Tentoonstelling Islamitische Kunst

download Tentoonstelling Islamitische Kunst

of 66

description

Tentoonstelling Islamitische Kunst

Transcript of Tentoonstelling Islamitische Kunst

  • 1130

    TNTOON5TLUNG I51AMI5CHC

    KUNST

    B 12

    oeMeeNTe-MuseuM K-VIJVeRBR0-7

    15 MCI -3JULI

  • CATALOGUS

  • C A T A L O G U S Tentoonstelling van Islamische

    Kunst

    15 Mei - 1927 - 3 Juli

    Gemeente Museum 's-Gravenhage

  • Tentoonstellingscommissie:

    p A V A N L E E U W E N W A L L E R , Presidente. J.'BARESSE T A E T S V A N A M E R O N G E N - V I R U L Y , Vice-Presidente.

    H . D U N L O P , Secretaris. Ir. C. J. V A N DUSSELDORP, Penningmeester. Dr. H . C. GALLOIS. * Dr. H . E. V A N G E L D E R . * M . O N N E S V A N NIJENRODE. Dr M . P. ROOSEBOOM.

    W . A. B A R O N S C H I M M E L P E N N I N C K V A N DER O Y E . Ir. H . F. E. VISSER. * A. W . V O L Z .

    Deze heeren vormden de Commissie van Uitvoering.

  • HE T kostelijkst kunsthandwerk der wereld", zoo qualiflceertDr.fi. Cohn- Wiener in zijn goed-samenvattend boekje over das Kunstgewerbe des Ostens" den kunstigen arbeid der volken, die gemakshalve als de Islamische kunnen worden aangeduid; eene waardeering, waarin hij zeker niet alleen staat, en die wij daarom gerust mogen herhalen als een der voornaamste beweegredenen tot het tot stand brengen dezer Tentoonstelling. Immers dit feit waarborgt terstond haar beteekenis: wat zij brengt zal velen het zeer bijzondere ge-not kunnen schenken eener kennismaking met voorwerpen van een uitgezochte schoonheid, met producten van een voortreffelijke technische vaardigheid gedragen door een zuiver ge-voel voor vorm en kleur.

    Een kennismaking met de Islamische kunst is bovendien ten onzent op grooter schaal en in eenige verscheidenheid nog niet mogelijk geweest en, evenals de tentoonstellingen van 1903 te Parijs en 1910 te Munchen in Frankrijk en Duitschland velen de oogen geopend hebben voor haar schoone eigenschappen, hopen wij dat de onze die waardeering hier in ruimen kring zal doen ontstaan.

    Niet zoozeer omdat wij het noodig achten, dat de belangstelling van hen, die de schoone producten der kunstenaars uit alle tijden liefhebben, telkens weer op nieuwe gebieden gericht wordt in het reeds zoo groote en rijke veld. Er zou waarlijk dicht bij huis reeds zeer veel te vinden zijn en men zou niet naar Voor-Indi en Perzi, Syri en Egypte, Zuid-Itali en Spanje behoeven te zien! Maar de verwantschappen van hun kunst met die van West-Europa, de zeer groote invloed, dien zij voor de onze gehad heeft, welke aan haar veel heeft ontleend" maken, dat er ook groote wetenschappelijke en kunsthistorische beteekenis te hechten is aan een kennismaking met de uitgelezen vormen, waarin de volgelingen van den Profeet zich hebben uitgesproken. Het is een oude beschaving, die voor de onze vruchtdragend geweest is, op welke onze Tentoonstelling de aandacht richt.

    Deze overwegingen hebben ondergeteekenden er toe gebracht om te trachten aan het denkbeeld der Tentoonstelling, dat door de Directie onzer Gemeentemusea . die in het Ge-meentemuseum voor Oude Kunst reeds gaandeweg een belangrijke verzameling van Islami-sche producten heeft weten bijeen te brengen

  • te moeten vormen; voorts van de kunstliefhebbers, die door dit ook te doen de financiele basis gelegd hebben voor ons werk. Hun bijdragen waren onmisbaar wilden wij velen anderen een bijzonder genot bereiden, wij zijn hun buitengewoon erkentelijk.

    Maar zeker niet minder hun, die bereid gevonden werden om hun kostelijk en kostbaar be-zit voor deze Tentoonstelling af te staan. Het Rijksmuseum te Amsterdam en het Haagsche museum-zelf, voorts de Muses du Cinquantenaire te Brussel, het Muse des Arts dcoratifs te Parijs, het Palais des Beaux Arts te Lyon, het Schlossmuseum en het Kaiser Friedrich Museum te Berlijn, het Kunstgewerbe Museum te Hamburg en het Museum te Halle (S.) stonden belangrijke stukken af. Tal van verzamelaars in binnen- en buitenland volgden dit voorbeeld. Men vindt de uitvoerige lijst hierachter, maar wij vermelden hier in het bijzonder, zonder daarmede aan de andere inzenders te kort te doen, de verzamelaars die door ver-scheidene belangrijke stukken vertegenwoordigd zijn, als de Heeren R. Koechlin, H . Vver, Ch. Gillet en Jos. Homberg uit Frankrijk, Dame Alice Godman en de Heer G. Eumorfopoulos uit Londen, en de Heer A . Stoclet uit Brussel. Tenslotte werden ook zeer vele en belangrijke stukken afgestaan door den binnen- en buitenlandschen kunsthandel.

    Als comit van uitvoering uit ons midden traden de Heeren Dr. H . C. Gallois, Dr. H . E. van Gelder en Ir. H . F. E. Visser op. Den eerste zijn wij bijzonder erkentelijk voor het bijeen-brengen van het tentoongestelde en voor het samenstellen van den catalogus, dien hij boven-dien voorzien heeft van een inleidende voorrede. De beide andere heeren hebben zich vooral door de inrichting der zalen en het rangschikken der voorwerpen verdienstelijk gemaakt.

    Namens de Tentoonstellingscommissie:

    P. A. V A N L E E U W E N - W A L L E R , Presidente. H . D U N L O P , Secretaris.

  • LIJST V A N INZENDERS.

    N E D E R L A N D .

    G. M . R. M . U . B. L.

    A. V . E. B. E. W . O. G. v. H . H . d. G. J. P. V . W . L. M .

    B. C. B. G. L. R. S. A.

    M . R. C.

    A . S. P. B.

    Musea en openbare instellingen.

    Gemeentemuseum voor oude kunst Rijksmuseum, . . . . Universiteits Bibliotheek .

    Particulier bezit.

    de Heer A . Volz Mr. E. G. S. Bourlier Mevr. E. Westendorp.Osieck Mr. G. A . van Haeften Dr. C. Hofstede de Groot . Prof. Dr. J. Ph. Vogel de Heer J. Willebeek Le Mair Kunsthandel. * Benezra & Co. . Bachstitz Galerij de Heer L. Ringlever de Heer S. Alberge .

    BELGI.

    Musea.

    Muses royaux du Cinquantenaire Particulier bezit. de Heer A . Stoclet .

    den Haag. Amsterdam. Leiden.

    den Haag. den Haag. Amsterdam, den Haag. den Haag. Leiden. Rotterdam.

    den Haag. den Haag. Rotterdam, den Haag.

    Brussel.

    Brussel.

    D U I T S C H L A N D .

    Musea.

    K. F. M . Kaiser Friedrich Museum . . . . . . . . Berlijn. K G . M . Kunstgewerbe Museum .* Hamburg. i>- M . Schlossmuseum Berlijn S. M . H . Stadtisches Museum Halle (Saksen).

    Particulier bezit. D. P. B.

  • E N G E L A N D . Particulier bezit.

    C. M . Sir Charles Marling . . . . . . . . . Londen. D. A . G. Dame Alice Godman. . ' . . . . . Horsham. G. E. de Heer George Eumorfopoulos . . . . . . Londen. O. R. de Heer Oscar Raphael . . ' . . . . Londen.

    FRANKRIJK. Musea.

    P. B. A . Palais des Beaux Arts . . . . . . . Lyon. P. d. M . Muses des arts dcoratifs, Pavillon de Marsan, Louvre . Parijs.

    Particulier bezit.

    A. G. de Heer A . Gonnin, . . . . . . . . . Parijs. C. D. de Heer Ch. Damiron . . . . . . . . Lyon. C. G. de Heer Ch. Gillet . . . . . . . . . Lyon. C. V . de Heer Ch. Vignier. . t? . Parijs. H . V . de Heer Henri Vver . . . . . . . . Parijs. J. H . de Heer Joseph Homberg . . Parijs. P. G. de Heer Paul Gillet . . . . . . . . . Lyon. P. S. de Heer Paul Singer, Chateau de la Frappinire . . . . Gonnord. R. A. Sir Robert Abdy Parijs. R. K. de Heer Raymond Koechlin . . . . . . . Parijs.

    Kunsthandel Parijs. *

    G. T. de Heer G. Tabbagh K. F. de Heeren Kalebdjian Frres. M . D. Madame Demotte. M . R. S. de Heeren Gebr. M . en R. Stora. N . A . de Heeren Nazare Aga.

    LITTERATUURVERWIJZING.

    C. A . I. = M . Pzard, Cramique archaque de 1'Islam. E. A . M . Exposition des arts musulmans; publ. p. G. Migeon 1904. I. G. K. s i Illustrierte Geschichte des Kunstgewerbes; hrsg. v. G. Lehhert. K. B. G. = Katalogus Bachstitz Galerij dl. II, d. R. Zahn. K. I. K. E. Khnel, Islamische Kleinkunst. K. I. V . Diez, Kunst der islamischen Vlker. K. M . K. = E. Khnel, Maurische Kunst. M . A . M . = G. Migeon, Manuel d'Arts musulmans, le ed. 1907. M . I. O. = E. Khnel, Miniaturmalerei in Islamischen Orint. M . V . = Marteau et Vver, Miniatures persanes, 1913. Med. = Mededeelingen van den Dienst voor Kunsten en Wetenschappen der Gemeen

    's-Gravenhage. R. M . = H . Rivire G. Migeon, La cramique dans 1'art musuiman.

  • INLEIDING.

    HE T is nog niet zoo heel lang geleden, dat in dit grijze Avondland het Oosten (Perzi en zoo") de reputatie had van een sprookjesland, dat men zich gematerialiseerd dacht door tapijten van een krasse anilinische polychromie en a jour bewerkte geelkoperen moskeelampen. Men liet zich nog gaarne bedwelmen door de ongelimiteerde phantasie van oude verhalen en kronieken, en den geur van papier d'Armnie. Het wondere Morgenland van Haroen ar Rashid, die duizend nachten en ne nacht Sheherazade aan de praat wist te houden, terwijl hij zijne bloeddorstige plannen natuurlijk reeds lang op zij had gezet.

    In de wetenschappelijke 19e eeuw moesten de nevelen wel langzamerhand optrekken, ge-leidelijk aan wesden tentoonstellingen op dit gebied in de groote Europeesche centra gehou-den, opgravingen hebben schatten aan het daglicht gebracht, die in de meeste musea, op het vaste land en in Amerika, en in particuliere verzamelingen een eereplaats hebben ingenomen, een gansche bibliotheek aan literatuur is bereid den naar kennis dorstende te laven.

    Het is nauwelijks aan te nemen, dat het kunstelement van de thans hier tentoongestelde voorwerpen, nog nadere klemtoon behoeft.

    Ieder die zijn aandacht geschonken mocht hebben aan de kunst van de Middeleeuwen, zoowel als aan die van het heden, zal niet kunnen nalaten punten van verwantschap te con-stateeren. In de middeleeuwen is die verwantschap eene logische, te verklaren uit de beroering van het Oosten met het Westen door de kruistochten, uit den Middellandsche Zee-handel van de Italianen, Venetianen en Genueezen, die ook het achterland verzorgden, uit een gemeen-schappelijke moeder tenslotte, de in het keizerlijk oost-romeinsche rijk ontstane byzan-tijnsche kunst.

    In het heden (van + 1850 af) berust de verwantschap op eene mentaliteit, die, beu van het klassicistische, den voorkeur geeft aan een meer decoratieve wijze van ornamenteering en, te moe% nog voor gansch eigen creatie, zich dankbaar heeft laten beschijnen door den gloor van een oude verdwenen beschaving. Want het Chaliefenrijk behoefde in de middeleeuwen als cultuurstaat en in cultuurbloei voor de Europeesche staten niet onder te doen.

    Hiermede komen we vanzelf op de definitie van islamische kunst, welke omvat die der landen,, welke geleidelijk de groene vaan van den Propheet hebben ontplooid.

