Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4...

24
Colofon Projectnummer 19740210/40076 Auteur E. de Nes MA, drs. S. Moerman Redactie drs. S. Moerman Versie 1.3 Status Definitief Autorisatie drs. E. Hoven Senior Archeoloog Becker & Van de Graaf 23-04-2010 Goedkeuring Mevr. R. Berkvens Senior Archeoloog Gemeente Reusel-De Mierden 25-05-2010 Opdrachtgever Fam. Van Gestel-Hermans Tinnen Pot 6 5094 CE Lage Mierde © Becker & Van de Graaf bv Noordwijk, februari 2011 ISSN 1879-3711 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase, d.m.v. proefsleuven Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden B&G rapport 933 Protocol 4003

Transcript of Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4...

Page 1: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

Colofon Projectnummer 19740210/40076 Auteur E. de Nes MA, drs. S. Moerman Redactie drs. S. Moerman Versie 1.3 Status Definitief Autorisatie

drs. E. Hoven Senior Archeoloog Becker & Van de Graaf

23-04-2010

Goedkeuring

Mevr. R. Berkvens Senior Archeoloog Gemeente Reusel-De Mierden

25-05-2010

Opdrachtgever Fam. Van Gestel-Hermans

Tinnen Pot 6 5094 CE Lage Mierde

© Becker & Van de Graaf bv Noordwijk, februari 2011 ISSN 1879-3711 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase, d.m.v. proefsleuven

Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden B&G rapport 933

Protocol 4003

Page 2: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

SAMENVATTING:

Op 25 maart 2010 heeft Becker & Van de Graaf bv een Inventariserend Veldonderzoek karterende fase door middel van proefsleuven uitgevoerd aan de Tinnen Pot 6. Aanleiding hiervoor is de geplande bouw van een drietal huizen. Bij de bouw van de huizen zal de bodem tot op een diepte van maximaal 1 meter beneden maaiveld verstoord worden, waardoor eventuele archeologische resten vernietigd zullen worden. Het doel van het archeologisch onderzoek was het vaststellen van de afwezigheid of aanwezigheid van een eventuele archeologische vindplaats.

Het veldwerk, bestaande uit het aanleggen en documenteren van twee proefsleuven, is in één dag uitgevoerd en afgerond. Tijdens het veldwerk zijn een twaalftal grondsporen aangetroffen, twee fragmenten bouwmateriaal en slechts één fragment aardewerk. Er kan op basis van het vondstmateriaal geen datering gegeven worden aan de aangetroffen sporen. Vermoedelijk zijn de meeste aangetroffen sporen van (sub)recente datum. Er is geen archeologische vindplaats aangetroffen.

Gezien het feit dat er geen archeologische vindplaats is aangetroffen en er geen archeologisch relevante sporen of vondsten zijn aangetroffen, adviseert Becker & Van de Graaf geen vervolgonderzoek.

Page 3: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

INHOUDSOPGAVE:

ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ............................................................... 4 

1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 5 1.1. Onderzoekskader .................................................................................................................... 5 1.2. Doel- en vraagstellingen van het onderzoek .......................................................................... 5 1.3. Ligging van het plangebied ..................................................................................................... 6 

2. VOORONDERZOEK ......................................................................................................................... 7 

3. WERKWIJZE .................................................................................................................................... 8 

4. RESULTATEN VAN HET VELDWERK ............................................................................................ 9 4.1. Archeologie ............................................................................................................................. 9 4.2. Fysische geografie ................................................................................................................ 11 

5. CONCLUSIE ................................................................................................................................... 13 5.1. Beantwoording van de onderzoeksvragen............................................................................ 13 

6. AANBEVELINGEN ......................................................................................................................... 15 6.1. Betrouwbaarheid ................................................................................................................... 15 

LITERATUUR EN KAARTEN ............................................................................................................. 16 

LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN .................................................................................. 17 

BIJLAGEN 1. Topografische kaart 2. Overzichtskaart werkputten 3. Periodentabel 4. Allesporenkaart proefsleuf 1 5. Allesporenkaart proefsleuf 2 6. Vondstenlijst 7. Sporenlijst

Page 4: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

4

Administratieve gegevens van het plangebied

Toponiem Tinnen Pot 6

Onderzoeksmeldingsnummer 40076

Plaats Lage Mierde

Gemeente Reusel-De Mierden

Kadastrale aanduiding Mierde H 2101 en H 2102

Provincie Noord-Brabant

Coördinaten

Centrum

Hoekpunten

138697/379276

138700/379296 (N)

138714/379286 (O)

138692/379256 (Z)

138679/379267 (W)

Oppervlakte plangebied Ca. 2000 m2

Onderzoekskader Bestemmingsplanwijziging

Opdrachtgever Fam. Van Gestel-Hermans

Tinnen Pot 6

5094 CE Lage Mierde

Tel: 013-5091467

Uitvoerder Becker & Van de Graaf bv

Contactpersoon: drs. E. Hoven

Postbus 126

2200 AC Noordwijk (ZH)

Tel: 071-3326888

Bevoegde overheid gemeente Reusel- De Mierden

Contactpersoon: mevr. N. Ansems

Postbus 11

5540 AA Reusel

Tel: 497650007

Beheer en plaats van

documentatie

Becker & Van de Graaf, Noordwijk, tot deponering bij

het depot van de provincie Noord-Brabant te

’s-Hertogenbosch.

