementen, componenten, patronen, structuren, relaties,..) optreedt

Verzadigde zone De zone onder de watertafel waar alle poriën verzadigd zijn met water

Vogelrichtlijn Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (definitie Natuurdecreet)

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 1849

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Waterhuishouding Het complex van organisatorische en technische maatregelen, nodig om de natuurlijke kringloop van het water kwantitatief en kwalitatief zodanig te beïnvloeden, dat enerzijds de schade door het water zoveel mogelijk wordt verhinderd en anderzijds van het water als natuurlijke rijkdom optimaal gebruik kan worden gemaakt

Waterkwaliteit De kwaliteit van het water kan zintuiglijk, fysisch-chemisch en biologisch worden bepaald

Waterrijke gebieden van internationale betekenis

Waterrijke gebieden die aangeduid zijn conform de Overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, opgemaakt te Ramsar op 2 februari 1971 (definitie Natuurdecreet)

Watertafel Het vlak door de punten waar het grondwater een drukhoogte gelijk aan nul heeft

WHO World Health Organization

WZI Waterzuiveringsinstallatie

ZWS Zwevende stoffen

1.2. LIJST VAN AFKORTINGEN

ALARA As Low as reasonably Achievable

AN Achtergrondnota Natuur

ARAB Algemeen reglement voor arbeidsbescherming

ARBIS Algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen

BBT / BAT Best Beschikbare Techniek / Best Available Technique

BBI Belgische Biotische Index

BPA Bijzonder Plan van Aanleg

BR Boor Recycling

BREF BAT Reference Document.

BS Belgisch staatsblad

BVR / BVE Besluit van de Vlaamse Regering / Besluit van de Vlaamse Executieve

BZV/BOD Biologisch Zuurstof Vraag/Biological Oxygen Demand

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 1949

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

CFK Gechloreerde fluor koolwaterstoffen

CZV Chemisch Zuurstof Verbruik

DABM Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

dB Decibel: maat voor de omvang van geluidenergie ofwel geluidsterkte, die de verhouding weergeeft tussen de omvang (hardheid) en de hoogte (intensiteit)

dB(A) Decibel (A-gewogen): maat voor de geluidsterkte gecorrigeerd voor de gevoeligheid van het menselijk oor

EBES Verenigde Energiebedrijven van het Scheldeland

EDF Electricité de France

EER Europees Economische Ruimte

EG/EEG Europese (Economische) Gemeenschap

ELK Enige Lozingscollector

EMEP Evaluation of the Long-range Transmission of Air Pollutants in Europe

EPA Environmental Protection Agency (Verenigde Staten)

EPK Europees Programma over de bestrijding van de Klimaatverandering

EU Europese Unie

EV Emergency Vent

FANC Federaal Agentschap voor de Nucleaire Controle

FHA Fuel Handling Accident

GDF Suez Gaz de France Suez

GEN Grote Eenheden Natuur

GENO Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling

GW Gaseous Waste

HBFK Hydrobroomfluorkoolwaterstoffen

HCFK Hydrochloorfluorkoolwaterstoffen

HEPA High Efficiency Particulate Air

HFK Hydrofluorkoolwaterstoffen

IA Instrumentation Air

ICRP International Commission on Radiological Protection

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 2049

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

IDPB Interne dienst preventie en bescherming

IHD Instandhoudingsdoelstellingen

IPPC Integrated Pollution Prevention and Control

IVON Integraal Verwervings- en Ondersteunend Netwerk

KB Koninklijk Besluit

KI Kaliumjodide

KRLW Kaderrichtlijn Water

KWS Koolwaterstoffen

LC50 Dosis (concentratie) die 50% van de proefdieren binnen 48 uur de dood tot gevolg heeft.

LOCA Loss Of Cooling Accident

M.e.r. Milieueffectrapportage

MER Milieueffectrapport

MKN Milieukwaliteitsnorm(en)

MKROS Milieuklachtenregistratie- en -opvolgingssysteem

MV Main Vent

NEC National Emission Ceiling

NKC Nationale Klimaatcommissie

NRC Nuclear regulatory Commission

PAK Polyaromatische koolwaterstoffen

PCB Polychloorbifenyl

PFK Perfluorkoolwaterstoffen

pH (Zuurtegraad van de grond) [H+] gemeten in een vloeistof die gedurende bepaalde tijd in contact is gebleven met de bodem

PIG Particles, Iodines, Gasses

PM2,5 Fijn stofdeeltjes (PM) met een aërodynamische diameter kleiner dan 2,5 µm

PM10 Fijn stofdeeltjes (PM) met een aërodynamische diameter kleiner dan 10 µm

PNEDR Predicted No Effect Dose Rate

POP Persistente Organische Polluenten

REACH Registratie, Evaluatie en Authorisatie van Chemische stoffen

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 2149

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

REG Rationeel Energiegebruik

RM Radioactiviteitsmeetketen

RQ Risicocoëfficiënt

RSV Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

RUP Een Ruimtelijk Uitvoeringsplan wordt opgemaakt ter uitvoering van een ruimtelijk structuurplan, waarin het kader wordt geschetst voor de gewenste ruimtelijke structuur.

RV Reactor Vent

SBZ Speciale beschermingszone

SBZ-H Habitatrichtlijngebied

SBZ-V Vogelrichtlijngebied

SCK Studiecentrum voor Kernenergie

SI Safety Injection

SLO Schriftelijk leefomgevingonderzoek

SP Sproei

SPDS Plant Safety Parameter Display System)

SPE Samenwerkende Vennootschap voor Productie van Elektriciteit

SWA-VR Samenwerkingsakkoord-veiligheidsrapport

SV Screening value

Team van deskundigen Interne deskundigen van het bedrijf of de organisatie vertrouwd met de technische en organisatorische maatregelen ter voorkoming van de verstoring door het geplande project en externe deskundigen gekozen door de initiatiefnemer uit een lijst van erkende onafhankelijke specialisten.

TLD Thermoluminescente Dosimeters

TOC Totale organische componenten

TOD Totale zuurstofverbruik (Total Oxygen Demand)

VEN Vlaams Ecologisch Netwerk

VLAREBO Vlaams Reglement Bodemsanering

VLAREM Vlaams Reglement Milieuvergunning

VOS Vluchtige organische stoffen

VC Ventilatie van het containment

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 2249

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

VF Ventilatie van het splijtstofgebouw

VR Veiligheidsrapport

WHO World Health Organization

WZI Waterzuiveringsinstallatie

ZWS Zwevende stoffen

1.3. LIJST VAN AFKORTINGEN VOOR DE VERSCHILLENDE EENHEDEN

Hieronder is een lijst opgenomen van de binnen de kerncentrale gebruikte afkortingen voor verschillende eenheden binnen het bedrijf en hun betekenis.

ADG Administratief gebouw

AF Hulpvoedingswater

BAR Gebouw water stoom afsluiters

BKR Bunker gebouw

CGA Centraal gebouw A

CGB Centraal gebouw B

EWG Administratief gebouw WAB

FW Voedingswater

GAR Garage

GCH Guesthouse

GCP Gebouw voor circulatiepompen

GEH Gebouw elektrische hulpdiensten

GMH Gebouw mechanische hulpdiensten

GNH Gebouw nucleaire hulpdiensten

GNH Gebouw nucleaire hulpdiensten

GNS Gebouw noodsystemen D12

GSG Gebouw opslag stoomgeneratoren

GSL Gebouw secundaire lozingen

GVD Gebouw volledige demineralisatie

GWR Gebouw waterstof recombinatoren

HCO Waterstof opslag gebouw

HCO Gebouw opslag waterstof en koolstofdioxide

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 2349

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

HUK Koeltorens hulpdiensten

HUK Koeltoren geforceerde koeling

IWP Gebouw interne waterpompen

KTR Koeltoren

KVR Terrein noodkoelvijvers

LKH Constructie toegang ondergrondse verbindingsgalerij

LKL lokaal L verzamel en meetpunt lozing industrieel afvalwater

LU Noodkoelvijvers

LZP Lozingspaviljoen

LZR   Lozingsrotonde

MAG Magazijn voor grote onderdelen

MAH Centraal magazijn

MAI Magazijn

MAZ Machinezaal

MIR Lokaal toegangscontrole ‘miridor’

MOB Magazijn opslag gasflessen en producten met gevaarlijke eigenschappen

NBK Gebouw neutralisatie

OGB Ontvangstgebouw

OVG Ondergrondse verbindingsgalerij

Q.A. Magazijn voor geklasseerde artikelen

RG Reactorgebouw

SAS Toegangslokatie voor leveringen magazijn

SCG Splijtstofcontainergebouw (opslag gebruikte nucleaire brandstof)

SOC Sociaal gebouw

SPG Splijtstoffen gebouw (opslag nieuwe nucleaire brandstof)

TGB Toegangsgebouw

WAB Water en afvalbehandeling

WGA, WGB, WGC Boogloodsen A, B en C

WGD Opslagplaats

WGH Brandweeroefenterrein

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 2449

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

WGI Opslagplaats

WGO Magazijn

WLB Gebouw toegangsas

WLC Gebouw toegangscontrole

WLF Toegangscontrole

WLG Lokaal bewaking wacht lokaal

WPG Werkplaats gebouw

WVC Opslaglokaal voor doseringen in koelwater

WVG Watervang

WVP Pompstation watervang

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 2549

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Niet-technische samenvatting

Inhoudstafel

1. PROCEDURE...........................................................................................................................................27

2. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE KERNCENTRALE DOEL......................................................27

3. JURIDISCHE RANDVOORWAARDEN...............................................................................................28

