Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van...

38
Bachelorscriptie Dimensies van autonomie en persoonlijke effectiviteit Naam: Kasper Euser Studentnummer: 338485 Onderwerp: Managen van Professionals Scriptiebegeleider: Dr. Lars Tummers Jaar: 2012 Woorden: 6166

Transcript of Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van...

Page 1: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

Bachelorscriptie

Dimensies van autonomie en persoonlijke effectiviteit

Naam: Kasper EuserStudentnummer: 338485Onderwerp: Managen van ProfessionalsScriptiebegeleider: Dr. Lars TummersJaar: 2012Woorden: 6166

Page 2: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

Inhoudsopgave

1 Probleemstelling2 Theoretisch Kader

2.1 Autonomie en haar vijf dimensies2.2 Persoonlijke effectiviteit en haar relatie met autonomie2.3 Social exchange theorie2.4 Conceptueel model

3 Methoden & Technieken3.1 Introductie van de casus3.2 Steekproeftrekking3.3 Operationalisatie3.4 Gebruikte methoden

4 Resultaten4.1 Beschrijvende statistiek4.2 Resultaten Regressie analyse4.3 Resultaten Bootstrap analyse

5 Conclusie en discussie6 Appendix I

Abstract:

Dit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke effectiviteit te combineren is er een theoretisch model opgesteld om te laten zien hoe autonomie persoonlijke effectiviteit beïnvloed. Tevens is de invloed van het stellen en halen van hogere doelen op deze relatie onderzocht. Er is hiervoor gebruik gemaakt van data vergaard onder professionals in de Nederlandse publieke sector. Bevindingen van dit onderzoek zijn dat autonomie inderdaad een invloed uitoefent op de mate van persoonlijke effectiviteit die individuen bezitten. Tevens blijkt het stellen en halen van hogere doelen een mediatior te zijn. Dit geeft aan hoe belangrijk autonomie en het stellen en halen van hogere doelen zijn voor een individu zijn persoonlijke effectiviteit.

2Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 3: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

1. Probleemstelling

Inleiding

Het vertrouwen van personen in hun eigen kunnen en kunde speelt een belangrijke rol in het vermogen van individuen om daadwerkelijk zaken te realiseren. Dit maakt persoonlijke effectiviteit een interessant construct om te onderzoeken. Deze scriptie onderzoekt het effect van autonomie op persoonlijke effectiviteit. Mijn verwachting is dat een hogere mate van autonomie leidt tot hogere persoonlijke effectiviteit.

Achtergrond

Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de effecten van autonomie op persoonlijke effectiviteit. Wright heeft onderzoek gedaan naar de effecten van red-tape (procedurele restricties) op werkmotivatie. Deze relatie loopt via persoonlijke effectiviteit (self-efficacy) (2004, p 5). Uit onderzoek van Loher, Noe, Moeller & Fitzgerald (1985) blijkt dat autonomie een grote rol speelt op werktevredenheid. Dit wordt tevens beweerd door Langer (1983) en Spector (1986). Ik stel dat autonomie de tegenpool is van red-tape. Vrijheid om zelf beslissingen te nemen lijkt de logische tegenpool van procedurele restricties opgelegd krijgen. Aangezien red-tape persoonlijke effectiviteit beïnvloed ga ik er vanuit dat autonomie dit ook zal doen. Volgens Wright zijn personen die een hoge mate van persoonlijke effectiviteit bezitten sneller geneigd doelen als haalbaar te classificeren en meer inzet te tonen om deze te behalen (2005, p 14). Om deze reden zal ik ook onderzoeken of autonomie via het stellen en halen van hogere doelen een relatie heeft met persoonlijke effectiviteit.

Wetenschappelijke en Maatschappelijke relevantie

Deze scriptie hoopt een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke kennis over het geheel aan constructen dat persoonlijke effectiviteit beïnvloed. Deze bijdrage zal bestaan uit het vermeerderen van de kennis over de effecten van autonomie op persoonlijke effectiviteit. Tevens zal gekeken worden hoe het stellen en halen van hogere doelen hieraan bijdraagt. Deze informatie kan worden gebruikt om in de toekomst volledigere modellen op te stellen van persoonlijke effectiviteit. Tevens kan het een bijdrage leveren aan een complexer en vollediger model van de oorzaken van werktevredenheid. Mede aangezien persoonlijke effectiviteit vaak een onderdeel is van deze modellen.

In de praktijk kan deze informatie gebruikt worden om medewerkers hun persoonlijke effectiviteit te laten verhogen. Als de informatie die deze scriptie levert gecombineerd wordt met informatie uit onderzoeken naar werktevredenheid kan deze wellicht bijdragen aan manieren om werktevredenheid te verhogen.

Doelstelling

Een bijdrage leveren aan de wetenschappelijke kennis over persoonlijke effectiviteit door middel van een onderzoek van de effecten van autonomie op persoonlijke effectiviteit.

3Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 4: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

Hoofdvraag

Wat is de relatie tussen de verschillende dimensies van autonomie en persoonlijke effectiviteit?

Deelvragen

- Wat is de directe relatie tussen de verschillende dimensies van autonomie en persoonlijke effectiviteit

- Treed hogere doelen op als een mediator voor de relatie tussen de verschillende dimensies van autonomie en persoonlijke effectiviteit?

Na de probleemstelling volgt ten eerste het theoretisch kader. In dit theoretisch kader worden de gebruikte constructen en hun onderlinge relatie volgens de theorie behandeld. Tevens staan in dit gedeelte van het onderzoek de opgestelde hypothesen. Ten tweede volgen de methoden en technieken. Hierin zijn de gebruikte manieren van analyse en het behandelen van de data besproken. Ten derde volgen de resultaten, waarin de resultaten van de analyse worden behandeld. Er zal afgesloten worden met het trekken van conclusies en discussie.

4Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 5: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

2. Theoretisch Kader

Dit gedeelte van het onderzoek is het theoretisch raamwerk en de basis waarop de relatie tussen autonomie en persoonlijke effectiviteit word onderbouwd. De verschillende constructen en hun onderlinge theoretische relatie zijn in dit gedeelte besproken.

2.1 Autonomie en haar dimensies

De term autonomie komt van het Griekse autos (zelf) en nomos (wet). Autonomie betekent dus letterlijk zelf wetten opleggen. Het gaat om de vrijheden om zelf beslissingen te nemen.

Schwalbe maakt in zijn onderzoek (1985, p 6) onderscheid tussen vier dimensies van autonomie. De wat dimensie, de hoe dimensie, de waar dimensie en de wanneer dimensie. De wat dimensie bestaat uit taakkeuze. De keuze om zelf te bepalen wat de inhoud van het te verrichten werk is. De hoe dimensie bestaat uit de invulling van de taak. Hoe de doelstellingen uiteindelijk bereikt worden. Schwalbe stelt dat de hoe dimensie van autonomie vaak vele restricties kent. Deze restricties worden veroorzaakt door procedures, budgetten, deadlines en beschikbaarheid van personeel en uitrusting (1985, p 6). Individuen hebben vaak wel de mogelijkheid te bepalen hoe een taak uitgevoerd moet worden, zolang het maar binnen al deze gestelde kaders valt. Dit lijkt echter geen effect te hebben op de gevoelde mate van autonomie in de wat dimensie. Het is voor veel individuen begrijpbaar dat deze kaders er zijn omdat het niet anders kan. Budgetten en dergelijke zijn er om een reden en de vrijheid die ze krijgen om binnen deze kaders zelf te bepalen hoe een taak uitgevoerd moet worden geeft een gevoel van autonomie op de hoe dimensie.

Schwalbe’s derde dimensie van autonomie, de waar dimensie definieert hij als de mogelijkheid hebben om vrij te gaan en staan waar men dat wil (1985, p 6). Het gaat hier echter om vrijheid om zich te bewegen binnen de fysieke locatie van het bedrijf waar personen werkzaam zijn. Deze waar dimensie van autonomie kan nog veel verder gaan. Het kan ook gaan om de keuze te hebben het werk te verrichten buiten de fysieke locatie van het bedrijf. Bijvoorbeeld werken vanuit huis, ook wel telewerken genoemd (Clear & Dickson,2005, p 4).

De laatste dimensie van autonomie die Schwalbe geeft is de wanneer dimensie (1985, p 7,9). Het gaat hier voornamelijk om de keuze welke taken eerst moeten worden uitgevoerd. Ook hier zijn restricties, sommige taken hebben nu eenmaal voorrang. Vergelijkbaar met de hoe dimensie van autonomie worden deze restricties als gegeven aangenomen en maken deze weinig verschil bij het gevoel van ervaren autonomie op de wanneer dimensie. Deze wanneer dimensie kan nog veel verder gaan. Bijvoorbeeld bij telewerken is het mogelijk dat werknemers hun werktijd kunnen indelen in de avond of in het weekend (Clear & Dickson,2005, p 4).

Pink verdeelt autonomie in vier dimensies. De eerder genoemde wat, waar en hoe dimensies en de met wie dimensie. (Pink, 2009, p 49) Volgens Pink is het één ding om autonomie over

5Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 6: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

wat, waar en hoe te verkrijgen. Maar autonomie om je eigen team samen te stellen is over het algemeen voorbehouden aan ondernemers. Desondanks zijn er al een aantal organisaties die de waarde van het vergroten van de autonomie van haar medewerkers op de met wie dimensie onderkennen. (Pink, 2009, p 53) De met wie dimensie van autonomie is de minst ontwikkelde, maar de opkomst van sociale media en andere vormen van laagdrempelige online communicatie zullen wellicht in de toekomst helpen om deze dimensie van autonomie verder te ontwikkelen (Pink, 2009, p 54).

Schwalbe geeft aan dat autonomie meer is dan deze daadwerkelijke dimensies (1985, p 10). Het is naast deze vrijheden om zelf zaken te bepalen een status symbool. Autonomie is een indicator van de verantwoordelijkheden en benodigde kennis en kunde die bij de functie horen.

Bovenstaande leidt tot het gebruik van de volgende vijf dimensies: de wat dimensie, de hoe dimensie, de wanneer dimensie, de waar dimensie en de met wie dimensie. Een factor analyse (Tabel 1) laat zien dat de wat en hoe dimensie te veel overeenkomen. Deze zullen in dit onderzoek als één dimensie worden beschouwd en zal vanaf nu de wat/hoe dimensie worden genoemd.

2.2 Persoonlijke effectiviteit en haar relatie met autonomie

Bandura (1989, p 1-3) definieert persoonlijke effectiviteit als vertrouwen in eigen kunnen en kunde. Dit vertrouwen heeft grote effecten op het vermogen van mensen om zaken te organiseren en uit te voeren om een bepaalde set aan doelen te bereiken. Red-tape en andere omgevingsfactoren hebben volgens dit onderzoek een relatie met persoonlijke effectiviteit. Pandey & Scott (2002, p 4) stellen dat het meest gerefereerde artikel over red-tape het werk van Buchanan (1975) is. Hij omschrijft red-tape als restricties door regels en procedures. Wright stelt dat red-tape een negatieve relatie heeft met persoonlijke effectiviteit. Dit zou komen omdat de restricties die door deze red-tape opgelegd worden zorgen voor minder mogelijkheden om taken te volbrengen (Wright, 2004, p 5).