    Zij begint dus feitelijk in de 7e eeuw, toen Mohammed's generaals en hun opvolgers ver-rassend snel een Mohammedaansch rijk hebben weten te veroveren en te behouden, dat zich, globaal genomen, uitstrekte van de Pyreneen tot den Indus. Daar komen later bijhetklein-aziatisch Turkije, en Britsch-Indi waar sedert de verovering door de Moghul-keizers, de perzische kunst in de 15e16e eeuw krachtige invloeden deed gelden.

    Nu is deze tentoonstelling geen archeologische, noch een zuiver kunsthistorische. Zij beoogt, door middel van uitgezochte specimina, aan te toonen, welk een hoog peil er in diverse takken van kunstnijverheid in de verschillende islamische landen werd bereikt. Dat wil natuurlijk geenszins zeggen, dat zij compleet is.

    Uit de lijst van inzenders kan men afleiden in welke mate het buitenland tot een succes dezer tentoonstelling zal bijgedragen hebben. In ons land. ietwat voorzichtig steeds ook in zijn kunstzin, kan, naast de jonge verzameling van dit museum, slechts het Rijksmuseum, dank zij het juiste inzicht en den fijnen smaak van Dr. Pit, goede stalen van islamische kunst doen zien. Wij stellen het ten zeerste op prijs, dat de Heeren Schmidt Degener en Hudig ons de schoonste daarvan hebben willen toevertrouwen.

  • 10

    Dat dus verreweg het grootste deel van de thans hier tentoongestelde voorwerpen uit het buitenland komt, is mede de reden, waarom geenszins naar volledigheid gestreefd kon worden.

    Immers men kon den eigenaars, beheerders van openbare verzamelingen en particuliere verzamelaars, nooit aanvoeren, dat hun bezit door het bezoek naar den Haag aan qualiteit zou winnen.

    Dan zijn sommige materin, glas, ceramiek, ook door hun hoogen ouderdom, zoo broos, dat hoe volmaakt de kunst van inpakken ook moge zijn, aan de reizen heen en terug toch eehig risico verbonden is.

    Dientengevolge heeft men, bij het terleen vragen van de voorwerpen, bescheiden moeten zijn, en in sommige gevallen een categorische weigering moeten aanvaarden.

    De lezer kan verzekerd zijn, dat de qualiteit van het bier tentoongestelde uit buitenlandsch bezit een treffend bewijs is van de welwillendheid, waarmede de eigenaars op de verzoeken van het comit hebben gereageerd.

    Twee jaar geleden hebben wij in dit museum eene tentoonstelling van oud-tin gehouden. Men heeft toen een bezoeker opgemerkt, die niet alleen een catalogus had gekocht, doch zelfs in de inleiding zat te lezen. Die inleiding was nik. bedoeldvoorhem, die op het gebied van oud-tin een leek was.

    Het was toen gemakkelijker in een tiental bladzijden eenige wetenswaardige dingen over n metaal te vertellen, dan diezelfde taak thans in twintig bladzijden voor deze tentoonstelling te volbrengen,

    Dit kan de bezoeker dan ook niet verwachten. Voelt hij zich, na zijn bezoek, tot de islami-sche kunst zoodanig aangetrokken, dat hij er meer van begeert te weten, zoo kan hem de geciteerde litteratuur daarbij behulpzaam zijn. Vooral Khnel's Islamische Kleinkunst en G. Migeon's Manuel des arts musulmans, waarvan de 2e druk binnenkort verschijnen zal, zullen zeer nuttig blijken.

    Men heeft het eens uitmuntend gezegd, de Islam bracht geen cultureel, doch een religieus programma. Dit sluit de beste definitie van islamische kunst in.

    De Islam heeft de kunst van de door haar onderworpen landen aan zich dienstbaar gemaakt, en de verschillende richtingen, met inachtneming van hier meer, daar minder streng nageleefde verbodsbepalingen verwerkt tot een in stijl, in decoratieve opzet homogene islamische kunst. Waar het gebied van den Islam echter zoo uitgebreid was, laat het zich denken, dat er in de verschillende deelen bloeiperioden waren die een zuiver plaatselijken stempel droegen. Het Alhambra van Granada kan men zich niet in Ispahan denken, noch de Taj Mahal in Karo, nochtans zijn beide bouwkundige bijoux" islamisch.

    In het begin beschikte de Islam over twee groote beschavingen, die van het romeinsche rijk (in Syri, Egypte, N.-Afrika en Spanje) en die van het laatste arische perzische imperium onder de dynastie der Sassaniden. Doch ook de Sassanidische kunst was in hooge mate ben-vloed door die der westelijke naburen, Syrirs, Klein-Aziaten en Constantinopolitanen, onder-danen allen van den Keizer der Romaers.

    Van deze twee producten, de byzantijnsche en de perzische kunst bedient zich het Khalifaat (= het Rijk van den Islam, de Khalief is de Stedehouder van den propheet Mohammed) in zijn oostersche behoefte naar luxe, pracht en praal. En het decoratieve element, dat zich daarin allengs meer had doen gelden, wordt tot hoofdthema verwerkt, de islamische kunst is bij uitstek vlakversieringskunst. De gestyleerde bladrank, een geliefd siermotief in de helle-nistisch-syrische en vroeg byzantijnsche kunst, wordt als arabeske" onsterfelijk.

    Eene voortreffelijke analyse van de islamische kunst geeft E. CohnWiener in zijn Kunstgewerbe des Ostens. Het heeft geen zin van die bondige beschrijving hier nog een uittreksel te geven.

    Hierboven werd van eenige verbodsbepalingen gewaagd. Daar zij in de geschiedenis van de islamische kunst niet zonder invloed zijn geweest, en ook in het hier tentoongestelde zich doen gelden, meenen wij goed te doen, ze in het kort te vermelden.

    De zgn. Uitspraken van den Propheet verbieden het weergeven van levende wezens. In de praktijk werd hieraan niet altijd de hand gehouden. Sommige hoven in verschillende cultuur-gebieden stonden een meer gematigde opvatting voor. Doch men zal zelden de verafgoding van de menschelijke, liefst ontkleede figuur aantreffen, die het aanschouwen van de kunst der westersche landen soms tot een ware kwelling maakt; zelden ook die tafereelen uit het dage-

  • 11

    lijksch leven, waarvan het realistische, ten slotte bijzonder onbelangrijk, naar Europeesche mentaliteit f een zekere waardeering genoot (geniet), f althans wegens de uitvoering op den koop toe aanvaard werd (wordt).

    Men zal zich wellicht verwonderen over de voorstellingen uit den christelijken godsdienst, welke zich op de nos. 100 en 101 voordoen. Deze, aan de byzantijnsche kunst ontleende motie-ven kunnen verklaard worden door de mogelijkheid van de bestemming van die voorwerpen voor Christengemeenten, of als geschenken aan europeesche invloedrijke personages.

    Een ander verbod betreft het gebruiken van voorwerpen in edele metalen. Ook hieraan heeft de oostersche zucht naar luxe zich niet altijd gestoord. Doch de westersche kunsthistorici willen er gaarne de ontwikkeling van de goudluster ceramiek(faience met metaalglanzen) mee verklaren en in de talrijke voorwerpen in brons en koper met goud en zilver gencrusteerd een toelaatbaar surrogaat zien voor het niet geoorloofde goud en zilver.

    De geschiedenis en de ontwikkeling van de ceramiek wekt echter gerechtvaardigden twijfel op over het verband tusschen het verbod, en de reflets mtalliques, en er zijn er die meenen deze categorie te moeten beschouwen als een goedkoopere uitgave, eene ceramische benadering van vaatwerk in goud en zilver. Reeds eeuwen voor dn Islam bestond er een innige band tusschen de kunst van den klei- en die van den metaalbewerker, d.w.z. dat de pottenbakker zich gewetenloos de vormen en de versiering van den edelsmid en den brons-werker toeeigende. En recente onderzoekingen bepleiten de mogelijkheid dat het glinsterend metaallaagje op de glazuur van een stuk faience geen uitvinding van den islamischen ceramist zoude zijn, doch reeds vr hem door de Romeinen en Byzantijnen zou zijn aangewend.

    In ieder geval, zuiver islamisch goud- en edelsmeedwerk is zeer zeldzaam en men zal er in deze tentoonstelling vergeefs naar zoeken. Ook in de rijk voorziene islamische afdeelingen der groote musea in Londen, Parijs en Berlijn is deze afdeeling van kunstnijverheid schaarsch vertegenwoordigd, het grootste deel van het oude metaal is natuurlijk in den smeltkroes gegaan.

    De arabeske wordt door den islamischen kunstenaar gretig aanvaard, en uitgebuit. Men herinnere zich, hoe hij in zijn repertoire voor siermotieven beperkt was, geen beeltenis van den Profeet, geen eerwaardige, of didactische bijbelsche geschiedenissen mochten den tempelbouwer helpen tot stichting van deze oostersche, aniconische geloovigen, geen toe-gewende fabuleuse monsters, vreeselijk van aspect, nog immer levend in het Avondland, op de kapiteelen der romaansche kathedralen. De arabeske, het geometrisch ornament, dat reeds de Copten (Egyptische Christenen) hadden toegepast, en het bij uitstek deco-ratieve arabische letterschrift, daarmede moest men zich behelpen. En zoo zien wij gelei-delijk de arabeske de moskeen overwoekeren, met en in het geometrisch ornament, in en onder de hieratische Koranspreuken, in alle denkbare combinaties, in steen, stuc en faence (No. 233), tot ook zij verbannen wordt en alleen het geometrisch-lineaire in zijn n + 1 variatie's (zie b.v. No. 42) geduld wordt in de mystieke atmospheer, waar de geloovige met zijn God communieert.

    Men heeft het eens gezegd, de islamische kunst is eene dochter van de hellenistische. Hoewel zij wellicht wat al te apodictisch is, bevat de stelling veel waars. En het is verleidelijk er aan toe te voegen: wanneer de islamische kunst de laatste herinneringen aan haar moeder verliest, zoo is tevens haar doodvonnis bezegeld. Want een lineair geometrisch ornament kan onmoge-lijk den artiest blijven inspireeren.

    In Perzi en Turkije, en onder de Mongolenkeizers in Indi stonden de zaken anders. Hier bestond niet de rasafkeer der Semieten tegen de afbeelding van het menschenwezen, noch zoo streng orthodoxe opvattingen in kunstzaken. In Perzi handhaaft zich de liefde voor de kleur, de runen van de oude moskeen gloeien nog van het paars, de blauwen en bruinen, het geel en het groen der tegels, van de Perzen komt ook de kleur en de tegelbekleeding in de moskeen en paleizen van Constantinopel (16e en 17e eeuw), en de moskeen en grafkapellen in KI. Azi (Koniah, 13e eeuw, no. 223, groene moskeen in Broessa (no. 235) en Iznik. En de ceramische ateliers in Tchinili-Iznik (Tchinili is het Turksche woord voor chineesch porselein, dus het engelsche China", en Iznik is een plaatsje, dat, als Nicaea beroemd is in de kerk-geschiedenis) hebben zeer waarschijnlijk ook wandtegels geleverd aan Syri en Egypte.

    De Mongolenkeizers in Indi, 16e en 17e eeuw, Akbar, Shah Djehan en Djehangir waren, zoo leert ons de geschiedenis, bekend door de bescherming, die zij aan de kunst verleenden, en hun verdraagzaamheid inzake den godsdienst. En de godsdienst daargelaten, waren hunne onderdanen natuurlijk een gansch ander volk dan de Muzelmannen, die de Zuid- en Oostkust

  • 12

    van de Middelandsche Zee bewonen. Dit verklaart een groote bloei in de vrije kunsten op een tijdstip, dat de islamische kunst in het Westen aan het eind van haar... arabisch gekomen was. Indi produceert in de 17e eeuw miniaturen (waarover nader), die zelfs Rem-brand inspireerden, en men zal vergeefs zoeken naar een product van algerijnsche, of egyp-tische, of syrische penseelkunst uit dien tijd en uit welken tijd ook, dat de Moghul-miniaturen in artistieke qualiteit ook maar kan benaderen.

    Zoo is dan de islamische kunst een singulare tantum en een meervoudig begrip, oneindig gevarieerd in zijn successieve manifestaties, vanaf het krachtig mannelijk debuut tot de geraf-neerde elegance van haar laatste bloeiperiode, oneindig bekorend daardoor, en wellicht maakt deze tentoonstelling begrijpelijk hoe, in het grijze Avondland der middeleeuwen, het heimwee in den dichter zong van 't wondere sprookjesland, het Morgenland van Haroen ar Rashid.

    MINIATUREN. De lezer zal zien, dat hier onder miniaturen niet moeten worden verstaan portretjes op

    ivoor, koper of karton, doch versieringen van handschriften, zoowel in den vorm van een decoratief beschilderde bladzijde, als van een geschilderd tafereeltje.