Uitvoeringsperiode onderzoek 25 maart 2010.

Page 5: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

5

1. Inleiding

1.1. Onderzoekskader

In opdracht van fam. Van Gestel-Hermans heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv op 25 maart 2010 een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) karterende door middel van proefsleuven uitgevoerd aan de Tinnen Pot 6 in Lage Mierde, gemeente Reusel-De Mierden. De aanleiding voor dit onderzoek is de geplande bouw van drie vrijstaande woningen in het plangebied. De meest westelijke woning valt buiten het te onderzoeken plangebied aangezien de bodem hier al verstoord is door de bouw van een veestal met gierkelder. Bij de bouw van de woningen zal de bodem door graafwerkzaamheden worden verstoord tot een diepte van circa 1,0 m beneden maaiveld, waardoor er een kans aanwezig is dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord dan wel vernietigd zullen worden.

Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1 (KNA; Centraal College van Deskundigen, 2006) en conform het Programma van Eisen (PvE) dat voor dit onderzoek is opgesteld door drs. E. Hoven en M. Berkhout MA van Becker & Van de Graaf (Hoven & Berkhout 2010). Het veldwerk is uitgevoerd door drs. K. Verelst (KNA-archeoloog) en E. de Nes MA (archeoloog), waarbij drs. K. Verelst de leiding over het veldwerk had. Het gehele project stond onder leiding en toezicht van drs. E. Hoven (senior KNA-archeoloog).

Deze rapportage bevat de resultaten van het veldwerk.

1.2. Doel- en vraagstellingen van het onderzoek

Het doel van het inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven is het vaststellen van de eventuele aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen. Waar mogelijk zal de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van aangetroffen archeologische waarden worden bepaald aan de hand van de aard, ouderdom, omvang en conservering. Om de doelstelling te realiseren dient op de volgende onderzoeksvragen een antwoord te worden gegeven:

Is er sprake van één of meer behoudenswaardige vindplaatsen?

Wat is de aard, omvang, kwaliteit en verloop van de archeologische sporen en sporenclusters?

Wat is de conservering en gaafheid van de vindplaats(-en)?

Wat is de fasering van de vindplaats(-en)?

Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?

Uit welke periode dateren de eventuele sporen?

Wat is de relatie met de omgeving?

Wanneer zijn de archeologische sites als woonplaats in onbruik geraakt?

Vanaf wanneer is het humeuze dek ontstaan?

Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische resten?

Welke activiteiten zijn in het gebied uitgevoerd?

Kan er een verbinding gelegd worden tussen de veldresultaten en de het historische lint.

Indien het onderzoek geen archeologische resten of categoriaal beperkte archeologische fenomenen (bijvoorbeeld alleen losse vondsten) oplevert, welke verklaring is hiervoor dan te geven? Is er (bijvoorbeeld) sprake van: aantoonbare afwezigheid van bewoning en/of actief landgebruik, verstoring van antropogene aard, beperking van de archeologische

Page 6: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

6

waarnemingsmogelijkheden door bodemprocessen, beperking van de archeologische waarnemingsmogelijkheden door werk- of weersomstandigheden?

Welke postdepositionele processen hebben zich afgespeeld en wat is het effect daarvan? Wat is de invloed van het gevormde esdek op de archeologische niveaus? Dekt het plaggendek alle sporen af of zijn er ook sporen gegraven vanuit of door het plaggendek?

1.3. Ligging van het plangebied

De ligging van het onderzochte gebied, oftewel het plangebied, is weergegeven in bijlage 1. Het plangebied ligt aan de Tinnen Pot 6 te Lage Mierde. De exacte ligging en contouren van het plangebied zijn nader weergegeven in bijlage 2. Ten tijde van het veldonderzoek was het plangebied in gebruik als grasland (Figuur 1).

Figuur 1: Het plangebied voor aanvang van het archeologisch onderzoek.