4. BESCHRIJVING VAN DE ACTIVITEITEN VAN KCD......................................................................29

4.1. ELECTRABEL KERNCENTRALE DOEL......................................................................................29

4.2. BEKNOPTE OMSCHRIJVING VAN DE WERKING VAN EEN KERNREACTOR.........................29

4.3. ALTERNATIEVEN.........................................................................................................................30

5. BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN DE REFERENTIETOESTAND..................................................31

6. BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN DE GEPLANDE TOESTAND....................................................31

7. BESTUDEERDE MILIEUEFFECTEN...................................................................................................32

7.1. WATER.........................................................................................................................................32

7.2. GELUID.........................................................................................................................................33

7.3. LUCHT..........................................................................................................................................35

7.4. BODEM.........................................................................................................................................36

7.5. FAUNA EN FLORA.......................................................................................................................38

7.6. MENS -GEZONDHEID..................................................................................................................44

7.7. LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE..................................................45

7.8. RADIOLOGISCHE IMPACT..........................................................................................................46

8. MILDERENDE MAATREGELEN.........................................................................................................46

8.1. WATER.........................................................................................................................................46

8.2. GELUID.........................................................................................................................................47

8.3. LUCHT..........................................................................................................................................47

8.4. BODEM.........................................................................................................................................47

8.5. FAUNA & FLORA..........................................................................................................................48

8.6. MENS -GEZONDHEID..................................................................................................................48

8.7. LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE..................................................48

8.8. RADIOLOGISCHE IMPACT..........................................................................................................48

9. BESLUIT..................................................................................................................................................49

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 2649

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

1. PROCEDURE

De kerncentrale in Doel wenst de hervergunning van de milieuvergunning van de kerncentrale te bekomen (volgens de gewestelijke vergunningsprocedure). Er zijn geen uitbreidingen van installaties of vermogens voorzien. Het project vereist geen hernieuwing op federaal niveau van de exploitatievergunning volgens Art. 6 van het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 20041 en de bijlage ervan lijst de categorieën van projecten op die onderworpen zijn aan de verplichting om een MER (milieueffectrapport) op te stellen. De Electrabel Kerncentrale in Doel (verder: KCD) valt binnen de categorie:

2b) Kerncentrales en andere kernreactoren, met inbegrip van de ontmanteling of buitengebruikstelling van dergelijke centrales of reactoren (met uitzondering van onderzoeksinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische kW).

Dit betekent dat een milieuvergunningsaanvraag voor de hervergunning van de activiteiten van KCD vergezeld moet zijn van een MER.

Dit MER poogt een globale beoordeling te geven van de effecten op het milieu van KCD, zodat in deze studie zowel de niet-nucleaire als de nucleaire aspecten worden onderzocht.

2. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE KERNCENTRALE DOEL

KCD ligt in Doel, een deelgemeente van de gemeente Beveren, op een bedrijventerrein dat gelegen is in het noorden van de Waaslandhaven op de Linkerscheldeoever, maar er voor de rest los van staat. Het wordt van de rest van het havengebied afgeschermd door het polderdorp Doel. Onderstaande figuur geeft de ligging van KCD aan.

1 Besluit van de Vlaamse regering d.d. 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 2749

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Figuur 2-1: Omgeving van de productiesite KCD (schaal 1:150000)

Bron: Topografische kaarten 1:50.000 van het Nationaal Geografisch Instituut Kerncentrale Doel

De bedrijfsterreinen van KCD zijn aangelegd in de jaren ’60, waarbij de toenmalige poldergronden opgehoogd werden met een laag Scheldeslib. Deze ophoging is in fase uitgevoerd en volgde voor een deel de groei die KCD heeft doorgemaakt.

Zoals gezegd kent KCD een vrij geïsoleerde ligging ten opzichte van het overige havengebied. Dit komt onder meer doordat er rond KCD een veiligheidszone van 1800 meter gedefinieerd is waarbinnen zich geen industrie mag vestigen. Het dichtstbijzijnde bedrijf bevindt zich al op meer dan 2 km van KCD, namelijk op rechteroever (chemie) en rondom het Deurganckdok (logistiek). Het bedrijfsterrein zelf wordt langs alle kanten omgeven door open ruimte, de Schelde en de polders rondom, en natuur, gevormd door de slikken en schorren op en langs de Scheldeoevers. Deze slikken en schorren en de daarmee verbonden natuurwaarden vormen natuurgebieden met een biologisch zeer waardevol karakter, doordat ze buitendijks liggen en dus onderhevig zijn aan de getijdenwerking, wat een unieke fauna en flora oplevert. Iets verderaf, op zo’n 900 meter naar het zuiden bevindt zich dan de kern van het polderdorp Doel, hoewel die niet langer ingekleurd is als woongebied. Andere woongebieden liggen al op veel grotere afstanden, zoals Lillo-Fort, Berendrecht en Zandvliet op rechteroever en Kieldrecht en Kallo op linkeroever.

3. JURIDISCHE RANDVOORWAARDEN

Volgens het gewestplan is KCD gelegen in industriegebied. De bestemming van de rondliggende gebieden is minder duidelijk en onderhevig aan verschillende planprocessen, die voornamelijk van belang zijn voor zowel de zones die als natuur moeten worden aangeduid rondom KCD, als voor het statuut van het polderdorp Doel. Met deze ruimtelijke context werd tijdens het onderzoek rekening gehouden.

Een belangrijk aspect dat we in deze context zeker moeten vermelden is dat dit project-MER focust op de effecten ten gevolge van de activiteiten opgenomen in de (milieu)vergunning van KCD. Voor cumulatieve effecten in een ruimere omgeving is een eventuele plan-MER het geëigende middel.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 2849

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Samengevat kunnen we stellen dat de Vlaremvoorwaarden van toepassing op KCD, samen met de ruimtelijke bestemming, de belangrijkste juridische randvoorwaarden omvatten.

4. BESCHRIJVING VAN DE ACTIVITEITEN VAN KCD

4.1. ELECTRABEL KERNCENTRALE DOEL

De kerncentrale in Doel wordt uitgebaat door Electrabel en bestaat uit vier productie-eenheden, die worden aangeduid als respectievelijk Doel 1, Doel 2, Doel 3 en Doel 4. Het gezamenlijk netto opgesteld vermogen bedroeg midden 2009 in totaal 2.839 MWe (megawatt elektrisch vermogen), inbegrepen de aandelen van SPE en EDF. Eind 2009 bedraagt het totaal vermogen 2.919 MWe, als gevolg van de vervanging van bepaalde onderdelen van Doel 1 en Doel 4, wat heeft geleid tot een rendementsverbetering en dus een hoger vermogen.

Naast de productie-eenheden, de reactoren, beschikt KCD uiteraard over tal van neveninstallaties om de goede en veilige werking van de centrale te garanderen.

Dit MER kadert in de hervergunning van de milieuvergunning van de kerncentrale. Er zijn geen uitbreidingen van installaties of vermogens voorzien.

4.2. BEKNOPTE OMSCHRIJVING VAN DE WERKING VAN EEN KERNREACTOR

De vier reactoren van Doel zijn van het type Pressurized Water Reactor (PWR), wat wil zeggen dat water onder hoge druk, de door een kernsplijtingsreactie ontstane warmte wegvoert van de reactoren. Dat gebeurt aan de hand van drie kringen. De werking een dergelijk type reactor is bevattelijk voorgesteld in onderstaande figuur:

Figuur 4-2: Werking van een PWR

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 2949

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Een eerste kring, ook de primaire kring genoemd (de roze kring op de figuur), is de kring waaraan de kernreactoren hun naam ontlenen. In deze kring bevindt zich het water op hoge druk. Deze hoge druk belet dat het water begint te koken door het opnemen van de vrijgekomen warmte als gevolg van de kernreactie. Het onder hoge druk opgewarmde water stroomt vanuit de reactor vervolgens naar een stoomgenerator, in wezen een warmtewisselaar, waar het water door duizenden buisjes wordt gepompt. Aan de andere zijde van deze buisjes verdampt het water van de secundaire kring tot stoom. Daarna wordt het water van de primaire kring via de primaire pompen terug naar de reactor gevoerd. De primaire kring is volledig gescheiden van de secundaire, wat moet vermijden dat eventueel aanwezige radioactieve stoffen in het secundaire deel zouden terechtkomen.

De stoom van de secundaire kring (blauwe kring op de figuur) doet een turbine en de daaraan verbonden alternator draaien. De alternator zorgt voor de opwekking van elektriciteit.

De stoom verlaat vervolgens de turbine en gaat richting condensor om er gekoeld te worden door water van de derde (tertiaire) kring (groene kring op de figuur) . Deze kring wordt gevoed door Scheldewater. De stoom uit de secundaire kring geeft zijn warmte af aan het Scheldewater uit de tertiaire kring. De stoom koelt af, condenseert tot water en gaat terug naar de stoomgeneratoren.

De koeling van het water uit de secundaire kring zorgt ervoor dat dit Scheldewater lichtjes opwarmt. Daarom wordt het eerst afgekoeld in de koeltoren vooraleer het ofwel opnieuw naar de condensor gaat of terug in de Schelde stroomt.

4.3. ALTERNATIEVEN

Een belangrijk onderdeel van een MER is het onderzoek van mogelijke alternatieven voor datgene wat de aanleiding vormt voor het opstellen van een MER.

Als er bijvoorbeeld een nieuwe installatie de reden is voor het opstellen van het MER, wordt onderzocht in hoeverre er zich hiervoor alternatieven aanbieden, zowel op technologisch vlak als op andere vlakken.

