Technische nota - SERV

88
Technische nota Werkbaar werk in sectoren: 2013 Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid voor werknemers voor 13 sectoren Brussel, mei 2014 Technische nota’s verstrekken bijkomende en gedetailleerde informatie uit de werk- baarheidsmonitor over een specifiek thema. Technische nota’s zijn enkel op de website beschikbaar. Meer resultaten van de werkbaarheidsmonitor zijn te raadplegen en downloaden op de website www.serv.be/werkbaarwerk Ria Bourdeaud’hui / Stephan Vanderhaeghe

Transcript of Technische nota - SERV

Technische nota

Werkbaar werk in sectoren: 2013

Indicatoren voor de kwaliteit van de

arbeid voor werknemers voor 13

sectoren

Brussel, mei 2014

Technische nota’s verstrekken bijkomende en gedetailleerde informatie uit de werk-

baarheidsmonitor over een specifiek thema. Technische nota’s zijn enkel op de website

beschikbaar.

Meer resultaten van de werkbaarheidsmonitor zijn te raadplegen en downloaden op de

website www.serv.be/werkbaarwerk

Ria Bourdeaud’hui / Stephan Vanderhaeghe

Werkbaar werk in sectoren 2013

2

Inhoud

Inleiding ................................................................................................................................ 5

1. Gehanteerde methodologie en leeswijze ................................................................... 6

2. Sectorprofiel voedingsindustrie - werknemers ....................................................... 10

2.1. De werkbaarheidsindicatoren voedingsindustrie 2013 .................................................... 10

2.2. De risico-indicatoren voedingsindustrie 2013 ............................................................... 12

2.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren voedingsindustrie 2004-2013 ................................. 14

2.4. Evolutie risico-indicatoren voedingsindustrie 2004-2013 .............................................. 15

3. Sectorprofiel chemische industrie - werknemers .................................................... 16

3.1. De werkbaarheidsindicatoren chemische industrie 2013 .............................................. 16

3.2. De risico-indicatoren chemische industrie 2013 ........................................................... 18

3.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren chemische industrie 2004-2013.............................. 20

3.4. Evolutie risico-indicatoren chemische industrie 2004-2013 ........................................... 21

4. Sectorprofiel metaalindustrie - werknemers ............................................................ 22

4.1. De werkbaarheidsindicatoren metaalindustrie 2013 ........................................................ 22

4.2. De risico-indicatoren metaalindustrie 2013 .................................................................. 24

4.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren metaalindustrie 2004-2013 ..................................... 26

4.4. Evolutie risico-indicatoren metaalindustrie 2004-2013 .................................................... 27

5. Sectorprofiel bouwsector - werknemers .................................................................. 28

5.1. De werkbaarheidsindicatoren bouwsector 2013 ........................................................... 28

5.2. De risico-indicatoren bouwsector 2013 ........................................................................ 30

5.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren bouwsector 2004-2013 .......................................... 32

5.4. Evolutie risico-indicatoren bouwsector 2004-2013 ....................................................... 33

6. Sectorprofiel groot- en kleinhandel - werknemers .................................................. 34

6.1. De werkbaarheidsindicatoren groot- en kleinhandel 2013 ............................................ 34

6.2. De risico-indicatoren groot- en kleinhandel 2013 .......................................................... 36

6.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren groot- en kleinhandel 2004-2013 ............................ 38

6.4. Evolutie risico-indicatoren groot- en kleinhandel 2004-2013 ......................................... 39

7. Sectorprofiel horeca - loontrekkenden .................................................................... 40

7.1. De werkbaarheidsindicatoren horeca 2013 .................................................................. 40

7.2. De risico-indicatoren horeca 2013 ............................................................................... 42

7.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren horeca 2004-2013 ................................................. 44

Werkbaar werk in sectoren 2013

3

7.4. Evolutie risico-indicatoren horeca 2004-2013 ............................................................... 45

8. Sectorprofiel transportsector - werknemers ............................................................ 46

8.1. De werkbaarheidsindicatoren transportsector 2013 ........................................................ 46

8.2. De risico-indicatoren transportsector 2013 ................................................................... 48

8.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren transportsector 2004-2013 ..................................... 50

8.4. Evolutie risico-indicatoren transportsector 2004-2013 .................................................. 51

9. Sectorprofiel post- en telecommunicatiesector - werknemers ................................ 52

9.1. De werkbaarheidsindicatoren post- en telecommunicatiesector 2013 ........................... 52

9.2. De risico-indicatoren post- en telecommunicatiesector 2013 ........................................ 54

9.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren post- en telecommunicatiesector 2004-2013 ............. 56

9.4. Evolutie risico-indicatoren post- en telecommunicatiesector 2004-2013 ......................... 57

10. Sectorprofiel financiële sector dienstverlening- werknemers ................................. 58

10.1. De werkbaarheidsindicatoren financiële sector 2013 ...................................................... 58

10.2. De risico-indicatoren financiële sector 2013 ................................................................. 60

10.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren financiële sector 2004-2013 ................................... 62

10.4. Evolutie risico-indicatoren financiële sector 2004-2013 ................................................ 63

11. Sectorprofiel zakelijke dienstverlening- werknemers ............................................. 64

11.1. De werkbaarheidsindicatoren zakelijke dienstverlening 2013 ....................................... 64

11.2. De risico-indicatoren zakelijke dienstverlening 2013 ....................................................... 66

11.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren zakelijke dienstverlening 2004-2013 ....................... 68

11.4. Evolutie risico-indicatoren zakelijke dienstverlening 2004-2013 .................................... 69

12. Sectorprofiel openbaar bestuur- werknemers ......................................................... 70

12.1. De werkbaarheidsindicatoren openbaar bestuur 2013 .................................................... 70

12.2. De risico-indicatoren openbaar bestuur 2013 ............................................................... 72

12.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren openbaar bestuur 2004-2013 ................................. 74

12.4. Evolutie risico-indicatoren openbaar bestuur 2004-2013 .............................................. 75

13. Sectorprofiel gezondheids- en welzijnszorg- werknemers ...................................... 76

13.1. De werkbaarheidsindicatoren gezondheids- en welzijnszorg 2013 ................................. 76

13.2. De risico-indicatoren gezondheids- en welzijnszorg 2013 ............................................. 78

13.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren gezondheids- en welzijnszorg 2004-2013 ................ 80

13.4. Evolutie risico-indicatoren gezondheids- en welzijnszorg 2004-2013 ............................ 81

14. Sectorprofiel onderwijssector- werknemers ............................................................ 82

14.1. De werkbaarheidsindicatoren onderwijssector 2013 ....................................................... 82

14.2. De risico-indicatoren onderwijssector 2013 .................................................................. 84

Werkbaar werk in sectoren 2013

4

14.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren onderwijssector 2004-2013 .................................... 86

14.4. Evolutie risico-indicatoren onderwijssector 2004-2013 ................................................... 87

Literatuurlijst ...................................................................................................................... 88

Werkbaar werk in sectoren 2013

5

Inleiding

Deze nota rapporteert de resultaten van de meting van de Vlaamse werkbaarheidsmo-

nitor 2013 voor de werknemers voor 13 sectoren:

vier industriële sectoren: voedingsindustrie, chemische industrie, metaalindustrie,

bouwsector;

zes sectoren uit de profit diensten: groot- en kleinhandel, transport, post en tele-

communicatie, financiële sector, zakelijke dienstverlening; horeca

drie sectoren uit de socio-profit diensten: openbaar bestuur, onderwijssector,

gezondheids- en welzijnszorg.

De nota verstrekt aan de geïnteresseerde lezer de methodologische basis voor de sec-

torprofielen1 die voor deze sectoren werden opgemaakt. Centraal staat de evolutie van

de vier werkbaarheidsindicatoren (psychische vermoeidheid, welbevinden in het werk,

leermogelijkheden en werk-privé-balans) en de zes risico-indicatoren (werkdruk, emo-

tionele belasting, taakvariatie, autonomie, relatie directe leiding en arbeidsomstandig-

heden).

Voorliggende nota is opgedeeld in veertien delen. Het eerste deel beschrijft de metho-

diek die voor de analyse van de individuele sectoren werd gehanteerd. Daarna volgt

één deel per sector. Hierin worden voor 2013 de werkbaarheids- en de risico-

indicatoren getoetst op het verschil met het gemiddelde voor Vlaanderen. Per sector

wordt ook grafisch een synthetisch overzicht gemaakt van de verschillen tussen 2004

en 2013.

Deze informatie is ook beschikbaar voor de vorige werkbaarheidsmetingen ((Bour-

deaud’hui, R., 2004), (Bourdeaud’hui, R., 2009), (Bourdeaud’hui, R., 2011).

1 De sectorprofielen kan de lezer gratis downloaden op de website www.serv.be/werkbaarwerk

Werkbaar werk in sectoren 2013

6

1. Gehanteerde methodologie en leeswijze

Voor een overzicht van de methodologie die voor de werkbaarheidsmonitor werd ge-

hanteerd verwijzen we naar de methodologische nota (Bourdeaud’hui, R., 2013) en het

informatiedossier ‘wat maakt werk werkbaar?’ (Bourdeaud’hui, R., 2014) beschikbaar

op de website www.serv.be/werkbaarwerk.

In deze nota presenteren we het werkbaarheidsprofiel voor de Vlaamse werknemers

uit dertien sectoren op basis van een vergelijking met het Vlaams gemiddelde. Voor de

meeste van de bevraagde sectoren beschikken we over voldoende waarnemingen (>

300) om een specifieke sectoranalyse te kunnen uitvoeren2. Voor de sectoren textiel en

confectie duikt in 2013 het aantal waarnemingen onder de 200, vandaar dat voor deze

sectoren in tegenstelling tot 2004 voor 2013 geen afzonderlijk sectordossier wordt op-

gemaakt. Voor de sector van de post- en de telecommunicatie, de voeding (enkel voor

2004) en de horeca ligt het aantal waarnemingen tussen de 200 en de 300. De beko-

men resultaten voor deze sectoren moeten met de nodige omzichtigheid en indicatief

worden bekeken. De procedure voor significantietoetsing behoedt ons echter voor on-

geoorloofde conclusies.

Om sectoren te vergelijken op het vlak van werkbaarheids- en risico-indicatoren zetten

we elke sector af tegen het (ongewogen) Vlaamse gemiddelde. De gehanteerde tech-

niek voor verschiltoetsing is gebaseerd op effectcoderingen, logistische regressie en

de berekening van de bijhorende (Wald) chi-kwadraten. Deze procedure vermijdt cu-

mulatie van fouten door herhaald afhankelijk toetsen, corrigeert voor sterk afwijkende

indicatorscores voor omvangrijke sectoren (grote sectoren wegen niet meer dan kleine

sectoren), garandeert correcte vergelijkingen en laat reële verschillen tussen de secto-

ren aan de oppervlakte komen3.

We presenteren de gegevens eerst in tabelvorm zoals beschreven in de leeswijzer in

onderstaande tabel: voor elke sector wordt voor 2013 voor elk van de vier werkbaar-

heidsindicatoren en de zes risico-indicatoren berekend welk aandeel van die deelpopu-

latie tot de niet problematische, tot de problematische en tot de acuut problematische

groep behoort. Er wordt nagegaan of deze score afwijkt van het Vlaamse gemiddelde.

Wanneer de sectorscore afwijkt van deze gemiddelden (de gemeten percentagever-

schillen blijken statistisch significant (=0,05)), mogen we ervan uitgaan dat de sector

op zich een rol speelt in de risico’s die werknemers lopen om al dan niet in de (acute)

probleemgroep terecht te komen.

2 In de aanbevelingen van het VIONA-expertenrapport (Van Ruysseveldt, 2002) wordt een steekproefomvang van 300 eenheden als minimum voor de deelpopulaties vooropgesteld.

3 Omdat belastende arbeidsomstandigheden acuut problematisch in bank- en verzekeringssector niet voorkomt kan niet getoetst worden op de variatie in de afhankelijke variabele. Om dit probleem op te lossen werd voor die sector een fictieve waarneming met een minimaal weegcoëfficiënt toegevoegd. Op die manier is het mogelijk ook voor deze risicofactor via de techniek van deviation na te gaan welke sectoren afwijken van het gemiddel- de.

Werkbaar werk in sectoren 2013

7

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

Tabel 1: Leeswijzer werkbaarheidsprofiel sectoren (voorbeeld openbaar be-

stuur 2013)

De niet-problematische (‘groen’) en de problematische (‘oranje’) groep vormen samen de totale sectorpopulatie (voor psy- chische vermoeidheid bij werknemers uit het openbaar bestuur: resp. 74,6% + 25,4% = 100%; N = 892)

Acuut problematisch (‘rood’) is een subgroep binnen de groep problematisch maar het aandeel wordt berekend op het totaal aantal waarnemin- gen bij het openbaar bestuur: 9,6% van het totaal aantal werknemers uit het openbaar bestuur (N = 892) behoort tot de groep ‘psychi- sche vermoeidheid acuut problematisch’

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch % % %

Openbaar bestuur 1976 74,6 25,4 8,8

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² =15,527; p = 0,000 chi² = 1,532; p = 0,216

Bij vergelijking van de groep problematisch versus ‘niet-problematisch’ wordt voor psychische vermoeidheid een significante (Wald) chi² en dus een statistisch beteke- nisvol verschil vastgesteld tussen het openbaar bestuur en het Vlaamse gemid-

delde (p0,05). De gegevens worden vet gedrukt als het verschil significant is.

Bij vergelijking van de groep acuut proble- matisch versus ‘niet-acuut problematisch’ wordt geen significante (Wald) chi² en dus geen statistisch betekenisvol verschil vast- gesteld tussen het openbaar bestuur en het Vlaamse gemiddelde (p >0,05). De gege- vens worden niet vet gedrukt als het ver- schil niet significant is.

Werkbaar werk in sectoren 2013

8

De bevindingen uit de bovenstaande tabel worden voor de verschillen met het Vlaamse

gemiddelde ook grafisch voorgesteld4. Onderstaande figuur geeft hiervoor de leeswij-

zer:

Figuur 1: Leeswijzer werkbaarheidsindicatoren 2013 (voorbeeld het openbaar bestuur)

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

25,4

17,5 17

8,8 8,8

5,3

8,7

1,6

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

openbaar bestuur problematisch openbaar bestuur acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Bij 25,4% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van psychische vermoeidheid problema- tisch en bij 8,8% is ze acuut problema- tisch.

Deze vierhoek wijst op een statistisch betekenisvol verschil tussen het open- baar bestuur en het gemiddelde voor

Vlaanderen (p0,05). Het aandeel proble- matisch ligt in de sector onder het Vlaamse referentiecijfer. Met betrekking tot psychi- sche vermoeidheid is er enkel een verschil voor het aandeel problematisch en niet voor het aandeel acuut problematisch (geen rode vierhoek).

