TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige...

118
r TD-10 Percussion Sound Module Bedankt voor uw aankoop van de Roland TD-10 Percussion Sound Module. Vergeet niet “Voorzorgsmaatregelen” op blz. 2 te lezen. Lees ook de rest van de handleiding best eens volledig door. Zo leert u meteen alle mogelijkheden van uw nieuwe aanwinst kennen.

Transcript of TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige...

Page 1: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

r

TD-10Percussion Sound Module

Bedankt voor uw aankoop van de Roland TD-10 Percussion Sound Module. Vergeet niet “Voorzorgsmaatregelen” op blz. 2 te lezen. Lees ook de rest van de handleiding best eens volledig door. Zo leert u meteen alle mogelijkheden van uw nieuwe aanwinst kennen.

Page 2: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10

Handleiding

Voorzorgsmaatregelen

Voeding• Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit

voordat u ze op elkaar aansluit.

• Sluit het netsnoer van de TD-10 nooit aan op een stopcon-tact waar andere apparaten, die brom of ruis veroorzaken (b.v. dimmers, motoren enz.) of veel vermogen trekken, op zijn aangesloten.

• Let, bij het aansluiten van het netsnoer op het lichtnet, op het voltage.

• Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer en zorg dat er niemand over kan struikelen. Trek, bij het verbreken van de aansluiting op het lichtnet, altijd aan de stekker zelf en nooit aan het netsnoer om de draden niet te beschadigen.

• Als u de TD-10 lange tijd niet wenst te gebruiken, ver-breekt u best de aansluiting op het lichtnet.

• Het zou kunnen gebeuren dat de TD-10 niet naar behoren werkt wanneer u hem onmiddellijk na uitschakelen weer inschakelt. Wacht dus telkens een paar seconden voordat u hem weer inschakelt.

Plaatsing• Om problemen te vermijden, dient u de TD-10 te bescher-

men tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof.

• Plaats de TD-10 niet te dicht in de buurt van een neonlicht, een fluorescerende lamp, een TV-toestel of ander, gelijk-aardig materiaal dat enerzijds ruis door interferentie, en anderzijds allerlei fouten kan veroorzaken.

Onderhoud• Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel een

zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig vuil te verwijderen, gebruikt u een neutraal reinigingsmid-del. Wrijf de TD-10 daarna droog met een zachte doek.

• Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners want deze kunnen de behuizing beschadigen.

Geheugenbatterij• Dit apparaat is uitgerust met een batterij die ervoor zorgt

dat de opgeslagen data ook na uitschakelen niet gewist worden. De levensduur van deze batterij bedraagt ongeveer 5 jaar. Het zou iets langer kunnen zijn, maar het verdient aanbeveling de batterij om de 5 jaar te laten vervangen.

• Probeer nooit zelf de geheugenbatterij te vervangen. Laat dit werk over aan de Roland hersteldienst. Denk eraan dat de data in het interne geheugen kunnen worden gewist. Dat is met name het geval als het geheugen of een daarmee samenhangend onderdeel wordt hersteld of niet meer werkt.

Andere voorzorgsmaatregelen• Behandel de TD-10 zachtjes.

• Laat geen voorwerpen (muntstukken, metalen draad enz.) of vloeistoffen (water, alcohol, sap enz.) in het inwendige terechtkomen.

• Neem contact op met de dichtstbijzijnde Roland herstel-dienst voordat u de TD-10 in het buitenland gebruikt.

• Als de TD-10 niet naar behoren werkt, schakel hem dan onmiddellijk uit en neem contact op met uw dealer of de Roland hersteldienst.

2

Page 3: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Hoe moet u deze handlei-ding gebruiken?

De handleiding van de TD-10 is als volgt ingedeeld:

Snel aan de slagHet eerste deel van de handleiding is bedoeld voor mensen met weinig geduld, die meteen aan de slag willen. In “Snel aan de slag” maakt u voor de voet weg kennis met de voornaamste bedieningsroutines van de TD-10. Zorg dus dat u de TD-10 binnen handbereik hebt terwijl u dit deel leest. Woorden die u niet meteen begrijpt kunt u opzoeken in de “Ver-klarende woordenlijst” op blz. 108. Wilt u meer details over een bepaalde functie, dan kunt u terecht in het tweede deel.

ReferentieIn dit deel komen alle functies van de TD-10 in detail aan bod. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat u inmid-dels de basisprincipes van de TD-10 onder de knie hebt. Is dat niet het geval, lees dan eerst “Snel aan de slag”. Het referentie-deel bevat de volgende hoofd-stukken:

Hoofdstuk 1. Overzicht van de TD-10 V•DrumsIn dit hoofdstuk wordt ingegaan op het concept ach-ter de TD-10 – het loont de moeite om te weten waar al die innoverende mogelijkheden vandaan komen.

Hoofdstuk 2~5. Klanken creërenIn het eerste deel geven we u al een voorproefje van de mogelijkheden die u hebt om zelf klanken te maken, maar het hele verhaal leest u in hoofdstuk 2~5 van het tweede deel.

Hoofdstuk 6. SequencerIn dit hoofdstuk laten we zien hoe u de ingebouwde sequencer van de TD-10 kunt gebruiken: opnemen, metronoom instellen en gemaakte opnames bewer-ken.

Hoofdstuk 7. Instellingen voor de TD-10 in zijn geheelIn dit hoofdstuk leert u alles over functies die ver-band houden met de TD-10 in zijn geheel, zoals alge-mene aanpassingen van de klank, data op een geheu-genkaart opslaan enz.

Hoofdstuk 8 en 9. Aanvullende functiesIn deze hoofdstukken leggen we uit hoe u pads of pedalen kunt gebruiken om patronen weer te geven en wijzen we op een aantal functies die u helpen tijd te besparen, zoals Copy en Help.

Hoofdstuk 10. MIDIIn dit hoofdstuk hebben we alle MIDI-mogelijkhe-den van de TD-10 samengebracht, meer bepaald het opslaan van data in een extern instrument en het gebruik van de TD-10 als MIDI-klankmodule.

AppendixHebt u problemen met uw TD-10, zoek dan de oplossing in “Mogelijke problemen” op blz. 93. Krijgt u een foutmelding te zien, zoek deze dan op onder “(Fout)meldingen in het display” op blz. 99 en volg de instructies die daar worden gegeven. Verder vindt u in dit deel informatie i.v.m. klanken editen en MIDI, klankoverzichten en de MIDI-implemen-tatie.

Opmerking: Bij de afbeeldingen van display-pagina’s in deze handleiding werd uitgegaan van de fabrieksinstellingen. Eens u een beetje met de TD-10 hebt gewerkt is het uiteraard mogelijk dat de display-inhoud niet meer exact overeenstemt met de afbeeldingen.

3

Page 4: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10

Handleiding

Voornaamste kenmerken

Perfecte geluidskwaliteit en expressieve mogelijk-heden die het akoestische voorbeeld benaderen

De klankbron van de TD-10 is een volledig nieuw type dat gebruik maakt van Composite Object Sound Modeling (COSM). Deze klankbron is in staat om zowel de kracht waarmee je aanslaat als de plaats waar de slag terechtkomt te vertalen in een klank-kleur, waardoor het resultaat qua dynamiek en expressiviteit kan wedijveren met akoestische drums. Ook roffels klinken realistischer dan ooit, tenmin-sten op voorwaarde dat u de (los verkrijgbare) PD-100 en PD-120 pads gebruikt.

Opmerking: COSM (Compositie Object Sound Modeling) is een door Roland ontwikkelde technologie waarmee de ver-schillende componenten van een klank apart kunnen worden gemodelleerd.

Opmerking: Detectie van de plaats waar u het vel/de pad raakt is enkel mogelijk voor snare drum- en ride cymbaal-klanken.

600 drumklanken en 54 begeleidingsinstrumenten

Tussen het uitgebreide palet instrumentklanken vindt u beslist iets voor elke muziekstijl.

Comfortabele bediening voor drummers

Bij het creëren van nieuwe klanken kunt u zoals op uw akoestische drum te werk gaan. U kiest het gewenste vel, u stemt het en u brengt eventueel dem-ping aan. Aangezien het display werkt met grafische voorstellingen van de daarnet genoemde handelin-gen verloopt de bediening erg intuïtief en overzich-telijk.

Supersnel

De TD-10 heeft de snelste trigger-tijd (het tijdsinter-val tussen het aanslaan van de pad en de weergave van het geluid) ooit. Alle nuances die u speelt wor-den dus accuraat weergegeven.

Twaalf pads kunnen tegelijk worden gebruikt

U kunt nu tot twaalf pads tegelijk gebruiken. Dat is heel wat, en het geeft u de vrijheid om met bepaalde pads geen klank aan te sturen, maar ze te gebruiken om functies te activeren (Pad Switch) of om patro-nen weer te geven (Pad Pattern).

Het volledige opnameproces kan worden nage-bootst

U kunt het materiaal en de omvang van de ketels, de akoestische omgeving, microfoontypes en -plaatsing en effect- en mixerparameters instellen en opslaan als onderdeel van een Drum Kit, zodat u ze steeds met een knopdruk weer kunt oproepen. Flexibiliteit troef dus.

Spelen met Brushes

Als u gebruik maakt van PD-100 of PD-120 pads, kunt u ook met Brushes spelen, iets wat tot nu toe met geen enkel electronisch drumsysteem mogelijk was (gebruik enkel nylon brushes!).

Functies speciaal afgestemd op drums

Voor ieder instrument dat u toewijst aan de trigger-ingangen 1~10 is er een individuele 2-bands equali-zer en een compressor voorhanden. Bovendien beschikt u in het Control Room-menu over de vol-gende digitale effecten: Reverb, Flanger, Chorus, Delay, Pitch Shift Delay en Phaser. De totaalmix (het signaal voor de MASTER OUT-aansluitingen) kunt u bewerken met een 3-bands equalizer. Met de Ambience-parameter (in het Studio-menu) bepaalt u in welke virtuele ruimte het drumstel zich bevindt. Daarbij kunt u zelfs het materiaal van de muren, de afmetingen van de ruimte en de plaats van de Ambience-microfoons wijzigen. Verder kunt u voor ieder geluid apart instellen in welke mate het door de ruimte wordt gekleurd.

Handige functies voor live-gebruik

Met de groepfaders op het frontpaneel kunt u tijdens het spelen snel bepaalde instrumentgroepen luider of zachter zetten. Een andere handige functie is de mogelijkheid om Drum Kits in een bepaalde volgor-de te zetten (Drum Kit Chain). Aangezien de [DEC]/[INC]-knoppen groot genoeg zijn om met een drumstick in te drukken (hoewel u er nu ook weer niet op mag slaan), kunt u tijdens een optreden mak-kelijk de volgende (of vorige) kit in een “keten” kie-zen. Verder is het mogelijk om enkel de metronoom-klik naar de hoofdtelefoon te sturen, en is er een ste-reo-ingang voor externe audio-signalen (MIX IN).

Ingebouwde, eenvoudig te bedienen sequencer

Opnemen met de interne sequencer werkt net als bij een bandopnemer. Naast de drums kunt u drie bege-leidingspartijen opnemen, als ruggesteuntje bij het oefenen of aanvullende partijen voor een optreden. Aangezien de TD-10 via MIDI kan communiceren, kunt u bij dit verhaal ook een externe MIDI-klank-bron en/of sequencer betrekken.

Niet alleen voor PD-100 en PD-120 pads

Alle vorige pad-modellen (PD-5, PD-7, PD-9), Kick Trigger Units (KD-5, KD-7) en het Hi-Hat controle-pedaal (FD-7) zijn compatibel. De PD-7 en PD-9 vertalen bovendien positie-informatie voor Snare- en Ride-klanken.

Uitbreidingsmogelijkheid levert extra klanken en functies op

De uitbreidingskaarten uit de WAVE & SYSTEM EXPANSION BOARD TDW-serie breiden het aan-tal instrumenten en Drum Kits van de TD-10 uit en

4

Page 5: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

maken een Update d.m.v. Flash ROM mogelijk. Alle kits en parameters van de TD-10 kunnen worden opgeslagen op een geheugenkaart (M-512E).

Kan worden gebruikt als MIDI-klankmodule

Geluiden kunnen worden gegroepeerd in Percussion Groups, die u via MIDI kunt aansturen zoals een Preset op een klankmodule. Met andere woorden: naast de toewijzing aan de 12 trigger-ingangen kunt u nog een nootverdeling programmeren. Deze doet dan dienst als “gewone” drummodule die bv. door een sequencer aangestuurd wordt.

5

Page 6: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10

Handleiding

Inhoud

DEEL I. — SNEL AAN DE SLAG 9

1. Voorzieningen op de panelen 91.1 Frontpaneel 91.2 Achterpaneel 11

2. Basis 122.1 Knoppen en display-pagina’s 12

3. Voordat u aan de slag gaat 143.1 TD-10 op het statief monteren 143.2 Mixer, versterker enz. aansluiten 143.3 Pads en pedalen aansluiten 153.4 Inschakelen 15

Uitschakelen 163.5 Demo beluisteren 163.6 Pads toewijzen 17

Als u werkt met de “V-Basic Kit” of de “V-Standard Kit” 17Als u werkt met PD-5, PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 pads 17Spanning van het vel instellen 18TD-10 aansturen met contactmicrofoons op een akoestisch drumstel 18Instellingen controleren 19

4. Speltechnieken 204.1 Tips voor het bespelen van de pads 20

Rim Shots 20Afdempen 20Positiegevoeligheid 20Spelen met Brushes 20HiHat-controlepedaal 21

4.2 TD-10 bedienen 21Volume aanpassen 21Drum Kit kiezen 21Gevoeligheid van de pads 22Master-Equalizer 22Effect aan/uit 23Help-functie 23

4.3 Uitbreiden 234.4 Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en

instellingen 25

5. De voorgeprogrammeerde Drum Kits 275.1 Hoe genereert de TD-10 geluid? 27

Brush Kit 285.2 Electro Kit 29

6. Drum Kit wijzigen (editen) 316.1 [INST]: instellingen voor de basisklank 31

Instrument kiezen 31Materiaal en diepte van de ketel 31Materiaal en stemming van het vel kiezen 32Demping en snaarspanning kiezen 33

6.2 [STUDIO]: akoestiek van de “ruimte” aanpassen 336.3 [CONTROL ROOM]: de laatste hand aan het geluid

leggen 34Klankkleur wijzigen met de Equalizer 34Volumebalans van de instrumenten aanpassen 35

7. Voorbeelden en tips 367.1 Sequencer gebruiken 36

Preset-patroon weergeven 36Meespelen met een Preset-patroon 36

7.2 Drum Kit Chain (keten) 367.3 Voetschakelaar-functies 377.4 Patronen starten met een pad 377.5 Metronoomklik via hoofdtelefoon beluisteren 387.6 TD-10 als MIDI-klankmodule gebruiken 38

DEEL II. — REFERENTIE 39

1. Overzicht van de TD-10 V•Drums 391.1 Structuur van het V•Drums-systeem 391.2 Pads kiezen 39

2. Instellingen voor de volledige Drum Kit 412.1 Kit selecteren 412.2 Kit selecteren uit een lijst 412.3 Naam van de Drum Kit 412.4 Kit geschikt maken voor Brushes 422.5 Effecten voor de hele Kit in- en uitschakelen 42

6

Page 7: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Inhoud

3. Instrument-instellingen 433.1 Instrument kiezen 433.2 Instrumenten kiezen uit een lijst 433.3 “Akoestische” Drum Kit editen (V-EDIT) 44

V-EDIT en EDIT 44Materiaal van de ketel selecteren 44Diepte van de ketel 45Materiaal van het vel kiezen 45Vel stemmen 45Demping aanbrengen 46Snaarspanning aanpassen 46

3.4 “Electronische” Drum Kit editen (V-EDIT) 473.5 TR-808/909 editen (V-EDIT) 473.6 HiHat, cymbalen en percussie editen 48

4. Studio-parameters 504.1 Instellingen voor de hele Drum Kit 50

Ruimte/omgeving kiezen 50Afmetingen van de ruimte 50Materiaal van de muren 50Plaatsing van de ruimtemicrofoons 51Uitgangsvolume en -toewijzing van het omgevingsgeluid 51

4.2 Instellingen voor individuele instrumenten 51Diepte van het Ambience-geluid 51Microfoontype en -plaatsing 52

4.3 Instellingen voor instrumentgroepen 53Ambience Send Level per groep instellen 53

5. Control Room-instellingen 545.1 Instellingen voor individuele instrumenten 54

Volume aanpassen 54Stereopositie aanpassen 54Effectvolume aanpassen 54Uitgangen toewijzen 55Dynamiek (Compressor) 55Equalizer 56

5.2 Instellingen voor de volledige Drum Kit 56Effect Return Level aanpassen 56Effecttype kiezen 57Effecten editen 57

5.3 Instellingen voor volledige groepen 60Effect Send Level voor een volledige groep aanpassen 60Volume instellen voor individuele groepen 60

6. Sequencer 616.1 Basisbediening van de sequencer 61

Preset-patronen gebruiken 616.2 Tempo instellen 62

6.3 Weergavefuncties 62Patroon kiezen 62Patronen kiezen uit een lijst 62Weergavemethode selecteren 63

6.4 Instellingen voor de metronoom 63Metronoomklik in- en uitschakelen, volume regelen 63Tempo instellen 63Maatsoort en klik-interval kiezen 63Klikgeluid kiezen 64Klikgeluid met Ambience bewerken 64Effecten voor de metronoom 64Stereopositie aanpassen 64Uitgang voor de metronoom 64

6.5 Opnemen 65Basiswerkwijze voor de opname 65Rehearsal-functie 66Metronoom laten aftellen 66Opname starten op het moment dat u op een pad slaat 66Timing automatisch verbeteren tijdens de opname (Quantize) 66Data van een andere sequencer importeren 67

6.6 Patronen editen 67Patroon benoemen 67Patroon wissen (Erase) 67Maten uit een patroon wissen (Erase Pattern Measure) 68Patroon kopiëren 68Maten van een patroon/Part kopiëren 68Patroon wissen (Clear) 69Maten van een patroon verwijderen (Clear) 69Patronen verbinden 70

6.7 Instellingen voor Part-instrumenten 70Master Tuning (stemming) 70Instrumentkeuze en verwante instellingen voor individuele Parts 70Mixer-instellingen voor individuele Parts 71Specifieke Parts uitschakelen 71

7. Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel 727.1 Signaal van MIX IN aan een uitgang toewijzen 727.2 Type pad specifiëren 727.3 Basisparameters voor de trigger-ingangen (BASIC) 73

Sensitivity 73Threshold 73Curve 73Spanning van het vel aanpassen 74

7.4 Geavanceerde parameters voor de trigger-ingangen (ADVNCD) 75Scan Time 75Retrigger Cancel (RetrigCancel) 75Mask Time 75Crosstalk 76Volgorde van deze parameters bij gebruik van

7

Page 8: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

contactmicro’s (drum-triggers) 767.5 Helderheid van het display (Contrast) 777.6 Master Equalizer instellen 777.7 Data opslaan op een geheugenkaart (RAM) 77

Data op een geheugenkaart opslaan 78Data van een geheugenkaart laden 78

7.8 Display automatisch laten omschakelen (Note Chase) 78

8. Handige functies 798.1 Drum Kits in een bepaalde volgorde kiezen (Drum Kit

Chain) 79Naam van de Drum Kit Chain 79

8.2 Kopiëren 808.3 UNDO-functie 808.4 Help-functie 818.5 Bepalen hoe de [PREVIEW]-knop werkt 81

9. Functies bedienen met pads en voetschakelaars 829.1 Pads gebruiken om patronen te starten (Pad Pattern) 829.2 Pads gebruiken voor “knopfuncties” (Pad Switch) 829.3 Functies aansturen met voetschakelaars (Foot Switch) 83

10. MIDI-functies 8410.1 Data naar/van een extern instrument (Bulk Dump) 84

Data opslaan 84Data opnieuw laden 84Device ID instellen -- data naar twee of meer TD-10’s zenden 84

10.2 Via de pads externe MIDI-klankmodule aansturen 85Nootnummer voor elke pad 85Gate Time (duur) instellen 86MIDI-kanaal 86

10.3 TD-10 en Roland SPD-11 8610.4 MIDI-instellingen voor de TD-10 in zijn geheel 86

MIDI-kanalen voor individuele Parts instellen 86Local Control uitschakelen 87Ontvangen/zenden van programmakeuze-commando’s 87Data uitdunnen die door de FD-7 wordt gezonden (Pedal Data Thin) 87

10.5 TD-10 als module gebruiken 87Percussion Groups 88Instrumenten selecteren 89Percussion Group editen 89Kit-nummers verbinden met MIDI-programmanummers 90

10.6 MIDI-commando’s voor geavanceerde

mogelijkheden 90Commando’s voor de HiHat 90Commando’s voor de positiegevoeligheid (enkel Snare en Ride) 90

10.7 Synchroniseren met externe MIDI-instrumenten 91TD-10 synchroniseren met een externe sequencer 91Externe sequencer synchroniseren met de TD-10 91

DEEL III. — APPENDIX 93

1. Mogelijke problemen 93

2. Mogelijke instrument/trigger-toewijzingen 97

3. Fabrieksinstellingen laden (INITIALIZE) 98

4. (Fout)meldingen in het display 99

5. Over MIDI 1015.1 MIDI-connectors 1015.2 MIDI-kanalen en multitimbrale klankbronnen 1015.3 Werking van de sequencer 102

6. Contactmicrofoons gebruiken 103

7. Overzicht van de Presets 1047.1 Drum Kits 1047.2 Drum-instrumenten 105

8. Specificaties 107

9. MIDI-implementatie 112

10. Index 115

8

Page 9: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

DEEL I. SNEL AAN DE SLAG

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

1. Voorzieningen op de panelen

1.1 Frontpaneel

1) Trigger-indicatorDeze indicator licht op wanneer er een triggersignaal wordt ontvangen van een pad. Dat gebeurt als u op die pad slaat. Licht de indicator niet op, dan weet u dat de pad niet goed is aangesloten.

2) LED-displayDit display beeldt het nummer van de geselecteerde Drum Kit af.

3) Grafisch displayTijdens het spelen wordt hier de naam van de Drum Kit en andere relevante informatie afgebeeld. Tijdens het editen krijgt u hier verklarende iconen en tekst te zien.

Opmerking: Het is dit grafisch display dat we bedoelen als we het in de rest van deze handleiding over “het display” hebben.

4) Functieknoppen F1~F4

Deze knoppen krijgen een andere functie naar gelang de inhoud van het display. Onderaan het display kunt u de functie van iedere knop aflezen (zie blz. 12).

5) EXIT-knopDoor op deze knop te drukken keert u terug naar het scherm dat zich één stap hoger in de schermhiërar-chie bevindt. Door herhaald te drukken keert u terug naar de “DRUM KIT” pagina.