Page 7: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

7

2. Vooronderzoek

Aan de Tinnen Pot te Lage Mierde heeft vooronderzoek plaatsgevonden in de vorm van een bureauonderzoek aangevuld met verkennende boringen (Berkhout/Van den Engel/Moerman 2009). In dit bureauonderzoek wordt de geologie, geomorfologie en bodem van het plangebied beschreven, alsmede het historisch landgebruik. Ook worden in het bureauonderzoek de bekende archeologische waarden vermeld. Daarnaast zijn er vijf boringen in het plangebied gezet.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat aangegeven als een gebied met een niet gekarteerde trefkans voor archeologische waarden vanwege de ligging van het terrein in bebouwd gebied. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant heeft het om dezelfde reden geen waarde. Op basis van de directe, wel gekarteerde, omgeving moet uitgegaan worden van een middelhoge tot hoge verwachting op archeologische waarden in het plangebied. Het plangebied ligt direct tegen de oude bebouwing van een buurtschap aan met een cultuurhistorisch zeer hoge waardering, namelijk het Vloeieind. Uit het plangebied of Vloeieind zelf zijn geen onderzoeken of vondsten bekend. Ten noorden van het plangebied zijn op een afstand van 200 m tijdens een archeologische begeleiding de pijlers van een vroegmiddeleeuwse brug aangetroffen (vondstmelding 406061, onderzoeksnummer 19098). De Tinnen Pot liep vroeger door naar het noorden en stak de beek over in de buurt van deze vondst. Deze weg (de Vloeieindse Brugstraat) is tussen 1958 en 1967 verdwenen. Tijdens de archeologische begeleiding waarbij de pijlers zijn aangetroffen zijn ook twee Romeinse munten gevonden, die geassocieerd worden met de beek (vondstmelding 406060). Op een afstand van circa 330 meter ten noorden van het plangebied is in 1933 tevens Romeins aardewerk aangetroffen, echter in een onbekende context (waarneming 39779). Ten zuiden van het plangebied zijn nogmaals twee Romeinse munten gevonden. De exacte locatie van de muntvondst is onbekend, er is alleen bekend dat het bij de weg tussen Lage Mierde en Hulsel was (waarneming 39785). Direct ten westen van Vloeieind is bij een vooronderzoek niets gevonden wat aanleiding tot een vervolgonderzoek zou kunnen zijn (onderzoeksnummer 22344). Wel is er Andenne aardewerk gevonden (vondstmelding 404946).

Uit het kadastrale minuutplan (gemaakt tussen 1811 en 1832) en diverse militaire en topografische kaarten blijkt dat het plangebied in ieder geval tussen 1832 en 1952 in gebruik is geweest als landbouwgrond of weiland Ook nu was het plangebied nog in gebruik als weiland.

Op basis van het bureauonderzoek heeft men geconcludeerd dat voor het plangebied een middelhoge tot hoge verwachting op het aantreffen van archeologische sporen geldt. Ten eerste omdat het plangebied op een beekdalhelling met een esdek direct naast een oude bewoningskern ligt, ten tweede omdat er in de nabijheid van het plangebied Romeinse, Vroeg en Laat Middeleeuwse artefacten en bewoningssporen zijn aangetroffen. Naast sporen uit het Paleolithicum, Mesolithicum, Neolithicum, Bronstijd en IJzertijd, zijn op basis van het bureauonderzoek Romeinse en Middeleeuwse bewoningssporen en vondsten te verwachten.

Tijdens het aanvullende veldwerk zijn er vijf boringen gezet. Hieruit kwam het beeld van een gevarieerde maar sterk verstoorde bodemopbouw naar voren. Er werden geen archeologische indicatoren aangetroffen. De omgewerkte bouwvoor heeft een dikte van circa 60 cm en kan als verstoord geïnterpreteerd worden, getuige de aanwezigheid van grind, puinfragmentjes en moderne baksteensporen. De verwachte enkeerdgrond was niet terug te zien in de boringen. Onder de bouwvoor is sprake van een heterogeen, gevlekt pakket beekdalopvulling dat ook als verstoord beschouwd moet worden. De oorspronkelijk middelhoge tot hoge verwachting moet op basis van de resultaten van de boringen bijgesteld worden naar een lage verwachting.

Op basis van deze boorresultaten is geconcludeerd dat het plangebied in een verstoord beekdal ligt en werd vervolgonderzoek dan ook niet noodzakelijk geacht. Hoewel er geen vervolgonderzoek werd geadviseerd door Becker & Van de Graaf, heeft de gemeente Reusel-De Mierden besloten van dit advies af te wijken door een proefsleuvenonderzoek te eisen.