4 Slechts in één geval wijkt de richting van het verschil bij een toetsing op basis van het ongewogen gemiddelde af van deze zichtbaar op de grafieken waar gebruik wordt gemaakt van het Vlaamse referentiecijfer. Het betreft een toetsing voor de emotionele belasting problematisch voor de financiële sector. Verdere toelichting kan de lezer vinden in hoofdstuk 10.

Werkbaar werk in sectoren 2013

9

Voor iedere sector wordt een overzichtsgrafiek gemaakt waarin zowel de vergelijking

2004-2013 binnen de sector als de vergelijking met het referentiecijfer voor het betrok-

ken jaar wordt voorgesteld. Onderstaande figuur is hiervoor de leeswijzer.

Figuur 2: Leeswijzer vergelijking werkbaarheidsindicatoren 2004-2013 (voor- beeld welzijns en gezondheidssector)

In 2013 is bij 29,6% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnssector de situatie op het vlak van psychische ver- moeidheid problematisch. Dit aandeel verschil niet significant van het aandeel in 2004 (grijze balk voor 2004).

In 2004 is bij 18% van de werknemers uit de ge- zondheids- en welzijnssector de situatie op het vlak van leermogelijkheden problematisch. De gegevens voor 2004 worden enkel vermeld (oranje balk) indien er sprake is van een significant verschil tussen 2004 en 2013. In de sector daalde het aandeel leermogelijkheden problematisch van 18% naar 14,9%. Deze daling is significant.

40%

35%

30%

25%

29,6

20%

15%

10%

5%

11,8

18

14,9

10,8

8,6

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

welzijns- en gezondheidszorg 2004 welzijns- en gezondheidszorg 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

De Vlaamse referentie wordt enkel weergegeven indien er sprake is van een significant verschil tussen het aandeel problematisch in de sector en het Vlaamse gemiddelde. Voor de gezondheids- en welzijnssector is er voor welbevinden in het werk zowel in 2004 als in 2013 sprake van een significant verschil met het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch ligt in de gezondheids- en welzijnssector lager dan het Vlaamse gemiddelde. Voor psychische vermoeidheid is er geen verschil met het Vlaamse gemiddelde.

Werkbaar werk in sectoren 2013

10

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

2. Sectorprofiel voedingsindustrie - werk- nemers

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 408 werknemers uit de voedingsindustrie.

In de vragenlijst werd onder hoofding ‘industrie’ expliciet de antwoordcategorie ‘produc-

tie van voeding’ vermeld, dit om verwarring met de bedrijfsactiviteit ‘handel in voeding’

te voorkomen. De voedingsindustrie (nace 10-12) vertegenwoordigt volgens de gege-

vens van RSZ/RSZPPO (2011) 2,6% van de Vlaamse tewerkstelling.

2.1. De werkbaarheidsindicatoren voedingsindustrie 2013

De cijfers

Tabel 2: Werkbaarheidsindicatoren voor de voedingsindustrie – werknemers

(2013)

niet problematisch acuut

problematisch problematisch

% % %

Voeding 397 70,5 29,5 10,6

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² = 0,005; p = 0,944 chi² = 0,413; p = 0,520

Voeding 397 75,8 24,2 9,8

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² = 3,916; p = 0,048 chi² = 0,351; p = 0,554

Voeding 401 73,8 26,2 10,7

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² = 11,762; p = 0,001 chi² = 9,974; p = 0,002

Voeding 398 87,2 12,8 3,5

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² = 1,642; p = 0,200 chi² = 1,355; p = 0,244

Werkbaar werk in sectoren 2013

11

Verschil voedingsindustrie en Vlaams gemiddelde voor de werk-

baarheidsindicatoren

Figuur 3: Werkbaarheidsindicatoren voedingsindustrie – werknemers (2013)

40%

35%

30%

25%

29,5

24,2

26,2

20%

15%

10%

10,6 9,8 10,7

12,8

5% 3,5

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

Voeding problematisch Voeding acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid en werk-privé-balans zijn er in 2013

geen significante verschillen tussen de voedingsindustrie en het gemiddelde voor Vlaanderen:

Voor 29,5% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van

psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 10,6% is ze acuut pro-

blematisch (‘acute werkstress’) Voor 12,8% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de werk-privé-balans pro-

blematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’) en voor 3,5% is ze acuut problema-

tisch (‘acuut werk-privé-conflict’).

Voor welbevinden en leermogelijkheden zijn er in 2013 wel significante verschillen met het

Vlaamse gemiddelde. Voor beide werkbaarheidsindicatoren is de situatie voor een groter aan-

deel van de werknemers uit de voedingsindustrie problematisch:

Voor 24,2% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van

welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit percentage is hoger

dan het Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 9,8% is ze acuut problematisch (‘ern- stige demotivatie’). Dit aandeel verschilt niet van het Vlaams gemiddelde.

Bij 26,2% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van

leermogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage is

hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 10,7% van de werknemers uit de-

ze sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’).

Dit percentage is hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

12

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

2.2. De risico-indicatoren voedingsindustrie 2013

De cijfers

Tabel 3: Risico-indicatoren voor de voedingsindustrie – werknemers (2013)

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Voeding 401 70,6 29,4 11,5

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² = 0,004; p = 0,951 chi² = 0,015; p = 0,903

Voeding 403 90,3 9,7 1,2

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² = 7,341; p = 0,007 chi² = 1,823; p = 0,177

Voeding 401 70,8 29,2 12,5

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² = 4,023; p = 0,045 chi² = 1,185; p = 0,276

Voeding 402 75,6 24,4 11,9

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² = 6,808; p = 0,009 chi² =19,949; p = 0,000

Voeding 402 82,6 17,4 5,7

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² = 2,539; p = 0,111 chi² = 0,106; p = 0,744

Voeding 399 78,7 21,3 7,3

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² =35,005; p = 0,000 chi² =13,804; p = 0,000

Werkbaar werk in sectoren 2013

13

Verschil voedingsindustrie en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren

2013

Figuur 4: Risico-indicatoren voor de voedingsindustrie – werknemers (2013)

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

29,4

11,5

9,7

1,2

29,2

24,4

12,5 11,9

17,4

5,7

21,3

7,3

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

Voeding problematisch Voeding acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor werkdruk en ondersteuning vanuit de directe leiding verschilt de voedingssector niet

significant van het Vlaamse gemiddelde.

Voor 26,4% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van de

werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’) en voor 11,5% is ze acuut problematisch (‘ex-

treem hoge werkdruk’)

Voor 17,4% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van

ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe lei- ding’) en voor 5,7% is ze acuut problematisch (‘negatieve relatie met de directe leiding’).

Voor de risico-indicatoren emotionele belasting, taakvariatie, autonomie en arbeidsom-

standigheden zien we wel significante verschillen met het Vlaamse gemiddelde. De voe-

dingssector laat voor taakvariatie, autonomie en arbeidsomstandigheden minder gunstige sco-

res zien. Voor emotionele belasting is het beeld omgekeerd.

Bij 9,7% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van emo-

tionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). De sectorscore ligt onge-

veer op de helft van het Vlaamse referentiecijfer van 20,0%. Het aandeel acuut proble-

matisch (‘extreem emotioneel belastend werk’) verschilt niet significant van het Vlaamse gemiddelde en ligt op 1,2%.

Bij 29,2 % van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van

taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Dit percentage ligt hoger dan het

Vlaamse referentiecijfer, dat op 23,7% ligt. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem

routinematig werk’) ligt op 12,5%. Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse gemiddel- de.

Bij 24,4% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van au-

tonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit percentage ligt hoger dan het

Vlaamse referentiecijfer van 19%. Bij 11,9% van de werknemers uit de voedingssector is

Werkbaar werk in sectoren 2013

14

er sprake van een acuut problematische situatie (‘extreem beperkte autonomie’). Dit

percentage ligt bijna dubbel zo hoog als het Vlaamse referentiecijfer van 6,4%. Bij 21,3% van de werknemers uit de voedingsindustrie is de situatie op het vlak van de

arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aan-

deel is hoger dan het Vlaamse referentiecijfer, dat op 12,9% ligt. Bij 7,3% van de werk-

nemers uit de voedingssector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘ex-

treem belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse

referentiecijfer van 4,5%.

2.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren voedingsindustrie

2004-2013

Figuur 5: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de voedings- industrie – werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

25%

29,5

24,2

26,2

20%

15% 12,8

10%

5%

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

Voeding 2004 Voeding 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor geen van de vier werkbaarheidsindicatoren is er in de voedingsindustrie sprake van een

significante evolutie in de periode 2004-2013.

In 2004 was het aandeel problematisch voor welbevinden en leermogelijkheden groter in de

voedingsindustrie dan in Vlaanderen. In 2013 blijft dit zo.

Werkbaar werk in sectoren 2013

15

2.4. Evolutie risico-indicatoren voedingsindustrie 2004-2013

Figuur 6: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de voedingsindustrie –

werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

25%

20%

29,4

29,2

33,7

24,4

17,4

21,3

15%

10%

9,7

5%

0%

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

voeding 2004 voeding 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Enkel voor autonomie is in de voedingsindustrie sprake van een significante evolutie in de

periode 2004-2013. Voor de andere vijf indicatoren bleef de situatie nagenoeg ongewijzigd.

Het aandeel autonomie problematisch daalde in de periode 2004-2013 van 33,7% naar

24,4%.

In 2004 was het aandeel problematisch voor taakvariatie, autonomie en belastende arbeids-

omstandigheden groter in de voedingsindustrie dan in Vlaanderen. Bij de risicofactor emotio-

nele belasting krijgen we het omgekeerde beeld. De voedingsindustrie scoort hier onder het

gemiddelde voor Vlaanderen. De situatie in 2013 is volledig analoog met deze van 2004.

Werkbaar werk in sectoren 2013

16

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

3. Sectorprofiel chemische industrie - werknemers

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 690 werknemers uit de chemische industrie. De

chemische industrie (nace 20-22) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ/RSZPPO

(2011) 2,6% van de Vlaamse tewerkstelling.

3.1. De werkbaarheidsindicatoren chemische industrie 2013

De cijfers

Tabel 4: Werkbaarheidsindicatoren voor de chemische industrie – werknemers

(2013)

niet problematisch acuut

problematisch problematisch

% % %

Chemie 678 70,1 29,9 10,9

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² = 0,034; p = 0,853 chi² = 1,262; p = 0,261

Chemie 678 78,2 21,8 9,0

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² =0,973; p = 0,324 chi² = 0,000; p = 0,991

Chemie 670 85,1 14,9 5,7

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² = 9,943; p = 0,002 chi² = 1,521; p = 0,218

Chemie 679 88,5 11,5 2,7

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² =0,263; p = 0,608 chi² = 0,007; p = 0,932

Werkbaar werk in sectoren 2013

17

Verschil chemische industrie en Vlaams gemiddelde werkbaarheids-

indicatoren 2013

Figuur 7: Werkbaarheidsindicatoren chemische industrie – werknemers (2013)

40%

35%

30%

29,9

25%

20%

15%

10%

5%

10,9

21,8

9,0

14,9

5,7

11,5

2,7

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

chemie problematisch chemie acuut problematisch Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid, welbevinden in het werk en werk-

privé-balans zijn er geen significante verschillen tussen de chemische industrie en het

Vlaamse gemiddelde:

Bij 29,9% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van

psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’). Het aandeel acuut problematisch (‘acute werkstress’) bedraagt 10,9%.

Voor 21,8% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van

welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’) en voor 9,0% is ze acuut

problematisch (‘ernstige demotivatie’). Bij 11,5% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van

werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Bij 2,7% van

de werknemers uit deze sector is er sprake van een acuut problematische situatie

(‘acuut werk-privé-conflict’).

Voor leermogelijkheden is er wel een significant verschil met het Vlaamse gemiddelde. Voor

deze werkbaarheidsindicator is de situatie voor een kleiner aandeel werknemers uit de chemi-

sche industrie problematisch.

Voor 14,9% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak

leermogelijkheden (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit aandeel ligt lager dan het

Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Voor 5,7% van de werknemers is ze acuut proble-

matisch (‘geen leermogelijkheden’). Dit aandeel verschilt niet significant van het Vlaam-

se gemiddelde.

Werkbaar werk in sectoren 2013

18

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

3.2. De risico-indicatoren chemische industrie 2013

De cijfers

Tabel 5: Risico-indicatoren voor de chemische industrie – werknemers (2013)

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Chemie 668 67,8 32,2 12,4

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² = 2,317; p = 0,128 chi² = 0,401; p = 0,527

Chemie 669 88,5 11,5 1,2

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² = 4,184; p = 0,041 chi² = 3,203; p = 0,074

Chemie 668 78,3 21,7 8,5

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² = 4,131; p = 0,042 chi² = 3,961; p = 0,047

Chemie 667 84,3 15,7 5,8

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² = 6,132; p = 0,013 chi² = 0,477; p = 0,490

Chemie 670 85,1 14,9 5,7

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² = 0,027; p = 0,869 chi² = 0,126; p = 0,723

Chemie 680 85,9 14,1 5,6

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² = 4,636; p = 0,031 chi² =6,684; p = 0,010

Werkbaar werk in sectoren 2013

19

Verschil chemische industrie en Vlaams gemiddelde risico-

indicatoren 2013

Figuur 8: Risico-indicatoren voor de chemische industrie – werknemers (2013)

35%

32,2

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

12,4

11,5

1,2

21,7

8,5

15,7 14,9 14,1

5,8 5,7 5,6

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

chemie problematisch chemie acuut problematisch Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor werkdruk en ondersteuning vanuit de directe leiding verschilt de chemische nijver-

heid niet significant van het Vlaamse gemiddelde:

Voor 32,2% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’) en voor 12,4% is ze acuut problematisch (‘ex- treem hoge werkdruk’).

Voor 14,9% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van

ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe lei- ding’) en voor 5,7% is ze acuut problematisch (‘negatieve relatie met directe leiding’).

Voor emotionele belasting, taakvariatie, autonomie en fysieke arbeidsomstandigheden

zien we wel een significant verschil met het Vlaamse gemiddelde. De chemische sector laat

voor emotionele belasting, taakvariatie en autonomie lagere scores optekenen, voor fysieke

arbeidsomstandigheden zien we het omgekeerde:

Voor 11,5% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van

emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel ligt lager

dan het Vlaamse referentiecijfer van 20,0%. Voor 1,2% is de situatie acuut problema-

tisch (‘extreem emotioneel belastend werk’). Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse gemiddelde.

Bij 21,7 % van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van

taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse

referentiecijfer van 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig

werk’) ligt op 8,5%. Ook dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 10,3%.

Bij 15,7 % van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van

autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt lager dan het

Werkbaar werk in sectoren 2013

20

Vlaamse referentiecijfer van 19,0%.Het aandeel acuut problematisch (‘extreem beperkte

autonomie’) ligt op 5,8%. Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse gemiddelde. Voor 14,1% van de werknemers uit de chemische industrie is de situatie op het vlak van

arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aan-

deel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 5,6% is ze acuut pro-

blematisch (‘extreem belastende arbeidsomstandigheden’). Ook dit aandeel ligt hoger

dan het Vlaamse referentiecijfer van 4,5%.