    En dank zij de reeds meer gereleveerde en steeds weer met dankbaarheid te onderlijnen largesse van de buitenlandsche collectionneurs hier mag een uiting van groote erkentelijk-heid aan den Heer Henri Vver te Parijs niet achterwege blijven zijn wij in staat van de ontwikkeling dezer miniatuurkunst, een van de, zoo niet de fraaiste manifestatie van islamische esthetiek, een tamelijk volledig beeld te geven.

    De miniatuur gehoorzaamt aan de wetten van alle boekverluchtingskunst, zij beantwoordt aan het aspect van den tekst, en aan het formaat van de bladzijde. Vandaar het hoogteper-spectief, en het lineaire karakter dat ten nauwste samenhangt met de voorname rol die het schrift in de islamische kunst gespeeld heeft. Wij kunnen er hier uiteraard niet dieper op in gaan, doch de aandacht moet gevestigd worden op de twee meest bekende soorten van schrift: het neschi, of rond, loopend steilschrift en het koefisch (naar de stad Koefa; zie bene-den), een hoekig steilschrift.

    De Koran wordt gaarne in koefisch geschreven (zie No. 1). Beide stijlen worden overal aangewend, in de ceramiek, in steen, op brons. Beide kunnen opgesmukt worden met ranken, de halen van het koefisch in ranken eindigen, of ranken uitlaten (coufique fleuri), twee en meer opgaande halen door elkander gevlochten worden (coufique tress, Nos. 217 en 250). Zulk een waarde hechtte men aan het schrift, dat de calligraaf of schoonschrijver soms meer consideratie genoot dan de schilder.

    Naast de handschrift-illustraties komen, in Perzi en in Indi, sedert de 15de eeuw, ook losse beschilderde bladen voor, die in albums vereenigd werden. En aangezien n hand-schrift of n album met twintig miniaturen minder opbrengt dan diezelfde twintig miniaturen stuk voor stuk als prentjes gencadreerd, is menig kostbaar handschrift onherstelbaar ge-schonden, en zijn miniaturen in wellicht even zoovele collectie's verspreid.

    Van zeldzaam groot formaat zijn wel de Nos. 17. Men schijnt in Kashmir (N.-Indie) een groep van deze schilderingen gevonden te hebben, die thans verdeeld zijn over musea in Londen en Weenen, en de collectie Vver. De mogelijkheid, dat zij een boekwerk gesierd zouden hebben wordt grooter in het licht van het feit, dat keizer Akbar (2e helft 16e eeuw) eenige van de toentertijd meest populaire verhalen in uitgaven van superfolio formaat liet copieeren.

    De oorsprong van de islamische miniatuurkunst moet gezocht worden in Mesopotamie, waar Bagdad en Koefa reeds sedert de dynastie der Abbasieden (vanaf 750 A.D.) voorname centra van cultuur vormden. Het is bekend dat de Mohammedanen zich zeer interesseerden voor geneeskunde, astronomie en andere exacte wetenschappen en bij de beoefening daarvan gebruik maakten van de Grieksche verhandelingen. Zoo is dan ook No. 4 een verluchting uit een Arabisch handschrift over artsenijbereidkunde, dat wederom eene vertaling of bewerking is van een Grieksch tractaat. Men heeft hier een van de oudste islamische miniaturen voor Zich. vermoedelijk uit de mesopotamische school, welke, naar zich laat zien, nog geenszins alle moeilijkheden aan het uitbeelden op het platte vlak verbonden, onder de knie had.

    Doch de schilders maken snelle vorderingen, en de dramatische situatie veroorzaakt door het tactloos ingrijpen van de stuiptrekkende hen (No. 7) wordt in 1255 sober en boeiend afgebeeld.

  • 13

    Diezelfde soberheid vinden wij terug op de verluchtingen uit Berlijn, nieuwe aanwinsten van de islamische afdeeling van het Kaiser Friedrich museum (No. 9). Hier komt de lezer voor het eerst in contact met de namen van Khosroe en Shirin, later nog met Leila en haar partner Madjnoen. Daar deze paren telkens en telkens weer door den islamischen, voorna-melijk perzischen kunstnijvere zullen worden uitgebeeld, op ceramiek zoowel als op weefsels mag hun identiteit niet onbekend blijven.

    Khosroe (II) was een perzische koning, die leefde omstreeks 600 van onze jaartelling. En de legende verhaalt, hoe hij, op een schitterende morgen uitgetogen ter jacht, langs een beek kwamen daarin een allerliefste jonge dame aantrof, volvoerende haar matutinale ablutin. Dit moment heeft den miniaturist immer en immer weder genspireerd, en 's konings emotie wordt dan vaak aangegeven door hem zijn wijsvinger in den mond te doen houden, de gebruikelijke wijze van reactie bij de Perzen uit die tijden. Het verder beloop is bevredigend. Shirin, de Susanna in quaestie, blijkt een prinses te zijn, met wie Khosroe in den echt treedt.

    Met het andere paar loopt het niet zoo goed af. Madjnoen, een dichter en Leila, een prinses, waren het volmaakt eens samen. Andes dacht over het geval haar vader, die alle relatie's afbrak, voor goed. Madjnoen, zijn temperament getrouw, vliedt naar de woestijn, en kwijnt weg van ellende. De dieren des velds raken met hem vertrouwd. Doch Leila maakt zich ongerust, en gaat er op uit om hem te zoeken. Ze vindt hem stervende, en ook haar is de Liebestod" genadig.

    Keeren wij terug naar de miniaturen. In de 15de eeuw merken wij op de perzische miniaturen' een bekorende detailleering van de flora op, daarnaast verschijnen chineesche invloeden, die verklaarbaar worden als men weet dat Tamerlan (Timoer Lengh f 1405) in zijn paleis te Samarkand een verzameling schilderingen had, waaronder ook een groot aantal chineesche. De invloeden uit het Verre Oosten doen zich ten duidelijkste voor in de welbekende miniatuur van het Muse des arts dcoratifs (No. 10) en in No. 11 van den Heer Vver.

    Tot ons leedwezen kunnen wij van den grooten Behzad, zijne stukken zijn uiterst zeldzaam, niets authentieks laten zien. De antilopenjacht (No. 25) wordt aan hem toegeschreven.

    In de dynastie der Safavieden (15021736) vindt de perzische miniatuurkunst machtige beschermers. En die hooge bescherming werkte ook hier inspireerend. Prachtig van kleur en feilloos van teekening zijn die zestiende-eeuwsche perzische miniaturen, sommige onder duide-lijken invloed van de chineesche schildering, andere onder dien van het elegante hofleven der Safavieden. Ook hier ontkomt de elegance niet aan de fatale wet van de evolutie, en ontaardt somwijlen in een week manirisme. In de zeventiende eeuw is het met den bloei van de per-zische miniatuurkunst gedaan.

    Maar de wellicht schoonste uiting van islamische schilderkunst geeft wel de perzisch-in-dische school onder de Mongolenkeizers, hier uitmuntend vertegenwoordigd (Nos. 30 en vlg.). En het doet ons een groot genoegen te constateeren dat het stuk van den Heer Willebeek Le Mair volstrekt niet voor de prachtige bladen van den Heer Vver behoeft onder te doen. Op dezelfde hoogte staan de twee miniaturen van den Heer Tabbagh.

    Het is haast overbodig op de bijzondere qualiteiten van deze groep de speciale aandacht van den bezoeker te vestigen. Men zie zelf, en geniete.

    In de zeventiende eeuw doet zich eene opleving voor van religieuzen ijver, zeer ten nadeele van de schilderkunst. De kunstenaars derven de instigatie van een maeceneerend keizer en diens onmiddellijke omgeving, en moeten het elders zoeken, in het Noorden, bij de schier on-afhankelijke vorsten van den Punjab. Daar vormt zich een stijl, waarin het inheemsche ele-ment sterker op den voorgrond komt, en de eens krachtige perzische invloeden bijkans geheel doet verdwijnen (Nos. 38 en 39).

    BOEKBANDEN.

    Met de verluchting van het boek hangt de versiering van den boekband ten nauwste samen. De islamische boekband heeft tweerlei vorm: die, gelijk aan den modernen europeeschen,

    bestaande uit een rug en twee platten, en diezelfde vorm, waarvan de bovenste . wij zouden zeggen de onderste, maar door het van rechts naar links te lezen arabische schrift, begint het islamische boek op de voor ons laatste bladzijde waarvan de bovenste plat, op de wijze van een portefeuille voorzien is van een flap, die als bladwijzer kan dienen.

  • 14

    Eenvoudig, van bruin leer met een geometrisch stempelornament, waaraan een gouden nopje een levendiger noot verleent, zijn de egyptische boekbanden (nos. 40-42).

    Dit ornament behoort nog geheel tot de competentie van den boekbinder, die het zelf geheel kan ontwerpen en uitvoeren.

    De volgende exemplaren voeren ons naar Perzi, misschien zelfs naar Oost-Perzi of Turkestan. Men herinnert zich, hoe aan het hof van Timoer (f 1405) zeer waarschijnlijk chi-neesche invloeden in de perzische miniatuurkunst zijn binnengedrongen. Verder moet Timoer egyptische boekbinders naar Samarkand hebben doen komen.

    Of dezen, hetzij door hun aanleg voor didactiek, hetzij langs wegen van herediteit, hunne gaven op de Perzen hebben overgebracht, is niet met zekerheid te zeggen, vast staat, dat op dit gebied van kunstnijverheid de laatsten zich niet onbetuigd hebben gelaten.

    De band nu van het Pavillon de Marsan(no. 46), waarop het jaar van vervaardiging 1504/5 van onze tijdrekening vermeld staat, is een prachtig werkstuk, van techniek nog zuivere leerbewerking, doch van decor reeds geheel van een van die miniaturen gecopieerd, waar het chineesche element zich ten duidelijkste manifesteert.

    En langzaam maar zeker zien wij, ook door de toepassing van nieuwe materialen (lak) de artistieke rol van den boekbinder in Perzi tot een minimum teruggebracht, en de decoratie van den band geheel in handen van den schilder gegeven.

    Tot versiering van den binnenkant werd in Perzi in de 16e eeuw vaak gebruik gemaakt van een a jour arabeskenornament in leer of papier, geplakt op een grond in andere kleur (no. 47).

    De Turken hebben zich ook in de boekbanden door de Perzen laten leiden, en zoo is het te verklaren, dat men venetiaansche en zelfs fransche boekbanden uit de 16e eeuw niet zonder moeite van islamische kan onderkennen.

    Uit het Pavillon de Marsan, het Hamburgsche museum en de verzameling van den heer Vver zijn hier boekbanden tentoongesteld, die de bezoeker weinig meer in deze qualiteit bijeen zal zien. -?/

    GEWEVEN STOFFEN.

    In de middeleeuwen genoot de islamische textielkunst in Europa een welverdiende reputatie. Het waren feen, ergens ver in het Oosten, die zoo teere stoffen, met zoo subtiel ontwerp, geweven hadden, dachten de Westerlingen. En gebruikten die ontwerpen tot de siering van hun kapiteelen (in de St. Pierre d'Aulnay (12e eeuw) vindt men een kapiteel, waarin het beknde thema is uitgehouwen van twee toegewende olifanten ter weerszijden van den gestyleerden boom, en daaronder de naieve explicatie: hi sunt Elephantes, dit zijn olifanten), van hun kerkramen (Saint Denis), schilderde men ze al fresco in de crypten van hun kathedralen (Chartres). En niet alleen in het Westen beschouwde men die weefsels met eerbiedige bewon-dering; Nassiri Khosroe, een perzische philosoof, die 1040 in Egypte vertoefde, verhaalt van een eilandje in den Nijl, Tinnis genaamd, waar Chistenwevers wondere waden weefden, die voor niemand anders bestemd mochten zijn, dan voor den Sultan van Egypten in hoogst eigen persoon, en hoe de keizer van Roem (Rome = Byzantium) honderd steden had in ruil geboden voor het eiland, en hoe de Sultan dit had gewezen van de hand.

    Een levender bewijs voor de artistieke suprematie van het Oosten leveren de benamingen voor sommige weefselsoorten in alle europeesche talen. Damast van Damascus, mousseline

    . van Mossoel. Een baldakijn is een troonhemel van stof, afkomstig van Bagdad, in het itali-aansch Baldaccho, en de gestroomde huiskat van angelsaksischen bloede dankt haar naam: tabby-cat aan gestreepte weefsels, die eertijds in Bagdad vervaardigd werden in het Attabya-kwartier, waar de nakomelingen van Attab woonden. Ook het fransche woord tabis voor een zekere soort tafzijde heeft den zelfden oorsprong. En taf" tenslotte ook?

    Vertoonen de oudste weefsels nog een vrij uniform repertoire van motieven, met de ont-wikkeling der kunst in de verschillende van den Khalief onafhankelijk geworden gebieden komt er meer diversiteit.