Page 8: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

8

3. Werkwijze

Tijdens het veldwerk zijn twee proefsleuven aangelegd conform het PvE. Beide proefsleuven zijn over een lengte van 10 m en met een breedte van 2 m aangelegd in het oosten van het plangebied (zie bijlage 2). In werkput 1 is in de oostelijk hoek van de sleuf allereerst een kijkgat van ca. 4 m bij 1 m en circa 0,85 m diep aangelegd om het juiste vlakniveau te bepalen. Vervolgens is in proefsleuf 1 het vlak over de gehele lengte in de top van de natuurlijke C-horizont aangelegd, op ca. 24,40 m + NAP. In proefsleuf 2 is het vlak eveneens op het niveau van de natuurlijke ondergrond aangelegd, op ca. 24, 80 m + NAP. Beide proefsleuven zijn volledig ingemeten, getekend (vlaktekening schaal 1:50) en gefotografeerd (zie figuur 2). Ook zijn in iedere sleuf twee profielkolommen genomen om de bodemopbouw te beschrijven en te documenteren, en zijn de aangetroffen sporen in de beide werkputten beschreven en gedocumenteerd. Alle sporen zijn gecoupeerd en gefotografeerd. De sporen die slechts 2 à 3 cm diep bleken, zijn alleen gefotografeerd. Spoor 2, 7, 8, 10 en 11 zijn tevens getekend (schaal 1:20), omdat het hier sporen betrof die konden worden geïnterpreteerd als een kuil met nog onbekende functie (spoor 2), een mogelijk zandwinningkuil (spoor 11), een paalkuil (spoor 10) en een greppel (spoor 7 en 8). De hoekpunten en meetpunten van proefsleuf 1 en 2 zijn ingemeten door een landmeter van WIHA Grondmechanica en zowel in het vlak als op het maaiveld zijn diverse hoogtematen genomen met behulp van het waterpasinstrument. Na afloop van het onderzoek zijn beide proefsleuven weer dichtgegooid en is het terrein geëgaliseerd.

Figuur 2: Het inmeten en tekenen van proefsleuf 1.

Page 9: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

9

4. Resultaten van het veldwerk

De resultaten van het veldwerk zullen per proefsleuf behandeld worden. Hierbij worden de sporen en vondsten vermeld en zullen de bevindingen gedaan tijdens het veldwerk gepresenteerd worden. De sporen zijn opgetekend in de allesporenkaarten (zie bijlagen 4 en 5).

4.1. Archeologie

Proefsleuf 1: Het vlak in proefsleuf 1 is aangelegd op een diepte van ca. 24,30 m +NAP, in de top van de natuurlijk C-horizont. (zie figuur 3). Het maaiveld lag hier op ca. 25 m + NAP. Er zijn in eerste instantie zes spoornummers uitgedeeld (spoor 1 t/m 6). Alle sporen uit deze proefsleuf werden gecoupeerd en gefotografeerd. Alleen spoor 2 werd na couperen ook getekend (schaal 1:20), omdat deze geïnterpreteerd werd als een kuil met een nog onbekende functie. Spoor 1, 3, 4, 5 en 6 bleken bij couperen slechts 2 à 3 cm diep te zijn en zijn daarom alleen gefotografeerd en niet getekend. Spoor 1 tekende zich af als een ovaal spoor van 12 bij 22 cm en werd in het vlak geïnterpreteerd als paalkuil. Het bleek bij couperen een 3 cm diep komvormig spoor te zijn, de onderkant van een mogelijke paalkuil. Spoor 2 bleek na couperen 13 cm diep en in doorsnede komvormig. In het vlak tekende het spoor zich af als een vrijwel rechthoekig spoor van ca. 325 cm lang en 90 cm breed met spikkels houtskool erin en baksteen inclusies. Vondstnummer 2, een fragment baksteen, is afkomstig uit dit spoor. Dit is tevens de enige vondst uit proefsleuf 1. Spoor 3 was de onderkant van een laag en is daarom ook niet getekend. Spoor 4 bleek bij spoor 2 te horen en is tegelijk met spoor 2 gecoupeerd, gefotografeerd en getekend. Spoor 5 is in het vlak geïnterpreteerd als een kuil en bleek na couperen slechts 3 cm diep en dus al de onderkant van een eventuele kuil te zijn. De functie van de kuil is onbekend en de coupe is niet getekend. Spoor 6 is een lineair spoor van 180 cm lang en 54 cm breed en geïnterpreteerd als de onderkant van de greppel, die in proefsleuf 2 doorloopt (als zijnde spoor 7). Bij couperen bleek het spoor nog slechts 3 cm diep te zijn. In het vlak waren op diverse plaatsen sporen van bioturbatie (mollengangen) te zien.