3.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren chemische industrie

2004-2013

Figuur 9: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de chemische

industrie – werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

29,9

25%

20%

15%

10%

21,8

20,5

14,9

11 11,5

5%

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

chemie 2004 chemie 2013 Vlaamse referentie 2013

Enkel voor leermogelijkheden is er binnen de chemische industrie sprake van een significante

evolutie in de periode 2004-2013. Het aandeel problematische leermogelijkheden in deze pe-

riode gedaald van 20,5% naar 14,9%.

In 2004 was er voor geen van de vier werkbaarheidsindicatoren een significant verschil met

het Vlaamse gemiddelde. In 2013 ligt het aandeel problematisch voor leermogelijkheden lager

dan het Vlaamse referentiecijfer.

Werkbaar werk in sectoren 2013

21

3.4. Evolutie risico-indicatoren chemische industrie 2004-

2013

Figuur 10: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de chemische indu-

strie – werknemers (2004-2013)

35%

30%

32,2

25%

20%

15%

10%

11,5

21,7

15,7 14,9

14,1

5%

0% WERKDRUK EMOTIONELE

BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING

LEIDING

ARBEIDS-

OMSTANDIGHEDEN

chemie 2004 chemie 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor geen van de zes risico-indicatoren is er sprake van een significante evolutie in de perio-

de 2004-2013.

In 2004 lag het aandeel problematisch voor autonomie lager in de chemische industrie dan in

Vlaanderen. In 2013 geldt dit voor emotionele belasting, taakvariatie en autonomie. Voor be-

lastende arbeidsomstandigheden is het beeld omgekeerd. In 2013 ligt het aandeel problema-

tisch voor de chemische sector hoger dan het Vlaamse referentiecijfer.

Werkbaar werk in sectoren 2013

22

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

4. Sectorprofiel metaalindustrie - werkne- mers

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 1174 werknemers uit de metaalindustrie. De

metaalindustrie (nace 24-30, 33) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ/RSZPPO

(2011) 7% van de Vlaamse tewerkstelling.

4.1. De werkbaarheidsindicatoren metaalindustrie 2013

De cijfers

Tabel 6: Werkbaarheidsindicatoren voor de metaalindustrie – werknemers

(2013)

niet problematisch acuut

problematisch problematisch

% % %

Metaal 1152 72,9 27,1 9,8

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² =3,570; p = 0,059 chi² = 0,027; p = 0,869

Metaal 1154 75,6 24,4 10,9

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² =11,213; p = 0,001 chi² = 5,013; p = 0,025

Metaal 1135 75,6 24,4 9,6

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² =16,102; p = 0,000 chi² =12,937; p = 0,000

Metaal 1152 91,1 8,9 2,4

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² = 4,958; p = 0,026 chi² = 0,119; p = 0,730

Werkbaar werk in sectoren 2013

23

Verschil metaalindustrie en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsindi-

catoren 2013

Figuur 11: Werkbaarheidsindicatoren metaalindustrie – werknemers (2013)

40%

35%

30%

25%

27,1

24,4 24,4

20%

15%

10%

9,8

10,9

9,6

8,9

5% 2,4

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

metaal problematisch metaal acuut problematisch Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid zijn er geen significante verschillen tus-

sen de metaalindustrie en het Vlaamse gemiddelde:

Voor 27,1% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van psy-

chische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 9,8% is ze acuut problema-

tisch (‘acute werkstress’).

Voor welbevinden in het werk, leermogelijkheden en werk-privé-balans zijn er wel signifi-

cante verschillen met het Vlaamse gemiddelde. Voor werk-privé-balans is de situatie voor een

kleiner aandeel werknemers uit de metaalindustrie problematisch, voor leermogelijkheden en

welbevinden in het werk is het aandeel problematisch in de metaalindustrie hoger:

Bij 24,4% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van welbe-

vinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt boven het

Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 10,9% is de situatie op het vlak van welbevin-

den in het werk acuut problematisch (‘ernstige demotivatie’). Ook dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 8,1%.

Bij 24,4% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van leer-

mogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage is ho- ger dan het Vlaamse referentiecijfer van 18%. Bij 9,6% van de werknemers uit deze sec-

tor is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.

Voor 8,9% van de werknemers uit de metaalindustrie is de werk-privé-balans problema-

tisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse re-

ferentiecijfer van 10,8%. Voor 2,4% is de situatie acuut problematisch (‘acuut werk-privé-

conflict’). Hier is geen significant verschil met het Vlaamse gemiddelde.

Werkbaar werk in sectoren 2013

24

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

4.2. De risico-indicatoren metaalindustrie 2013

De cijfers

Tabel 7: Risico-indicatoren voor de metaalindustrie – werknemers (2013))

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Metaal 1134 69,7 30,3 12,0

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² = 0,324; p = 0,569 chi² = 0,122; p = 0,726

Metaal 1134 90,5 9,5 1,1

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² =20,325; p = 0,000 chi² = 5,661; p = 0,017

Metaal 1136 74,2 25,8 13,3

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² = 0,368; p = 0,544 chi² =6,847; p = 0,009

Metaal 1131 76,4 23,6 10,1

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² =12,377; p = 0,000 chi² =21,997; p = 0,000

Metaal 1135 82,6 17,4 7,2

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² = 6,603; p = 0,010 chi² = 7,203; p = 0,007

Metaal 1160 77,5 22,5 9,1

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² =90,826; p = 0,000 chi² =59,056; p = 0,000

Werkbaar werk in sectoren 2013

25

Verschil metaalindustrie en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren

2013

Figuur 12: Risico-indicatoren voor de metaalindustrie – werknemers (2013)

35%

30%

25%

20%

30,3

25,8

23,6

17,4

22,5

15%

10%

12,0

9,5

13,3

10,1

7,2

9,1

5%

1,1

0% WERKDRUK EMOTIONELE

BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

metaal problematisch metaal acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor werkdruk verschilt de metaalindustrie niet significant van het Vlaamse gemiddelde:

Voor 30,3% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van

werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Het aandeel acuut problematisch (‘extreem

hoge werkdruk’) ligt op 12,0%.

Voor emotionele belasting, taakvariatie, autonomie, ondersteuning leiding en arbeids-

omstandigheden zien we wel een significant verschil met het Vlaams gemiddelde. Met uit-

zondering van de emotionele belasting ligt het aandeel van de metaalsector telkens hoger dan

het Vlaamse gemiddelde:

Bij 9,5% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van emotio-

nele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel is lager dan het

Vlaamse referentiecijfer van 20%. Voor 1,1% is de situatie acuut problematisch (‘ex-

treem emotioneel belastend werk’). Ook dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referen- tiecijfer van 4,0%.

Voor 25,8 % van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van

taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Dit percentage verschilt niet van het

Vlaamse gemiddelde. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op 13,3%. Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 10,3%.

Bij 23,6 % van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van auto-

nomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse

referentiecijfer van 19%.. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem beperkte autono-

mie’) ligt op 10,1%. Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,4%. Bij 17,4% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van onder-

steuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe leiding’). Dit

aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 14,4%. Voor 7,2% is ze acuut

problematisch (‘negatieve relatie met directe leiding’). Ook dit aandeel ligt hoger dan het

Vlaamse referentiecijfer van 5,3%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

26

Bij 22,5% van de werknemers uit de metaalindustrie is de situatie op het vlak van ar-

beidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aandeel

ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 9,1% is de situatie acuut pro-

blematisch (‘extreem belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aandeel ligt hoger dan

het Vlaamse referentiecijfer van 4,5%.

4.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren metaalindustrie

2004-2013

Figuur 13: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de metaalin- dustrie – werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

25%

27,1

24,4 24,4

20%

15%

10% 8,9

5%

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

metaal 2004 metaal 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor geen van de vier werkbaarheidsindicatoren is in de metaalindustrie er sprake van een

significante evolutie in de periode 2004-2013.

In 2004 verschilde het aandeel problematisch voor de vier werkbaarheidsindicatoren signifi-

cant van het Vlaamse gemiddelde. De sector heeft een lagere score voor psychische ver-

moeidheid en voor werk-privé-balans. Voor welbevinden in het werk en voor leermogelijkhe-

den ligt het aandeel problematisch in de sector hoger dan het Vlaams gemiddelde. Voor 2013

krijgen we met uitzondering psychische vermoeidheid hetzelfde beeld. In 2013 verschilt de

sector niet meer significant van het Vlaamse gemiddelde voor psychische vermoeidheid.

Werkbaar werk in sectoren 2013

27

4.4. Evolutie risico-indicatoren metaalindustrie 2004-2013

Figuur 14: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de metaalindustrie –

werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

25%

20%

30,3

25,8

27,6

23,6

17,4

22,5

19

15%

10%

9,5

5%

0%

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING

LEIDING

ARBEIDS-

OMSTANDIGHEDEN

Metaal 2004 Metaal 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor twee van de zes risico-indicatoren is er in de metaalindustrie sprake van een significante

evolutie in de periode 2004-2013. Het aandeel problematisch voor autonomie daalt van 27,5%

naar 23,6%. Het aandeel problematisch voor belastende arbeidsomstandigheden stijgt van

19% naar 22,9%.

In 2004 lag aandeel problematisch voor emotionele belasting lager in de metaalindustrie dan

in Vlaanderen. Voor autonomie en belastende arbeidsomstandigheden was het aandeel pro-

blematisch in de metaalsector hoger dan het Vlaamse gemiddelde. In 2013 krijgen we hetzelf-

de beeld. In 2013 is er bijkomend een verschil voor ondersteuning leiding. Het aandeel van de

chemische sector ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer.

Werkbaar werk in sectoren 2013

28

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

5. Sectorprofiel bouwsector - werknemers

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 781 werknemers uit de bouwsector. De bouw-

sector (nace 41-43) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ/RSZPPO (2011) 5,8%

van de Vlaamse tewerkstelling.

5.1. De werkbaarheidsindicatoren bouwsector 2013

De cijfers

Tabel 8: Werkbaarheidsindicatoren voor de bouwsector – werknemers (2013)

niet problematisch

acuut

problematisch problematisch

% % %

Bouw 761 73,3 26,7 7,0

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² =3,326; p = 0,068 chi² = 6,719; p = 0,010

Bouw 765 81,6 18,4 9,0

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² = 1,823; p = 0,177 chi² = 0,000; p = 0,992

Bouw 750 85,1 14,9 4,3

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² =11,003; p = 0,001 chi² = 8,246; p = 0,004

Bouw 761 91,3 8,7 2,6

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² = 4,055; p = 0,044 chi² = 0,003; p = 0,959

Werkbaar werk in sectoren 2013

29

Verschil bouwsector en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsindicato-

ren 2013

Figuur 15: Werkbaarheidsindicatoren bouwsector – werknemers (2013)

40%

35%

30%

25%

26,7

20%

15%

10%

5%

7,0

18,4

9,0

14,9

4,3

8,7

2,6

0%

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

bouw problematisch bouw acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor de indicator welbevinden in het werk is er geen significant verschil tussen de bouwsec-

tor en het Vlaamse gemiddelde:

Voor 18,4% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van welbe-

vinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’) en voor 9% is ze acuut proble-

matisch (‘ernstige demotivatie’).

Voor psychische vermoeidheid, leermogelijkheden en werk-privé-balans stellen we wel

significante verschillen vast met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in de bouwsector is voor

een kleiner aandeel van de werknemers problematisch:

Voor 26,7% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van psychi-

sche vermoeidheid problematisch (‘werkstress’). Dit verschilt niet van het Vlaamse ge-

middelde. Voor 7,0% van de werknemers is de situatie acuut problematisch (‘acute werkstress’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 9,6%.

Bij 14,9% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van leermoge-

lijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ligt onder het

Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 4,3% van de werknemers uit deze sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). Ook dit aan- deel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.

Voor 8,7% van de werknemers uit de bouwsector is de werk-privé-balans problematisch

(‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit aandeel ligt onder het Vlaamse referentie-

cijfer van 10,8%.Voor 2,6% is de werk-privé-balans acuut problematisch (‘acuut werk-

privé-conflict’). Hier is geen verschil met het Vlaamse gemiddelde

Werkbaar werk in sectoren 2013

30

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

5.2. De risico-indicatoren bouwsector 2013

De cijfers

Tabel 9: Risico-indicatoren voor de bouwsector – werknemers (2013)

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Bouw 751 72,7 27,3 11,2

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² = 1,933; p = 0,164 chi² = 0,172; p = 0,678

Bouw 748 92,5 7,5 1,5

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² =28,549; p = 0,000 chi² = 1,862; p = 0,172

Bouw 751 82,2 17,8 6,3

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² =21,634; p = 0,000 chi² =17,272; p = 0,000

Bouw 748 78,1 21,9 8,7

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² = 3,117; p = 0,077 chi² = 6,019; p = 0,014

Bouw 748 86,1 13,9 5,9

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² = 0,401; p = 0,527 chi² = 0,399; p = 0,528

Bouw 768 69,3 30,7 12,6

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² =183,761; p = 0,000 chi² =102,638; p = 0,000

Werkbaar werk in sectoren 2013

31

Verschil bouwsector en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren 2013

Figuur 16: Risico-indicatoren voor de bouwsector – werknemers (2013)

35%

30%

27,3

30,7

25%

20%

15%

10%

5%

0%

11,2

7,5

1,5

17,8

6,3

21,9

8,7

13,9

5,9

12,6

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

bouw problematisch bouw acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor werkdruk en ondersteuning vanuit de directe leiding verschilt de bouwsector niet

significant van het Vlaamse gemiddelde:

Voor 27,3% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van werk- druk problematisch (‘hoge werkdruk’) en voor 11,2% is ze acuut problematisch (‘extreem

hoge werkdruk’).

Voor 13,9% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van onder-

steuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe leiding’) en voor 5,9% is ze acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’).

Voor de risico-indicatoren emotionele belasting, taakvariatie, autonomie en arbeidsom-

standigheden zien we wel significante verschillen met het Vlaamse gemiddelde. De bouwsec-

tor laat voor emotionele belasting en taakvariatie gunstiger scores zien. Voor autonomie en

belastende arbeidsomstandigheden is het beeld omgekeerd:

Bij 7,5% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van emotionele

belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt

meer dan dubbel zo hoog, namelijk op 18,1%. Het aandeel acuut problematisch (‘ex-

treem emotioneel belastend werk’) ligt op 1,5%. Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse referentiecijfer.

Bij 17,8% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van taakvaria-

tie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt hoger, namelijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op 6,3%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt bijna dubbel zo hoog, namelijk op 10,3%.

