Thematische congruentie en de invloed van advertenties
-
Upload
mark-boukes-university-of-amsterdam -
Category
Travel
-
view
1.876 -
download
1
description
Transcript of Thematische congruentie en de invloed van advertenties
Thematische congruentie en de invloed van advertenties
Gevolgen van context voor reclame-effectiviteit
Individueel literatuurpaper
Mark Boukes
5616298
1e semester 2009/2010CCV Masterseminar: Mediastrategieën in Campagnes
Docent: mw. dr. E.A. van Reijmersdal1 oktober 2009
Universiteit van Amsterdam
Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
Graduate School of Communication
Inhoudsopgave
INTRODUCTIE................................................................................................................................... 1
METHODE........................................................................................................................................ 3
RESULTATEN.................................................................................................................................... 4
EFFECTEN VAN THEMATISCHE (IN)CONGRUENTIE OP HERINNERING VAN ADVERTENTIES........................4
EFFECTEN VAN THEMATISCHE (IN)CONGRUENTIE OP ATTITUDE JEGENS ADVERTENTIES EN MERKEN......6
DISCUSSIE........................................................................................................................................ 7
Literatuur.......................................................................................................................................... 9
Thematische congruentie en de invloed van advertenties
IntroductieDe markt van advertenties in diverse media speelt een grote rol in de hedendaagse economie. Het
is een aanzienlijke markt, waarin grote bedragen omgaan. Alleen al in Nederland worden
miljarden euro’s geïnvesteerd, om reclames aan het publiek te tonen. Negen jaar geleden, in het
jaar 2000, bedroegen de mediabestedingen van adverteerders in Nederland nog 5,16 miljard
(BBC/VEA, 2001, in: Neijens & Smit, 2002, p. 142), terwijl deze anno 2008 alweer zijn
gestegen tot ruim 6,1 miljard euro (Mediaonderzoek.nl, 2009).
Aangezien er zoveel geld wordt gespendeerd aan advertentieruimte, lijkt het te verwachten
dat professionals die zich hiermee bezighouden, veel kennis hebben van factoren die adverteren
effectiever zouden kunnen maken. Mediaplanners, de mensen die zich bezighouden met het
selecteren van de juiste media om advertenties aan het publiek te tonen, baseren hun werk echter
grotendeels op bereikcijfers en demografische kenmerken van het publiek (Celuch & Slama,
1993). Uit deze gegevens wordt afgeleid, waar doelgroepen van een commerciële boodschap zich
bevinden, om daar vervolgens mediabestedingen op af te stemmen. Om contexteffecten op die
boodschap lijkt deze beroepsgroep zich niet druk te maken. Wellicht omdat deze moeilijk te
begrijpen zijn, of misschien omdat de opdrachtgever hier niet in geïnteresseerd is.
In de wetenschap is echter wel oog voor de effecten, die een mediumcontext kan hebben op de
invloed van een boodschap. Eén van de vele onderwerpen die hiermee verband houdt, is het
effect dat voortkomt uit een overeenstemming of juist tegenstelling tussen de context van een
boodschap en de boodschap zelf. Dit worden ook wel effecten van thematische congruentie
genoemd; redactionele inhoud heeft bijvoorbeeld effect op daaropvolgende commerciële
boodschappen. De overeenstemming of het verschil kan worden gevonden in het onderwerp of
gevoel dat is behandeld of gecreëerd door de context en de reclame. Van congruentie is
bijvoorbeeld sprake wanneer een advertentie voor gezond, biologisch voedsel wordt geplaatst in
een magazine over gezondheid. Echter is wanneer in ditzelfde blad een reclame voor een
sigarettenmerk wordt geplaatst, sprake van incongruentie.