Proefsleuf 2: In proefsleuf 2 is het vlak op ca. 24,80 m +NAP aangelegd, in de top van de C-horizont (zie figuur 4). Het maaiveld lag hier op ca. 25,50 + NAP. In deze proefsleuf zijn spoornummers 7 t/m 12 uitgedeeld. Alle sporen zijn wederom gecoupeerd. Spoor 7, 8, 10 en 11 zijn tevens getekend (schaal 1:20), omdat het hier sporen betreft die zijn geïnterpreteerd als een mogelijke zandwinningkuil (spoor 11), een paalkuil (spoor 10) en een greppel (spoor 7 en 8). Spoor 7 is een lineair spoor dat over de gehele breedte van de proefsleuf liep en 125 cm breed was. Spoor 7 is een greppelstructuur die mogelijk doorloopt in proefsleuf 1 als spoor 6. Spoor 8 is eveneens een lineaire structuur, parallel aan spoor 7 gelegen, van 175 cm lang en 30 cm breed. Dit spoor is eveneens als greppel geïnterpreteerd. Spoor 9 is geïnterpreteerd als kuil, met een onbekende functie, en tekende zich in het vlak af als een onregelmatig spoor van 30 bij 25 cm. Bij couperen bleek het een zeer ondiep spoor te zijn (2 cm diep) en is besloten het alleen te fotograferen. Spoor 10 is een ovale paalkuil van 35 bij 25 cm en 19 cm diep. De coupe van dit spoor is getekend (schaal 1:20). De paalkern tekende zich duidelijk af in de coupe. Het spoor bevatte geen vondsten en er is geen vermoeden dat dit spoor tot een archeologische structuur behoort, waardoor ook niet tot uitbreiding van proefsleuf 2 is overgegaan. Spoor 11 is een 46 cm diepe kuil, die zich in het vlak aftekende als een vrijwel rechthoekig spoor van 75 bij 55 cm. Spoor 11 is mogelijk een zandwinningskuil. Spoor 12 is eveneens geïnterpreteerd als een kuil, waarvan de functie echter onbekend is, en had een onregelmatige vorm. Spoor 12 was 75 bij 55 cm groot en 6 cm diep. In de gehele proefsleuf zijn woelsporen van ploeg activiteiten aangetroffen. In proefsleuf 2 zijn een fragment bouwmateriaal en een fragment aardewerk gevonden. Het aardewerk betreft een wandscherf roodbakkend aardewerk met loodglazuur, daterend uit de Nieuwe Tijd.

Page 10: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

10

Figuur 3: Proefsleuf 1, foto genomen vanuit het zuidoosten.

Figuur 4: Proefsleuf 2, foto genomen vanuit het noordwesten. Spoor 7 en 8 zijn voor in het vlak duidelijk zichtbaar.

Page 11: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

11

4.2. Fysische geografie

Het fysisch geografisch onderzoek bestond uit het aanleggen en documenteren van vier profielkolommen van 50 cm breed (zie figuur 5 en 6). In beide onderzoeksputten zijn twee profielkolommen aangelegd, zie voor de ligging van deze kolommen bijlagen 4 en 5 (allesporenkaarten).

Uit deze profielkolommen kan worden opgemaakt dat de bodemopbouw bestaat uit een matig siltig, sterk humeus bruingrijs fijn zand met in de bovenste 20 centimeter een grote hoeveelheid keien. Deze laag wordt gevolgd door een lichtbruine zandige puinlaag die in het onderzoeksgebied varieert in dikte, tussen 4 en 30 cm. Hieronder ligt een ca. 50 cm dik pakket dat op basis van het humusgehalte in tweeën gesplitst kan worden. Het pakket bestaat uit een bovenste laag van ca. 30 cm en een onderste laag van ca. 20 cm. Beide lagen bestaan uit een matig siltig, fijn zand. De bovenste laag is echter uiterst humeus, de onderliggende laag die is sterk humeus. Dit complete pakket ligt op een licht geelbruin pakket van sterk siltig fijn zand, dit is de natuurlijke ondergrond of C-horizont.

Op basis van de profielbeschrijving kan gesteld worden dat de eerste twee pakketten horen bij recente ingrepen, de keien die aanwezig zijn en de puinlaag behoren tot een voormalig depot dat op de locatie aanwezig was ten behoeve van de aanleg van de N269.

De onderliggende laag die op basis van het humusgehalte in tweeën gesplitst kan worden is een cultuurdek of esdek. Wat duidelijk waarneembaar is, is dat dit esdek ook onderhevig is geweest aan bodemingrepen.

Het esdek ligt direct op de C-horizont, de scherpe overgang tussen deze lagen en het ontbreken van een E- en B-horizont duiden op het opnemen van deze lagen in het esdek.

De afwezigheid van de E- en B-horizont beperkt de kans op aanwezigheid van eventuele archeologische resten. Door de diepe verstoring die bij het ploegen van het esdek hoort zullen alleen de diepere resten mogelijk nog aangetroffen kunnen worden.