    A l vroeg duiken chineesche invloeden op (no. 52); de zonen van het Hemelsche Kijk ver-vaardigden zelfs stoffen voor de islamische markt.

    In de zestiende eeuw, onder invloed waarschijnlijk van Veneti, dat door de concurrentie

  • 15

    van de Genueezen en de Franschen, haar europeesch afzetgebied afgesloten zag en dat daarom naar het Oosten moest verplaatsen, komen in Perzi menschelijke figuren op de textilin, die genspireerd zijn door de gelijktijdige picturale kunst in het boek en op den boekband.

    Het is hier de plaats om den hoofdconservator van de muses du Cinquantenaire te Brussel bij herhaling onze groote erkentelijkheid te betuigen voor de vier prachtige en thans uiterst zeldzame weefselfragmenten, die hij ons wel heeft willen toevertrouwen.

    Speciaal de aandacht verdienen de turksche stoffen van het Pavillon de Marsap, met hun forsch decor, dat de Italianen gaarne overnamen en hunne schilders vereeuwigden. Dat deze turksche weefselpatronen de nauwste verwantschappen vertoonen met de motieven op de gelijktijdige klein-aziatische ceramiek, behoeft geen commentaar.

    De perzische stoffen uit de 17e en 18e eeuwen kenmerken zich door een fijn doch krachtig gevoel voor kleur en een fraaie toepassing van bloemmotieven.

    TAPIJTEN.

    Het bestek der tentoonstelling en de ruimte waarover wij beschikten, lieten natuurlijk niet toe, een uitgebreid aantal oude tapijten in ons programma op te nemen.

    Wij hebben nochtans gemeend, deze voorname tak van oude islamische kunstnijverheid niet onvertegenwoordigd te moeten laten, en dank zij de welwillendheid van onze buiten-landsche confrres', van den Heer Paul Singer en van den kunsthandel, kunnen wij althans eenige oude Perzen, eenige klein-aziatische, en een hier te lande zeldzaam spaansch tapijt doen zien.

    De litteratuur over de tapijtweefkunst is reeds aanzienlijk, en kan ik volstaan met daarnaar te verwijzen. Tapijten zijn bij uitstek nuttig aan nomadenvolken, doch het is zeer de vraag of de Romeinen geen voorhangsels of gordijnen gehad hebben (de alexandrijnsche belluata ta-petia, tapetia waarop voorstellingen van dieren, werden geroemd) die op dezelfde wijze ge-knoopt waren.

    Een perzische zilveren schotel uit de eerste eeuwen van den Islam daterend, afgebeeld bij Sarre Kunst des alten Persiens pl. 109, doet een vorst zien in oostersche houding op een kleed of tapijt gezeten. Zoo oude fragmenten zijn helaas niet bewaard gebleven, wij zijnreeds verheugd en trotsch de fragmenten van het Pavillon de Marsan (no. 78) hier ter leen te hebben, waarvan het archasche dcor naar de vijftiende eeuw schijnt te verwijzen.

    Geen harmonieuser kleurenrijkdom, geen aan de functie en het formaat van het tapijt beter beantwoordend vlakornament dan op de Perzische van de zestiende eeuw. Aniline bestond niet, de levensvoorwaarden waren gunstiger, de artistieke waardeering aanzienlijk hooger dan nu, alles werkte samen tot opvoering van de technische en esthetische qualiteiten en het is een genot de contouren der palmetten en de windingen der slingers te volgen in het thans bezonken kleurenspel van blauwen en rooden, geel en groen. Ook hier doet zich de in-vloed van de schilderkunst gelden. Zoo op het tapijtje van het Rijksmuseum No. 79, welks diermotieven gemakkelijk op de miniaturen en randverluchtingen van bladzijden terug te vinden zijn.

    Men zal opmerken, dat bij de twee-kleinaziatische en het spaansche tapijt het decor meer lineair en geometrisch is, terwijl de Perzen aan de plantmotieven den voorkeur gegeven hebben.

    Tapijten werden geknoopt van wollen of van zijden draden. In de zeventiende eeuw werd zelfs goud- en zilverdraad gebezigd. En al naar gelang van

    de fijn-, dus dunheid van de wollen draad kon men het aantal knoopen vergrooten en daar-door een groote dichtheid verkrijgen, die aan het oppervlak iets fluweeligs geeft; met zijden tapijten is dit des te eerder het geval, men bezie b.v no. 86, waarvan het middenveld met zijn harmonische kleurengamma aan een mozaiek doet denken.

    Tapijten worden opgehangen (in de moskeen b.v.) of op den vloer gelegd. De kostbare stukken werden en worden in het midden van het vertrek gespreid, men loopt er niet op, doch betreedt lange en smallere tapijten ernaast, die naar de divans langs de wanden voeren, waarvandaan het oog met welgevallen op het pronkstuk in het midden kan rusten.

  • 16

    METALEN. Het is reeds in de inleiding gezegd, gouden en zilveren voorwerpen zijn niet op deze ten-

    toonstelling te zoeken. Het brons en ander koperalliages daarentegen vertoonen zich bier in uitgelezen exemplaren. Brons is niet alleen een prachtig metaal, dat zich gemakkelijk liet gieten en bewerken, het was blijkbaar ook hyginisch, want zoowel in het oosten als in het westen bezigde men, indien goud en zilver te kostbaar waren, bronzen vaatwerk voor het dagelijksch gebruik. Schenkkannen en schotels, kandelaars en olielampen, zelfs ronde spie-gels, waarvan de voorzijde gepolijst was en de achterzijde geornamenteerd, behooren tot de veel voorkomende artikelen in dit metaal.

    Een bijzonder fraai stuk is de haas van den Heer Stoclet (no, 88). Naar den stijl is het diertje, dat men zich moeilijk anders dan als siervoorwerp kan denken, te rangschikken onder de zoogenaamde fatimidische bronzen, welke te Caro of althans in Egypte tijdens de kunstliev-ende dynastie der Fatimieden (969 1171) vervaardigd werden.

    In de islamische kunstnijverheid bestond niet de naturalistische weergave van het dier. Zoo is dit bronsje op het eerste gezicht niet dadelijk als een haas te onderkennen. Doch de ooren en het geestige staartje verzekeren zijn identiteit, die er trouwens bitter weinig toe doet. Zijn schoonheid is moeilijk onder woorden te brengen, zij schuilt in de simpel en sterk gecompo-neerde gebogen vlakken, in de fraaie buiging van de ruglijn, in de houding van den kop.

    Ook de deurklopper van het Kaiser Friedrich Museum (no. 90) verdient de aandacht n om ht kloeke spel der curven en om het prachtig gepatineerde metaal.

    Een van de meest verzorgde, van de meest decoratieve groepen behoorende tot de islami-sche kunstnijverheid zijn wel de voorwerpen in een koperlegeering, met edele metalen gen-crusteerd. Het denkbeeld om een vlak te sieren door het ornament er in te snijden ofte gra-veeren en de omtrekken en lijnen van het dessin te vullen met een substantie van een andere of lichtere kleur is natuurlijk oeroud, en werd minstens drieduizend jaar vr den Islam zoo-wel in Egypte als in Mesopotami tot uitvoering gebracht.

    De Romeinen, en de Perzen onder de Sassanieden pasten deze versieringen eveneens toe. Doch het is bij de islamische kunstvoorwerpen niet zoozeer de techniek die verdienstelijk is, als wel het decor dat, in de bloeiperiode, op onberispelijke wijze in de techniek is uitgevoerd.

    En juist van die bloeiperiode, dertiende en veertiende eeuw, in de centrale landen van den Islam biedt de tentoonstelling de beste stukken ter wereld. De kandelaars van het Pavillon de Marsan, de groote buikige flesch van den Heer Eumorfopoulos, de schenkkannen van de Heeren Koechlin en Homberg, de langwerpige doozen van de Heeren Koechn en Gillet, ze zijn alle even verzorgd van decor en haast volmaakt van conservatie. Want heel vaak zijn de kleine, in het brons ingelatene of erop gehamerde reepjes zilver in de negentiende eeuw opzettelijk, in de hoop op gewin?, van het oppervlak gelicht. Doch eenige van de allerfraaiste stukken zijn aan die bewerking ontkomen, en hier aanwezig. Een enkele maal wordt, zeer ge-raffineerd, de toonwaarde van hetgencrusteerde goud en zilver geaccentueerd, ja verhoogd, door het fond met zwartemail te verdonkeren (no. 103), een enkele maal ook rood koper tot verkrijging van het kleurcontrast aangewend (nos. 96 en 97), een effect trouwens, dat reeds den Romeinen bekend was.

    Uit het Oosten of het Zuiden komt deze techniek naar Veneti, waar in de vijftiende eeuw mohammedaansche handwerklieden haar uitoefenden.

    WAPENS,

    Deze groep is helaas verre van volledig. Geen zwaard van Karei den Groote, door Haroen den Khalief geschonken, geen fraai gedamasceerde kling, geen gemailleerd gouden spaansche rapierschede liggen hier ter visie. Doch de turksche helm en beenplaat zijn prachtig, met hun sober decor van opgelegde koefische karakters, de eerste een schoon staal van ijzerbewerking.

    Fraai ook winden zich de gouden ranken (nietgehcrusteerd) op het berlijnsche borstkuras, verfijnder weer. overeenkomstig den tijdstijl, zijn het ornament op het armstuk van den Heer Ringlever, en de zilveren bouquetjes op den parijschen stijgbeugel. Het spreekt wel vanzelf dat de decoratieve geest van de islamische kunst zich ook in de wapensmeedkunst heeft moeten uitspreken.

  • 17

    IVOOR. Het is wenschelijk. ja noodzakelijk, om, tot goed begrip van de islamische kunstvormen,

    te rade te gaan bij de cultuurperioden, aan den Islam voorafgaand. Zoo ook bij het ivoor. Ivoor en been zijn materialen, die weer duizenden jaren vr den

    Islam, in de groote kunstcentra aan de boorden van de Middellandsche Zee, gebezigd zijn tot gerief en bevrediging van den immer op zintuigelijk genot belusten mensch. Ivoor is altijd een prettige materie geweest, die zich niet ongaarne liet bewerken.

    Uit de grijze oudheid is dan ook menig ivoren voorwerp bewaard gebleven, behoorende tot het luxueuse vrouwelijke toiletgerei.

    De pyxis of pyxide in dien tijd is dan ook niet anders dan een busje met plat of halfrond deksel geweest, dat huisvesting verleende aan de in die dagen ongetwijfeld voortreffelijke vanishing cream", waarmede ik geenszins wil zeggen, dat een dergelijk busje volstrekt geen haarspelden of ringen bewaard zou hebben.

    Dit alles om te doen uitkomen dat noch de materie noch de vorm van het uiterst smakelijke doosje van den heer Stoclet (no. 120) spaansch-islamische nieuwigheden zijn.

    De latere Khaliefen van Cordoba (10e 11e) hebben hierdoor de kunsthistorici aan zich verplicht, dat zij zich edelsmeedwerk, en ivoren zaken lieten maken, of schenken, waarop hun namen prijkten, en de datum van vervaardiging. Met behulp van zoodanig gedefinieerde stukken, van bijv. het prachtige kistje van het Pavillon de Marsan (no. 118), kon men de herkomst en den tijd van niet gedateerde stukken bepalen, waaronder het reeds besproken doosje en het plaketje van den heer Stoclet. Beide zijn versierd met het thema van de toege-wende dieren aan weerszijden van een soms meer, soms minder tot ornament verwerkte boom, een motief, dat oeroud is, en in dit geval door den ivoorsnijder van een weefsel is overgenomen.

    De doos uit Lyon en het kistje van het Gemeentemuseum hooren, vermoedelijk beide, in Sicili thuis.

    De nor mandische edelen, die Beneden-I tali en Sicili op de Saracenen hadden veroverd, en later de Hohenstauffen koesterden volstrekt geen religieuse noch ethniscbe antipathie tegen het mohammedaansche deel der bevolking, waarvan velen zeer bedreven waren in verschil-lende takken van handwerkskunst En zoo komt het dat de kunst op Sicili naast byzantijn-sche invloeden ook sterke islamische elementen vertoonde. Men lette bijv. op de prachtige arabeskenmedaillons op ons kistje, de in oostersche houding gezeten figuur op het deksel.

    De zuiver gesneden diertjes op een rankengrond, op het voorvlak van het lyonneesche doosje, werden door de vroege byzantijnsche kunst uit de hellenistische aan de islamische overgeleverd.

    BERGKRISTAL EN GLAS. Op geen gebied is in de middeleeuwen de islamische kunst zoo overtuigend domineerend

    over de westersche kunst dan in de producten van den glasblazer. Geen wonder, waar de Syrir en de Egyptenaar even naarstig hun bedrijf onder de halve maan uitoefenden, als te voren onder het gezag van den byzantijnsche keizer.