6) TOOLS-knopDeze knop verschaft u toegang tot functies als Copy, Undo en Help (zie blz. 23, 80).

7) CHAIN-knopHiermee kunt u Drum Kit Chains samenstellen (dit zijn reeksen drum kits die u na elkaar kunt kiezen) (zie blz. 36, 79).

1

2 3

45678

9

10

11 12 13 14

15 16 17

18

20

19

21

22

9

Page 10: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

8) SETUP-knopOnder deze knop zitten een aantal instellingen die verband houden met de TD-10 in zijn geheel, zoals trigger-parameters en MIDI-instellingen (zie blz. 72).

9) GroepfadersHiermee regelt u het volume van de verschillende klankgroepen, zoals Kick, Snare, HiHat, het overige slagwerk, de begeleidingsinstrumenten en de metro-noomklik (zie blz. 21).

10)SequencerMet deze knoppen bedient u de transportfuncties van de sequencer (zie blz. 36, 61).

11)KIT-knopDoor op deze knop te drukken keert u terug naar het de display-pagina die u normaal tijdens het spelen op de TD-10 te zien krijgt.

12)INST (Instrument) knopMet deze knop gaat u naar de display-pagina waar u instrumenten kunt editen (zie blz. 31, 43).

13)STUDIO-knopDeze knop verschaft u toegang tot de display-pagina waar u microfoontypes, microfoonposities, de ruim-te en positie van de ruimtemicrofoons kunt kiezen (zie blz. 33, 50).

14)CONTROL ROOM-knopMet deze knop gaat u naar de Mixer-, EQ-, Com-pressor- en Effect-parameters (zie blz. 34, 54).

15)MIX IN-regelaarHiermee regelt u het volume van het instrument dat u op de MIX IN-ingang aansluit. Het geluid van deze ingang wordt bij het signaal van de MASTER OUT- en/of PHONES-uitgangen gemixt.

16)PHONES-regelaarHiermee regelt u het volume van de hoofdtelefoon. De signalen van de verschillende uitgangen worden niet onderbroken wanneer u een hoofdtelefoon aan-sluit.

17)MASTER-regelaarHiermee regelt u het volume van de MASTER OUT-uitgangen. Het volume van de PHONES-uitgang regelt u met de PHONES-regelaar.

18)CURSOR-knoppenHiermee verplaatst u de cursor in het display of gaat u naar de volgende display-pagina (zie blz. 12).

19)VALUE-wielDit wiel heeft dezelfde functie als de [DEC]/[INC]-knoppen. Het wiel werkt echter handiger als u grote waardesprongen wilt overbruggen (zie blz. 12).

20)Trig SelectMet de onderste twee knoppen kiest u de pad (het triggernummer) waarvoor u instellingen wilt maken. Wilt u de rand van een pad kiezen, druk dan op de RIM-knop (de RIM-indicator licht op). Als u pads

op de TD-10 hebt aangesloten kunt u een pad ook selecteren door erop te slaan. Met de PREVIEW-knop kunt u het instrument beluisteren dat aan de geselecteerde pad is toegewezen. Bent u een slag-werkgroep aan het editen, dan stuurt de PREVIEW-knop het geluid aan dat in het display wordt afge-beeld (zie blz. 13).

21)PREVIEW-knopHiermee kunt u instrumenten “voorbeluisteren” wanneer u toevallig even geen pad(s) op de TD-10 hebt aangesloten. Met de Trig Select-knoppen kiest u de pad waarvoor u de toewijzing wilt controleren. De PREVIEW-knop is aanslaggevoelig (zie blz. 13).

22)[DEC]/[INC]-knoppenHiermee kiest u Drum Kits of wijzigt u waarden. Met de INC-knop kiest u een hogere waarde, met de DEC-knop een lagere. Deze knoppen zijn bovendien ruim bemeten, zodat u ze ook met de tip van uw drumstok kunt bedienen (zie blz. 12).

Opmerking: Met “bedienen” bedoelen we hier “voorzichtig indrukken”. Deze knoppen zijn namelijk geen pads en gaan dus ook sneller stuk.

10

Page 11: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Snel aan de slag Snel aan de slag

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

1.2 Achterpaneel

23)MEMORY CARD-aansluitingHier kunt u een M-512E geheugenkaart (los ver-krijgbaar) aansluiten. Zo’n kaart biedt plaats aan alle instellingen van de TD-10 (zoals Drum Kit- en sequencerdata, enz.) (zie blz. 77).

Opmerking: De M-512E is het enige type geheugenkaart dat u met de TD-10 kunt gebruiken.

24)TRIGGER INPUT-aansluitingenOp deze ingangen moet u de pads of kick triggers aansluiten die u met de TD-10 wilt verbinden. Gebruik een stereo-kabel als u een dual trigger-type pad (PD-7, PD-9, PD-120) wilt aansluiten (zie blz. 15).

25)FOOT SWITCH-ingangHier kunt u een (los verkrijgbare) voetschakelaar (FS-5U) aansluiten om Drum Kits te kiezen, de sequencer te starten/stoppen enz. Hiervoor hebt u een speciale PCS-31 kabel (optie) nodig (zie blz. 37, 83).

26)HH CTRL-aansluitingOp deze ingang kunt u een HiHat controlepedaal (FD-7) aansluiten (zie blz. 21).

27)OUTPUT (MASTER)-aansluitingenDit uitgangspaar levert het totaalgeluid van de TD-10. U moet ze verbinden met een externe ver-sterker, mengtafel enz. Wilt u de TD-10 in mono versterken, verbind dan enkel de MASTER L (MONO)-uitgang (zie blz. 14).

28)OUTPUT (DIRECT, 1, 2, 3) uitgangenAls u bepaalde drumklanken apart wilt versterken, bewerken enz., kunt u ze aan één van deze uitgangs-paren toewijzen. Ook de “Ambience” kunt u naar één van deze uitgangen sturen – maar niet de digitale effecten. De toewijzing van deze uitgangen gebeurt in het Control Room-menu (zie blz. 55).

29)PHONES-uitgangOp deze uitgang kunt u een stereo-hoofdtelefoon aansluiten. Hierdoor wordt de weergave via de ande-re uitgangen niet uitgeschakeld (zie blz. 14).

30)MIX IN-aansluitingOp deze ingang kunt u een CD- of cassettespeler aan-sluiten, of een signaal dat u live wilt kunnen afluiste-

ren. Het signaal dat u aansluit kunt u aan de MAS-TER OUT- en/of PHONES-uitgangen toewijzen (zie blz. 72).

31)MIDI IN-aansluitingHier kunt u een externe MIDI-sequencer aansluiten die de geluiden van de TD-10 kan aansturen. Een andere toepassing is het laden van TD-10 instellin-gen (Bulk-data) die u in een extern instrument had opgeslagen (zie blz. 84).

32)MIDI OUT/THRU-aansluitingHier kunt u een externe MIDI-klankmodule/sam-pler aansluiten waarvan u de geluiden met pads wilt aansturen. Via deze aansluiting kunt u ook de instel-lingen van de TD-10 (Bulk-data) naar een extern MIDI-instrument zenden (zie blz. 84).

33)POWER-schakelaarHiermee schakelt u de TD-10 in en uit (zie blz. 15).

34)AC-ingangOp deze ingang moet u de bijgeleverde stroomkabel aansluiten (zie blz. 14).

23

242529

30

3132

33

34 26

2728

11

Page 12: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

2. Basis

Hieronder gaan we even in op een aantal algemene “spelregels” omtrent de bediening van de TD-10, zodat u in de rest van deze handleiding weet waarover we het hebben.

2.1 Knoppen en display-pagina’s

Instellingen opslaanDe TD-10 heeft geen “procedure” om instellingen op te slaan, om de eenvoudige reden dat dit automatisch gebeurt zodra u een instelling wijzigt.

Knoppen en (schuif)regelaarsKnoppen en (schuif)regelaars worden tussen vier-kante haken afgebeeld, bv. [SETUP].

Cursor

Als een waarde wit-op-zwart wordt afgebeeld, zeg-gen we dat deze waarde “door de cursor wordt aan-geduid”. Deze waarde kunt u wijzigen. Als een dis-play-pagina meerdere parameters bevat die u kunt instellen, moet u de cursor met de [CURSOR]-knoppen naar de gewenste parameter verplaatsen.

Functieknoppen [F1]~[F4]

[F1]~[F4] noemen we de “functieknoppen”. Onder-aan het display kunt u de naam aflezen van de func-ties die de knoppen op dat moment hebben. Als we het in deze handleiding bijvoorbeeld hebben over [INST]-[F1 (SHELL)], druk dan op [INST] en ver-volgens op [F1] (in dit geval wordt boven [F1] “SHELL” afgebeeld).

Instellingen wijzigen

[INC] en [DEC] noemen we in deze handleiding verder [DEC]/[INC]. Samen met het VALUE-wiel dienen ze om de instellingen van parameters te wij-zigen. Deze twee methodes hebben elk hun eigen voordelen:

[DEC]/[INC]• Met iedere druk op [INC] kiest u een hogere waarde,

met iedere druk op [DEC] een lagere. Dat werkt vooral handig als u waarden in kleine stappen wilt wijzigen.

• Ook voor “aan/uit”-parameters zijn deze knoppen de aangewezen keuze: [INC] betekent “aan” en DEC/INC betekent “uit”.

CursorINC/DEC-knoppen VALUE-wiel

12

Page 13: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Basis Knoppen en display-pagina’s

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

• Als u [INC] ingedrukt houdt en op DEC/INC drukt, kiest u in versneld tempo hogere waarden. Door DEC/INC ingedrukt te houden en op [INC] te druk-ken kiest u in versneld tempo lagere waarden.

VALUE-wielDit wiel is handig als u grote waardesprongen wilt maken.

Rechtsboven in het display

Op pagina’s die instellingen voor iedere pad bevatten kunt u de gewenste pad selecteren door erop te slaan. Rechtsboven in het display verschijnt dan het num-mer van de trigger-ingang waarmee de geselecteerde pad is verbonden, de naam van het instrument dat hieraan is toegewezen, en het MIDI-nootnummer. De eerste letter (“H” of “R”) geeft aan of het vel (H) of de rand (R) van de pad is geselecteerd. Het num-mer uiterst rechts is het MIDI-nootnummer. Dat laatste wordt belangrijk wanneer u de TD-10 als een MIDI-klankmodule (in combinatie met een sequen-cer e.d.) wilt gebruiken.

“H” of “R” vertellen u ook welke klank u hoort wan-neer u op de [PREVIEW]-knop drukt. In het geval u de klank van het “vel” (head) en de “rand” (rim) apart kunt editen ziet u linksboven in het display voor welke van de twee de huidige instellingen gel-den.

Pads kiezen op het frontpaneel van de TD-10

We hebben hierboven gezien hoe u pads kunt selec-teren door erop te slaan. Als u geen pads hebt aange-sloten, kunt u met de [TRIG SELECT]-knoppen als-nog de pad kiezen waarvoor u parameters wilt wijzi-gen. In feite kiest u dan niet de pad, maar het trigger-nummer waarop die pad is aangesloten.

Door op de [1]-knop te drukken kiest u één trigger-nummer lager dan het geselecteerde, door op “12” te drukken één triggernummer hoger.

Als u een PD-7, PD-9 of PD-120 pad gebruikt speci-fieert u met de [RIM]-knop of u instellingen voor het vel, dan wel voor de rand wilt maken. Licht de RIM-indicator op, dan wordt de rand geselecteerd.

Door deze knoppen in combinatie met de [PRE-VIEW]-knop te gebruiken kunt u alle gewenste edits doorvoeren zonder dat u pads op de TD-10 hoeft aan te sluiten.

Opmerking: Voor een aantal instrumenten is er geen onder-scheid tussen de instellingen voor het vel of de rand. Voor meer details zie blz. 97.

Preset Drum KitsDe Drum Kits 1~50 zijn voorgeprogrammeerd. U behoudt de mogelijkheid om deze fabrieksinstellin-gen opnieuw te laden, ook wanneer u inmiddels heel wat instellingen hebt gewijzigd. Die fabrieksinstellin-gen noemen we de Preset Drum Kits. Zie blz. 98 voor meer details.

Over het basisscherm

Dit is het basisscherm van de TD-10, dat u te zien krijgt wanneer u op [KIT] drukt.

Naast de naam van de Kit zie u hier ook wordt hier ook afgebeeld wat de status van de geheugenkaart is, of de effecten aan of uit staan (zie blz. 42), of de Kit al dan niet voor Brushes geschikt is (zie blz. 42), enz.

Trigger-nummerInstrumentnaam (of Trigger-naam)

Rand

"Vel"

MIDI-nootnummer

Naam van het scherm

Naamvan deDrum kit

Effect aan/uit

Instellingen voor brushes

13

Page 14: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

3. Voordat u aan de slag gaat

In dit hoofdstuk laten we zien welke aansluitingen en instellingen nodig zijn voor u met de TD-10 muziek kunt maken. We gaan er van uit dat u de fabrieksin-stellingen van de TD-10 nog niet hebt gewijzigd.

3.1 TD-10 op het statief monteren

Verbind de statiefhouder (deze wordt geleverd bij de optionele stand MDS-7U/10) met de TD-10.

Gebruik de bijgeleverde schroeven om de TD-10 te bevestigen (zie de afbeelding).

Opmerking: Gebruik enkel de bijgeleverde schroeven. Andere schroeven kunnen de schakelkringen e.d. van de TD-10 beschadigen.

Bevestig vervolgens de TD-10 op het drumstatief (MDS-7U/10).

Meer details omtrent het in elkaar zetten van het drumstatief en het bevestigen van de TD-10 vindt u in de handleiding voor het drumstatief (MDS-7U/10).

3.2 Mixer, versterker enz. aansluiten

Opmerking: Om schade en/of storingen te voorkomen moet u steeds alle instrumenten uitschakelen en het volume in de minimumstand zetten voordat u aansluitingen maakt.

Verbind de MASTER L(MONO) en R connectors met de ingangen van uw geluidssysteem of verster-ker. Wilt u via een hoofdtelefoon afluisteren, verbind deze dan met de PHONES-uitgang.

Opmerking: Let erop dat u de MASTER L en R connectors met de respectievelijke L- en R-ingang op uw geluidssysteem verbind. Anders hoort u instrumenten die u links wilt plaat-sen rechts enz.

Opmerking: Met de live-drummer in het achterhoofd hebben we het uitgangssignaal van de hoofdtelefoonuitgang wat krachtiger gemaakt dan u misschien van een doorsnee elec-tronisch muziekinstrument gewend bent. Houd hier rekening mee, want lang luisteren op een hoog volume kan uw gehoor beschadigen.

Opmerking: Bij levering zijn er geen instrumenten toegewe-zen aan de DIRECT1-, DIRECT2- of DIRECT3-uitgangen.

Smal

Breed

Verbindenmet een stopcontact

Stereo-hoofdtelefoon

Netsnoer

Audio-kabel

Geluidsinstallatie, enz.

R L

14

Page 15: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Voordat u aan de slag gaat Inschakelen

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

3.3 Pads en pedalen aansluiten

Gebruik de bijgeleverde kabels om uw pads, hi-hat controlepedaal en Kick Trigger Unit(s) aan te slui-ten, zoals in de onderstaande afbeelding is aangege-ven. Voor de Kick en de Snare zijn aparte jacks voor-zien, Zorg dus dat u de betreffende accessoires op deze jacks aansluit.

Als u PD-7 of een PD-9 pads gebruikt, zet dan de polariteitsschakelaar op de achterzijde van de pad in de stand “– (Roland)”. Bij een KD-7 maakt het niet uit welke stand u kiest.

Als u het summum van expressiviteit uit uw systeem wilt halen bevelen we het gebruik aan van Roland pads (PD-5, PD-7, PD-9, PD-100, PD-120) en Kick Trigger Units (KD-7).

3.4 Inschakelen

Opmerking: Eens u alle aansluitingen hebt gemaakt, kunt u de instrumenten in uw systeem in de hieronder gespecifieerde volgorde inschakelen. Respecteer deze volgorde, anders ris-keert u storingen en/of schade aan luidsprekers en andere instrumenten.

1) Draai de [MASTER]- en [PHONES]-regelaar hele-maal naar links om het volume in de minimum-stand te zetten.

2) Zet het volume van het aangesloten versterkings-systeem in de minimumstand.

3) Schakel de TD-10 in met de POWER-schakelaar op het achterpaneel.

Opmerking: Bij het inschakelen controleert de TD-10 de aangesloten pads. Daarom mag u de pads tijdens de opstart-procedure niet aanraken, want als u dat doet, trekt de TD-10 foute conclusies en kan uw systeem niet naar behoren functio-neren. Raak dus niet aan pads of pedalen tot u het volgende scherm te zien krijgt:

4) Schakel uw versterker of geluidssysteem in.

5) Zet de [GROUP FADERS] in hun maximumpositie en kies voor de [MASTER]- en [PHONES]-regelaar de positie die in de onderstaande afbeelding wordt aangegeven.

Roland

Roland

TD-10 achterpaneel

PD-7, PD-9

OUTPUT POLARITY+ - (Roland)

5

3

6

1

15

Page 16: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

6) Druk herhaaldelijk op [PREVIEW] en kies met [MASTER] (of [PHONES], als u via hoofdtelefoon afluistert) het gewenste volume.U zou nu geluid van de TD-10 moeten horen. Ver-geet niet dat het volume van het geluid mee wordt bepaald door de kracht waarmee u op de [PRE-VIEW]-knop drukt.

Hoort u geen geluid wanneer u op [PREVIEW] drukt, controleer dan de volgende punten:

• Als u een hoofdtelefoon gebruikt: hebt u deze aange-sloten op de PHONES-uitgang?

• Als u een externe versterker gebruikt: hebt u deze verbonden met de MASTER OUT-connectors? Zijn de audiokabels wel verbonden met de ingangen van de versterker enz.?

• Gebruikt u misschien defecte kabels?

• Hebt u op de externe versterker de juiste ingang gekozen?

• Staan de [GROUP FADERS] misschien nog in de minmumstand?

• Hebt u een te laag [PHONES]-volume gekozen?

• Hebt u een te laag [MASTER]-volume gekozen?

Opmerking: Met [TRIG SELECT] kunt u kiezen voor welke pad u de [PREVIEW]-knop wilt gebruiken.

Uitschakelen1) Zet het volume op alle instrumenten (TD-10 en

externe versterking) in de minimumstand.

2) Schakel de versterker, het mengpaneel e.d. uit.

3) Schakel de TD-10 uit.

3.5 Demo beluisteren

De TD-10 bevat een demosong die u een idee geeft van zijn uitstekende klankkwaliteit en mogelijkhe-den. De demosong is in feite een medley van 4 korte songs. Hij wordt weergegeven in een “loop” (lus). Wilt u één van de vier songs apart beluisteren, ga dan als volgt te werk:

1) Stel alle [GROUP FADERS] op hetzelfde volume in.

2) Houd [SETUP] ingedrukt en druk op [CHAIN].

3) Kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste “sectie” uit de demosong.De sectie die u hier kiest wordt als eerste weergege-ven, waarna het geheel in een lus blijft voortgaan.

4) Druk op [PLAY].Hiermee start u de weergave. Tijdens de weergave behouden de [GROUP FADERS] hun normale func-tie, zodat u de demosong de gewenste geluidsbalans kunt meegeven (voor meer details omtrent de groep-faders, zie blz. 21).

5) Druk op [STOP] om de weergave te beëindigen.Hebt u genoeg gehoord van de demo, druk dan op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.

Opmerking: Alle rechten voorbehouden. Ongeoorloofd gebruik van dit materiaal voor niet-persoonlijke doeleinden vormt een inbreuk op de wet.

Opmerking: De demosong wordt niet naar MIDI OUT/THRU gezonden.

Opmerking: De demosong maakt gebruik van de Drum Kits 39~42.

2

5 41

3

16

Page 17: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Voordat u aan de slag gaat Inschakelen

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

3.6 Pads toewijzen

U moet voor iedere TRIGGER INPUT het type pad specifiëren dat u ermee verbindt, anders kan de TD-10 de signalen van de pads niet naar behoren interpreteren.

Als u werkt met de “V-Basic Kit” of de “V-Standard Kit”

Voor deze kits heeft de TD-10 de juiste instellingen reeds aan boord. U hoeft ze dus enkel op te roepen.

1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F1 (BANK)].

2) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen op het “BANK”-nummer.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de rele-vante BANK.V-Basic Kit= BANK 1

V-Standard Kit= BANK 2

Opmerking: De parameterwaarden in de bovenstaande afbeeldingen geven de fabrieksinstellingen aan. Zijn deze intussen gewijzigd, dan kunt u de Copy-functie (blz. 80) gebruiken om de originele instellingen opnieuw op te roepen.

Ziezo, hiermee hebt u in één klap alle nodige instel-lingen voor de V-Basic of V-Standard Kit gemaakt.

Als u een PD-100 of PD-120 pad gebruikt, kunt u nu best de spanning van het vel instellen.

Eens u alle instellingen hebt afgerond, kunt u op [EXIT] drukken om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.

Als u werkt met PD-5, PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 pads

Maak in dat geval voor elke aangesloten pad de vol-gende instellingen.

1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F1 (BANK)].U komt terecht in het volgende scherm:

Hier ziet u welke pads met welke TRIGGER INPUTS zijn verbonden.

2) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen weg van het “BANK”-nummer.

3) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.De cursor gaat automatisch naar de waarde voor de pad waarop u hebt geslagen.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de naam van de pad.Ziezo, hiermee hebt u alle nodige instellingen gemaakt. Als u een PD-100 of PD-120 pad gebruikt, kunt u nu best de spanning van het vel instellen:

1 2

3

Display Naam van de pad

PD5 PD-5

PD7 PD-7

PD9 PD-9

10A PD-100

12A PD-120

KD7 KD-7/KD-5

17

Page 18: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Spanning van het vel instellenVoor de PD-100 en PD-120 pads is het belangrijk dat u de instellingen van de TD-10 aanpast op de span-ning van het vel. Dat gaat als volgt.

1) Zorg dat Trigger Type (modelnaam van de pad) is ingesteld op “10A” (PD-100) of op “12A” (PD-120).

2) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F4 (OPTION)].

3) Sla op de PD-100 of PD-120 waarvoor u instellin-gen wilt maken.U komt op de bijbehorende display-pagina terecht.

4) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen op “Head Tension Adjustment”.

5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.“Loose” betekent dat de TD-10 ervan uit gaat dat het vel los is, terwijl hij bij “Tight” een behoorlijk strakke velspanning verwacht. Voorlopig houdt u het best bij de neutrale optie “Normal”.

6) Sla op het vel van de PD-100 of PD-120, ongeveer 3 cm van de spanschroef.

De indicator rechtsonder in het display geeft de afwijking aan.

7) Regel met een spansleutel (optie) de spanschroef bij tot de indicator zich op de positie uit de onder-staande afbeelding bevindt.