Er bestaan verschillende ideeën over de positieve of negatieve gevolgen die een congruente
of een incongruente context heeft op de reclameverwerking (cognitieve en affectieve reacties op de
reclame) en reclamewerking (cognitieve, affectieve en gedragsreacties op het merk van de
reclame). Zo bestaat de theorie, dat als gevolg van een priming-effect (Price & Tewksbury, 1997),
mensen meer aandacht zullen schenken aan boodschappen die congruent zijn met de context,
omdat het onderwerp of het gevoel al in de ontvanger zijn gedachten is, waardoor aandacht daar
eerder naartoe wordt getrokken (Furnham, Gunter & Richardson, 2002; Moorman, Neijens &
Smit, 2002). Hierdoor zou de boodschap beter worden onthouden. Bovendien zouden deze
boodschappen makkelijker worden verwerkt, omdat ze passen binnen de gedachtegang die al actief
1
Boukes (2009)
is (Howard & Barry, 1994; Moorman et al, 2002). Howard en Barry (1994) menen dat om een
andere reden congruente boodschappen tevens beter zullen worden onthouden. Zij denken dat
mensen, die vrijwillig een programma kijken of een artikel lezen, graag in de stemming willen
blijven die door de context is opgewekt. Hierdoor zullen zij relatief veel aandacht schenken aan
congruente boodschappen die deze stemming bekrachtigen of in ieder geval zullen handhaven.
Daarentegen bestaat ook de gedachte, dat het effect van thematische incongruentie juist
stimulerend werkt op herinnering. Wanneer een boodschap incongruent is aan haar omgeving,
zal deze de ontvanger meer opvallen en daardoor beter worden onthouden (Moorman et al.,
2002). Congruente boodschappen vallen echter niet op, waardoor ze weinig aandacht krijgen en
slechter worden onthouden (Furnham et al., 2002). Dahlén, Rosengren, Törn en Öhman (2008)
hebben een andere redenatie. Zij menen dat incongruente boodschappen de gedachtegang van een
ontvanger onderbreken, waardoor om de boodschap te begrijpen meer intensief nadenken wordt
gevergd en als gevolg de boodschap beter wordt onthouden.
In tegenstelling tot de verschillende theorieën over de effecten van thematische
(in)congruentie op de herinnering van een advertentie, zijn er maar weinig theorieën over de
effecten van context op de attitude ten opzichte van de advertentie (Aad) of het merk. Celuch en
Slama (1993) stellen dat congruente advertenties een positievere attitude jegens de advertentie en
het bijbehorende merk zullen teweegbrengen, omdat deze advertenties makkelijker te verwerken
zijn als gevolg van vergelijkbare informatie. Deze auteurs leggen echter niet uit, waarom dit een
positief effect tot gevolg zal hebben. Logisch lijkt dat het makkelijker verwerken van advertenties,
leidt tot minder irritatie, en daarom een positiever effect dan het gevolg zou zijn bij incongruente
advertenties. Dahlén et al. (2008) stellen dat incongruente advertenties juist positievere effecten op
attitudes zullen veroorzaken. Doordat zij, zoals hierboven al beschreven, menen dat incongruente
boodschappen intensief nadenken zal activeren, krijgen mensen meer vertrouwen in hun oordeel
over de advertentie en zullen deze en het merk daarom meer waarderen. Bovendien denken Dahlén
et al. (2008) dat mensen incongruente boodschappen als entertainment kunnen beoordelen, omdat
ze gedachtes prikkelen. Hierdoor zou tevens een positievere attitude ontstaan.
Welke gevolgen thematische (in)congruentie ook heeft, er zijn indicaties dat deze gevolgen
niet voor alle media hetzelfde hoeven te zijn. De cognitieve verwerking van boodschappen uit
verschillende media, kan anders verlopen, door verschillen tussen diverse media (DeFleur,
Davenport, Cronin & DeFleur, 1992). Naast dat audiovisuele televisie verschilt van statische
printmedia, is pacing van belang (Kotler & Keller, 2006). Televisie, met externe pacing, bepaalt
het tempo waarin en moment waarop een ontvanger boodschappen tot zich moet nemen.