    ^* glaskunst had in de eerste eeuwen van het romeinsche keizerrijk, vooral in Egypte en Syri een zelfs nu niet te overtreffen trap bereikt. De eeuwenlange ervaring van hun voorouders stond dan ook den glasblazenden onderdanen van den Khalief ten dienste bij de uitoefening van hun uiterst dankbaar bedrijf.

    De producten uit de vroegste periode zijn voor ons moeilijk te classeeren, want wie zal zich vermeten, indien geen andere gegevens meer licht kunnen verspreiden, uitte maken of een vaasje, zooals no. 126 of 127, van 620. d,w.z. nog byzantijnsch is, dan wel van 641, dus reeds islamisch. Men bedenke, bij het beschouwen van deze stukken, dat de soms zeer bekorende zoogenaamde iriseering nooit opzettelijk bedoeld is geweest, doch het gevolg is van de straal-breking van het licht in de glashuid, diedoor het eeuwenlang verblijf in den grond gedecom-poseerd is.

    Het bergkristal is altijd hoog in aanzien geweest, bij de Egyptenaren en bij de Grieken, die hun doorzichtig kleurloos glas krustallon noemden. Waaruit ook weer afgeleid kan worden, dat men ook in de dagen van Nero gepoogd heeft glas te fabriceeren van de bergbeekwater-

  • 18

    druppelhelderheid, die de charme uitmaakt van het kristal. Hierin geslaagd zijnde, is men op dit kristalglas, te zijner siering, dezelfde bewerkingen gaan toepassen, dezelfde slijp- en snijtech-nieken.

    Uit den tijd der Fatimieden zijn, uit Egypte, een aantal voorwerpen in bergkristal bewaard-gebleven, waarvan de fraaiste thans thuishooren in den schat van San Marco in Veneti, in het Louvre- en in het Victoria and Albert-Museum. Aan den Heer Homberg te Parijs, die niet vele, doch alle uitmuntende stukken heeft willen inzenden, is het te danken, dat wij een voorbeeld van zulk een fatimiedisch stuk bergkristal (no. 124) kunnen vertoonen; en in de onmiddelijke nabijheid daarvan het bekende glas van het Rijksmuseum (no. 125), waarop de imitatie van een kristal zich eerder in de slijp techniek van het decor dan in de wel doorzichtige, doch te bruinig getinte materie manifesteert.

    De meest typische uiting van islamische glaskunst, het gemailleerde en vergulde glas, dat later de Venitianen hebben weten na te maken, genoot in de beschaafde wereld der middel-eeuwen, in het uiterste Oosten en in het Westen, de hoogst mogelijke waardeering. Deateliers van Aleppo fabriceerden glaswerk voor de vorsten der Mongolen, de inventarissen van de bezittingen der Koningen van Frankrijk gewagen van verreries a la facon de Damas". Benjamin van Tudela prijst de schoone qualiteiten van het glas van Tyr, dat volgens Guil-laume den aartsbisschop aldaar, naar alle landen gexporteerd werd. En inderdad, zelden heeft zich de oostersche liefde voor sterke kleuren beter door de islamische kunst begrepen en bevredigd gezien, dan in deze gemailleerde glazen. Dank zij de inzendingen uit duitsch particulier bezit, die van Sir Robert Abdy, en de fraaie serie van de Bachstitz Galerij te dezer stede kan de bezoeker een indruk krijgen van de pracht en praal der Syrische en egyptische hoven en moskeen in de middeleeuwen, in de dagen van Saladin en Richard Leeuwenhart.

    CERAMIEK. Men zal wellicht verbaasd staan over het aantal deerlijk gebroken kommen en schotels,

    over de niet weinige fragmenten ceramiek en glas, die hier aanwezig zijn. Het wordt begrij-pelijker, indien men weet, dat al deze dingen zijn opgegraven op plaatsen, waar vroeger bloeiende steden lagen, zooals Rayi of Rhags, dichtbij Teheran in Perzi, dat evenals Damascus in Syri, de bruid van het Oosten genoemd werd. Of die, zooals Fostat (Oud-Caro), sinds eeuwen gebezigd werden als aschstaal van jongere vestigingen.

    De fragmenten, die bij elkaar hooren, worden met de grootste omzichtigheid samengelezen, en door zeer ervaren lieden, zoo noodig met toevoegingen in gips, aaneengelijmd. En een zeldzaam stuk, waaraan niet te veel stukken ontbreken, brengt in den kunsthandel niet zoo heel veel minder op dan een intact exemplaar.

    De afzonderlijke fragmenten van aardewerk en glas die hier te zien zijn, hebben natuurlijk het een of ander te zeggen. Zij zijn zorgvuldig uitgekozen, omdat zij hetzij een speciale tech-niek demonstreeren, of wel omdat, wat van hun decor is te zien gebleven, het oog toch nog weet te boeien.

    Men lette b.v. op de fragmenten van egyptische lusterceramiek (no. 159 en 160), op de fraaie uitvoering van den haas in de ranken op no. 138, de smaakvolle polychromie op het syrisch fragment no. 219. Zij stellen ons in staat, een beeld te krijgen van verfijnde en doordachte islamische sierkunst, die het onmogelijk geweest zou zijn door middel van gave exemplaren te bevroeden, om de eenvoudige reden dat die ontbreken.

    Op geen gebied is het decoratieve karakter van de islamische kunst zoo tot haar recht kunnen komen, dan in de ceramiek.

    Anders dan bij de hoogste uitingen van ceramisch kunnen, de pottery'' van de Chineezen, Coreanen en Japanners, wordt bij de islamische het hoofdaccent gelegd op de versiering. Bereikten genen het onovertrefbare door een harmonieus combineeren van zuiver ceramische elementen, klei, slib en glazuren, de belijders van den Islam zochten de esthetiek meer in bet decor. Doch hierin dwingen zij terecht onze bewondering af. Zij hebben gegrift en gekerfd, geschilderd en in den vorm gegoten. Zij hebben een palet gehad, omstreeks 1200 reeds zoo rijk, dat de Delvenaars van omstr. 1650 daarvoor den breedgeranden hoed zouden hebben afgenomen. En hun kleurenharmonien zijn van verfijnden smaak, soms gewaagd, doch nooit schel en stuitend. Men vergete de zon niet en het veel fellere licht.

  • 19

    De opake witte glazuur, die bekend is van het delftsch aardewerk, en den Italianen stellig niet eerder dan de 14e eeuw, werd door hen in de negende en waarschijnlijk reeds vroeger toegepast. De sgraffitto techniek, ken teekenend voor de italiaansche mezza- majolica van de 15e eeuw, hadden zij overgenomen van de Byzantijnen, en wendden haar in de negende, tiende en elfde eeuwen op hoogst gelukkige wijze aan. Er worde even aan herinnerd dat volgens deze techniek het decor verkregen wordt, door de kleilaag te bedekken met een laagje witte pijpaarde (de slib), hierin de teekening te griffen, welke dus in de donkere toon van de klei onder de slib zichtbaar wordt, en het geheel met een doorzichtige glazuur te bedekken.

    Vaak mogen de in deze techniek vervaardigde zgn. guebry schalen en kommen niet anders beschouwd worden dan als volksceramiek, doch de hier aanwezige exemplaren doen zien, welk een kleurgevoelig oog, welk een zin voor strakke versiering, en voor com-positie, welk een zekere hand tenslotte ze verre boven het niveau van Bauernkeramik" hebben doen stijgen.

    En het meest brilliante (ook in letterlijken zin) succes dat zij hebben weten te behalen, is de meesterschap waarmede zij de zgn. goudluster op hun faience hebben weten aan te brengen. Gesteld zelfs, dat hun de uitvindig daarvan niet toekomt, dan rest nog immer de niet geringe verdienste zulke technisch impeccabele schotels en wandtegels te hebben geproduceerd. En nooit meer glinsterde het luster in een zoo rijke gamma van tinten, dan in de negende eeuw. Met de toevoeging van het bijwoord technisch" wil niet gezegd worden, dat het decor als zoodanig leelijk is. Verre van dien. De groote wandplaten (no. 171) zijnzelfs voortreffelijk van vlakvulling. Doch de gestyleerde vorst en zijn trawanten (no. 157), Khosroe en Shirin (no. 163), en andere zijn niet geconcipieerd als ceramisch decor in het brein van een pottebakker, doch klakkeloos, en met groote vaardigheid door hem overgenomen van een miniatuur of van een verguld zilveren schotel.

    Hij heeft zich niet bekommerd om industrielen eigendom, doch is op roof uitgegaan, bij den edelsmid, dn miniatuurschilder, den glasblazer, den bronswerker. Het was hem om een decor te doen voor de gebogen vlakken van zijn schotels, kommen en vazen, voor de platte vlakken van zijn wandtegels. De beschouwer bewondert dan ook meestal niet de ceramische perfectie van een stuk islamische faience, doch den krachtig getrokken vogel, het zwierig galopeerende ruitertje, het fraaie koefische letterschrift, de elegante vulling van ranke arabes-ken, het felle kleurenspel van tulp en anjelier.

    Een enkel stuk verrast door de zorg aan de materie besteed, zoo no. 202, waarvan de maker er in geslaagd is de doorschijnendheid van het Chineesch porselein te imiteeren, en no. 194, waarvan de goed verzorgde vorm en de gestroomde lavendelblauwe glazuur onwillekeurig herinneren aan de Chineesche temmokoe's uit den Soeng-tijd. Dat dergelijke voorbeelden uit het Verre Oosten den vr-Aziaat genspireerd zouden hebben, is zelfs zeer waarschijnlijk; reeds in de 9e eeuw werd aan het Khaliefenhof te Samarra aan den Tigris chineesche ceramiek gebruikt, en sedert de vijftiende eeuw worden die invloeden zoo sterk, dat no. 210 een zuiver chineesch decor heeft, en in de 17e en 18e eeuwen in de beste perzische ceramiek het lands-eigene totaal is verdwenen. De Perzen zijn er zelfs in geslaagd, porselein te maken. De scherf (d.i. de materie) van de platte flesch no. 207 is wit, zeer hard en doorzichtig, drie eigenschap-pen, vereischten voor het porselein. Het monster, dat de twee zijden siert, is van duidelijk chineesche origine.

    De bekoring van de goudluster dringt al spoedig door tot Spanje, dat in de 12e eeuw reeds deze soort aardewerk naar verre landen zond, waar reeds in de 14e eeuw Christenen in het faencebedrijf werkzaam zijn. In de 15e eeuw zijn de Mooren voor goed het land uit, doch Arabische siermotieven en vormen blijven zich handhaven. In deze eeuw verbreidt zich de roem van de Spaansche majolica (afgeleid van Majorca of van Malaga, dat ook Malica heette) die te Manises bij Valencia gemaakt werd, en in het midden van de groote gouden schotels flonkerden de lelie's van Frankrijk, de vuurslag der Bourgondirs, de ballen der Medici; Vlaamsche schilders beelden ze af, en op het Portinari-altaar van Hugo van der Goes ( i 1475) ziet men een albarello staan, met het wingerdbladornament van de schaal met den griffioen (no. 255).

    In Perzi is de avondschemering van de goudluster inderdaad rood. robijnrood getint. De kom van het Rijksmuseum en de uiterst zeldzame vaas (nos. 177 en 178), die uit de 17e

    eeuw dateeren, misschien nog uit de 16e, vertoonen nog zuiver perzische motieven in de teekening in robijnluster.

    Ongelooflijke effecten moet de zon behaald hebben op de met goudluster-tegels bekleede

  • 20

    muren van moskeen en paleizen. Een aantal zeer schoone exemplaren met uiterst verzrgd dcor zijn hier aanwezig. De groote platen (no. 171) maakten deel uit van een mihrab, de gebed-nisch, die den Muzelman de richting aangaf van het heilige Mekka.

    Niet alleen in goudluster zijn de tegels versierd. Er zijn er die in relif gedecoreerd lijn (no. 193), andere weer met polychromie en goud op een diep donker- of een fel turkoos-blauw fond. Dezelfde zorg, aan de luxe-ceramiek besteed, schijnt ook aan de wandtegels ten deel gevallen te zijn. Wat moet dat voor een vlak geweest zijn, waarvan no. 161 een klein stuk slechts bedekt heeft. Ook hier weder een copieeren van een miniatuur.

    Naast de ster- en kruisvormige tegels produceert de islamische ceramist, vermoedelijk in imitatie van het mozaiek der Byzantijnen, een gelijksoortige techniek in faience. Volgens het ontworpen dessin worden platen van in verschillende kleuren verglaasde faience uitgezaagd en die stukken naast elkaar bevestigd. Een uitmuntend staal van deze faence-mozaiek levert de in een warm coloriet uitgevoerde plaque van den Heer Koechlin (no. 223), zij stamt van een 13e eeuwsch mausoleum in KI.-Azi.