Bandura & Wood (1989, p 1) stellen dat naast dit indirecte effect wat red-tape of procedurele restricties op persoonlijke effectiviteit hebben er ook een direct effect is. Uit hun onderzoek blijkt dat managers die het gevoel hebben meer controle over hun omgeving uit te kunnen oefenen meer persoonlijke effectiviteit bezitten.

Aangezien red-tape of procedurele restricties een negatief effect hebben op persoonlijke effectiviteit is het aannemelijk te maken dat autonomie als tegenpool van procedurele restricties of red-tape een positieve relatie heeft met persoonlijke effectiviteit. Dit wordt ook beweerd door Gagné en Bhave die stellen dat het verlagen van autonomie leidt tot een afname in persoonlijke effectiviteit (2011, p 163).

6Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 7: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

De mogelijkheid om zelf beslissingen te nemen heeft dus een toename in het vertrouwen in eigen kunnen en kunde tot gevolg. Dit alles leidt tot de volgende hypothesen:

H1: De wat/hoe dimensie van autonomie heeft een positieve relatie met persoonlijke effectiviteit.

H2: De waar dimensie van autonomie heeft een positieve relatie met persoonlijke effectiviteit.

H3: De wanneer dimensie van autonomie heeft een positieve relatie met persoonlijke effectiviteit.

H4: De met wie dimensie van autonomie heeft een positieve relatie met persoonlijke effectiviteit.

7Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 8: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

2.3 Social Exchange theorie

Bailyn en Perlow in Thompson, Beauvasi en Lyness (1999, p 4) stellen dat er binnen organisaties normen heersen waar “face time” of directe zichtbaarheid op het werk een indicator is van iemand zijn bijdrage en commitment aan zijn baan. Hierdoor brengen mensen die veel thuiswerken mogelijk hun carrière in gevaar. Mijn verwachting is dat werknemers die een hoge mate van autonomie op de waar en de wanneer dimensies kennen zich bewust zijn van deze opvattingen en mogelijke gevolgen voor hun carrière. Deze werknemers zullen dit proberen tegen te gaan door zich extra in te zetten en hogere doelen voor zichzelf te stellen.

Eenzelfde conclusie kan er getrokken worden uit de social exchange theory. Homans in Cook & Rice (2003, p 54) beschrijft social exchange als uitruil van tastbare of niet tastbare goederen tussen ten minste twee personen. Deze relatie wordt continue versterkt zolang de betrokken actoren contributies aan de relatie blijven maken. Hiermee wordt een verwachtingspatroon van wederkerigheid geschapen. Als iemand iets voor een andere persoon doet, is het bijna vanzelfsprekend dat hier iets tegenover staat. Het toekennen van autonomie aan een persoon zal in alle waarschijnlijkheid dus ook een tegenreactie impliceren. Ook volgens deze theorie zal het logische gevolg zijn dat werknemers hogere doelen voor zichzelf stellen.

Door het stellen en halen van hogere doelen zal hun persoonlijke effectiviteit toenemen. Bandura in Wright stelt dat het zetten van hogere doelen een groter verschil maakt tussen de huidige prestaties en de prestaties die nodig zijn om deze hogere doelen te behalen. Dit vergt meer inzet om een positieve zelf evaluatie te behalen en verhoogt de persoonlijke effectiviteit (Bandura, 1989, p 2,8).

Doordat het stellen en proberen te halen van hogere doelen extra inzet vergt, zal het halen van deze hogere doelen een groter gevoel van controle over de omgeving en een groter gevoel van eigenwaarde kunnen geven. Dit leidt tot een toename van persoonlijke effectiviteit, hetgeen leidt tot de volgende hypothese:

H5: De 4 dimensies van autonomie hebben een positieve relatie met persoonlijke effectiviteit via hogere doelen.

Omdat autonomie op de wanneer en waar dimensies meestal gepaard gaan met minder “face time” en dit negatieve consequenties kan hebben voor de carrière, verwachten we dat personen die deze autonomie bezitten zich hier bewust van zijn. Deze personen zullen de negatieve consequenties proberen te compenseren door hogere doelen te stellen voor zichzelf. Het stellen en halen van deze doelen leidt vervolgens weer tot een toename in persoonlijke effectiviteit. Dit leidt tot de volgende twee hypothesen:

8Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 9: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

H6: Het indirecte effect van de wanneer dimensie van autonomie via hogere doelen op persoonlijke effectiviteit is hoger dan dat van de wat/hoe en de met wie dimensie van autonomie.

H7: Het indirecte effect van de waar dimensie van autonomie via hogere doelen op persoonlijke effectiviteit is hoger dan dat van de wat/hoe en de met wie dimensie van autonomie.

2.4 Conceptueel model

Figuur 1: Conceptueel Model

9Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 10: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

3 Methoden en Technieken

Dit hoofdstuk is bedoeld om de gebruikte technieken en informatie over de data te belichten. Eerst een korte introductie van de casus in paragraaf 3.1. Vervolgens komen de steekproeftrekking, respons en de vergelijking met de populatie aan bod in paragraaf 3.2. In paragraaf 3.3 zal de operationalisatie besproken worden. De laatste paragraaf van de methoden en technieken zal gewijd zijn aan de gebruikte statistische technieken en de bijbehorende betrouwbaarheid.