Printmedia, met interne pacing, laten dit daarentegen over aan de ontvanger zelf.
Kortom kan worden gesteld dat er vele, verschillende theorieën zijn, die effecten van
thematische congruentie of incongruentie tussen mediumcontext en advertentie proberen te
2
Thematische congruentie en de invloed van advertenties
verklaren. Met als doel een goed overzicht te geven van de kennis die op dit moment bestaat
over dit onderwerp en wellicht te kunnen concluderen welke theorieën juist of onjuist zijn, is
voor dit paper, middels een literatuurstudie, wetenschappelijke literatuur onderzocht, die
onderzoek beschrijft naar effecten van thematische (in)congruentie op invloed van advertenties. De
vraagstelling waarop dit onderzoek een antwoord tracht te zoeken luidt daarom als volgt: Wat is
in de wetenschappelijke literatuur bekend over de effecten die thematische congruentie of
thematische incongruentie heeft op de invloed van advertenties in diverse media?
Het beantwoorden van deze vraag, zal leiden tot cumulatie van wetenschappelijke kennis
over dit specifieke gebied van adverteren. Hiermee kan een uitgebreid en vergelijkend beeld
worden geschapen, dat een overzicht biedt van de onderzoeken die zijn gedaan naar de effecten
van thematische (in)congruentie op de invloed van advertenties. Hieruit zullen mogelijk conclusies
voortvloeien, die mensen binnen mediaplanningbureaus in de praktijk toe kunnen passen, om zo
advertenties effectiever te laten zijn door ze in de juiste context te plaatsen.
MethodeDit onderzoek is uitgevoerd middels een literatuurstudie. Daarbij werd gezocht naar wetenschappelijke
artikelen die onderzoek beschrijven, naar de wijze waarop thematische (in)congruentie effect heeft
op de invloed van advertenties. Deze artikelen zijn op verschillende manieren gezocht om een zo
volledig mogelijk overzicht te geven van de kennis die er op dit moment hierover bestaat.
Allereerst is gezocht via de Digitale Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam met diverse
combinaties van de volgende zoektermen: advertisements, advertising, advertising effects,
congruence, congruency, context, effects, incongruence, incongruency, thematic congruence,
thematic incongruence. Met deze zoektermen werd tevens in Google Scholar gezocht, om te
voorkomen dat belangrijke artikelen, die eventueel niet in de databases van de Digitale Bibliotheek
van de Universiteit van Amsterdam stonden, over het hoofd werden gezien. Geselecteerd zijn de
artikelen op basis van hun titel en samenvattingen. Nadat artikelen waren gelezen, werd de
literatuurlijst nagelopen om te controleren of er nuttige artikelen waren gebruikt door de auteurs,
die nog niet waren gevonden. Tevens is gezocht met de Cited Reference Search van de Social
Sciences Citation Index (SSCI) naar artikelen die verwezen naar de al gevonden artikelen.
Alle relevante artikelen werden gelezen, waarna zij systematisch werden vergeleken op een
aantal factoren. Drie artikelen vormden daarbij de basis voor het paper (Dahlén et al., 2008;
Furnham et al., 2002; Moorman et al., 2002) Allereerst werd gekeken op welke invloed van
advertenties, thematische (in)congruentie effect zou hebben: herinnering van advertenties of
attitude jegens advertenties en merken. Deze twee, herinnering en attitude, waren de invloeden van
advertenties, die in verschillende onderzoeken naar voren kwamen. Daarnaast was er aandacht
voor de verschillen tussen onderzoeken wat betreft mediumtype (televisie of print),
3
Boukes (2009)
onderzoekssetting (experiment of veldonderzoek) en context. De laatste, context, betreft of de
advertentie werd bekeken binnen een gehele mediumtitel (magazine of programma) of slechts een
klein gedeelte daarvan (pagina of scene). Dit is van belang, omdat mediaplanners vaak alleen
inzicht hebben in mediumtitels, maar niet in de precieze inhoud ervan.