Als de indicator rechts van het middelpunt staat, draai dan de spanschroef naar links om het vel losser te spannen. Staat de indicator links van het middel-punt, draai de spanschroef dan naar rechts om het vel strakker te spannen.

Opmerking: Blijkt de indicator wild van links naar rechts te springen, zorg dan eerst dat het vel gelijkmatig gespannen staat en ga dan verder met de bovenstaande procedure.

Opmerking: Meer details over het instellen van de juiste vel-spanning vindt u in de handleiding van de PD-100/120.

Eens u alle instellingen hebt gemaakt, kunt u her-haaldelijk op [EXIT] drukken om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.

TD-10 aansturen met contactmicrofoons op een akoestisch drumstel

In plaats van pads kunt u ook contactmicrofoons (die u op uw akoestische trommels monteert) gebruiken om de TD-10 aan te sturen. In dat geval moet u in eerste instantie het Trigger Type op “Drum Trigger” instellen. Blijkt dat niet te volstaan voor een accurate triggering, dan kunt u met de “geavanceerde” parameters nog één en ander bijre-gelen. Zie “Geavanceerde parameters voor de trig-ger-ingangen (ADVNCD)” op blz. 75.

Bevestig eerst de contactmicrofoons (zie blz. 103). Maak vervolgens voor iedere trigger de volgende instellingen.

1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F1 (BANK)].U komt op de volgende display-pagina terecht.

Op deze pagina ziet u een overzicht van de trigger types die voor iedere TRIGGER INPUT zijn gespeci-fieerd.

1 2

4

(3 cm)

Sla hier

Spanschroef

Indicator

18

Page 19: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Voordat u aan de slag gaat Inschakelen

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

2) Haal de cursor met de [CURSOR]-knoppen weg van het “BANK”-nummer.

3) Sla op de trommel (of druk het basdrumpedaal in) waarvoor u instellingen wilt maken.De cursor komt automatisch op het Trigger-num-mer van de aangeslagen trommel terecht.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste Trigger-type. Kies de volgende opties:“KIK” voor de basdrum, “SNR” voor de snare drum, “TOM” voor de toms en “FLR” voor de Floor tom.

5) Druk meerdere keren op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.

Instellingen controlerenAlle juiste instellingen zouden nu gemaakt moeten zijn. U kunt dit controleren door op de pads/trom-mels te slaan en te luisteren of het juiste instrument weerklinkt. Is dat niet het geval, controleer dan nog-maals of alle instellingen kloppen of zie “Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen” op blz. 25.

19

Page 20: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

4. Speltechnieken

4.1 Tips voor het bespelen van de pads

Rim ShotsOp de PD-7, PD-9 en PD-120 kunt u met de rand een tweede klank aansturen, ter aanvulling van de klank die u met het vel aanstuurt.

Om een Rim Shot te spelen moet u het vel en de rand van de pad tegelijk raken. Als u enkel de rand raakt, wordt er geen signaal uitgestuurd (en hoort u dus geen geluid). Een goed gespeelde Rim Shot (vel + rand) stuurt de klank aan die u aan “rim” hebt toe-gewezen.

Opmerking: Ook als u tijdens het editen de “Rim” wilt kiezen moet u de hierboven beschreven speltechniek hanteren (dus vel en rand tegelijk aanslaan). Verder moet u er rekening mee houden dat de Rim-functie van de PD-120 enkel werkt als u de pad op trigger-ingang 2 (SNARE) aansluit. Wilt u Rim-geluiden voor toms enz., gebruik dan een PD-7 of een PD-9.

AfdempenDeze techniek simuleert het “dempen” van een akoestisch cymbaal en kan worden toegepast op de PD-7 en PD-9.

Sla op een pad waaraan een langzaam uitstervende klank (zoals een cymbaal) is toegewezen. Zodra u de rand van de pad vastgrijpt, wordt de weergave van de klank afgebroken.

PositiegevoeligheidAls u een PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 gebruikt (trigger-ingang 2 of 10), dan kunt u ook klankver-schillen bekomen op basis van de plaats waar u het vel raakt.

Als drummer weet u natuurlijk dat de klankkleur afhangt van de plaats waar u het vel raakt. Dat was tot nu toe één van de expressieve mogelijkheden die akoestische drums vóór hadden op hun electroni-sche collegae. De PD-120 maakt een einde aan deze voorsprong: als u deze pad gebruikt om een Snare-klank van de TD-10 aan te sturen, beschikt u over positie-afhankelijke timbreverschillen die de verge-lijking met een akoestische Snare kunnen doorstaan.

Spelen met BrushesDe PD-120 en PD-100 pads kunt u ook met Brushes bespelen. U kunt daarbij alle typische speltechnieken gebruiken, die ook het overeenkomstige geluid ople-veren dat u van een akoestische Snare verwacht. De enige voorwaarde is dat u een Drum Kit kiest die bedoeld is om met Brushes te worden bespeeld. Druk op [KIT] en kies een Kit waarvoor rechtsonder het onderstaande symbool is afgebeeld.

Opmerking: Gebruik enkel Brushes uit nylon/plastic. Meta-len Brushes beschadigen het vel en dreigen zelfs het gaas waaruit het vel bestaat te doorprikken.

Opmerking: Preset Drum Kit 7 en 37 zijn bedoeld om met Brushes te bespelen.

ÂØÒňÎ

ÂØÒňÎ

Pad

Rand van de pad

Rim Shot

ÂØÒňÎ

ÂØÒňÎ

Normale slag

Pad

Klankverschillen op basis van slagpositie

20

Page 21: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Speltechnieken TD-10 bedienen

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

HiHat-controlepedaalDe HiHat-functie van de TD-10 werkt op een iets andere manier dan op een akoestisch drumstel. Hoe-wel… het enige wat u in de gaten moet houden is dat u twee dingen nodig hebt: een pad (die dienst doet als “deksel”) en een pedaal (de FD-7). Met een HiHat-controlepedaal, zoals de FD-7, en een pad kunt u de volgende speltechnieken gebruiken:

4.2 TD-10 bedienen

Volume aanpassen

Volumebalans bijregelenKick Drum, Snare en HiHat hebben hun eigen [GROUP FADERS] waarmee u hun volume kunt aanpassen. Toms, cymbalen enz. zijn gegroepeerd onder de [OTHERS] faders.

Voor het volume van de individuele pads in een Kit kunt u terecht in het Control Room menu (zie blz. 54).

Totaalvolume aanpassenKies met de [VOLUME CONTROL]-regelaar het volume voor de MASTER-uitgangen van de TD-10. Door deze regelaar in wijzerzin te draaien verhoogt u het volume, door hem in tegenwijzerzin te draaien verlaagt u het.

Drum Kit kiezen

1) Druk op [KIT].U komt op de volgende pagina terecht:

Elke Drum Kit van de TD-10 is een verzameling instellingen voor de instrumenten (klanken) die zijn toegewezen aan elke pad, de akoestiek en micro-foons, mixer, effecten en andere parameters.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste Kit.

Open HiHatSla op de pad zonder het pedaal in te drukken.

Gesloten HiHatSla op de pad terwijl u het pedaal indrukt.

Gesloten met pedaal

Trap het pedaal in zonder op de HiHat-pad te slaan.

Open met pedaal

Druk op het pedaal en laat het onmiddellijk opnieuw los om een “open” hi-hat klank aan te sturen.

FD-7[MASTER]

Hiermee regelt u het volume van de MASTER OUT-aansluitingen.

[PHONES]Hiermee regelt u het volume van de hoofdtelefoonuitgang.

[MIX IN]

Hiermee regelt u het volume van MIX IN. Het signaal van de MIX IN-ingang wordt naar de MASTER- en PHONES-aansluitingen (of enkel naar de PHONES-aansluiting) gestuurd.

2

1

21

Page 22: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Opmerking: De List -pagina maakt het kiezen van een Drum Kit een stuk eenvoudiger. Druk op de bovenstaande pagina op [F1 (LIST)]. U komt dan terecht in een pagina met tien namen van Kits waaruit u de gewenste kunt kiezen. Met [F1 (PAGE<)] en [F2 (PAGE>)] kunt u respectievelijk naar de vorige of de volgende pagina gaan. Om een Kit te kiezen kunt u [DEC]/[INC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen gebruiken.

Druk op [EXIT] om terug te keren naar de display-pagina van stap 1.

Gevoeligheid van de padsU kunt de gevoeligheid van de pads aanpassen aan uw eigen speelstijl.

1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F2 (BASIC)].U komt op de volgende pagina terecht.

2) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen op “Sensitivity”.

3) Sla op de pad waarvoor u de gevoeligheid wilt aan-passen.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste gevoeligheid.De door de cursor aangeduide numerieke waarde verandert nu (1~16). Een lage gevoeligheid (lagere waarden) betekent dat harde slagen nauwelijks een hoger volume opleveren. Door daarentegen een hoge gevoeligheid te kiezen bereikt u ook met zachte sla-gen een luid volume. Over het algemeen verdient het aanbeveling om de gevoeligheid zo te kiezen dat de indicator zijn maximumpositie bereikt als u het hardst slaat.

Opmerking: Het weergavevolume speelt een belangrijke rol bij het instellen van de gevoeligheid van een electronische Drum Kit. Vooral als u op een laag volume afluistert kunt u vaak de indruk hebben dat er te weinig dynamiek voorhan-den is, en bijgevolg een hogere gevoeligheid kiezen dan eigen-lijk nodig is. Probeer daarom steeds op verschillende volumes af te luisteren (via een versterker of hoofdtelefoon), zodat u een goed beeld krijgt van de ingestelde dynamiek.

Master-EqualizerDit is de Equalizer waarmee u het totaalgeluid (de MASTER-uitgangen) van de TD-10 kunt bijkleuren. Daarbij kunt u aparte instellingen maken voor de hoge-, midden- en lagetonen.

1) Druk op [KIT] en vervolgens [F4 (MAS EQ)].U komt op de volgende display-pagina terecht:

2) Kies met [F2]~[F4] of met de [CURSOR]-knoppen de “GAIN” kolom.

Opmerking: Met [F1] kunt u de Equalizer in- en uitschake-len.

3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste verster-king of verzwakking en luister hoe het geluid ver-andert.Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.

Trigger-indicator

[F2] Lagetonen (LOW)

[F3] Middentonen (MID)

[F4] Hogetonen (HIGH)

2

3

1

22

Page 23: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Speltechnieken Uitbreiden

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

Effect aan/uitHet geluid van de TD-10 kan voor een groot deel afhankelijk zijn van de gebruikte effecten, compres-sors, enz. Om vast te stellen in hoeverre het geluid door de effecten wordt beïnvloed kunt u ze elk voor de volledige kit in- en uitschakelen.

1) Druk op [KIT] en vervolgens [F3 (FX SW)].

Op deze pagina dienen de [F1]~[F4] knoppen als aan/uit-schakelaars. Met [F1] schakelt u bijvoor-beeld Ambience aan/uit.

Opmerking: Voor alle duidelijkheid: als deze schakelaars op OFF staan, hoort u geen effecten, ongeacht andere parame-terinstellingen. Controleer daarom of de schakelaars wel actief zijn voordat u effectinstellingen begint te wijzigen.

Opmerking: Deze schakelaars kunt u voor elke Drum Kit apart instellen.

Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.

Help-functieDe TD-10 heeft een handige gids aan boord die u van informatie over de verschillende functies voorziet. Om op de relevante informatie-pagina terecht te komen volstaat het dat u een trefwoord invoert. Wilt u bijvoorbeeld iets weten over een functie waarbij een voetschakelaar te pas komt, kies dan het tref-

woord “FOOT SWITCH” en druk op de knop om naar de overeenkomstige pagina te gaan.

1) Druk op [TOOLS] en vervolgens op [F4 (HELP)].

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste trefwoord.

3) Druk op [F4 (SELECT)] om meer uitleg over de functie te lezen.

4) Om naar de pagina met instellingen voor die func-tie te gaan drukt u op [F4 (GO NOW)].Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.

4.3 Uitbreiden

Door middel van Expansion Boards kunt u uw sys-teem uitbreiden en nieuwe instrumenten en Drum Kits toevoegen.

Opmerking: Het is niet mogelijk om Expansion Boards voor de JV/XP-serie te gebruiken.

Aan de onderkant van de TD-10 vindt u een uitspa-ring waarin u uitbreidingskaarten kunt installeren. Dat kunnen enkel kaarten uit de WAVE&SYSTEM EXPANSION BOARD TDW serie zijn.

1) Schakel de TD-10 uit en verbreek de verbinding met het lichtnet voordat u een Expansion Board probeert te installeren.

AMBNCE (Ambience)

Dit effect simuleert de akoestiek van een ruimte waarin de drums worden bespeeld.

COMP(Compressor)

De compressor haalt volumepieken uit het signaal, wat het geluid meer doorzettingsvermogen kan geven en uw systeem tegen oversturing bevei-ligt.

EQ(Equalizer)

Met de Equalizer kunt u de verhou-ding van de hoge, midden- en lage tonen bijregelen.

EFFECT (Effect)

Hiermee voegt u effecten zoals Reverb en Delay toe.

2

1 3,4

23

Page 24: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

2) Verwijder enkel de vier schroeven die hieronder worden aangegeven en neem de bodemplaat van de TD-10.

3) Controleer of de plastic houders zich in de posities bevinden die op de onderstaande afbeelding te zien zijn. Draai ze, indien nodig, naar de juiste positie.

4) Zorg dat de gaten in de kaart zich boven de houders bevinden en steek de connector op de kaart voor-zichtig in de aansluiting van de TD-10. Controleer of de connector goed vastzit en of de drie houders door de gaten komen.

Opmerking: Raak niet aan de schakelkringen of aan de pin-netjes van de connectors.

Opmerking: Probeer het Expansion Board nooit met geweld aan te sluiten. Lukt het niet van de eerste keer, verwijder dan de print en probeer het nog eens.

5) Gebruik de bij de kaart geleverde sleutel om de houders in de LOCK-positie te draaien, zodat de kaart goed vast komt te zitten.

Ga na het uitvoeren van de bovenstaande stappen nog eens na of alles goed vast zit.

(Als u de uitbreiding wilt verwijderen moet u de kaarthouders in de UNLOCK-richting draaien en de print optillen met de bijgeleverde sleutel. Verwijder het Expansion Board en breng de bodemplaat opnieuw aan.)

6) Maak de bodemplaat opnieuw vast met de vier schroeven die u in stap 2 hebt verwijderd.

OPGELET!In het volgende geval moet u de TD-10 onmiddellijk uitschakelen en contact opnemen met uw dealer of de Roland-herstellingsdienst:

• Wanneer voorwerpen (zoals schroeven) zijn gevallen of er vloeistof werd gemorst in de TD-10.

• Wanneer de TD-10 nat is geworden (bijvoorbeeld door regen).

• De TD-10 plots “vreemd” begint te doen en niet meer naar behoren werkt.

Ga nooit zelf in het inwendige van de TD-10 prutsen – laat dit soort werken over aan een vakman.

Statische electriciteit kan schade aan de interne com-ponenten veroorzaken. Let bij het aanbrengen van het Expansion Board op de volgende dingen:

• Grijp, voordat u de kaart vastneemt, een metalen voorwerp (zoals een buis van de waterleiding) beet, om statische electriciteit te ontladen.

• Neem de kaart enkel bij de rand vast. Raak niet aan de electrische componenten of connectors.

Verwijder deze schroeven

Kaarthouder

Aansluiting

Expansion Board (uitbreiding)

LOCK

24

Page 25: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Speltechnieken Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en in-

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

4.4 Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen

Hieronder zetten we een aantal typische problemen op een rijtje die de kop kunnen opsteken wanneer u de TD-10 voor de eerste keer gebruikt.

Opmerking: Vergeet niet alle instrumenten uit te schakelen voordat u aansluitingen controleert of wijzigt.

Opmerking: Onder “Mogelijke problemen” op blz. 93 vindt u een uitgebreider probleemoverzicht, waar onder andere wordt ingegaan op problemen bij het editen of bij het gebruik van akoestische trommels of pads van een ander merk.

Geen geluid

Controleer eerst of alle aansluitingen kloppen (zie blz. 14 ff.) en ga vervolgens de onderstaande punten na:

U hoort geen geluid wanneer u [PREVIEW] indrukt

Controleer of de [GROUP FADERS] wel omhoog staan.

Bij het drukken op [PREVIEW] hoort u iets, maar tijdens het spelen op de pads niet

Controleer of de trigger-indicator (TRIGGER) oplicht als u op een pad slaat. Is dat niet het geval, controleer dan de verbinding tussen de pad en de TRIGGER INPUT-connector.

U hoort geluid in de hoofdtelefoon maar niet uit de externe versterker, enz.

Controleer de verbindingen met de externe instru-menten en zorg dat de [MASTER]-regelaar niet in de minimumstand staat.

Pads sturen verkeerde geluiden aan

• Hebt u de pads met de verkeerde TRIGGER INPUT-connectors verbonden?

• Hebt u de pads stevig bevestigd?

Als een pad niet stevig vastzit, is het mogelijk dat hij meetrilt wanneer u een andere pad aanslaat en daar-door ongewenst een klank aanstuurt.

• Staat er in de buurt van de pads een luidspreker opgesteld die aan een hoog volume weergeeft?

Probeer positie van de luidspreker of de pad te ver-anderen.

Als u zachtjes op een pad slaat, hoort u geen geluid

• Hebt u een pad aangeraakt of een pedaal indrukt ter-wijl de TD-10 nog met zijn opstartroutine bezig was (vóór de naam van de Kit in het display verscheen)?

Bij het inschakelen controleert de TD-10 welke pads met welke ingangen zijn verbonden. Als u tijdens deze procedure pads aanraakt, worden daarbij onvermijdelijk fouten gemaakt.

U slaat hard op de pads, maar het volume blijft laag

• Hebt u misschien een te laag volume gekozen?

Als u electronische drums op een laag volume beluis-tert, krijgt u al snel de indruk dat de pads niet gevoe-lig genoeg zijn. Gaat die indruk niet weg wanneer u een hoger volume kiest (zie blz. 21), probeer dan de gevoeligheid aan te passen (zie blz. 22).

Als u een PD-5, PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 gebruikt

Voor deze pads kunt u de verhouding tussen slag-kracht en volume aanpassen. Zie blz. 22 voor meer details.

Als u pads van een ander merk gebruikt

Als u pads van een ander merk gebruikt, die niet naar behoren functioneren, moet u de instellingen van de Trigger-parameters aanpassen. Zie “Basisparameters voor de trigger-ingangen (BASIC)” op blz. 73.

Bepaalde pads klinken te luid of te zacht• Als u in mono afluistert, mag u enkel de MASTER L

(MONO)-connector verbinden en niets aansluiten op de R-connector.

• Staan alle [GROUP FADERS]-regelaars in een geschikte positie?

Stel ze eerst allemaal in op hetzelfde volume en pas vervolgens de balans aan.

Rim Shots klinken niet

• Gebruikt u een PD-7, PD-9 of PD-120?

Dit zijn de enige pads waarop u Rim Shots kunt spe-len.

• Gebruik u een mono-kabel om de pad met de TD-10 te verbinden?

25

Page 26: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

In dat geval stuurt enkel het vel van de pad een klank aan. Om ook Rim Shots te kunnen spelen moet u de stereo-kabel gebruiken die bij de PD-7, PD-9 en PD-120 wordt geleverd.

Rim Shots klinken anders dan verwacht

• Als u op een PD-7 of PD-9 speelt, moet u de rand en het vel tegelijk aanslaan om een Rim Shot te spelen. Als u enkel de rand aanslaat, hoort u niets.

• Hebt u de correcte Trigger Types gekozen?

• Als u een PD-120 als Snare gebruikt, controleer dan de instelling van de “Rim Sensitivity”-parameter (zie blz. 74).

Volume is te laag wanneer u met Brushes speelt

• De slag van een Brush komt nu eenmaal minder hard aan dan die van een stok, dus moet u een Drum Kit gebruiken waarvan de trigger-instellingen gericht zijn op het gebruik van Brushes. Dergelijke Drum Kits kunt u herkennen aan het Brush-icoon rechts-onder in de “KIT” display-pagina.

Er wordt geen rekening gehouden met de plaats waar u slaat

• Kloppen de instellingen voor het Trigger Type?

• Als u een PD-100 of PD-120 gebruikt, hebt u dan de spanning van het vel correct ingesteld?

• Als u een PD-7 of PD-9 gebruikt, staat de polariteits-schakelaar dan op “– (Roland)”?

• Positiedetectie is enkel mogelijk voor trigger-ingang 2 (SNARE) en 10 (RIDE).

26

Page 27: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

De voorgeprogrammeerde Drum Kits Mogelijke problemen i.v.m.

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

5. De voorgeprogrammeerde Drum Kits

5.1 Hoe genereert de TD-10 geluid?

De TD-10 gebruikt een volledig nieuwe methode van klankopwekking, die we Variable Drum Modeling noemen. De kerngedachte achter deze methode is dat een veel breder en individueler klankspectrum mogelijk wordt, omdat elk aspect van een drumklank individueel kan worden “gemodelleerd”.

Dit zijn de drie hoofdcomponenten voor de opbouw van de V-Drums-klanken. Om ze gemakkelijk te kunnen bereiken hebben ze elk hun eigen knop gekregen: [INST], [STUDIO] en [CONTROL ROOM]. Deze parametergroepen wijken uiteraard af van een “traditioneel” electronisch drumstel, maar ze zijn wel doorzichtig en zorgen dat u voor de reali-satie van een bepaald idee onmiddellijk weet waar u terecht kunt.

1) Instrument (INST)Dit is uiteraard het drumstel zelf, dus het materiaal waaruit de ketels en vellen zijn vervaardigd, hun vorm, enz.

2) Studio (STUDIO)Het type, de afmetingen en de gebruikte materialen van de ruimte waar de drums worden bespeeld, de plaats van de Ambience-microfoons en het type en

de plaats van de microfoons waarmee de instrumen-ten worden opgenomen.

3) “Regie-ruimte” (CONTROL ROOM)Hier wordt de laatste hand gelegd aan het geluid, door middel van mixer-instellingen zoals volume, pan, effectniveau, uitgangstoewijzing, EQ, compres-sie en digitale effecten.

Voordat u zelf klanken begint te maken is het nuttig dat u even kennismaakt met de Preset Drum Kits. Op die manier raakt u vertrouwd met de mogelijkheden van het systeem.

Mixer

Compressor

Equalizer

Effect

Ruimte-akoestiek

Ruimte, Microfoon

Soort ruimte

Microfoonplaatsing

InstrumentKetel

Vel

Snaren

Stemming

Demping

Mix

27

Page 28: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

70’s Rock Dit is een Rock Drum Kit met een diepe en “vette” klank. Vetter dan de klank die u tot nu toe kon ver-wachten van drummodules of samplers – dankzij de Variable Drum Modeling technologie.