Voor 21,9% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van auto-

nomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse

referentiecijfer van 19,0%. Voor 8,7% is de situatie acuut problematisch (‘extreem be-

perkte autonomie’). Ook dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van

6,4%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

32

Bij 30,7% van de werknemers uit de bouwsector is de situatie op het vlak van de ar-

beidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit is meer

dan twee keer zo hoog als het Vlaamse referentiecijfer, dat op 12,9% ligt. Bij 12,6% van

de werknemers uit de bouwsector is er sprake van een acuut problematische situatie

(‘extreem belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aandeel is bijna drie keer de Vlaam-

se referentie met een aandeel van 4,5%.

5.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren bouwsector 2004-

2013

Figuur 17: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de bouwsector

– werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

25%

26,7

20%

15%

10%

18,4

20,5

14,9

12,2

8,7

5%

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

Bouw 2004 Bouw 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor twee van de vier indicatoren (leermogelijkheden en werk-privébalans) is in de bouwsec-

tor sprake van een significante evolutie in de periode 2004-2013. Het aandeel leermogelijkhe-

den problematisch daalde van 20,5% naar 14,9%. Het aandeel werk-privé-balans problema-

tisch daalde van 12,2% naar 8,7%. Voor psychische vermoeidheid en welbevinden bleef het

aandeel problematisch ongeveer gelijk.

In 2004 was het aandeel problematisch enkel voor leermogelijkheden significant verschillend

van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch lag voor deze werkbaarheidsindica-

tor lager dan het Vlaamse gemiddelde. Dit is ook zo voor 2013. In 2013 ligt ook het aandeel

werk-privébalans problematisch onder het Vlaamse gemiddelde.

Werkbaar werk in sectoren 2013

33

5.4. Evolutie risico-indicatoren bouwsector 2004-2013

Figuur 18: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de bouwsector – werk-

nemers (2004-2013)

40%

35%

30%

25%

20%

15%

34,6

27,3

17,8

27,2

21,9

13,9

30,7

10%

7,5

5%

0%

WERKDRUK EMOTIONELE

BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING

LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

Bouw 2004 Bouw 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Enkel voor werkdruk en autonomie is er in de bouwsector sprake van een significante evolutie

in de periode 2004-2013. Het aandeel problematisch voor werkdruk daalt van 34,6% naar

27,3%. Voor autonomie is er een daling van 27,2% naar 21,9%.

In 2004 lag aandeel problematisch voor emotionele belasting en taakvariatie lager in de bouw-

sector dan in Vlaanderen. Voor autonomie en belastende arbeidsomstandigheden was het

aandeel problematisch in de bouwsector hoger dan het Vlaamse gemiddelde. In 2013 krijgen

we hetzelfde beeld met uitzondering van autonomie waar het aandeel problematisch niet meer

verschilt van het Vlaamse gemiddelde.

Werkbaar werk in sectoren 2013

34

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

6. Sectorprofiel groot- en kleinhandel - werknemers

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 1026 werknemers uit de groot- en kleinhandel.

De groot- en kleinhandel (nace 45-47,95) vertegenwoordigt volgens de gegevens van

RSZ/RSZPPO (2011) 13,3% van de Vlaamse tewerkstelling.

6.1. De werkbaarheidsindicatoren groot- en kleinhandel 2013

De cijfers

Tabel 10: Werkbaarheidsindicatoren voor de groot- en kleinhandel – werkne-

mers (2013)

niet problematisch acuut

problematisch problematisch

% % %

Handel 1184 71,7 28,3 8,6

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² =1,000; p = 0,317 chi² = 1,497; p = 0,221

Handel 1185 81,0 19,0 7,8

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² = 1,355; p = 0,244 chi² = 2,279; p = 0,131

Handel 1166 74,4 25,6 8,9

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² =25,852; p = 0,000 chi² = 7,620; p = 0,006

Handel 1183 89,7 10,3 2,7

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² = 0,401; p = 0,527 chi² = 0,048; p = 0,827

Werkbaar werk in sectoren 2013

35

Verschil groot- en kleinhandel en Vlaams gemiddelde werkbaar-

heidsindicatoren 2013

Figuur 19: Werkbaarheidsindicatoren groot- en kleinhandel – werknemers (2013)

40%

35%

30%

25%

20%

28,3

19,0

25,6

15%

10%

8,6 7,8 8,9

10,3

5% 2,7

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

handel problematisch handel acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid, welbevinden in het werk en werk-

privé-balans zijn er geen significante verschillen tussen de groot- en kleinhandel en het

Vlaamse gemiddelde:

Voor 28,3% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak

van psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 8,6% van de werk- nemers is de situatie acuut problematisch (‘acute werkstress’).

Voor 19,0% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak

van welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’) en voor 7,8% is ze

acuut problematisch (‘ernstige demotivatie’). Voor 10,3% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de werk-privé-balans

problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Voor 2,7% is de situatie acuut

problematisch

Voor leermogelijkheden stellen we wel een significant verschil vast met het Vlaamse gemid-

delde. De situatie in de groot- en kleinhandel is voor een groter aandeel van de werknemers

problematisch:

Bij 25,6% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak van

leermogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ligt

boven het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 8,9% van de werknemers uit deze

sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). De

sectorscore ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

36

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

6.2. De risico-indicatoren groot- en kleinhandel 2013

De cijfers

Tabel 11: Risico-indicatoren voor de groot- en kleinhandel – werknemers (2013))

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Handel 1170 72,3 27,7 10,3

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² = 1,949; p = 0,163 chi² = 2,254; p = 0,133

Handel 1167 86,2 13,8 2,1

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² = 0,157; p = 0,692 chi² = 0,015; p = 0,903

Handel 1167 69,5 30,5 12,7

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² =18,241; p = 0,000 chi² = 3,977; p = 0,046

Handel 1166 77,3 22,7 8,4

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² = 7,973; p = 0,005 chi² = 6,708; p = 0,010

Handel 1168 86,6 13,4 4,9

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² =1,486; p = 0,233 chi² = 0,548; p = 0,459

Handel 1179 89,3 10,7 3,5

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² = 0,404; p = 0,525 chi² = 0,043; p = 0,836

Werkbaar werk in sectoren 2013

37

Verschil groot- en kleinhandel en Vlaams gemiddelde risico-

indicatoren 2013

Figuur 20: Risico-indicatoren voor de groot- en kleinhandel – werknemers (2013)

35%

30%

27,7

30,5

25%

22,7

20%

15%

10%

5%

0%

10,3

13,8

2,1

12,7

8,4

13,4

4,9

10,7

3,5

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

handel problematisch handel acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor werkdruk, emotionele belasting, ondersteuning leiding en arbeidsomstandigheden

verschilt de groot- en kleinhandel niet significant van het Vlaamse gemiddelde:

Voor 27,7% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak

van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Voor 10,3% is de situatie acuut proble- matisch (‘extreem hoge werkdruk’).

Voor 13,8% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak

van emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’) en voor 2,1% is

ze acuut problematisch (‘extreem emotioneel belastend werk’).

Voor 13,4% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak

van ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe

leiding’) en voor 4,9% is ze acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’).

Voor 10,7% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak

van de arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’) en

voor 3,5% is de situatie acuut problematisch (‘extreem belastende arbeidsomstandighe-

den’).

Voor de risico-indicator taakvariatie en autonomie zien we wel significante verschillen met

het Vlaamse gemiddelde. De groot- en kleinhandel laat voor taakvariatie en autonomie minder

gunstige scores zien.

Bij 30,5% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak van

taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op 12,7%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 10,3%.

Voor 22,7% van de werknemers uit de groot- en kleinhandel is de situatie op het vlak

van autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit ligt hoger dan het Vlaamse

Werkbaar werk in sectoren 2013

38

referentiecijfer dat op 19% ligt. Voor 8,4% is ze acuut problematisch (‘extreem beperkte

autonomie’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,4%.

6.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren groot- en kleinhandel

2004-2013

Figuur 21: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de groot- en kleinhandel – werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

25%

20%

28,3

19,0

30,8

25,6

15%

10%

10,3

5%

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

handel 2004 handel 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor leermogelijkheden is er voor de klein- en groothandel sprake van een significant verschil

tussen 2004 en 2013. Het aandeel leermogelijkheden problematisch evolueerde in die periode

van 30,8% naar 25,6%.

In 2004 was enkel het aandeel problematisch voor leermogelijkheden significant verschillend

van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch lag voor deze werkbaarheidsindica-

tor hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Voor 2013 is de conclusie analoog.

Werkbaar werk in sectoren 2013

39

6.4. Evolutie risico-indicatoren groot- en kleinhandel 2004-

2013

Figuur 22: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de groot- en kleinhan-

del – werknemers (2004-2013)

35%

30%

25%

27,7

30,5

22,7

20%

15%

10%

13,8

13,4

10,7

5%

0% WERKDRUK EMOTIONELE

BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING

LEIDING

ARBEIDS-

OMSTANDIGHEDEN

handel 2004 handel 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor geen van de zes risico-indicatoren zien we een significante evolutie in de periode 2004-

2013.

In 2004 was het aandeel problematisch voor werkdruk en taakvariatie voor de sector verschil-

lend van dat van Vlaanderen. De sector heeft een lager aandeel voor problematische werk-

druk en een hoger aandeel voor taakvariatie problematisch. Voor 2013 is er een verschil voor

taakvariatie en autonomie.

Werkbaar werk in sectoren 2013

40

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

7. Sectorprofiel horeca - loontrekkenden

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 234 werknemers uit de horeca. De horeca (nace

55-56) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ/RSZPPO (2011) 2,7% van de Vlaam-

se tewerkstelling.

7.1. De werkbaarheidsindicatoren horeca 2013

De cijfers

Tabel 12: Werkbaarheidsindicatoren voor de horeca – werknemers (2013)

niet problematisch

acuut

problematisch problematisch

% % %

Horeca 230 72,2 27,8 7,8

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² = 0,399; p = 0,528 chi² = 0,996; p = 0,318

Horeca 228 78,9 21,1 7,5

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² = 0,079; p = 0,779 chi² = 0,753; p = 0,386

Horeca 225 71,1 28,9 13,8

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² =13,349; p = 0,000 chi² =17,709; p = 0,000

Horeca 230 84,8 15,2 6,1

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² = 4,849; p = 0,028 chi² =10,688; p = 0,001

Werkbaar werk in sectoren 2013

41

Verschil horeca en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsindicatoren

2013

Figuur 23: Werkbaarheidsindicatoren horeca – werknemers (2013)

40%

35%

30%

27,8

28,9

25%

20%

15%

21,1

13,8

15,2

10%

5%

7,8 7,5

6,1

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

horeca problematisch horeca acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid en welbevinden in het werk zijn er geen

significante verschillen tussen de horeca en het Vlaamse gemiddelde:

Voor 27,8% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 7,8% van de werknemers is de situa- tie acuut problematisch (‘acute werkstress’).

Voor 21,1% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’) en voor 7,5% is ze acuut problematisch (‘ernstige demotivatie’).

Voor leermogelijkheden en werk-privé-balans stellen we wel significante verschillen vast

met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in de horeca is voor een groter aandeel van de

werknemers problematisch.

Bij 28,9% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van leermogelijk- heden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 13,8% van de werknemers uit deze sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). De sectorsco- re ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.

Voor 15,2% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van werk-privé- balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit aandeel ligt hoger dan het referentiecijfer voor Vlaanderen van 10,8%. Voor 6,1% is de situatie acuut pro- blematisch (‘acuut werk-privé-conflict’). Dit aandeel ligt boven het Vlaamse referentiecij- fer van 2,7%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

42

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

7.2. De risico-indicatoren horeca 2013

De cijfers

Tabel 13: Risico-indicatoren voor de horeca – werknemers (2013)

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Horeca 228 72,8 27,2 13,6

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² = 0,686; p = 0,407 chi² = 0,924; p = 0,336

Horeca 227 91,2 8,8 1,8

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² = 5,957; p = 0,015 chi² = 0,220; p = 0,639

Horeca 227 67,8 32,2 18,9

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² = 6,815; p = 0,009 chi² =16,358; p = 0,000

Horeca 226 78,3 21,7 6,2

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² = 0,826; p = 0,363 chi² = 0,035; p = 0,851

Horeca 226 88,9 11,1 3,1

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² = 2,668; p = 0,102 chi² = 2,528; p = 0,112

Horeca 225 82,2 17,8 4,9

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² = 9,369; p = 0,002 chi² = 1,131; p = 0,288

Werkbaar werk in sectoren 2013

43

Verschil horeca en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren 2013

Figuur 24: Risico-indicatoren voor de horeca – werknemers (2013)

35%

30%

27,2

32,2

25%

20%

18,9

21,7

17,8

15%

10%

5%

0%

13,6

8,8

1,8

6,2

11,1

3,1

4,9

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

horeca problematisch horeca acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor werkdruk, autonomie en ondersteuning vanuit de directe leiding verschilt de horeca

niet significant van het Vlaamse gemiddelde.

Voor 27,2% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’) en voor 13,6% is ze acuut problematisch (‘extreem ho- ge werkdruk’).

Voor 21,7% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Voor 6,2% is de situatie acuut problematisch (‘extreem beperkte autonomie’).

Voor 11,1% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van ondersteu- ning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe leiding’). Voor 3,1% is de situatie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’).

Voor de risico-indicatoren emotionele belasting, taakvariatie en belastende arbeidsom-

standigheden zien we wel significante verschillen met het Vlaamse gemiddelde. De horeca

laat met uitzondering van emotionele belasting minder gunstiger scores zien

Voor 8,8% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 20%. Voor 1,8% is de situatie acuut problematisch (‘ex- treem emotioneel belastend werk’). Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse gemid- delde.

Bij 32,2% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op 18,9%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 10,3%.

Voor 17,8% van de werknemers uit de horeca is de situatie op het vlak van de arbeids- omstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aandeel ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 4,9% is de situatie acuut problema-

Werkbaar werk in sectoren 2013

44

tisch (‘extreem belastende arbeidsomstandigheden’). Hier is geen significant verschil met het Vlaamse gemiddelde.

7.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren horeca 2004-2013

Figuur 25: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de horeca –

werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

25%

27,8

28,9

20%

21,1

15%

10%

15,2

5%

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

horeca 2004 horeca 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor geen van de vier indicatoren is er sprake van een significant verschil tussen 2004 en

2013.

In 2004 was enkel het aandeel problematisch voor leermogelijkheden en voor werk-privé-

balans significant verschillend van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch lag in

de horeca voor deze werkbaarheidsindicatoren hoger dan het Vlaamse gemiddelde. In 2013

krijgen we hetzelfde beeld.

Werkbaar werk in sectoren 2013

45

7.4. Evolutie risico-indicatoren horeca 2004-2013

Figuur 26: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de horeca – werkne-

mers (2004-2013)

40%

35%

30%

25%

20%

27,2

32,2

21,7

17,8

15%

10%

8,8

11,1

5%

0%

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

horeca 2004 horeca 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor geen van de zes risico-indicatoren zien we een significant evolutie in de periode 2004-

2013.