Figuur 5: Profielkolom 2 in het zuidwest profiel van proefsleuf 1.

Page 12: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

12

Figuur 6: Profiel 3 in de zuidwest wand van proefsleuf 2.

Page 13: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

13

5. Conclusie

In opdracht van fam. Van Gestel-Hermans is een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Tinnen Pot 6 in Lage Mierde, gemeente Reusel-de Mierden.

Er zijn twee proefsleuven aangelegd en gedocumenteerd. In de twee vlakken zijn in totaal twaalf sporen en drie vondsten aangetroffen. De vondsten, twee fragmenten baksteen en een scherf aardewerk, dateren uit de Nieuwe Tijd en de sporen zijn, omdat ze geen vondsten bevatten, niet nauwkeuriger te dateren dan Nieuwe Tijd in het algemeen of zelfs Nieuwe Tijd C in het bijzonder. Uit het fysisch geografisch onderzoek is gebleken dat het esdek nog wel aanwezig is maar dat de gehele bodemopbouw verstoord is. Het esdek ligt direct op het dekzand, met een scherpe overgang, en er is geen E- of B-horizont aanwezig. De afwezigheid van deze horizonten beperkt de kans op het aantreffen van eventuele archeologische resten. Door de diepe verstoring die bij het ploegen van het esdek hoort zijn alleen de diepere sporen, die in het dekzand zichtbaar waren, aangetroffen.

5.1. Beantwoording van de onderzoeksvragen

Is er sprake van één of meer behoudenswaardige vindplaatsen?

Nee, er is geen vindplaats aangetroffen.

Wat is de aard, omvang, kwaliteit en verloop van de archeologische sporen en sporenclusters?

Er zijn in totaal twaalf sporen aangetroffen, waarvan acht kuilen. Twee van deze kuilen zijn geïnterpreteerd als paalkuil, één is mogelijk een zandwinningskuil, en van de overige vijf kuilen is de functie onbekend. Drie (lineaire) sporen zijn geïnterpreteerd als greppels en één spoor bleek de onderkant van een laag te zijn. Alle sporen zijn afkomstig uit het esdek en waren zichtbaar in de onderliggende C-horizont.

Wat is de conservering en gaafheid van de vindplaats(-en)?

Niet van toepassing; er is geen vindplaats aangetroffen.

Wat is de fasering van de vindplaats(-en)?

Niet van toepassing; er is geen vindplaats aangetroffen.

Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?

Er is één fragment roodbakkend aardewerk met loodglazuur gevonden, daterend uit de Nieuwe Tijd. Daarnaast zijn er twee fragmenten bouwmateriaal (baksteen) aangetroffen, ook daterend uit de Nieuwe Tijd.

Uit welke periode dateren de eventuele sporen?

Door het gebrek aan vondsten in de aangetroffen sporen is het niet mogelijk een accurate datering aan de sporen toe te kennen, maar van de meeste sporen wordt vermoed dan zij van (sub)recente datum zijn.

Wat is de relatie met de omgeving?

Er is geen directe relatie met de omgeving. Wel zijn er in het profiel twee lagen aangetroffen met daarin grote hoeveelheden keien en kiezels (de bovenste twee lagen). Deze lagen met stenen kunnen, na interview met de eigenaar van de grond en met omwonenden, mogelijk gekoppeld worden aan een 20e eeuws gronddepot dat in de nabijheid van het plangebied aanwezig was. Dit gronddepot werd aangelegd voor de aanleg van de N269, die langs het plangebied loopt. Het ooit aanwezige gronddepot zou wellicht ook de densiteit van onderliggende laag (het bovenste deel van het esdek pakket) verklaren. Dit is mogelijk dichter geworden door compressie.

Page 14: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

14

Wanneer zijn de archeologische sites als woonplaats in onbruik geraakt?

Niet van toepassing. Er is geen archeologische site aangetroffen.

Vanaf wanneer is het humeuze dek ontstaan?

Een exacte datering is niet mogelijk, echter is op basis van de matrix van het esdek wel een relatieve datering mogelijk. Door het gebrek aan bodemvorming onder het esdek en de scherpe overgang kan het humeuze dek in de nieuwe tijd worden geplaatst. Een nadere datering is door het gebrek aan vondstmateriaal niet mogelijk.

Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische resten?

De aangetroffen sporen bevinden zich in het dekzand, in de C-horizont, het niveau waarop het vlak is aangelegd.

Welke activiteiten zijn in het gebied uitgevoerd?

Activiteiten in het gebied rondom het archeologisch onderzochte terrein zijn niet af te leiden uit de sporen. De enige activiteiten die te herleiden zijn kunnen waarschijnlijk gekoppeld worden aan de vrij recente aanleg van de N269 en het bijbehorende gronddepot.