ResultatenIn de literatuur werd gezocht naar effecten die thematische congruentie of incongruentie kan
hebben op de invloed van advertenties. Hierover werden zeven artikelen gevonden (Tabel 1). Op
basis van verschillende theorieën wordt verwacht, dat thematische congruentie effect kan hebben
op de invloed van advertenties. Thematische congruentie is in dit geval dus een onafhankelijke
variabele, terwijl de invloed van advertenties hier de afhankelijke variabele is. Uit de literatuur is
gebleken dat deze afhankelijke variabele op te splitsen is in twee invloeden van advertenties,
namelijk invloed op herinnering en invloed op attitudes. Deze worden om overzicht te creëren in
dit gedeelte gescheiden behandeld.
Tabel 1: Onderzoeken naar effecten van thematische congruentie op invloed van advertenties
Onderzoek Methode Medium Context Effect
Celuch & Slama (1993) Experiment (n=234) Televisie Segment Attitude (n.s.)
Dahlén et al. (2008) Experiment (n=157) Magazine Magazine Herinnering (p<.01)
Attitude Ad (p<.01)
Attitude Merk (n.s.)
Furnham et al. (2002) Experiment (n=123) Televisie Programma Herinnering (p<.01)
Howard & Barry (1994) Experiment (n=272) Magazine Artikel Cognitief verwerking (p<.05)
Kamins et al. (1991) Experiment (n=124) Televisie Segment Attitude Ad (p<.05)
Moore et al. (2005) Experiment (n=195) Internet Website Attentie (p<.01)
Attitude Ad (p<.05)
Moorman et al. (2002) Veldonderzoek Magazine Magazine Herinnering (p=.00)
(n=263) Attitude Ad & Merk (n.s.)
Effecten van thematische (in)congruentie op herinnering van advertenties
Zoals in de introductie beschreven zijn er redenen om aan te nemen dat de mate waarin een
advertentie overeenstemt met haar context, effect heeft op hoe goed zij onthouden wordt.
Verschillende onderzoeken hebben dit onderwerp bestudeerd. Moorman et al. (2002) vonden dat
congruentie tussen een magazine en een advertentie resulteerde in meer herkenning van de
advertentie. Zo werd een kledingadvertentie door respondenten bijvoorbeeld beter onthouden,
wanneer deze was geplaatst in een lifestyle-magazine, dan in een gezondheidsmagazine.
Tegengesteld aan de uitkomst van Moorman et al. (2002), vonden Dahlén et al. (2008)
dat herinnering juist positief wordt beïnvloed door incongruente boodschappen. Over een
4
Thematische congruentie en de invloed van advertenties
reclame van een verzorgingsproduct geplaatst in een outdoor sports-magazine werd meer
nagedacht, dan dezelfde reclame in een lifestyle-magazine. Bovendien bleek deze reclame gezien
in de incongruente context beter herkend en herinnerd te worden.
Waardoor het verschil tussen de resultaten van Moorman et al. (2002) en Dahlén et al.
(2008) veroorzaakt wordt is niet duidelijk. Dahlén et al. (2008) noemen zelf dat in hun
onderzoek minder overlap is tussen de stimulusmagazines. Een onopgemerkt verschil tussen
beide onderzoeken is dat de eerste een veldonderzoek is en de tweede een experiment. Onder
normale omstandigheden, zoals onderzocht door Moorman et al. (2002), zullen mensen wellicht
meer tijd nemen voor het lezen van het magazine en daarom ook congruente advertenties
doornemen, terwijl in het experiment van Dahlén et al. (2008) proefpersonen het magazine
misschien sneller doorbladeren, omdat ze zich niet zo op hun gemak voelen in vergelijking met
thuis, en hen daardoor slechts de incongruente advertenties opvallen. Dezelfde vertekening kan
het gevolg zijn van onderzoekspopulaties. Moorman et al. (2002) gebruikten een steekproef uit
magazinelezers, terwijl Dahlén et al. (2008) studenten gebruikten. Misschien zijn studenten en
jongeren in het algemeen haastiger, waardoor ze minder tijd nemen een magazine door te nemen
en slechts incongruente advertenties hen opvallen.
