Technische nota - SERV
Transcript of Technische nota - SERV
Technische nota
Werkbaar werk in sectoren: 2013
Indicatoren voor de kwaliteit van de
arbeid voor werknemers voor 13
sectoren
Brussel, mei 2014
Technische nota’s verstrekken bijkomende en gedetailleerde informatie uit de werk-
baarheidsmonitor over een specifiek thema. Technische nota’s zijn enkel op de website
beschikbaar.
Meer resultaten van de werkbaarheidsmonitor zijn te raadplegen en downloaden op de
website www.serv.be/werkbaarwerk
Ria Bourdeaud’hui / Stephan Vanderhaeghe
Werkbaar werk in sectoren 2013
2
Inhoud
Inleiding ................................................................................................................................ 5
1. Gehanteerde methodologie en leeswijze ................................................................... 6
2. Sectorprofiel voedingsindustrie - werknemers ....................................................... 10
2.1. De werkbaarheidsindicatoren voedingsindustrie 2013 .................................................... 10
2.2. De risico-indicatoren voedingsindustrie 2013 ............................................................... 12
2.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren voedingsindustrie 2004-2013 ................................. 14
2.4. Evolutie risico-indicatoren voedingsindustrie 2004-2013 .............................................. 15
3. Sectorprofiel chemische industrie - werknemers .................................................... 16
3.1. De werkbaarheidsindicatoren chemische industrie 2013 .............................................. 16
3.2. De risico-indicatoren chemische industrie 2013 ........................................................... 18
3.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren chemische industrie 2004-2013.............................. 20
3.4. Evolutie risico-indicatoren chemische industrie 2004-2013 ........................................... 21
4. Sectorprofiel metaalindustrie - werknemers ............................................................ 22
4.1. De werkbaarheidsindicatoren metaalindustrie 2013 ........................................................ 22
4.2. De risico-indicatoren metaalindustrie 2013 .................................................................. 24
4.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren metaalindustrie 2004-2013 ..................................... 26
4.4. Evolutie risico-indicatoren metaalindustrie 2004-2013 .................................................... 27
5. Sectorprofiel bouwsector - werknemers .................................................................. 28
5.1. De werkbaarheidsindicatoren bouwsector 2013 ........................................................... 28
5.2. De risico-indicatoren bouwsector 2013 ........................................................................ 30
5.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren bouwsector 2004-2013 .......................................... 32
5.4. Evolutie risico-indicatoren bouwsector 2004-2013 ....................................................... 33
6. Sectorprofiel groot- en kleinhandel - werknemers .................................................. 34
6.1. De werkbaarheidsindicatoren groot- en kleinhandel 2013 ............................................ 34
6.2. De risico-indicatoren groot- en kleinhandel 2013 .......................................................... 36
6.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren groot- en kleinhandel 2004-2013 ............................ 38
6.4. Evolutie risico-indicatoren groot- en kleinhandel 2004-2013 ......................................... 39
7. Sectorprofiel horeca - loontrekkenden .................................................................... 40
7.1. De werkbaarheidsindicatoren horeca 2013 .................................................................. 40
7.2. De risico-indicatoren horeca 2013 ............................................................................... 42
7.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren horeca 2004-2013 ................................................. 44
Werkbaar werk in sectoren 2013
3
7.4. Evolutie risico-indicatoren horeca 2004-2013 ............................................................... 45
8. Sectorprofiel transportsector - werknemers ............................................................ 46
8.1. De werkbaarheidsindicatoren transportsector 2013 ........................................................ 46
8.2. De risico-indicatoren transportsector 2013 ................................................................... 48
8.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren transportsector 2004-2013 ..................................... 50
8.4. Evolutie risico-indicatoren transportsector 2004-2013 .................................................. 51
9. Sectorprofiel post- en telecommunicatiesector - werknemers ................................ 52
9.1. De werkbaarheidsindicatoren post- en telecommunicatiesector 2013 ........................... 52
9.2. De risico-indicatoren post- en telecommunicatiesector 2013 ........................................ 54
9.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren post- en telecommunicatiesector 2004-2013 ............. 56
9.4. Evolutie risico-indicatoren post- en telecommunicatiesector 2004-2013 ......................... 57
10. Sectorprofiel financiële sector dienstverlening- werknemers ................................. 58
10.1. De werkbaarheidsindicatoren financiële sector 2013 ...................................................... 58
10.2. De risico-indicatoren financiële sector 2013 ................................................................. 60
10.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren financiële sector 2004-2013 ................................... 62
10.4. Evolutie risico-indicatoren financiële sector 2004-2013 ................................................ 63
11. Sectorprofiel zakelijke dienstverlening- werknemers ............................................. 64
11.1. De werkbaarheidsindicatoren zakelijke dienstverlening 2013 ....................................... 64
11.2. De risico-indicatoren zakelijke dienstverlening 2013 ....................................................... 66
11.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren zakelijke dienstverlening 2004-2013 ....................... 68
11.4. Evolutie risico-indicatoren zakelijke dienstverlening 2004-2013 .................................... 69
12. Sectorprofiel openbaar bestuur- werknemers ......................................................... 70
12.1. De werkbaarheidsindicatoren openbaar bestuur 2013 .................................................... 70
12.2. De risico-indicatoren openbaar bestuur 2013 ............................................................... 72
12.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren openbaar bestuur 2004-2013 ................................. 74
12.4. Evolutie risico-indicatoren openbaar bestuur 2004-2013 .............................................. 75
13. Sectorprofiel gezondheids- en welzijnszorg- werknemers ...................................... 76
13.1. De werkbaarheidsindicatoren gezondheids- en welzijnszorg 2013 ................................. 76
13.2. De risico-indicatoren gezondheids- en welzijnszorg 2013 ............................................. 78
13.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren gezondheids- en welzijnszorg 2004-2013 ................ 80
13.4. Evolutie risico-indicatoren gezondheids- en welzijnszorg 2004-2013 ............................ 81
14. Sectorprofiel onderwijssector- werknemers ............................................................ 82
14.1. De werkbaarheidsindicatoren onderwijssector 2013 ....................................................... 82
14.2. De risico-indicatoren onderwijssector 2013 .................................................................. 84
Werkbaar werk in sectoren 2013
4
14.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren onderwijssector 2004-2013 .................................... 86
14.4. Evolutie risico-indicatoren onderwijssector 2004-2013 ................................................... 87
Literatuurlijst ...................................................................................................................... 88
Werkbaar werk in sectoren 2013
5
Inleiding
Deze nota rapporteert de resultaten van de meting van de Vlaamse werkbaarheidsmo-
nitor 2013 voor de werknemers voor 13 sectoren:
vier industriële sectoren: voedingsindustrie, chemische industrie, metaalindustrie,
bouwsector;
zes sectoren uit de profit diensten: groot- en kleinhandel, transport, post en tele-
communicatie, financiële sector, zakelijke dienstverlening; horeca
drie sectoren uit de socio-profit diensten: openbaar bestuur, onderwijssector,
gezondheids- en welzijnszorg.
De nota verstrekt aan de geïnteresseerde lezer de methodologische basis voor de sec-
torprofielen1 die voor deze sectoren werden opgemaakt. Centraal staat de evolutie van
de vier werkbaarheidsindicatoren (psychische vermoeidheid, welbevinden in het werk,
leermogelijkheden en werk-privé-balans) en de zes risico-indicatoren (werkdruk, emo-
tionele belasting, taakvariatie, autonomie, relatie directe leiding en arbeidsomstandig-
heden).
Voorliggende nota is opgedeeld in veertien delen. Het eerste deel beschrijft de metho-
diek die voor de analyse van de individuele sectoren werd gehanteerd. Daarna volgt
één deel per sector. Hierin worden voor 2013 de werkbaarheids- en de risico-
indicatoren getoetst op het verschil met het gemiddelde voor Vlaanderen. Per sector
wordt ook grafisch een synthetisch overzicht gemaakt van de verschillen tussen 2004
en 2013.
Deze informatie is ook beschikbaar voor de vorige werkbaarheidsmetingen ((Bour-
deaud’hui, R., 2004), (Bourdeaud’hui, R., 2009), (Bourdeaud’hui, R., 2011).
1 De sectorprofielen kan de lezer gratis downloaden op de website www.serv.be/werkbaarwerk
Werkbaar werk in sectoren 2013
6
1. Gehanteerde methodologie en leeswijze
Voor een overzicht van de methodologie die voor de werkbaarheidsmonitor werd ge-
hanteerd verwijzen we naar de methodologische nota (Bourdeaud’hui, R., 2013) en het
informatiedossier ‘wat maakt werk werkbaar?’ (Bourdeaud’hui, R., 2014) beschikbaar
op de website www.serv.be/werkbaarwerk.
In deze nota presenteren we het werkbaarheidsprofiel voor de Vlaamse werknemers
uit dertien sectoren op basis van een vergelijking met het Vlaams gemiddelde. Voor de
meeste van de bevraagde sectoren beschikken we over voldoende waarnemingen (>
300) om een specifieke sectoranalyse te kunnen uitvoeren2. Voor de sectoren textiel en
confectie duikt in 2013 het aantal waarnemingen onder de 200, vandaar dat voor deze
sectoren in tegenstelling tot 2004 voor 2013 geen afzonderlijk sectordossier wordt op-
gemaakt. Voor de sector van de post- en de telecommunicatie, de voeding (enkel voor
2004) en de horeca ligt het aantal waarnemingen tussen de 200 en de 300. De beko-
men resultaten voor deze sectoren moeten met de nodige omzichtigheid en indicatief
worden bekeken. De procedure voor significantietoetsing behoedt ons echter voor on-
geoorloofde conclusies.
Om sectoren te vergelijken op het vlak van werkbaarheids- en risico-indicatoren zetten
we elke sector af tegen het (ongewogen) Vlaamse gemiddelde. De gehanteerde tech-
niek voor verschiltoetsing is gebaseerd op effectcoderingen, logistische regressie en
de berekening van de bijhorende (Wald) chi-kwadraten. Deze procedure vermijdt cu-
mulatie van fouten door herhaald afhankelijk toetsen, corrigeert voor sterk afwijkende
indicatorscores voor omvangrijke sectoren (grote sectoren wegen niet meer dan kleine
sectoren), garandeert correcte vergelijkingen en laat reële verschillen tussen de secto-
ren aan de oppervlakte komen3.
We presenteren de gegevens eerst in tabelvorm zoals beschreven in de leeswijzer in
onderstaande tabel: voor elke sector wordt voor 2013 voor elk van de vier werkbaar-
heidsindicatoren en de zes risico-indicatoren berekend welk aandeel van die deelpopu-
latie tot de niet problematische, tot de problematische en tot de acuut problematische
groep behoort. Er wordt nagegaan of deze score afwijkt van het Vlaamse gemiddelde.
Wanneer de sectorscore afwijkt van deze gemiddelden (de gemeten percentagever-
schillen blijken statistisch significant (=0,05)), mogen we ervan uitgaan dat de sector
op zich een rol speelt in de risico’s die werknemers lopen om al dan niet in de (acute)
probleemgroep terecht te komen.
2 In de aanbevelingen van het VIONA-expertenrapport (Van Ruysseveldt, 2002) wordt een steekproefomvang van 300 eenheden als minimum voor de deelpopulaties vooropgesteld.
3 Omdat belastende arbeidsomstandigheden acuut problematisch in bank- en verzekeringssector niet voorkomt kan niet getoetst worden op de variatie in de afhankelijke variabele. Om dit probleem op te lossen werd voor die sector een fictieve waarneming met een minimaal weegcoëfficiënt toegevoegd. Op die manier is het mogelijk ook voor deze risicofactor via de techniek van deviation na te gaan welke sectoren afwijken van het gemiddel- de.
Werkbaar werk in sectoren 2013
7
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
Tabel 1: Leeswijzer werkbaarheidsprofiel sectoren (voorbeeld openbaar be-
stuur 2013)
De niet-problematische (‘groen’) en de problematische (‘oranje’) groep vormen samen de totale sectorpopulatie (voor psy- chische vermoeidheid bij werknemers uit het openbaar bestuur: resp. 74,6% + 25,4% = 100%; N = 892)
Acuut problematisch (‘rood’) is een subgroep binnen de groep problematisch maar het aandeel wordt berekend op het totaal aantal waarnemin- gen bij het openbaar bestuur: 9,6% van het totaal aantal werknemers uit het openbaar bestuur (N = 892) behoort tot de groep ‘psychi- sche vermoeidheid acuut problematisch’
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch % % %
Openbaar bestuur 1976 74,6 25,4 8,8
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² =15,527; p = 0,000 chi² = 1,532; p = 0,216
Bij vergelijking van de groep problematisch versus ‘niet-problematisch’ wordt voor psychische vermoeidheid een significante (Wald) chi² en dus een statistisch beteke- nisvol verschil vastgesteld tussen het openbaar bestuur en het Vlaamse gemid-
delde (p0,05). De gegevens worden vet gedrukt als het verschil significant is.
Bij vergelijking van de groep acuut proble- matisch versus ‘niet-acuut problematisch’ wordt geen significante (Wald) chi² en dus geen statistisch betekenisvol verschil vast- gesteld tussen het openbaar bestuur en het Vlaamse gemiddelde (p >0,05). De gege- vens worden niet vet gedrukt als het ver- schil niet significant is.
Werkbaar werk in sectoren 2013
8
De bevindingen uit de bovenstaande tabel worden voor de verschillen met het Vlaamse
gemiddelde ook grafisch voorgesteld4. Onderstaande figuur geeft hiervoor de leeswij-
zer:
Figuur 1: Leeswijzer werkbaarheidsindicatoren 2013 (voorbeeld het openbaar bestuur)
40%
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
25,4
17,5 17
8,8 8,8
5,3
8,7
1,6
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
openbaar bestuur problematisch openbaar bestuur acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Bij 25,4% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van psychische vermoeidheid problema- tisch en bij 8,8% is ze acuut problema- tisch.
Deze vierhoek wijst op een statistisch betekenisvol verschil tussen het open- baar bestuur en het gemiddelde voor
Vlaanderen (p0,05). Het aandeel proble- matisch ligt in de sector onder het Vlaamse referentiecijfer. Met betrekking tot psychi- sche vermoeidheid is er enkel een verschil voor het aandeel problematisch en niet voor het aandeel acuut problematisch (geen rode vierhoek).