In 2004 was het aandeel problematisch voor taakvariatie en autonomie voor de sector ver-

schillend van dat van Vlaanderen. De sector heeft een hoger aandeel problematisch voor bei-

de indicatoren. Voor 2013 is er een verschil voor emotionele belasting, taakvariatie en belas-

tende arbeidsomstandigheden. Voor emotionele belasting scoort de sector lager dan het

Vlaamse gemiddelde, voor taakvariatie en belastende arbeidsomstandigheden ligt het aandeel

problematisch dan weer hoger dan het Vlaamse referentiecijfer.

Werkbaar werk in sectoren 2013

46

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

8. Sectorprofiel transportsector - werkne- mers

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 522 werknemers uit de transportsector. De

transportsector (nace 49-52) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ/RSZPPO

(2011) 5,1% van de Vlaamse tewerkstelling.

8.1. De werkbaarheidsindicatoren transportsector 2013

De cijfers

Tabel 14: Werkbaarheidsindicatoren voor de transportsector – werknemers

(2013)

niet problematisch acuut

problematisch problematisch

% % %

Transport 510 67,8 32,2 11,6

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² = 1,684; p = 0,194 chi² = 2,245; p = 0,134

Transport 511 76,9 23,1 10,8

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² = 2,555; p = 0,110 chi² = 2,047; p = 0,153

Transport 503 69,8 30,2 10,5

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² =36,970; p = 0,000 chi² =11,163; p = 0,001

Transport 506 84,6 15,4 6,1

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² =11,079; p = 0,001 chi² =21,292; p = 0,000

Werkbaar werk in sectoren 2013

47

Verschil transportsector en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsindi-

catoren 2013

Figuur 27: Werkbaarheidsindicatoren transportsector – werknemers (2013)

40%

35%

30%

32,2

30,2

25% 23,1

20%

15%

10%

5%

11,6 10,8 10,5

15,4

6,1

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

transport problematisch transport acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor de indicatorscore psychische vermoeidheid en welbevinden in het werk is er geen

significant verschil tussen de transportsector en het Vlaamse gemiddelde:

Voor 32,2% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van psy-

chische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 11,6% van de werknemers is

de situatie acuut problematisch (‘acute werkstress’). Voor 23,1% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van wel-

bevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’) en voor 10,8% is de situatie acuut problematisch (‘ernstige demotivatie’).

Voor leermogelijkheden en werk-privé-balans stellen we wel significante verschillen vast

met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in de transportsector is voor een groter aandeel van

de werknemers problematisch:

Bij 30,2% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van leer-

mogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ligt bo-

ven het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 10,5% van de werknemers uit deze sec-

tor is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). De sectorscore ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.

Voor 15,4% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van

werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit aandeel

ligt de sector boven het Vlaamse referentiecijfer van 10,8%. Voor 6,1% is de situatie

acuut problematisch (‘acuut werk-privé-conflict’). Dit aandeel verschilt van het Vlaamse

referentiecijfer dat op 2,7% ligt.

Werkbaar werk in sectoren 2013

48

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

8.2. De risico-indicatoren transportsector 2013

De cijfers

Tabel 15: Risico-indicatoren voor de transportsector – werknemers (2013))

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Transport 504 73,0 27,0 10,5

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² = 1,734; p = 0,188 chi² = 0,693; p = 0,405

Transport 502 88,2 11,8 2,2

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² = 2,657; p = 0,103 chi² = 0,000; p = 0,993

Transport 504 64,3 35,7 15,7

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² =32,050; p = 0,000 chi² =12,658; p = 0,000

Transport 503 71,8 28,2 10,7

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² =25,946; p = 0,000 chi² =15,146; p = 0,000

Transport 503 82,1 17,9 8,0

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² = 4,323; p = 0,038 chi² = 6,782; p = 0,009

Transport 518 77,4 22,6 10,0

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² = 53,653; p = 0,000 chi² =45,837; p = 0,000

Werkbaar werk in sectoren 2013

49

Verschil transportsector en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren

2013

Figuur 28: Risico-indicatoren voor de transportsector – werknemers (2013)

40%

35%

30% 27

25%

35,7

28,2

22,6

20%

15%

10%

5%

0%

10,5

11,8

2,2

15,7

10,7

17,9

8,0

10,0

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

transport problematisch transport acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor werkdruk en emotionele belasting verschilt de transportsector niet significant van het

Vlaamse gemiddelde:

Voor 27,0% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van

werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’) en voor 10,5% is ze acuut problematisch (‘ex- treem hoge werkdruk’).

Voor 11,8% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van emo-

tionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Voor 2,2% is de situatie acuut problematisch (‘extreem emotioneel belastend werk’).

Voor de risico-indicatoren taakvariatie, autonomie, relatie directe leiding en belastende

arbeidsomstandigheden zien we wel significante verschillen met het Vlaamse gemiddelde.

De transportsector laat telkens minder gunstige scores zien:

Bij 35,7% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van taakva-

riatie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op 15,7%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 10,3%.

Voor 28,2% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van au-

tonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt hoger dan het

Vlaamse referentiecijfer van 19,0%. Voor 10,7% is de situatie acuut problematisch (‘ex-

treem beperkte autonomie’). Ook dit aandeel is hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,4%.

Voor 17,9% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van on-

dersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe leiding’).

Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 14,4%. Voor 8,0% is de situa-

tie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 5,3%.

Voor 22,6% van de werknemers uit de transportsector is de situatie op het vlak van de

arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aan-

Werkbaar werk in sectoren 2013

50

deel ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 10,0% is de situatie acuut problematisch (‘extreem belastende arbeidsomstandigheden’). Ook dit aandeel ligt hoger

dan het Vlaamse referentiecijfer van 4,5%.

8.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren transportsector

2004-2013

Figuur 29: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de transport- sector – werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

32,2

30,2

25%

23,1

20%

15%

15,4

10%

5%

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

transport 2004 transport 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor geen van de vier werkbaarheidsindicatoren is er sprake van een significante verschil tus-

sen 2004 en 2013.

In 2004 was enkel het aandeel problematisch voor leermogelijkheden en voor werk-privé-

balans significant verschillend van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch lag

voor deze werkbaarheidsindicatoren hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Voor 2013 is dit ook

zo.

Werkbaar werk in sectoren 2013

51

8.4. Evolutie risico-indicatoren transportsector 2004-2013

Figuur 30: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de transportsector –

werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

25%

33,5

27

29,3

35,7

28,2

22,6

20%

15%

10%

11,8

17,9

5%

0%

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

transport 2004 transport 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor werkdruk en taakvariatie is er sprake van een significante evolutie voor de periode 2004-

2013. Het aandeel problematisch is voor werkdruk afgenomen van 33,5% naar 27%. Voor

taakvariatie is het aandeel problematisch toegenomen van 29,3% naar 35,7%.

In 2004 was het aandeel problematisch voor emotionele belasting, taakvariatie, autonomie,

ondersteuning leiding en arbeidsomstandigheden voor de sector verschillend van dat van

Vlaanderen. De sector heeft met uitzondering van emotionele belasting een hoger aandeel

problematische voor deze indicatoren. Voor 2013 ligt enkel voor taakvariatie, autonomie, rela-

tie leiding en arbeidsomstandigheden het aandeel problematisch in de transportsector hoger.

Voor emotionele belasting is er geen verschil meer met het Vlaams gemiddelde.

Werkbaar werk in sectoren 2013

52

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

9. Sectorprofiel post- en telecommunicatie- sector - werknemers

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 259 werknemers uit de post- en telecommunica-

tiesector. De post- en telecommunicatiesector (nace 53,61) vertegenwoordigt volgens de ge-

gevens van RSZ/RSZPPO (2011) 1,6% van de Vlaamse tewerkstelling.

9.1. De werkbaarheidsindicatoren post- en telecommunica-

tiesector 2013

De cijfers

Tabel 16: Werkbaarheidsindicatoren voor de post- en telecommunicatiesector – werknemers (2013)

niet problematisch

acuut

problematisch problematisch

% % %

Post en telecommunicatie 253 70,8 29,2 10,3

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² = 0,019; p = 0,890 chi² = 0,121; p = 0,728

Post en telecommunicatie 251 72,5 27,5 12,7

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² = 8,660; p = 0,003 chi² = 4,673; p = 0,031

Post en telecommunicatie 248 78,2 21,8 8,1

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² = 0,820; p = 0,365 chi² = 0,654; p = 0,419

Post en telecommunicatie 254 89,4 10,6 2,0

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² = 0,019; p = 0,889 chi² = 0,437; p = 0,508

Werkbaar werk in sectoren 2013

53

Verschil post- en telecommunicatiesector en Vlaams gemiddelde

werkbaarheidsindicatoren 2013

Figuur 31: Werkbaarheidsindicatoren post- en telecommunicatiesector – werk-

nemers (2013)

40%

35%

30%

29,2

27,5

25%

20%

21,8

15%

10%

5%

0%

10,3

12,7

8,1

10,6

2,0

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

post- en telecom problematisch post- en telecom acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid, leermogelijkheden en werk-privé-

balans zijn er geen significante verschillen tussen de post- en telecommunicatiesector en het

Vlaamse gemiddelde:

Voor 29,2% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op

het vlak van psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’). Voor 10,3% van de

werknemers is de situatie acuut problematisch (‘acute werkstress’). Bij 21,8% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op

het vlak van leermogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Voor

8,1% is de situatie acuut problematisch (‘geen leermogelijkheden’). Voor 10,6% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op

het vlak van werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’).

Voor 2,0% is de situatie acuut problematisch (‘acuut werk-privé-conflict’).

Voor welbevinden in het werk stellen we wel significante verschillen vast met het Vlaamse

gemiddelde. De situatie in de post- en telecommunicatiesector is voor een groter aandeel van

de werknemers problematisch:

Bij 27,5% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op

het vlak van welbevinden problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt hoger

dan het Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 12,7% is de situatie acuut problemati-

sche situatie (‘ernstige demotivatie’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentie-

cijfer 8,1%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

54

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

9.2. De risico-indicatoren post- en telecommunicatiesector

2013

De cijfers

Tabel 17: Risico-indicatoren voor de post- en telecommunicatiesector – werk-

nemers (2013))

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Post en telecommunicatie 252 61,9 38,1 13,9

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² = 9,656; p = 0,002 chi² = 1,346; p = 0,246

Post en telecommunicatie 251 86,9 13,1 2,8

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² = 0,257; p = 0,612 chi² = 0,436; p = 0,509

Post en telecommunicatie 251 64,9 35,1 15,9

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² =14,682; p = 0,000 chi² = 7,297; p = 0,007

Post en telecommunicatie 250 76,0 24,0 11,6

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² = 3,703; p = 0,054 chi² =11,345; p = 0,001

Post en telecommunicatie 251 82,5 17,5 6,0

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² = 1,765; p = 0,134 chi² = 0,201; p = 0,654

Post en telecommunicatie 255 87,1 12,9 4,3

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² = 0,683; p = 0,409 chi² = 0,396; p = 0,529

Werkbaar werk in sectoren 2013

55

Verschil post- en telecommunicatiesector en Vlaams gemiddelde ri-

sico-indicatoren 2013

Figuur 32: Risico-indicatoren voor de post- en telecommunicatiesector – werk-

nemers (2013)

45%

40%

35%

38,1

35,1

30%

25%

20%

15%

10%

5%

13,9

13,1

2,8

15,9

24,0

11,6

17,5

12,9

6,0 4,3

0%

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

post en telecom problematisch post en telecom acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor emotionele belasting, ondersteuning vanuit de directe leiding en belastende ar-

beidsomstandigheden verschilt de post- en telecommunicatiesector niet significant van het

Vlaamse gemiddelde:

Voor 13,1% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op het vlak van emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Voor

2,8% is de situatie acuut problematisch (‘extreem emotioneel belastend werk’). Voor 17,5% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op

het vlak van ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe leiding’). Voor 6,0% is de situatie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’).

Voor 12,9% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op

het vlak van de arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandig-

heden’). Voor 4,3% is de situatie acuut problematisch (‘extreem belastende arbeidsom-

standigheden’).

Voor de risico-indicatoren werkdruk, taakvariatie en autonomie zien we wel significante ver-

schillen met het Vlaamse gemiddelde. De post- en telecommunicatiesector laat telkens minder

gunstiger scores zien:

Voor 38,1% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op

het vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 29,0%. Voor 13,9% is ze acuut problematisch (‘extreem ho- ge werkdruk’). Dit aandeel verschil niet van het Vlaamse gemiddelde.

Voor 35,1% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op

het vlak van taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecij-

fer ligt lager, namelijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinema-

tig werk’) ligt op 15,9%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 10,3%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

56

Voor 24% van de werknemers uit de post- en telecommunicatiesector is de situatie op

het vlak van autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel verschilt

niet van het Vlaamse gemiddelde. Voor 11,6% is de situatie acuut problematisch (‘ex-

treem beperkte autonomie’). Dit aandeel is hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van

6,4%.

9.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren post- en telecommu-

nicatiesector 2004-2013

Figuur 33: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de post- en

telecommunicatiesector – werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

29,2

27,5

30,2

25%

20%

21,8

15%

10%

10,6

5%

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

post- en telecom 2004 post- en telecom 2013

Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Enkel voor leermogelijkheden in het werk is er sprake van een significant verschil tussen 2004

en 2013. Het aandeel werknemers in een problematische situatie op het vlak van welbevinden

in het werk is in de periode 2004-2013 gedaald van 30,2% naar 21,8%.

In 2004 was enkel het aandeel problematisch voor leermogelijkheden significant verschillend

van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch in de sector was hoger dan het

Vlaamse gemiddelde. In 2013 zien we een significant verschil voor welbevinden in het werk.

Het aandeel problematisch voor de sector ligt hoger dan het Vlaamse gemiddelde.

Werkbaar werk in sectoren 2013

57

9.4. Evolutie risico-indicatoren post- en telecommunicatie-

sector 2004-2013

Figuur 34: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de post- en telecom-

municatiesector – werknemers (2004-2013)

45%

40%

35%

38,1

35,1

30%

25%

20%

15%

13,1

24,0

17,5

12,9

10%

5%

0% WERKDRUK EMOTIONELE

BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

post en telecom 2004 post en telecom 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor geen van de zes risico-indicatoren zien we een significant evolutie in de periode 2004-

2013.

In 2004 was het aandeel problematisch voor taakvariatie, autonomie en arbeidsomstandighe-

den voor de sector verschillend van dat van Vlaanderen. De sector heeft voor deze drie indica-

toren een hoger aandeel problematisch dan Vlaanderen. Voor 2013 blijft dit verschil bestaan

voor taakvariatie. In 2013 ligt ook het aandeel problematisch voor werkdruk hoger dan het

Vlaamse gemiddelde.

Werkbaar werk in sectoren 2013

58

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

10. Sectorprofiel financiële sector dienstver- lening- werknemers

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 570 werknemers uit de financiële sector. De fi-

nanciële sector (nace 64-66) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ/RSZPPO

(2011) 3,5% van de Vlaamse tewerkstelling.