Voor bestaande installaties die niet worden uitgebreid of gewijzigd, zoals het geval is voor KCD, is het aantal alternatieven uiteraard beperkt.

Zo kan de kerncentrale niet zomaar gesloten (nulalternatief) of verplaatst (locatiealternatief) worden. Het aandeel in de Belgische elektriciteitsproductie van de kerncentrales is momenteel immers groot en kan op de korte termijn niet zomaar opgevangen worden door de binnenlandse productie2.

2 Het is belangrijk dat wordt beklemtoond dat het nulalternatief het onmiddellijk stopzetten van de kerncentrale als gevolg van het niet verlenen van een vergunning betreft en expliciet niet de kernuitstap betreft.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 3049

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Tot slot worden uitvoeringsalternatieven bestudeerd, waarin wordt nagegaan welke andere mogelijkheden bestaan voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor dit MER wordt opgesteld, in dit geval de productie van elektriciteit. Er wordt dan van uitgegaan dat de huidige productiecapaciteit van KCD opgevangen zou moeten worden door andere manieren van energieopwekking. Enerzijds kan deze capaciteit ingevuld worden met behulp van nieuwe klassieke centrales, die dan nieuw gebouwd moeten worden, aangezien er momenteel immers geen capaciteitsoverschot bestaat in België. De daarmee samenhangende emissies naar voornamelijk de lucht, zijn echter een factor die in het dichtbebouwde Vlaanderen niet zomaar verwaarloosd kan worden. Anderzijds moet vastgesteld worden dat het gebruik van alternatieve energiebronnen, zoals zonne-energie, windenergie, waterkrachtenergie of energie uit biomassa in Vlaanderen en bij uitbreiding in België momenteel niet kan instaan voor de opwekking van energie op een manier die het wegvallen van de capaciteit van de kerncentrales zou kunnen compenseren.

Op basis van voorgaande kon besloten worden dat geen van de onderzochte alternatieven een optie waren in het kader van het gevoerde onderzoek.

5. BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN DE REFERENTIETOESTAND

De huidige installaties van KCD bevinden zich op verschillende percelen met een totale oppervlakte van ongeveer 80 ha.

De kerncentrale produceert elektriciteit. Hiervoor zijn op het terrein vier productie-eenheden gelegen, met een totaal opgesteld vermogen van 2919 MWe. Daarnaast vindt men op het terrein een water- en afvalbehandelingsgebouw (WAB), de installaties voor droge opslag van gebruikte nucleaire brandstof (SCG) en een gebouw voor opslag van de oude stoomgeneratoren (GSG). Tot slot zijn er op het terrein ook twee omvangrijke koeltorens aanwezig. Het is deze toestand die als de referentiesituatie van dit MER wordt beschouwd. Het betreft de toestand van het studiegebied naar dewelke zal gerefereerd worden in het kader van effectvoorspelling. Aangezien er geen wijzigingen voorzien zijn, zal enkel deze referentietoestand worden bestudeerd.

Bij de beschrijving van de referentiesituatie zullen alle milieucompartimenten beschouwd worden. Concreet houdt dit in dat de lucht-, bodem- en grondwaterkwaliteit en het geluidsniveau worden beschreven. Ook worden de fauna & flora, oppervlaktewaterkwaliteit en monumenten en landschappen beknopt besproken. Hierin zullen kort de aanwezige natuurgebieden, monumenten en landschappen aangehaald worden. Ten slotte worden de radiologische aspecten van de referentietoestand bepaald.

6. BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN DE GEPLANDE TOESTAND

Er zijn geen wijzigingen noch uitbreidingen aan of van de bestaande installaties voorzien. De geplande toestand is dan ook gelijk aan de referentietoestand. Het is deze referentietoestand die bestudeerd zal worden.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 3149

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

7. BESTUDEERDE MILIEUEFFECTEN

7.1. WATER

Het studiegebied voor de beschrijving van de milieueffecten op de oppervlaktewaters wordt bepaald door de invloed van KCD hierop in de omgeving. KCD is gelegen aan de Schelde, waaraan het water wordt onttrokken en heeft ook enkel lozingspunten in de Schelde. KCD heeft zodoende geen invloed op andere oppervlaktewaters dan op de Schelde, waardoor het studiegebied enkel de Schelde betreft.

Om de effecten op de Schelde te bepalen, wordt in eerste instantie de bestaande toestand van deze rivier onderzocht, waarna wordt gekeken welke invloed de waterhuishouding van KCD op de Schelde heeft.

Kenmerkend voor de Schelde ter hoogte van KCD is het feit dat de rivier onderhevig is aan de getijdenwerking, waardoor het water er brak is en het debiet tijdsafhankelijk. De fysico-chemische waterkwaliteit van de Schelde en de dokken ondergaat de laatste jaren een duidelijke verbetering op het vlak van de zuurstofhuishouding en Chemische ZuurstofVraag (CZV)-gehaltes. Dit komt ook tot uiting in de meetdata voor de Prati-index, waarin een positieve tendens is waar te nemen over het laatste decennium. De gegevens over het biologisch leven (BBI) zijn ontoereikend om er een conclusie uit te trekken.

KCD gebruikt zowel leidingwater (stadswater) als water dat het onttrekt aan de Schelde. Het leidingwater wordt voornamelijk gebruikt voor sanitaire doeleinden, maar ook voor het aanmaken van gedemineraliseerd water voor de productie van stoom in de secundaire kring. Het Scheldewater wordt gebruikt als koelwater (tertiaire kring). Een deel van dit koelwater verdampt via de koeltorens, terwijl het overgrote deel teruggestort wordt in de Schelde. Een heel klein deel van het opgepompte Scheldewater wordt ook nog gebruikt voor de aanmaak van proceswater. Hemelwater wordt niet apart opgevangen of gebruikt. Dit resulteert in drie te onderscheiden waterstromen, die elk via een eigen, gescheiden leidingsysteem worden afgevoerd:

Sanitair afvalwater: dit afvalwater wordt samen met het opgevangen regenwater na zuivering geloosd in de Schelde;

Koelwater: dit is de grootse waterstroom binnen KCD. Het koelwater wordt aan de Schelde onttrokken en erna grotendeels terug in de Schelde geloosd.

Industrieel afvalwater: dit is water dat niet als koelwater noch als sanitair afvalwater gecatalogeerd kan worden. Het is afkomstig van verschillende bedrijfsprocessen. Het wordt apart opgevangen en afgevoerd en al dan niet na behandeling in de Schelde geloosd.

Voor elk van deze afvalstromen werd bepaald welke emissies ze via de lozing in de Schelde met zich meebrengen en of deze bijdrage relevant is voor de waterkwaliteit van het ontvangende water. Uit het onderzoek blijkt dat voor alle onderzochte parameters de bijdrage van KCD tot de totale vuilvracht die de Schelde vervoert steeds minder bedraagt dan 1% en dat dus gesteld kan worden dat de impact op de waterkwaliteit als verwaarloosbaar tot beperkt negatief beoordeeld kan worden. Het is zelfs zo dat het beluchtend effect van de lozing van koelwater, waardoor er meer zuurstof in het water gebracht wordt, zelfs een beperkt positief effect heeft op de Schelde.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 3249

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Een ander zeer belangrijk aspect is de parameter temperatuur. Het koelwater voert immers grote hoeveelheden warmte af naar de Schelde. Die temperatuursverhoging is van belang voor het leven in en rond het Schelde-estuarium en werd apart onderzocht. Hieruit kwam naar voor dat onder normale (gemiddelde) omstandigheden het belang van het effect van de lozing van het koelwater op de temperatuur van de Schelde duidelijk merkbaar is, maar niet significant. De invloed is immers beduidend kleiner dan de natuurlijke schommelingen. Tevens is zij beperkt in ruimte. Ook bij hogere temperaturen van het Scheldewater wordt nog voldaan aan de kwaliteitsdoelstelling. Enkel bij lozing aan de maximaal toegestane temperatuur en bij de hoogste achtergrondtemperatuur van de Schelde is er bij kentering op de Plaat van doel een temperatuurverhoging te verwachten die ertoe leidt dat de basiskwaliteitsnorm overschreden wordt en zoverre deze bij een extreme hitte van toepassing blijft.

7.2. GELUID

Voor het opstellen van dit MER werd enerzijds gesteund op de immissiemetingen, en anderzijds op een akoestisch overdrachtsmodel.

Er werd gedurende 3 weken continu en simultaan gemeten op 3 meetpunten, één in het noorden op de perceelsgrens, twee andere op ongeveer 200 m van de terreingrens. In de woonkern Lillo, zuidoostelijk gelegen aan de overkant van de Schelde op een afstand van 2,5 à 3 km van KCD, werden geen immissiemetingen uitgevoerd. De afstand tussen de installaties en deze woonkern is te groot om nog een specifiek geluid te kunnen bepalen voor KCD. Via het overdrachtsmodel wordt een inschatting gemaakt van het specifiek geluid in Lillo.

Van de relevante, buiten gelegen bronnen werd het geluidsvermogenniveau opgemeten, waarmee, samen met de relevante omgevingsparameters, het akoestisch overdrachtsmodel werd opgesteld om het specifiek geluid in de omgeving tot op minimum 200 m afstand van de terreingrens van KCD te bepalen. De berekeningen in dit model werden uitgevoerd in 1/3 octaafbanden. Er werd rekening gehouden met de geometrische uitbreiding, de luchtabsorptie, mogelijke relevante schermeffecten en reflecties van de gebouwen van het bedrijf, en de invloed van de bodem.