4 Slechts in één geval wijkt de richting van het verschil bij een toetsing op basis van het ongewogen gemiddelde af van deze zichtbaar op de grafieken waar gebruik wordt gemaakt van het Vlaamse referentiecijfer. Het betreft een toetsing voor de emotionele belasting problematisch voor de financiële sector. Verdere toelichting kan de lezer vinden in hoofdstuk 10.
Werkbaar werk in sectoren 2013
9
Voor iedere sector wordt een overzichtsgrafiek gemaakt waarin zowel de vergelijking
2004-2013 binnen de sector als de vergelijking met het referentiecijfer voor het betrok-
ken jaar wordt voorgesteld. Onderstaande figuur is hiervoor de leeswijzer.
Figuur 2: Leeswijzer vergelijking werkbaarheidsindicatoren 2004-2013 (voor- beeld welzijns en gezondheidssector)
In 2013 is bij 29,6% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnssector de situatie op het vlak van psychische ver- moeidheid problematisch. Dit aandeel verschil niet significant van het aandeel in 2004 (grijze balk voor 2004).
In 2004 is bij 18% van de werknemers uit de ge- zondheids- en welzijnssector de situatie op het vlak van leermogelijkheden problematisch. De gegevens voor 2004 worden enkel vermeld (oranje balk) indien er sprake is van een significant verschil tussen 2004 en 2013. In de sector daalde het aandeel leermogelijkheden problematisch van 18% naar 14,9%. Deze daling is significant.
40%
35%
30%
25%
29,6
20%
15%
10%
5%
11,8
18
14,9
10,8
8,6
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
welzijns- en gezondheidszorg 2004 welzijns- en gezondheidszorg 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
De Vlaamse referentie wordt enkel weergegeven indien er sprake is van een significant verschil tussen het aandeel problematisch in de sector en het Vlaamse gemiddelde. Voor de gezondheids- en welzijnssector is er voor welbevinden in het werk zowel in 2004 als in 2013 sprake van een significant verschil met het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch ligt in de gezondheids- en welzijnssector lager dan het Vlaamse gemiddelde. Voor psychische vermoeidheid is er geen verschil met het Vlaamse gemiddelde.
Werkbaar werk in sectoren 2013
10
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
2. Sectorprofiel voedingsindustrie - werk- nemers
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 408 werknemers uit de voedingsindustrie.
In de vragenlijst werd onder hoofding ‘industrie’ expliciet de antwoordcategorie ‘produc-
tie van voeding’ vermeld, dit om verwarring met de bedrijfsactiviteit ‘handel in voeding’
te voorkomen. De voedingsindustrie (nace 10-12) vertegenwoordigt volgens de gege-
vens van RSZ/RSZPPO (2011) 2,6% van de Vlaamse tewerkstelling.
2.1. De werkbaarheidsindicatoren voedingsindustrie 2013
De cijfers
Tabel 2: Werkbaarheidsindicatoren voor de voedingsindustrie – werknemers
(2013)
niet problematisch acuut
problematisch problematisch
% % %
Voeding 397 70,5 29,5 10,6
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² = 0,005; p = 0,944 chi² = 0,413; p = 0,520
Voeding 397 75,8 24,2 9,8
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² = 3,916; p = 0,048 chi² = 0,351; p = 0,554
Voeding 401 73,8 26,2 10,7
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² = 11,762; p = 0,001 chi² = 9,974; p = 0,002
Voeding 398 87,2 12,8 3,5
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² = 1,642; p = 0,200 chi² = 1,355; p = 0,244
Werkbaar werk in sectoren 2013
11
Verschil voedingsindustrie en Vlaams gemiddelde voor de werk-
baarheidsindicatoren
Figuur 3: Werkbaarheidsindicatoren voedingsindustrie – werknemers (2013)
40%
35%
30%
25%
29,5
24,2
26,2
20%
15%
10%
10,6 9,8 10,7
12,8
5% 3,5
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
Voeding problematisch Voeding acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid en werk-privé-balans zijn er in 2013
geen significante verschillen tussen de voedingsindustrie en het gemiddelde voor Vlaanderen:
Voor 29,5% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van
psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 10,6% is ze acuut pro-
blematisch (‘acute werkstress’) Voor 12,8% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de werk-privé-balans pro-
blematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’) en voor 3,5% is ze acuut problema-
tisch (‘acuut werk-privé-conflict’).
Voor welbevinden en leermogelijkheden zijn er in 2013 wel significante verschillen met het
Vlaamse gemiddelde. Voor beide werkbaarheidsindicatoren is de situatie voor een groter aan-
deel van de werknemers uit de voedingsindustrie problematisch:
Voor 24,2% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van
welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit percentage is hoger
dan het Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 9,8% is ze acuut problematisch (‘ern- stige demotivatie’). Dit aandeel verschilt niet van het Vlaams gemiddelde.
Bij 26,2% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van
leermogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage is
hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 10,7% van de werknemers uit de-
ze sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’).
Dit percentage is hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
12
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
2.2. De risico-indicatoren voedingsindustrie 2013
De cijfers
Tabel 3: Risico-indicatoren voor de voedingsindustrie – werknemers (2013)
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Voeding 401 70,6 29,4 11,5
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² = 0,004; p = 0,951 chi² = 0,015; p = 0,903
Voeding 403 90,3 9,7 1,2
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² = 7,341; p = 0,007 chi² = 1,823; p = 0,177
Voeding 401 70,8 29,2 12,5
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² = 4,023; p = 0,045 chi² = 1,185; p = 0,276
Voeding 402 75,6 24,4 11,9
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² = 6,808; p = 0,009 chi² =19,949; p = 0,000
Voeding 402 82,6 17,4 5,7
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² = 2,539; p = 0,111 chi² = 0,106; p = 0,744
Voeding 399 78,7 21,3 7,3
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² =35,005; p = 0,000 chi² =13,804; p = 0,000
Werkbaar werk in sectoren 2013
13
Verschil voedingsindustrie en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren
2013
Figuur 4: Risico-indicatoren voor de voedingsindustrie – werknemers (2013)
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
29,4
11,5
9,7
1,2
29,2
24,4
12,5 11,9
17,4
5,7
21,3
7,3
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
Voeding problematisch Voeding acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor werkdruk en ondersteuning vanuit de directe leiding verschilt de voedingssector niet
significant van het Vlaamse gemiddelde.
Voor 26,4% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van de
werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’) en voor 11,5% is ze acuut problematisch (‘ex-
treem hoge werkdruk’)
Voor 17,4% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van
ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe lei- ding’) en voor 5,7% is ze acuut problematisch (‘negatieve relatie met de directe leiding’).
Voor de risico-indicatoren emotionele belasting, taakvariatie, autonomie en arbeidsom-
standigheden zien we wel significante verschillen met het Vlaamse gemiddelde. De voe-
dingssector laat voor taakvariatie, autonomie en arbeidsomstandigheden minder gunstige sco-
res zien. Voor emotionele belasting is het beeld omgekeerd.
Bij 9,7% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van emo-
tionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). De sectorscore ligt onge-
veer op de helft van het Vlaamse referentiecijfer van 20,0%. Het aandeel acuut proble-
matisch (‘extreem emotioneel belastend werk’) verschilt niet significant van het Vlaamse gemiddelde en ligt op 1,2%.
Bij 29,2 % van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van
taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Dit percentage ligt hoger dan het
Vlaamse referentiecijfer, dat op 23,7% ligt. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem
routinematig werk’) ligt op 12,5%. Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse gemiddel- de.
Bij 24,4% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van au-
tonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit percentage ligt hoger dan het
Vlaamse referentiecijfer van 19%. Bij 11,9% van de werknemers uit de voedingssector is
Werkbaar werk in sectoren 2013
14
er sprake van een acuut problematische situatie (‘extreem beperkte autonomie’). Dit
percentage ligt bijna dubbel zo hoog als het Vlaamse referentiecijfer van 6,4%. Bij 21,3% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van de
arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aan-
deel is hoger dan het Vlaamse referentiecijfer, dat op 12,9% ligt. Bij 7,3% van de werk-
nemers uit de voedingssector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘ex-
treem belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse
referentiecijfer van 4,5%.
2.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren voedingsindustrie
2004-2013
Figuur 5: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de voedings- industrie – werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
25%
29,5
24,2
26,2
20%
15% 12,8
10%
5%
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
Voeding 2004 Voeding 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor geen van de vier werkbaarheidsindicatoren is er in de voedingsindustrie sprake van een
significante evolutie in de periode 2004-2013.
In 2004 was het aandeel problematisch voor welbevinden en leermogelijkheden groter in de
voedingsindustrie dan in Vlaanderen. In 2013 blijft dit zo.
Werkbaar werk in sectoren 2013
15
2.4. Evolutie risico-indicatoren voedingsindustrie 2004-2013
Figuur 6: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de voedingsindustrie –
werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
25%
20%
29,4
29,2
33,7
24,4
17,4
21,3
15%
10%
9,7
5%
0%
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
voeding 2004 voeding 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Enkel voor autonomie is in de voedingsindustrie sprake van een significante evolutie in de
periode 2004-2013. Voor de andere vijf indicatoren bleef de situatie nagenoeg ongewijzigd.
Het aandeel autonomie problematisch daalde in de periode 2004-2013 van 33,7% naar
24,4%.
In 2004 was het aandeel problematisch voor taakvariatie, autonomie en belastende arbeids-
omstandigheden groter in de voedingsindustrie dan in Vlaanderen. Bij de risicofactor emotio-
nele belasting krijgen we het omgekeerde beeld. De voedingsindustrie scoort hier onder het
gemiddelde voor Vlaanderen. De situatie in 2013 is volledig analoog met deze van 2004.
Werkbaar werk in sectoren 2013
16
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
3. Sectorprofiel chemische industrie - werknemers
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 690 werknemers uit de chemische industrie. De
chemische industrie (nace 20-22) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ/RSZPPO
(2011) 2,6% van de Vlaamse tewerkstelling.
3.1. De werkbaarheidsindicatoren chemische industrie 2013
De cijfers
Tabel 4: Werkbaarheidsindicatoren voor de chemische industrie – werknemers
(2013)
niet problematisch acuut
problematisch problematisch
% % %
Chemie 678 70,1 29,9 10,9
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² = 0,034; p = 0,853 chi² = 1,262; p = 0,261
Chemie 678 78,2 21,8 9,0
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² =0,973; p = 0,324 chi² = 0,000; p = 0,991
Chemie 670 85,1 14,9 5,7
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² = 9,943; p = 0,002 chi² = 1,521; p = 0,218
Chemie 679 88,5 11,5 2,7
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² =0,263; p = 0,608 chi² = 0,007; p = 0,932
Werkbaar werk in sectoren 2013
17
Verschil chemische industrie en Vlaams gemiddelde werkbaarheids-
indicatoren 2013
Figuur 7: Werkbaarheidsindicatoren chemische industrie – werknemers (2013)
40%
35%
30%
29,9
25%
20%
15%
10%
5%
10,9
21,8
9,0
14,9
5,7
11,5
2,7
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
chemie problematisch chemie acuut problematisch Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid, welbevinden in het werk en werk-
privé-balans zijn er geen significante verschillen tussen de chemische industrie en het
Vlaamse gemiddelde:
Bij 29,9% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van
psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’). Het aandeel acuut problematisch (‘acute werkstress’) bedraagt 10,9%.
Voor 21,8% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van
welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’) en voor 9,0% is ze acuut
problematisch (‘ernstige demotivatie’). Bij 11,5% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van
werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Bij 2,7% van
de werknemers uit deze sector is er sprake van een acuut problematische situatie
(‘acuut werk-privé-conflict’).
Voor leermogelijkheden is er wel een significant verschil met het Vlaamse gemiddelde. Voor
deze werkbaarheidsindicator is de situatie voor een kleiner aandeel werknemers uit de chemi-
sche industrie problematisch.
Voor 14,9% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak
leermogelijkheden (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit aandeel ligt lager dan het
Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Voor 5,7% van de werknemers is ze acuut proble-
matisch (‘geen leermogelijkheden’). Dit aandeel verschilt niet significant van het Vlaam-
se gemiddelde.
Werkbaar werk in sectoren 2013
18
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
3.2. De risico-indicatoren chemische industrie 2013
De cijfers
Tabel 5: Risico-indicatoren voor de chemische industrie – werknemers (2013)
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Chemie 668 67,8 32,2 12,4
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² = 2,317; p = 0,128 chi² = 0,401; p = 0,527
Chemie 669 88,5 11,5 1,2
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² = 4,184; p = 0,041 chi² = 3,203; p = 0,074
Chemie 668 78,3 21,7 8,5
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² = 4,131; p = 0,042 chi² = 3,961; p = 0,047
Chemie 667 84,3 15,7 5,8
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² = 6,132; p = 0,013 chi² = 0,477; p = 0,490
Chemie 670 85,1 14,9 5,7
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² = 0,027; p = 0,869 chi² = 0,126; p = 0,723
Chemie 680 85,9 14,1 5,6
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² = 4,636; p = 0,031 chi² =6,684; p = 0,010
Werkbaar werk in sectoren 2013
19
Verschil chemische industrie en Vlaams gemiddelde risico-
indicatoren 2013
Figuur 8: Risico-indicatoren voor de chemische industrie – werknemers (2013)
35%
32,2
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
12,4
11,5
1,2
21,7
8,5
15,7 14,9 14,1
5,8 5,7 5,6
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
chemie problematisch chemie acuut problematisch Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor werkdruk en ondersteuning vanuit de directe leiding verschilt de chemische nijver-
heid niet significant van het Vlaamse gemiddelde:
Voor 32,2% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’) en voor 12,4% is ze acuut problematisch (‘ex- treem hoge werkdruk’).
Voor 14,9% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van
ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe lei- ding’) en voor 5,7% is ze acuut problematisch (‘negatieve relatie met directe leiding’).
Voor emotionele belasting, taakvariatie, autonomie en fysieke arbeidsomstandigheden
zien we wel een significant verschil met het Vlaamse gemiddelde. De chemische sector laat
voor emotionele belasting, taakvariatie en autonomie lagere scores optekenen, voor fysieke
arbeidsomstandigheden zien we het omgekeerde:
Voor 11,5% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van
emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel ligt lager
dan het Vlaamse referentiecijfer van 20,0%. Voor 1,2% is de situatie acuut problema-
tisch (‘extreem emotioneel belastend werk’). Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse gemiddelde.
Bij 21,7 % van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van
taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse
referentiecijfer van 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig
werk’) ligt op 8,5%. Ook dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 10,3%.