10.1. De werkbaarheidsindicatoren financiële sector 2013

De cijfers

Tabel 18: Werkbaarheidsindicatoren voor de financiële sector – werknemers

(2013)

niet problematisch acuut

problematisch problematisch

% % %

Financiële sector 561 66,8 33,2 11,9

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² = 3,567; p = 0,059 chi² = 3,495; p = 0,062

Financiële sector 562 76,2 23,8 14,1

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² = 4,513; p = 0,034 chi² =17,832; p = 0,000

Financiële sector 553 89,0 11,0 2,4

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² =27,410; p = 0,000 chi² =17,711; p = 0,000

Financiële sector 562 90,2 9,8 2,8

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² = 0,755; p = 0,385 chi² = 0,139; p = 0,710

Werkbaar werk in sectoren 2013

59

Verschil financiële sector en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsindi-

catoren 2013

Figuur 35: Werkbaarheidsindicatoren financiële sector – werknemers (2013)

40%

35% 33,2

30%

25%

23,8

20%

15%

10%

11,9

14,1

11,0 9,8

5% 2,4 2,8

0%

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

financiële sector problematisch financiële sector acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor de indicatorscores psychische vermoeidheid en werk-privé-balans zijn er geen signi-

ficante verschillen tussen de financiële sector en het Vlaamse gemiddelde:

Voor 33,2% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van

psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 11,9% van de werkne-

mers is de situatie acuut problematisch (‘acute werkstress’). Voor 9,8% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van

werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Voor 2,8% is

de situatie acuut problematisch (‘acuut werk-privé-conflict’).

Voor welbevinden in het werk en leermogelijkheden stellen we wel significante verschillen

vast met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in de financiële sector is voor een kleiner aan-

deel van de werknemers problematisch op het vlak van leermogelijkheden, voor welbevinden

in het werk krijgen we het omgekeerde beeld:

Voor 23,8% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt hoger dan

het Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 14,1% is ze acuut problematisch (‘ernstige

demotivatie’). Ook hier is het aandeel hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 8,1%. Bij 11,0% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van leer-

mogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ligt on-

der het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 2,4% van de werknemers uit deze sector

is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). De sec-

torscore ligt ver onder het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

60

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

10.2. De risico-indicatoren financiële sector 2013

De cijfers

Tabel 19: Risico-indicatoren voor de financiële sector – werknemers (2013)

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Financiële sector 554 63,4 36,6 15,0

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² =14,032; p = 0,000 chi² = 6,227; p = 0,013

Financiële sector 553 79,7 20,3 3,3

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² =16,702; p = 0,000 chi² =2,740; p = 0,098

Financiële sector 554 79,2 20,8 7,0

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² = 5,750; p = 0,016 chi² = 8,960; p = 0,003

Financiële sector 555 88,5 11,5 2,2

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² =23,501; p = 0,000 chi² =17,251; p = 0,000

Financiële sector 554 88,1 11,9 4,0

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² = 3,710; p = 0,054 chi² = 2,298; p = 0,130

Financiële sector 566 99,6 0,4 0,0

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² =29,343; p = 0,000 chi² =10,613; p = 0,001

Werkbaar werk in sectoren 2013

61

Verschil financiële sector en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren

2013

Figuur 36: Risico-indicatoren voor de financiële sector – werknemers (2013)

40%

35%

36,6

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

15,0

20,3 20,8

3,3

7,0

11,5 11,9

4,0 2,2

0,4

0,0

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

financiële sector problematisch financiële sector acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor ondersteuning leiding is er geen verschil met het Vlaamse gemiddelde.

Voor 11,9% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van

ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe lei-

ding’). Voor 4,0% is de situatie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’).

De sector verschilt voor alle andere risico-indicatoren van het Vlaamse gemiddelde. Voor

werkdruk en emotionele belasting zijn de aandelen in de sector hoger, voor de taakvariatie,

autonomie en fysieke arbeidsomstandigheden zien we een lager aandeel problematisch

voor de financiële sector:

Voor 36,6% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse refe-

rentiecijfer van 29,0%. Voor 15,0% is de situatie acuut problematisch (‘extreem hoge werkdruk’). Ook hier ligt het Vlaamse referentiecijfer lager nl. 9,6%.

Voor 20,3% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van

emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel ligt hoger

dan het Vlaams referentiecijfer van 20%. Voor 3,3% is de situatie acuut problematisch

(‘extreem emotioneel belastend werk’). Hier is geen verschil met het Vlaamse gemiddel- de.

Bij 20,8% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van taak-

variatie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt hoger, na-

melijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op

7,0%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt hoger, namelijk op 10,3%.

Voor 11,5% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van

autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt lager dan het

Vlaamse referentiecijfer van 19,0%. Voor 2,2% is de situatie acuut problematisch (‘ex-

Werkbaar werk in sectoren 2013

62

treem beperkte autonomie’). Ook dit aandeel is lager dan het Vlaamse referentiecijfer

van 6,4%. Voor 0,4% van de werknemers uit de financiële sector is de situatie op het vlak van de

arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aan-

deel ligt ver onder het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 0,0% is de situatie acuut

problematisch (‘extreem belastende arbeidsomstandigheden’). Het Vlaamse referentie-

cijfer voor acuut problematisch ligt hoger namelijk op 4,5%.

10.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren financiële sector

2004-2013

Figuur 37: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de financiële sector – werknemers (2004-2013)

40%

35%

33,2

30%

25%

23,8

20%

15%

10%

11,0

13,9

9,8

5%

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

financiële sector 2004 financiële sector 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Enkel voor werk-privé-balans zien we een significant verschil tussen 2004 en 2013. Het aan-

deel leermogelijkheden problematische is gedaald van 13,9% in 2004 naar 9,8% in 2013.

In 2004 was enkel het aandeel problematisch voor psychische vermoeidheid en leermogelijk-

heden significant verschillend van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch lag

voor psychische vermoeidheid hoger dan het Vlaamse gemiddelde, voor leermogelijkheden is

het beeld omgekeerd. De sector heeft een lager aandeel problematisch dan het Vlaamse ge-

middelde. Voor 2013 is er een verschil op het vlak van welbevinden in het werk en leermoge-

lijkheden. Voor leermogelijkheden ligt het aandeel problematisch lager in de sector, voor wel-

bevinden in het werk zien we het omgekeerde.

Werkbaar werk in sectoren 2013

63

WERKDRUK EMOTIONELE TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING ARBEIDS-

BELASTING LEIDING OMSTANDIGHEDEN

10.4. Evolutie risico-indicatoren financiële sector 2004-2013

Figuur 38: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de financiële sector –

werknemers (2004-2013)

50%

45%

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

43,7

36,6

26,1

20,3 20,8

11,5 11,9

2,0

0,4

financiële sector 2004 financiële sector 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor drie indicatoren is er een significante evolutie in de periode 2004-2013. Het aandeel pro-

blematische werkdruk daalde van 43,7% naar 36,6%. Voor emotionele belasting loopt het

aandeel terug van 26,1% naar 20,3%. Voor belastende arbeidsomstandigheden is er een da-

ling van 2,0% naar 0,4%.

In 2004 was het aandeel problematisch voor werkdruk, emotionele belasting, autonomie en

arbeidsomstandigheden voor de sector verschillend van dat van Vlaanderen. Voor werkdruk

en emotionele belasting heeft de sector een groter aandeel problematisch dan Vlaanderen.

Voor autonomie en arbeidsomstandigheden is het aandeel problematisch lager in de sector

dan in Vlaanderen. Voor 2013 blijven deze verschillen bestaan. Bijkomend heeft de sector

voor taakvariatie een lagere score dan het Vlaamse referentiecijfer.

Werkbaar werk in sectoren 2013

64

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

11. Sectorprofiel zakelijke dienstverlening- werknemers

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 1082 werknemers uit de zakelijke dienstverle-

ning. De zakelijke dienstverlening (nace 68-74, 77-82) vertegenwoordigt volgens de gegevens

van RSZ/RSZPPO (2011) 12,7% van de Vlaamse tewerkstelling.

11.1. De werkbaarheidsindicatoren zakelijke dienstverlening

2013

De cijfers

Tabel 20: Werkbaarheidsindicatoren voor de zakelijke dienstverlening – werk- nemers (2013)

niet problematisch

acuut

problematisch problematisch

% % %

Zakelijke dienstverlening 1052 68,4 31,6 10,3

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² = 1,892; p = 0,169 chi² = 0,434; p = 0,510

Zakelijke dienstverlening 1050 75,9 24,1 9,3

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² = 9,078; p = 0,003 chi² = 0,136; p = 0,712

Zakelijke dienstverlening 1037 77,3 22,7 9,5

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² = 6,102; p = 0,014 chi² =11,525; p = 0,001

Zakelijke dienstverlening 1050 87,2 12,8 3,1

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² = 3,724; p = 0,054 chi² = 1,098; p = 0,295

Werkbaar werk in sectoren 2013

65

Verschil zakelijke dienstverlening en Vlaams gemiddelde werkbaar-

heidsindicatoren 2013

Figuur 39: Werkbaarheidsindicatoren zakelijke dienstverlening – werknemers

(2013)

40%

35%

30%

31,6

25%

24,1

22,7

20%

15%

10%

10,3

9,3 9,5

12,8

5% 3,1

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

zakelijke dienstverlening problematisch zakelijke dienstverlening acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor psychische vermoeidheid en werk-privé-balans verschilt de sector niet van het

Vlaamse gemiddelde:

Voor 31,6% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak

van psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’). Voor 10,3% van de werkne- mers is de situatie acuut problematisch (‘acute werkstress’).

Voor 12,8% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak

van werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Voor

3,1% is de situatie acuut problematisch (‘acuut werk-privé-conflict’).

Voor twee indicatoren welbevinden in het werk en leermogelijkheden stellen we significan-

te verschillen vast met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in de zakelijke dienstverlening is

telkens voor een groter aandeel van de werknemers problematisch en/of acuut problematisch:

Voor 24,1% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak

van welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt hoger

dan het Vlaamse referentiecijfer dat op 18,1 ligt. Voor 9,3% is ze acuut problematisch (‘ernstige demotivatie’). Dit aandeel verschilt niet van het Vlaams gemiddelde.

Bij 22,7% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak

van leermogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage

ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 18%. Bij 9,5% van de werknemers uit de-

ze sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’).

De sectorscore ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

66

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

11.2. De risico-indicatoren zakelijke dienstverlening 2013

De cijfers

Tabel 21: Risico-indicatoren voor de zakelijke dienstverlening – werknemers

(2013)

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Zakelijke dienstverlening 1053 68,4 31,6 11,8

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² = 2,148; p = 0,143 chi² = 0,014; p = 0,905

Zakelijke dienstverlening 1050 87,1 12,9 1,6

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² = 1,553; p = 0,213 chi² =1,572; p = 0,210

Zakelijke dienstverlening 1049 67,5 32,5 17,2

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² =30,694; p = 0,000 chi² =40,478; p = 0,000

Zakelijke dienstverlening 1041 89,0 11,0 2,6

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² =47,607; p = 0,000 chi² =26,210; p = 0,000

Zakelijke dienstverlening 1039 88,6 11,4 4,7

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² = 9,518; p = 0,002 chi² = 0,885; p = 0,347

Zakelijke dienstverlening 1068 91,3 8,7 3,1

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² = 6,435; p = 0,011 chi² = 0,716; p = 0,398

Werkbaar werk in sectoren 2013

67

Verschil zakelijke dienstverlening en Vlaams gemiddelde risico-

indicatoren 2013

Figuur 40: Risico-indicatoren voor de zakelijke dienstverlening – werknemers

(2013)

35%

30%

31,6

32,5

25%

20%

15%

10%

11,8

12,9

17,2

11 11,4

8,7

5%

1,6

0%

2,6

4,7

3,1

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

zakelijke dienstverlening problematisch zakelijke dienstverlening acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor werkdruk en emotionele belasting verschilt de sector niet van het Vlaamse gemiddel-

de:

Voor 31,6% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Voor 11,8% is de situatie acuut proble- matisch (‘extreem hoge werkdruk’).

Voor 12,9% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak

van emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Voor 1,6% is de

situatie acuut problematisch (‘extreem emotioneel belastend werk’).

De sector verschilt voor taakvariatie, autonomie, ondersteuning leiding en belastende

arbeidsomstandigheden van het Vlaamse gemiddelde. Voor taakvariatie zijn de aandelen in

de sector hoger, voor autonomie, ondersteuning leiding en fysieke arbeidsomstandigheden

zien we een lager aandeel problematisch voor de zakelijke dienstverlening:

Bij 32,5% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak

van taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt la-

ger, namelijk op 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’) ligt op 17,2%. Het Vlaamse referentiecijfer ligt lager, namelijk op 10,3%.

Voor 11,0% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak

van autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt lager dan het

Vlaamse referentiecijfer van 19,0%. Voor 2,6% is de situatie acuut problematisch (‘ex-

treem beperkte autonomie’). Ook dit aandeel is lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,4%.

Voor 11,4% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak

van ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe

leiding’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 14,4%. Voor 4,7% is

Werkbaar werk in sectoren 2013

68

de situatie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’). Dit aandeel verschilt

niet van het Vlaamse gemiddelde. Voor 8,7% van de werknemers uit de zakelijke dienstverlening is de situatie op het vlak

van de arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’).

Dit aandeel ligt lager dan het referentiecijfer voor Vlaanderen nl. 12,9%. Voor 2,7% van

de werknemers uit de sector is de situatie acuut problematisch. Dit aandeel verschilt niet

van het Vlaamse gemiddelde.

11.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren zakelijke dienstver-

lening 2004-2013

Figuur 41: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de zakelijke dienstverlening – werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

31,6

25%

24,1

22,7

20%

15%

12,8

10%

5%

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

zakelijke dienstverlening 2004 zakelijke dienstverlening 2013

Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor geen van de vier werkbaarheidsindicatoren is er sprake van een significant verschil tus-

sen 2004 en 2013.

In 2004 was enkel het aandeel problematisch voor welbevinden in het werk significant ver-

schillend van het Vlaamse gemiddelde. Het aandeel problematisch lag voor welbevinden in

het werk hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Voor 2013 is er een verschil voor welbevinden

in het werk en leermogelijkheden. Telkens is het aandeel problematisch hoger voor de zakelij-

ke dienstverlening.

Werkbaar werk in sectoren 2013

69

11.4. Evolutie risico-indicatoren zakelijke dienstverlening

2004-2013

Figuur 42: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de zakelijke dienstver-

lening – werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

36,7

31,6

32,5

25%

20%

15%

10%

12,9

14,5 15,4

11 11,4

8,7

5%

0%

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

zakelijke dienstverlening 2004 zakelijke dienstverlening 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor drie van de zes risico-indicatoren (werkdruk, autonomie en ondersteuning directe leiding)

zien we een significant evolutie in de periode 2004-2013. Het aandeel werkdruk is gedaald

van 36,7% naar 31,6%. Het aandeel met onvoldoende autonomie is gedaald van 14,5% naar

11%. Ook het voor het aandeel ondersteuning leiding problematisch stellen we een afname

vast van 15,4% naar 11,4%.