Het oorspronkelijk omgevingsgeluid (t.t.z. het omgevingsgeluid vóór de exploitatie van KCD) is niet gekend en gezien de continue werking van de inrichting ook niet meer meetbaar. Het zal per definitie kleiner of gelijk zijn dan het totale omgevingsgeluid van de referentiesituatie.

Het studiegebied werd beperkt tot op 200 m van de terreingrens. De meest nabijgelegen woningen zijn ter informatie ook opgenomen in de lijst met referentiepunten. Bovendien wordt ook een inschatting gegeven van het specifiek geluid ter hoogte van de woonkern te Lillo, en van de dichtst bij gelegen woningen op Nederlands grondgebied.

Voor de bepaling van de referentiesituatie werd er op 3 meetpunten, gedurende 3 weken continu en simultaan gemeten totdat er voldoende representatieve meetgegevens ter beschikking waren voor de meewindsituatie, dus met een windrichting van KCD naar het meetpunt in kwestie. Er is geen verschil tussen de productievoorwaarden overdag en ’s nachts en dus ook niet tussen de geluidsemissies. Enkel de meest kritische periode, dus de nachtperiode, werd bij de uiteindelijke analyse in beschouwing genomen. Tijdens de metingen werd vastgesteld dat op de drie referentiepunten in de onmiddellijke nabijheid van de activiteiten van KCD de milieukwaliteitsnorm voor de nacht, die 45 dB(A) bedraagt, telkens werd overschreden, met de grootste overschrijding aan de noordgrens van KCD, langs de Schelde.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 3349

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Het geluid dat geproduceerd wordt door KCD kan opgedeeld worden volgens de twee bronnen die het geluid produceren. Aan de ene kant zijn de continue bronnen, eigenlijk de gewone werking van KCD, en aan de andere kant de niet-continue bronnen. Tot deze laatste groep behoren onder meer de noodgroepen, die slechts periodiek getest worden en dus telkens maar een beperkte tijd draaien. Het totale geluidsvermogen van de continue bronnen van KCD bedraagt 123,4 dB(A). Het geheel van de discontinue bronnen vertegenwoordigt een geluidsvermogenniveau van 128,9 dB(A), waarvan echter onder normale omstandigheden slechts een beperkt deel gedurende een beperkte tijd, en niet-simultaan, in werking is.

Voor de bepaling van de effecten van dit geproduceerde geluid op de omgeving wordt op basis van de metingen en via een overdrachtsmodel het specifiek geluid berekend op verschillende referentiepunten in de omgeving. Het specifiek geluid van de continue bronnen van KCD wordt getoetst aan de voorwaarden voor een bestaande klasse 1-inrichting van VLAREM II.

Algemeen kan gesteld worden dat het specifiek geluid van de continue bronnen van KCD naar het zuiden, westen en noorden, daar waar nog enige bewoning is, voldoet aan de richtwaarde. Er is echter een ernstige overschrijding van de richtwaarde, tot meer dan 10 dB(A), in het oosten, en dus in het aldaar gelegen natuurgebied langs de Schelde. De bijdrage van KCD tot het omgevingsgeluid ter hoogte van de woonkern Lillo blijft veruit lager dan 35 dB(A), en zal verwaarloosbaar zijn ten opzichte van de rest van het te verwachten omgevingsgeluid.

De 21 noodgroepen die regelmatig individueel opgestart worden voor onderhoud en/of maandelijkse testen zijn tijdens deze testen wel gemiddeld meer dan een 10% van de dagperiode in werking, en zijn dus eigenlijk te beschouwen als ‘continue bronnen. Ze zijn echter nooit gelijktijdig in werking, tenzij uiteraard in een noodtoestand. Er zal een gemiddelde, tijdsgewogen, impact bepaald worden, én een maximale impact.

Op basis van de verstrekte gegevens leiden we af dat er enkel overdag wordt getest. Er van uitgaande dat er 220 werkdagen zijn in een jaar, en 12 uur in een dagperiode werd de daggemiddelde werkingsduur bepaald per nooddiesel. In combinatie met het berekend specifiek geluid van elke individuele nooddiesel werd de tijdsgewogen bijdrage van deze nooddiesel bepaald. De logaritmische som van al deze individuele bijdragen geeft dan het gemiddeld specifiek geluid van het geheel van deze niet-continue noodinstallaties van KCD ter hoogte van de beschouwde referentiepunten. Dit ‘tijdsgewogen totaal specifiek geluid’ van de niet-continue bronnen blijft op alle referentiepunten ruimschoots onder het specifiek geluid van de continue bronnen.

Het totaal specifiek geluid, dus de tijdsgewogen som van continue en niet-continue bronnen, blijft overdag onder de richtwaarde, behalve voor IP 8 en IP 9, gelegen in het natuurgebied op 200m van de terreingrens in het oosten en noordoosten. Hier overschrijdt dit ‘tijdsgewogen totaal specifiek geluid’ de richtwaarde overdag met 2 tot 6 dB(A).

Er kan echter nog een andere afweging gemaakt worden. Het testen van een nooddiesel duurt immers minstens 1u, en uit de analyse van de draaiuren voor 2007 blijkt dat gemiddeld gedurende 2u30 per dag één of andere diesel in werking is. Bijgevolg dient, tijdens deze testperiode, de nooddiesel strikt genomen als continu te worden beschouwd. Gedurende het in werking zijn van een nooddiesel is het totaal specifiek geluid van KCD bijgevolg de logaritmische som van het specifiek geluid van de continue bronnen en het specifiek geluid van de diesel in kwestie en dient dit getoetst te worden aan de richtwaarde voor continu geluid. Het worst-case scenario per referentiepunt wordt beschouwd, dus het specifiek geluid van de nooddiesel met de hoogste impact op dit referentiepunt. Ter hoogte van de zuidelijke punten zullen namelijk andere nooddiesels verantwoordelijk zijn voor de maximale bijdrage dan op de noordelijke punten.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 3449

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Dit ‘maximaal totaal specifiek geluid’ van een nooddiesel overstijgt op verschillende referentiepunten het specifiek geluid van de continue bronnen, en dit tot 6 dB(A), voornamelijk in het westen en noorden. Dit betekent dat het geluidsniveau op dat punt tot 5 maal hoger kan liggen dan tijdens normale continue productieomstandigheden, dus zonder het testen van de diesels. Gezien deze installaties echter slechts overdag in werking zijn dient er getoetst te worden aan de richtwaarde overdag, zijnde 50 dB(A).

De som van het maximaal specifiek geluid van een nooddiesel en van het geheel van de continue bronnen, overschrijdt de richtwaarde van 50 dB(A) overdag in het noordoosten en oosten, dus in het natuurgebied, met 4 tot 6 dB(A).

Het grootste verschil tussen de invloed van de niet-continue tegenover de continue bronnen vindt men echter in het westen, namelijk 3,5 dB op 200 m van de perceelsgrens, en zelfs 5,5 à 6 dB respectievelijk ter hoogte van de dichtst bijgelegen woning en IP C.

Het voorgaande houdt enkel rekening met de werking van de diesels overdag, zoals af te leiden is uit de ons verstrekte gegevens. Indien de diesels echter toch gedurende de avond of de nachtperiode in werking zouden zijn, zou hun eigen specifiek geluid de richtwaarde voor avond- en nachtperiode overschrijden, en dit tot 6 dB(A), ter hoogte van alle referentiepunten, behalve in het zuiden en zuidwesten.

Tenslotte kan het geluid van de niet-continue bronnen als incidenteel geluid getoetst worden aan de desbetreffende richtwaarden van 65 dB(A) overdag en 55 dB(A) ’s avonds en ’s nachts. Deze richtwaarden voor het incidenteel geluid worden nergens overschreden.

Voor wat betreft mogelijke grensoverschrijdende effecten kan er aangenomen worden dat KCD geen verhoging van het omgevingsgeluid ter hoogte van de beschouwde woningen in Nederland zal veroorzaken.

7.3. LUCHT

In de discipline lucht worden alle parameters onderzocht die in de lucht worden geloosd (emissie), zich verspreiden (dispersie) en de gevolgen daarvan op de omgeving (immissie, hinder…). Daaraan gekoppeld wordt in deze discipline ook besproken op welke manier met energie wordt omgegaan, omwille van de impact die het opwekken van energie heeft op de luchtkwaliteit.

Er zijn verschillende soorten emissies te onderscheiden bij KCD:

de emissies van de verschillende verbrandingsinstallaties die werken op gasolie, zoals stoomketels, noodgroepen en verwarmingsinstallaties. De emissies bestaan voornamelijk uit stikstofoxiden, koolstofmonoxide en koolstofdioxide;

de emissies als gevolg van de opslag van gevaarlijke producten;

de emissie van een waterdamppluim uit de koeltorens van KCD.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 3549

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Bij KCD betreffen de geleide emissies de emissies afkomstig uit verschillende verbrandingsinstallaties: hulpstoomketels, noodgroepen en verwarmingsinstallaties. Hulpstoom is noodzakelijk voor de goede werking van de eenheden. De hulpstoom wordt in normale omstandigheden geleverd door de eenheden. Indien dit niet mogelijk is, nemen 2 hulpstoomketels de functie over. Noodgroepen op gasolie voorzien de veiligheid-, nood- en hulpinstallaties van een verzekerde elektrische voeding in het geval de externe elektrische voeding niet beschikbaar is. Onder normale omstandigheden zijn deze installaties niet in werking. Ze worden wel periodiek getest om hun beschikbaarheid te testen. De draaiuren van al die installaties zijn dan ook beperkt en als gevolg hun uitstoot ook.