3.1 Introductie van de casus

Om de relatie tussen autonomie en persoonlijke effectiviteit te onderzoeken maak ik gebruik van de vragenlijst “Ruimte voor de professional” van internetspiegel. Internetspiegel doet een 0-meting naar ruimte voor de professional in de Publieke sector in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De vragen die voor deze vragenlijst gesteld zijn door internetspiegel komen voort uit literatuur, bestaande instrumenten van internetspiegel, interviews en een bijeenkomst van wetenschappers. De volgende personen zijn geïnterviewd om de vragenlijst op te stellen:

Jos Kole (UU) Trui Steen (UL) Karin Geuijen (UU) Gerhard Smid (OU/ SIOO) Lars Tummers (EUR)

De bijeenkomst met wetenschappers is gehouden op 14-03-2012. Aanwezig bij deze bijeenkomst waren de volgende personen:

Lars Tummers (EUR)Bram Steijn (EUR)Brenda Vermeeren (EUR/InternetSpiegel)Daniël van Geest (InternetSpiegel)Ton de Korte (NCSI)Aukje Nauta (UvA)Bas de Wit (UU)Wilco Brinkman (A-advies)Roelant van Zevenbergen (BZK)

10Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 11: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

3.2 Steekproeftrekking

Deze vragenlijst wordt beantwoord door overheidsmedewerkers die deelnemen aan het flitspanel van BZK. Hier kan men zich vrijwillig voor opgeven. De ABD selecteert vervolgens een populatie uit deze vrijwilligers zodat deze een goede afspiegeling is in vergelijking met de populatie. Aangezien personen zich vrijwillig aanmelden bij dit panel is de respons erg hoog.

3.3 Operationalisatie

In deze paragraaf worden eerst de definities van de constructen weergegeven. Daarna is er uitgelegd hoe tot onze schalen gekomen is. Vervolgens worden de controle variabelen en het nieuwe conceptuele model besproken.

De wat dimensie van autonomie houdt in dat er vrijheid in de taakkeuze is.

De hoe dimensie gaat om vrijheden in de manier van het aanpakken van de werkzaamheden.

De wanneer dimensie geeft aan dat er vrijheden zijn in de indeling van het werk, en de tijden waarop deze verricht wordt.

De waar dimensie is de vrijheid om te bepalen waar de werkzaamheden plaatsvinden.

Hogere doelen houdt in dat mensen voor zichzelf moeilijker te bereiken doelen stellen en deze proberen te halen.

Persoonlijke effectiviteit is het vertrouwen dat personen in zichzelf hebben dat ze in staat zijn om werkzaamheden te verrichten. Dat ze zichzelf capabel achten om problemen die ze tegen kunnen komen op te lossen.

Op de volgende pagina is de factoranalyse te zien die is verricht op mijn vraagstellingen voor de onafhankelijke variabelen. De wat en hoe dimensie van autonomie blijken bijna hetzelfde te meten. Deze zijn dan ook samengevoegd in één dimensie. Deze wat/hoe dimensie zal een beter resultaat geven in de analyse. De waar, wanneer en met wie dimensie van autonomie bleken genoeg verschillend om geen last te hebben van multicollineariteit. De afhankelijke variabele persoonlijke effectiviteit bestaat maar uit één item omdat er bij het gebruik van meerdere items autocorrelatie ontstond. Tevens was de interne consistentie van dit construct dan niet voldoende (Chronbach α van maximaal 0,61). De complete lijst van schalen is te vinden in Appendix I. De controle variabelen die zijn opgenomen in de analyses zijn geslacht, geboortejaar en het bezitten van een leidinggevende functie.

11Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 12: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

Factoranalyse

vraagstelling F1 F2 F3 F4Ik kan zelf beslissen wat mijn doelen zijn .732Ik kan zelf bepalen welke werkzaamheden ik verricht

.696

In mijn werk kan ik veel beslissingen zelf nemen .697Ik kan zelf beslissen hoe ik mijn werk doe .784Ik krijg de ruimte om zelf te experimenteren met manieren om het werk te doen

.754

Ik kan zelf mijn werktempo bepalen (.423) .482Ik kan mijn eigen werkwijze kiezen .802Ik kan zelf beslissen welke methode ik gebruik om het werk te doen

.706

Ik kan zelf kiezen op welke locatie ik ga werken .839Ik heb de mogelijkheid om structureel één of meerdere dagen per week thuis te werken

.811

Ik ben voor mijn werk niet gebonden aan één specifieke plek

.739

Ik kan binnen mijn organisatie kiezen voor een werkomgeving die aansluit bij mijn werkactiviteit (bijvoorbeeld een brainstormruimte of stilteruimte)

.683

Ik kan zelf bepalen waar ik mijn werk uitvoer .827Ik kan zelf bepalen op welke tijdstippen ik werk .486 (.465)Ik kan zelf bepalen wanneer ik mijn werkzaamheden inplan

.714

Ik kan zelf bepalen wanneer ik een specifieke taak uitvoer

.742

Ik kan zelf bepalen wanneer ik mijn werk onderbreek

.773

Ik kan zelf de volgorde van mijn werkzaamheden bepalen

.801

Ik krijg de ruimte om samenwerking te zoeken met mensen die van belang zijn voor mijn werk

.755

Ik heb de mogelijkheid om met verschillende partijen samenwerkingsrelaties aan te gaan

.814

De vraag wie ons verder kan helpen is bij ons belangrijker dan de vraag waar diegene werkt

.772

Er is bij ons ruimte voor alternatieve samenwerkingsvormen zoals allianties, cocreatie en communities

.650

<.4 niet weergegeven Tabel 1: Factoranalyse

12Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 13: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

3.4 Gebruikte Methoden

Om de data te onderzoeken is een regressieanalyse uitgevoerd met behulp van het statistische programma SPSS. Eerst een model zonder de mediator om het directe effect van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele te bepalen. Vervolgens is de mediator in dit regressiemodel opgenomen. Een regressieanalyse in SPSS moet aan de volgende voorwaarden voldoen wil men iets kunnen zeggen over de uitkomsten.