Furnham et al. (2002) verrichten een vergelijkbaar onderzoek als Dahlén et al. (2008),
met een overeenkomstige groep proefpersonen, verschil was echter dat de context nu bestond uit
een televisieprogramma in plaats van een magazine. De conclusie van beide onderzoeken was
echter dezelfde: advertenties geplaatst in een incongruente context, worden beter onthouden dan
in een congruente context. In het onderzoek van Furnham et al. (2002) bleken in een reclameblok
tijdens een programma over eten, commercials voor auto’s beter onthouden te worden dan
commercials voor eten. Dat de resultaten van Dahlén et al. (2008), meer overeenkomen met dit
onderzoek dan met Moorman et al. (2002), wordt wellicht veroorzaakt doordat televisie met haar
externe pacing, net als de onderzoeksetting van Dahlén et al. (2008), proefpersonen ‘dwingt’
snel advertenties tot zich te nemen.
Howard & Barry (1994) voerden een onderzoek uit dat als context slechts één artikel
gebruikte. Zij lieten proefpersonen een artikel lezen over een sporter, gevolgd door een
advertentie voor sportschoenen of causual schoenen. Het bleek dat in een congruente context, er
meer werd nagedacht over de advertentie, dan in een incongruente context. Uit het onderzoek
van Dahlén et al. (2008), blijkt dat meer nadenken leidt tot beter onthouden van een advertentie.
De resultaten van beide onderzoeken zijn echter tegengesteld. Howard & Barry (1994) stemmen
dan ook meer overeen met Moorman et al. (2002). Mogelijkerwijs omdat proefpersonen slechts
één artikel lazen, waardoor respondenten wel rustig de tijd konden nemen. Bovendien werd de
advertentie niet gelijk na het lezen getoond, maar pas nadat er vragenlijsten waren ingevuld.
5
Boukes (2009)
Hierdoor is het meer vergelijkbaar met de ‘natuurlijke situatie’, waarin een magazine ook wel
eens wordt weggelegd.
Het blijkt dat er verschillende resultaten worden gevonden wanneer onderzoek wordt
bestudeerd naar de effecten van thematische congruentie op invloed van advertenties op
herinnering. Een parallel lijkt echter te bestaan tussen de omstandigheden waarin mensen zelf het
tempo kunnen bepalen waarin ze boodschappen tot zich nemen en waar dat niet mogelijk is. In
gevallen van interne pacing lijkt herinnering sterker te zijn bij congruente advertenties, terwijl
bij externe pacing advertenties in incongruente contexten beter worden onthouden. Deze stelling
lijkt echter verworpen te worden door het resultaat van Moore, Stammerjohan en Coulter (2005).
Zij vonden in een experiment dat banners (online advertenties), met een ander onderwerp dan
dat van een webpagina, meer aandacht trokken dan banners in een congruente context. Door te
stellen dat internet een ‘snel medium’ is, waar mensen slechts oog hebben voor hetgeen ze
zoeken, blijft de stelling (voorlopig) echter standhouden dat het tempo waarin advertenties
voorbijkomen, bepalend is voor de mate van herinnering.
Effecten van thematische (in)congruentie op attitude jegens advertenties en merken
Naast effecten op herinnering van advertenties, blijkt uit de literatuur dat er ook theorieën zijn
die een effect voorspellen op attitudes. De attitude kan zowel betrekking hebben op de
advertentie zelf als op het merk waarvoor de advertentie reclame maakt. In het veldonderzoek
van Moorman et al. (2002) werd geen verband gevonden, dat er op duidt dat (in)congruentie een
effect heeft op attitude. Celuch en Slama (1993) vonden een vergelijkbaar resultaat: geen effect
van (in)congruentie op attitude. Wel werd door Moorman et al. (2002) een spill over-effect
gevonden: een positief opgewekt gevoel door de context werd overgedragen op de attitude van
een daaropvolgende advertentie.