In 2004 was het aandeel problematisch voor werkdruk, taakvariatie, autonomie en arbeidsom-

standigheden voor de sector verschillend van dat van Vlaanderen. Voor werkdruk en taakvari-

atie belasting heeft de sector een groter aandeel problematisch dan Vlaanderen. Voor auto-

nomie en arbeidsomstandigheden is het aandeel problematisch lager in de sector dan in

Vlaanderen. Voor 2013 is er een verschil voor taakvariatie en autonomie, ondersteuning lei-

ding en arbeidsomstandigheden. Voor autonomie, ondersteuning leiding en arbeidsomstan-

digheden is het aandeel problematisch lager dan het Vlaamse gemiddelde, voor taakvariatie is

de situatie omgekeerd.

Werkbaar werk in sectoren 2013

70

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

12. Sectorprofiel openbaar bestuur- werkne- mers

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 2014 werknemers uit het openbaar bestuur. Het

openbaar bestuur (nace 84) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ(2013) 5% van

de Vlaamse tewerkstelling. De RSZPPO-werknemers (plaatselijke en provinciale overheden)

vertegenwoordigen 8,3% van de totale Vlaamse tewerkstelling.

12.1. De werkbaarheidsindicatoren openbaar bestuur 2013

De cijfers

Tabel 22: Werkbaarheidsindicatoren voor het openbaar bestuur – werknemers (2013)

niet problematisch

acuut

problematisch problematisch

% % %

Openbaar bestuur 1976 74,6 25,4 8,8

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² =15,527; p = 0,000 chi² = 1,532; p = 0,216

Openbaar bestuur 1978 82,5 17,5 8,8

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² = 9,293; p = 0,002 chi² = 0,101; p = 0,751

Openbaar bestuur 1963 83,0 17,0 5,3

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² = 8,118; p = 0,004 chi² = 6,458; p = 0,011

Openbaar bestuur 1980 91,3 8,7 1,6

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² = 8,778; p = 0,003 chi² = 7,389; p = 0,007

Werkbaar werk in sectoren 2013

71

Verschil openbaar bestuur en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsin-

dicatoren 2013

Figuur 43: Werkbaarheidsindicatoren openbaar bestuur – werknemers (2013)

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

25,4

17,5 17

8,8 8,8

5,3

8,7

1,6

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

openbaar bestuur problematisch openbaar bestuur acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor alle werkbaarheidsindicatoren stellen we significante verschillen vast met het Vlaamse

gemiddelde. Telkens is de situatie in het openbaar bestuur voor een kleiner aandeel van de

werknemers problematisch:

Voor 25,4% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van

psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’). Dit aandeel is lager dan het

Vlaamse referentiecijfer van 29,3%. Voor 8,8% van de werknemers is de situatie acuut

problematisch (‘acute werkstress’). Hier is geen is significant verschil met het Vlaamse gemiddelde.

Voor 17,5% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van

welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 8,8% is de situatie acuut problematisch (‘ernstige demotivatie’). Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse gemiddelde.

Bij 17% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van leer-

mogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ver-

schilt van het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 5,3% van de werknemers uit deze

sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.

Voor 8,7% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van

werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit aandeel

ligt onder dat van Vlaanderen, dat 10,8% bedraagt. Voor 1,6% is de situatie acuut pro-

blematisch (‘acuut werk-privé-conflict’). Dit aandeel ligt onder ligt onder het Vlaamse re-

ferentiecijfer van 2,7%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

72

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

12.2. De risico-indicatoren openbaar bestuur 2013

De cijfers

Tabel 23: Risico-indicatoren voor het openbaar bestuur – werknemers (2013)

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Openbaar bestuur 1963 77,0 23,0 8,8

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² =37,162; p = 0,000 chi² =15,162; p = 0,000

Openbaar bestuur 1963 76,5 23,5 4,7

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² =102,976; p = 0,000 chi² =31,205; p = 0,000

Openbaar bestuur 1969 74,4 25,6 11,3

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² =0,327; p = 0,568 chi² = 0,339; p = 0,560

Openbaar bestuur 1962 82,0 18,0 6,0

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² = 2,343; p = 0,126 chi² = 0,661; p = 0,416

Openbaar bestuur 1961 84,9 15,1 6,8

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² = 0,273; p = 0,601 chi² = 6,499; p = 0,011

Openbaar bestuur 1994 92,5 7,5 2,1

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² =21,815; p = 0,000 chi² =11,339; p = 0,001

Werkbaar werk in sectoren 2013

73

Verschil openbaar bestuur en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren

2013

Figuur 44: Risico-indicatoren voor het openbaar bestuur – werknemers (2013)

35%

30%

25%

23 23,5

25,6

20%

15%

10%

5%

8,8

4,7

11,3

18

15,1

6 6,8

7,5

2,1

0% WERKDRUK EMOTIONELE

BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

openbaar bestuur problematisch openbaar bestuur acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor taakvariatie en autonomie verschilt de sector niet van het Vlaamse gemiddelde:

Voor 25,6% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van

taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Het aandeel acuut problematisch (‘ex- treem routinematig werk’) ligt op 11,3%.

Voor 18,0% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van

autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Voor 6,0% is de situatie acuut pro-

blematisch (‘extreem beperkte autonomie’).

De sector verschilt voor werkdruk, emotionele belasting, relatie leiding en belastende ar-

beidsomstandigheden van het Vlaamse gemiddelde. Voor werkdruk en belastende arbeids-

omstandigheden zijn de aandelen in de sector lager, voor de emotionele belasting en onder-

steuning leiding zien we een hoger aandeel problematisch voor het openbaar bestuur:

Voor 23,0% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van

werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse refe-

rentiecijfer van 29,0%. Voor 8,8% is de situatie acuut problematisch (‘extreem hoge werkdruk’). Ook dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 11,1%.

Voor 23,5% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van

emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel ligt boven

het Vlaamse referentiecijfer van 20,0%. Voor 4,7% is de situatie acuut problematisch

(‘extreem emotioneel belastend werk’). Ook dit aandeel ligt boven het Vlaamse referen- tiecijfer van 4,0%.

Voor 15,1% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van

ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe lei-

ding’). Dit aandeel verschilt niet van het Vlaamse gemiddelde. Voor 6,8% is de situatie

acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’). Dit aandeel ligt hoger dan het

Vlaamse referentiecijfer van 5,3%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

74

Voor 7,5% van de werknemers uit het openbaar bestuur is de situatie op het vlak van de

arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aan-

deel ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 2,1% van de werknemers uit

de sector is de situatie acuut problematisch. Ook dit aandeel ligt onder het Vlaamse refe-

rentiecijfer van 4,5%.

12.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren openbaar bestuur

2004-2013

Figuur 45: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor het openbaar

bestuur – werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

25%

20%

15%

25,4

20,8

17,5 17

10%

5%

8,7

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

openbaar bestuur 2004 openbaar bestuur 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor leermogelijkheden is er sprake van een significant verschil tussen 2004 en 2013. Het

aandeel werknemers in een problematische situatie op het vlak van leermogelijkheden is in de

periode 2004-2013 gedaald van 20,8% naar 17,0%.

In 2004 was het aandeel problematisch voor elk van de vier werkbaarheidsindicatoren lager

dan het Vlaamse gemiddelde. In 2013 was dit ook zo.

Werkbaar werk in sectoren 2013

75

12.4. Evolutie risico-indicatoren openbaar bestuur 2004-

2013

Figuur 46: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor het openbaar bestuur –

werknemers (2004-2013)

35%

30%

25%

23 23,5

25,6

20%

15%

18

13,7

15,1

10%

7,5

5%

0% WERKDRUK EMOTIONELE

BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING

LEIDING

ARBEIDS-

OMSTANDIGHEDEN

openbaar bestuur 2004 openbaar bestuur 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Enkel voor autonomie is er een sprake van een significante evolutie in de periode 2004-2013.

Het aandeel autonomie problematisch steeg van 13,7% naar 18%.

In 2004 was het aandeel problematisch voor werkdruk, emotionele belasting, autonomie en

arbeidsomstandigheden voor de sector verschillend van dat van Vlaanderen. Voor werkdruk,

autonomie en belastende arbeidsomstandigheden heeft de sector een kleiner aandeel pro-

blematisch dan Vlaanderen. Voor emotionele belasting is het aandeel problematisch hoger in

de sector dan in Vlaanderen. Voor 2013 blijft het verschil voor werkdruk, emotionele belasting

en belastende arbeidsomstandigheden.

Werkbaar werk in sectoren 2013

76

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

13. Sectorprofiel gezondheids- en welzijns- zorg- werknemers

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 2822 werknemers uit de gezondheids- en wel-

zijnszorg. De gezondheids- en welzijnszorg (nace 75,86-88) vertegenwoordigt volgens de ge-

gevens van RSZ (2013) 11,7% van de Vlaamse tewerkstelling.

13.1. De werkbaarheidsindicatoren gezondheids- en wel-

zijnszorg 2013

De cijfers

Tabel 24: Werkbaarheidsindicatoren voor de gezondheids- en welzijnszorg – werknemers (2013)

niet problematisch

acuut

problematisch problematisch

% % %

Gezondheids- en welzijnssector 2756 70,4 29,6 9,2

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² = 0,003; p = 0,956 chi² = 0,624; p = 0,430

Gezondheids- en welzijnssector 2769 88,2 11,8 4,8

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² =113,632; p = 0,000 chi² =55,388; p = 0,000

Gezondheids- en welzijnssector 2733 85,1 14,9 4,8

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² =34,591; p = 0,000 chi² =16,167; p = 0,000

Gezondheids- en welzijnssector 2775 91,4 8,6 1,8

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² = 12,415; p = 0,000 chi² = 6,042; p = 0,014

Werkbaar werk in sectoren 2013

77

Verschil gezondheids- en welzijnszorg en Vlaams gemiddelde werk-

baarheidsindicatoren 2013

Figuur 47: Werkbaarheidsindicatoren gezondheids- en welzijnszorg – werkne-

mers (2013)

40%

35%

30%

29,6

25%

20%

15%

10%

5%

0%

9,2

11,8

14,9

4,8 4,8

8,6

1,8

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

gezondheids- en welzijnssector problematisch gezondheids- en welzijnssector acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor de indicatorscore psychische vermoeidheid is er geen significant verschil tussen de

gezondheids- en welzijnszorg het Vlaamse gemiddelde:

Voor 29,6% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het

vlak van psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’) en voor 9,2% is de situa-

tie acuut problematisch (‘acute werkstress’).

Voor welbevinden in het werk, leermogelijkheden en werk-privé-balans stellen we wel

significante verschillen vast met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in de gezondheids- en

welzijnszorg is telkens voor een kleiner aandeel van de werknemers problematisch:

Voor 11,8% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het

vlak van welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 4,8% is de situatie acuut proble-

matisch (‘ernstige demotivatie’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 8,1%.

Bij 14,9% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het

vlak van leermogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit per-

centage verschilt van het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 4,8% van de werkne-

mers uit deze sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermo- gelijkheden’). De sectorscore ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.

Voor 8,6% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het

vlak van werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit

aandeel ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 10,8% Voor 1,8% is de situatie acuut

problematisch (‘acuut werk-privé-conflict’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse refe-

rentiecijfer nl. 2,7%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

78

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

13.2. De risico-indicatoren gezondheids- en welzijnszorg

2013

De cijfers

Tabel 25: Risico-indicatoren voor de gezondheids- en welzijnszorg – werkne-

mers (2013)

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Gezondheids- en welzijnssector 2736 70,2 29,8 10,6

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² = 0,056; p = 0,812 chi² = 2,562; p = 0,109

Gezondheids- en welzijnssector 2731 64,6 35,4 8,8

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² =547,123; p = 0,000 chi² =155,393; p = 0,000

Gezondheids- en welzijnssector 2742 77,1 22,9 8,9

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² =5,337; p = 0,021 chi² = 9,856; p = 0,002

Gezondheids- en welzijnssector 2734 76,5 23,5 6,5

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² =23,230; p = 0,000 chi² = 0,001; p = 0,981

Gezondheids- en welzijnssector 2733 86,8 13,2 4,1

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² = 4,158; p = 0,041 chi² = 7,148; p = 0,008

Gezondheids- en welzijnssector 2773 85,3 14,7 4,6

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² =15,682; p = 0,000 chi² = 4,574; p = 0,032

Werkbaar werk in sectoren 2013

79

Verschil gezondheids- en welzijnszorg en Vlaams gemiddelde risico-

indicatoren 2013

Figuur 48: Risico-indicatoren voor de gezondheids- en welzijnszorg – werkne-

mers (2013)

40%

35%

30%

25%

29,8

35,4

22,9 23,5

20%

15%

10%

5%

10,6

8,8 8,9

6,5

13,2

14,7

4,1 4,6

0%

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

welzijns- en gezondheidszorg problematisch welzijns- en gezondheidszorg acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor werkdruk verschilt de sector niet van het Vlaamse gemiddelde:

Voor 29,8% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het

vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Voor 10,6% is de situatie acuut pro-

blematisch (‘extreem hoge werkdruk’).

De sector verschilt voor emotionele belasting, taakvariatie, autonomie, relatie leiding en

arbeidsomstandigheden van het Vlaamse gemiddelde. Voor emotionele belasting, autono-

mie en belastende arbeidsomstandigheden zijn de aandelen hoger voor de sector. Voor auto-

nomie krijgen we het omgekeerde beeld:

Voor 35,4% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het

vlak van emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel

ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 20,0%. Voor 8,8% is de situatie acuut pro-

blematisch (‘extreem emotioneel belastend werk’). Ook dit aandeel ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 4,0%.

Voor 22,9% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het

vlak van taakvariatie problematisch (‘routinematig werk’). Dit aandeel ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routine-

matig werk’) ligt op 8,9%. Ook dit aandeel ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 10,3%.

Voor 23,5% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het

vlak van autonomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt boven het

referentiecijfer voor Vlaanderen dat op 19,0% ligt. Voor 6,5% is de situatie acuut pro-

blematisch (‘extreem beperkte autonomie’). Hier is geen verschil met het Vlaamse ge-

middelde.

Werkbaar werk in sectoren 2013

80

Voor 13,2% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het vlak van ondersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun di-

recte leiding’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer dat op 14,4% ligt.

Voor 4,1% is de situatie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’). Ook dit

aandeel is lager dan het Vlaamse referentiecijfer dat op 5,3% ligt. Voor 14,7% van de werknemers uit de gezondheids- en welzijnszorg is de situatie op het

vlak van de arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandighe-

den’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 4,6% van

de werknemers uit de sector is de situatie acuut problematisch. Dit aandeel ligt hoger

dan het Vlaamse referentiecijfer dat op 4,5% ligt.