Laten we de instrumentparameters van deze Kit even van naderbij bekijken. Eén van de parameters die instaat voor de rijkdom van de klank is “Shell Depth” (waarmee u de diepte van de ketel aanpast). We kie-zen nu voor deze parameter een aantal verschillende waarden.

1) Druk op [KIT] om naar de “DRUM KIT”-pagina te gaan.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel kit num-mer 36.

3) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en ten-slotte op [F1 (SHELL)]:

4) Sla op de pad die u als Snare gebruikt.

U komt nu terecht in de display-pagina met Snare-instellingen. Op deze pagina kunt u het materiaal en de diepte van de ketel selecteren.

5) Verplaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen naar “Shell Depth”.

6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste diepte voor de ketel.Het “vette” rockgeluid waar we het daarstraks over hadden vraagt natuurlijk om een diepe ketel, van-daar dat in deze Preset een Shell Depth van 8.0” is gekozen. Laten we daar nu 3.5” van maken.

Hoort u wat een verschil? De Snare klinkt nu veel “lichter”. Sla nu eens op een tom-pad en probeer hiervoor dezelfde modificatie.

Bij akoestische drums hebt u voor dit soort geintjes een enorm arsenaal ketels nodig. En op traditionele electronische drumsystemen is dit soort flexibiliteit al helemaal ondenkbaar. De TD-10 maakt het echter allemaal mogelijk, en bovendien op een snelle, intuï-tieve manier.

Brush KitDeze kit kunt u met Brushes bespelen – ook dit is nieuw voor een electronisch drumsysteem. In verge-lijking met stokken is de impact van Brushes op het vel eerder delicaat – vandaar deze speciaal gepro-grammeerde Kit met aangepaste trigger-instellingen. Ook de “Studio” en “Control Room” instellingen zijn afgestemd op het klankkarakter van Brushes, zodat het lijkt dat de Kit vlak vóór u staat, zo realis-tisch klinkt het. Luister maar eens hoe subtiel de effecten worden gebruikt: ze dragen wel degelijk hun steentje bij tot de resonantie en klankkleur van de

53

2,6

1

28

Page 29: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

De voorgeprogrammeerde Drum Kits Electro Kit

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

drumgeluiden, maar laten daarbij de nuances van het originele geluid intact.

1) Druk op [KIT].U komt terecht in de “DRUM KIT” display-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel kit num-mer 37.

3) Druk op [F3 (FX SW)]:

Boven elk van de knoppen [F1]~[F4] ziet u “ON” staan, wat erop wijst dat alle effecten zijn ingescha-keld.

4) Druk op [F1] en [F4].Hiermee schakelt u Ambience en Effect uit.

Merkt u hoe het geluid plots een stukje van zijn “diepte” kwijt is?

Dit bewijst nog maar eens dat delicate geluiden meestal gebaat zijn met de toevoeging van een beetje Ambience (een soort galm) en galm. Later in deze handleiding leert u het karakter van de Ambience en galm in detail kunt bijregelen, zodat u exact de akoestische ruimte kunt simuleren die u gedachten hebt. Zo zou u bijvoorbeeld voor een ruimtelijk “live”-geluid kunnen kiezen en tegelijkertijd een deel van de resonantie dempen.

5.2 Electro Kit

Deze Kit reproduceert het electronische drumgeluid dat populair was begin de jaren ‘80. Vroegere drum-modules hadden te weinig parameters om de klank-variaties van zo’n electronische dinosaurus te bena-deren. Met de TD-10 hebt u het typische klankarse-

naal van deze machines echter opnieuw onder de vingers, en de toepassingen in Dance, Hip-Hop en Rap zijn legio.

Laten we bij wijze van demonstratie eens experimen-teren met de hoeveelheid Pitch Bend (een functie die de toonhoogte van het geluid doet evolueren in de tijd), een typisch effect voor electronische drums.

1) Druk op [KIT].U komt terecht in de “DRUM KIT” display-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel kit num-mer 38.

3) Druk op [INST] en vervolgens op [F2 (EDIT)].U komt terecht op de volgende display-pagina:

4) Sla op de pad die u als tom gebruikt.U komt terecht op de pagina met tom-instellingen.

5) Plaats de cursor op “Bend”.

6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste Pitch Bend-waarde.

5

2, 6

1 3

29

Page 30: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

De toonhoogte stijgt aan het begin van de noot en het effect wordt geleidelijk intenser.

Tijd

Bend

0

127

hoeveelheid toonhoogte-verandering

30

Page 31: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Drum Kit wijzigen (editen) [INST]: instellingen voor de basisklank

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

6. Drum Kit wijzigen (editen)

In dit hoofdstuk onderwerpen we Drum Kit num-mer 36 aan een reeks bewerkingen, die uiteindelijk in een totaal anders klinkende kit resulteren. Zoals u misschien nog weet is kit nummer 36 bedoeld voor rock, maar we gaan er een wat scherper en natuurlij-ker-klinkende kit van maken, die zich leent voor fusion enz. Het basiskarakter van de kit is moeilijk te beoordelen wanneer er veel effecten worden gebruikt, dus laten we die eerst uitschakelen.

1) Druk op [KIT] om naar de “DRUM KIT”-pagina te gaan.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel Kit nummer 36.

3) Druk op [F3 (FX SW)]:

4) Druk op alle knoppen [F1]~[F4] waarboven “ON” staat, zodat er “OFF” verschijnt.

6.1 [INST]: instellingen voor de basisklank

De parameters die u met de [INST]-knop bereikt houden verband met eigenschappen van het drum-stel zelf (dus niet met ruimte-akoestiek e.d.). Via een reeks eenvoudige stappen kiest u hier het instru-ment, zijn materiaal en vormgeving, zijn stemming, enz.

Opmerking: Tijdens het uitvoeren van de onderstaande stap-pen kunt u op gelijk welk moment op [TRIG SELECT] druk-ken om een andere trigger-ingang te selecteren. Met [PRE-VIEW] kunt u de overeenkomstige klank weergeven. Het is dus niet noodzakelijk dat er pads op de TD-10 zijn aangeslo-ten.

Instrument kiezen1) Druk op [INST] om naar de volgende pagina te

gaan.

2) Sla op de pad waarvoor u een ander instrument wilt kiezen.U komt terecht op de instrumentkeuze-pagina voor de geselecteerde pad.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste instrument. Door op de pad te slaan kunt u de instrumenten die u kiest beluisteren.Laten we voor dit voorbeeld “106 Maple1 S” als Snare kiezen en hier een aantal bewerkingen op uit-voeren.

Materiaal en diepte van de ketelProfessionele drummers sleuren vaak een stapel Snare-drums uit verschillende materialen met zich mee, omdat die nu eenmaal elk hun eigen, onver-vangbare klankkarakteristiek bezitten. Bij de TD-10 werkt het een stuk handiger: een druk op de knop volstaat om het type Snare (hout of metaal), dat u op dat moment wenst, te kiezen. Bovendien kunt u de diepte van de ketel bepalen.

2

1

34

31

Page 32: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

1) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en ten-slotte op [F1 (SHELL)].

2) Sla op de pad die voor de snare wordt gebruikt.U komt terecht op de display-pagina met instellin-gen voor de Snare. Hier kunt u het materiaal en de diepte van de ketel kiezen.

3) Plaats de cursor op “Material”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste materiaal voor de ketel.Laten we voor dit voorbeeld de optie “Steel” in “Wood” veranderen. Dat levert ons de warmste klank op.

5) Plaat s de cursor op “Shell Depth”.

6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste keteldiepte.Die 8.0” is wat aan de diepe kant, dus laten we daar 3.5” van maken. Hoort u hoe de resonantie van de ketel afneemt?

Materiaal en stemming van het vel kiezen

Naast de ketel is uiteraard ook het vel bepalend voor de klank. Hiervoor kunt u het type specifiëren en de stemming (spanning) instellen.

1) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en ten-slotte op [F2 (HEAD)].

2) Sla op de pad die als Snare dient.U komt terecht in het display met instellingen voor de Snare. Hier kunt u het materiaal en de stemming van het vel kiezen.

3) Plaats de cursor op “Head Type”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste materiaal voor het vel.Laten we voor dit voorbeeld de optie “Coated” in “PinStripe®” veranderen. Dat levert een “vetter” geluid met minder boventonen op.

5) Plaat s de cursor op “Head Tuning”.

6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste stemming.Bij wijze van voorbeeld kiezen we hier “0” in plaats van “–30”.

32

Page 33: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Drum Kit wijzigen (editen) [STUDIO]: akoestiek van de “ruimte”

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

Demping en snaarspanning kiezenDe laatste wijzigingen voor de basisklank van de Snare zijn het aanbrengen van demping of het veran-deren van de snaarspanning. Als u wilt kunt u de sna-ren zelfs volledig weghalen!

1) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en ten-slotte op [F3 (MUFFLE)].

2) Sla op de pad die als Snare dient.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de Snare. Hier kunt u de demping en de snaarspan-ning instellen.

3) Plaats de cursor op “Muffling”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste demping.Laten we voor dit voorbeeld de optie “Doughnuts1” kiezen. De Snare wordt nu toch al aanzienlijk gedempt.

5) Plaats de cursor op “Strainer Adj.”.

6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste snaarspanning.Bij wijze van voorbeeld kiezen we hier “Loose”. Luis-ter naar het verschil.

6.2 [STUDIO]: akoestiek van de “ruimte” aanpassen

Een belangrijke factor bij de klank van een drumstel is de omgeving waarin het wordt bespeeld. Eénzelfde drumstel kan heel wat verschillende klankkleuren opleveren, naar gelang het zijn werk doet in een con-ventionele studio of bijvoorbeeld een ruimte met glazen muren. Ook in dit verband biedt de TD-10 het ultieme comfort: met enkele knopdrukken plaatst u het drumstel in een andere ruimte.

Hier proberen we de Ambience, één van de “Studio” parameters, te editen. Eerst moeten we de Ambience opnieuw inschakelen, want aan het begin van dit ver-haal hebben we alle effecten uitgeschakeld.

1) Druk op “KIT” en vervolgens op [F3 (FX SW)].

2) Druk op [F1] om de Ambience in te schakelen (“ON”).

Beslis “waar” u de drums wilt “plaatsen”Voor de locatie van uw drumstel hebt u verschillende opties: verschillende soorten ruimtes, een grot, een badkamer en zelfs het strand! De selectie gebeurt, zoals zo vaak in de TD-10, op basis van iconen.

3,5

4,6

1

33

Page 34: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

De fabrieksinstelling voor “Ambience” is Gymna-sium. Laten we daar een Studio van maken. Dit zorgt voor een “droger” geluid.

1) Druk op [STUDIO].U krijgt de geselecteerde “Studio”-instellingen te zien.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Studio”.

Grootte van de ruimte wijzigenAls u voor “Ambience” een ruimte kiest, kunt u hier-van de omvang bepalen (vijf types).

1) Druk op [STUDIO] en vervolgens op [F2 (ROOM)].

2) Plaats de cursor op “Room Size”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste instelling.Kleinere ruimtes geven uiteraard een “intiemer” geluid, terwijl grotere ruimtes zorgen voor een meer “live”-geluid.

6.3 [CONTROL ROOM]: de laatste hand aan het geluid leggen

Klankkleur wijzigen met de Equalizer

Bent u tevreden met de basisklank van het geselec-teerde instrument, maar wilt u het “een beetje scher-per”, “een beetje dunner” enz. maken, dan kan de Equalizer u goede diensten bewijzen. De TD-10 heeft een 2-bands (hoog en laag) Equalizer voor ieder instrument, wat moet volstaan om elke klank zijn plaatsje binnen de Kit te geven. U kunt de EQ bij-voorbeeld gebruiken om het contrast tussen Snare en Kick (basdrum) extra in de verf te zetten.

Eerst moeten we de Equalizer opnieuw inschakelen, want we hebben hem uitgeschakeld voor we instru-menten zijn beginnen kiezen.

1) Druk op “KIT” en vervolgens op [F3 (FX SW)].

2) Druk op [F3] om de Equalizer in te schakelen (“ON”).

Laten we er voor dit voorbeeld van uitgaan dat we de Snare wat beter hoorbaar willen maken.

3) Druk op [CONTROL ROOM], vervolgens op [F3 (EQ)] en tenslotte op [F4 (HIGH)].U komt op de volgende display-pagina terecht:

4) Sla op de pad die als Snare dient.U komt terecht op de display-pagina met Snare-instellingen.

5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Kies voor ons voorbeeld “+5”.

3

1

2

34

Page 35: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Drum Kit wijzigen (editen) [CONTROL ROOM]: de laatste hand aan

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

Volumebalans van de instrumenten aanpassen

Door de hogetonen te versterken hebben we de snare wat Scherper gemaakt. Misschien bevalt die nieuwe klankkleur wel, maar staat de Snare nu wat te veel op de voorgrond. Dat kunnen we verhelpen door het volume van de Snare een beetje terug te regelen.

1) Stel de groepfaders [KICK], [SNARE], [HI-HAT], [OTHERS] in op hetzelfde volume.

2) Druk op [CONTROL ROOM], vervolgens op [F1 (MIXER) en tenslotte op [F1 (VOLUME)].

3) Sla op de pad die als Snare dient.Hierdoor selecteert u de [SNARE]-schuifregelaar.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een lager volume.

Opmerking: Als u het volume van een instrument wilt instel-len, moet u er steeds voor zorgen dat alle groepfaders op het-zelfde niveau staan. De eigenlijke volume-instellingen maakt u vervolgens met de faders op het scherm. Deze werkwijze heeft het voordeel dat u steeds dezelfde balans te horen krijgt wanneer u de betreffende Kit selecteert. De groepfaders reser-veert u best voor situaties waarin u snel even bepaalde instru-menten naar voren wilt halen (of onhoorbaar wilt maken). Deze faders hebben namelijk geen invloed op de instellingen van de Mixer-pagina.

35

Page 36: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

7. Voorbeelden en tips

In dit hoofdstuk geven we u enkele voorbeelden van dingen die u enkel met een electronisch muziekinstrument als de TD-10 kunt doen.

7.1 Sequencer gebruiken

De TD-10 bevat een sequencer waarmee u begelei-dings- en of drumsporen kunt opnemen en weerge-ven. Deze sequencer bevat bovendien een aantal patronen (Preset Patterns), die u kunt gebruiken als leidraad voor het oefenen.

Preset-patroon weergevenDe Preset-patronen 1~36 geven enkele maten in een lus weer tot u op [STOP] drukt. Zo’n lus kan een handige basis zijn om ritmische figuren e.d. te oefe-nen.

1) Druk op [PATTERN].U krijgt het nummer van het geselecteerde patroon te zien.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een patroon.

3) Druk op [PLAY].

Hiermee start u de weergave van het patroon. Druk op [STOP] zodra u genoeg hebt gehoord. Als u een tweede keer op [STOP] drukt, keert u terug naar het begin van het patroon.

Meespelen met een Preset-patroonHebt u een patroon gevonden dat u bevalt? Dan wilt u daar waarschijnlijk drums bij spelen. Vóór u dat doet, past u best de balans van de drums, begeleiding en metronoomklik aan.

1) Zet de groepfaders [BACKING] en [CLICK] in een lagere stand dan de overige faders.

2) Druk op [CLICK] om de weergave van de metro-noomklik te starten.

3) Geef het patroon weer zoals beschreven in “Preset-patroon weergeven” op blz. 36.

4) Schuif de [BACKING]- en [KLIK]-fader geleidelijk omhoog tot u de gewenste volumebalans met de Drum Kit vindt.

7.2 Drum Kit Chain (keten)

U kunt een bepaalde volgorde van drum kits vastleg-gen in een “keten” (Chain), zodat u achteraf in die volgorde door de kits kunt stappen.

1) Druk op [CHAIN] en vervolgens op [F1 (C.EDIT)].U komt terecht in de volgende display-pagina:

Zoals u ziet, kunt u op deze pagina de volgorde specifiëren waarin u de Drum Kits wilt selecteren.

2

1 3

36

Page 37: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Voorbeelden en tips Voetschakelaar-functies

Snel aan de slagSnel aan de slag

Snel aan de slag

2) Plaats de cursor op stap “1” in de volgorde.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Kit die u als eerste wilt selecteren.

4) Plaats de cursor op “2”.

5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Kit die u als tweede wilt selecteren.

6) Ga op dezelfde manier verder om de derde en vol-gende Kits in de rij te kiezen.

Opmerking: Wilt u een stap wissen (dus weghalen uit de keten), plaats de cursor dan op de betreffende Kit en druk op [F2 (DELETE)].Om een Kit in een keten in te voegen drukt u op [F1 (INSERT)].

7) Zodra uw volgorde compleet is drukt u op [EXIT].U keert nu terug naar de “DRUM KIT CHAIN” pagi-na.

Op deze pagina kunt u met de [DEC]/[INC]-knop-pen door de gespecifieerde volgorde stappen.

Opmerking: Wilt u de Drum Kit Chain-functie uitschakelen, druk dan op [CHAIN] (de indicator dooft). Verder kunt u in plaats van de [DEC]/[INC]-knoppen ook pads of voetschake-laars specifiëren waarmee u de Kits selecteert. Dat stelt u in staat om te blijven spelen terwijl u van Kit verandert! Meer details hierover vindt u onder “Functies bedienen met pads en voetschakelaars” op blz. 82.

7.3 Voetschakelaar-functies

Met een FS-5U voetschakelaar (optie), die u aansluit op de FOOT SWITCH-ingang, kunt u Kits of patro-nen selecteren of de weergave van patronen starten en stoppen (zie blz. 83).

De functie voor de voetschakelaar kiest u met de “Mode” parameter op de “FOOT SWITCH” display-pagina (zie blz. 83).

7.4 Patronen starten met een pad

Naast het “normale” gebruik van pads om drum-klanken aan te sturen bestaat er nog de interessante mogelijkheid om de weergave van een volledig patroon met een tik op een pad te starten. Op die manier kunt u bijvoorbeeld in één vloeiende bewe-ging een patroon starten en erbij beginnen te drum-men, zonder dat u de TD-10 hoeft aan te raken. Dat kan enkel met een electronisch drumstel!

Opmerking: Een aantal van de Preset Kits maken gebruik van deze functie. Meer details vindt u op blz. 82.

VoetschakelaarsFS-5U

FS

-5U

FS

-5U

Kabel voor voetschakelaar PCS-31

37

Page 38: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

7.5 Metronoomklik via hoofdtelefoon beluisteren

Als u, terwijl u speelt, de metronoomklik wilt beluis-teren (bijvoorbeeld tijdens het oefenen of wanneer u live speelt), wilt u waarschijnlijk dat u die klik enkel in de hoofdtelefoon hoort, en niet via de MASTER OUT-connectors (want het publiek heeft weinig boodschap aan die klik).

1) Druk op [CLICK] en vervolgens op [F2 (INST)].

2) Plaats de cursor op “Output”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Phones Only”.

7.6 TD-10 als MIDI-klankmodule gebruiken

U kunt de TD-10 ook gebruiken als klankmodule bij uw MIDI-klavier of -sequencer. Als u via MIDI werkt, maakt u best gebruik van zogenaamde Percus-sion Groups (zie blz. 88), waarmee u 72 instrumenten over de beschikbare MIDI-nootnummers kunt ver-delen. Deze instrumenten zijn dan beschikbaar naast de klanken die u met de 12 trigger-ingangen (pads) aanstuurt. Bovendien kunnen ook de drie begelei-dingspartijen via hun eigen MIDI-kanaal worden aangestuurd worden (dus naast het MIDI-kanaal waarmee u de drums aanstuurt). Eén enkele TD-10 kan dus fungeren als een 4-Parts multitimbrale klankbron met een polyfonie van 56 stemmen! We gaan hier verder op in onder “TD-10 als module gebruiken” op blz. 87.

21

3

38

Page 39: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

DEEL II. REFERENTIE

ReferentieReferentie

Referentie

1. Overzicht van de TD-10 V•Drums

De TD-10 is een drum trigger-interface en een klank-module, die een virtuele reproductie levert van een drumstel. Daarbij zijn alle aspecten van het drumge-luid door de gebruiker in te stellen.

Toen de eerste electronische drums werden ontwik-keld, was de beschikbare technologie nog niet zo geavanceerd als tegenwoordig. De geluiden die door de eerste machines werden geproduceerd hadden dan ook weinig te maken met hun akoestische tegen-hangers. Dat deze systemen werden geapprecieerd had dan ook eerder te maken met hun unieke geluid en karakter dan met hun imitatieve kwaliteiten.

De eerste electronische drums waren bovendien erg duur en de muzikale context waarin ze konden wor-den gebruikt was tamelijk beperkt. Het “realisme” van electronische drums maakte een grote sprong voorwaarts toen de eerste “samplers” (instrumenten die geluiden digitaal opnemen) op de markt kwa-men. Sampling was eigenlijk een technologie die vooral in functie van klavierinstrumenten (synthesi-zers enz.) werd ontwikkeld, maar ook zijn weg vond naar drummachines en electronische drumstellen.

Hoewel het klankpalet van electronische drums op die manier breder werd, ging het bedieningsgemak er eerder op achteruit: aangezien, naast de onderlig-gende technologie, ook de bediening en de principes van klanken maken/wijzigen werden overgenomen uit de synthesizerwereld, moest de drummer zich namelijk plots een heel nieuw technisch jargon en de bijbehorende werkwijzen eigen maken.

De TD-10 brengt daar verandering in: hij biedt het breedste klankpalet dat een electronische drummer zich kan wensen, maar koppelt daaraan een op maat gesneden gebruikersinterface. Dat laat ondermeer toe een instrument te kiezen (uit meer dan 600 inter-ne klanken!), de basisklank ervan te wijzigen en het minutieus aan te passen aan de eigen speelstijl. En de “inspraak” van de drummer gaat verder dan het drumstel op zich: ook de omgeving waarin wordt gespeeld, de akoestiek van die omgeving, de gebruik-te microfoons en hun plaats, plus alle mixinstellin-gen zijn instelbaar!

We hoeven u waarschijnlijk niet meer te vertellen dat, in een moderne productie-omgeving, het drum-geluid niet enkel wordt bepaald door het drumstel zelf. Welnu, de TD-10 is het eerste instrument dat alle factoren die het drumgeluid beïnvloeden onder

de vingers van de drummer brengt. Als dat niet revo-lutionair is...

1.1 Structuur van het V•Drums-systeem

In het V•Drums-systeem kunnen we twee onderde-len onderscheiden.

• Stuurbronnen zoals pads en pedalen, waarop u speelt.

• De klankmodule die geluid voortbrengt in respons op wat u speelt op de pads en pedalen.

In dit systeem is de TD-10 de klankmodule. Het werkt in feite als volgt: u speelt op een pad, die stuurt een triggersignaal naar de TD-10 en deze laatste geeft de instrumentklank weer die u aan de betreffende trigger-ingang hebt toegewezen.