Bij 15,7 % van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van
autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt lager dan het
Werkbaar werk in sectoren 2013
20
Vlaamse referentiecijfer van 19,0%.Het aandeel acuut problematisch (‘extreem beperkte
autonomie’) ligt op 5,8%. Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse gemiddelde. Voor 14,1% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van
arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aan-
deel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 5,6% is ze acuut pro-
blematisch (‘extreem belastende arbeidsomstandigheden’). Ook dit aandeel ligt hoger
dan het Vlaamse referentiecijfer van 4,5%.
3.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren chemische industrie
2004-2013
Figuur 9: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de chemische
industrie – werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
29,9
25%
20%
15%
10%
21,8
20,5
14,9
11 11,5
5%
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
chemie 2004 chemie 2013 Vlaamse referentie 2013
Enkel voor leermogelijkheden is er binnen de chemische industrie sprake van een significante
evolutie in de periode 2004-2013. Het aandeel problematische leermogelijkheden in deze pe-
riode gedaald van 20,5% naar 14,9%.
In 2004 was er voor geen van de vier werkbaarheidsindicatoren een significant verschil met
het Vlaamse gemiddelde. In 2013 ligt het aandeel problematisch voor leermogelijkheden lager
dan het Vlaamse referentiecijfer.
Werkbaar werk in sectoren 2013
21
3.4. Evolutie risico-indicatoren chemische industrie 2004-
2013
Figuur 10: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de chemische indu-
strie – werknemers (2004-2013)
35%
30%
32,2
25%
20%
15%
10%
11,5
21,7
15,7 14,9
14,1
5%
0% WERKDRUK EMOTIONELE
BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING
LEIDING
ARBEIDS-
OMSTANDIGHEDEN
chemie 2004 chemie 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor geen van de zes risico-indicatoren is er sprake van een significante evolutie in de perio-
de 2004-2013.
In 2004 lag het aandeel problematisch voor autonomie lager in de chemische industrie dan in
Vlaanderen. In 2013 geldt dit voor emotionele belasting, taakvariatie en autonomie. Voor be-
lastende arbeidsomstandigheden is het beeld omgekeerd. In 2013 ligt het aandeel problema-
tisch voor de chemische sector hoger dan het Vlaamse referentiecijfer.
Werkbaar werk in sectoren 2013
22
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
4. Sectorprofiel metaalindustrie - werkne- mers
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 1174 werknemers uit de metaalindustrie. De
metaalindustrie (nace 24-30, 33) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ/RSZPPO
(2011) 7% van de Vlaamse tewerkstelling.
4.1. De werkbaarheidsindicatoren metaalindustrie 2013
De cijfers
Tabel 6: Werkbaarheidsindicatoren voor de metaalindustrie – werknemers
(2013)
niet problematisch acuut
problematisch problematisch
% % %
Metaal 1152 72,9 27,1 9,8
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² =3,570; p = 0,059 chi² = 0,027; p = 0,869
Metaal 1154 75,6 24,4 10,9
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² =11,213; p = 0,001 chi² = 5,013; p = 0,025
Metaal 1135 75,6 24,4 9,6
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² =16,102; p = 0,000 chi² =12,937; p = 0,000
Metaal 1152 91,1 8,9 2,4
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² = 4,958; p = 0,026 chi² = 0,119; p = 0,730
Werkbaar werk in sectoren 2013
23
Verschil metaalindustrie en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsindi-
catoren 2013
Figuur 11: Werkbaarheidsindicatoren metaalindustrie – werknemers (2013)
40%
35%
30%
25%
27,1
24,4 24,4
20%
15%
10%
9,8
10,9
9,6
8,9
5% 2,4
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
metaal problematisch metaal acuut problematisch Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid zijn er geen significante verschillen tus-
sen de metaalindustrie en het Vlaamse gemiddelde:
Voor 27,1% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van psy-
chische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 9,8% is ze acuut problema-
tisch (‘acute werkstress’).
Voor welbevinden in het werk, leermogelijkheden en werk-privé-balans zijn er wel signifi-
cante verschillen met het Vlaamse gemiddelde. Voor werk-privé-balans is de situatie voor een
kleiner aandeel werknemers uit de metaalindustrie problematisch, voor leermogelijkheden en
welbevinden in het werk is het aandeel problematisch in de metaalindustrie hoger:
Bij 24,4% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van welbe-
vinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt boven het
Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 10,9% is de situatie op het vlak van welbevin-
den in het werk acuut problematisch (‘ernstige demotivatie’). Ook dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 8,1%.
Bij 24,4% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van leer-
mogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage is ho- ger dan het Vlaamse referentiecijfer van 18%. Bij 9,6% van de werknemers uit deze sec-
tor is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.
Voor 8,9% van de werknemers uit de metaalindustrie is de werk-privé-balans problema-
tisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse re-
ferentiecijfer van 10,8%. Voor 2,4% is de situatie acuut problematisch (‘acuut werk-privé-
conflict’). Hier is geen significant verschil met het Vlaamse gemiddelde.
Werkbaar werk in sectoren 2013
24
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
4.2. De risico-indicatoren metaalindustrie 2013
De cijfers
Tabel 7: Risico-indicatoren voor de metaalindustrie – werknemers (2013))
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Metaal 1134 69,7 30,3 12,0
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² = 0,324; p = 0,569 chi² = 0,122; p = 0,726
Metaal 1134 90,5 9,5 1,1
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² =20,325; p = 0,000 chi² = 5,661; p = 0,017
Metaal 1136 74,2 25,8 13,3
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² = 0,368; p = 0,544 chi² =6,847; p = 0,009
Metaal 1131 76,4 23,6 10,1
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² =12,377; p = 0,000 chi² =21,997; p = 0,000
Metaal 1135 82,6 17,4 7,2
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² = 6,603; p = 0,010 chi² = 7,203; p = 0,007
Metaal 1160 77,5 22,5 9,1
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² =90,826; p = 0,000 chi² =59,056; p = 0,000
Werkbaar werk in sectoren 2013
25
Verschil metaalindustrie en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren
2013
Figuur 12: Risico-indicatoren voor de metaalindustrie – werknemers (2013)
35%
30%
25%
20%
30,3
25,8
23,6
17,4
22,5
15%
10%
12,0
9,5
13,3
10,1
7,2
9,1
5%
1,1
0% WERKDRUK EMOTIONELE
BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
metaal problematisch metaal acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor werkdruk verschilt de metaalindustrie niet significant van het Vlaamse gemiddelde:
Voor 30,3% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van
werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Het aandeel acuut problematisch (‘extreem
hoge werkdruk’) ligt op 12,0%.
Voor emotionele belasting, taakvariatie, autonomie, ondersteuning leiding en arbeids-
omstandigheden zien we wel een significant verschil met het Vlaams gemiddelde. Met uit-
zondering van de emotionele belasting ligt het aandeel van de metaalsector telkens hoger dan
het Vlaamse gemiddelde:
Bij 9,5% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van emotio-
nele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel is lager dan het
Vlaamse referentiecijfer van 20%. Voor 1,1% is de situatie acuut problematisch (‘ex-
treem emotioneel belastend werk’). Ook dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referen- tiecijfer van 4,0%.
Voor 25,8 % van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van
taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Dit percentage verschilt niet van het
Vlaamse gemiddelde. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op 13,3%. Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 10,3%.
Bij 23,6 % van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van auto-
nomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse
referentiecijfer van 19%.. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem beperkte autono-
mie’) ligt op 10,1%. Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,4%. Bij 17,4% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van onder-
steuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe leiding’). Dit
aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 14,4%. Voor 7,2% is ze acuut
problematisch (‘negatieve relatie met directe leiding’). Ook dit aandeel ligt hoger dan het
Vlaamse referentiecijfer van 5,3%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
26
Bij 22,5% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van ar-
beidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aandeel
ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 9,1% is de situatie acuut pro-
blematisch (‘extreem belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aandeel ligt hoger dan
het Vlaamse referentiecijfer van 4,5%.
4.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren metaalindustrie
2004-2013
Figuur 13: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de metaalin- dustrie – werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
25%
27,1
24,4 24,4
20%
15%
10% 8,9
5%
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
metaal 2004 metaal 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor geen van de vier werkbaarheidsindicatoren is in de metaalindustrie er sprake van een
significante evolutie in de periode 2004-2013.
In 2004 verschilde het aandeel problematisch voor de vier werkbaarheidsindicatoren signifi-
cant van het Vlaamse gemiddelde. De sector heeft een lagere score voor psychische ver-
moeidheid en voor werk-privé-balans. Voor welbevinden in het werk en voor leermogelijkhe-
den ligt het aandeel problematisch in de sector hoger dan het Vlaams gemiddelde. Voor 2013
krijgen we met uitzondering psychische vermoeidheid hetzelfde beeld. In 2013 verschilt de
sector niet meer significant van het Vlaamse gemiddelde voor psychische vermoeidheid.
Werkbaar werk in sectoren 2013
27
4.4. Evolutie risico-indicatoren metaalindustrie 2004-2013
Figuur 14: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de metaalindustrie –
werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
25%
20%
30,3
25,8
27,6
23,6
17,4
22,5
19
15%
10%
9,5
5%
0%
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING
LEIDING
ARBEIDS-
OMSTANDIGHEDEN
Metaal 2004 Metaal 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor twee van de zes risico-indicatoren is er in de metaalindustrie sprake van een significante
evolutie in de periode 2004-2013. Het aandeel problematisch voor autonomie daalt van 27,5%
naar 23,6%. Het aandeel problematisch voor belastende arbeidsomstandigheden stijgt van
19% naar 22,9%.
In 2004 lag aandeel problematisch voor emotionele belasting lager in de metaalindustrie dan
in Vlaanderen. Voor autonomie en belastende arbeidsomstandigheden was het aandeel pro-
blematisch in de metaalsector hoger dan het Vlaamse gemiddelde. In 2013 krijgen we hetzelf-
de beeld. In 2013 is er bijkomend een verschil voor ondersteuning leiding. Het aandeel van de
chemische sector ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer.
Werkbaar werk in sectoren 2013
28
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
5. Sectorprofiel bouwsector - werknemers
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 781 werknemers uit de bouwsector. De bouw-
sector (nace 41-43) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ/RSZPPO (2011) 5,8%
van de Vlaamse tewerkstelling.
5.1. De werkbaarheidsindicatoren bouwsector 2013
De cijfers
Tabel 8: Werkbaarheidsindicatoren voor de bouwsector – werknemers (2013)
niet problematisch
acuut
problematisch problematisch
% % %
Bouw 761 73,3 26,7 7,0
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² =3,326; p = 0,068 chi² = 6,719; p = 0,010
Bouw 765 81,6 18,4 9,0
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² = 1,823; p = 0,177 chi² = 0,000; p = 0,992
Bouw 750 85,1 14,9 4,3
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² =11,003; p = 0,001 chi² = 8,246; p = 0,004
Bouw 761 91,3 8,7 2,6
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² = 4,055; p = 0,044 chi² = 0,003; p = 0,959
Werkbaar werk in sectoren 2013
29
Verschil bouwsector en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsindicato-
ren 2013
Figuur 15: Werkbaarheidsindicatoren bouwsector – werknemers (2013)
40%
35%
30%
25%
26,7
20%
15%
10%
5%
7,0
18,4
9,0
14,9
4,3
8,7
2,6
0%
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
bouw problematisch bouw acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor de indicator welbevinden in het werk is er geen significant verschil tussen de bouwsec-
tor en het Vlaamse gemiddelde:
Voor 18,4% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van welbe-
vinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’) en voor 9% is ze acuut proble-
matisch (‘ernstige demotivatie’).
Voor psychische vermoeidheid, leermogelijkheden en werk-privé-balans stellen we wel
significante verschillen vast met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in de bouwsector is voor
een kleiner aandeel van de werknemers problematisch:
Voor 26,7% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van psychi-
sche vermoeidheid problematisch (‘werkstress’). Dit verschilt niet van het Vlaamse ge-
middelde. Voor 7,0% van de werknemers is de situatie acuut problematisch (‘acute werkstress’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 9,6%.
Bij 14,9% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van leermoge-
lijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ligt onder het
Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 4,3% van de werknemers uit deze sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). Ook dit aan- deel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.
Voor 8,7% van de werknemers uit de bouwsector is de werk-privé-balans problematisch
(‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit aandeel ligt onder het Vlaamse referentie-
cijfer van 10,8%.Voor 2,6% is de werk-privé-balans acuut problematisch (‘acuut werk-
privé-conflict’). Hier is geen verschil met het Vlaamse gemiddelde
Werkbaar werk in sectoren 2013
30
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
5.2. De risico-indicatoren bouwsector 2013
De cijfers
Tabel 9: Risico-indicatoren voor de bouwsector – werknemers (2013)
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Bouw 751 72,7 27,3 11,2
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² = 1,933; p = 0,164 chi² = 0,172; p = 0,678
Bouw 748 92,5 7,5 1,5
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² =28,549; p = 0,000 chi² = 1,862; p = 0,172
Bouw 751 82,2 17,8 6,3
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² =21,634; p = 0,000 chi² =17,272; p = 0,000
Bouw 748 78,1 21,9 8,7
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² = 3,117; p = 0,077 chi² = 6,019; p = 0,014
Bouw 748 86,1 13,9 5,9
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² = 0,401; p = 0,527 chi² = 0,399; p = 0,528
Bouw 768 69,3 30,7 12,6
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² =183,761; p = 0,000 chi² =102,638; p = 0,000
Werkbaar werk in sectoren 2013
31
Verschil bouwsector en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren 2013
Figuur 16: Risico-indicatoren voor de bouwsector – werknemers (2013)
35%
30%
27,3
30,7
25%
20%
15%
10%
5%
0%
11,2
7,5
1,5
17,8
6,3
21,9
8,7
13,9
5,9
12,6
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
bouw problematisch bouw acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor werkdruk en ondersteuning vanuit de directe leiding verschilt de bouwsector niet
significant van het Vlaamse gemiddelde:
Voor 27,3% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van werk- druk problematisch (‘hoge werkdruk’) en voor 11,2% is ze acuut problematisch (‘extreem
hoge werkdruk’).
Voor 13,9% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van onder-
steuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe leiding’) en voor 5,9% is ze acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’).