    Een andere geacheveerde bewerking voor een pilasterdecoratie doet ons de plaat uit het Hamburgsche museum zien. Een photo van het ensemble, waartoe het stuk eens behoorde, verduidelijkt haar vroegere positie (no. 205).

    Er is een groep perzische ceramiek, die de aandacht trekt door het precieuse, veelal in pastelkleuren beschilderde decor (nos 179 vlg.). Sommige kleuren zijntegelijkmetdeopakewitte glazuur meegebakken, andere weer in een tweede minder hevig vuur (petit feu). Dit procd, vermoedelijk ontstaan uit de behoefte het palet te vergrooten, wordt in Delft eerst ongeveer 1670 toegepast in het atelier van de Hoppesteyn's. De Perzen kenden het in dedertiende, waarschijnlijk reeds in de 12e eeuw. En evenzeer als in de delftsche plateelbakkerijen het petit feu gevonden mest worden door de begeerte om het polychrome chineesche porselein te imiteeren, evenzeer moest de middeleeuwsche Pers op de techniek kmen ter getrouwe benadering van de miniaturen die hij bewonderde. Want het zijn f de miniaturen zelf, die aan het decor van deze groep ten grondslag lagen, of het in miniatuurstijl gedecoreerde en ge-mailleerde Syrische glaswerk, dat de Perzen nooit hebben kunnen maken.

    Teneinde mogelijke wanbegrippen bij den bezoeker weg te nemen omtrent de herkomst van twee bier bijzonder goed en fraai vertegenwoordigde ceramische groepen, moge nog een enkel woord gewijd worden aan de turksche ceramiek.

    Van de groep waar een krachtig tomaatrood de domineerende kleur is, dacht men vroeger dat zij op het eiland Rhodos vervaardigd werd; van die waar dit rood ontbreekt, of wel een harmonieuze combinatie van blauwen en groenen het oog streelt, werd Damascus als de bakermat verondersteld.

    Van het z.g.n. Rhodische aardewerk weet men reeds een geruimen tijd, dat het zeker in Klein-Azi en hoogstwaarschijnlijk in Iznik (= Nicaea, zie no. 243) gemaakt is, en reeds in 1910 nam men ten opzichte van de Damascus faience dezelfde provenientie^Kl.-Azi) aan.

    Meer nog dan de soms uitmuntende teekening (nos 238 vlg.) oogst de kleurcombinatie en de kleursterkte der menschen waardeering. Dit kleureffect is minder sterk op de faience die men aan Kutahia, ook in Kl.-Azi gelegen, toeschrijft. Doch hoe goed werken de strakke donker-blauwe letters op het witte fond van de doos no. 232, welke eene fijne arabeskenvulling siert het fond van den schotel no. 233.

  • Miniaturen

    H. V. 1 Twee bladzijden uit een Koran. 11e12e eeuw.

    H. V. 2 Titelblad van een H. S. behelzende het Gedicht van Cairo, 15e eeuw. den Mantel, en opgedragen aan Sultan Kat-Bey. Afgeb. M. V. I., pl. 24.

    H. V. 3 Titelblad van een H.S. behelzende een vrome invo- Cairo, 15e eeuw. catie. Exemplaar van Sultan Bars-Bey 14221438. Afgeb. M. V. I, pl. 23.

    H. V, 4 Bladzijde uit een Arabische verhandeling van artsenij- Mesopotami, bereidkunde. gedateerd 1222.

    H. V. 5 Drie vrouwen, tegen een rooden achtergrond. Mesopotami ?

    H. V. 6 Miniatuur uit een Shahnameh (Kroniek der Koningen) Perzi. van Firdausi, gedateerd 1255 A.D. Een koning om-ringd door zijn hovelingen.

    H. V. 7 De giftmengster; miniatuur uit hetzelfde handschrift. Perzi, 1255.

    H.V. 8 Een gevangene wordt voor den Koning gevoerd; Perzi, 1255. miniatuur uit hetzelfde H.S.

    K. F. M. 9 Vijf miniaturen van een handschrift uit de bibliotheek van prins Baisonqur, bevattende een bloemlezing uit de perzische dichters.

    a. Exlibris van den prins. b. Khosroe en Shirin. c. Een vorst en zijn hovelingen. d. Ruitertweegevecht. e. Bahram Ghoer op de gazellenjacht.

    Oost-Perzi, 1420.

    P. d. M. 10 Miniatuur voorstellende jonge vrouwen in een tuin. Afgeb. M. A. M., afb. 16; M. V. I, pl. 61, enz.

    Oost-Perzi, 2e helft 15e eeuw.

    H. V. 11 Miniatuur (op twee bladen) voorstellende 3 princessen in een door beekjes doorsneden tuin; een van haar ontvangt een geschenk (?) van een jongen man, ge-knield op een tapijt; geschilderd door Moussa.

    Perzi, omstr. 1460.

    U. B. L. 12 Diwan (verzameling van verzen) met verschillende miniaturen in den tekst.

    Perzi. 1489.

    N.B. Oe niet in den tekst van den catalogus opgenomen voorwerpen zijn eigendom van het Gemeentemuseum.

  • M I N I A T U R E N . 22

    H . V . 13 De audintie in den tuin; twee bij elkaar behoorende miniaturen. Afgeb. M . V . I pl. 57 rechts.

    R. K. 14 Een aanzienlijk gevangene. Afgeb. M . V . II, pl. 192; K.I.V. afb. 254.

    H . V . 15 Vorst met hovelingen en muzikanten in den tuin van een paleis.

    H . V . 16 Versierde titelbladzijden.

    H . V . 17 Drie schilderingen op papier: 1) Een demon valt een vorst aan, die te paard stijgt. 2) Adam en Eva, met engelen. 3) De hemelenreis van Mohammed.

    M . D.* 18 Strijdgewoel. Zie afb.

    H . V . Een vizier leest zijn vorst een brief voor; uit een in 1503 geschreven HS.

    / H V i / 20 Salomo en de koningin van Scheba.

    * V Afgeb. M . V . I, pl. 15; M.I.O., pl. 95. In de behandeling der wolken en de gedaante van den vogel phenix komen duidelijk Chineesche invloeden tot uiting.

    H . V . 21 Hetzelfde gegeven op een dubbele bladzijde met fraaie randversiering en beschildering op de achterzijde. Afgeb. M . V . I pl. 89 en 90.

    M . D*. 22 Bladversiering: gestyleerde bloemen en bladeren in goud, zilver en blauw. Zie afb.

    H . V . 23 De school; door MirSadAli.

    H . V . 24 Jonge vorst en zijn leeraar; geteekend: Agha Riza. Cachet van Shah Abbas. Afgeb. M . V . I pl. 17.

    H . V . 25 Antilopenjacht; toegeschreven aan Behzad.

    H . V . 26 De fat. Afgeb. M . V . II, pl. 129, flg. 166.

    H. V . 27 Een vorst, in audintie, ontvangt geschenken o.a. een gouden ruiterbeeld. [De Gulden weiden", eene soort encyclopaedie door Macoudi geschreven in de 2e helft van de tiende eeuw behelst een passage vermeldende het zenden van geschenken, waaronder een ruiterbeeld van edelgesteenten, door den koning van China aan Khosroe I, koning der Perzen omstr. 550.] De achterzijde vertoont een bekoorlijk bloemendecor, met uiterst fijne randversiering. Afgeb. M . V . II, pl. 98.

    Perzi (Bochara), 15e eeuw.

    Herat (O. Perzi), 1500.

    Perzi,

    1516e eeuw.

    Perzi, 16e eeuw.

    Indi, 16e eeuw?

    Indi, 16e eeuw.

    Oost-Perzi.

    Oost(?)Perzi, le helft 16e eeuw.

    Perzi, 16e eeuw.

    Perzi, 16e eeuw.

    Perzi, 16e eeuw.

    Perzi, 16e eeuw.

    Perzi, 16e eeuw.

    Perzi, 1560.

    Perzi, 2e helft 16e eeuw.

  • 23 M I N I A T U R E N ; B O E K B A N D E N .

    28 Tuinlectuur; in zijn origineele omlijsting. Perzi, Afgeb. M . V . II, pl. 130, flg. 169. 2ehelft leeeuw.

    29 De lezende jongeling. Perzi, 2ehelft leeeuw.

    .* 30 Acrobaten. Indi, 17e eeuw.

    31 Rozet van een exemplaar van de Shahnameh; afgeb. Indi, 17e eeuw. M . V . I, pl. 37.

    32 Receptie bij Shah Djehan; de keizer, op een troon, ont- Indi, 17e eeuw. vangt een juweel ten geschenke. Afgeb. M . V . II, pl. 161.

    33 Een vorst, gehurkt bij een chanarboom, houdt een Indi, 17e eeuw. juweel in de hand; fraaie omlijsting met menschelijke figuren, een leeuw en een stier.

    ,. M . 34 Vorsten op de valkenjacht. Indi, 17e eeuw.

    35 Portret vermoedelijk van keizer Djehangir, den klein- Indi, 17e eeuw. zoon van Akbar, en van een groot-vizier. Geteekend: het werk van den nederigen Natchestar.

    * 36 Twee miniaturen, voorstellende een tafereel uit het Indi, leven van Jozef. Geteekend; het werk van den nede- omstr. 1600. rigen Hossein.

    37 Afbeeldingen van een gans, fazantenhen, patrijs en Indi, 17e eeuw. parelhoen; door Mancour. Afgeb. M . V . II, pl. 177 en 178.

    >. 38 Meisje met gazellen. Indi, omstr. 1700

    V. 39 Het morgentoilet. N.-Indi(Kangra) 18e eeuw.

    B O E K B A N D E N , E N Z .

    H . V . 40 Plat van een boekband van bruin leer; geometrisch Egypte, stempelornament. 14e15e eeuw.

    H . V . 41 Boekband van bruin leer; geometrisch stempelorna- Egypte, ment; in het midden een rond medaillon met uitge- 15e eeuw. sneden blad- en bloemornament op licht blauwgekleurd fond; zoo ook in de hoeken.

    H . V . 42 Boekband met flap van bruin leer met geometrisch Egypte, stempelornament en gouden noppen; opnieuw gemon- 14e15e eeuw. teerd.

    H . V . 43 Twee platten in lak, beschilderd en verguld; rechts: Perzi of Indi, gerechtszitting?; links: de fat. omstr. 1600. In moderne band gemonteerd.

  • B O E K B A N D E N ; WEEFSELS. 24

    K. G. M . 44 Gelakte en beschilderde boekband. Afgeb. K. I. K., afb 34; M . I. O. pl. 72.

    H . V . 45 Boekband; met de hand geciseleerd en gekleurd leer; zwart op goudgrond. Afgeb. M . V . II.pl. 181/2,

    P. d. M . 46 Boekband van geperst en verguld leder, versierd in den stijl van de boekverluchtingen van Herat (O.-Perzi) gedateerd 1504/5 A. D.

    P. d. M . 47 Twee platten van n boekband, waarvan de buiten-kant in lak is versierd, de binnenkant met in leer uitgesneden arabesken.

    P. d. M . 48 Boekband van bruin marokijn met arabeskenornament in donkerrood en goud in het midden en in de hoeken.

    H . G. 49 Plat van boekband (?) beschilderd en gelakt. In een omlijsting van gouden bloemen en ranken op rood fond een scne: Rechtspraak van den kadi (?) voor-stellende.

    H . G. 50 Langwerpige doos van papier-mach, gelakt, beschil-derd en verguld.

    M . R. S.* 51 Doos voor schrijf benoodigdheden, bedekt met geor-namenteerd en verguld leder. Zie afb.

    WEEFSELS.

    R. M . 52 Goudbrokaat met ornament in goud op rood fond. Deze versiering van gekartelde medaillons, waarin een draak besloten is, en omgeven door gestyleerde bloem-ranken, is genspireerd op Chineesche weefsels.

    R. M . 53 Fragment van een zijden brokaat met decor van hori-zontale rijen gewonden zuilen, en palmetten in groen, blauw, rood en goud op wit fond.

    R. M . 54 Fragment van een zijden weefsel met polychroom geo-metrisch ornament en arabeskenvulling.

    R. M . 55 Fragment van een goudbrokaat met decor van aan-eengeschakelde cirkels en stermedaillons in groen, goud, rood, blauw en wit.

    K. F.* 56 Fragment van een zijden weefsel. Vergel. K. M . K , pl. 151 links.

    R. M . 57 Zijden borduursel, waarop inschriften door geome-trisch ornament omgeven.

    M . R. S.* 58 Fluweel met versiering van medaillons en toegewende vogels.

    P. d. M . 59 Fluweel met decor van gestyleerd plantornament op donkerrood fond.

    Perzi, leeeuw.