Opmerking: Dat “triggersignaal” is in feite een kort electrisch stroompje dat via een gewone mono- (voor bepaalde pads ste-reo-) kabel in de TD-10 terechtkomt.

1.2 Pads kiezen

Bij het maken van instellingen kunt u pads op één van de volgende twee manieren specifiëren.

Pad/klank kiezen met de padsSla op het vel (of op het vel en de rand tegelijk, als u de Rim Shot-klank wilt kiezen) van de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt dan automatisch terecht op de pagina met de betrokken instellingen.

Klankmodule (TD-10)Stuurbron

TRIGGER INPUT-jacks

Instrument (klank)

Pad

39

Page 40: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Terwijl u met de [DEC]/[INC]-knoppen of het [VALUE]-wiel de waarde van de gekozen parameter wijzigt kunt u verder op de pad blijven slaan om de klankverschillen te beoordelen.

Gewenste pad/klank kiezen vanuit de TD-10

Kies met de knoppen “1” of “12” onder [TRIG SELECT] het gewenste trigger-signaal (1~12 komen overeen met de 12 trigger-ingangen). Wilt u een klank aan de Rim toewijzen, druk dan op [RIM] (de indicator licht op). Terwijl u met de [DEC]/[INC]-knoppen of het [VALUE]-wiel de waarde van de gekozen parameter wijzigt kunt u op de [PRE-VIEW]-knop drukken om het geluid te beluisteren.

Opmerking: In het geval van een pad die aparte instellingen voor het vel en de rand toelaat komt u op een display-pagina zoals die hieronder terecht. Meer details vindt u op blz. 97.

Instellingen voor het vel (Head)

Instellingen voor de rand (Rim)

40

Page 41: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Instellingen voor de volledige Drum Kit Kit selecteren

ReferentieReferentie

Referentie

2. Instellingen voor de volledige Drum Kit

2.1 Kit selecteren

Druk op [KIT] om naar het basisscherm te gaan. Hier kunt u met [DEC]/[INC], met het [VALUE]-wiel of met een (los verkrijgbare) voetschakelaar (zie blz. 83) Drum Kits selecteren.

Aan het icoontje bij 1 in de bovenstaande afbeel-ding kunt u zien of de geselecteerde Drum Kit bedoeld is om met stokken, dan wel Brushes bespeeld te worden. Wilt u in de bestaande keuze verandering brengen, zie dan “Kit geschikt maken voor Brushes” hieronder. Bij 2 kunt u de aan/uit-status van de effecten voor de Kit in zijn geheel afle-zen. Zie “Effecten voor de hele Kit in- en uitschake-len” op blz. 42. Het icoontje bij 3 verschijnt wan-neer u een datakaart in de TD-10 hebt gestoken. Als de schrijfbeveiliging van die kaart is ingeschakeld verschijnt er een “sleutel”-icoon.

Opmerking: Kies deze display-pagina te selecteren nadat u alle gewenste instellingen hebt gemaakt. Op die manier voor-komt u dat data per ongeluk worden gewijzigd terwijl u speelt.

2.2 Kit selecteren uit een lijst

U kunt een Drum Kit ook uit een overzichtelijke lijst kiezen.

1) Druk op [KIT]-[F1 (LIST)].U komt nu terecht in de “DRUM KIT LIST”-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste Kit.

Functieknoppen

2.3 Naam van de Drum Kit

Iedere Kit kan een naam krijgen van maximaal 8 tekens.

1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F4 (NAME)].U komt nu terecht op de DRUM KIT NAME-pagina.

2) Kies met de è [CURSOR]-knoppen het teken dat u wilt veranderen.Het knipperende teken kunt u telkens wijzigen.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste teken.De volgorde waarin de tekens voorbijkomen staat afgebeeld onderaan de display-pagina.

2

13

[F1 (PAGE<)]Hiermee gaat u naar de vorige pagina van de lijst.

[F2 (PAGE>)]Hiermee gaat u naar de volgende pagina van de lijst.

41

Page 42: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

FunctieknoppenOp deze pagina kunt u met de [F1]~[F4] knoppen de volgende functies voor het invoeren van tekens gebruiken:

2.4 Kit geschikt maken voor Brushes

U kunt voor iedere Kit specifiëren of u ze hem Brus-hes of stokken wilt bespelen. Kiest u voor Brushes, dan wordt een hogere gevoeligheid voor de pads gekozen. De keuze maakt u als volgt.

1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F3 (SELECT)].U komt nu terecht in de “SELECT”-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Brushes”.

Opmerking: Een aantal Drum Kits zijn reeds vanuit de fabriek ingesteld voor het gebruik met Brushes. De werkwijze van hierboven is dus enkel nodig als u een Kit, die oorspron-kelijk ingesteld was voor stokken, geschikt wilt maken voor Brushes. Ook wanneer u een nieuwe Brush Kit wilt aanma-ken, is het vaak eenvoudiger om een bestaande Kit voor stok-ken te kopiëren, deze geschikt te maken voor Brushes en ver-volgens eventuele verdere wijzigingen aan te brengen.

Opmerking: De optie die u hier kiest kunt u ook aflezen op de “DRUM KIT”-pagina.

Opmerking: U kunt ook met Brushes over het vel “schuiven”, maar enkel onder de volgende omstandigheden:• U moet trigger-ingang 2 gebruiken (voor de Snare).• U moet een PD-120 of PD-100 pad gebruiken.• U moet instrument 113 “Brush1 S” of nummer 114 “Brush2 S” kiezen.

2.5 Effecten voor de hele Kit in- en uitschakelen

Ambience, compressie, Equalizing en digitale effec-ten kunt u voor de volledige Kit in- en uitschakelen. Op die manier kunt u snel beoordelen hoe het geheel klinkt met of zonder deze bewerkingen.

Werkwijze

1) Druk op [KIT]-[F3 (FX SW)].U komt terecht op de “EFFECTS SWITCH”-pagina.

2) Druk op de functieknop die overeenkomt met het effect dat u wilt in- of uitschakelen.

Functieknoppen

Opmerking: De optie die u hier kiest kunt u ook aflezen op de “DRUM KIT”-pagina.

[F1 (INSERT)]Alle tekens rechts van de cursor worden naar rechts verplaatst.

[F2 (DELETE)]Het teken op de cursorpositie wordt gewist en alle tekens rechts van de cursor worden naar links verplaatst.

[F3 (SPACE)]Op de cursorpositie wordt een spa-tie ingevoerd.

[F4 (CHAR)]Hiermee wisselt u tussen hoofdlet-ters/kleine letters/symbolen.

[F1 (AMBNCE)] Ambience aan/uit.

[F2 (COMP)] Compressor aan/uit.

[F3 (EQ)] Equalizer aan/uit.

[F4 (EFFECT)] Effect aan/uit.

Aan Uit

42

Page 43: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Instrument-instellingen Instrument kiezen

ReferentieReferentie

Referentie

3. Instrument-instellingen

Hieronder komen de parameters aan bod waarmee u individuele instrumenten (Snare, basdrum enz.) kunt editen.

3.1 Instrument kiezen

Een drumklank heet op de TD-10 een “instrument” (INST). Het eerste wat u moet doen als u een klank wilt maken is het gewenste instrument kiezen.

WerkwijzeBijvoorbeeld: een andere Snare kiezen.

1) Druk op [INST].U komt terecht op de “INST”-pagina.

2) Sla op de Snare-pad.Onder “Inst” verschijnt de naam van het instrument dat aan de Snare-pad is toegewezen. Onder “Group” kunt u aflezen om welk type instrument het gaat.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste instrument.

Opmerking: Bepaalde instrumenten kunt u niet selecteren omdat ze niet te combineren vallen met andere instrumenten uit deze Kit, of omdat ze niet werken voor de betreffende trig-ger-ingang. Ook het V-EDIT proces is niet voor alle instru-menten beschikbaar (zie blz. 97).

3.2 Instrumenten kiezen uit een lijst

Net zoals voor drum kits kunt u ook voor instru-menten een lijst oproepen, waaruit het handiger kie-zen is.

Werkwijze

1) Druk op [INST]-[F1 (LIST)].U komt terecht op de “INST LIST”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u een instrument wilt kie-zen.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. De cursor bevindt zich op de naam van het geselecteerde instrument.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste instrument.

4) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “INST”-pagina.

Functieknoppen

Door de functieknoppen te combineren kunt u in versneld tempo door de instrumenten van de lijst stappen:

[F1 (PAGE<)]Hiermee gaat u naar de vorige pagina van de lijst.

[F2 (PAGE>)]Hiermee gaat u naar de volgende pagina van de lijst.

Versneldvoorwaarts

Houd [F2 (PAGE>)] ingedrukt en druk op [F1 (PAGE<)].

Versneldachterwaarts

Houd [F1 (PAGE<)] ingedrukt en druk op [F2 (PAGE>)].

43

Page 44: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Instrumenten die voor de betreffende trigger niet kunnen worden geselecteerd verschijnen doorstreept in het display, zoals in de onderstaande afbeelding:

3.3 “Akoestische” Drum Kit editen (V-EDIT)

V-EDIT en EDITWelke parameters die u ter beschikking heeft om een akoestische Snare, Kick en tom te editen hangt af van het gekozen type instrument en de gebruikte trigger-ingang. Afhankelijk van deze factoren komt u op één van de volgende twee editniveaus terecht:

1) V-EDIT: hier staan alle geavanceerde “V”-editmo-gelijkheden van de TD-10 tot uw beschikking.

2) EDIT: hier kunt u enkel de parameters Pitch en Decay editen.

Wanneer kunt u V-EDIT gebruiken?“V-EDIT” is enkel beschikbaar wanneer u een trig-ger-ingang 1~6 en een instrument uit de instru-mentgroepen “V-KICK”, “V-SNARE” of “V-TOM” kiest (een “V-EDIT” symbool in het display geeft aan dat aan deze voorwaarden is voldaan). Kiest u een instrument uit een andere groep, dan kunt u enkel Pitch en Decay editen. Deze beperking geldt ook wanneer u een V-klank aan een andere ingang dan 1~6 toewijst.

Meer details over het toewijzen van instrumenten vindt u op blz. 97.

Welke parameters V-EDIT precies te bieden heeft hangt verder af van de keuze van de trigger-ingang en jet instrument. De volgende tabel maakt één en ander duidelijk.

o: instelbaar –: niet instelbaar

Materiaal van de ketel selecterenHet materiaal waaruit een Snare is vervaardigd is bepalend voor de klank van het instrument. De TD-10 biedt u de keuze uit de volgende drie materi-alen: hout, staal en koper.

Deze parameter is enkel voor snare-instrumenten beschikbaar.

WerkwijzeBijvoorbeeld: een andere Snare kiezen.

1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F1 (SHELL)].U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.

2) Sla op de Snare-pad.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de Snare.

3) Plaats de cursor op “Material”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

ParametersMaterial: Wood, Steel, Brass

Instrumenten die u niet kunt selecteren

Trigger

Ket

elm

ater

iaal

Ket

eldi

epte

Typ

e ve

l

Stem

min

g

Dem

pin

g

Snaa

rspa

nn

ing

1(KICK)

- o o o o -

2(SNARE)

o o o o o o

3~6(TOM)

- o o o o -

Wood Houten ketel, natuurlijk, zacht geluid.

SteelStalen ketel, geluid met een metalige reso-nantie.

Brass Koperen ketel; geeft een unieke resonantie.

44

Page 45: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Instrument-instellingen “Akoestische” Drum Kit editen (V-EDIT)

ReferentieReferentie

Referentie

Diepte van de ketelOok door de diepte van de ketel aan te passen wijzigt u de klank. Bij een Snare hebt u daarbij de keuze uit maar liefst 39 stappen, van 1” tot 20”! Door de ketel dieper te maken zorgt u voor een rijker laag, waar-door de Snare “vetter” gaat klinken.

Instrumenten waarvoor deze parameter beschik-baar is: Kick, Snare, Tom

Werkwijze

1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F1 (SHELL)].U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

3) Plaats de cursor op “Shell Depth”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

ParametersShell Depth: . . . Normal, Deep (Kick)

. . . . . . . . . . . . . . 1~20 inch (39 stappen) (Snare)

. . . . . . . . . . . . . . Normal, Deep (Tom)

Materiaal van het vel kiezenHet type vel heeft belangrijke gevolgen voor de Attack (de “mep”) en de toon. De TD-10 biedt u de keuze uit drie types: Clear, Coated en PinStripe®.

Instrumenten waarvoor deze parameter beschik-baar is: Kick, Snare, Tom

Werkwijze

1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F2 (HEAD)].U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

3) Plaats de cursor op “Head Type”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

ParametersHead Type: Clear, Coated, PinStripe®.

Opmerking: PinStripe is een geregistreerd handelsmerk van Remo Inc. U.S.A.

Vel stemmenEens u het gewenste vel hebt gekozen kunt u het nauwkeurig stemmen.

Werkwijze

1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F2 (HEAD)].U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

3) Plaats de cursor op “Head Tuning”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

ParametersHead Tuning: . . –480~+480 (–-4~+4 octaven)

Opmerking: Voor een aantal instrumenten is het stemmings-bereik beperkt – boven of onder een bepaalde waarde hoort u geen verschil meer.

Clear Enkelvoudig, doorzichtig vel.

Coated Meest gebruikte type vel.

PinStripe®Dit vel wordt gekenmerkt door een rijk midden en laag.

45

Page 46: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Demping aanbrengenDoor tape of “ringen” aan te brengen kunt u de boventonen van het instrument dempen.

Instrumenten waarvoor deze parameter beschik-baar is: Kick, Snare, Tom

Werkwijze

1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F3 (MUFFLE)].U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

3) Plaats de cursor op “Muffling”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

ParametersMuffling: . . . . . . OFF, Tape 1, Tape 2, Blanket,

Weight (Kick)

. . . . . . . . . . . . . . OFF, Tape 1, Tape 2, Doughnuts 1, Doughnuts 2 (Snare)

. . . . . . . . . . . . . . OFF, Tape 1, Tape 2, Felt 1, Felt 2 (Tom)

Snaarspanning aanpassenDe snaarspanning bepaalt in welke mate het onder-vel en de snaren elkaar raken, wat gevolgen heeft voor de resonantie van die snaren (sterk resonerend versus erg “strak”). Er zijn drie opties: Loose,

Medium en Tight, maar u kunt er ook voor kiezen om de snaren helemaal uit te schakelen (OFF).

Enkel voor snare drum

Werkwijze

1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F3 (MUFFLE)].U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.

2) Sla op de Snare-pad.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

3) Plaats de cursor op “Strainer Adj”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

ParametersStrainer Adj.: . . . OFF, Loose, Medium, Tight

OFF Geen demping.

Tape 1 Eén stukje tape

Tape 2 Twee stukjes tape.

Blanket Deken in de basdrum.

Weight Deken met een gewicht er bovenop.

Doughnuts 1 Ringvormige demper.

Doughnuts 2Ringvormige demper die meer boven-tonen weghaalt.

Felt 1 Conventionele demper uit vilt.

Felt 2Conventionele demper uit vilt die meer druk op het vel uitoefent.

OFF Snare zonder snarenmatje.

Loose, Medium, Tight

De snaren staan progressief strak-ker gespannen.

46

Page 47: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Instrument-instellingen TR-808/909 editen (V-EDIT)

ReferentieReferentie

Referentie

3.4 “Electronische” Drum Kit editen (V-EDIT)

Met “electronisch” bedoelen we hier de typische klank van de eerste electronische drums uit het begin van de jaren ‘80. Het ging toen om relatief primitieve machines, die eigenlijk maar twee componenten gebruikten om hun klanken te maken: “toon” en “ruis”. Deze componenten vindt u ook terug op de editpagina van de TD-10.

Electronische drumklanken kunt u slechts aan bepaalde trigger-ingangen toewijzen. Meer details hierover vindt u op blz. 97.

Opmerking: Bij de electronische drumklanken wordt steeds dezelfde klank aan het vel en de rand toegewezen. Het is niet mogelijk om aan de rand een andere klank toe te wijzen.

Opmerking: Instrumenten uit de “ELEC”-instrumentgroep kunt u enkel toewijzen aan de trigger-ingangen 1~6. Bijvoor-beeld: een Electronic Kick kunt u enkel toewijzen aan trigger-ingang (1) die voor Kick is bedoeld.

1) Druk op [INST].U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.

2) Sla op een pad die met één van de trigger-ingangen 1~6 is verbonden.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een instrument uit de “ELEC” instrumentgroep.

4) Druk op [F2 (EDIT)].U komt terecht op de pagina met instellingen voor het geselecteerde instrument.

5) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-len.

Opmerking: U kunt ook de [F1]~[F4] knoppen gebruiken om parameters te selecteren.

6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

ParametersVoor instrumenten uit de “ELECTRONIC” groep kunt u de volgende parameters instellen.

3.5 TR-808/909 editen (V-EDIT)

De TD-10 is ook in staat om een overtuigende simu-latie neer te zetten van Rolands Dance-klassiekers, de TR-808 en TR-909. Waar u rekening mee moet hou-den bij het toewijzen van instrumenten aan trigger-ingangen leest u op blz. 97.

Opmerking: Bij de electronische drumklanken wordt steeds dezelfde klank aan het vel en de rand toegewezen. Het is niet mogelijk om aan de rand een andere klank toe te wijzen.

[F1] Atk

[F2] Hiermee kiest u afwisselend “Tone” of “Noi”.

[F3] Hiermee kiest u afwisselend “Dcy” of “Bal”.

[F4] Bend

Atk(Attack Level)

0~127Hiermee regelt u de aanstijg-tijd van het geluid.

Tone(Tone Pitch)

0~127Hiermee regelt u de toon-hoogte van de “klank”-com-ponent.

Noi(Noise Pitch)

0~127Hiermee regelt u de toon-hoogte van de “ruis”-compo-nent.

Dcy (Decay) 0~127Hiermee regelt u de uitsterf-tijd van het geluid.

Bal (Noise/Tone Balance)

0~127Hiermee regelt u de volume-verhouding tussen de “ruis” en de “klank”.

Bend(Pitch Bend)

0~127

Hiermee bepaalt u in welke mate de toonhoogte tijdens het verloop van het geluid daalt. In feite staat deze waarde voor de toonhoogte waarop de buiging begint (zie afbeelding hieronder).

Tijd

Bend

0

127

hoeveelheid toonhoogte-verandering

47

Page 48: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Welke instrumenten en parameters horen bij de verschillende trigger-ingangen?Instrumenten uit de TR-808- en TR-909-groep kunt u enkel toewijzen aan de trigger-ingangen 1~6. Daarbij moet “soort steeds soort zoeken”, met ande-re woorden een Snare-instrument wijst u toe aan de Snare-ingang enz. De beschikbare parameters varië-ren naar gelang de trigger-ingang. Voor mensen die vertrouwd zijn met de originele TR’s zal deze para-meterlijst trouwens een déjà vu-ervaring betekenen.

Opmerking: U kunt ook [F1]~[F4] gebruiken om parame-ters te selecteren.

1) Druk op [INST].U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.

2) Sla op een pad die met één van de trigger-ingangen 1~6 is verbonden.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een instrument uit de “TR-808/909” groep.

4) Druk op [F2 (EDIT)].U komt terecht op de pagina met instellingen voor het geselecteerde instrument.

5) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-len.

6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

Parameters

3.6 HiHat, cymbalen en percussie editen

Voor de instrumenten die u aan de trigger-ingangen 7~12 toewijst kunt u enkel de toonhoogte (Pitch) en de uitsterftijd (Decay) regelen. Gaat het om een instrument zonder V-EDIT mogelijkheden, dan geldt deze beperking zelfs wanneer u het instrument aan één van de trigger-ingangen 1~6 toewijst.

1) Druk op [INST].U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.

2) Sla op een pad die met één van de trigger-ingangen 7~12 is verbonden.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een HiHat, cymbaal of percussie-instrument.

4) Druk op [F2 (EDIT)].U komt terecht op de pagina met instellingen voor het geselecteerde instrument.

5) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-len.

6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

TR-808

Trigger [F2] [F3] [F4]

1 (KICK) Tune Decay Tone

2 (SNARE) Tune Snappy Tone

3~6 (TOM1~4) Tune Decay –

TR-909

1 (KICK) Tune Decay Attack

2 (SNARE) Tune Snappy Tone

3~6 (TOM1~4) Tune Decay –

Attack(Attack Level)

0~127Hiermee regelt u de aanstijg-tijd van het geluid.

Tone(Tone Pitch)

0~127

Op de TR-808/909 was deze parameter verantwoordelijk voor de helderheid van het geluid.

Snappy 0~127Op de TR-808/909 was deze parameter verantwoordelijk voor de “snaarspanning”.

Decay (Decay Time)

0~127Hiermee regelt u de uitsterf-tijd van het geluid.

Tune 0~127

Op de TR-808/909 was deze parameter verantwoordelijk voor de “spanning van het vel”. Hij beïnvloedt zowel de toonhoogte als de “vetheid” van het geluid.

48

Page 49: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Instrument-instellingen HiHat, cymbalen en percussie editen

ReferentieReferentie

Referentie

Parameters

Opmerking: Voor een aantal instrumenten is de uitsterftijd beperkt. Als u die limiet hebt bereikt, hoort u bij het kiezen van een hogere Decay-waarde geen verandering meer.

Pitch -480~+480Hiermee bepaalt u de toon-hoogte van het geluid.

Decay -31~+31Hiermee bepaalt u de uit-sterftijd van het geluid.

49

Page 50: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

4. Studio-parameters

De parameters uit de Studio-categorie dienen om de akoestiek te bepalen van de “omgeving” waar uw vir-tuele drumstel zich bevindt. Daarbij kiest u, naast de omvang van de ruimte, ook de oppervlakte van de muren en de plaats van de ruimtemicrofoons. Het creëren van de gewenste akoestiek wordt op die manier een intuïtieve zaak.

Als u zo dadelijk onder “Ruimte/omgeving kiezen” even een andere “studio” kiest merkt u meteen welke invloed dit soort instellingen heeft op het totaalge-luid.

4.1 Instellingen voor de hele Drum Kit

Ruimte/omgeving kiezenEr zijn 10 akoestische types waaruit u kunt kiezen. Nadat u een type hebt gekozen kunt u daar nog ver-dere detailveranderingen in aanbrengen.

Werkwijze

1) Druk op [STUDIO].U komt terecht op de “STUDIO”-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

ParametersStudio Select: . . . Beach, Living Room, Bath Room,

Studio, Garage, Locker Room, Theater, Cave, Gymnasium, Dome Stadium.

Afmetingen van de ruimteVoor de afmetingen van de ruimte zijn er vijf opties.

1) Druk op [STUDIO]-[F2 (ROOM)].U komt terecht op de “ROOM”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Room Size”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

ParametersRoom Size:. . . . . Tiny, Small, Medium, Large,

Huge.