Voor de risico-indicatoren emotionele belasting, taakvariatie, autonomie en arbeidsom-
standigheden zien we wel significante verschillen met het Vlaamse gemiddelde. De bouwsec-
tor laat voor emotionele belasting en taakvariatie gunstiger scores zien. Voor autonomie en
belastende arbeidsomstandigheden is het beeld omgekeerd:
Bij 7,5% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van emotionele
belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt
meer dan dubbel zo hoog, namelijk op 18,1%. Het aandeel acuut problematisch (‘ex-
treem emotioneel belastend werk’) ligt op 1,5%. Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse referentiecijfer.
Bij 17,8% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van taakvaria-
tie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt hoger, namelijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op 6,3%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt bijna dubbel zo hoog, namelijk op 10,3%.
Voor 21,9% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van auto-
nomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse
referentiecijfer van 19,0%. Voor 8,7% is de situatie acuut problematisch (‘extreem be-
perkte autonomie’). Ook dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van
6,4%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
32
Bij 30,7% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van de ar-
beidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit is meer
dan twee keer zo hoog als het Vlaamse referentiecijfer, dat op 12,9% ligt. Bij 12,6% van
de werknemers uit de bouwsector is er sprake van een acuut problematische situatie
(‘extreem belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aandeel is bijna drie keer de Vlaam-
se referentie met een aandeel van 4,5%.
5.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren bouwsector 2004-
2013
Figuur 17: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de bouwsector
– werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
25%
26,7
20%
15%
10%
18,4
20,5
14,9
12,2
8,7
5%
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
Bouw 2004 Bouw 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor twee van de vier indicatoren (leermogelijkheden en werk-privébalans) is in de bouwsec-
tor sprake van een significante evolutie in de periode 2004-2013. Het aandeel leermogelijkhe-
den problematisch daalde van 20,5% naar 14,9%. Het aandeel werk-privé-balans problema-
tisch daalde van 12,2% naar 8,7%. Voor psychische vermoeidheid en welbevinden bleef het
aandeel problematisch ongeveer gelijk.
In 2004 was het aandeel problematisch enkel voor leermogelijkheden significant verschillend
van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch lag voor deze werkbaarheidsindica-
tor lager dan het Vlaamse gemiddelde. Dit is ook zo voor 2013. In 2013 ligt ook het aandeel
werk-privébalans problematisch onder het Vlaamse gemiddelde.
Werkbaar werk in sectoren 2013
33
5.4. Evolutie risico-indicatoren bouwsector 2004-2013
Figuur 18: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de bouwsector – werk-
nemers (2004-2013)
40%
35%
30%
25%
20%
15%
34,6
27,3
17,8
27,2
21,9
13,9
30,7
10%
7,5
5%
0%
WERKDRUK EMOTIONELE
BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING
LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
Bouw 2004 Bouw 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Enkel voor werkdruk en autonomie is er in de bouwsector sprake van een significante evolutie
in de periode 2004-2013. Het aandeel problematisch voor werkdruk daalt van 34,6% naar
27,3%. Voor autonomie is er een daling van 27,2% naar 21,9%.
In 2004 lag aandeel problematisch voor emotionele belasting en taakvariatie lager in de bouw-
sector dan in Vlaanderen. Voor autonomie en belastende arbeidsomstandigheden was het
aandeel problematisch in de bouwsector hoger dan het Vlaamse gemiddelde. In 2013 krijgen
we hetzelfde beeld met uitzondering van autonomie waar het aandeel problematisch niet meer
verschilt van het Vlaamse gemiddelde.
Werkbaar werk in sectoren 2013
34
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
6. Sectorprofiel groot- en kleinhandel - werknemers
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 1026 werknemers uit de groot- en kleinhandel.
De groot- en kleinhandel (nace 45-47,95) vertegenwoordigt volgens de gegevens van
RSZ/RSZPPO (2011) 13,3% van de Vlaamse tewerkstelling.
6.1. De werkbaarheidsindicatoren groot- en kleinhandel 2013
De cijfers
Tabel 10: Werkbaarheidsindicatoren voor de groot- en kleinhandel – werkne-
mers (2013)
niet problematisch acuut
problematisch problematisch
% % %
Handel 1184 71,7 28,3 8,6
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² =1,000; p = 0,317 chi² = 1,497; p = 0,221
Handel 1185 81,0 19,0 7,8
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² = 1,355; p = 0,244 chi² = 2,279; p = 0,131
Handel 1166 74,4 25,6 8,9
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² =25,852; p = 0,000 chi² = 7,620; p = 0,006
Handel 1183 89,7 10,3 2,7
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² = 0,401; p = 0,527 chi² = 0,048; p = 0,827
Werkbaar werk in sectoren 2013
35
Verschil groot- en kleinhandel en Vlaams gemiddelde werkbaar-
heidsindicatoren 2013
Figuur 19: Werkbaarheidsindicatoren groot- en kleinhandel – werknemers (2013)
40%
35%
30%
25%
20%
28,3
19,0
25,6
15%
10%
8,6 7,8 8,9
10,3
5% 2,7
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
handel problematisch handel acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid, welbevinden in het werk en werk-
privé-balans zijn er geen significante verschillen tussen de groot- en kleinhandel en het
Vlaamse gemiddelde:
Voor 28,3% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak
van psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 8,6% van de werk- nemers is de situatie acuut problematisch (‘acute werkstress’).
Voor 19,0% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak
van welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’) en voor 7,8% is ze
acuut problematisch (‘ernstige demotivatie’). Voor 10,3% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de werk-privé-balans
problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Voor 2,7% is de situatie acuut
problematisch
Voor leermogelijkheden stellen we wel een significant verschil vast met het Vlaamse gemid-
delde. De situatie in de groot- en kleinhandel is voor een groter aandeel van de werknemers
problematisch:
Bij 25,6% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak van
leermogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ligt
boven het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 8,9% van de werknemers uit deze
sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). De
sectorscore ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
36
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
6.2. De risico-indicatoren groot- en kleinhandel 2013
De cijfers
Tabel 11: Risico-indicatoren voor de groot- en kleinhandel – werknemers (2013))
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Handel 1170 72,3 27,7 10,3
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² = 1,949; p = 0,163 chi² = 2,254; p = 0,133
Handel 1167 86,2 13,8 2,1
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² = 0,157; p = 0,692 chi² = 0,015; p = 0,903
Handel 1167 69,5 30,5 12,7
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² =18,241; p = 0,000 chi² = 3,977; p = 0,046
Handel 1166 77,3 22,7 8,4
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² = 7,973; p = 0,005 chi² = 6,708; p = 0,010
Handel 1168 86,6 13,4 4,9
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² =1,486; p = 0,233 chi² = 0,548; p = 0,459
Handel 1179 89,3 10,7 3,5
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² = 0,404; p = 0,525 chi² = 0,043; p = 0,836
Werkbaar werk in sectoren 2013
37
Verschil groot- en kleinhandel en Vlaams gemiddelde risico-
indicatoren 2013
Figuur 20: Risico-indicatoren voor de groot- en kleinhandel – werknemers (2013)
35%
30%
27,7
30,5
25%
22,7
20%
15%
10%
5%
0%
10,3
13,8
2,1
12,7
8,4
13,4
4,9
10,7
3,5
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
handel problematisch handel acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor werkdruk, emotionele belasting, ondersteuning leiding en arbeidsomstandigheden
verschilt de groot- en kleinhandel niet significant van het Vlaamse gemiddelde:
Voor 27,7% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak
van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Voor 10,3% is de situatie acuut proble- matisch (‘extreem hoge werkdruk’).
Voor 13,8% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak
van emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’) en voor 2,1% is
ze acuut problematisch (‘extreem emotioneel belastend werk’).
Voor 13,4% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak
van ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe
leiding’) en voor 4,9% is ze acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’).
Voor 10,7% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak
van de arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’) en
voor 3,5% is de situatie acuut problematisch (‘extreem belastende arbeidsomstandighe-
den’).
Voor de risico-indicator taakvariatie en autonomie zien we wel significante verschillen met
het Vlaamse gemiddelde. De groot- en kleinhandel laat voor taakvariatie en autonomie minder
gunstige scores zien.
Bij 30,5% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak van
taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op 12,7%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 10,3%.
Voor 22,7% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak
van autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit ligt hoger dan het Vlaamse
Werkbaar werk in sectoren 2013
38
referentiecijfer dat op 19% ligt. Voor 8,4% is ze acuut problematisch (‘extreem beperkte
autonomie’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,4%.
6.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren groot- en kleinhandel
2004-2013
Figuur 21: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de groot- en kleinhandel – werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
25%
20%
28,3
19,0
30,8
25,6
15%
10%
10,3
5%
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
handel 2004 handel 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor leermogelijkheden is er voor de klein- en groothandel sprake van een significant verschil
tussen 2004 en 2013. Het aandeel leermogelijkheden problematisch evolueerde in die periode
van 30,8% naar 25,6%.
In 2004 was enkel het aandeel problematisch voor leermogelijkheden significant verschillend
van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch lag voor deze werkbaarheidsindica-
tor hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Voor 2013 is de conclusie analoog.
Werkbaar werk in sectoren 2013
39
6.4. Evolutie risico-indicatoren groot- en kleinhandel 2004-
2013
Figuur 22: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de groot- en kleinhan-
del – werknemers (2004-2013)
35%
30%
25%
27,7
30,5
22,7
20%
15%
10%
13,8
13,4
10,7
5%
0% WERKDRUK EMOTIONELE
BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING
LEIDING
ARBEIDS-
OMSTANDIGHEDEN
handel 2004 handel 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor geen van de zes risico-indicatoren zien we een significante evolutie in de periode 2004-
2013.
In 2004 was het aandeel problematisch voor werkdruk en taakvariatie voor de sector verschil-
lend van dat van Vlaanderen. De sector heeft een lager aandeel voor problematische werk-
druk en een hoger aandeel voor taakvariatie problematisch. Voor 2013 is er een verschil voor
taakvariatie en autonomie.
Werkbaar werk in sectoren 2013
40
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
7. Sectorprofiel horeca - loontrekkenden
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 234 werknemers uit de horeca. De horeca (nace
55-56) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ/RSZPPO (2011) 2,7% van de Vlaam-
se tewerkstelling.
7.1. De werkbaarheidsindicatoren horeca 2013
De cijfers
Tabel 12: Werkbaarheidsindicatoren voor de horeca – werknemers (2013)
niet problematisch
acuut
problematisch problematisch
% % %
Horeca 230 72,2 27,8 7,8
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² = 0,399; p = 0,528 chi² = 0,996; p = 0,318
Horeca 228 78,9 21,1 7,5
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² = 0,079; p = 0,779 chi² = 0,753; p = 0,386
Horeca 225 71,1 28,9 13,8
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² =13,349; p = 0,000 chi² =17,709; p = 0,000
Horeca 230 84,8 15,2 6,1
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² = 4,849; p = 0,028 chi² =10,688; p = 0,001
Werkbaar werk in sectoren 2013
41
Verschil horeca en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsindicatoren
2013
Figuur 23: Werkbaarheidsindicatoren horeca – werknemers (2013)
40%
35%
30%
27,8
28,9
25%
20%
15%
21,1
13,8
15,2
10%
5%
7,8 7,5
6,1
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
horeca problematisch horeca acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid en welbevinden in het werk zijn er geen
significante verschillen tussen de horeca en het Vlaamse gemiddelde:
Voor 27,8% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 7,8% van de werknemers is de situa- tie acuut problematisch (‘acute werkstress’).
Voor 21,1% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’) en voor 7,5% is ze acuut problematisch (‘ernstige demotivatie’).
Voor leermogelijkheden en werk-privé-balans stellen we wel significante verschillen vast
met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in de horeca is voor een groter aandeel van de
werknemers problematisch.
Bij 28,9% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van leermogelijk- heden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 13,8% van de werknemers uit deze sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). De sectorsco- re ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.
Voor 15,2% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van werk-privé- balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit aandeel ligt hoger dan het referentiecijfer voor Vlaanderen van 10,8%. Voor 6,1% is de situatie acuut pro- blematisch (‘acuut werk-privé-conflict’). Dit aandeel ligt boven het Vlaamse referentiecij- fer van 2,7%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
42
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
7.2. De risico-indicatoren horeca 2013
De cijfers
Tabel 13: Risico-indicatoren voor de horeca – werknemers (2013)
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Horeca 228 72,8 27,2 13,6
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² = 0,686; p = 0,407 chi² = 0,924; p = 0,336
Horeca 227 91,2 8,8 1,8
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² = 5,957; p = 0,015 chi² = 0,220; p = 0,639
Horeca 227 67,8 32,2 18,9
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² = 6,815; p = 0,009 chi² =16,358; p = 0,000
Horeca 226 78,3 21,7 6,2
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² = 0,826; p = 0,363 chi² = 0,035; p = 0,851
Horeca 226 88,9 11,1 3,1
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² = 2,668; p = 0,102 chi² = 2,528; p = 0,112
Horeca 225 82,2 17,8 4,9
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² = 9,369; p = 0,002 chi² = 1,131; p = 0,288
Werkbaar werk in sectoren 2013
43
Verschil horeca en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren 2013
Figuur 24: Risico-indicatoren voor de horeca – werknemers (2013)
35%
30%
27,2
32,2
25%
20%
18,9
21,7
17,8
15%
10%
5%
0%
13,6
8,8
1,8
6,2
11,1
3,1
4,9
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
horeca problematisch horeca acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor werkdruk, autonomie en ondersteuning vanuit de directe leiding verschilt de horeca
niet significant van het Vlaamse gemiddelde.
Voor 27,2% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’) en voor 13,6% is ze acuut problematisch (‘extreem ho- ge werkdruk’).
Voor 21,7% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Voor 6,2% is de situatie acuut problematisch (‘extreem beperkte autonomie’).
Voor 11,1% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van ondersteu- ning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe leiding’). Voor 3,1% is de situatie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’).
Voor de risico-indicatoren emotionele belasting, taakvariatie en belastende arbeidsom-
standigheden zien we wel significante verschillen met het Vlaamse gemiddelde. De horeca
laat met uitzondering van emotionele belasting minder gunstiger scores zien
Voor 8,8% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 20%. Voor 1,8% is de situatie acuut problematisch (‘ex- treem emotioneel belastend werk’). Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse gemid- delde.
Bij 32,2% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op 18,9%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 10,3%.
Voor 17,8% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van de arbeids- omstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aandeel ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 4,9% is de situatie acuut problema-
Werkbaar werk in sectoren 2013
44
tisch (‘extreem belastende arbeidsomstandigheden’). Hier is geen significant verschil met het Vlaamse gemiddelde.