De variabelen mogen geen multicollineariteit vertonen. Dit wil zeggen dat ze niet te sterk samenhangen. De VIF waarden geven dit aan voor het model. Deze mogen niet boven de 10 uitkomen en moeten gemiddeld enigszins bij de 1 liggen. De residuen van de regressieanalyse moeten onafhankelijk zijn. Dit is af te lezen aan de Durbin-Watson score. Deze moet tussen de 1 en de 3 liggen. Het is niet de bedoeling dat er meer dan 5% outliners zijn. Dit zijn cases die meer dan 2 Z-scores van het gemiddelde af liggen. Er zijn in dit onderzoek geen outliners verwijderd. De data moet voldoen aan de voorwaarden van homoscedasticiteit. Dit is af te lezen uit de twee onderstaande scatterplots. Aangezien deze enigszins als een willekeurige puntenwolk zijn verdeeld zijn deze voorwaarden gehaald.

Figuur 2: Scatterplots P.E. & H.D.

Aangezien Persoonlijke effectiviteit uit 1 item bestaat en er maar 5 opties zijn voor de cases om zich over te verdelen voldoet deze aan de voorwaarden. Tevens moet de data normaal verdeeld zijn om regressie analyses uit te voeren in SPSS, dit is af te lezen aan de Kolgorov-Smirnov test. Alle voorwaarden voor de regressieanalyse behalve de normaal verdeling zijn gehaald. De afhankelijke variabele blijkt niet normaal verdeeld.

13Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 14: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

In eerste instantie is de data geanalyseerd op een manier gebaseerd op de wijze die Baron en Kenny (1986) hebben beargumenteerd. Zij stellen vier voorwaarden om een padmodel met een mediator-effect te onderzoeken (Baron & Kenny, 1986:4-6):

-De onafhankelijke variabele moet invloed hebben op de afhankelijke variabele.

-De onafhankelijke variabele moet invloed hebben op de mediator

-De mediator moet invloed hebben op de afhankelijke variabele

-De invloed van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele moet afnemen of wegvallen als de invloed van mediator in het model komt.

Als de invloed van de onafhankelijke variabele op deze manier helemaal wegvalt spreken we van volledige mediatie. Als deze afneemt is er sprake van gedeeltelijke of partiële mediatie. Door middel van het uitvoeren van een Sobel test kan gekeken worden of deze partiële mediatie significant is. `

Veel van deze voorwaarden blijken ook uit de regressieanalyse. Hier zijn echter de onafhankelijke variabelen allemaal meegenomen en hebben ze ook invloed op elkaar. Om de voorwaarden te testen die Baron en Kenny opgesteld hebben zijn er chi-kwadraat toetsen uitgevoerd. De uitkomsten hiervan zijn te zien in de onderstaande tabel. Er is voldaan aan alle voorwaarden om chi-kwadraat testen te mogen uitvoeren.

Relatie SignificantieWat/hoe dimensie -> Persoonlijke effectiviteit 0.000Waar dimensie -> Persoonlijke effectiviteit 0.000Wanneer dimensie -> Persoonlijke effectiviteit 0.000Met wie dimensie -> Persoonlijke effectiviteit 0.000Wat/hoe dimensie -> Hogere doelen 0.000Waar dimensie -> Hogere doelen 0.000Wanneer dimensie -> Hogere doelen 0.000Met wie dimensie -> Hogere doelen 0.000Hogere doelen -> Persoonlijke effectiviteit 0.000 Tabel 2: Chi-square toetsen

De data verkregen uit de regressieanalyse is niet betrouwbaar. Deze test gaat er van uit dat de data normaal is verdeeld. De data die in dit onderzoek is gebruikt is niet normaal verdeeld. Hierom is het nodig om gebruik te maken van statistische methoden die niet de aanname doet dat de data normaal is verdeeld.

Derhalve is gebruik gemaakt van een statistische methode die geen veronderstellingen maakt over de normale verdeling van de data. De gebruikte methode heet bootstrapping. De meest gebruikte statistische software door onderzoekers maakt geen gebruik van de hedendaagse “beste” manieren. Als onderzoekers deze toch willen gebruiken moeten ze gespecialiseerde software aanschaffen, of variabelen aanpassen en zelf code schrijven. (Hayes, 2012:2).

14Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 15: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

Er zijn een groot aantal statistische plug-in programma’s beschikbaar die het toch mogelijk maken om deze problemen op een relatief simpele manier het hoofd te bieden. Al deze plug-ins hebben echter hun eigen beperkingen, meestal kan er maar één bepaalde taak mee uitgevoerd worden. (Hayes, 2012:2)

Preacher & Hayes hebben een plug-in ontwikkeld waarin de meeste van deze extra functies mee uitgevoerd kunnen worden. Deze plug-in heet PROCESS en is onder andere beschikbaar voor SPSS en SAS. (Hayes, 2012:3) PROCESS is niet alleen in staat om regressie voor mediatie uit te voeren maar kan ook Sobel tests en bootstrap analyses uitvoeren.

Bij verwachte partiële mediatie zijn er Sobel tests uitgevoerd om te bepalen of er inderdaad sprake is van partiële mediatie. Als de score van de Sobel test boven de 1.96 ligt kan men hiervan spreken.

15Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 16: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

4 Resultaten

In dit gedeelte van het onderzoek zijn de resultaten besproken. In paragraaf 4.1 is de beschrijvende statistiek weergegeven. Vervolgens zijn in paragraaf 4.2 de resultaten van de analyses besproken.