Materiaal van de murenDe muren van uw ruimte kunt u afwerken met hout, plaaster of glas.

1) Druk op [STUDIO]-[F2 (ROOM)].U komt terecht op de “ROOM”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Wall Type”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

ParametersWall Type: . . . . . Wood, Plaster, Glass.

Wood Ruimte met houten muren, wat een warme klank oplevert.

PlasterRuimte met bepleisterde muren, wat een natuurlijke “live”-klank oplevert.

GlassRuimte met glazen muren, wat een heldere klank oplevert.

50

Page 51: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Studio-parameters Instellingen voor individuele instrumenten

ReferentieReferentie

Referentie

Plaatsing van de ruimtemicrofoons Ruimtemicrofoons (of “Ambience” microfoons) worden op een zekere afstand van het instrument geplaatst en dienen om de natuurlijke akoestiek van de ruimte op te nemen. De bedoeling is om die akoestische informatie te combineren met het direct opgenomen signaal van het instrument en zo de luis-teraar een levendiger, groter enz. geluid voor te scho-telen. In de TD-10 kunt u kiezen op welke hoogte u deze ruimtemicrofoons wilt plaatsen, een keuze die uiteraard gevolgen heeft voor de klankkleur van het ruimtegeluid.

1) Druk op [STUDIO]-[F3 (AMBMIC)].U komt terecht op de “AMBIENCE MIC”-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

ParametersAmbience Mic Position: Low, High

Uitgangsvolume en -toewijzing van het omgevingsgeluid

1) Druk op [STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F3 (AMBL-VL)].U komt terecht op de “AMBIENCE”-pagina.

2) Plaats de cursor op de uitgang waarvoor u het volu-me wilt instellen (“MASTER”, “DIR1”, “DIR2”, “DIR3”).

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.Als u het Ambience-geluid naar één bepaald uitgan-genpaar wilt sturen moet u enkel voor dat paar het gewenste volume kiezen en voor de overige uitgan-gen de waarde “0” instellen.

ParametersAmbience Output Level:0~127

Opmerking: Voor een beter begrip is het misschien nuttig dat u de bovenstaande parameter beschouwt als het “Return Level” van een effect dat u op een mengtafel hebt aangesloten.

4.2 Instellingen voor individuele instrumenten

Voor elk van de onderstaande functies volstaat het dat u de pad waarvoor u instellingen wilt maken aan-slaat om naar de pagina met de betreffende instellin-gen te gaan. Hebt u geen pads aangesloten, dan kunt u deze keuze ook maken met de [TRIG SELECT]-knop op de TD-10 zelf.

Diepte van het Ambience-geluid

1) Druk op [STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F1 (AMB-SND)].U komt terecht op de “AMBIENCE”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.De cursor gaat automatisch naar de fader die over-eenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.

3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.Als u het Ambience-geluid naar één bepaald uitgan-genpaar wilt sturen moet u enkel voor dat paar het gewenste volume kiezen en voor de overige uitgan-gen de waarde “0” instellen.

LowDe zgn. “Floor” microfoons. Deze nemen lage frequenties op en geven een warm geluid.

HighDe zgn. “Overhead” microfoons. Deze nemen hoge frequenties op en geven een helder geluid.

MASTERHiermee bepaalt u het volume waarmee de Ambience naar de MASTER-uitgangen wordt gezonden.

DIR1Hiermee bepaalt u het volume waarmee de Ambience naar de DIRECT 1-uitgangen wordt gezonden.

DIR2Hiermee bepaalt u het volume waarmee de Ambience naar de DIRECT 2-uitgangen wordt gezonden.

DIR3Hiermee bepaalt u het volume waarmee de Ambience naar de DIRECT 3-uitgangen wordt gezonden.

51

Page 52: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

ParametersAmbience Send Level: 0~127

Opmerking: Voor een beter begrip is het misschien nuttig dat u de bovenstaande parameter beschouwt als het “Send Level” van een effect dat u op een mengtafel hebt aangesloten.

Microfoontype en -plaatsingWe hebben het daarstraks gehad over de ruimtemi-crofoons, die de omgevingsakoestiek opnemen, maar een drumstel wordt natuurlijk in de eerste plaats met dichtbij geplaatste microfoons opgeno-men. Het type en de plaats van de gebruikte micro-foons kunt u voor ieder instrument in het drumstel afzonderlijk instellen.

Opmerking: Deze parameter is niet beschikbaar voor electro-nische drums, TR-808/909 Kits, cymbalen of percussie.

Microfooninstellingen kunt u voor de volgende trig-ger-ingangen maken:

o: instelbaar –: niet instelbaar

Microfoontype kiezen

1) Druk op [STUDIO]-[F1 (MIC)].U komt terecht op de “MIC”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

3) Plaats de cursor op “Mic Type”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

ParametersMic Type: . . . . . . Condenser, Dynamic 1, Dynamic

2 (KICK)

. . . . . . . . . . . . . . Condenser, Dynamic, Lo-Fi (SNARE)

Microfoonplaatsing kiezen

1) Druk op [STUDIO]-[F1 (MIC)].U komt terecht op de “MIC”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

3) Plaats de cursor op “Mic Position”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

ParametersMic Position: . . . Outside, Standard, Inside

Trigger-nummer Type Plaatsing

1, 2 (KICK, SNARE) o o

3~6 (TOM1~4) – o

7~12 – –

(KICK)

Condenser Geluid van een condensatormicrofoon.

Dynamic 1 Geluid van een dynamische microfoon.

Dynamic 2Geluid van een dynamische microfoon met geaccentueerde midden- tot hogeto-nen.

(SNARE)

Condenser Geluid van een condensatormicrofoon.

Dynamic Geluid van een dynamische microfoon.

Lo-FiLevert extra lage tonen en klinkt een beetje “smerig”.

OutsideMicrofoon die dicht bij het vel is geplaatst om meer “Attack” op te nemen.

StandardStandaard microfoonplaatsing voor een natuurlijk geluid.

InsideMicrofoon die in de ketel is geplaatst om minder Attack en meer “body” op te nemen.

52

Page 53: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Studio-parameters Instellingen voor individuele instrumenten

ReferentieReferentie

Referentie

4.3 Instellingen voor instrumentgroepen

De instellingen waarover we het hieronder hebben gelden telkens voor alle instrumenten uit één van de drie groepen: de Drum Kit, de Percussion Group en de begeleidingspartijen.

Opmerking: De Percussion Groep is de klankverdeling die u gebruikt wanneer u de TD-10 als MIDI-klankmodule laat fungeren. Dat neemt overigens niet weg dat u de instrumen-ten uit deze groep ook aan pads kunt toewijzen. Meer over deze groep vindt u op blz. 88.

Ambience Send Level per groep instellen

Met de onderstaande parameters kunt u het volume van het Ambience-geluid aanpassen voor een instru-mentgroep in zijn geheel. Dat werkt uiteraard sneller dan het individueel aanpassen van het Send-niveau per instrument.

1) Druk op [STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F2 (GR-SND)].U komt terecht op de “AMBIENCE”-pagina.

2) Plaats de cursor op de groep waarvoor u instellin-gen wilt maken (“DRUMS”, “PERC”, “PART”).

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

ParametersAmbience Group Send: 0~127

DRUMSHiermee regelt u het Ambience-volume voor de volledige Drum Kit.

PERCHiermee regelt u het Ambience-volume voor de volledige Percussion Group.

PARTHiermee regelt u het Ambience-volume voor de sequencerpartijen (Part 1, Part 2 en Bass).

53

Page 54: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

5. Control Room-instellingen

Bij het tot stand brengen van een drumgeluid voor een opname of concert vindt veel werk plaats achter de mengtafel. Vandaar dat we de TD-10 een inge-bouwde mengtafel hebben meegegeven met 12 kana-len, waarvan 10 met individuele compressie en Equalizing en een reeks digitale effecten.

Afkortingen in het displayTRIGGER INPUT-connectors

K= KickSn= SnareT1= Tom1T2= Tom2T3= Tom3T4= Tom4HH= HiHatC1= Crash 1C2= Crash 2Rd= Ride CymbalA1= AUX1A2= AUX2

5.1 Instellingen voor individuele instrumenten

Voor elk van de onderstaande functies volstaat het dat u op de pad, waarvoor u instellingen wilt maken, slaat om op de betreffende pagina terecht te komen. Hebt u geen pads aangesloten, dan kunt u deze keuze ook maken met de [TRIG SELECT]-knop op de TD-10 zelf.

Volume aanpassenHiermee past u het volume van iedere pad aan.

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)].U komt terecht op de “VOLUME”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.

De cursor gaat automatisch naar de fader die over-eenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.

3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.

ParameterVolume: . . . . . . . 1~127

Stereopositie aanpassenHiermee bepaalt u de positie van iedere pad in het stereobeeld.

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F2 (PAN)].U komt terecht op de PAN-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.De cursor gaat automatisch naar de fader die over-eenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.

3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.

ParametersPan: . . . . . . . . . . L15~Center~R15

Effectvolume aanpassenHiermee bepaalt u in welke mate iedere pad naar de effecten wordt gestuurd.

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F1 (FXSEND)].U komt terecht op de “EFFECT”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.De cursor gaat automatisch naar de fader die over-eenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.

54

Page 55: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Control Room-instellingen Instellingen voor individuele instrumen-

ReferentieReferentie

Referentie

3) Kies met de [INC/DEC]-knoppen, het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waar-de.

ParameterSend Level: . . . . . 0~127

Uitgangen toewijzenDe uitgangstoewijzing voor individuele pads gebeurt aan de hand van een matrix in het display. De verti-cale lijnen in deze matrix staan voor de triggernum-mers, terwijl de horizontale lijnen de mogelijke uit-gangen voorstellen. Aan de zwarte punten kunt u zien welke pad aan welke uitgang is toegewezen.

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F3 (OUTPUT)].U komt terecht op de “OUTPUT”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.De cursor gaat automatisch naar de verticale lijn die overeenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.

3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.

Afkortingen in deze display-paginaUitgangen:

M= MASTER1= DIRECT 12= DIRECT 23= DIRECT 3

Opmerking: De [MASTER]-volumeregelaar (rechtsboven op het frontpaneel) heeft geen invloed op het volume van de DIRECT 1-, DIRECT 2- en DIRECT 3-uitgangen.

ToepassingsvoorbeeldenZoals u ziet, zijn de DIRECT-uitgangen uitgevoerd als drie stereoparen. Niets belet u echter om deze te gebruiken als 6 mono-uitgangen (of een combinatie van stereo- en mono-uitgangen). U kunt dat doen door een geluid volledig naar rechts of links (R15/L15) te “pannen” (zie “Stereopositie aanpassen” op blz. 54). Als u veel geluiden extern wilt bewerken kunt u zelfs de MASTER-uitgangen op deze manier gebruiken, wat u 8 individuele uitgangen oplevert.

Dynamiek (Compressor)Voor elk van de trigger-ingangen 1~10 is er een indi-viduele compressor voorhanden. Een compressor haalt volumepieken uit het signaal. Op die manier wordt het opnamemedium of de versterking van oversturing gevrijwaard. U kunt een compressor echter ook puur esthetisch gebruiken, om het geluid wat meer “druk” en doorzettingsvermogen te geven.

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)].U komt terecht op de “COMPRESSOR/LIMITER”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-len.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.Op deze pagina schakelt u met [F1] de compressor in/uit. Met de [F2], [F3] en [F4] knoppen plaatst u de cursor respectievelijk op “Attack”, “Release” of “Output”.

55

Page 56: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Parameters

EqualizerPer instrument is er een tweebands-equalizer voor-zien (enkel voor de trigger-ingangen 1~10).

Opmerking: Deze parameter is niet beschikbaar voor de AUX1-, 2-trigger-ingangen.

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F3 (EQ)].U komt terecht op de “EQ”-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-len.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.Op deze pagina schakelt u met [F1] de Equalizer in/uit. Met de [F3] en [F4] knoppen plaatst u de cursor respectievelijk op “LOW” en “HIGH”.

Parameters

5.2 Instellingen voor de volledige Drum Kit

Effect Return Level aanpassenMet de onderstaande parameter kunt u het globale effectvolume voor de Drum Kit, Percussion Group en de begeleidingspartijen instellen.

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2 (SNDRTN)].U komt terecht in de “EFFECT GROUP”-pagina.

Bypass(OFF, ON)

Hiermee schakelt u de compressor in (ON) en uit (OFF).

ATTACK(0.05~50 ms)

Hiermee bepaalt u hoe snel de compressor het volume vermin-dert.

RELEAS(0.05~2000 ms)

Hiermee bepaalt u hoe snel het volume opnieuw naar de oorspron-kelijke (niet bewerkte) waarde terugkeert.

OUTPUT(-60~+12 dB)

Hiermee compenseert u het volu-meverlies dat optreedt wanneer de compressor in werking is (met deze parameter zorgt u dat het volume voor “ON” en “OFF” gelijk is).

Threshold(-∞, 99~0)

Hiermee bepaalt u vanaf welk ingangsniveau de compressor begint te werken.

Ratio(1:1~90:1, ∞:1)

Hiermee bepaalt u de compressie-verhouding, volgens de formule “ingangssignaal : gecomprimeerd signaal”.

TYPE Peak, LShelv, HShelvPeak: Zowel frequenties boven als onder de gekozen waarde worden versterkt/verzwakt.LShelv: De gekozen frequentie en alle lagere frequenties worden versterkt/verzwakt.HShelv: De gekozen frequentie en alle hogere frequenties wor-den versterkt/verzwakt.

Q0.5, 1.0~20(stappen van 1.0)

Hiermee bepaalt u de breedte van het frequentiebereik dat wordt versterkt/verzwakt (m.a.w. hoeveel frequenties er links en rechts van de kantelfrequentie worden “meegenomen”). Hoe lager de Q, hoe breder het fre-quentiebereik.

FREQ(20Hz~20kHz)

Hiermee bepaalt u de frequentie die wordt versterkt/verzwakt. Wilt u bv. hogetonen bijregelen, dan kiest u een hoge frequentie.

GAIN(–15~0~+15dB)

Hiermee bepaalt u in welke mate de gekozen frequenties worden versterkt (+) of verzwakt (–).

GAIN

Frequentie

FREQ

HShelvLShelvPeak

Q

0

0

56

Page 57: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Control Room-instellingen Instellingen voor de volledige Drum Kit

ReferentieReferentie

Referentie

2) Plaats de cursor op “Return Level”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

ParameterReturn Level: . . . 0~127

Effecttype kiezenDe TD-10 heeft 30 digitale effecttypes aan boord, die u met een knopdruk kunt selecteren. Verder kunt u elk van die effecten nog precies naar uw hand zetten (zie “Effecten editen” op blz. 57).

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F3 (FXTYPE)].U komt terecht op de “EFFECT TYPE”-pagina.

2) Plaats de cursor op de effectnaam.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste effecttype:

Hall Reverb 1, 2, 3 – Room Reverb 1, 2, 3 – Plate Reverb 1, 2, 3

Hall en Room simuleren respectievelijk de akoestiek van een zaal en een kamer, terwijl Plate een plaat-galm nabootst (een mechanisch apparaat waarbij galm werd opgewekt door een trillende metalen plaat).

Gate Reverb 1, 2, 3 – Non Linear 1, 2

Deze galmeffecten sterven niet geleidelijk uit, maar worden abrupt afgesneden. Dat stelt u in staat om veel galm toe te voegen zonder in een ongedefinieer-de geluidsbrij te belanden. De manier waarop de galm evolueert voor Gate Reverb ziet er anders uit dan voor Non Linear:

Delay 1, 2

Dit effect produceert herhalingen (echo’s) van het ingangssignaal. Door voor links en rechts verschil-lende vertragingstijden te kiezen kunt u een breed

geluid maken, dat over links en rechts gespreid wordt.

Beat Delay 1, 2

Dit effect synchroniseert de vertragingen met het tempo van de sequencer. In tegenstelling tot Delay 1, 2 kunt u hier de vertragingstijd daarom ook in noot-waarden specifiëren. Kiest u bijvoorbeeld “16” (16de noot), dan wordt het geluid steeds één zestiende noot vertraagd – handig als u op een bepaald moment het tempo van de sequencer wijzigt.

Chorus → Delay 1, 2

Het geluid wordt hier niet enkel vertraagd, maar ook door een Chorus-effect gehaald (dat maakt het geluid voller en breder).

Flanger → Delay 1, 2

Het geluid wordt hier niet enkel vertraagd, maar ook door een Flanger-effect gehaald (een Flanger produ-ceert een modulatie die doet denken aan een opstij-gende straaljager).

Phaser → Delay 1, 2

Het geluid wordt hier niet enkel vertraagd, maar ook door een Phaser-effect gehaald (een Phaser voegt een uitgesproken modulatie toe aan het geluid).

Pitch Shift Delay 1, 2

Bij iedere herhaling van het geluid verschuift de toonhoogte.

3D-Delay 1, 2, Flying 3D-Delay

Dit is ook een vertragingseffect, maar dan eentje waarbij de vertragingen rond uw hoofd lijken te zwe-ven – vandaar de naam.

Opmerking: Deze 3D-effecten komen pas tot hun recht wan-neer u de TD-10 in stereo versterkt. Bovendien moeten de luidsprekers op een bepaalde manier worden opgesteld, zie blz. 60.

Effecten editenIeder effecttype heeft een aantal parameters, die u kunt instellen om het effect helemaal “op smaak te brengen”. Als u in gedachten houdt dat “Ambience” bedoeld is om de natuurlijke akoestiek van de ruimte rond het drumstel toe te voegen, dan kunt u de effec-ten ook daadwerkelijk als “effecten” gebruiken en specifieke “kleurtjes” geven aan individuele instru-menten. (Hoe u het effectvolume voor individuele

Gate Non Linear

Tijd

Volume

57

Page 58: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

instrumenten kunt instellen leest op blz. 54). Laat uw verbeelding de vrije loop!

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)].U komt terecht op de “EFFECT TYPE”-pagina.

2) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-len.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

Parameters voor Hall Reverb 1, 2, 3/Room Reverb 1, 2, 3/Plate Reverb 1, 2, 3

Parameters voor Gate Reverb 1, 2/Non Linear 1, 2

Parameters voor Delay 1, 2

Parameters voor Beat Delay 1, 2

Reverb Time(0.1~25 sec)

Hiermee bepaalt u de duur van de galm.

Pre Delay(0~200 ms)

Hiermee kiest u het tijdsinterval tus-sen het begin van het ingangssignaal en het begin van de galm. Als u hier hogere waarden kiest lijkt de gesimu-leerde ruimte groter te worden.

High Cut Freq(500~20k Hz)

Hiermee haalt u hoge tonen uit het galmgeluid. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” de galm.

Spread(0~15)

Hiermee bepaalt u de “breedte” (ver-deling over het linker- en rechterka-naal) van de galm. Hoe hoger de waarde, hoe breder de galm.

Gate Time(10~400ms)

Hiermee bepaalt u de duur van de galm.

Pre Delay(0~200 ms)

Hiermee kiest u het tijdsinterval tus-sen het begin van het ingangssignaal en het begin van de galm. Als u hier hogere waarden kiest, lijkt de gesi-muleerde ruimte groter te worden.

High Cut Freq(500~20k Hz)

Hiermee haalt u hoge tonen uit het galmgeluid. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” de galm.

Density(0~127)

Hiermee bepaalt u hoe “dik” de galm klinkt. Hoe hoger de waarde, hoe “vetter” de galm.

Delay Time(0~1200ms)

Hiermee bepaalt u het vertragings-interval.

Shift (L1200~0~R1200 ms)

Het tijdsinterval tussen de linker- en rechtervertraging. Bijvoorbeeld: u kiest een Delay Time van 400ms en een Shift-waarde van L100ms. In dat geval wordt het geluid van het rech-terkanaal 400ms vertraagd, terwijl in het linkerkanaal een vertraging van 400 + 100= 500ms geldt. De som van Delay Time en Shift kan nooit groter zijn dan 1200ms.

Feedback Level(0~127)

Hiermee bepaalt u het aantal herha-lingen van de Delay.

High Damp Freq(500~20k Hz)

Hiermee maakt u het geluid van de Delay helderder/doffer. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” de Delay.

Delay Time(16~2)

Hiermee kiest u de nootwaarde waar-aan u de vertragingen wilt laten beantwoorden:16: 16de noten8T: 8ste noot-triolen16F: gepunte 16de noten8: 8ste noten 4T: kwartnoot-triolen8F: gepunte 8ste noten4: kwartnoten ( q )2T: halve noot-triolen4F: gepunte kwartnoten2: halve noten

Shift (L2~L16, 0, R2~R16)

Hiermee kiest u het tijdsinterval tus-sen de linker- en rechtervertraging. Bijvoorbeeld: u kiest een Delay Time van “16” en een Shift-waarde van “L16”. In dat geval hoort u rechts een patroon van 16de noten, terwijl u in het linkerkanaal datzelfde patroon hoort, maar dan 1/16de noot later. De som van Delay Time en Shift kan nooit groter dan 1200ms.

Feedback Level(0~127)

Hiermee bepaalt u het aantal herha-lingen van de Delay.

High Damp Freq(500~20k Hz)

Hiermee maakt het geluid van de Delay helderder/doffer. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” de Delay.

58

Page 59: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Control Room-instellingen Instellingen voor de volledige Drum Kit

ReferentieReferentie

Referentie

Parameters voor Chorus → Delay 1, 2

Opmerking: Wilt u enkel het Chorus-effect gebruiken, zet Delay Time en Feedback dan op “0”.

Parameters voor Flanger → Delay 1, 2

Opmerking: Wilt u enkel het Flanger-effect gebruiken, zet Delay Time en Feedback dan op “0”.

Parameters voor Phaser → Delay 1, 2

Opmerking: Wilt u enkel het Phaser-effect gebruiken, zet Delay Time en Delay Feedback dan op “0”.

Parameters voor Pitch Shift Delay 1, 2

Parameters voor 3D-Delay 1, 2

Rate(0.1~10.0Hz)

Hiermee bepaalt u de modulatiefre-quentie van de Chorus. Hogere waar-den zorgen voor een snellere modu-latie.

Depth(0~127)

Hiermee bepaalt u de modulatie-diepte van de Chorus. Hogere waar-den zorgen voor een intensere modu-latie.

Delay Time(0~500ms)

Hiermee bepaalt u het vertragings-interval.

Feedback Level(0~127)

Het aantal herhalingen van de Delay.

Rate(0.1~10.0Hz)

Hiermee bepaalt u de modulatiefre-quentie van de Flanger. Hogere waar-den zorgen voor een snellere modu-latie.

Depth(0~127)

Modulatiediepte van de Flanger. Hogere waarden zorgen voor een intensere modulatie.

Delay Time(0~500ms)

Het vertragingsinterval.