13.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren gezondheids- en

welzijnszorg 2004-2013

Figuur 49: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de gezond- heids- en welzijnszorg – werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

25%

29,6

20%

15%

10%

5%

11,8

18

14,9

10,8

8,6

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

welzijns- en gezondheidszorg 2004 welzijns- en gezondheidszorg 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor twee van de vier indicatoren is er een significant verschil tussen 2004 en 2013. %. Het

aandeel leermogelijkheden problematisch is gedaald van 18% naar 14,9%. Het aandeel werk-

privé-balans problematisch is gedaald van 10,8% naar 8,6%.

In 2004 was het aandeel problematisch voor welbevinden in het werk en voor leermogelijkhe-

den lager dan het Vlaamse gemiddelde. In 2013 was dit ook zo. De sector heeft in dat jaar ook

een lager aandeel werk-privé problematisch dan Vlaanderen.

Werkbaar werk in sectoren 2013

81

13.4. Evolutie risico-indicatoren gezondheids- en welzijns-

zorg 2004-2013

Figuur 50: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de gezondheids- en

welzijnszorg – werknemers (2004-2013)

45%

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

29,8

41,1

35,4

22,9 23,5 19

13,2

11,2

14,7

5%

0% WERKDRUK EMOTIONELE

BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

welzijns- en gezondheidssector 2004 welzijns- en gezondheidssector 2013

Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor drie van de zes risico-indicatoren zien we een significante evolutie in de periode 2004-

2013. Het aandeel emotionele belasting werkdruk problematisch is afgenomen van 41,1%

naar 35,4%. Het aandeel met autonomie problematisch is toegenomen van 19% naar 23,5%.

Het aandeel met belastende arbeidsomstandigheden is gestegen van 11,2% naar 14,7%.

In 2004 was het aandeel problematisch voor emotionele belasting, taakvariatie, autonomie en

relatie leiding voor de sector verschillend van dat van Vlaanderen. Voor emotionele belasting

had de sector een groter aandeel problematisch. Voor taakvariatie, autonomie en relatie lei-

ding is het aandeel problematisch voor de sector lager. Voor 2013 blijft het verschil met

Vlaanderen op het vlak van emotionele belasting, taakvariatie. Voor autonomie is het aandeel

in 2013 in de sector hoger dan het Vlaamse gemiddelde . Er is in 2013 ook een verschil op het

vlak van belastende arbeidsomstandigheden, waarbij het aandeel problematisch voor de sec-

tor hoger ligt dan in Vlaanderen.

Werkbaar werk in sectoren 2013

82

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID N

WELBEVINDEN IN HET WERK N

LEERMOGELIJKHEDEN N

WERK-PRIVE-BALANS N

14. Sectorprofiel onderwijssector- werkne- mers

Het WBM-bestand 2013 bevat gegevens van 1800 werknemers uit de onderwijssector. De

onderwijssector (nace 85) vertegenwoordigt volgens de gegevens van RSZ (2013) 9,5% van

de Vlaamse tewerkstelling.

14.1. De werkbaarheidsindicatoren onderwijssector 2013

De cijfers

Tabel 26 : Werkbaarheidsindicatoren voor de onderwijssector – werknemers

(2013)

niet problematisch acuut

problematisch problematisch

% % %

Onderwijs 1763 64,6 35,4 12,1

Vlaamse referentie 15629 70,7 29,3 9,6

chi² =25,463; p = 0,000 chi² =10,866; p = 0,001

Onderwijs 1767 89,5 10,5 4,4

Vlaamse referentie 15659 81,9 18,1 8,1

chi² =102,943; p = 0,000 chi² =45,888; p = 0,000

Onderwijs 1739 93,3 6,7 2,2

Vlaamse referentie 15428 82,0 18,0 6,3

chi² =172,324; p = 0,000 chi² =55,045; p = 0,000

Onderwijs 1774 82,5 17,5 4,5

Vlaamse referentie 15666 89,2 10,8 2,7

chi² =64,639; p = 0,001 chi² =16,140; p = 0,000

Werkbaar werk in sectoren 2013

83

Verschil onderwijssector en Vlaams gemiddelde werkbaarheidsindi-

catoren 2013

Figuur 51: Werkbaarheidsindicatoren onderwijssector – werknemers (2013)

40%

35%

35,4

30%

25%

20%

15%

10%

5%

12,1

10,5

4,4

6,7

2,2

17,5

4,5

0%

PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ- BALANS

onderwijssector problematisch onderwijssector acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor alle indicatoren is er een significant verschil met het Vlaamse gemiddelde. De situatie in

de onderwijssector is voor een kleiner aandeel van de werknemers problematisch voor welbe-

vinden in het werk en leermogelijkheden. Voor psychische vermoeidheid en werk-privé-balans

problematisch zien we het omgekeerde.

Voor 35,4% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van psychische vermoeidheid problematisch (‘werkstress’). Het Vlaamse referentiecijfer ligt

lager namelijk op 29,3%. Voor 12,1% is de situatie acuut problematisch (‘acute werk- stress’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referentiecijfer van 9,6%.

Voor 10,5% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van

welbevinden in het werk problematisch (‘motivatieproblemen’). Dit aandeel ligt lager dan

het Vlaamse referentiecijfer van 18,1%. Voor 4,4% is de situatie acuut problematisch

(‘ernstige demotivatie’). Dit aandeel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 8,1%. Bij 6,7% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van leer-

mogelijkheden problematisch (‘onvoldoende leermogelijkheden’). Dit percentage ligt la-

ger dan het Vlaamse referentiecijfer van 18,0%. Bij 2,2% van de werknemers uit deze

sector is er sprake van een acuut problematische situatie (‘geen leermogelijkheden’). De sectorscore ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 6,3%.

Voor 17,5% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van

werk-privé-balans problematisch (‘problemen met werk-privé-combinatie’). Dit aandeel

ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 10,8%. Voor 4,5% is de situatie acuut pro-

blematisch (‘acuut werk-privé-conflict’). Dit aandeel ligt hoger dan het Vlaamse referen-

tiecijfer van 2,7%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

84

WERKDRUK N

EMOTIONELE BELASTING N

TAAKVARIATIE N

AUTONOMIE N

ONDERSTEUNING LEIDING N

ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN N

14.2. De risico-indicatoren onderwijssector 2013

De cijfers

Tabel 27: Risico-indicatoren voor de onderwijssector – werknemers (2013)

niet

problematisch problematisch

acuut

problematisch

% % %

Onderwijs 1744 71,6 28,4 11,0

Vlaamse referentie 15467 71,0 29,0 11,1

chi² = 1,078; p = 0,299 chi² = 0,797; p = 0,372

Onderwijs 1748 69,9 30,1 6,2

Vlaamse referentie 15453 80,0 20,0 4,0

chi² =255,346; p = 0,000 chi² =64,497; p = 0,000

Onderwijs 1750 94,2 5,8 2,4

Vlaamse referentie 15476 76,3 23,7 10,3

chi² =293,775; p = 0,000 chi² =114,517; p = 0,000

Onderwijs 1739 90,7 9,3 1,4

Vlaamse referentie 15431 81,0 19,0 6,4

chi² =110,434; p = 0,000 chi² =66,317; p = 0,000

Onderwijs 1742 84,7 15,3 4,9

Vlaamse referentie 15442 85,6 14,4 5,3

chi² = 0,408; p = 0,523 chi² = 0,768; p = 0,381

Onderwijs 1777 97,2 2,8 0,2

Vlaamse referentie 15727 87,1 12,9 4,5

chi² =106,420; p = 0,000 chi² =35,031; p = 0,000

Werkbaar werk in sectoren 2013

85

Verschil onderwijssector en Vlaams gemiddelde risico-indicatoren

2013

Figuur 52: Risico-indicatoren voor de onderwijssector – werknemers (2013)

35%

30%

28,4

30,1

25%

20%

15%

11

10%

5%

0%

6,2

5,8

2,4

9,3

1,4

15,3

4,9

2,8

0,2

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

onderwijssector problematisch onderwijssector acuut problematisch

Vlaamse referentie problematisch Vlaamse referentie acuut problematisch

Voor werkdruk en ondersteuning leiding verschilt de sector niet van het Vlaamse gemiddel-

de:

Voor 28,4% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van werkdruk problematisch (‘hoge werkdruk’). Voor 11,0% is de situatie acuut problema-

tisch (‘extreem hoge werkdruk’). Voor 15,3% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van on-

dersteuning vanuit de directe leiding problematisch (‘onvoldoende steun directe leiding’) en voor 4,9% is de situatie acuut problematisch (‘negatieve relatie directe leiding’).

De sector verschilt voor emotionele belasting, taakvariatie, autonomie en arbeidsomstan-

digheden van het Vlaamse gemiddelde. Voor emotionele belasting zijn de aandelen hoger

voor de sector. Voor de andere indicatoren krijgen we het omgekeerde beeld

Voor 30,1% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van

emotionele belasting problematisch (‘emotioneel belastend werk’). Dit aandeel ligt boven het Vlaamse referentiecijfer van 20,0%. Voor 6,2% is de situatie acuut problematisch

(‘extreem emotioneel belastend werk’). Ook dit aandeel ligt boven het Vlaamse referen- tiecijfer van 4,0%.

Voor 5,8% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van taak-

variatie problematisch (‘routinematig werk’). Dit aandeel ligt ver onder het Vlaamse refe-

rentiecijfer van 23,7%. Het aandeel acuut problematisch (‘extreem routinematig werk’)

ligt op 2,4%. Ook dit aandeel ligt ver onder het Vlaamse referentiecijfer van 10,3%. Voor 9,3% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van auto-

nomie problematisch (‘onvoldoende autonomie’). Dit aandeel ligt onder het Vlaamse re-

ferentiecijfer van 19,0%. Voor 1,4% is de situatie acuut problematisch (‘extreem beperk-

te autonomie’). Ook dit aandeel is lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 6,4%.

Werkbaar werk in sectoren 2013

86

Voor 2,8% van de werknemers uit de onderwijssector is de situatie op het vlak van de

arbeidsomstandigheden problematisch (‘belastende arbeidsomstandigheden’). Dit aan-

deel ligt lager dan het Vlaamse referentiecijfer van 12,9%. Voor 0,2% van de werkne-

mers uit de sector is de situatie acuut problematisch (‘extreem belastende arbeidsom-

standigheden’). Ook dit aandeel ligt onder het Vlaamse referentiecijfer van 4,5%.

14.3. Evolutie werkbaarheidsindicatoren onderwijssector

2004-2013

Figuur 53: Evolutie werkbaarheidsindicatoren problematisch voor de onderwijs-

sector – werknemers (2004-2013)

40%

35%

30%

35,5

25%

20%

15% 17,5

10%

5%

10,5

6,7

0% PSYCHISCHE VERMOEIDHEID WELBEVINDEN IN HET

WERK

LEERMOGELIJKHEDEN WERK-PRIVÉ-BALANS

onderwijssector 2004 onderwijssector 2013

Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Voor geen van de indicatoren is er sprake van een significant verschil tussen 2004 en 2013.

In 2004 was er voor alle indicatoren een verschil met het Vlaamse gemiddelde. Voor psychi-

sche vermoeidheid en werk-privé-balans ligt het aandeel in de sector hoger dan het Vlaamse

gemiddelde. Voor welbevinden in het werk en voor leermogelijkheden ligt het aandeel proble-

matisch in de sector lager dan het Vlaamse gemiddelde. In 2013 blijven de conclusies voor

2004 behouden.

Werkbaar werk in sectoren 2013

87

14.4. Evolutie risico-indicatoren onderwijssector 2004-2013

Figuur 54: Evolutie risico-indicatoren problematisch voor de onderwijssector –

werknemers (2004-2013)

35%

30%

25%

28,4

30,1

20%

15%

15,3

10%

5%

0%

5,8

9,3

1,1

2,8

WERKDRUK EMOTIONELE BELASTING

TAAKVARIATIE AUTONOMIE ONDERSTEUNING LEIDING

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN

onderwijssector 2004 onderwijssector 2013 Vlaamse referentie 2004 Vlaamse referentie 2013

Enkel voor fysiek belastende arbeidsomstandigheden we een significant evolutie in de periode

2004-2013. Het aandeel werknemers in een problematisch situatie op het vlak van belastende

arbeidsomstandigheden is in die periode gestegen van 1,1% naar 2,8%.

In 2004 was het aandeel problematisch voor alle risico-indicatoren verschillend van het

Vlaamse gemiddelde. Voor werkdruk, taakvariatie, autonomie, relatie leiding en arbeidsom-

standigheden had de sector een kleiner aandeel werknemers in een problematisch situatie.

Voor emotionele belasting is het beeld omgekeerd. Voor 2013 blijven de vaststellingen behou-

den met uitzondering van werkdruk en ondersteuning leiding. Voor deze risico-indicatoren valt

in 2013 het verschil met het Vlaamse gemiddelde weg.

Werkbaar werk in sectoren 2013

88

Literatuurlijst

Bourdeaud’hui, R., Janssens F., Vanderhaeghe, S. (2004), Nulmeting Vlaamse Werkbaar-

heidsmonitor. Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid op de Vlaamse arbeidsmarkt 2004

Bourdeaud’hui, R., Vanderhaeghe, S. (2009), Technische nota, Werkbaar werk in sectoren

loontrekkenden 2007. Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid voor loontrekkenden voor 14

sectoren 2007

Bourdeaud’hui, R., Vanderhaeghe, S. (2011), Technische nota: Werkbaar werk in sectoren:

2013. Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid voor werknemers voor 12 sectoren 2013

Bourdeaud’hui, R., Vanderhaeghe, S. (2013), Informatiedossier Vlaamse Werkbaarheidsmoni-

tor werknemers, Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid op de Vlaamse arbeidsmarkt evo-

lutie 2004-2007-2010-2013, SERV/Stichting Innovatie & Arbeid, Brussel, 2013

Bourdeaud’hui, R., Vanderhaeghe, S. (2013), Methodologische nota, vergelijking van de me-

thodologie van de werkbaarheidsmonitor werknemers 2004-2007-2010-2013 en zelfstandige

ondernemers 2007-2010-2013, SERV/Stichting Innovatie & Arbeid, Brussel, 2013

Bourdeaud’hui, R., Vanderhaeghe, S. (2014), Technische nota, Wat maakt werk werkbaar

2004-2007-2010-2013? Onderzoek naar determinanten van werkbaar werk op basis van de

Vlaamse Werkbaarheidsmonitor 2004-2007-2010-2013 voor werknemers, SERV/Stichting

Innovatie & Arbeid, Brussel, 2014

Van Ruysseveldt, J., De Witte, H. & Janssens, F. (2002), Welzijn in het werk op de weeg-

schaal. Onderzoek naar mogelijke invullingen van het concept ‘werkbaarheidsgraad’ en de

haalbaarheid van een monitoringsysteem voor Vlaanderen, HIVA: Leuven