Niet-geleide emissies kunnen worden geassocieerd met verschillende tanks waarin stoffen met een hoge dampspanning opgeslagen worden.

Ten slotte is er de emissie van de waterdamppluim van de koeltorens. Op zich betreft het gewoon de uitstoot van waterdamp. In deze pluim kunnen echter, alhoewel dat zoveel mogelijk wordt tegengegaan, kleine waterdruppels meegevoerd worden, die, door het gebruik van brak Scheldewater, zout zijn. Als die in de omgeving neerkomen zou dit theoretisch kunnen leiden tot zoutneerslag en verzilting van de omgeving.

Alle emissies werden in kaart gebracht. Daaruit is gebleken dat geen enkele parameter moest worden weerhouden voor verdere analyse, op basis van een toetsing van de drempelwaarden en de impact op de luchtkwaliteit in de omgeving. Daarmee samenhangend kon ook gesteld worden dat er zich geen problemen voordoen met betrekking tot geurhinder.

Met betrekking tot het aspect energie is KCD verplicht een energieplan op te stellen in het kader van de hervergunningsprocedure. Dit rapport moet beschrijven of op voldoende efficiënte wijze met energie omgesprongen wordt en wat mogelijke verbetervoorstellen hiervoor zouden kunnen zijn.

7.4. BODEM

De terreinen waarop de kerncentrale gelegen is, situeren zich op Linkeroever en werden tussen de jaren ’60 en ’90, globaal gezien, in 4 verschillende fases opgehoogd met baggerspecie uit de Schelde, bovenop de toenmalige poldergronden. De baggerspecie werd aangebracht tussen dijken, die ofwel reeds bestonden of met dit doel werden aangelegd. Deze dijken zijn niet volledig ondoordringbaar, zodat een fatsoenlijke afwatering van de terreinen gegarandeerd kon worden.

De ophoging, met een gemiddelde dikte tussen de 5 en 6 m, is voornamelijk zandig van samenstelling. Daaronder bevinden zich de onverstoorde, oorspronkelijke poldergronden, die gevormd werden door afzettingen van de Schelde. Die poldergronden zijn voornamelijk lemig en kleiig van aard en gaan langzaamaan over naar een meer zandige samenstelling. Daaronder volgen dikke zandpakketten uit respectievelijk de formaties van Lillo, Kattendijk en Berchem. Het geheel wordt langs onder afgesloten door het ondoordringbare kleipakket van de formatie van Boom.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 3649

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Het zandige pakket tussen de kleiige poldergrond en het kleipakket van de formatie van Boom wordt beschouwd als watervoerend. De grondwaterstroming op het terrein wordt sterk beïnvloed door de aanwezigheid van de Schelde (getijdenwerking). Globaal is deze grondwaterstroming noordoostelijk gericht, dus in de richting van de Schelde. Doordat de ophoging tussen dijken gebeurde, is de grondwaterstroming lokaal vertekend. Het grondwater zelf wordt in de opgehoogde zones aangetroffen op een diepte tussen 4 en 6 m onder het maaiveld. Het is verzilt door de aanwezigheid van de Schelde, wat het ongeschikt maakt voor gebruik als drinkwater, koelwater of voedingswater voor stoomketels. KCD beschikt dan ook niet over eigen grondwaterwinningen, noch worden die aangetroffen in de onmiddellijke omgeving.

De verschillende percelen waarop KCD zijn voornaamste activiteiten uitoefent, hebben reeds het onderwerp uit gemaakt van door de Vlaamse regelgeving verplichte oriënterende bodemonderzoeken. Voor bepaalde percelen werd als gevolg van het aantreffen van polluenten in de bodem of het grondwater zelfs een daaropvolgend beschrijvend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de percelen 562Z, 471N2, 471G2, 471F2, 471P2, 471H2 (deze percelen vormen omzeggens het hele bedrijfsterrein) opgenomen zijn in het grondeninformatieregister van de OVAM als gevolg van de aanwezigheid van verschillende verontreinigingen. Elk van deze verontreinigingen is aangeduid als historisch. Sommige concentraties kunnen gekoppeld worden aan de activiteiten van KCD, andere niet. De verontreiniging met arseen wordt beschouwd als een historische verontreiniging afkomstig van de opgespoten zanden, die algemeen in de Antwerpse haven worden aangetroffen. Daarnaast is er de natuurlijke verzilting van het grondwater. Uit de uitgevoerde oriënterende en beschrijvende bodemonderzoeken blijkt dat aan de aanwezige verontreinigingen geen ernstige bedreiging verbonden is. Verder onderzoek is dan ook niet nodig gebleken. Natuurlijk blijven de activiteiten van KCD gebonden aan de periodieke bodemonderzoeksplicht.

Hierna volgt een beknopte opsomming van enkele belangrijke bodem- en grondwaterbeschermingsmaatregelen:

Alle bovengrondse opslagtanks op het terrein zijn voorzien van een inkuiping. De ondergrondse tanks op het terrein zijn dubbelwandig. De ondergrondse tanks bezitten bijkomend een lekdetectiesysteem.

De opslag van gevaarlijke producten situeert zich op afzonderlijke locaties en gebeurt eveneens met de nodige voorzorgsmaatregelen (inkuipingen).

In het containerpark gebeurt enkel opslag van niet-gevaarlijke afvalstoffen. Het gaat hierbij uitsluitend om vaste afvalstoffen. De opslag gebeurt in containers en op een verharde ondergrond.

Het ‘bluswater’ dat vrijkomt tijdens de brandweeroefeningen, wordt opgevangen via de interne bedrijfsriolering.

De transformatoren zijn voorzien van een drainagesysteem. Bij eventuele lekken wordt koelolie die bij de ‘natte’ transformatoren kan vrijkomen, opgevangen in een ondergrondse lekbak.

KCD heeft interventiemateriaal ter plaatse, wat er voor zorgt dat er gemakkelijk ingegrepen kan worden indien er zich een incident voordoet.

Als er zich een incident voordoet, wordt onmiddellijk een onderzoek van de bodem ingesteld en desgevallend wordt de verontreiniging gekwantificeerd, beoordeeld op risico en verwijderd.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 3749

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

De activiteiten van KCD wijzigen niet, noch worden ze uitgebreid. Wijziging van de toestand van de bodem, noch naar gebruik, noch naar geschiktheid toe, is dan ook niet te verwachten. Incidenten die een impact hebben op bodem- en grondwater zijn echter nooit uit te sluiten. In dit geval bestaat de kans dat er een significant effect op de bodem- en grondwaterkwaliteit zich voordoet, in die zin dat een dergelijk incident kan leiden tot aanwijzingen dat de verontreiniging in de bodem en in het grondwater de bodemsaneringsnormen overschrijdt of dat dreigt te doen, waardoor de uitvoering van een bodemonderzoek en de mogelijk daaropvolgende sanering zich zal opdringen. Momenteel is KCD echter uitgerust met zowel technische als organisatorische maatregelen om mogelijke verontreiniging zo veel mogelijk te verhinderen.

7.5. FAUNA EN FLORA

Het bedrijfsterrein van KCD is omgeven door wettelijk beschermde natuurgebieden. Op Europees niveau betreft het het Vogelrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’ en het Habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent (Figuur 7-3). Bovendien zijn er tal van verschillende extra natuurgebieden aangeduid in de directe omgeving van KCD ter compensatie van de natuurgebieden die verdwenen zijn ten gevolge van de bouw van het Deurganckdok in de Antwerpse haven. Het betreft de compensatiegebieden het Paardenschor, Doelpolder Noord en Brakke Kreek (Figuur 7-4).

Op Vlaams niveau zijn in feite dezelfde gebieden van het Habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent’ tevens afgebakend als Grote Eenheden Natuur (GEN, VEN) onder de benaming ‘De slikken en schorren langsheen de Schelde’ (Figuur 7-5).

Er bevinden zich geen Vlaamse natuurreservaten in de omgeving van KCD maar wel vier erkende natuurreservaten, met name het Galgeschoor, het Schor Ouden Doel, het Groot Buitenschoor en De Kuifeend (Figuur 7-5). De eerste drie reservaten zijn sinds september 1984 tevens afgebakend als Ramsargebieden of m.a.w. als watergebieden die van internationale betekenis zijn.

Figuur 7-3: Speciale beschermingsgebieden in de omgeving van KCD (schaal 1: 160.000)

Bron: http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/natura2000/

Kerncentrale Doel

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 3849

Schorren en polders van de Beneden-Schelde

Schelde- en Durmeëstuarium van de

Nederlandse grens tot Gent

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Figuur 7-4: Compensatiegebieden en Hedwige-Prosperpolder in de directe omgeving van KCD (schaal

1:110.000)

 Bron: http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/kleurenortho/

Kerncentrale Doel

Figuur 7-5: VEN- en IVON-gebieden en erkende natuurreservaten in de omgeving van KCD (schaal 1:

160.000)

Bron: http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/ven/

Kerncentrale Doel

Ten slotte zijn er in de directe omgeving van KCD verschillende broed- en pleisterplaatsen afgebakend (zie Figuur 7-6). Vogeltrekroutes vermijden de site van KCD op zich maar rondom de site is het een druk verkeer van slaap-, voedsel- en seizoentrek.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 3949

Slikken en Schorren langsheen de Schelde

De Kuifeend

Groot Buitenschoor

Galgeschoor

Schor Ouden Doel

Doelpolder-Noord

Paardenschor

Brakke Kreek

Hedwige-Prosperpolder

Schor Ouden Doel

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Figuur 7-6: Belangrijke broed- en pleistergebieden in de omgeving van KCD (schaal 1:155.000)

Bron: http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/vogelatlas/

Kerncentrale Doel

In het MER wordt een beknopte omschrijving (oppervlakte, beschermingsstatus, ontstaansgeschiedenis, ontwikkeling, aanwezige biotopen,..) gegeven van de voornaamste natuurgebieden in de directe omgeving van KCD zijnde de natuurreservaten het Galgeschoor, het Schor Ouden Doel en het Groot Buitenschoor, de compensatiegebieden het Paardenschor, Doelpolder-Noord en Brakke Kreek en het intergetijdengebied Herwige-Prosperpolder dat aangelegd wordt in het kader van Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium (zie Figuur 7-4). Deze Ontwikkelingsschets geeft aan welke projecten en maatregelen moeten worden gerealiseerd om de Schelde in 2010 veiliger, toegankelijker en natuurlijker te maken.