Feedback Level(0~127)

Het aantal herhalingen van de Delay.

Rate(0.1~10.0Hz)

Hiermee bepaalt u de modulatiefre-quentie van de Phaser. Hogere waar-den zorgen voor een snellere modu-latie.

Depth(0~127)

De modulatiediepte van de Phaser. Hogere waarden zorgen voor een intensere modulatie.

Delay Time(0~500ms)

Het vertragingsinterval.

Feedback Level(0~127)

Het aantal herhalingen van de Delay.

Pitch Shift(-12~0~+12)

Hiermee bepaalt u de hoeveelheid toonhoogteverschuiving (in stappen van een halve toon). Zo betekent “+1” een halve toon hoger.

Delay Time(0~500ms)

Het vertragingsinterval.

Feedback Level(0~127)

Het aantal herhalingen van de Delay. Bij waarden van 2 of hoger wordt het geluid bij iedere herhaling nogmaals in toonhoogte verschoven volgens het interval dat u met Pitch Shift hebt gespecifieerd.

High Cut Freq(500~20k Hz)

Hiermee haalt u hoge frequenties uit het vertraagde geluid. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” het geluid.

Delay Time(0~1200ms)

Hiermee bepaalt u het vertragings-interval.

Shift (L1200~0~R1200 ms)

Hiermee kiest u het tijdsinterval tus-sen de linker- en rechtervertraging. De som van Delay Time en Shift kan nooit groter dan 1200ms.

Feedback Level(0~127)

Het aantal herhalingen van de Delay.

Speaker Angle(0~90°)

De hoek van waaruit de luidspreker geluid afstraalt. We bedoelen dus niet dat u, in functie van deze parameter, met uw luidsprekers moet gaan zeu-len. Deze parameter biedt veeleer een impressie van de klankverschillen die u zou horen, als u uw luidsprekers verplaatst. De onderstaande afbeel-ding maakt dat nog eens duidelijk.

30˚ 30˚

Angle Angle

Richting van waaruit u het geluid hoort

Fysieke positie van de luidsprekers

59

Page 60: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Parameters voor Flying 3D-Delay 1, 2

5.3 Instellingen voor volledige groepen

Een aantal effectinstellingen kunt u maken voor de Drum Kit, Percussion Group of begeleidingspartijen in hun geheel.

Opmerking: De Percussion Groep is de klankverdeling die u gebruikt wanneer u de TD-10 als MIDI-klankmodule laat fungeren. Dat neemt overigens niet weg dat u de instrumen-ten uit deze groep ook aan pads kunt toewijzen. Meer over deze groep vindt u op blz. 88.

Effect Send Level voor een volledige groep aanpassen

Voor elk van de drie instrumentgroepen kunt u bepalen in welke mate hij naar het effect wordt gezonden.

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2 (SNDRTN)].U komt terecht op de “EFFECT GROUP”-pagina.

2) Plaats de cursor op de gewenste groep (“Drums”, “Perc” of “Part”).

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

ParametersGroup FX Send: 0~127

Volume instellen voor individuele groepen

Voor de drum kit en de slagwerkgroep kunt u het totaalvolume regelen.

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4 (GRPVOL)].U komt terecht op de “GROUP VOLUME”-pagina.

2) Plaats de cursor op de gewenste groep (“Drums”, of “Perc”).

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

ParameterGroup Volume: 0~127

Delay Time(0~1200ms)

Hiermee bepaalt u het vertragings-interval.

Feedback Level(0~127)

Het aantal herhalingen van de Delay.

Rotation(-150~0~+150RPM)

Het aantal omwentelingen per minuut. Bij positieve waarden wordt er naar rechts gedraaid, bij negatieve naar links.

High EQ Gain(0~+10)

Hiermee regelt u de hoge tonen van het vertraagde geluid.

DrumsHiermee bepaalt u in welke mate de Drum Kit naar het effect wordt gezonden.

PercHiermee bepaalt u in welke mate de Percus-sion Group naar het effect wordt gezonden.

PartHiermee bepaalt u in welke mate de begelei-dingspartijen naar het effect wordt gezonden.

DRUMSHiermee regelt u het totaalvolume van de Drum Kit.

PERCHiermee regelt u het totaalvolume van de Percussion Group.

60

Page 61: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Sequencer Basisbediening van de sequencer

ReferentieReferentie

Referentie

6. Sequencer

De sequencer van de TD-10 werkt met vier Parts (te vergelijken met 4 sporen). Met de Drum Part neemt u op/geeft u weer wat u speelt op de pads of op een externe MIDI-stuurbron. De overige drie Parts (Part 1 & 2 en de Bass Part) dienen voor melodische bege-leidingspartijen.

Partijen voor deze vier Parts neemt u op in de vorm van patronen (Patterns). Om u op weg te helpen heb-ben we in de fabriek reeds 50 patronen voorgepro-grammeerd (Preset Patterns 1~50). Deze patronen kunt u niet wissen (zie blz. 67) of opnieuw opnemen. Dat kan wel met de User Patterns (51~100). Wilt u één van de melodische Parts (Part 1, Part 2 of Bass) opnemen, dan moet u een extern MIDI-klavier aan-sluiten. Voor de Drum Part kunt u de pads of een externe MIDI-stuurbron gebruiken.

6.1 Basisbediening van de sequencer

Onder “SEQUENCER” op het frontpaneel vindt u een aantal knoppen waarmee u de transportfuncties van de sequencer aanstuurt en de voornaamste dis-play-pagina kiest. Het “basisscherm” van de sequen-cer kiest u door op [PATTERN] te drukken.

In de uitleg hieronder krijgt u meer details over de werking van al deze knoppen.

Preset-patronen gebruikenZoals gezegd, kunt u de inhoud van een Preset-patroon niet wijzigen. Probeert u dat toch te doen, dan krijgt u de volgende prompt te zien:

Dit betekent dat gemaakte wijzigingen niet worden onthouden (“retained”). U kunt dus wel wat rond-stoeien met de instellingen van dit patroon, maar zodra u een ander patroon kiest worden de wijzigin-

[PATTERN]Hiermee kiest u patronen. Dit is de voornaamste display-pagina voor de sequencer.

[PART]Hiermee belandt u bij de instellingen voor individuele Parts.

[TEMPO] Hiermee stelt u het tempo in.

[CLICK]Hiermee schakelt u de metronoom in en uit.

[STOP]Hiermee stopt u de weergave. Door hier nogmaals op te drukken keert u terug naar het begin van de song.

[PLAY]Hiermee start u de weergave van de sequencer.

[REC]Hiermee kiest u opname-pauze, wat u meteen naar de display-pagina met opname-instellingen brengt.

[CURSOR]

Met de linkerknop spoelt u terug, met de rechterknop vooruit. Met de “omhoog” knop gaat u naar het begin van een patroon, met de “omlaag” knop naar het einde. Zie de afbeelding hieronder.

Begin van het patroon

Einde van het patroon

Volgende maatVorige maat

61

Page 62: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

gen gewist. Wilt u nu toch op basis van dit Preset-patroon een nieuw patroon maken, dan moet u het naar een geheugenplaats voor een User-patroon kopiëren (zie blz. 68).

6.2 Tempo instellen

Tempo voor individuele patronen Het tempo dat u voor het geselecteerde patroon spe-cifieert wordt automatisch in het geheugen vastge-legd.

1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F2 (SETUP)].U komt terecht op de “PATTERN SETUP”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Pattern Tempo”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste tempo.

Pattern Tempo: 20~260 ( q /BPM)

Tempo van het weergegeven patroon tijdelijk wijzigenTerwijl u een patroon weergeeft kunt u ook het tem-po aanpassen. Deze wijziging is echter slechts tijde-lijk en wordt ongedaan gemaakt zodra u een ander patroon kiest.

1) Druk op [TEMPO].U komt terecht op de “TEMPO”-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste tempo.

TEMPO: 20~260 ( q /BPM)

6.3 Weergavefuncties

Patroon kiezen1) Druk op [PATTERN].

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste patroon.Inhoud van de display-pagina:

1 Nummer van het geselecteerde patroon.

2 Nummer van de weergegeven maat.

3 Telindicators (één, twee, drie, vier,…).

4 Weergavemethode (andere display-pagina).

5 Part aan/uit-status (zie blz. 71).

Opmerking: Waar de functieknoppen [F1]~[F4] in dit geval voor dienen wordt hieronder uitgelegd.

Patronen kiezen uit een lijstNet zoals drum kits en instrumenten kunt u ook patronen kiezen uit een lijst van namen. Zoals u in de onderstaande afbeelding kunt zien, wordt in de lijst van links naar rechts de naam van het patroon (Name), de maatsoort (Beat), het aantal maten (Len) en het type patroon (Type) afgebeeld.

1) Druk op [PATTERN]-[F1 (LIST)].U komt terecht op de “PATTERN LIST”-pagina.

2) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen het gewenste patroon.

1

2 3

4 5

62

Page 63: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Sequencer Instellingen voor de metronoom

ReferentieReferentie

Referentie

Functieknoppen

Weergavemethode selecterenU kunt een patroon op drie manieren laten weerge-ven:

1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F3 (TYPE)].U komt terecht op de “PATTERN TYPE”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Play Type”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

Mogelijke toepassingen van deze functiesLoop: Weergeven in een lus is handigbij het oefenen of wanneer u een doorlopende begeleiding tijdens een optreden wilt.

One Shot: Tijdens een optreden kunt u deze optie bij-voorbeeld gebruiken om met één slag een schitte-rende Fill te spelen.Een andere mogelijkheid is om een leeg patroon aan een pad toe te wijzen en dit te gebruiken als “stop”-schakelaar voor een patroon dat u met een andere pad aanstuurt.

Tap: Helemaal het einde tijdens een optreden! Als u een melodielijn programmeert in een patroon waar-voor u “Tap” kiest, hoort u, telkens wanneer u op de betreffende pad slaat, de volgende noot van de melo-die. Als u bv. een baslijn op deze manier aanstuurt met de basdrum, zitten de twee partijen perfect “Tight”. Het is zelfs mogelijk een “Reset Time” (Off, 0.1~4.0) te specifiëren, dat is een tijdsinterval. Als het interval voorbijgaat zonder dat u de pad aanraakt, wordt er teruggekeerd naar het begin van het patroon.

Opmerking: QuickPlay is een aanvullende functie voor Loop en One Shot. QuickPlay start de weergave van het patroon vanaf de eerste noot (het eerste “event”), zelfs wanneer u tij-dens de opname van het patroon aan het begin een pauze hebt gelaten. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer u zonder metronoom hebt opgenomen en dus eigenlijk “naast het tempo” hebt gespeeld.

6.4 Instellingen voor de metronoom

Metronoomklik in- en uitschakelen, volume regelen

Met [CLICK] schakelt u de metronoom in en uit. Het volume van de klik kunt u regelen met de [CLICK]-regelaar van de groepfaders.

Tempo instellenOok wanneer er geen patroon wordt weergegeven kunt u de metronoom laten lopen en het tempo aan-passen. Bedenk daarbij wel dat, zodra u een ander patroon kiest, het tempo van dat patroon wordt overgenomen.

1) Druk op [TEMPO].U komt terecht op de “TEMPO”-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste tempo.TEMPO:. . . . . . . 20~260 ( q /BPM)

Maatsoort en klik-interval kiezen1) Druk op [CLICK]-[F1 (INTRVL)].

U komt terecht op de “CLICK”-pagina.

2) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-len.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

Opmerking: Het is niet mogelijk de maatsoort voor de metro-noom te wijzigen terwijl een patroon wordt weergegeven. De metronoomklik neemt steeds de maatsoort van het patroon over.

ParametersTime Signature (maatsoort): teller= 0~13 (aantal tel-len per maat), noemer= 2, 4, 8, 16 (nootwaarde van een tel).

Interval: 1/2 (halve noot), 3/8 (gepunte kwartnoot), 1/4 (kwartnoot), 1/8 (achtste noot), 1/12 (12de noot), 1/16 (16de noot).

[F1 (PAGE )]Hiermee kiest u de vorige pagina van de lijst.

[F2 (PAGE )]Hiermee kiest u de volgende pagina van de lijst.

[F3 (MEMORY)]Hiermee roept u de resterende hoeveelheid geheugen en het aan-tal patronen op.

[F4 (NEW)] Hiermee kiest u een leeg patroon.

LoopHet patroon wordt voortdurend herhaald tot u op [STOP] drukt.

One ShotHet patroon wordt slechts één keer weer-gegeven.

Tap

Zie blz. 82. Hiermee kunt u een patroon noot voor noot weergeven (telkens wan-neer u op [PLAY] drukt, hoort u een noot).

63

Page 64: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Klikgeluid kiezenMet welk geluid de metronoom “tikt” kiest u zelf. U hebt daarbij 16 opties, waaronder zelfs een menselij-ke stem.

1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].U komt terecht op de “CLICK”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Inst”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

ParameterInst:. . . . . . . . . . . Voice, Click, Claves, Wood Block,

Triangle, Cowbell, Conga, Talking Drum, Maracas, Cabasa, Cuica, Agogo, Tambourine, Snaps, 909 Snare, 808 Cowbell

Klikgeluid met Ambience bewerkenU kunt het klikgeluid ook bewerken met het Ambience-effect van de geselecteerde Drum Kit.

1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].U komt terecht op de “CLICK”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Ambience Level”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

Ambience Level: 0~127

Effecten voor de metronoomU kunt de klik ook naar de effecten zenden. In som-mige gevallen levert dat misschien een aangenamer geluid op. Zorg in dat geval wel dat de globale effect-schakelaar actief is (ON) (zie blz. 23).

1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].U komt terecht op de “CLICK”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Fx Send Level”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

FX Send Level: 0~127

Opmerking: U hoort het effect dat aan de geselecteerde Kit is toegewezen onder [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)].

Stereopositie aanpassenU kunt de klik gelijk welke plaats in het stereobeeld geven. Hebt u echter de hoofdtelefoon als enige actieve uitgang gekozen (Phones Only, zie hieron-der), dan hoort u de klik in het midden van het ste-reobeeld, ongeacht de instelling van de onderstaande parameter.

1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].U komt terecht op de “CLICK”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Pan”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste stereopositie: “L15” is uiterst links, “Cen-ter” is in het midden en “R15” is uiterst rechts.

Pan: L15~Center~R15

Uitgang voor de metronoomMet de onderstaande parameter kiest u de uitgang waar het klikgeluid naartoe wordt gestuurd.

1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].U komt terecht op de “CLICK”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Output”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.Output: . . . . . . . Master, Phones Only

MasterHet signaal wordt naar de MASTER OUT- en PHONES-uitgangen gestuurd.

Phones OnlyHet signaal wordt enkel naar de PHONES-uitgang gestuurd.

64

Page 65: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Sequencer Instellingen voor de metronoom

ReferentieReferentie

Referentie

6.5 Opnemen

De sequencer kan opnemen wat u speelt op de pads of op een extern MIDI-klavier. Alles wordt exact zo opgenomen als u het speelt, de precieze bewegingen van het HiHat pedaal en de plaats waar u het vel van de pads raakt incluis.

Opmerking: “Schuiven” met de Brushes en het dempen van een cymbaalpad (zie blz. 20) worden niet opgenomen.

Opmerking: Houd er rekening mee dat het geheugen van de TD-10 niet onuitputtelijk is. Er zijn weliswaar 50 User-patronen, maar het beschikbare geheugen staat in functie van de hoeveelheid data die in elk van die patronen wordt opge-nomen.

Basiswerkwijze voor de opnameDe beschreven werkwijze geldt zowel voor het opne-men met pads als met een MIDI-klavier.

Kies een leeg patroon

1) Druk op [PATTERN]-[F4 (NEW)].Er wordt nu automatisch een leeg patroon geselec-teerd.

Opmerking: Als alle patronen reeds data bevatten, kan er geen leeg patroon worden geselecteerd. U moet dan eerst de inhoud van een patroon wissen (zie “Patroon wissen (Clear)” op blz. 69).

Kies de maatsoort en het aantal maten

1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F2 (SETUP)].U komt terecht op de “PATTERN SETUP”-pagina.

2) Plaats de cursor op de gewenste parameter.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.Time Signature (maatsoort): teller= 1~13, noemer= 2, 4, 8, 16

Length (bars): 1~99 maten

Opmerking: Als u een “Replace”-opname maakt (zie blz. 65) hoeft u Length niet te specifiëren. De opname blijft doorlopen tot u op [STOP] drukt, en het aantal opgenomen maten wordt automatisch de waarde voor “Length”.

Opmerking: Maakt u een opname met pads, sla dan de nu volgende punten 3 en 4 over.

Kies een MIDI-kanaalZorg dat het zendkanaal van uw klavier overeenkomt met het MIDI-kanaal van de Part die u wilt aanstu-ren/opnemen.

Elk van de vier Parts heeft zijn eigen MIDI-kanaal. Bij levering zijn deze als volgt ingedeeld:

All Drums= MIDI-kanaal 10Part 1= MIDI-kanaal 5Part 2= MIDI-kanaal 6Bast= MIDI-kanaal 2

(Als u wilt, kunt u een ander MIDI-kanaal kiezen: druk op [SETUP] en vervolgens op [F2] (MIDI)].)

Kies een instrument

1) Druk op [Part]-[F1 (INST)].U komt terecht op de “PART INST”-pagina.

2) Druk op [F1]~[F3] om de Part te kiezen die u wilt opnemen.Met de [F1]~[F3] knoppen kiest u respectievelijk Part 1, Part 2 en de Bass Part.

3) Plaats de cursor op “INST”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een begeleidingsinstrument of drum kit.

Kies een opnamemethode

1) Druk op [PATTERN]-[REC].U komt terecht op de “REC STANDBY”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Rec Mode”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste opnamemethode.

65

Page 66: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Rec Mode: . . . . . Loop All, Loop 1, Loop 2, Loop 4, Loop 8, Replace

Kies het tempo

1) Druk op [TEMPO].U komt terecht op de “TEMPO”-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste tempo.

Opname

1) Druk vanuit opname-pauze (de “REC STANDBY”-pagina) op [PLAY] om de opname te starten.

2) Druk op [STOP] zodra u de opname hebt voltooid.

Rehearsal-functieTijdens een opname kunt u met de [REC]-knop tus-sen de opname- en oefenmode kiezen. Op die manier kunt u verschillende klanken, Fills of frases uitproberen zonder dat u de weergave van de sequencer hoeft te stoppen.

1) Start de opname.

2) Druk tijdens de opname op [REC].De [REC]-indicator begint te knipperen. U kunt nu op de pads spelen (of op een MIDI-klavier) zonder dat er iets wordt opgenomen.

3) Druk nogmaals op [REC] om terug te keren naar de opname-mode.

Metronoom laten aftellenU kunt de metronoom vóór de opname en/of weer-gave één of twee maten laten aftellen.

1) Druk op [CLICK]-[F3 (COUNT)].

2) Wilt u een aftel voor de weergave, kies dan “PLAY”. Wilt u hem echter voor de opname, kies dan “REC”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

ParametersPLAY: OFF, 1 meas, 2 measREC: OFF, 1 meas, 2 meas

Opname starten op het moment dat u op een pad slaat

Met deze functie kunt u de opname automatisch laten starten op het moment dat u op een pad slaat.

Opmerking: Als u een aftel hebt gespecifieerd (zie hierboven), wordt de opname pas gestart na de aftel (die begint op het moment dat u op een pad slaat).

1) Druk op [PATTERN]-[REC].U komt terecht in de “REC STANDBY”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Hit Pad Start”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie (“ON” of “OFF”).

Timing automatisch verbeteren tijdens de opname (Quantize)

De Quantize-functie verbetert afwijkingen van de timing waarmee u een opname inspeelt. Met andere woorden: slagen die iets te vroeg of te laat komen worden netjes op hun plaats gezet. Om zijn werk naar behoren te kunnen doen moet de functie eerst weten wat de kleinste nootwaarde is die u gaat spe-len.

1) Druk op [PATTERN]-[REC].U komt terecht op de “REC STANDBY”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Quantize”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

Loop AllHet volledige patroon wordt herhaald; bij iedere herhaling kunt u een partij toevoe-gen (“overdubben”).

Loop 1~8Hiermee kunt u in een lus van respectieve-lijk 1, 2, 4 of 8 maten opnemen.

ReplaceDe opname blijft lopen tot u op [STOP] drukt. Alle aanwezige data worden door de nieuwe opname gewist. OFF De opname/weergave begint zonder aftel.

1 measDe opname/weergave begint na een aftel van één maat.

2 measDe opname/weergave begint na een aftel van twee maten.

66

Page 67: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Sequencer Patronen editen

ReferentieReferentie

Referentie

Quantize: . . . . . . 8ste noot, 8ste triool, 16de noot, 16de triool, 32ste noot, 32ste triool, 64ste noot, OFF

Data van een andere sequencer importeren

Via de MIDI INgang van de TD-10 kunt u data van-uit een andere sequencer importeren. Dat kan tege-lijk voor vier sporen: drie melodische en één drum-spoor. De enige voorwaarde is dat u de correcte instellingen voor de MIDI-kanalen en MIDI-syn-chronisatie maakt.

1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)].U komt terecht op de “MIDI”-pagina.

2) Zorg dat het MIDI-kanaal van de TD-10 overeen-komt met het MIDI-kanaal van het zendend instru-ment (zie blz. 86).

3) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F1 (GLO-BAL)].U komt terecht op de “PATTERN GLOBAL”-pagi-na.

4) Plaats de cursor op “Sync Mode”.

5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Auto”.

6) Druk op [PATTERN]-[REC].U komt terecht op de “REC STANDBY”-pagina. De metronoom begint te tikken en u bent klaar voor de opname.

7) Plaats de cursor op “Rec Mode”.

8) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Replace”.

9) Start de weergave op het zendend instrument. De TD-10 begint automatisch synchroon op te nemen.

10)Eens het gewenste stukje is opgenomen stopt u de weergave op de externe sequencer. De TD-10 stopt dan ook automatisch.

6.6 Patronen editen

Patroon benoemenIeder patroon kan een naam krijgen van maximaal 8 tekens.

1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F4 (NAME)].U komt terecht op de “PATTERN NAME”-pagina.

2) Kies met de links/rechts [CURSOR]-knoppen het teken dat u wilt veranderen.Het knipperende teken kunt u wijzigen.

3) Kies met de [INC/DEC]-knoppen, het [VALUE]-wiel of de cursorknoppen het gewenste karakter.De volgorde waarin de karakters voorbijkomen staat afgebeeld onderaan de display-pagina.

FunctieknoppenZie “Functieknoppen” op blz. 42.

Patroon wissen (Erase)Met deze functie wist u enkel de opgenomen data. Andere instellingen, zoals het aantal maten en de maatsoort, blijven ongewijzigd.

1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F1 (ERASE)].U komt terecht op de “ERASE PATTERN”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Pattern”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van het gewenste patroon.