4.1 Beschrijvende Statistiek

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Geslacht (0:Man, 1:Vrouw) 8592 0 1 .44 .497

Geboortejaar 8591 1935 1990 1960.73 8.993

Leidinggevende functie (0:Nee, 1:Ja) 8592 0 1 .18 .385

Autonomie (Wat/Hoe dimensie) 8592 1,00 5,00 2.5483 .71854

Autonomie (Waar dimensie) 8592 1,00 5,00 3.5311 1.02756

Autonomie (Wanneer dimensie) 8592 1,00 5,00 2.8949 1.00532

Autonomie (Met Wie dimensie) 8592 1,00 5,00 2.7966 .85611

Hogere Doelen 8592 1,00 5,00 2.4337 .74307

Persoonlijke effectiviteit 8592 1,00 5,00 2.4878 .61048

Valid N (listwise) 8591 1,00 5,00 Tabel 3: Beschrijvende statistiek

In de bovenstaande tabel is de beschrijvende statistiek van de data weergegeven. In de tabel op de volgende pagina vindt u de correlatie tabel inclusief de Chronbach α voor alle variabelen.

16Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 17: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

Chronbach α en onderlinge Correlaties

17Bachelorscriptie Kasper Euser

* p < .05, ** p < .01, n.v.t. niet van toepassing Tabel 4: Correlatie

Variabele Cr. Alpha 1 2 3 4 5 6 7 8 9

1. Geslacht (0:Man, 1:Vrouw) n.v.t 1

2. Geboortejaar n.v.t ,176** 1

3. Leidinggevende functie (0:Nee, 1:Ja) n.v.t. -,139** -,068** 1

4. Autonomie (Wat/Hoe) .890 ,120** -,042** -,182** 1

5. Autonomie (Waar) .876 ,164** -,008 -,164** ,444** 1

6. Autonomie (Wanneer) .911 ,110** -,053** -,199** ,625** ,680** 1

7. Autonomie (met Wie) .835 ,103** -,034** -,200** ,541** ,542** ,575** 1

8. Hogere doelen .723 -,033** -,068** -,056** ,061** -,046** -,039** -,004 1

9. Persoonlijke effectiviteit .610 ,000 -,001 -,015 ,236** ,075** ,144** ,099** ,051** 1

Page 18: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

4.2 Resultaten Regressie en Bootstrapping

In dit gedeelte van het onderzoek worden de resultaten van de regressie analyse en de bootstrap analyse besproken. Hoewel de afhankelijke variabele niet normaal verdeeld is zijn eerst de resultaten van de regressieanalyse besproken. Hierna komen de resultaten van de bootstrap analyse aan bod.

Resultaten Regressie

Variabele Model I (Direct effect)

Model II(Mediatie)

Geslacht (0:Man, 1:Vrouw)

-.008 .002

Geboortejaar -.006** -.005**Leidinggevende functie (0: Nee, 1: Ja)

-.004 .028

Autonomie (wat/hoe) .197** .163**Autonomie (waar) -.029* -.023**Autonomie (wanneer) .011 .030Autonomie (met wie) -.052** -.050**Constant 14.684 11.482R² .026 .069VIF waarden Tussen 1.043 en

2.544Tussen 1.024 en 2.557

Durbin Watson 1.349 1.343Outliners 2,7% 4%Cook’s Distance Tussen 0.000 en

0.003Tussen 0.000 en 0.004

Kolgorov-Smirnov 0.000 0.000* p < .05, ** p < .01 Tabel 5: Regressieresultaten

In de bovenstaande tabel zijn de resultaten van de regressie analyse weergegeven. Er is gebruik gemaakt van de ongestandaardiseerde β. Het eerste model toont het directe effect van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele. In het tweede regressiemodel is de mediator toegevoegd. De wanneer dimensie van autonomie blijkt niet significant. De relatie tussen deze dimensie van autonomie en persoonlijke effectiviteit is gebaseerd op toeval en niet op een statistisch verband. De wat/hoe dimensie heeft een positieve relatie met persoonlijke effectiviteit (β .197). De waar en met wie dimensies hebben een negatieve relatie met persoonlijke effectiviteit (respectievelijk β-.029 en β-.052). Als de mediator wordt toegevoegd in model II zien we dat alle drie de significante relaties afnemen. Dit duidt op partiële mediatie. Omdat de afhankelijke variabele niet normaal is verdeeld hebben we als controle een bootstrap model opgenomen wat geen aanname doet over de verdeling. Zowel in absolute getallen als in percentage is de relatie van de wat/hoe dimensie via Hogere Doelen het hoogst.

18Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 19: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

Resultaten Bootstrapping

Variabele Direct effect op persoonlijke effectiviteit

Mediatie Hogere Doelen

Geslacht (0:Man, 1:Vrouw)

-.0091 .0016

Geboortejaar -.0063** -.0050**Leidinggevende functie (0: Nee, 1: Ja)

-.0019 .0277

Autonomie (wat/hoe) .197** .1631**Autonomie (waar) -.0287* -.0227**Autonomie (wanneer) .0111 .0304Autonomie (met wie) -.0521** -.0501**Constant 11.4823R² .0691*** p < .05, ** p < .01 Tabel 6: Bootstrappingresultaten

Hierboven zijn de resultaten van de bootstrap analyse te zien. Deze komen vrijwel geheel overeen met de resultaten die doormiddel van de regressie zijn behaald. Het gehele bootstrap model heeft maar één R² omdat er een enkel model is gebruikt wat het directe en het indirecte verband weergeeft. Omdat vrijwel alle data uit de bootstrap analyse overeenkomt met die van de regressie neem ik aan dat de data uit de regressie betrouwbaar is. Om de partiële mediatie aan te tonen is er gebruik gemaakt van Sobel testen. Aangezien de scores van deze testen allemaal boven de 1.96 zijn en ze ook alle drie significant zijn is er sprake van partiële mediatie.