7.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren horeca 2004-2013
Figuur 25: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de horeca –
werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
25%
27,8
28,9
20%
21,1
15%
10%
15,2
5%
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
horeca 2004 horeca 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor geen van de vier indicatoren is er sprake van een significant verschil tussen 2004 en
2013.
In 2004 was enkel het aandeel problematisch voor leermogelijkheden en voor werk-privé-
balans significant verschillend van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch lag in
de horeca voor deze werkbaarheidsindicatoren hoger dan het Vlaamse gemiddelde. In 2013
krijgen we hetzelfde beeld.
Werkbaar werk in sectoren 2013
45
7.4. Evolutie risico-indicatoren horeca 2004-2013
Figuur 26: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de horeca – werkne-
mers (2004-2013)
40%
35%
30%
25%
20%
27,2
32,2
21,7
17,8
15%
10%
8,8
11,1
5%
0%
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
horeca 2004 horeca 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor geen van de zes risico-indicatoren zien we een significant evolutie in de periode 2004-
2013.
In 2004 was het aandeel problematisch voor taakvariatie en autonomie voor de sector ver-
schillend van dat van Vlaanderen. De sector heeft een hoger aandeel problematisch voor bei-
de indicatoren. Voor 2013 is er een verschil voor emotionele belasting, taakvariatie en belas-
tende arbeidsomstandigheden. Voor emotionele belasting scoort de sector lager dan het
Vlaamse gemiddelde, voor taakvariatie en belastende arbeidsomstandigheden ligt het aandeel
problematisch dan weer hoger dan het Vlaamse referentiecijfer.
Werkbaar werk in sectoren 2013
46
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
8. Sectorprofiel transportsector - werkne- mers
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 522 werknemers uit de transportsector. De
transportsector (nace 49-52) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ/RSZPPO
(2011) 5,1% van de Vlaamse tewerkstelling.
8.1. De werkbaarheidsindicatoren transportsector 2013
De cijfers
Tabel 14: Werkbaarheidsindicatoren voor de transportsector – werknemers
(2013)
niet problematisch acuut
problematisch problematisch
% % %
Transport 510 67,8 32,2 11,6
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² = 1,684; p = 0,194 chi² = 2,245; p = 0,134
Transport 511 76,9 23,1 10,8
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² = 2,555; p = 0,110 chi² = 2,047; p = 0,153
Transport 503 69,8 30,2 10,5
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² =36,970; p = 0,000 chi² =11,163; p = 0,001
Transport 506 84,6 15,4 6,1
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² =11,079; p = 0,001 chi² =21,292; p = 0,000
Werkbaar werk in sectoren 2013
47
Verschil transportsector en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsindi-
catoren 2013
Figuur 27: Werkbaarheidsindicatoren transportsector – werknemers (2013)
40%
35%
30%
32,2
30,2
25% 23,1
20%
15%
10%
5%
11,6 10,8 10,5
15,4
6,1
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
transport problematisch transport acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor de indicatorscore psychische vermoeidheid en welbevinden in het werk is er geen
significant verschil tussen de transportsector en het Vlaamse gemiddelde:
Voor 32,2% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van psy-
chische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 11,6% van de werknemers is
de situatie acuut problematisch (‘acute werkstress’). Voor 23,1% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van wel-
bevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’) en voor 10,8% is de situatie acuut problematisch (‘ernstige demotivatie’).
Voor leermogelijkheden en werk-privé-balans stellen we wel significante verschillen vast
met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in de transportsector is voor een groter aandeel van
de werknemers problematisch:
Bij 30,2% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van leer-
mogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ligt bo-
ven het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 10,5% van de werknemers uit deze sec-
tor is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). De sectorscore ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.
Voor 15,4% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van
werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit aandeel
ligt de sector boven het Vlaamse referentiecijfer van 10,8%. Voor 6,1% is de situatie
acuut problematisch (‘acuut werk-privé-conflict’). Dit aandeel verschilt van het Vlaamse
referentiecijfer dat op 2,7% ligt.
Werkbaar werk in sectoren 2013
48
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
8.2. De risico-indicatoren transportsector 2013
De cijfers
Tabel 15: Risico-indicatoren voor de transportsector – werknemers (2013))
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Transport 504 73,0 27,0 10,5
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² = 1,734; p = 0,188 chi² = 0,693; p = 0,405
Transport 502 88,2 11,8 2,2
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² = 2,657; p = 0,103 chi² = 0,000; p = 0,993
Transport 504 64,3 35,7 15,7
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² =32,050; p = 0,000 chi² =12,658; p = 0,000
Transport 503 71,8 28,2 10,7
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² =25,946; p = 0,000 chi² =15,146; p = 0,000
Transport 503 82,1 17,9 8,0
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² = 4,323; p = 0,038 chi² = 6,782; p = 0,009
Transport 518 77,4 22,6 10,0
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² = 53,653; p = 0,000 chi² =45,837; p = 0,000
Werkbaar werk in sectoren 2013
49
Verschil transportsector en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren
2013
Figuur 28: Risico-indicatoren voor de transportsector – werknemers (2013)
40%
35%
30% 27
25%
35,7
28,2
22,6
20%
15%
10%
5%
0%
10,5
11,8
2,2
15,7
10,7
17,9
8,0
10,0
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
transport problematisch transport acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor werkdruk en emotionele belasting verschilt de transportsector niet significant van het
Vlaamse gemiddelde:
Voor 27,0% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van
werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’) en voor 10,5% is ze acuut problematisch (‘ex- treem hoge werkdruk’).
Voor 11,8% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van emo-
tionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Voor 2,2% is de situatie acuut problematisch (‘extreem emotioneel belastend werk’).
Voor de risico-indicatoren taakvariatie, autonomie, relatie directe leiding en belastende
arbeidsomstandigheden zien we wel significante verschillen met het Vlaamse gemiddelde.
De transportsector laat telkens minder gunstige scores zien:
Bij 35,7% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van taakva-
riatie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op 15,7%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 10,3%.
Voor 28,2% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van au-
tonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt hoger dan het
Vlaamse referentiecijfer van 19,0%. Voor 10,7% is de situatie acuut problematisch (‘ex-
treem beperkte autonomie’). Ook dit aandeel is hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,4%.
Voor 17,9% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van on-
dersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe leiding’).
Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 14,4%. Voor 8,0% is de situa-
tie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 5,3%.
Voor 22,6% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van de
arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aan-
Werkbaar werk in sectoren 2013
50
deel ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 10,0% is de situatie acuut problematisch (‘extreem belastende arbeidsomstandigheden’). Ook dit aandeel ligt hoger
dan het Vlaamse referentiecijfer van 4,5%.
8.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren transportsector
2004-2013
Figuur 29: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de transport- sector – werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
32,2
30,2
25%
23,1
20%
15%
15,4
10%
5%
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
transport 2004 transport 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor geen van de vier werkbaarheidsindicatoren is er sprake van een significante verschil tus-
sen 2004 en 2013.
In 2004 was enkel het aandeel problematisch voor leermogelijkheden en voor werk-privé-
balans significant verschillend van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch lag
voor deze werkbaarheidsindicatoren hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Voor 2013 is dit ook
zo.
Werkbaar werk in sectoren 2013
51
8.4. Evolutie risico-indicatoren transportsector 2004-2013
Figuur 30: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de transportsector –
werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
25%
33,5
27
29,3
35,7
28,2
22,6
20%
15%
10%
11,8
17,9
5%
0%
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
transport 2004 transport 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor werkdruk en taakvariatie is er sprake van een significante evolutie voor de periode 2004-
2013. Het aandeel problematisch is voor werkdruk afgenomen van 33,5% naar 27%. Voor
taakvariatie is het aandeel problematisch toegenomen van 29,3% naar 35,7%.
In 2004 was het aandeel problematisch voor emotionele belasting, taakvariatie, autonomie,
ondersteuning leiding en arbeidsomstandigheden voor de sector verschillend van dat van
Vlaanderen. De sector heeft met uitzondering van emotionele belasting een hoger aandeel
problematische voor deze indicatoren. Voor 2013 ligt enkel voor taakvariatie, autonomie, rela-
tie leiding en arbeidsomstandigheden het aandeel problematisch in de transportsector hoger.
Voor emotionele belasting is er geen verschil meer met het Vlaams gemiddelde.
Werkbaar werk in sectoren 2013
52
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
9. Sectorprofiel post- en telecommunicatie- sector - werknemers
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 259 werknemers uit de post- en telecommunica-
tiesector. De post- en telecommunicatiesector (nace 53,61) vertegenwoordigt volgens de ge-
gevens van RSZ/RSZPPO (2011) 1,6% van de Vlaamse tewerkstelling.
9.1. De werkbaarheidsindicatoren post- en telecommunica-
tiesector 2013
De cijfers
Tabel 16: Werkbaarheidsindicatoren voor de post- en telecommunicatiesector – werknemers (2013)
niet problematisch
acuut
problematisch problematisch
% % %
Post en telecommunicatie 253 70,8 29,2 10,3
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² = 0,019; p = 0,890 chi² = 0,121; p = 0,728
Post en telecommunicatie 251 72,5 27,5 12,7
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² = 8,660; p = 0,003 chi² = 4,673; p = 0,031
Post en telecommunicatie 248 78,2 21,8 8,1
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² = 0,820; p = 0,365 chi² = 0,654; p = 0,419
Post en telecommunicatie 254 89,4 10,6 2,0
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² = 0,019; p = 0,889 chi² = 0,437; p = 0,508
Werkbaar werk in sectoren 2013
53
Verschil post- en telecommunicatiesector en Vlaams gemiddelde
werkbaarheidsindicatoren 2013
Figuur 31: Werkbaarheidsindicatoren post- en telecommunicatiesector – werk-
nemers (2013)
40%
35%
30%
29,2
27,5
25%
20%
21,8
15%
10%
5%
0%
10,3
12,7
8,1
10,6
2,0
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
post- en telecom problematisch post- en telecom acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid, leermogelijkheden en werk-privé-
balans zijn er geen significante verschillen tussen de post- en telecommunicatiesector en het
Vlaamse gemiddelde:
Voor 29,2% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op
het vlak van psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’). Voor 10,3% van de
werknemers is de situatie acuut problematisch (‘acute werkstress’). Bij 21,8% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op
het vlak van leermogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Voor
8,1% is de situatie acuut problematisch (‘geen leermogelijkheden’). Voor 10,6% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op
het vlak van werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’).
Voor 2,0% is de situatie acuut problematisch (‘acuut werk-privé-conflict’).
Voor welbevinden in het werk stellen we wel significante verschillen vast met het Vlaamse
gemiddelde. De situatie in de post- en telecommunicatiesector is voor een groter aandeel van
de werknemers problematisch:
Bij 27,5% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op
het vlak van welbevinden problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt hoger
dan het Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 12,7% is de situatie acuut problemati-
sche situatie (‘ernstige demotivatie’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentie-
cijfer 8,1%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
54
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
9.2. De risico-indicatoren post- en telecommunicatiesector
2013
De cijfers
Tabel 17: Risico-indicatoren voor de post- en telecommunicatiesector – werk-
nemers (2013))
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Post en telecommunicatie 252 61,9 38,1 13,9
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² = 9,656; p = 0,002 chi² = 1,346; p = 0,246
Post en telecommunicatie 251 86,9 13,1 2,8
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² = 0,257; p = 0,612 chi² = 0,436; p = 0,509
Post en telecommunicatie 251 64,9 35,1 15,9
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² =14,682; p = 0,000 chi² = 7,297; p = 0,007
Post en telecommunicatie 250 76,0 24,0 11,6
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² = 3,703; p = 0,054 chi² =11,345; p = 0,001
Post en telecommunicatie 251 82,5 17,5 6,0
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² = 1,765; p = 0,134 chi² = 0,201; p = 0,654
Post en telecommunicatie 255 87,1 12,9 4,3
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² = 0,683; p = 0,409 chi² = 0,396; p = 0,529
Werkbaar werk in sectoren 2013
55
Verschil post- en telecommunicatiesector en Vlaams gemiddelde ri-
sico-indicatoren 2013
Figuur 32: Risico-indicatoren voor de post- en telecommunicatiesector – werk-
nemers (2013)
45%
40%
35%
38,1
35,1
30%
25%
20%
15%
10%
5%
13,9
13,1
2,8
15,9
24,0
11,6
17,5
12,9
6,0 4,3
0%
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
post en telecom problematisch post en telecom acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor emotionele belasting, ondersteuning vanuit de directe leiding en belastende ar-
beidsomstandigheden verschilt de post- en telecommunicatiesector niet significant van het
Vlaamse gemiddelde:
Voor 13,1% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op het vlak van emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Voor
2,8% is de situatie acuut problematisch (‘extreem emotioneel belastend werk’). Voor 17,5% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op
het vlak van ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe leiding’). Voor 6,0% is de situatie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’).
Voor 12,9% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op
het vlak van de arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandig-
heden’). Voor 4,3% is de situatie acuut problematisch (‘extreem belastende arbeidsom-
standigheden’).
Voor de risico-indicatoren werkdruk, taakvariatie en autonomie zien we wel significante ver-
schillen met het Vlaamse gemiddelde. De post- en telecommunicatiesector laat telkens minder
gunstiger scores zien:
Voor 38,1% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op
het vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 29,0%. Voor 13,9% is ze acuut problematisch (‘extreem ho- ge werkdruk’). Dit aandeel verschil niet van het Vlaamse gemiddelde.
Voor 35,1% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op
het vlak van taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecij-
fer ligt lager, namelijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinema-
tig werk’) ligt op 15,9%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 10,3%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
56
Voor 24% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op
het vlak van autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel verschilt
niet van het Vlaamse gemiddelde. Voor 11,6% is de situatie acuut problematisch (‘ex-
treem beperkte autonomie’). Dit aandeel is hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van
6,4%.
9.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren post- en telecommu-
nicatiesector 2004-2013
Figuur 33: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de post- en
telecommunicatiesector – werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
29,2
27,5
30,2
25%
20%
21,8
15%
10%
10,6
5%
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
post- en telecom 2004 post- en telecom 2013
Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Enkel voor leermogelijkheden in het werk is er sprake van een significant verschil tussen 2004
en 2013. Het aandeel werknemers in een problematische situatie op het vlak van welbevinden
in het werk is in de periode 2004-2013 gedaald van 30,2% naar 21,8%.