Kan er een verbinding gelegd worden tussen de veldresultaten en het historische lint.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek, de geringe hoeveelheid sporen en vondsten, kan er geen verbinding worden gelegd tussen de resultaten van het veldwerk en het historische lint. Indien het onderzoek geen archeologische resten of categoriaal beperkte archeologische

fenomenen (bijvoorbeeld alleen losse vondsten) oplevert, welke verklaring is hiervoor dan te geven? Is er (bijvoorbeeld) sprake van: aantoonbare afwezigheid van bewoning en/of actief landgebruik, verstoring van antropogene aard, beperking van de archeologische waarnemingsmogelijkheden door bodemprocessen, beperking van de archeologische waarnemingsmogelijkheden door werk- of weersomstandigheden?

De sporen die zijn aangetroffen, bevinden zich in de top van het dekzand. Opgemerkt moet worden dat nergens in de aangelegde en onderzochte profielen een natuurlijke profielontwikkeling af te lezen valt. De overgang tussen het dekzand en de humeuze laag (esdek) is scherp tot zeer scherp (zoals bij profielkolom 2 in proefsleuf 1, zie figuur 3), waardoor de indruk wordt gewekt dat een gedeelte van het dekzand ooit afgetopt of genivelleerd is geweest.

Welke postdepositionele processen hebben zich afgespeeld en wat is het effect daarvan? Wat is de invloed van het gevormde esdek op de archeologische niveaus? Dekt het plaggendek alle sporen af of zijn er ook sporen gegraven vanuit of door het plaggendek?

Het enige postdepositionele proces dat is waargenomen is een (lichte) vorm van bioturbatie, de afwezigheid van andere processen is tevens de aanleiding tot de relatieve datering in de Nieuwe Tijd. Bij het aanleggen en bewerken van het esdek is de E- en B-horizont opgenomen in het esdek waardoor eventueel aanwezige archeologische resten niet meer aanwezig zijn. Alle sporen zijn afkomstig vanuit het esdek. Er is bij het onderzoek geen enkel spoor aangetroffen dat volledig door het esdek is afgedekt.

Page 15: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

15

6. Aanbevelingen

Gezien het feit dat er geen archeologische vindplaats is aangetroffen en er geen archeologisch relevante sporen of vondsten zijn aangetroffen, adviseert Becker & Van de Graaf geen vervolgonderzoek.

NB. Bovenstaand advies dient gecontroleerd en beoordeeld te worden door de bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Reusel-De Mierden. Deze zal vervolgens een besluit nemen inzake de te volgen procedure. Becker & Van de Graaf bv wil meegeven dat voordat dit besluit genomen is, er niet begonnen kan worden met bodemverstorende activiteiten of activiteiten die voorbereiden op bodemverstoringen.

6.1. Betrouwbaarheid

Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het aantreffen dan wel vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden.

Page 16: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

16

Literatuur en kaarten

ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Noord-Brabant 1:25000, Den Haag.

Berkhout, M./H.W.D. van den Engel/S. Moerman, 2009: Archeologisch bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase Lage Mierde Tinnen Pot 6, Noordwijk.

Centraal College van Deskundigen, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1, Gouda.

College voor de Archeologische Kwaliteit, 2005: Archeologische standaard boorbeschrijving, Archeologie Leidraad 3, Gouda.

Hoven, E., 2010: Plan van aanpak. Tinnen Pot in Lage Mierde, gemeente Reusel-de Mierden, Noordwijk.

Hoven, E./M. Berkhout, 2010: Programma van eisen. Tinnen Pot in Lage Mierde, gemeente Reusel-de Mierden, Noordwijk.

Page 17: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief)

17

Lijst van afkortingen en begrippen

Afkortingen Archis Archeologisch Informatie Systeem AMK Archeologische Monumenten Kaart IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie mv maaiveld (het landoppervlak) NAP Normaal Amsterdams Peil PvA Plan van Aanpak PvE Programma van Eisen RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Verklarende woordenlijst antropogeen door menselijke activiteit veroorzaakt of gemaakt artefact door de mens vervaardigd voorwerp eerdgrond grond met een humushoudende minerale bovengrond van meer dan 50 cm,

ontstaan door invloed van de mens, vaak gaat het om een esdek esdek dikke humeuze laag ontstaan door eeuwenlange bemesting; beschermt de

oorspronkelijke bodem tegen ploegen en andere verstoringen horizont kenmerkende laag binnen de bodemvorming humeus organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in

de bodem leem samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan

25% klei silt zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm vaaggrond grond zonder duidelijke tekenen van bodemvorming