Dit resultaat contrasteert echter met de bevindingen van Kamins et al. (1991). Zij vonden
in tegenstelling tot Moorman et al. (2002) wel een effect van congruentie, één die bovendien het
spill over-effect lijkt te ontkrachten. In hun experiment lieten Kamins et al. (1991) vrolijke of
verdrietige programmasegmenten zien, die na het invullen van een vragenlijst werden gevolgd
door een vrolijke of verdrietige commercial. Het bleek dat proefpersonen een gunstigere attitude
hadden ten opzichte van een commercial, wanneer deze werd gezien in een congruente context.
Zowel een vrolijke commercial in een vrolijke context, als verdrietige commercial in een
verdrietige context, resulteerden in een gunstigere attitude, dan wanneer de commercials in een
incongruente context werden bekeken. Dat een verdrietige context een positieve invloed kan
hebben op attitude, weerspreekt het door Moorman et al. (2002) gevonden spill over-effect.
In tegenstelling tot Kamins et al. (1991) vonden Dahlén et al. (2008) dat incongruente
contexten juist een positief effect hebben op de attitude van een advertentie. Overigens werd
6
Thematische congruentie en de invloed van advertenties
geen effect gevonden op de attitude jegens het merk van de advertentie. Verschil tussen de
onderzoeken is dat Dahlén et al. (2008) magazines gebruikten en Kamins et al. (1991)
advertenties op televisie bestudeerden. Wellicht kan dit verklaard worden doordat
televisiekijkers het storend ervaren wanneer hun gedachtegang of stemming wordt onderbroken
door een incongruente advertentie, omdat zij televisie voornamelijk gebruiken om bepaald
gevoel te krijgen. Terwijl lezers van magazines, die lezen om informatie tot zich te nemen, het
juist waarderen wanneer hun gedachten worden geprikkeld.
Op basis van deze onderzoeken kan geen eenduidige uitspraak worden gedaan over het al
dan niet bestaan van een effect van thematische (in)congruentie op attitude jegens advertenties.
Onderzoeken spreken elkaar tegen of vonden helemaal geen effect. Wel is duidelijk dat dit geen
effect zal hebben op attitude jegens het bijbehorende merk, dit werd namelijk in geen van de
onderzoeken gevonden.
DiscussieIn de wetenschappelijke literatuur werden verschillende resultaten gevonden met betrekking tot
effecten van thematische (in)congruentie op de invloed van advertenties in diverse media.
Eensgezindheid lijkt er te zijn dat thematische (in)congruentie op twee invloeden van
advertenties effect kan hebben, namelijk herinnering en attitudes. In gevallen van interne pacing
lijkt herinnering sterker te zijn bij advertenties in een congruente context, terwijl bij externe
pacing advertenties in een incongruente context beter worden onthouden. Een algemeen effect
van congruentie kan hierdoor niet worden geconcludeerd. Hetzelfde was het geval voor effecten
van thematische (in)congruentie op invloed van advertenties op attitudes. In diverse onderzoeken
werd geen effect gevonden of een tegengesteld resultaat. Mogelijk lijken er echter verklaringen
te zijn, die uitleggen dat incongruent adverteren in printmedia positieve gevolgen heeft voor
attitude jegens de advertentie en congruent adverteren juist op televisie attitudes positiever
beïnvloedt. Deze stelling lijkt nog niet onderzocht. Eventueel vervolgonderzoek hiernaar wordt
daarom toegejuicht. Overigens wordt ieder vervolgonderzoek naar de invloed van thematische
(in)congruentie op attitude toegejuicht, omdat daarover nog weinig bekend is.
