Thema 1
-
Upload
mevr-pasma -
Category
Documents
-
view
102 -
download
0
Transcript of Thema 1
Indeling1. Organismen2. Organen, cellen en weefsels3. Werken met de microscoop 4. Plantaardige cellen5. Dierlijke cellen6. Chromosomen7. Celdeling8. Biologisch onderzoek
Start!
OrganismenOrganismen zijn levende wezens.Alle organismen vertonen levensverschijnselen,
dit zijn kenmerken van leven.Voorbeelden zijn o.a. ademhalen, voeden,
afvalstoffen uitscheiden.De levensverschijnselen zorgen samen voor
stofwisseling in een organisme. Bij stofwisseling wordt de ene stof omgezet in een ander stof. Bijvoorbeeld het voedsel wat je eet wordt omgezet in bouwstoffen of energie.
Door de stofwisseling kun je groeien en ontwikkelen.
Verder
Elk apart organisme noemen we een individu. Het leven van een individu eindigt met de dood. Als het organisme dood is vertoont hij geen levensverschijnselen meer.
Een levend organisme kan zich voortplanten, zodat er nakomelingen komen. Ook deze kunnen zich weer voortplanten. Het telkens voortplanten en het doorlopen van het leven noemen we een levenscyclus. (afbeelding 3 tb blz 8)
Verder
OrganenEen organisme bestaat uit organen. Een
orgaan is een deel van een organisme met een of meer functies.
Je organen in je torso liggen in de buikholte of de borstholte. Het middenrif scheidt ze van elkaar.
In je buikholte liggen onder andere je : slokdarm, de maag, de nieren, de lever, de dunne darm en de dikke darm.
In je borstholte liggen onder andere de slokdarm, de longen en het hart. Verd
er
OrganenstelselsEen organenstelsel is een groep samenwerken de
organen. Voorbeelden van deze stelsels zijn: - je verteringsstelsel, - het beenderenstelsel (je skelet),- het spierstelsel,- het bloedvatenstelsel,- het ademhalingsstelsel, - het zenuwstelsel.
Alle organenstelsels van je lichaam werken samen, samen zorgen ze er voor dat je lichaam in stand wordt gehouden en gezond blijft.
Verder
CellenOrganen zijn opgebouwd uit cellen. Een cel is
in je lijf 3D maar wordt vaak plat getekend.
De functie van de cel bepaald de vorm die de cel heeft. In een orgaan kunnen dus cellen voorkomen die heel verschillend van vorm zijn. Meestal liggen cellen met dezelfde vorm en dezelfde functies bij elkaar in groepen. Zo’n groep cellen heet een weefsel.
Verder
Weefsels
WeefselsEen weefsel is een groep cellen met dezelfde
bouw en dezelfde functie(s). Bij veel weefsels komt tussencelstof voor tussen de cellen.
In je lijf zitten verschillende van deze weefsels, bijvoorbeeld; beenweefsel, bindweefsel, spierweefsel, zenuwweefsel. In organen komen dan ook vaak verschillende soorten weefsel voor.
Tussencelstof is de stof die tussen de verschillende cellen inzit. Het kan hard zijn, maar ook zacht of vloeibaar. Dit hangt af van de functie die de tussencelstof heeft.
Verder
Werken met de microscoopKomt niet terug op het SE, mag je dus
overslaan. Wil je het wel leren of lezen? Tb blz. 13, 14,
15 en 16
Verder
Plantaardige cellenPlantaardige cellen zijn de cellen van planten,
bloemen etc. De plantaardice cel bestaat uit een aantal delen:
Cytoplasma (celplasma). Dit is een stroperige vloeistof die bestaat uit water met eiwitten en veel opgeloste stoffen.
Celmembraam Dit is een dun vlies wat om het cytoplasma heen ligt
Celkern Deze ligt in het cytoplasma. De celkern regelt alles wat in een cel gebeurd.
Kernmembraam Het kernmembraam is een dun vlies wat om de celkern ligt.
Verder
Vervolg plantaardige cellenVacuolen Een vacuole is een ‘blaasje’ wat gevuld
is met vocht. Vacuolevocht bestaat uit water met opgeloste stoffen. Jonge cellen bevatten meer vacuolen. Als de cellen ouder worden, vloeien de kleine vacuolen samen tot één grote vacuole.
Celwand Dit wordt gevormd door het cytoplasma van een plantaardige cel. Dit vormt een stevig laagje. De celwand is tussencelstof en behoort niet tot de cel. Celwanden zorgen voor stevigheid.
Intercellulaire ruimten Tussen de celwanden van cellen die naast elkaar liggen komen kleine holten voor. Dit zijn intercellulaire ruimten.
Verder
PlastidenIn het cytoplasma kunnen plasticiden (korrels)
voorkomen. Er zijn verschillende typen plasticiden:Bladgroenkorrels, zitten o.a. in de bladeren van
planten. Door deze korrels zijn de bladeren groen. In de bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats.