In 2004 was enkel het aandeel problematisch voor leermogelijkheden significant verschillend
van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch in de sector was hoger dan het
Vlaamse gemiddelde. In 2013 zien we een significant verschil voor welbevinden in het werk.
Het aandeel problematisch voor de sector ligt hoger dan het Vlaamse gemiddelde.
Werkbaar werk in sectoren 2013
57
9.4. Evolutie risico-indicatoren post- en telecommunicatie-
sector 2004-2013
Figuur 34: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de post- en telecom-
municatiesector – werknemers (2004-2013)
45%
40%
35%
38,1
35,1
30%
25%
20%
15%
13,1
24,0
17,5
12,9
10%
5%
0% WERKDRUK EMOTIONELE
BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
post en telecom 2004 post en telecom 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor geen van de zes risico-indicatoren zien we een significant evolutie in de periode 2004-
2013.
In 2004 was het aandeel problematisch voor taakvariatie, autonomie en arbeidsomstandighe-
den voor de sector verschillend van dat van Vlaanderen. De sector heeft voor deze drie indica-
toren een hoger aandeel problematisch dan Vlaanderen. Voor 2013 blijft dit verschil bestaan
voor taakvariatie. In 2013 ligt ook het aandeel problematisch voor werkdruk hoger dan het
Vlaamse gemiddelde.
Werkbaar werk in sectoren 2013
58
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
10. Sectorprofiel financiële sector dienstver- lening- werknemers
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 570 werknemers uit de financiële sector. De fi-
nanciële sector (nace 64-66) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ/RSZPPO
(2011) 3,5% van de Vlaamse tewerkstelling.
10.1. De werkbaarheidsindicatoren financiële sector 2013
De cijfers
Tabel 18: Werkbaarheidsindicatoren voor de financiële sector – werknemers
(2013)
niet problematisch acuut
problematisch problematisch
% % %
Financiële sector 561 66,8 33,2 11,9
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² = 3,567; p = 0,059 chi² = 3,495; p = 0,062
Financiële sector 562 76,2 23,8 14,1
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² = 4,513; p = 0,034 chi² =17,832; p = 0,000
Financiële sector 553 89,0 11,0 2,4
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² =27,410; p = 0,000 chi² =17,711; p = 0,000
Financiële sector 562 90,2 9,8 2,8
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² = 0,755; p = 0,385 chi² = 0,139; p = 0,710
Werkbaar werk in sectoren 2013
59
Verschil financiële sector en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsindi-
catoren 2013
Figuur 35: Werkbaarheidsindicatoren financiële sector – werknemers (2013)
40%
35% 33,2
30%
25%
23,8
20%
15%
10%
11,9
14,1
11,0 9,8
5% 2,4 2,8
0%
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
financiële sector problematisch financiële sector acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid en werk-privé-balans zijn er geen signi-
ficante verschillen tussen de financiële sector en het Vlaamse gemiddelde:
Voor 33,2% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van
psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 11,9% van de werkne-
mers is de situatie acuut problematisch (‘acute werkstress’). Voor 9,8% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van
werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Voor 2,8% is
de situatie acuut problematisch (‘acuut werk-privé-conflict’).
Voor welbevinden in het werk en leermogelijkheden stellen we wel significante verschillen
vast met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in de financiële sector is voor een kleiner aan-
deel van de werknemers problematisch op het vlak van leermogelijkheden, voor welbevinden
in het werk krijgen we het omgekeerde beeld:
Voor 23,8% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt hoger dan
het Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 14,1% is ze acuut problematisch (‘ernstige
demotivatie’). Ook hier is het aandeel hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 8,1%. Bij 11,0% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van leer-
mogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ligt on-
der het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 2,4% van de werknemers uit deze sector
is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). De sec-
torscore ligt ver onder het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
60
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
10.2. De risico-indicatoren financiële sector 2013
De cijfers
Tabel 19: Risico-indicatoren voor de financiële sector – werknemers (2013)
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Financiële sector 554 63,4 36,6 15,0
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² =14,032; p = 0,000 chi² = 6,227; p = 0,013
Financiële sector 553 79,7 20,3 3,3
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² =16,702; p = 0,000 chi² =2,740; p = 0,098
Financiële sector 554 79,2 20,8 7,0
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² = 5,750; p = 0,016 chi² = 8,960; p = 0,003
Financiële sector 555 88,5 11,5 2,2
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² =23,501; p = 0,000 chi² =17,251; p = 0,000
Financiële sector 554 88,1 11,9 4,0
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² = 3,710; p = 0,054 chi² = 2,298; p = 0,130
Financiële sector 566 99,6 0,4 0,0
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² =29,343; p = 0,000 chi² =10,613; p = 0,001
Werkbaar werk in sectoren 2013
61
Verschil financiële sector en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren
2013
Figuur 36: Risico-indicatoren voor de financiële sector – werknemers (2013)
40%
35%
36,6
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
15,0
20,3 20,8
3,3
7,0
11,5 11,9
4,0 2,2
0,4
0,0
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
financiële sector problematisch financiële sector acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor ondersteuning leiding is er geen verschil met het Vlaamse gemiddelde.
Voor 11,9% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van
ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe lei-
ding’). Voor 4,0% is de situatie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’).
De sector verschilt voor alle andere risico-indicatoren van het Vlaamse gemiddelde. Voor
werkdruk en emotionele belasting zijn de aandelen in de sector hoger, voor de taakvariatie,
autonomie en fysieke arbeidsomstandigheden zien we een lager aandeel problematisch
voor de financiële sector:
Voor 36,6% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse refe-
rentiecijfer van 29,0%. Voor 15,0% is de situatie acuut problematisch (‘extreem hoge werkdruk’). Ook hier ligt het Vlaamse referentiecijfer lager nl. 9,6%.
Voor 20,3% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van
emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel ligt hoger
dan het Vlaams referentiecijfer van 20%. Voor 3,3% is de situatie acuut problematisch
(‘extreem emotioneel belastend werk’). Hier is geen verschil met het Vlaamse gemiddel- de.
Bij 20,8% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van taak-
variatie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt hoger, na-
melijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op
7,0%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt hoger, namelijk op 10,3%.
Voor 11,5% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van
autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt lager dan het
Vlaamse referentiecijfer van 19,0%. Voor 2,2% is de situatie acuut problematisch (‘ex-
Werkbaar werk in sectoren 2013
62
treem beperkte autonomie’). Ook dit aandeel is lager dan het Vlaamse referentiecijfer
van 6,4%. Voor 0,4% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van de
arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aan-
deel ligt ver onder het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 0,0% is de situatie acuut
problematisch (‘extreem belastende arbeidsomstandigheden’). Het Vlaamse referentie-
cijfer voor acuut problematisch ligt hoger namelijk op 4,5%.
10.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren financiële sector
2004-2013
Figuur 37: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de financiële sector – werknemers (2004-2013)
40%
35%
33,2
30%
25%
23,8
20%
15%
10%
11,0
13,9
9,8
5%
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
financiële sector 2004 financiële sector 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Enkel voor werk-privé-balans zien we een significant verschil tussen 2004 en 2013. Het aan-
deel leermogelijkheden problematische is gedaald van 13,9% in 2004 naar 9,8% in 2013.
In 2004 was enkel het aandeel problematisch voor psychische vermoeidheid en leermogelijk-
heden significant verschillend van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch lag
voor psychische vermoeidheid hoger dan het Vlaamse gemiddelde, voor leermogelijkheden is
het beeld omgekeerd. De sector heeft een lager aandeel problematisch dan het Vlaamse ge-
middelde. Voor 2013 is er een verschil op het vlak van welbevinden in het werk en leermoge-
lijkheden. Voor leermogelijkheden ligt het aandeel problematisch lager in de sector, voor wel-
bevinden in het werk zien we het omgekeerde.
Werkbaar werk in sectoren 2013
63
WERKDRUK EMOTIONELE TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING ARBEIDS-
BELASTING LEIDING OMSTANDIGHEDEN
10.4. Evolutie risico-indicatoren financiële sector 2004-2013
Figuur 38: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de financiële sector –
werknemers (2004-2013)
50%
45%
40%
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
43,7
36,6
26,1
20,3 20,8
11,5 11,9
2,0
0,4
financiële sector 2004 financiële sector 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor drie indicatoren is er een significante evolutie in de periode 2004-2013. Het aandeel pro-
blematische werkdruk daalde van 43,7% naar 36,6%. Voor emotionele belasting loopt het
aandeel terug van 26,1% naar 20,3%. Voor belastende arbeidsomstandigheden is er een da-
ling van 2,0% naar 0,4%.
In 2004 was het aandeel problematisch voor werkdruk, emotionele belasting, autonomie en
arbeidsomstandigheden voor de sector verschillend van dat van Vlaanderen. Voor werkdruk
en emotionele belasting heeft de sector een groter aandeel problematisch dan Vlaanderen.
Voor autonomie en arbeidsomstandigheden is het aandeel problematisch lager in de sector
dan in Vlaanderen. Voor 2013 blijven deze verschillen bestaan. Bijkomend heeft de sector
voor taakvariatie een lagere score dan het Vlaamse referentiecijfer.
Werkbaar werk in sectoren 2013
64
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
11. Sectorprofiel zakelijke dienstverlening- werknemers
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 1082 werknemers uit de zakelijke dienstverle-
ning. De zakelijke dienstverlening (nace 68-74, 77-82) vertegenwoordigt volgens de gegevens
van RSZ/RSZPPO (2011) 12,7% van de Vlaamse tewerkstelling.
11.1. De werkbaarheidsindicatoren zakelijke dienstverlening
2013
De cijfers
Tabel 20: Werkbaarheidsindicatoren voor de zakelijke dienstverlening – werk- nemers (2013)
niet problematisch
acuut
problematisch problematisch
% % %
Zakelijke dienstverlening 1052 68,4 31,6 10,3
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² = 1,892; p = 0,169 chi² = 0,434; p = 0,510
Zakelijke dienstverlening 1050 75,9 24,1 9,3
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² = 9,078; p = 0,003 chi² = 0,136; p = 0,712
Zakelijke dienstverlening 1037 77,3 22,7 9,5
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² = 6,102; p = 0,014 chi² =11,525; p = 0,001
Zakelijke dienstverlening 1050 87,2 12,8 3,1
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² = 3,724; p = 0,054 chi² = 1,098; p = 0,295
Werkbaar werk in sectoren 2013
65
Verschil zakelijke dienstverlening en Vlaams gemiddelde werkbaar-
heidsindicatoren 2013
Figuur 39: Werkbaarheidsindicatoren zakelijke dienstverlening – werknemers
(2013)
40%
35%
30%
31,6
25%
24,1
22,7
20%
15%
10%
10,3
9,3 9,5
12,8
5% 3,1
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
zakelijke dienstverlening problematisch zakelijke dienstverlening acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor psychische vermoeidheid en werk-privé-balans verschilt de sector niet van het
Vlaamse gemiddelde:
Voor 31,6% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak
van psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’). Voor 10,3% van de werkne- mers is de situatie acuut problematisch (‘acute werkstress’).
Voor 12,8% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak
van werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Voor
3,1% is de situatie acuut problematisch (‘acuut werk-privé-conflict’).
Voor twee indicatoren welbevinden in het werk en leermogelijkheden stellen we significan-
te verschillen vast met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in de zakelijke dienstverlening is
telkens voor een groter aandeel van de werknemers problematisch en/of acuut problematisch:
Voor 24,1% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak
van welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt hoger
dan het Vlaamse referentiecijfer dat op 18,1 ligt. Voor 9,3% is ze acuut problematisch (‘ernstige demotivatie’). Dit aandeel verschilt niet van het Vlaams gemiddelde.
Bij 22,7% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak
van leermogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage
ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 18%. Bij 9,5% van de werknemers uit de-
ze sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’).
De sectorscore ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
66
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
11.2. De risico-indicatoren zakelijke dienstverlening 2013
De cijfers
Tabel 21: Risico-indicatoren voor de zakelijke dienstverlening – werknemers
(2013)
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Zakelijke dienstverlening 1053 68,4 31,6 11,8
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² = 2,148; p = 0,143 chi² = 0,014; p = 0,905
Zakelijke dienstverlening 1050 87,1 12,9 1,6
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² = 1,553; p = 0,213 chi² =1,572; p = 0,210
Zakelijke dienstverlening 1049 67,5 32,5 17,2
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² =30,694; p = 0,000 chi² =40,478; p = 0,000
Zakelijke dienstverlening 1041 89,0 11,0 2,6
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² =47,607; p = 0,000 chi² =26,210; p = 0,000
Zakelijke dienstverlening 1039 88,6 11,4 4,7
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² = 9,518; p = 0,002 chi² = 0,885; p = 0,347
Zakelijke dienstverlening 1068 91,3 8,7 3,1
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² = 6,435; p = 0,011 chi² = 0,716; p = 0,398
Werkbaar werk in sectoren 2013
67
Verschil zakelijke dienstverlening en Vlaams gemiddelde risico-
indicatoren 2013
Figuur 40: Risico-indicatoren voor de zakelijke dienstverlening – werknemers
(2013)
35%
30%
31,6
32,5
25%
20%
15%
10%
11,8
12,9
17,2
11 11,4
8,7
5%
1,6
0%
2,6
4,7
3,1
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
zakelijke dienstverlening problematisch zakelijke dienstverlening acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor werkdruk en emotionele belasting verschilt de sector niet van het Vlaamse gemiddel-
de:
Voor 31,6% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Voor 11,8% is de situatie acuut proble- matisch (‘extreem hoge werkdruk’).
Voor 12,9% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak
van emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Voor 1,6% is de
situatie acuut problematisch (‘extreem emotioneel belastend werk’).
De sector verschilt voor taakvariatie, autonomie, ondersteuning leiding en belastende
arbeidsomstandigheden van het Vlaamse gemiddelde. Voor taakvariatie zijn de aandelen in
de sector hoger, voor autonomie, ondersteuning leiding en fysieke arbeidsomstandigheden
zien we een lager aandeel problematisch voor de zakelijke dienstverlening:
Bij 32,5% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak
van taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt la-
ger, namelijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op 17,2%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 10,3%.
Voor 11,0% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak
van autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt lager dan het
Vlaamse referentiecijfer van 19,0%. Voor 2,6% is de situatie acuut problematisch (‘ex-
treem beperkte autonomie’). Ook dit aandeel is lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,4%.