Vervolgens wordt de fauna en flora actueel aanwezig in bovenstaande natuurgebieden gedetailleerd besproken in het MER. De groepen die aan bod komen zijn vegetatie, vogels, zoogdieren, amfibieën, ongewervelden en vissen. Aangezien de Hertogin Hedwigepolder nog volop in aanleg is met onder meer de verwijdering van de aanwezige plantengroei, de aanleg van werfwegen en de aanvoer van grote massa’s zand is het op dit moment veeleer een verstoord gebied en is daarom niet verder besproken. Echter, eenmaal de inrichting gefinaliseerd is, zal het intergetijdengebied ontwikkelen als een brakwaterschor met habitats en soorten vergelijkbaar met die van het Paardenschor en het Schor Ouden Doel.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 4049

Beveren Linkeroever

Polders

Groot Buitenschoor

Galgeschoor

Zeeschelde Nederlandse Grens - Lillo

Linkeroever

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Voor het Habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent‘, het Vogelrichtlijngebied ‘Beneden-Schelde: schorren en polders op de rechter- en linkeroever’ en het Ramsargebied ‘Paardenschor, Groot Buitenschoor en Galgenschoor’ zijn instandhoudingdoelstellingen opgesteld. In 2005 werden ook instandhoudingsdoelstellingen opgesteld voor het Schelde-estuarium. Deze instandhoudingsdoelstellingen geven aan welke natuurwaarden aanwezig moeten zijn opdat het gebied in een goede staat van instandhouding zou verkeren. Deze instandhoudingsdoelstellingen worden geformuleerd onder de vorm van kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen. Voorbeelden van kwantitatieve doelstellingen voor de betrokken natuurgebieden en hun habitattypes is hun uitbreiding tot welbepaalde oppervlaktes en het bekomen van stabiele populaties, uitgedrukt in termen van noodzakelijke aantallen broedparen voor de broedende soorten en waargenomen jaarmaxima voor de niet-broedende soorten. Kwalitatieve doelstellingen voor de betrokken natuurgebieden betreffen maatregelen en acties om binnen de beschikbare ruimte de habitattypes kwalitatief zo goed mogelijk te ontwikkelen.

Voor het Galgeschoor en het Groot Buitenschoor worden momenteel de instandhoudingsdoelstellingen grotendeels gehaald. Voor de andere natuurgebieden is dat nog niet het geval. Hiertoe zijn de afbakening en de ontwikkeling van bijkomende natuurgebieden nodig.

In het onderzoek naar mogelijke effecten van KCD op de fauna en flora in de directe omgeving, zijn effecten van verzuring en eutrofiëring, van rustverstoring, van watercaptatie op biota in de Schelde en van ecotoopverlies in en langs de Schelde nader onderzocht.

Met eutrofiëring wordt de natuurlijke en door de mens veroorzaakte verhoging van de beschikbaarheid van voedingsstoffen in bodem, water en lucht bedoeld. Het betreft voornamelijk de voedingsstoffen stikstof, fosfaat en kalium. De uitstoot in de lucht van NOX door KCD kan hiertoe aan zeer beperkt bijdragen.

Verzuring is de directe of indirecte afname van het neutralisatievermogen van bodem of water als gevolg van de aanvoer van bepaalde stoffen via de lucht of het water. Dit resulteert op korte of lange termijn in een daling van de zuurtegraad. De uitstoot in de lucht van NOX en SO2 door KCD kunnen bijdragen aan de verzurende depositie in de omgeving.

In de discipline Lucht werd echter geen enkele luchtverontreinigende stof weerhouden voor verdere analyse. Immers de uitstoot in de lucht van NOX en SO2 komen zeer periodiek en slechts kortstondig voor en het gaat om zeer beperkte hoeveelheden van deze emissiecomponenten.

In de discipline Geluid is men tot de vaststelling gekomen dat het geluid dat KCD produceert leidt tot de overschrijding van bepaalde richtwaarden ter hoogte van een vogel- en habitatrichtlijngebied grenzend in het noordoosten en in het oosten aan het bedrijfsterrein van KCD. De geluidsproductie wordt er beoordeeld als significant negatief tot zelfs onaanvaardbaar.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 4149

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Het effect van geluidsoverlast op fauna is tot op heden zeer beperkt onderzocht. Het meeste onderzoek hieromtrent in het verleden is gebeurd inzake de invloed van geluidshinder van autowegen op vogels. De onderzoeksresultaten zijn echter niet eenduidig. Het lijkt erop dat geluidshinder ten gevolge van wegverkeer niet steeds een negatief effect uitoefent op vogels in het algemeen. Bepaalde soorten zijn gevoeliger dan andere en mogelijk is het effect gerelateerd aan andere parameters zoals geschikte voedselhabitats, gebrek aan geschikte broedplaatsen, enz. Op basis van de beschikbare gegevens en waarnemingen van vogels voor de beïnvloedde strook slikken en schorren ter hoogte van KCD, kan niet afgeleid worden of vogels deze zone vermijden omwille van de geluidsintensiteit ter plaatse. Niettegenstaande betreft het vogel- en habitatrichtlijngebied waarvoor strenge geluidsnormen en belangrijke Europese instandhoudingsdoelstellingen van kracht zijn. Onderzoek in de Passende Beoordeling, in bijlage toegevoegd aan dit MER, toont echter aan dat deze instandhoudingsdoelstellingen niet in het gedrang komen ten gevolge van rustverstoring.

Zoals eerder aangehaald, onttrekt KCD water van de Schelde voor koeling. Echter bij het onttrekken van water uit de Schelde, zouden er ook tal van vissen en kreeftachtigen terecht kunnen komen in het koelwatercircuit met hun dood tot gevolg. KCD heeft echter verschillende maatregelen genomen om dit te vermijden. Maatregelen bestaan uit een visafweersysteem aan de watervang op basis van geluid dat de vissen verjaagt die daardoor wegblijven van de watervang, een visvriendelijk filtersysteem en de installatie van een afvoergoot.

Het koelwater dat na gebruik terug geloosd wordt, heeft een hogere temperatuur dan het Scheldewater. Temperatuur en saliniteit (zoutgehalte) vormen primaire abiotische parameters die de overleving, activiteit en verspreiding van mariene organismen bepalen 3,4. Temperatuur beïnvloedt op die manier het ganse ecosysteem omdat het allerlei ecologische processen controleert: overlevingskansen van larvale stadia en adulten, ontwikkeling van eieren of andere propagules, vrijkomen van propagules, groei, voedselbeschikbaarheid, enz.

Temperatuursverhoging kan tevens leiden tot indirecte effecten. Zo is het zuurstofgehalte in water omgekeerd evenredig met de watertemperatuur, waardoor er in water met een hogere temperatuur minder opgelost zuurstof kan zitten. Daarnaast speelt saliniteit ook nog een belangrijke rol in de oplosbaarheid van zuurstof. Hoe hoger de saliniteit, hoe lager de oplosbaarheid van zuurstof. Daar de saliniteit in de Schelde ter hoogte van KCD eerder rond 5-18 g/l bedraagt, mag verwacht worden dat de minimale oplosbaarheid van zuurstof bij 33°C nog minstens 6 mg/l bedraagt.

3 Kinne, O (1964) The effects of temperature and salinity on marine and brackish water animals: II. Salinity and temperature salinity combinations. Oceanogr Mar Biol Annu Rev 2: 281-339.

4 Orton, J.H. (1920) Sea-temperature, breeding and distribution in marine animals. 339-365.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 4249

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

De verhoogde temperatuur kan ook een effect hebben op de microbiële afbraak van het aanwezige organische materiaal, wat een extra zuurstoftekort kan teweegbrengen. Wetenschappelijk onderzoek is echter niet eenduidig daaromtrent5,6 en gezien deze degradatie bovendien hoofdzakelijk plaatsvindt in het sediment dat wellicht weinig (en zeer lokaal) onderhevig is aan de temperatuursstijging, zal dit effect kunnen verwaarloosd worden. Bovendien gebeurt er ook een aanrijking aan zuurstof tijdens het koelproces in de kerncentrale, waardoor deze indirecte effecten op de zuurstofconcentratie als gevolg van beperktere oplosbaarheid van zuurstof en microbiële afbraak worden gecompenseerd in de Schelde en verwaarloosd kunnen worden.

De effectbeoordeling gaat dus voornamelijk in op de directe effecten van temperatuursverhoging.

Bij het lozen van koelwater ontstaat in het oppervlaktewater een thermische pluim. Vlakbij het lozingspunt heeft deze pluim eenzelfde temperatuur als het geloosde koelwater. Door de aanwezige stroming en vermenging met het ontvangende oppervlaktewater, neemt de temperatuur echter relatief snel af.