    Perzi, einde 16e eeuw.

    Perzi.

    Perzie, 16e eeuw.

    Turkije, 17e18e eeuw.

    Indi of Perzi, 17e eeuw.

    Perzi,

    17e-18e eeuw.

    Perzi, leeeuw.

    Syri of Sicili, 13e14e eeuw.

    Spanje, 11e12e eeuw.

    Spanje,

    13e14e eeuw.

    Spanje, 14e'15e eeuw.

    Spanje, 15e eeuw.

    Moorsch 16e. 17e eeuw.

    KI. Azi of Vene-ti, 16e eeuw.

    Turkije, 16e eeuw.

  • 25

    P. d. M .

    P. d. M .

    R. M .

    M . R. C.

    M . R. C.

    M . R. C

    M . R. C.

    H . G.

    H . V .

    N . A.*

    N . A *

    H . G

    G.T.*

    N . A *

    N . A .*

    N . A *

    60 Brokaat met soortgelijk decor in groen, wit, rood en goud.

    61 Brokaat, met decor van golflijnen, waartusschen bloe-men in wit, rood en goud op blauw fond.

    62 Fragment van een zijden weefsel, versierd met acht-hoeken tusschen twee omlijstingen van fleurdelys in wit en zwart op purper fond. Verg. I. Errera, Cat. 1907, No. 383D.

    63 Fragment van een zijden weefsel waarop eene voor-stelling van een episode uit de geschiedenis van Leila en Madjnoen. Afgeb. Errera Cat. toffes anc. 1907, No. 264; M . A . M . flg. 344.

    64 Fragment van een goudbrokaat. Afgeb. Errera, No. 264a.

    65 Fragment van een zijden weefsel. Afgeb. Errera, No. 264b.

    66 Fragment van een zijden weefsel, gesigneerd (op het gestoelte boven den oliphant) Amal Ghiyath. Zelfde voorstelling als op No. 63. Afgeb. Errera, No. 324.

    67 Goudbrokaat, met zich repeteerend patroon van ge-styleerde slingers en bouquetten in goud, lichtblauw, licht- en donkergroen, op tomaatrood fond.

    68 Fragmenten van een zijden weefsel.

    69 Fragment van een zijden weefsel.

    70 Ceintuur van goudbrokaat.

    71 Fragment van een goudbrokaat, met telkens weder-keerend motief van een zingende nachtegaal in een gra-naatboom ; om dit stuk fragmenten van zilverbrokaat galon.

    72 Goudbrokaat, stervormige medaillons op arabesken-grond.

    73 Fragmenten van een stuk fluweel, tot een medaillon bijeengevoegd.

    74 Fragment van een zilverbrokaat versierd met roode tulpen.

    75 Zijden overkleed met bloemdcor.

    WEEFSELS.

    Turkije, 16e17e eeuw.

    Turkije, 16e17e eeuw.

    Verm. Bagdad, 17e eeuw.

    Perzi. 16e17e eeuw.

    Perzi,

    16e 17e eeuw.

    Perzi, 16e eeuw.

    Perzi, 16e 17e eeuw.

    Perzi of Indi, 16e17e eeuw.

    Perzi, omstr. 1600.

    Perzi, omstr. 1600.

    Perzi, 17e eeuw.

    Perzi, 17e eeuw.

    Perzi, 17e eeuw.

    Perzi, 17e eeuw.

    Perzi,

    17e18e eeuw.

    Perzi, 17e 18e eeuw.

  • T A P I J T E N ; M E T A A L .

    E. B. 76 Borduursel met een polychroom dcor van diagonale banen.

    26

    N . W . Perzi of Armeni, 17e18e eeuw.

    E. B. 77 Fragment van een met zilverdraad doorwerkt bor-duursel.

    TAPIJTEN.

    N . W . Perzi of Armeni, 17e18e eeuw.

    P. d. M . 78 Vier fragmenten van wollen tapijten; versiering in ge-styleerde ranken, eindigend in dierenkoppen, op een donkerblauw fond.

    Perzi, 15e eeuw.

    R. M . 79 Tapijtje, met voorstelling van dieren te midden van planten.

    B. C * 80 Wollen tapijt; de middenstrook nieuw ingezet; een kleine buitenrand ontbreekt.

    Perzi, 16e eeuw.

    Perzi (Ispahan), 16e17e eeuw.

    M . R. S.* 81 Tapijt; gerestaureerd. Perzi (Ispahan), 16e eeuw.

    M . R. S.* 82 Tapijt; de buitenrand ontbreekt ten deele. Perzi (Ispahan), 16e eeuw.

    M . R. S.* 83 Tapijt; de buitenrand ontbreekt.

    P. S. 84 Tapijtje.

    Perzi 17e eeuw.

    KI. Azi, 16e17e eeuw.

    P. S. 85 Bidkleedje. KI. Azi, 17e eeuw.

    H . d. G. 86 Zijden tapijt. Perzi (Kachan), 18e eeuw.

    S. M . 87 Wollen tapijt, geknoopt. Op rood fond een dcor van 2 maal vijf achthoeken met polychrome stervormige vulling: in den rand Renaissance-motieven.

    Spanje, leeeuw.

    A. S.

    M E T A A L W E R K .

    Gestyleerde dierfiguur, konijn of haas; het oppervlak bedekt met aaneensluitend bladornament. Brons. Ge-vonden bij Sheikh Abada, Egypte. Zie afb.

    Egypte, 10e11e eeuw.

    P. B. A. 89 Veelzijdige voet van een koperen kandelaar; elke zijde versierd met een adelaar in repouss techniek. Zie afb.

    K. F. M . 90 Bronzen deurklopper. Afgeb. K. I. K., fig. 100.

    Mossoel, 13e eeuw.

    Noord-Mesopo-tami, 1 le eeuw.

  • 27

    G. M . 91 Bronzen olielampje; het deksel van het oliereservoir ontbreekt.

    M E T A A L W E R K .

    Perzi, 12e13e eeuw.

    G. M . 92 Ronde bronzen spiegel, de achterzijde versierd met 2 Mesopotami, sphinxen, besloten in een band met koefische lettertee- 12e eeuw. kens, welke heilwenschen voor den eigenaar bevatten.

    P. G. 93 Bronzen schenkkan met tuit en hol hengsel, waarin Samarkand? zich de opening bevindt tot ingieten van het vocht. De 16e 17e eeuw. vlakke zijden zijn versierd met arabesken.

    S. A . 94 Bronzen schenkkan met tuit eindigend in een draken- Perzi, kop. 16e, 17 e eeuw.

    J. H . 95 Rechthoekige koperen schotel met schuinoploopende Perzi, wanden en horizontalen rand; in het midden een 12e13eeeuw. medaillon waarin 4 sphinxen of sirenen. Arabische inscripties. Met zilver gencrusteerd.

    R. M . 96 Koperen vijzel, met roodkoper gencrusteerd. Perzi, Afgeb. M . A . M . , flg. 158. 13e eeuw.

    R. K. 97 Koperen schenkkan, gencrusteerd met zilver en rood Mossoel, koper. 13e eeuw. Afgeb. E. A . M . , pl. 15; M . M . K. II, pl. 149.

    J. H . 98 Schenkkan, brons met zilver gencrusteerd. Mossoel, Afgeb. E. A . M . , pl. 15. 13e eeuw.

    R. K. 99 Kandelaar, brons gencrusteerd met goud en zilver. KI. Azi of Syri, Afgeb. M . M . K. 2, pl. 149. 13e eeuw.

    P. d. M . 100 Bronzen kandelaar, met zilver gencrusteerd; de voet Verm, in Syri versierd met medaillons, waarin christelijke voorstel- gemaakt, lingen; gemaakt door Daoed ibn Salama uit Mossoel inA. D. 1248. Afgeb. M . M . K. II, pl. 146; M . A . M flg. 149bis.

    G. E. 101 Platte bronzen flesch, met zilver gencrusteerd; in het Mossoel of Syri, midden Maria met het Kind, omgeven door twee con- 13e eeuw. centrische zonen; de binnenste bevat 4 medaillons met voorstellingen uit het Nieuwe Testament, waartus-schen ruitergevechten; de buitenste een arcade waar-onder christenheigen en- propheten.

    P. d. M . 102 Bronzen kandelaar op polygonalen voet; met goud en Mossoel of Syri, zilver gencrusteerd. 14e eeuw Afgeb. E. A. M . pl. 16; M . M . K. II pl. 150.

    R . K . 103 Kom, koper gencrusteerd met goud en zilver, en zwart email; medaillons, waarin beurtelings arabi-sche inschriften en ruiters: jagers en polospelers.

    Mossoel, 13e14e eeuw.

  • M E T A A L W E R K ; IVOOR. 28

    R. K. 104 Doos voor schrijf benoodigdheden; brons gencrus-teerd met zilver. Het werk van Aboel Qasim, zoon van Sad." Gedateerd 1245 A. D.

    Mossoel.

    R. K. 105 Soortgelijke doos met ronde hoeken; gencrusteerd Syri of Egypte, met goud en zilver. 13e 14e eeuw.

    C. G. 106 Soortgelijke doos met zilver en goud gencrusteerd. Syri of Egypte, Zie afb. omstr. 1300.

    M . R. S.* 107 Wierookbrander; brons met incrusteering van goud Syri.Egypte, en zilver; de knop een latere italiaansche herstelling. 13e eeuw.

    R. K. 108 Doos, brons met zilver gencrusteerd; aan de voor- Syri of Egypte, zijde arabesken decor, op de zijkanten vogels. 14e eeuw.

    A. G. 109 Ronde koperen doos met zilver gencrusteerd. Veneti, 15eleeeuw.

    P. d. M . 110 Koperen schaal met zilver gencrusteerd; het zilver Veneti, afgesleten. leeeuw.

    M . R. S.* U I Koperen kandelaar met zilver gencrusteerd; perzi- Veneti? sche inscripties in rechthoekige compartimenten op leeeuw. een fond van bloemranken.

    R. K. 112 Een paar kandelaars met zilver gencrusteerd: a. met twee wapenschilden, geflankeerd door chi-

    mres. b. met twee wapenschilden, waartusschen eenden en

    palmetten.

    R. K. 113 Helm, ijzer met opgelegde koefische karakters in zilver.

    P. d. M . 114 IJzeren beenplaat, met in zilver opgelegd ornament van koefisch schrift.

    Veneti, 15e eeuw.

    Turksch, 15e16e eeuw.

    Turkije, 16e eeuw.

    K. F. M . 115 Borstkuras, ijzer met gouden ornament. Indi, omstr. 1600.

    L. R.* 116 Armstuk van ijzer, met ornament in goud en zilver. Indi, 18e eeuw.

    P. d. M . 117 IJzeren stijgbeugel, met opgelegd bloemornament in Indi, 17e eeuw. zilver.

    IVOOR.

    P. d. M . 118 Met uitgesneden ivoor bekleed koffertje, waaraan metalen klampen die er oorspronkelijk niet bijbe-hoorden. Rondom een opschrift in koefische letters, die o.a. den naam van de stad Zahra vermeldt (Oud-Cordoba) en het jaartal 355 Heg. (= 966 A . D.). Afgeb. E. A . M . pl. 5, M . M . K. III, pl. 255.

    Spanje.

  • 29 I V O O R ; BERGKRISTAL; GLAS.

    A . S. 119 Ivoren plaatje, dat tot bekleeding van een kistje ge- Spanje, diend heeft. 1 Oe 11e eeuw. Zie afb.

    A. S. 120 Cylindervormig doosje (pyxide) met halfrond deksel en relif versierd met samengeknoopte banden ein-digend in palmetten. Op het deksel twee paar toege-wende dieren, aan weerszijden van een tot ornament verwerkte boom.

    Spanje, 10e11e eeuw.

    P. B. A. 121 Cylindrische doos van ivoor met verguld koperen montuur; aan de voorzijde, bij het sleutelgat een in laag relif gesneden vlak, versierd met dieren in ranken. Hierboven, in het deksel, een strook met een rij aaneensluitende hartvormige palmetten.

    G. M . 122 Rechthoekig houten kistje, met beschilderde ivoren platen bekleed. Bespr. Med. dl. 1, blz. 205 vlg.

    H . V . 123 Achterkant van een spiegellijst; geometrisch ornament in polychrome marqueterie.

    Sicili? 12e. 13e eeuw.

    Sicili, 12e13e eeuw.

    Indi, 18e eeuw.

    BERGKRISTAL.

    J. H . 124 Reukfleschje (?) van bergkristal, in den vorm van een leeuw.

    Egypte, 10e. 11e eeuw.

    GLAS.