Voor 11,4% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak
van ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe
leiding’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 14,4%. Voor 4,7% is
Werkbaar werk in sectoren 2013
68
de situatie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’). Dit aandeel verschilt
niet van het Vlaamse gemiddelde. Voor 8,7% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak
van de arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’).
Dit aandeel ligt lager dan het referentiecijfer voor Vlaanderen nl. 12,9%. Voor 2,7% van
de werknemers uit de sector is de situatie acuut problematisch. Dit aandeel verschilt niet
van het Vlaamse gemiddelde.
11.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren zakelijke dienstver-
lening 2004-2013
Figuur 41: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de zakelijke dienstverlening – werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
31,6
25%
24,1
22,7
20%
15%
12,8
10%
5%
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
zakelijke dienstverlening 2004 zakelijke dienstverlening 2013
Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor geen van de vier werkbaarheidsindicatoren is er sprake van een significant verschil tus-
sen 2004 en 2013.
In 2004 was enkel het aandeel problematisch voor welbevinden in het werk significant ver-
schillend van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch lag voor welbevinden in
het werk hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Voor 2013 is er een verschil voor welbevinden
in het werk en leermogelijkheden. Telkens is het aandeel problematisch hoger voor de zakelij-
ke dienstverlening.
Werkbaar werk in sectoren 2013
69
11.4. Evolutie risico-indicatoren zakelijke dienstverlening
2004-2013
Figuur 42: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de zakelijke dienstver-
lening – werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
36,7
31,6
32,5
25%
20%
15%
10%
12,9
14,5 15,4
11 11,4
8,7
5%
0%
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
zakelijke dienstverlening 2004 zakelijke dienstverlening 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor drie van de zes risico-indicatoren (werkdruk, autonomie en ondersteuning directe leiding)
zien we een significant evolutie in de periode 2004-2013. Het aandeel werkdruk is gedaald
van 36,7% naar 31,6%. Het aandeel met onvoldoende autonomie is gedaald van 14,5% naar
11%. Ook het voor het aandeel ondersteuning leiding problematisch stellen we een afname
vast van 15,4% naar 11,4%.
In 2004 was het aandeel problematisch voor werkdruk, taakvariatie, autonomie en arbeidsom-
standigheden voor de sector verschillend van dat van Vlaanderen. Voor werkdruk en taakvari-
atie belasting heeft de sector een groter aandeel problematisch dan Vlaanderen. Voor auto-
nomie en arbeidsomstandigheden is het aandeel problematisch lager in de sector dan in
Vlaanderen. Voor 2013 is er een verschil voor taakvariatie en autonomie, ondersteuning lei-
ding en arbeidsomstandigheden. Voor autonomie, ondersteuning leiding en arbeidsomstan-
digheden is het aandeel problematisch lager dan het Vlaamse gemiddelde, voor taakvariatie is
de situatie omgekeerd.
Werkbaar werk in sectoren 2013
70
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
12. Sectorprofiel openbaar bestuur- werkne- mers
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 2014 werknemers uit het openbaar bestuur. Het
openbaar bestuur (nace 84) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ(2013) 5% van
de Vlaamse tewerkstelling. De RSZPPO-werknemers (plaatselijke en provinciale overheden)
vertegenwoordigen 8,3% van de totale Vlaamse tewerkstelling.
12.1. De werkbaarheidsindicatoren openbaar bestuur 2013
De cijfers
Tabel 22: Werkbaarheidsindicatoren voor het openbaar bestuur – werknemers (2013)
niet problematisch
acuut
problematisch problematisch
% % %
Openbaar bestuur 1976 74,6 25,4 8,8
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² =15,527; p = 0,000 chi² = 1,532; p = 0,216
Openbaar bestuur 1978 82,5 17,5 8,8
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² = 9,293; p = 0,002 chi² = 0,101; p = 0,751
Openbaar bestuur 1963 83,0 17,0 5,3
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² = 8,118; p = 0,004 chi² = 6,458; p = 0,011
Openbaar bestuur 1980 91,3 8,7 1,6
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² = 8,778; p = 0,003 chi² = 7,389; p = 0,007
Werkbaar werk in sectoren 2013
71
Verschil openbaar bestuur en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsin-
dicatoren 2013
Figuur 43: Werkbaarheidsindicatoren openbaar bestuur – werknemers (2013)
40%
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
25,4
17,5 17
8,8 8,8
5,3
8,7
1,6
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
openbaar bestuur problematisch openbaar bestuur acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor alle werkbaarheidsindicatoren stellen we significante verschillen vast met het Vlaamse
gemiddelde. Telkens is de situatie in het openbaar bestuur voor een kleiner aandeel van de
werknemers problematisch:
Voor 25,4% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van
psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’). Dit aandeel is lager dan het
Vlaamse referentiecijfer van 29,3%. Voor 8,8% van de werknemers is de situatie acuut
problematisch (‘acute werkstress’). Hier is geen is significant verschil met het Vlaamse gemiddelde.
Voor 17,5% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van
welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 8,8% is de situatie acuut problematisch (‘ernstige demotivatie’). Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse gemiddelde.
Bij 17% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van leer-
mogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ver-
schilt van het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 5,3% van de werknemers uit deze
sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.
Voor 8,7% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van
werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit aandeel
ligt onder dat van Vlaanderen, dat 10,8% bedraagt. Voor 1,6% is de situatie acuut pro-
blematisch (‘acuut werk-privé-conflict’). Dit aandeel ligt onder ligt onder het Vlaamse re-
ferentiecijfer van 2,7%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
72
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
12.2. De risico-indicatoren openbaar bestuur 2013
De cijfers
Tabel 23: Risico-indicatoren voor het openbaar bestuur – werknemers (2013)
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Openbaar bestuur 1963 77,0 23,0 8,8
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² =37,162; p = 0,000 chi² =15,162; p = 0,000
Openbaar bestuur 1963 76,5 23,5 4,7
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² =102,976; p = 0,000 chi² =31,205; p = 0,000
Openbaar bestuur 1969 74,4 25,6 11,3
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² =0,327; p = 0,568 chi² = 0,339; p = 0,560
Openbaar bestuur 1962 82,0 18,0 6,0
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² = 2,343; p = 0,126 chi² = 0,661; p = 0,416
Openbaar bestuur 1961 84,9 15,1 6,8
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² = 0,273; p = 0,601 chi² = 6,499; p = 0,011
Openbaar bestuur 1994 92,5 7,5 2,1
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² =21,815; p = 0,000 chi² =11,339; p = 0,001
Werkbaar werk in sectoren 2013
73
Verschil openbaar bestuur en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren
2013
Figuur 44: Risico-indicatoren voor het openbaar bestuur – werknemers (2013)
35%
30%
25%
23 23,5
25,6
20%
15%
10%
5%
8,8
4,7
11,3
18
15,1
6 6,8
7,5
2,1
0% WERKDRUK EMOTIONELE
BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
openbaar bestuur problematisch openbaar bestuur acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor taakvariatie en autonomie verschilt de sector niet van het Vlaamse gemiddelde:
Voor 25,6% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van
taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Het aandeel acuut problematisch (‘ex- treem routinematig werk’) ligt op 11,3%.
Voor 18,0% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van
autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Voor 6,0% is de situatie acuut pro-
blematisch (‘extreem beperkte autonomie’).
De sector verschilt voor werkdruk, emotionele belasting, relatie leiding en belastende ar-
beidsomstandigheden van het Vlaamse gemiddelde. Voor werkdruk en belastende arbeids-
omstandigheden zijn de aandelen in de sector lager, voor de emotionele belasting en onder-
steuning leiding zien we een hoger aandeel problematisch voor het openbaar bestuur:
Voor 23,0% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van
werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse refe-
rentiecijfer van 29,0%. Voor 8,8% is de situatie acuut problematisch (‘extreem hoge werkdruk’). Ook dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 11,1%.
Voor 23,5% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van
emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel ligt boven
het Vlaamse referentiecijfer van 20,0%. Voor 4,7% is de situatie acuut problematisch
(‘extreem emotioneel belastend werk’). Ook dit aandeel ligt boven het Vlaamse referen- tiecijfer van 4,0%.
Voor 15,1% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van
ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe lei-
ding’). Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse gemiddelde. Voor 6,8% is de situatie
acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’). Dit aandeel ligt hoger dan het
Vlaamse referentiecijfer van 5,3%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
74
Voor 7,5% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van de
arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aan-
deel ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 2,1% van de werknemers uit
de sector is de situatie acuut problematisch. Ook dit aandeel ligt onder het Vlaamse refe-
rentiecijfer van 4,5%.
12.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren openbaar bestuur
2004-2013
Figuur 45: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor het openbaar
bestuur – werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
25%
20%
15%
25,4
20,8
17,5 17
10%
5%
8,7
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
openbaar bestuur 2004 openbaar bestuur 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor leermogelijkheden is er sprake van een significant verschil tussen 2004 en 2013. Het
aandeel werknemers in een problematische situatie op het vlak van leermogelijkheden is in de
periode 2004-2013 gedaald van 20,8% naar 17,0%.
In 2004 was het aandeel problematisch voor elk van de vier werkbaarheidsindicatoren lager
dan het Vlaamse gemiddelde. In 2013 was dit ook zo.
Werkbaar werk in sectoren 2013
75
12.4. Evolutie risico-indicatoren openbaar bestuur 2004-
2013
Figuur 46: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor het openbaar bestuur –
werknemers (2004-2013)
35%
30%
25%
23 23,5
25,6
20%
15%
18
13,7
15,1
10%
7,5
5%
0% WERKDRUK EMOTIONELE
BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING
LEIDING
ARBEIDS-
OMSTANDIGHEDEN
openbaar bestuur 2004 openbaar bestuur 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Enkel voor autonomie is er een sprake van een significante evolutie in de periode 2004-2013.
Het aandeel autonomie problematisch steeg van 13,7% naar 18%.
In 2004 was het aandeel problematisch voor werkdruk, emotionele belasting, autonomie en
arbeidsomstandigheden voor de sector verschillend van dat van Vlaanderen. Voor werkdruk,
autonomie en belastende arbeidsomstandigheden heeft de sector een kleiner aandeel pro-
blematisch dan Vlaanderen. Voor emotionele belasting is het aandeel problematisch hoger in
de sector dan in Vlaanderen. Voor 2013 blijft het verschil voor werkdruk, emotionele belasting
en belastende arbeidsomstandigheden.
Werkbaar werk in sectoren 2013
76
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
13. Sectorprofiel gezondheids- en welzijns- zorg- werknemers
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 2822 werknemers uit de gezondheids- en wel-
zijnszorg. De gezondheids- en welzijnszorg (nace 75,86-88) vertegenwoordigt volgens de ge-
gevens van RSZ (2013) 11,7% van de Vlaamse tewerkstelling.
13.1. De werkbaarheidsindicatoren gezondheids- en wel-
zijnszorg 2013
De cijfers
Tabel 24: Werkbaarheidsindicatoren voor de gezondheids- en welzijnszorg – werknemers (2013)
niet problematisch
acuut
problematisch problematisch
% % %
Gezondheids- en welzijnssector 2756 70,4 29,6 9,2
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² = 0,003; p = 0,956 chi² = 0,624; p = 0,430
Gezondheids- en welzijnssector 2769 88,2 11,8 4,8
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² =113,632; p = 0,000 chi² =55,388; p = 0,000
Gezondheids- en welzijnssector 2733 85,1 14,9 4,8
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² =34,591; p = 0,000 chi² =16,167; p = 0,000
Gezondheids- en welzijnssector 2775 91,4 8,6 1,8
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² = 12,415; p = 0,000 chi² = 6,042; p = 0,014
Werkbaar werk in sectoren 2013
77
Verschil gezondheids- en welzijnszorg en Vlaams gemiddelde werk-
baarheidsindicatoren 2013
Figuur 47: Werkbaarheidsindicatoren gezondheids- en welzijnszorg – werkne-
mers (2013)
40%
35%
30%
29,6
25%
20%
15%
10%
5%
0%
9,2
11,8
14,9
4,8 4,8
8,6
1,8
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
gezondheids- en welzijnssector problematisch gezondheids- en welzijnssector acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor de indicatorscore psychische vermoeidheid is er geen significant verschil tussen de
gezondheids- en welzijnszorg het Vlaamse gemiddelde:
Voor 29,6% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het
vlak van psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 9,2% is de situa-
tie acuut problematisch (‘acute werkstress’).
Voor welbevinden in het werk, leermogelijkheden en werk-privé-balans stellen we wel
significante verschillen vast met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in de gezondheids- en
welzijnszorg is telkens voor een kleiner aandeel van de werknemers problematisch:
Voor 11,8% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het
vlak van welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 4,8% is de situatie acuut proble-
matisch (‘ernstige demotivatie’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 8,1%.
Bij 14,9% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het
vlak van leermogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit per-
centage verschilt van het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 4,8% van de werkne-
mers uit deze sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermo- gelijkheden’). De sectorscore ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.
Voor 8,6% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het
vlak van werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit
aandeel ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 10,8% Voor 1,8% is de situatie acuut
problematisch (‘acuut werk-privé-conflict’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse refe-
rentiecijfer nl. 2,7%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
78
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
13.2. De risico-indicatoren gezondheids- en welzijnszorg
2013
De cijfers
Tabel 25: Risico-indicatoren voor de gezondheids- en welzijnszorg – werkne-
mers (2013)
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Gezondheids- en welzijnssector 2736 70,2 29,8 10,6
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² = 0,056; p = 0,812 chi² = 2,562; p = 0,109
Gezondheids- en welzijnssector 2731 64,6 35,4 8,8
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² =547,123; p = 0,000 chi² =155,393; p = 0,000
Gezondheids- en welzijnssector 2742 77,1 22,9 8,9
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² =5,337; p = 0,021 chi² = 9,856; p = 0,002
Gezondheids- en welzijnssector 2734 76,5 23,5 6,5
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² =23,230; p = 0,000 chi² = 0,001; p = 0,981
Gezondheids- en welzijnssector 2733 86,8 13,2 4,1
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² = 4,158; p = 0,041 chi² = 7,148; p = 0,008
Gezondheids- en welzijnssector 2773 85,3 14,7 4,6
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² =15,682; p = 0,000 chi² = 4,574; p = 0,032
Werkbaar werk in sectoren 2013
79
Verschil gezondheids- en welzijnszorg en Vlaams gemiddelde risico-
indicatoren 2013
Figuur 48: Risico-indicatoren voor de gezondheids- en welzijnszorg – werkne-
mers (2013)
40%
35%
30%
25%
29,8
35,4
22,9 23,5
20%
15%
10%
5%
10,6
8,8 8,9
6,5
13,2
14,7
4,1 4,6
0%
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
welzijns- en gezondheidszorg problematisch welzijns- en gezondheidszorg acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor werkdruk verschilt de sector niet van het Vlaamse gemiddelde:
Voor 29,8% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het
vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Voor 10,6% is de situatie acuut pro-
blematisch (‘extreem hoge werkdruk’).