Sobel Test

Variabele Sobel test SignificantieWat/hoe dimensie 7.65121567 0.0Waar dimensie 15.01703885 0.0Met wie dimensie 2.57440380 0.01

Tabel 7: Sobeltests

19Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 20: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

5 Conclusie en discussie

Dit hoofdstuk van de scriptie is gewijd aan het trekken van conclusies die de analyse opgeleverd heeft. Eerst wordt gekeken in hoeverre de hoofd en deelvragen zijn beantwoord. Daarna zijn de relevantie en de beperkingen van het onderzoek besproken. Er zal worden afgesloten met een blik in de toekomst, aanbevelingen voor toekomstig onderzoek naar het theoretisch raamwerk rondom persoonlijke effectiviteit.

Dit onderzoek heeft de volgende hypothesen opgesteld:

H1: De wat/hoe dimensie van autonomie heeft een positieve relatie met persoonlijke effectiviteit.

H2: De waar dimensie van autonomie heeft een positieve relatie met persoonlijke effectiviteit.

H3: De wanneer dimensie van autonomie heeft een positieve relatie met persoonlijke effectiviteit.

H4: De met wie dimensie van autonomie heeft een positieve relatie met persoonlijke effectiviteit.

H5: De vier dimensies van autonomie hebben via de mediator hogere doelen een relatie met persoonlijke effectiviteit.

H6: Het indirecte effect van de wanneer dimensie van autonomie via hogere doelen op persoonlijke effectiviteit is hoger dan dat van de wat/hoe en de met wie dimensie van autonomie.

H7: Het indirecte effect van de waar dimensie van autonomie via hogere doelen op persoonlijke effectiviteit is hoger dan dat van de wat/hoe en de met wie dimensie van autonomie.

Op basis van de analyses die in het vorige hoofdstuk gepresenteerd zijn kunnen we stellen dat H2,H3, H4, H6 en H7 verworpen zijn. De waar dimensie van autonomie heeft een negatieve relatie met persoonlijke effectiviteit in plaats van een positieve. Deze relatie hoewel significant is niet erg sterk. De wanneer dimensie van autonomie blijkt helemaal niet significant. De met wie dimensie heeft net als de waar dimensie een negatieve relatie met persoonlijke effectiviteit. Het effect via de mediator blijkt het sterkst te zijn voor de wat/hoe dimensie in plaats van voor de wanneer en waar dimensie zoals beargumenteerd in het theoretisch kader.

H1 en H5 kunnen niet verworpen worden. De wat/hoe dimensie van autonomie heeft een positieve relatie met persoonlijke effectiviteit. Tevens hebben de verschillende dimensies van autonomie een relatie met persoonlijke effectiviteit door de mediator hogere doelen.

20Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 21: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

De hoofd- en deelvragen die opgesteld zijn in dit onderzoek luiden:

Hoofdvraag

Wat is de relatie tussen de verschillende dimensies van autonomie en persoonlijke effectiviteit?

Deelvragen

-Is er een directe relatie tussen de verschillende dimensies van autonomie en persoonlijke effectiviteit?-Treed Hogere doelen op als een mediator voor de relatie tussen de verschillende dimensies van autonomie en persoonlijke effectiviteit?

Met deze informatie zijn onze hoofd- en deelvragen beantwoord. Er is een directe relatie tussen drie van de vier dimensies van autonomie en persoonlijke effectiviteit. De wanneer dimensie blijkt geen significante relatie te hebben met persoonlijke effectiviteit. Het stellen en halen van Hogere doelen blijkt inderdaad op te treden als een mediator. Deze mediator heeft het meeste effect op de wat/hoe dimensie.

Beperkingen

De modellen in dit onderzoek zijn maar in staat een klein gedeelte van de variantie in de afhankelijke variabele te verklaren (R² van 6.9 als de mediator mee is genomen). Hoewel de bevindingen van dit onderzoek gebruikt kunnen worden om de invloeden op persoonlijke effectiviteit beter te begrijpen voorziet het niet in een compleet model. Er zal in de toekomst meer onderzoek verricht moeten worden om volledig te begrijpen wat persoonlijke effectiviteit beïnvloed. Meer kennis en inzicht in de manier waarop persoonlijke effectiviteit werkt en wat het veroorzaakt kan het in de praktijk mogelijk maken dat mensen beter in staat zijn werkzaamheden te verrichten.

21Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 22: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

Literatuurlijst

Bandura, A. Wood, R. (1989) Effect of perceived controllability and performance standards on Self-Regulation of complex decision making, Journal of Personality and Social Psychology. 1989, Vol 56, No 5, 805-814

Baron, R.M., Kenny, D.A. (1986) The Moderator-Mediator variable distinction in social psychological research: conceptual, strategic and statistical considerations. Journal of personality and social psychology vol.51 no.6 1173-1182

Clear, F. Dickson, K. (2005) Teleworking practice in small and medium-sized firms: management style and worker autonomy, New Technology, Work and Employment 20 140-156

Cook, K. S., Rice, E. (2003) Social Exchange Theory, In Gilbert, D, T.(Ed.), Fiske, S, T. (Ed.), Lindzey, G. (Ed.) Handbook of Social Psychology, New York, Kluwer Academic/Plenum Publishers

Gagné M., Bhave D. (2011) Chapter 8: Autonomy in the workplace: An essential ingredient to employee engagement and well-being in every culture. Human Autonomy in Cross-Cultural Context

Hayes, A. F. (2012) PROCESS: A versatile computational tool for observed variable mediation, moderation and conditional process modeling

Langer, E. (1983) The psychology of control, California, Sage Publications Loher, B. T., Noe, R. A., Moeller, N. L., Fitzgerald, M. P. (1985) A meta-analasis of the

relation of job characteristics to job satisfaction, Journal of applied Psychology, 70, 280-289