In het onderzoek naar de effecten ten gevolge van de temperatuursverandering werden er geen significante effecten gevonden noch in de verschillende onderzochte gemeenschappen, noch bij de verschillende beschouwde Scheldewatertemperaturen. Kort samengevat kan er gesteld worden dat enkel in zeer warme periodes en vooral bij doodtij een lokaal en tijdelijk effect zal zijn op de meest gevoelige vissoorten. Omwille van het feit dat deze extreem warme periodes zich slechts beperkt in tijd voordoen en de zone waar de temperatuur hoger dan 28°C is, beperkt in oppervlakte is t.o.v. de volledige brakwaterzone van het Schelde-estuarium, wordt het effect op de verschillende gemeenschappen als gering negatief beoordeeld.

Ten slotte is uit de discipline Water gebleken dat de invloed van de lozing van het sanitair en industrieel afvalwater op de Schelde beperkt zal zijn. Immers, de lozing van het sanitair en industrieel afvalwater in 2007 was goed voor 0,01% van de netto afvoer van de Schelde ter hoogte van KCD.

Wat de lozing van het grote debiet aan koelwater betreft, werd binnen de discipline Water ook gekeken naar de aanwezigheid van residueel chloor in het effluent. Aan het koelwater wordt namelijk natriumhypochloriet toegevoegd ter preventie van biofouling. Biofouling is het proces waarbij voornamelijk sessiele organismen, zoals oesters, mossels, enz zich gaan vasthechten op de in- en uitlaatleidingen van onder meer koelwatersystemen. Het toevoegen van hypochloriet moet deze biofouling tegengaan.

Metingen aan de uitlaat van het koelwatersysteem tonen aan dat er geen residueel chloor meer aanwezig is in het geloosde koelwater. Bijgevolg worden er geen ecotoxicologische effecten verwacht als gevolg van de lozing van hypochloriet.

5 Thamdrub B. and S. Fleisher (1998) Temperature dependence of oxygen respiration, nitrogen mineralization, and nitrification in Arctic sediments . Aquatic Microbial Ecology 15: 191-199

6 Arnosti C., B.B. Jorgensen, J. Sagemann and B. Thamdrup (1998). Temperature dependence of microbiological degradation of organic matter in marine sediments: polysaccharide hydrolysis, oxygen consumption and sulphate reduction. Marine Ecology Progress Series 165: 59-70.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 4349

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

7.6. MENS -GEZONDHEID

In deze discipline wordt gekeken welke effecten de activiteiten van KCD hebben op de mensen die in de omgeving wonen.

Er zijn weinig klassieke parameters (niet-nucleair) waarvan verwacht worden dat ze een significante invloed hebben op de mens. Zo worden de aspecten geurhinder en de verspreiding van legionella via de koeltorens als beheerst beoordeeld.

Een uitzondering daarop vormt het geluid dat door KCD geproduceerd wordt. Alhoewel het eerste woongebied gelegen is op meer 2,5 km, bevinden zich her en der in de polders geïsoleerde woningen op afstanden die veel kleiner zijn. In totaal is rekening gehouden met vier huizen rondom KCD, waarvan het eerste zich op een afstand van ongeveer 400 meter bevindt, terwijl het vierde huis zich al op een afstand van meer dan 900 meter bevindt.

De activiteiten van KCD hebben ten opzichte van de meest dichtstbijzijnde woningen (3) een negatieve impact op het geluidsklimaat, wat wil zeggen dat de activiteiten van KCD hier identificeerbaar hoorbaar zijn. Voor de vierde woning, die zich op iets minder dan 1000 meter ten noorden van de centrale bevindt is er geen significant effect meer.

Voor de continue bronnen, eenvoudig gezegd de algemene werking van de centrale, bedraagt het totale geluidsniveau ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen 46,8 dB(A). De richtwaarden voor zowel ’s avonds als ’s nachts (45 dB(A)) worden daarmee overschreden, voor de situatie overdag (50 dB(A)) is dat niet het geval. Daarnaast zijn er tal van niet-continue geluidsbronnen aanwezig, zoals de noodgroepen. Deze draaien in de praktijk wel enkel overdag. Dit leidt ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen tot een gemiddeld totaal geluidsniveau van maximaal 46,9 dB(A). De maximale piekwaarde is 49,4 dB(A). Hiermee wordt de grenswaarde voor de situatie overdag (50dB(A)) niet overschreden. ’s Nachts draaien deze installaties niet.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat KCD wel degelijk een impact heeft op het geluidsklimaat in de omgeving, zij het beperkt, gezien het oorspronkelijk omgevingsgeluid, berekend werd als 45,6 dB(A). Daarenboven is het aantal gehinderden beperkt tot de personen die zich in de drie dichtstbijzijnde woningen bevinden. Ter hoogte van de vierde woning, ten noorden van KCD wordt immers geen significant effect meer vastgesteld.

Met betrekking tot het toenemend aantal transportbewegingen werd gewezen op de lokale, goed ontsloten situatie. Sluipverkeer van en naar KCD komt voor, voornamelijk om op die manier rechtstreeks de E34 te bereiken. In het mobiliteitsplan van de gemeente Beveren wordt dit feit onderkend en worden acties ondernomen om de dorpskern te vrijwaren van elk doorgaand havenverkeer. Daarenboven wordt in het kader van het Strategisch Plan voor het Linkeroeverhavengebied de aanleg van een nieuwe weg voorzien die de westkant van de Waaslandhaven rechtstreeks moet aansluiten op de E34, waardoor het probleem van het sluipverkeer zich vanzelf zou oplossen. Er werden in het verleden geen lokale mobiliteitsproblemen vastgesteld, noch wordt dit verwacht in de toekomst.

Tot slot kunnen de externe mensrisico’s en de milieurisico’s met betrekking tot de activiteiten van KCD op basis van de uitgevoerde beoordeling van de externe mensrisico’s en de milieurisico’s als aanvaardbaar en gecontroleerd beschouwd worden.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 4449

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Een belangrijk aandachtspunt met betrekking tot de relatie tussen omwonenden en KCD is uiteraard de perceptie van de risicovolle activiteiten die KCD uitoefent en hun invloed op de leefkwaliteit. Een kerncentrale brengt immers een verhoogd aanvoelen van risico met zich mee in de omgeving. Uit het beperkte onderzoek dat hieromtrent gevoerd werd, blijkt inderdaad dat het risico van een kerncentrale onderkend wordt, maar dat dit niet noodzakelijk een meer onevenredige invloed heeft op de leefkwaliteit dan wonen in de buurt van andere zogenaamde risicodragende activiteiten, zoals bijvoorbeeld een chemische fabriek. Er is wel gebleken dat de invulling van de leefkwaliteit nauw samenhangt met de informatie die beschikbaar is over de risico’s. KCD beschouwt het als een van zijn taken om zowel de omwonenden, belanghebbenden als de eigen werknemers goed te informeren en onderneemt hier zelf acties om dit te bewerkstelligen.

7.7. LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE

In eerste instantie wordt de omgeving beschreven, om te kunnen voorspellen welke impact KCD hierop kan hebben. Ingrepen aan KCD kunnen een effect veroorzaken op de omgeving en wel op verschillende manieren. In de eerste plaats door het innemen van open ruimte, bijvoorbeeld bij nieuwe ontwikkelingen, waardoor het uitzicht van die omgeving wijzigt. Dit kan leiden tot een verstoring van de landschapsstructuur. Niet alleen het landschap kan worden aangetast, maar ook de elementen die zich daarin bevinden. Deze elementen hoeven trouwens niet altijd zichtbaar te zijn, waarmee gedoeld wordt op (mogelijk aanwezig) archeologisch erfgoed. Daarenboven kan een activiteit zelf schade toebrengen aan het landschap door de processen die ermee gepaard gaan. Het meest klassieke voorbeeld is de aantasting van (historische) gebouwen door zure regen. Dit alles kan tenslotte leiden tot een gewijzigde perceptieve waarde van het landschap.

KCD is gelegen in het meest noordelijke deel van de Waaslandhaven, nauw aansluitend bij de andere industriële en havenactiviteiten. Het is belangrijk te vermelden dat KCD geen uitbreiding van activiteiten of een herlokatie ervan plant, waardoor een hervergunningsaanvraag niet in strijd is met de verschillende ruimtelijke structuurplannen.

Het landschap rondom de kerncentrale is een open gebied, gekenmerkt door polders en de verschillende natuurgebieden die de omgeving rijk is, waaronder de waardevolle slikken en schorren.

Met betrekking tot KCD zelf, kan men vaststellen dat de centrale en voornamelijk de koeltorens een belangrijk zichtpunt vormen in het landschap en dit vanuit alle richtingen. Het bedrijfsterrein van KCD vindt echter aansluiting met het bestaande industriële havenlandschap waardoor er een ruimtelijk draagvlak voor de aanwezige grootschalige industriële elementen (vnl. de koeltorens) bestaat.