Kleurstofkorrels, komen voor in de cellen van bloemen en vruchten met een gele, oranje of rode kleur. Deze korrels geven de bloemen en vruchten hun opvallende kleur.
Zetmeelkorrels, zijn kleurloos. Ze komen o.a. voor in cellen van aardappels. In zetmeelkorrels is zetmeel opgeslagen.
Verder
Vervolg plasticidenPlasticiden kunnen van het ene type overgaan in
een ander type. Bijvoorbeeld wanneer de tomaat rijp wordt. Dan gaat hij van groen naar rood. Baldgroenkorrels veranderen dan in rode kleurstofkorrels.
Verder
Dierlijke cellenHet grootste verschil tussen dierlijke cellen en
plantaardige cellen is het ontbreken van de celwand. Een dierlijke cel bestaat voor het grootste deel uit
de volgende onderdelen: Cytoplasma (celplasma)Celmembraam (ligt om het cytoplasma) Celkern (deze ligt in het cytoplasma) Kernmembraam (dit ligt om de celkern)In het cytoplasma zijn veel stoffen opgelost en bevinden
zich kleine blaasjes. Er is geen grote vacuole aanwezig en er bevinden zich ook geen plasticiden in het cytoplasma.
Verder
ChromosomenJe hebt geleerd dat de celkern alles regelt wat er
in de cel gebeurd. In de celkernen liggen de chromosomen, deze liggen altijd samen. Ze vormen samen een paar en hebben de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.
Chromosomen bestaan uit DNA en eiwit. DNA bevat de informatie voor al je erfelijke eigenschappen. Dus je haarkleur, je oogkleur, of je krullen hebt etc.
Als je chromosomen van een mens rangschikt naar grootte en vorm dan zie je een chromosomenportret. Verd
er
Vervolg chromosomenElke lichaamscel van het menselijke lichaam
heeft 46 chromosomen. Samen zijn dat dus 23 paren. Voorbeelden van deze cellen zijn huidcellen, levercellen en spiercellen.
Geslachtscellen hebben geen 46 chromsosomen maar de helft, 23 dus.
Wij als mensen hebben 46 chromosomen in de celkern, maar een bananen vlieg heeft er 8. Zo is dit voor elk organisme weer anders.
Verder
CeldelingAlle organismen groeien. Mensen en dieren
doen dat tijdens het eerste deel van hun leven. Bloemen en planten groeien zelfs hun hele leven lang.
Organismen groeien omdat er steeds meer cellen bij komen. Maar ook als organismen niet groeien dan komen er nieuwe cellen bij. Bijvoorbeeld om een wond te herstellen of om oude cellen te vervangen door nieuwe cellen.
Verder
Vorming nieuwe lichaamscellenHet vormen van nieuwe lichaamscellen verloopt
bij alle organismen op een vergelijkbare manier. 1. De celkern deelt zich in tweëen kerndeling2. Daarna deelt de cel zich in tweëen celdeling3. Er zijn dan uit één cel (de moedercel) twee
nieuwe cellen (dochtercellen) ontstaan.4. Vervolgens wordt er in de dochtercellen
cytoplasma gevormd, plasmagroeiDeze celdeling heet gewone celdeling of
mitoseVerd
er
MitoseChromosomen in de kern zijn tijdens het grootste deel
van het leven van de cel niet zichtbaar. Vlak na het ontstaan van de cel bestaat elk chromosoom uit één lange keten van DNA met eiwit.
Voordat een cel zich gaat delen, vormt elke DNA keten een kopie van zichzelf. Elke chromosoom bestaat daarna dus uit twee DNA ketens. Deze zijn een exacte kopie van elkaar en bevatten dus dezelfde informatie voor erfelijke eigenschappen.
Aan het begin van de celdeling gaan de ketens van elk chromosoom spiraliseren. Dan rollen de ketens van de chromosoom zich op tot een spiraal. Daardoor worden ze korter en dikker en kun je ze zien met de microsoop.
Verder
Vervolg mitoseNa het spiraliseren begint de kerndeling.
Twee draden van elk chromsoom gaan uit elkaar. Elke dochtercel ontvangt van elk chromosoom beide DNA ketens. Hierdoor bevat elke dochtercel dezelfde erfelijke informatie als een moedercel.
Na de kerndeling worden de draden weer langer en dunner en zijn ze niet meer zichtbaar onder de microscoop.
Verder
Biologisch onderzoekBij het doen van biologisch onderzoek volg je de
volgende stappen:1. Je start met een vraag de probleemstelling2. Hiervan maak je een onderzoeksvraag.3. Daarna maak je je eigen veronderstelling de
hypothese4. Je maakt een verwachting 5. Om het onderzoek uit te voeren maak je een
werkplan6. Vervolgens voer je het onderzoek uit. Je gaat
waarnemen en gegevens verzamelen.7. Als laatste trek je conclusies