Deze studie heeft enkele, kleine, beperkingen. Zo was het literatuuronderzoek bijna
volledig afhankelijk van de beschikbaarheid van wetenschappelijke informatie binnen de
Universiteit van Amsterdam. Tevens werd alleen gebruik gemaakt van literatuur in de Engelse
en Nederlandse taal. Hiernaast viel het op dat veel onderzoekspopulaties alleen studenten
bevatten. Mogelijk heeft dit een negatieve invloed op de externe validiteit.
Ondanks deze beperkingen, biedt het onderzoek enkele aanknopingspunten voor mensen
in de praktijk. Allereerst maakt het duidelijk dat het niet vanzelfsprekend is dat adverteren in een
thematisch congruente context bij voorbaat effectiever is. Zij zouden daarom van dit idee af
7
Boukes (2009)
moeten stappen. Verder kan op basis van dit onderzoek worden aangeraden om bij
mediaplanning in het vervolg een combinatie van thematisch congruente en incongruente
contexten in te kopen. Zo wordt waarschijnlijk de doelgroep bereikt, maar kunnen ook de
effecten optreden van onverwacht contact met de advertentie.
8
Thematische congruentie en de invloed van advertenties
Literatuur
Celuch, K. G. & Slama, M. (1993). Program content and advertising effectiveness: a test of the
congruity hypothesis for cognitive and affective sources of involvement. Psychology &
Marketing, 10(4), 285-299. *
Dahlén, M., Rosengren, S., Törn, F. & Öhman, N. (2008). Could placing ads wrong be right?;
advertising effects of thematic incongruence. Journal of Advertising, 37(3), 57-67. *
DeFleur, M. L., Davenport, L., Cronin, M. & DeFleur, M. (1992). Audience recall of news
stories presented by newspaper, computer, television and radio. Journalism Quaterly,
69(4), 1010-1022.
Howard, D. J. & Barry, T. E. (1994). The role of thematic congruence between a mood-inducing
event and an advertised product in determining the effects of mood on brand attitudes.
Journal of Consumer Psychology, 3(1), 1-27. *
Furnham, A., Gunter, B. & Richardson, F. (2002). Effects of product-program congruity and
viewer involvement on memory for televised advertisements. Journal of Applied Social
Psychology, 32(1), 124-141. *
Kamins, M. A., Marks, L. J. & Skinner, D. (1991). Television commercial evaluation in the
context of program induced mood: congruency versus consistency effects. Journal of
Advertising, 20(2), 1-13. *
Kotler, P. & Keller, K. L. (2006). Marketing management (12th ed.). Upper Saddle River (NJ):
Pearson Prentice Hall. *
Mediaonderzoek.nl (2009). Lichte daling mediabestedingen 2008. Opgehaald 30 september,
2009, van http://www.mediaonderzoek.nl/1310/lichte-daling-mediabestedingen-2008/*
9
Boukes (2009)
Moore, R. S., Stammerjohan, C. A. & Coulter, R. A. (2005). Banner advertiser - Web site
context congruity and color effects on attention and attitudes. Journal of Advertising,
34(2), 71-84. *
Moorman, M., Neijens, P. C. & Smit, E. G. (2002). The effects of magazine-induced
psychological responses and thematic congruence on memory and attitude toward the ad in
a real-life setting. Journal of Advertising, 31(4), 27-40.
Price, V. & Tewksbury, D. (1997). News values and public opinion: a theoretical account of
media priming and framing. In G. Barnett & F. J. Boster (Eds.), Progress in the
communication sciences (pp. 173-212). Greenwick, CT: Ablex Publishing. *
Neijens, P. & Smit, E. G. (2002). Media strategies in campaigns: the fight for attention. In G.
Bartels & W. Nelissen (Eds.), Marketing for sustainability: towards transactional policy-
making (pp. 141-149). IOS Press: Amsterdam. *
* artikelen niet afkomstig uit de reader ‘Mediastrategieën in campagnes’.
10