Met betrekking tot de effecten is het duidelijk dat er geen sprake is van een wijziging in de bestaande toestand. KCD beoogt in de toekomst immers geen ingrepen die een verdere opvulling van de open ruimte betrachten.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 4549

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Zoals hierboven al aangehaald, maakt de kerncentrale ondertussen een gekend en bekend deel uit van de omgeving. Effecten worden dan ook enkel verwacht door schade aan elementen in het landschap door processen die aan KCD gekoppeld zijn. Enkel effecten via de lucht op erfgoedwaarde en elementen van het landschap worden weerhouden als mogelijk relevant. Andere, zoals effecten als gevolg van wijzigingen in de grondwaterstand of bodem of effecten via geluid en trillingen worden niet beschouwd. Effecten via de lucht zijn in belangrijke mate toe te schrijven aan luchtverontreiniging, waarbij de impact van zure regen een van de meest bekende effecten is. Uit de effectbespreking in de discipline Lucht is echter gebleken dat emissies in de lucht te beperkt zijn om aanleiding te geven tot effecten in de omgeving die als significant beoordeeld kunnen worden. Er is bijgevolg geen aantasting van erfgoed of van elementen in het landschap te verwachten.

7.8. RADIOLOGISCHE IMPACT

De site van Doel is verplicht om de lozingen van radioactief materiaal in normale omstandigheden zo laag mogelijk te houden en in het bijzonder zo laag dat de maximaal ontvangen dosis door een lid van de bevolking 1 mSv is.

Er is een constante monitoring van de geloosde radioactiviteit en er zijn lozingslimieten vastgelegd in de uitbatingsvoorwaarden (technische specificaties) welke zijn bepaald zodat de 1 mSv grens niet overschreden wordt. Op basis van de reëel gemeten uitstootwaarden tussen 92 en 2001 werd bovendien aangetoond dat de routinelozingen geen impact heeft voor de bevolking, noch voor de fauna en flora in de omgeving (voor de vloeibare lozingen).

Met betrekking tot de radiologische gevolgen als gevolg van een ongevalsituatie bestaat er geen dosiscriterium voor de bevolking. Arbitrair werd daarom beslist de dosis door het omhullend referentieongeval, de LOCA (verlies van het primair water) voor de eenheid Doel 4 te gebruiken als criterium. Voor dit ongeval is inname van jodiumtabletten door kinderen en zwangere vrouwen en eventueel een evacuatie aangewezen..

8. MILDERENDE MAATREGELEN

8.1. WATER

Uit de bespreking in de discipline water blijkt dat de lozing van het sanitair en industrieel afvalwater van KCD slechts een beperkte impact heeft op de kwaliteit en de afvoer van de Schelde.

Onder normale (gemiddelde) omstandigheden is het belang van het effect van de lozing van het koelwater op de temperatuur van de Schelde duidelijk merkbaar, maar niet significant negatief.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 4649

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Hoewel geen overschrijding verwacht wordt, dient de temperatuurevolutie goed gemonitored te worden.Hiervoor moet de lozingstemperatuur en het zuurstofgehalte in het geloosde water continu gemeten worden. Daarnaast moet ook de temperatuursevolutie in de Schelde van nabij gevolgd worden. Dit kan gebeuren via de bestaande VMM-meetpunten opwaarts en afwaarts van koelwaterlozingspunt van KCD alsook via verschillende temperatuursmetingen stroomafwaarts van het lozingspunt.

8.2. GELUID

Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsimpact van KCD op zijn omgeving van een significant tot onaanvaardbaar niveau is. De richtwaarde wordt gedurende de nachtperiode met meer dan 10 dB(A) overschreden op 200 m van de perceelsgrens in het natuurgebied langs de Scheldeoever. De exploitant dient hierdoor in principe op eigen initiatief de mogelijkheid tot het doorvoeren van milderende maatregelen te onderzoeken. Om echter na te gaan of de berekende waarden overeen komen met de werkelijkheid, zullen er toch bijkomende immissiemetingen worden uitgevoerd op de Scheldedijk en op één van de betonnen structuren in de Schelde zelf. Om praktische redenen – bereikbaarheid van deze plaatsen – werden hier immers initieel geen immissiemetingen voorzien. Mede op basis van de bekomen resultaten zal dan beslist worden welke verdere acties en/of studies nuttig of noodzakelijk zijn, zoals b.v. een studie aangaande de technische haalbaarheid van mogelijke milderende maatregelen en hun te verwachten effect op het uitgestraalde geluidsniveau van KCD.

Daarenboven is het aangewezen om het omgevingsgeluid rondom KCD door middel van periodieke geluidsmetingen op te volgen, en zo de evolutie ervan over langere periode te evalueren.

Gezien de reeds vermelde significantieniveaus dient er immers over gewaakt te worden dat er zich geen verdere stijging van het specifiek geluid voordoet en dit specifiek geluid door toepassing van haalbare - eventueel in de tijd gespreide – maatregelen wordt verminderd met – waar mogelijk – de richtwaarde van 45 dB(A) gedurende de nacht, als streefwaarde.

8.3. LUCHT

KCD engageert er zich voor om de emissie van de rookgassen tot een minimum te beperken, rekening houdend met de context. De verschillende noodgroepen op gasolie en stoomketels zijn immers nodig voor de veilige werking van de nucleaire installaties.

KCD moet en zal in de toekomst een beleid blijven voeren van continue verbetering van milieu-impact en –aspecten. Het voornaamste principe is hier om de emissies te beperken aan de bron of zelfs trachten ze te vermijden.

8.4. BODEM

Zoals reeds gesteld zijn incidenten met een mogelijke impact op bodem en/of grondwater nooit volledig uit te sluiten. De verdere exploitatie van de kerncentrale dient dan ook te gebeuren volgens de meest recente, beschikbare goede praktijken, zodat de kans op bodemverontreiniging aanzienlijk verkleint.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 4749

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

Voor wat betreft accidentele emissies, moet ten alle tijden het meldingsysteem (voor o.a. incidenten) strikt opgevolgd worden , om op die manier kritische punten te kunnen identificeren, analyseren en verhelpen.

8.5. FAUNA & FLORA

De milderende maatregelen hebben voornamelijk betrekking op monitoring, de maximale lozingstemperatuur tijdens een hittegolf en een verminderd geloosd thermisch vermogen in warme periodes en bij kentering. Deze milderende maatregelen stemmen overeen met deze vermeld in de discipline Water

Met betrekking tot de significante effecten van rustverstoring ten gevolge van geluidsproductie verwijzen we naar de discipline Geluid waar allerlei maatregelen vermeld worden om het geluidsprobleem aan te pakken.

8.6. MENS -GEZONDHEID

Met betrekking tot het aspect Mens–gezondheid worden er geen directe milderende maatregelen voorgesteld.

8.7. LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE

Er worden geen milderende maatregelen weerhouden met betrekking tot deze discipline.

8.8. RADIOLOGISCHE IMPACT

Om de radiologische impact naar de mens te beperken worden de nucleaire eenheden zodanig uitgebaat dat de vrijzetting van radioactiviteit tot een absoluut minimum wordt beperkt aan de hand van hetzij technische, hetzij procedurele maatregelen. Bovendien kreeg KCD lozingslimieten opgelegd in de uitbatingsvoorwaarden welke verzekeren dat de impact voor de mensen in de omgeving ruim beneden de wettelijke dosislimieten blijven.

De eenheden zijn ook uitgerust, volgens het principe van defense-in-depth, om uitstoot van radioactiviteit t.g.v. de verschillende ontwerpongevallen te beperken. In geval van een noodsituatie op de site zal bovendien onmiddellijk het nucleair noodplan in werking treden om de effecten van de vrijgezette radioactiviteit in te perken. Naast bovenvermelde systemen en principes werden eveneens volgende milderende maatregelen toegepast:

Het principe van scheiding van de primaire en secundaire kring en de secundaire en de tertiaire kring gecombineerd met het constant monitoren van de radioactiviteit in het secundair hebben alsook een uitgebreid inspectieprogramma van de stoomgeneratoren.

Het ventilatiesysteem dat gebruik maakt van filters.

Het GW-circuit voor ontgassen van het primair koelwater.

Het WAB gebouw, zodat de vloeibare lozingen gecontroleerd kunnen gebeuren.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 4849

Dit

docu

men

t is

eige

ndom

van

Sue

z-Tr

acte

bel n

.v.;

het i

s ve

rbod

en h

et

te k

opië

ren

of a

an d

erde

n af

te s

taan

zon

der v

oora

fgaa

nde

toes

tem

min

g

9. BESLUIT

In het MER werd de impact van de activiteiten van de kerncentrale in Doel bestudeerd. Daarvoor werd in eerste instantie bekeken op welke manier die impact zich manifesteert. Daaruit kon worden afgeleid dat die impact voornamelijk voortkomt uit enerzijds de geluidsemissies van de KCD en anderzijds uit de lozing van koelwater dat uit de Schelde onttrokken wordt en daarna als opgewarmd koelwater terug in de Schelde wordt geloosd.

Daarna werd onderzocht welke de effecten zijn rondom de centrale als gevolg van deze impact. Samengevat kan gesteld worden dat de geluidsemissies ter hoogte van het Europees beschermde natuurgebied grenzend aan het bedrijfsterrein van de KCD in het noordoosten en in het oosten het meest kritisch zijn. In de milderende maatregelen worden verschillende acties opgesomd ten einde deze geluidsemissies verder te onderzoeken en ten einde oplossingen te vinden om deze te reduceren tot aanvaardbare niveaus.

Mits het navolgen van deze milderende maatregelen worden de effecten van de KCD op het milieu als aanvaardbaar beschouwd. Er worden geen grensoverschrijdende effecten weerhouden ten gevolge van de activiteiten van de KCD.

Apart van de niet-radiologische milieu-aspecten werd ook de radiologische impact door KCD geëvalueerd. De radiologische impact van de centrale blijft ver beneden de wettelijke dosislimieten.

KCD-MER/4NT/154702/000/01 01/07/10 Deel 0 4949