De sector verschilt voor emotionele belasting, taakvariatie, autonomie, relatie leiding en
arbeidsomstandigheden van het Vlaamse gemiddelde. Voor emotionele belasting, autono-
mie en belastende arbeidsomstandigheden zijn de aandelen hoger voor de sector. Voor auto-
nomie krijgen we het omgekeerde beeld:
Voor 35,4% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het
vlak van emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel
ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 20,0%. Voor 8,8% is de situatie acuut pro-
blematisch (‘extreem emotioneel belastend werk’). Ook dit aandeel ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 4,0%.
Voor 22,9% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het
vlak van taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Dit aandeel ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routine-
matig werk’) ligt op 8,9%. Ook dit aandeel ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 10,3%.
Voor 23,5% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het
vlak van autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt boven het
referentiecijfer voor Vlaanderen dat op 19,0% ligt. Voor 6,5% is de situatie acuut pro-
blematisch (‘extreem beperkte autonomie’). Hier is geen verschil met het Vlaamse ge-
middelde.
Werkbaar werk in sectoren 2013
80
Voor 13,2% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het vlak van ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun di-
recte leiding’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer dat op 14,4% ligt.
Voor 4,1% is de situatie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’). Ook dit
aandeel is lager dan het Vlaamse referentiecijfer dat op 5,3% ligt. Voor 14,7% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het
vlak van de arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandighe-
den’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 4,6% van
de werknemers uit de sector is de situatie acuut problematisch. Dit aandeel ligt hoger
dan het Vlaamse referentiecijfer dat op 4,5% ligt.
13.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren gezondheids- en
welzijnszorg 2004-2013
Figuur 49: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de gezond- heids- en welzijnszorg – werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
25%
29,6
20%
15%
10%
5%
11,8
18
14,9
10,8
8,6
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
welzijns- en gezondheidszorg 2004 welzijns- en gezondheidszorg 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor twee van de vier indicatoren is er een significant verschil tussen 2004 en 2013. %. Het
aandeel leermogelijkheden problematisch is gedaald van 18% naar 14,9%. Het aandeel werk-
privé-balans problematisch is gedaald van 10,8% naar 8,6%.
In 2004 was het aandeel problematisch voor welbevinden in het werk en voor leermogelijkhe-
den lager dan het Vlaamse gemiddelde. In 2013 was dit ook zo. De sector heeft in dat jaar ook
een lager aandeel werk-privé problematisch dan Vlaanderen.
Werkbaar werk in sectoren 2013
81
13.4. Evolutie risico-indicatoren gezondheids- en welzijns-
zorg 2004-2013
Figuur 50: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de gezondheids- en
welzijnszorg – werknemers (2004-2013)
45%
40%
35%
30%
25%
20%
15%
10%
29,8
41,1
35,4
22,9 23,5 19
13,2
11,2
14,7
5%
0% WERKDRUK EMOTIONELE
BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
welzijns- en gezondheidssector 2004 welzijns- en gezondheidssector 2013
Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor drie van de zes risico-indicatoren zien we een significante evolutie in de periode 2004-
2013. Het aandeel emotionele belasting werkdruk problematisch is afgenomen van 41,1%
naar 35,4%. Het aandeel met autonomie problematisch is toegenomen van 19% naar 23,5%.
Het aandeel met belastende arbeidsomstandigheden is gestegen van 11,2% naar 14,7%.
In 2004 was het aandeel problematisch voor emotionele belasting, taakvariatie, autonomie en
relatie leiding voor de sector verschillend van dat van Vlaanderen. Voor emotionele belasting
had de sector een groter aandeel problematisch. Voor taakvariatie, autonomie en relatie lei-
ding is het aandeel problematisch voor de sector lager. Voor 2013 blijft het verschil met
Vlaanderen op het vlak van emotionele belasting, taakvariatie. Voor autonomie is het aandeel
in 2013 in de sector hoger dan het Vlaamse gemiddelde . Er is in 2013 ook een verschil op het
vlak van belastende arbeidsomstandigheden, waarbij het aandeel problematisch voor de sec-
tor hoger ligt dan in Vlaanderen.
Werkbaar werk in sectoren 2013
82
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N
WELBEVINDEN IN HET WERK N
LEERMOGELIJKHEDEN N
WERK-PRIVE-BALANS N
14. Sectorprofiel onderwijssector- werkne- mers
Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 1800 werknemers uit de onderwijssector. De
onderwijssector (nace 85) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ (2013) 9,5% van
de Vlaamse tewerkstelling.
14.1. De werkbaarheidsindicatoren onderwijssector 2013
De cijfers
Tabel 26 : Werkbaarheidsindicatoren voor de onderwijssector – werknemers
(2013)
niet problematisch acuut
problematisch problematisch
% % %
Onderwijs 1763 64,6 35,4 12,1
Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6
chi² =25,463; p = 0,000 chi² =10,866; p = 0,001
Onderwijs 1767 89,5 10,5 4,4
Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1
chi² =102,943; p = 0,000 chi² =45,888; p = 0,000
Onderwijs 1739 93,3 6,7 2,2
Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3
chi² =172,324; p = 0,000 chi² =55,045; p = 0,000
Onderwijs 1774 82,5 17,5 4,5
Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7
chi² =64,639; p = 0,001 chi² =16,140; p = 0,000
Werkbaar werk in sectoren 2013
83
Verschil onderwijssector en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsindi-
catoren 2013
Figuur 51: Werkbaarheidsindicatoren onderwijssector – werknemers (2013)
40%
35%
35,4
30%
25%
20%
15%
10%
5%
12,1
10,5
4,4
6,7
2,2
17,5
4,5
0%
PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS
onderwijssector problematisch onderwijssector acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor alle indicatoren is er een significant verschil met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in
de onderwijssector is voor een kleiner aandeel van de werknemers problematisch voor welbe-
vinden in het werk en leermogelijkheden. Voor psychische vermoeidheid en werk-privé-balans
problematisch zien we het omgekeerde.
Voor 35,4% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt
lager namelijk op 29,3%. Voor 12,1% is de situatie acuut problematisch (‘acute werk- stress’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 9,6%.
Voor 10,5% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van
welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt lager dan
het Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 4,4% is de situatie acuut problematisch
(‘ernstige demotivatie’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 8,1%. Bij 6,7% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van leer-
mogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ligt la-
ger dan het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 2,2% van de werknemers uit deze
sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). De sectorscore ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.
Voor 17,5% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van
werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit aandeel
ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 10,8%. Voor 4,5% is de situatie acuut pro-
blematisch (‘acuut werk-privé-conflict’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referen-
tiecijfer van 2,7%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
84
WERKDRUK N
EMOTIONELE BELASTING N
TAAKVARIATIE N
AUTONOMIE N
ONDERSTEUNING LEIDING N
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N
14.2. De risico-indicatoren onderwijssector 2013
De cijfers
Tabel 27: Risico-indicatoren voor de onderwijssector – werknemers (2013)
niet
problematisch problematisch
acuut
problematisch
% % %
Onderwijs 1744 71,6 28,4 11,0
Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1
chi² = 1,078; p = 0,299 chi² = 0,797; p = 0,372
Onderwijs 1748 69,9 30,1 6,2
Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0
chi² =255,346; p = 0,000 chi² =64,497; p = 0,000
Onderwijs 1750 94,2 5,8 2,4
Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3
chi² =293,775; p = 0,000 chi² =114,517; p = 0,000
Onderwijs 1739 90,7 9,3 1,4
Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4
chi² =110,434; p = 0,000 chi² =66,317; p = 0,000
Onderwijs 1742 84,7 15,3 4,9
Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3
chi² = 0,408; p = 0,523 chi² = 0,768; p = 0,381
Onderwijs 1777 97,2 2,8 0,2
Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5
chi² =106,420; p = 0,000 chi² =35,031; p = 0,000
Werkbaar werk in sectoren 2013
85
Verschil onderwijssector en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren
2013
Figuur 52: Risico-indicatoren voor de onderwijssector – werknemers (2013)
35%
30%
28,4
30,1
25%
20%
15%
11
10%
5%
0%
6,2
5,8
2,4
9,3
1,4
15,3
4,9
2,8
0,2
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
onderwijssector problematisch onderwijssector acuut problematisch
Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch
Voor werkdruk en ondersteuning leiding verschilt de sector niet van het Vlaamse gemiddel-
de:
Voor 28,4% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Voor 11,0% is de situatie acuut problema-
tisch (‘extreem hoge werkdruk’). Voor 15,3% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van on-
dersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe leiding’) en voor 4,9% is de situatie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’).
De sector verschilt voor emotionele belasting, taakvariatie, autonomie en arbeidsomstan-
digheden van het Vlaamse gemiddelde. Voor emotionele belasting zijn de aandelen hoger
voor de sector. Voor de andere indicatoren krijgen we het omgekeerde beeld
Voor 30,1% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van
emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 20,0%. Voor 6,2% is de situatie acuut problematisch
(‘extreem emotioneel belastend werk’). Ook dit aandeel ligt boven het Vlaamse referen- tiecijfer van 4,0%.
Voor 5,8% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van taak-
variatie problematisch (‘routinematig werk’). Dit aandeel ligt ver onder het Vlaamse refe-
rentiecijfer van 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’)
ligt op 2,4%. Ook dit aandeel ligt ver onder het Vlaamse referentiecijfer van 10,3%. Voor 9,3% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van auto-
nomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt onder het Vlaamse re-
ferentiecijfer van 19,0%. Voor 1,4% is de situatie acuut problematisch (‘extreem beperk-
te autonomie’). Ook dit aandeel is lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,4%.
Werkbaar werk in sectoren 2013
86
Voor 2,8% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van de
arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aan-
deel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 0,2% van de werkne-
mers uit de sector is de situatie acuut problematisch (‘extreem belastende arbeidsom-
standigheden’). Ook dit aandeel ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 4,5%.
14.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren onderwijssector
2004-2013
Figuur 53: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de onderwijs-
sector – werknemers (2004-2013)
40%
35%
30%
35,5
25%
20%
15% 17,5
10%
5%
10,5
6,7
0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET
WERK
LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS
onderwijssector 2004 onderwijssector 2013
Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Voor geen van de indicatoren is er sprake van een significant verschil tussen 2004 en 2013.
In 2004 was er voor alle indicatoren een verschil met het Vlaamse gemiddelde. Voor psychi-
sche vermoeidheid en werk-privé-balans ligt het aandeel in de sector hoger dan het Vlaamse
gemiddelde. Voor welbevinden in het werk en voor leermogelijkheden ligt het aandeel proble-
matisch in de sector lager dan het Vlaamse gemiddelde. In 2013 blijven de conclusies voor
2004 behouden.
Werkbaar werk in sectoren 2013
87
14.4. Evolutie risico-indicatoren onderwijssector 2004-2013
Figuur 54: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de onderwijssector –
werknemers (2004-2013)
35%
30%
25%
28,4
30,1
20%
15%
15,3
10%
5%
0%
5,8
9,3
1,1
2,8
WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING
TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING
ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN
onderwijssector 2004 onderwijssector 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013
Enkel voor fysiek belastende arbeidsomstandigheden we een significant evolutie in de periode
2004-2013. Het aandeel werknemers in een problematisch situatie op het vlak van belastende
arbeidsomstandigheden is in die periode gestegen van 1,1% naar 2,8%.
In 2004 was het aandeel problematisch voor alle risico-indicatoren verschillend van het
Vlaamse gemiddelde. Voor werkdruk, taakvariatie, autonomie, relatie leiding en arbeidsom-
standigheden had de sector een kleiner aandeel werknemers in een problematisch situatie.
Voor emotionele belasting is het beeld omgekeerd. Voor 2013 blijven de vaststellingen behou-
den met uitzondering van werkdruk en ondersteuning leiding. Voor deze risico-indicatoren valt
in 2013 het verschil met het Vlaamse gemiddelde weg.
Werkbaar werk in sectoren 2013
88
Literatuurlijst
Bourdeaud’hui, R., Janssens F., Vanderhaeghe, S. (2004), Nulmeting Vlaamse Werkbaar-
heidsmonitor. Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid op de Vlaamse arbeidsmarkt 2004
Bourdeaud’hui, R., Vanderhaeghe, S. (2009), Technische nota, Werkbaar werk in sectoren
loontrekkenden 2007. Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid voor loontrekkenden voor 14
sectoren 2007
Bourdeaud’hui, R., Vanderhaeghe, S. (2011), Technische nota: Werkbaar werk in sectoren:
2013. Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid voor werknemers voor 12 sectoren 2013
Bourdeaud’hui, R., Vanderhaeghe, S. (2013), Informatiedossier Vlaamse Werkbaarheidsmoni-
tor werknemers, Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid op de Vlaamse arbeidsmarkt evo-
lutie 2004-2007-2010-2013, SERV/Stichting Innovatie & Arbeid, Brussel, 2013
Bourdeaud’hui, R., Vanderhaeghe, S. (2013), Methodologische nota, vergelijking van de me-
thodologie van de werkbaarheidsmonitor werknemers 2004-2007-2010-2013 en zelfstandige
ondernemers 2007-2010-2013, SERV/Stichting Innovatie & Arbeid, Brussel, 2013
Bourdeaud’hui, R., Vanderhaeghe, S. (2014), Technische nota, Wat maakt werk werkbaar
2004-2007-2010-2013? Onderzoek naar determinanten van werkbaar werk op basis van de
Vlaamse Werkbaarheidsmonitor 2004-2007-2010-2013 voor werknemers, SERV/Stichting
Innovatie & Arbeid, Brussel, 2014
Van Ruysseveldt, J., De Witte, H. & Janssens, F. (2002), Welzijn in het werk op de weeg-
schaal. Onderzoek naar mogelijke invullingen van het concept ‘werkbaarheidsgraad’ en de
haalbaarheid van een monitoringsysteem voor Vlaanderen, HIVA: Leuven