Page 18: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

137000 139000

3790

0038

1000

º

0 500 m

Projectnummer: 19740210/40076Projectnaam: Lage Mierde, Tinnen PotLegenda

Plangebied

Bijlage 1: Topografische kaart

1:20,000

Page 19: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

Tinnen

Pot

Kempe nbaa n

wp 1

wp 2

6

138700

3792

0037

9300

º

0 20 m

Projectnummer: 19740210 Projectnaam: Lage Mierde, Tinnen PotLegenda

PlangebiedPutten (2x10m)Toekomstige bebouwing

Bijlage 2: Puttenoverzicht

1:1,000

Page 20: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

Bijlage 3: Periodentabel

Page 21: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

#

ä

#

ä

#

ä

#

ä

#

ä

#

ä

#

ä

S 2 (+4)

S 6

S 1

S 5

S 3

Profiel 2

Profiel 1

25.04

25.01

25.01

24.26

24.14

24.31

24.40

138705

3792

7537

9280 º

0 2 m

Projectnummer: 19740210 Projectnaam: Lage Mierde, Tinnen PotLegenda

#

ä Hoogtemaat (m NAP)Profiel

!

! !

!

!!

KijkgatSporen

!

! !

!

!!

Putgrens

Bijlage 4: Allesporenkaart werkput 1

1:50

Page 22: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

#

ä

#

ä

#

ä#

ä#

ä

#

ä

S 7

S 8 S 9

S 12

S 10

S 11

Profiel 3

Profiel 4

25.47

25.51

25.54

24.81

24.85

24.78

138690

3792

5537

9260

º

0 2 m

Projectnummer: 19740210 Projectnaam: Lage Mierde, Tinnen PotLegenda

#

ä Hoogtemaat (m NAP)ProfielSporen

!

! !

!

!!

Putgrens

Bijlage 5: Allesporenkaart werkput 2

1:50

Page 23: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

Projectnummer: Becker & Van de Graaf19740210Projectnaam:Lage Mierden, Tinnen Pot

vondstnr. datum werkput vlak vak spoor vulling segment categorie verzamelwijzeveldvolume (monster)

aantal fragmenten

tek.nr. opmerking

1 25-3-2010 2 1 2 laag 3 aw maa 1

2 25-3-2010 1 1 2 2 ba coupe 1 roodbakkend, geglazuurd

3 25-3-2010 2 1 2 laag 3 bouwmat., ba maa 1

Bijlage 6: Vondstenlijst

V-08_Vondstenlijst_v27-12-07 [email protected]

Page 24: Tinnen Pot 6, Lage Mierde Gemeente Reusel-De Mierden...B&G rapport 933 Versie 1.3 (definitief) 4 Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem Tinnen Pot 6 Onderzoeksmeldingsnummer

Projectnummer: Becker & Van de Graaf19740210Projectnaam:Lage Mierden, Tinnen Pot

lengte breedte

1 23-3-2010 1 1 1 22 12 ovaal Z2S2H3 zwgr PK J ok -3 cm, komvormig.

2 23-3-2010 1 1 1 325 90 onr Z2S2H3 zwgr/librgeel ba1 hk1 kuil J ok -13 cm, komvormig, vnr2 (ba).

3 23-3-2010 1 1 1 - - onr Z2S2H3 zwgr/librgeel ba1 hk1 laag J ok -2 cm onder vlak

4 23-3-2010 1 1 1 - - - - - Z2S2H3 zwgr/librgeel kuil is gelijk aan S2

5 23-3-2010 1 1 1 30 13 ovaal Z2S2H3 zwgr/br kuil J ok -3 cm

6 23-3-2010 1 1 1 180 54 lin Z2S2H3 zwgr/br greppel J coupe zie P1, ok -3 cm

7 23-3-2010 2 1 1 215 125 lin Z2S2H3 zwgr hk1 S6? greppel J p3

8 23-3-2010 2 1 1 175 30 lin Z2S2H3 zwgr/br hk1 greppel J p3

9 23-3-2010 2 1 1 30 25 onr Z2S2H3 zwg/ librge kuil J ok -2 cm

Bijlage 7: Sporenlijst

vorm/ contour

vulling NAPseg relatie interpretatiespoor datum werkput vlak tekenvelafmetingen vlak

opmerkingcoupe (J/N)

textuur kleur orginsluitsels

(grootte/aantal etc.)

10 23-3-2010 2 1 1 35 25 ovaal Z2S2H3 zwgr/br hk1, verbr.lm kuil J paalkuil, ok -19 cm

11 23-3-2010 2 1 1 75 55 rh Z2S2H3 zwgr/librgevl. hk2ba2 kuil J ok -46 cm

12 23-3-2010 2 1 1 75 55 onr Z2S2H3 zwg/ librge hk1 kuil J ok -6 cm, geraakt door woelsporen

V-05_Sporenlijst_v27-12-07 [email protected]