Pandey, S. K., Scott, P. G. (2002) Red Tape: A Review and Assessment of Concepts and Measures, Journal of Public Administration Research and Theory, 12, 553-580

Pink, D. K. (2009) Drive, the suprising truth about what motivates us, Penguin Group, New York

Schwalbe, M. L. (1985) Autonomy in Work and Self-Esteem, The Sociological Quarterly, Vol. 26, No. 4, 519-535

Spector, P. E. (1986) Perceived control by employees: A meta-analasis of studies concerning autonomy and participation at work. Human relations, 39, 1005-1016

Thomson, C. A., Beauvais, L. L., Lyness, K. S. (1999) When Work–Family Benefits Are Not Enough: The Influence of Work–Family Culture on Benefit Utilization, Organizational Attachment, and Work–Family Conflict, Journal of Vocational Behavior 54, 392–415

Wright, B. E. (2004) The Role of Work Context in Work Motivation: A Public Sector Application of Goal and Social Cognitive Theories , Journal of Public Administration Research and Theory, Vol. 14, no. 1, 59–78

22Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 23: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

Appendix I

In deze bijlage vindt u de complete lijst van items die voor elk construct is gebruikt.

De wat/hoe dimensie van autonomie

Een individu zijn score op de wat dimensie van autonomie wordt bepaald door de volgende acht items. Deze items zijn ingedeeld op een vijf punt Likert schaal. Al de vragen van de wat/hoe dimensie van autonomie zijn positief. Er hoeven dus geen negatieve vragen omgepoold te worden.

Items wat/hoe dimensie van autonomieIk kan zelf beslissen wat mijn doelen zijnIk kan zelf bepalen welke werkzaamheden ik verrichtIn mijn werk kan ik veel beslissingen zelf nemenIk kan zelf beslissen hoe ik mijn werk doeIk krijg de ruimte om zelf te experimenteren met manieren om het werk te doenIk kan zelf mijn werktempo bepalenIk kan mijn eigen werkwijze kiezenIk kan zelf beslissen welke methode ik gebruik om het werk te doen Tabel 8: Items wat/hoe dimensie

De waar dimensie van autonomie

Een individu zijn score op de waar dimensie van autonomie wordt bepaald door de volgende vier items. Deze items zijn ingedeeld op een vijf punt Likert schaal. Al de vragen van de waar dimensie van autonomie zijn positief. Er hoeven dus geen negatieve vragen omgepoold te worden.

Items waar dimensie van autonomieIk kan zelf kiezen op welke locatie ik ga werkenIk heb de mogelijkheid om structureel één of meerdere dagen per week thuis te werkenIk ben voor mijn werk niet gebonden aan één specifieke plekIk kan binnen mijn organisatie kiezen voor een werkomgeving die aansluit bij mijn werkactiviteit (bijvoorbeeld een brainstormruimte of stilteruimte)

Tabel 9: Items waar dimensie

23Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 24: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

De wanneer dimensie van autonomie

Een individu zijn score op de wanneer dimensie van autonomie wordt bepaald door de volgende vijf items. Deze items zijn ingedeeld op een vijf punt Likert schaal. Al de vragen van de wanneer dimensie van autonomie zijn positief. Er hoeven dus geen negatieve vragen omgepoold te worden.

Items wanneer dimensie van autonomieIk kan zelf bepalen op welke tijdstippen ik werkIk kan zelf bepalen wanneer ik mijn werkzaamheden inplanIk kan zelf bepalen wanneer ik een specifieke taak uitvoerIk kan zelf bepalen wanneer ik mijn werk onderbreekIk kan zelf de volgorde van mijn werkzaamheden bepalen

Tabel 10: Items wanneer dimensie

De met wie dimensie van autonomie

Een individu zijn score op de met wie dimensie van autonomie wordt bepaald door de volgende vijf items. Deze items zijn ingedeeld op een vijf punt Likert schaal. Alle vragen van de met wie dimensie van autonomie zijn positief. Er hoeven dus geen negatieve vragen omgepoold te worden.

Items met wie dimensie van autonomieIk krijg de ruimte om samenwerking te zoeken met mensen die van belang zijn voor mijn werkIk heb de mogelijkheid om met verschillende partijen samenwerkingsrelaties aan te gaanDe vraag wie ons verder kan helpen is bij ons belangrijker dan de vraag waar diegene werktEr is bij ons ruimte voor alternatieve samenwerkingsvormen zoals allianties, cocreatie en communities

Tabel 11: Items met wie dimensie

Hogere doelen

Een individu zijn score op hogere doelen wordt bepaald door de volgende twee items. Deze items zijn ingedeeld op een vijf punt Likert schaal. Alle vragen van hogere doelen zijn positief. Er hoeven dus geen negatieve vragen omgepoold te worden.

Items Hogere doelen

Ik werk waarschijnlijk harder dan anderen die hetzelfde werk doen als ikIk ben bereid om vroeg met mijn werk te beginnen of lang door te gaan om een klus af te maken

Tabel 12:Items hogere doelen

24Bachelorscriptie Kasper Euser

Page 25: Web viewDit onderzoek heeft als doel bij te dragen aan de theoretische kennis over de oorzaken van persoonlijke effectiviteit. Door literatuur over autonomie en persoonlijke

Persoonlijke effectiviteit

Een individu zijn score op persoonlijke effectiviteit wordt bepaald door het volgende item. Dit item is ingedeeld op een vijf punt Likert schaal.

Item Persoonlijke effectiviteitIk ben ervan overtuigd dat ik elke taak die mij wordt toegewezen succesvol kan uitvoeren

Tabel 13: Items persoonlijke effectiviteit

25Bachelorscriptie Kasper Euser