    R. M .

    B. G.

    125 Conische beker van dik doorschijnend bruinig glas. De Egypte, versiering, een adelaar en twee toegewende leeuwen, 11e12e eeuw. is, in navolging van voorwerpen in bergkristal, in hoog relif uit de materie gesneden, en door harceering aan-gegeven. Aan den onderkant van den voet een inge-kraste inscriptie: Als diesz Glasz war alt tausend Jahr, es Pfaltzgraff Ludwig Philipszen verehret war, 1643. De beker behoort tot de groep van de Hed wigsglazen, die hun naam danken aan de heilige Hedwig -j- 1243. Afg. M . A . M . , flg. 329; M . M . K. II pl. 165.

    126 Eivormig fleschje van bruinviolet glas, met ovale, uit- Verm. Syri, geholde knoppen. Fraaie iriseering. vroege middel-K. B. G. No. 167, pl. 52. eeuwen.

    B .G .* 127 Slank, aan den onderkant wijder uitloopend fleschje Perzi, vroege van dik, geligbruin glas. Fraaie iriseering. middeleeuwen. K. B. G. No. 227, pl. 97.

    G. M . 128 Buikig vaasje van paars glas, met netwerk versiering en relif.

    G. M . 129 Geoord glazen vaasje, in een vorm geblazen, versierd met medaillons en relif, elk een gestyleerde pauw be-vattend.

    Perzi, vroege middeleeuwen.

    Syri, vroege middeleeuwen.

  • GLAS; CERAMIEK. 30

    K. F.* 130 Fragment van een schaal van donkerblauw glas waarop in goud een tijger tusschen ranken, boven een fries van neschi-schrift.

    B. G.* 131 Conische beker van kleurloos glas met emailversiering in rood, zwart en geel. Tusschen twee banden, in de bovenste is een arabisch inschrift, in de onderste een gestyleerde rank besloten, een reeks gestyleerde palm-boomen, ter weerszijden waarvan een vogel. K. B. G. No. 229, pl. 99.

    Syri of Egypte, 12e 13e eeuw.

    Syri, 13e eeuw.

    D. P.

    B. G*

    R. A.

    D. P.

    B. G."

    132 Bokaal van grauwig wit chroom gemailleerd.

    las, verguld en poly- Syri omstr. 1300.

    133 Hooge slanke beker met wijdere monding van kleur-loos doorzichtig glas, met emailversiering in rood, blauw, wit en goud. Tusschen vliegende vogels en visschen een band met ornament. K. B . G . N o . 231, pl. 101.

    134 Flesch van gemailleerd en verguld glas. Zie afb.

    135 Moskeelamp van grauwig glas, verguld en polychroom gemailleerd. In den hals drie medai lons met wapen; kromme sabel op een horizontale roode baan. Wapen en inschriften hebben vermoedelijk betrekking op een Emir die in 1345 in Karo een moskee liet bouwen.

    136 Platte buikige flesch van kleurloos glas met spitstoe-loopende hals. Op den schouder ornament in rood en blauw. K. B. G. No. 232, pl. 102.

    Syri, 13e14e eeuw.

    Syri, 14e eeuw.

    Syri, midden 14e eeuw.

    Syri, 14e15e eeuw.

    CERAMIEK.

    T j-j 137 Fragment van een platte schaal, met drie eenden en 1 ' relif. Afgeb. R. M . I., pl. 23; C. A. I., pl. 12, 5.

    R. M . 138 Fragment van een kom, waarop in sgraffitto techniek een haas in ranken onder sienabruin glazuur.

    G. E. Kom; op de binnenzijde een hert geschilderd in poly-chromie.

    E. W . O. Beker op voet; witte glazuur; om de monding een vlakke band, de wand daaronder geribd. Aangegeven herkomst: Runen van het paleis van Haroen ar Rashid te Bagdad.

    E. W . O. 141 Beker op voet, doorzichtig blauwe glazuur; zelfde vorm, zelfde herkomst.

    Egypte, 8e.9e eeuw.

    Egypte. 12e'13e eeuw.

    Amoel (Transcas-pi) 8e9e eeuw.

    Bagdad, 800.

    Bagdad, 800.

    N . A * 142 Kom met gegraveerd lijnornament onder groen, oranje en paars gekleurde glazuur,

    Perzi, 9e10e eeuw.

  • 31

    C. V .

    C. G.

    G . E .

    O. R.

    J. H .

    O. R.

    C V .

    C. V .

    C. V .

    G. M .

    C. V .

    G. M .

    C V .

    C V .

    C. V .

    C E R A M I E K .

    143 Diepe kom; aan den binnenkant waarvan een gestyl- Perzi(Hamadan) eerde (eend ? -) vogel in ranken. 1 Oe 11e eeuw.

    144 Kom; de binnenzijde vertoont een hop tusschen Perzi, ranken. 9e 1 Oe eeuw. Afgeb. Rev. arts asiat., dl. 2 (1925), p. 48, pl. XII, 2.

    145 Kom, de binnenzijde heeft een ingesneden randver- Perzi, siering van drie gestyleerde vogels. 1 Oe 12e eeuw.

    146 Kom, de binnenzijde heeft een ingesneden randver- Perzi, siering van drie gestyleerde vogels. 10e12e eeuw.

    147 Kommetje, met gegraveerd decor van twee parkieten. Perzi, 10e12e eeuw.

    148 Kom met ingesneden figuur van een vrouw op een Perzi, 12e eeuw. zwart fond.

    149 Wandtegel; de voorzijde bedekt met een opaak wit Bagdad, naar men tinglazuur waarop in thans vergaan goudluster een zegt uit het paleis tijger, een vos en een slang zijn geschilderd (vermoe- van Haroen. delijk ontleend aan een gellustreerd fabelboek).

    150 Idem; op de voorzijde, boven een doorzichtig blauw Zelfde herkomst, glazuur, in oker een vogel op een struikje afgebeeld. Sporen van goudluster.

    151 Idem achthoekig; zelfde decor op een opaak witte Zelfde herkomst, glazuur.

    152 Diepe schotel of kom, met decor vaneen netwerk van Verm. Mesopo-aaneensluitende zgn. Sassanidische vleugelpalmet- tami, ten" in twee metaalluster-tinten op een ondoorzichtig 9e 10e eeuw. grijswit glazuur geschilderd. De onderkant bedekt met druppelvormige streepen in robijnluster. Zie afb.

    153 Klein schaaltje waarop een kruisvormig motief in ro- Perzi (Rhages), bijn- en goudluster op blauwige glazuur. 9e eeuw.

    154 Kom bedekt met opaak wit glazuur; in blauw geschil- Mesopotami of derd randornament en in het midden in koefische let- Perzi. ters twee maal dezelfde zegewensch. 9e 1 Oe eeuw.

    155 Klein schaaltje op 3 pootjes, waarop in blauw een ge- Rhages, styleerde boom geschilderd op opaak wit email. 9e 1 Oe eeuw.

    156 Kom; op de binnenzijde, in thans vergaan goudluster Perzi (Rhages), op opaak wit glazuur, een geometrisch decor van vier 9e eeuw. rakende medaillons om een cirkel.

    157 Diepe kom; op de binnenzijde, in thans vergaan goud- Rhages, luster op opaak wit glazuur, een vorst, in Oostersche 9e 10e eeuw. houding gezeten, geflankeerd door twee hovelingen; onder den troon een koefische inscriptie.

  • C E R A M I E K . 32

    C V . 158 Kommetje; op de binnenzijde, in bleek goudluster op opaak wit glazuur, een koefische inscriptie.

    C. V . 159 Fragment van een kom; de binnenzijde, in goudluster op opaak wit glazuur,versierd met een vogel tusschen ranken.

    K. F.* 160 Fragmenten van verglaasd aardewerk met decor in metaalluster. Gevonden in Fostat.

    M . R. S* 161 Fragment van een stervormige wandtegel met ruiter-stoet in verschillende kleuren en goudluster; boven de hoofden der ruiters eene inscriptie in 't perzisch zeggende: de Perzen dalen van de burcht af. De voorstelling ontleend aan een miniatuur, vermoede-lijk uit een Kroniek der Koningen. Zie afb.

    G. M . 162 Kalebasvormige vaas; decor in goudluster op witte tinglazuur. Besproken Med., dl. I, blz. 158.

    Q p 163 Vlakke schaal waarop in koperrood en paars luster op ' opaak wit glazuur de eerste ontmoeting van koning

    Khosroe en de schoone Shirin. Bespr. Cicerone 1924, blz. 16, afb. 1.

    B. G * 164 Kom, bedekt met een opaak crme glazuur, waarop de beschildering in metaalluster en blauw. Binnen-zijde : in het fond, op een grond van goudluster, en op den wand daaromheen groote zittende figuren. Buitenzijde: palmetten en een schriftband in donker-rood goudluster en blauw. K. B. G. No. 242, pl. 112; M . M . K. I, pl. 101.

    N A * 165 Geoord buikig kannetje met goudluster decor op blauwe glazuur.

    D A G *66 Stervormige wandtegel, zeven antilopen in goudluster op roomkleurig glazuur.

    Rhages, 10e1 le eeuw.

    Egypte vr 1200.

    Egypte, vroege middeleeuwen.

    Perzi (Rhages), 13e eeuw.

    Perzi (Rhages), 12e13e eeuw.

    Perzi (Rhages). Gedat. 1210.

    Perzi, 13e eeuw.

    Perzi (Rhages) 13e eeuw.

    Perzi, 13e eeuw.

    C. D. 167 Stervormige wandtegel, met decor in goudluster op roomkleurig glazuur.

    C D. 168 Stervormige wandtegel, met decor in goudluster op roomkleurig glazuur.

    M D.* *69 Wandtegel; geschilderd dcor in goudluster, in blauwe rand met witte letters.

    Perzi, 13e eeuw.

    Perzi, 13e eeuw.

    Perzi, 13e eeuw.

    M . R. S.* 170 Collectie wandtegels met dcor van goudluster op opaak wit glazuur.

    Perzi (Veramin?), 2e helft 13e eeuw.

  • 33

    B. G." 171 Drie faence-platen uit het binnenste van een mihrab (gebednis), versierd met arabesken in goudluster, licht- en donkerblauw op opaak witte glazuur. K. B. G. No. 249; M . M . K. I, pl. 109.

    C E R A M I E K .

    Perzi, 13e

  • C E R A M I E K . 34

    G. M . 183 Kom, de binnenzijde versierd met een straalsgewijs oploopend decor van arabesken en relif op een wit en blauw fond; in den bodem een medaillon met twee vogels en relif. Besproken Med. dl. II blz. 51.

    B. G * 184 Buikig kannetje met twee tuiten en twee ooren in den vorm van pantbers. Op een opaak witte, ten deele geriseerde glazuur een verguld en roodomlijnd orna-ment en relif van horizontale rijen sirenen en cherubs met bolle, nog sterker uitstekende hoofdjes. K.B.G. No. 234, pl. 104.

    B. G.* 185 Buikige flesch met spitstoeloopende hals, bedekt met een opaak turkoosblauwe glazuur. De versiering be-staat uit ten deele geajoureerde noppen en in goud geschilderde arabeskenmedaillons. K. B .G . No. 236, pl. 106; M . M . K. I, pl. 98.

    P. d. M . 186 Kruisvormige wandtegel, versierd met een eend in 't riet, in goud op een turkoosblauw fond.

    J. H . 187 Wandtegel met bloemvaas in rood en goud op don-kerblauw fond.

    G. E. 188 Kom, met decor in rood, wit en goud op donkerblauw fond.

    B. G * 189 Buikige flesch met lange spitstoeloopende hals. Op een diepblauwe, grootendeels geriseerde glazuur is het decor geschilderd in wit, rood en goud. Om orna-ment verworden letterteekens: op den schouder me-daillons tusschen verticale gestyleerde twijgen; de onderkant van den buikwand bedekt met een bloem-bladmotief. K. B. G. No. 238, pl. 108.

    M . D.* 190 Beker, met een rand van palmetten en relif onder opake turkoosblauwe glazuur.

    G. V . H . 191 Achthoekige kom op voet; ornament en relif onder opake turkoosblauwe glazuur; op iedere zijde, be-sloten tusschen twee verticale ribben, een hartvormig ornament boven, en een fries van naar links loopende dieren beneden, beurtelings het thema van de geaf-fronteerde sphinxen en het aan de Sassanidische kunst ontleende motief van de geaffronteerde ruiters.

    G. E. 192 Fragment van een vaas, met versiering van gesty-leerde dieren in ranken, in zwart op roomkleurig fond.

    N . A.* 193 Tegelfries met drie herten en relif.

    G. M . 194 Kommetje op laag cylindrisch voetje bedekt met een opake lapisblauwe glazuur.

    G. M . 195 Geoord vaasje met decor van twee rijen zwarte vis-schen onder een doorzichtige blauwe glazuur. Afb. Med. dl. I, blz. 157.

    Perzi