4) Plaats de cursor op “Part”.

5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Part die u wilt wissen.

6) Druk op [F4 (ERASE)].In het display verschijnt een prompt die u om beves-tiging vraagt.

7) Druk op [F4 (EXEC)] om de data van het geselec-teerde patroon te wissen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te wissen.)

1 2 3 4 5 6

1 2 3 4 5 6Lege maten

67

Page 68: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Maten uit een patroon wissen (Erase Pattern Measure)

Met deze functie wist u enkel de opgenomen data uit specifieke maten van een patroon. In de plaats van het gewiste deel komen lege maten, waarin u desge-wenst iets nieuws kunt opnemen.

1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F1 (ERASE)]-[F3 (MEAS)].U komt terecht op de “ERASE PATTERN MEASU-RE”-pagina.

2) Plaats de cursor op de parameters waarmee u het gedeelte specifieert dat u wilt wissen.Van links naar rechts vindt u het patroon, de Part, de eerste maat en de laatste maat.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarden.

4) Druk op [F4 (ERASE)].In het display verschijnt een prompt die u om beves-tiging vraagt.

5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde data te wissen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terug-keren naar de vorige pagina zonder de data te wis-sen.)

Patroon kopiëren

1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F2 (COPY)].U komt terecht in de “COPY PATTERN”-pagina.

2) Plaats de cursor op “Src”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het patroon dat u wilt kopiëren.

4) Plaats de cursor op “Dst”.

5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het patroon waarnaar u wilt kopiëren.

6) Druk op [F4 (COPY)].In het display verschijnt een prompt die u om beves-tiging vraagt.

7) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde data te kopiëren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terug-keren naar de vorige pagina zonder de data te kopiëren.)

Maten van een patroon/Part kopiëren

U kunt ook bepaalde maten van een Part of patroon kopiëren.

1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F2 (COPY)]-[F3 (MEAS)].

1 2 3 4 5 6

1 2 3 4 5 6Lege maten

1 2 3 4 5 6

1 2 3 4 5 6

Src

Dst

1 2 3 4 5 6

1 2 3 4 5 6

Src

Dst

AB

68

Page 69: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Sequencer Patronen editen

ReferentieReferentie

Referentie

U komt terecht op de COPY PATTERN MEASURE-pagina.

2) Kies in het “A”-gedeelte van het scherm de data die u wilt kopiëren.Van links naar rechts ziet u hier het patroon, de Part, de eerste maat en de laatste maat. Ga met de cursor naar de gewenste parameter en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

3) Kies in het “B”-gedeelte van het scherm de plaats waarnaar u de data wilt kopiëren.Van links naar rechts ziet u hier het patroon, het spoor en de eerste maat. Ga met de cursor naar de gewenste parameter en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

Opmerking: U hoeft hier geen laatste maat te specifiëren, omdat automatisch het aantal maten wordt overschreven dat u hierboven in stap (2) hebt gespecifieerd.

4) Druk op [F4 (COPY)].In het display verschijnt een prompt die u om beves-tiging vraagt.

5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde data te kopiëren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terug-keren naar de vorige pagina zonder de data te kopiëren.)

Patroon wissen (Clear)Hiermee worden ALLE data van een patroon gewist, wat inhoudt dat ook alle instellingen (maatsoort, lengte, tempo) opnieuw op de fabriekswaarden wor-den gezet.

1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F3 (CLEAR)].U komt terecht op de “CLEAR PATTERN”-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van het patroon dat u wilt wissen.

3) Druk op [F4 (CLEAR)].In het display verschijnt een prompt die u om beves-tiging vraagt.

4) Druk op [F4 (EXEC)] om het patroon te wissen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder het patroon te wissen.)

Maten van een patroon verwijderen (Clear)

Met deze functie wist u enkel specifieke maten van een patroon. De maten na het verwijderde deel schuiven naar voren. In tegenstelling tot de Erase-functie wordt hier “het gat dus gedicht”.

1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F3 (CLEAR)]-[F3 (MEAS)].U komt terecht op de CLEAR PATTERN MEASU-RE-pagina.

2) Kies het patroon en de maten die u wilt verwijde-ren.Plaats de cursor op de diverse parameters waarmee u het gedeelte specifieert dat u wilt wissen. Van links naar rechts ziet u het patroon, de eerste maat en de laatste maat.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarden.

4) Druk op [F4 (CLEAR)].In het display verschijnt een prompt die u om beves-tiging vraagt.

5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde maten te verwijderen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te verwijderen.)

1 2 3 4 5 6

1

(Part-instellingen= fabriekswaarden.)

1 2 3 4 5 6

1 2 3 4

69

Page 70: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Patronen verbindenU kunt twee patronen verbinden tot één nieuw patroon. Het patroon dat u voor “Dst” specifieert wordt het eerste, het patroon dat u voor “Src” speci-fieert wordt erachter geplakt. Het nieuwe patroon komt terecht op de plaats die u voor “Dst” speci-fieert.

1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F4 (APPEND)].U komt terecht op de APPEND PATTERN-pagina.

2) Plaats de cursor op “Src”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het patroon dat de “staart” van het nieuwe patroon moet vormen.

4) Plaats de cursor op “Dst”.

5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het patroon dat zich vooraan moet bevinden.

6) Druk op [F4 (APPEND)].In het display verschijnt een prompt die u om beves-tiging vraagt.

7) Druk op [F4 (EXEC)] om de patronen te verbinden. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de operatie uit te voeren.)

Opmerking: Als de verbinding van patronen zou resulteren in een patroon dat meer dan 99 maten telt, dan verschijnt in het display “99 MEASURE MAXIMUM”. U kunt de APPEND-operatie dan niet uitvoeren.

6.7 Instellingen voor Part-instrumenten

Opmerking: Instellingen voor de Drum Part kunt u hier niet maken. Daarvoor moet u naar de “Control Room” van de Drum Kit (zie blz. 54).

Master Tuning (stemming)Met de onderstaande parameters kunt u de stem-ming voor Part 1, Part 2 en de Bass Part aanpassen.

1) Druk op [PART]-[F3 (M TUNE)].U komt terecht op de MASTER TUNE-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste instelling.

Master Tune: 415.3~466.2, stappen van 0,1 Hz

Opmerking: Door op [F4 (440 HZ)] te drukken kiest u opnieuw de standaard toonhoogte (440.0 Hz).

Instrumentkeuze en verwante instellingen voor individuele Parts

Hier kunt u, voor iedere Part individueel, het instru-ment kiezen en ook instellingen maken voor Ambience, Key Shift (transpositie in stappen van een halve toon) en Bend Range.

1) Druk op [PART]-[F1 (INST)].U komt terecht op de PART INST-pagina.

2) Kies met [F1]~[F3] de Part die u wilt instellen. U kiest met deze knoppen respectievelijk Part 1, Part 2 en de Bass Part.

3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-len.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

5 6 7 8

Dst

Dst

Src+

APPEND

70

Page 71: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Sequencer Instellingen voor Part-instrumenten

ReferentieReferentie

Referentie

Parameters

Mixer-instellingen voor individuele Parts1) Druk op [PART]-[F2 (MIXER)].

U komt terecht op de pagina met mixerinstellingen.

2) Kies met [F1]~[F4] de parameter die u wilt instel-len.

3) Plaats de cursor op de Part die u wilt instellen.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

Parameters

Specifieke Parts uitschakelen1) Druk op [PART]-[F4 (MUTE)].

U komt terecht op de PART MUTE-pagina.

2) Schakel met de [F1]~[F4] knoppen de overeen-komstige Parts in of uit.Met de [F1]~[F4] knoppen schakelt u respectievelijk Part 1, Part 2, de Bass Part en de Drum Part in of uit. Bij iedere druk op een functieknop wisselt u tussen “aan” (u hoort de Part) of “uit” (u hoort de Part niet).

Inst(1~54)

Hiermee kiest u het instrument dat u wilt gebruiken.

Ambience(0~127)

Hiermee bepaalt u de mate van Ambience.

Key Shift(-24~0~+24)

Hiermee verschuift u de toonhoogte, in stappen van een halve toon.

Bend Range(0~+24)

Hiermee specifieert u de maximale toonhoogtebuiging (in stappen van een halve toon) waarmee wordt gereageerd op Pitch Bend-com-mando’s.

VOLUME ([F1])(0~127)

Hiermee past u het volume aan.

PAN ([F2])(L15~C~R15)

Hiermee bepaalt u de stereopositie van het geluid. “L15” is uiterst links, “C” is in het midden en “R15” is uiterst rechts.Als u voor de Output (zie hieron-der) de optie “Phones” kiest, wordt het geluid in het midden van het stereobeeld geplaatst, ongeacht de waarde die u hier kiest.

FX SEND ([F3])(0~127)

Hiermee bepaalt u in welke mate deze Part naar de effecten wordt gestuurd.

OUTPUT ([F4])(MASTER, PHONES)

Hiermee bepaalt u naar welke uit-gang het geluid wordt gestuurd. DIRECT 1, 2, 3 zijn hier niet beschikbaar.MASTER: het geluid wordt naar de MASTER OUT- en de PHONES-uitgangen gestuurd.PHONES: het geluid wordt enkel naar de PHONES-uitgang gestuurd.

71

Page 72: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

7. Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel

7.1 Signaal van MIX IN aan een uitgang toewijzen

Het externe geluidssignaal dat via MIX IN naar de TD-10 gaat kunt u aan gelijk welke uitgang toewij-zen. De optie “Phones Only” komt bijvoorbeeld goed van pas als u een extern ritme als richtlijn door de hoofdtelefoon wilt sturen, zonder dit via de hoofduitgangen hoorbaar te maken.

1) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F4 (OPTION)].U komt terecht op de OPTION-pagina.

2) Plaats de cursor op “Mix In Output”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

ParametersMonitor Mix In: Master, Phones Only.

7.2 Type pad specifiëren

U moet voor iedere TRIGGER INPUT het type pad specifiëren dat u ermee verbindt, anders kan de TD-10 de signalen van de pads niet naar behoren interpreteren. Naast de instellingen die we reeds onder “Pads toewijzen” op blz. 17 hebben behandeld komen hieronder “Trigger-banken” aan bod en laten we zien hoe u een akoestisch drumstel met contact-microfoons of pads van een ander merk kunt gebrui-ken.

Druk op [SETUP]-[F2 (TRIG)]-[F1 (BANK)] om naar het volgende display te gaan.

Wat is Trigger Type?Hoe de TD-10 de signalen van een pad interpreteert hangt af van het trigger-type dat u selecteert voor de ingang waarop u die pad hebt aangesloten. Het is dus erg belangrijk dat het gekozen type daadwerkelijk overeenstemt met de gebruikte pad. Zo wilt “3 PD7” in het bovenstaande display zeggen dat er een PD-7 pad op TRIGGER INPUT 3 is aangesloten.

Wat is een Trigger Bank?Een Trigger Bank onthoudt de instellingen voor de 12 trigger-ingangen als één set informatie. Het grote nummer links in het display (zie hierboven) geeft aan welke Trigger Bank op dit moment is geselec-teerd. Plaats de cursor op dit nummer als u een ande-re Trigger Bank wilt selecteren.

1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F1 (BANK)].U komt terecht in de TRIGGER-pagina.

2) Plaats de cursor op “BANK”.

3) Sla op de pad waarvoor u het Trigger Type wilt kie-zen. De cursor komt terecht op het triggernummer van de pad die u aanslaat.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.In de onderstaande tabel ziet u welke afkortingen voor welke pads staan.

MasterHet geluid wordt zowel naar de MASTER- als naar de PHONES-uit-gangen gestuurd.

Phones OnlyHet geluid wordt enkel naar de PHONES-uitgangen gestuurd.

Naam van het model

72

Page 73: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel Basisparameters voor de

ReferentieReferentie

Referentie

Opmerking: Wilt u dat de klank varieert naargelang de plaats waar u de PD-100/120 raakt, kies dan 10A/12A. De PD-100 houdt geen rekening met de plaats waar u slaat, maar zal bij keuze van 10B wel sneller reageren.

Opmerking: Hebt u het gevoel dat u aan de bovenstaande opties niet genoeg hebt om de TD-10 helemaal op uw speel-stijl af te stellen, zie dan hieronder. In de regel hebt u deze instellingen niet nodig, maar ze kunnen ooit van pas komen.

7.3 Basisparameters voor de trigger-ingangen (BASIC)

We kunnen natuurlijk niet voor alle pads in het uni-versum kant en klare instellingen leveren, daarom valt er iets meer in te stellen wanneer u pads van een ander merk gebruikt, of wanneer u een akoestisch drumstel met contactmicrofoons als stuurbron wilt gebruiken.

SensitivityHiermee regelt u de gevoeligheid van de pad.

1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)].U komt terecht op de TRIGGER BASIC-pagina.

2) Ga met de cursor naar “Sensitivity”.

3) Sla de pad aan waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de display-pagina met instellin-gen voor de pad die u hebt aangeslagen. De Input-indicator onderaan in het scherm geeft aan hoe hard u de pad raakt.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.Kies de Sensitivity-waarde zo dat de indicator bij de hardste slagen ongeveer het maximum niveau bereikt (helemaal rechts).

Sensitivity: 1~16

ThresholdMet deze parameter kunt u een drempelwaarde instellen, waaronder geen trigger-signalen worden herkend. Met andere woorden: enkel wanneer het triggersignaal sterker is dan de gespecifieerde drem-pel wordt er een klank aangestuurd. Op deze manier voorkomt u ongewenste triggers die het gevolg kun-nen zijn van externe trillingen (veroorzaakt door een andere pad, door luidsprekers, enz.). In het voor-beeld hieronder hoort u signaal 2 wel, maar signaal 1 en 3 niet.

1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)].U komt terecht in de “TRIGGER BASIC”-pagina.

2) Ga met de cursor naar “Threshold”.

3) Sla de pad aan waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.Verhoog de Threshold-waarde tot de ongewenste triggers verdwijnen. Enige terughoudendheid is hier echter wel op zijn plaats, want een te hoge waarde zorgt dat zachte slagen op de pad ook niet meer wor-den herkend. Het is dus een beetje zoeken tot u pre-cies die waarde vindt die ongewenste triggers uitsluit en toch de dynamiek van uw spel intact laat.

Threshold: 0~15

CurveDeze parameter vormt een aanvulling op de Sensiti-vity-parameter. Hij bepaalt de verhouding tussen de kracht waarmee u aanslaat en het volume waarmee de klank wordt weergegeven. Kies uit de acht moge-lijke curves degene die voor u het meest natuurlijk “aanvoelt”.

1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)].U komt terecht op de TRIGGER BASIC-pagina.

2) Ga met de cursor naar “Curve”.

3) Sla de pad aan waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

Display Model van pad

PD5 PD-5

PD7 PD-7

PD9 PD-9

12A PD-120 (met positiedetectie)

12B PD-120 (zonder positiedetectie)

10A PD-100 (met positiedetectie)

10B PD-100 (zonder positiedetectie)

KD7 KD-7/KD-5

2 31

Threshold (drempel)

73

Page 74: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

ParametersCurve: Linear, EXP1, EXP2, LOG1, LOG2, Spline, Loud1, Loud2

Linear: Dit is de normale instelling wanneer u een PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 gebruikt. Deze curve zorgt voor een rechtlijnige verhouding tussen slag-kracht en volume.

EXP1, EXP2: In vergelijking met Linear klinken har-de slagen bij relatief luider.

LOG1, LOG2: Deze opties doen in feite het omge-keerde van de vorige: zachtere slagen klinken in ver-houding luider, het dynamisch bereik van de pad wordt dus gecomprimeerd.

Spline: Dit is een grillige curve die voor behoorlijk extreme volumevariaties zorgt.

Loud1, Loud2: Bij deze opties wordt het dynamisch bereik van de pad aan banden gelegd. Hard of zacht slaan heeft dus heel wat minder gevolgen voor het volume. Deze opties kunnen interessant zijn om een

constant volume te waarborgen wanneer u contact-microfoons op een drumstel gebruikt.

Spanning van het vel aanpassenDe Head Tension Adjustment-parameter heeft enkel belang voor de PD-100 en PD-120. Druk op [SET-UP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (OPTION)] om de relevante display-pagina op te roepen.

Opmerking: Aangezien deze pagina slechts voor de genoemde pads relevant is, verschijnt ze enkele wanneer u voor Trigger Type (zie blz. 72) van trigger-nummer 2 (SNARE) en en/of 10 (RIDE) één van de opties “10A” of “12A” hebt gekozen.

Zorg voor een gelijkmatige velspanningZorg dat het vel van de PD-100/120 gelijkmatig is gespannen (gestemd). Als dat niet het geval is, kan de TD-10 namelijk niet nauwkeurig de plaats analyse-ren waar u op de pad slaat. Zie blz. 32.

Head Tension Adjustment-parameterHiermee past u de TD-10 aan op de spanning van het vel. Kies “Normal” voor een normale velspanning, “Loose” voor een losser vel en “Tight” voor een strakker vel. De keuze van de juiste optie is belangrijk voor een accurate detectie van de slagpositie. Wilt u de toonhoogte van de Snare aanpassen, zie dan blz. 45.

Head Tension Adjustment: Loose, Normal, Tight

Gevoeligheid van de rand (Rim Sensitivity)Als u een PD-120 aansluit op Trigger 2 (SNARE), dan kunt u de gevoeligheid van de rand (Rim) aan-passen. Hoe hoger de waarde, hoe hoger de gevoelig-heid. Kiest u Off, dan hoort u het Rim Shot-geluid niet.

1) Kies Trigger Type “12A”.Hoe u dat doet leest u op blz. 72.

2) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (OPTION)].U komt terecht op de TRIGGER OPTION-pagina.

3) Plaats de cursor op “Rim Sensitivity”.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde (Off, 1~15).

Opmerking: Regel deze waarde niet te hoog, want dan dreigt de rand ook geluid aan te sturen wanneer u op het vel slaat.

Linearslagkracht

volu

me

EXP1 EXP2slagkracht

volu

me

LOG2LOG1slagkracht

volu

me

Splineslagkracht

volu

me

Loud1 Loud2slagkracht

volu

me

74

Page 75: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel Geavanceerde parameters

ReferentieReferentie

Referentie

7.4 Geavanceerde parameters voor de trigger-ingangen (ADVNCD)

De parameters die we hieronder bespreken worden automatisch ingesteld op de meeste geschikte waar-den voor iedere pad wanneer u het Trigger Type selecteert (zie blz. 72). Deze parameters worden dus eigenlijk pas relevant op het moment dat u met de problemen te kampen krijgt die bij de beschrijving van de parameters worden aangehaald. Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F3 (ADVNCD)] om naar de pagina met deze parameters te gaan.

Scan TimeDe TD-10 reageert op trigger-signalen van pads of contactmicrofoons. Afhankelijk van het type pad of contactmicrofoon (bv. de TSC-10, optie) kan de golfvorm van dat triggersignaal er anders uitzien. Als u merkt dat eenzelfde aanslagwaarde niet altijd het-zelfde volume/klankkleur oplevert, probeer dan eens een andere Scan Time te kiezen, zodat de TD-10 het begin van de trigger-golfvorm beter kan analyseren.

1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)].U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagi-na.

2) Plaats de cursor op “Scan Time”.

3) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de display-pagina met instellin-gen voor de aangeslagen pad.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.Sla de pad verschillende keren aan, steeds met dezelf-de kracht, en kies geleidelijk een hogere Scan Time (te beginnen bij 0,0 msec). Doe zo voort tot uw aan-slagen een constant volume opleveren. Speel vanaf dat punt afwisselend harde en zachte slagen en luis-ter of het volume daar accuraat op reageert. Hoort u een lichte vertraging tussen het aanslaan en de weer-gave van het geluid, dan weet u dat u een te hoge Scan Time hebt ingesteld.

Scan Time: 0~4.0 ms (in stappen van 0,1 ms)

Retrigger Cancel (RetrigCancel)

Deze parameter gaat het probleem van de “dubbele triggers” te lijf. Een dubbele trigger is het fenomeen waarbij u een pad één keer aanslaat en twéé slagen hoort (de tweede op een zachter volume, als een soort echo van de eerste). De oorzaak hiervan heeft te maken met vervormingen in de golfvorm van het triggersignaal. Retrigger Cancel spoort dit soort ver-vormingen op en voorkomt dat ze hoorbare gevol-gen hebben.

1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)].U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagi-na.

2) Plaats de cursor op “RetrigCancel”.

3) Sla op de pad (of tom met contactmicrofoon) waar-voor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de display-pagina met instellin-gen voor de aangeslagen pad.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.Sla de pad (of trommel) verschillende keren aan en verhoog geleidelijk de RetrigCancel-waarde, tot u geen dubbele triggers meer hoort. Ook bij deze para-meter moet u op zoek gaan naar een compromis, want een te hoge waarde kan zorgen dat er bij roffels e.d. noten wegvallen, omdat ze worden geïnterpre-teerd als dubbele triggers.

RetrigCancel: 1~16

Mask TimeEen andere mogelijke oorzaak van dubbele triggers is de klopper van de basdrum die terugkaatst tegen het vel (of de klopper van een akoestische basdrum die u na het slaan tegen het vel laat rusten). De Mask Time-parameter zorgt dat dit niet in ongewenste geluiden resulteert. Alle trigger-signalen die binnen de gespecifieerde tijdspanne (0~64 msec) na de eer-ste trigger worden ontvangen, worden namelijk genegeerd.

A

B

75

Page 76: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Opmerking: Zoals uit het voorgaande verhaal mag blijken, zijn er bepaalde “akoestische” speltechnieken die u op een electronisch drumstel best vergeet, omdat ze enkel “proble-men” (lees: dubbele triggers) opleveren. Dat geldt niet enkel voor het reeds aangehaalde “laten rusten” van de basdrum-klopper, maar ook voor de equivalente techniek bij een pad: het laten rusten van de stok op het vel. De hedendaagse tech-nologie kan heel wat wonderen verrichten, maar uw techniek moet wel op pijl zijn…

1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)].U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagi-na.

2) Plaats de cursor op “Mask Time”.

3) Sla op de pad (of klop op de basdrum) waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de display-pagina met instellin-gen voor de aangeslagen pad.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.Geef een slag op de basdrum(-trigger) en laat de klopper tegen het vel rusten. Hoort u een dubbele trigger, kies dan een hogere Mask Time. Let ook hier weer op voor té hoge waarden, want die dreigen uw loepzuivere basdrumroffels in stotterend geknoei te herschapen.

Opmerking: Nogmaals: vergeet niet dat dubbele triggers en aanverwante problemen voor een groot stuk te wijten kunnen zijn aan uw speltechniek.

Mask Time: 0~64 ms (in stappen van 4 ms)

CrosstalkAls u twee pads op dezelfde houder hebt gemon-teerd, dan kan de trilling van één pad een ongewenst trigger-signaal voor de andere pad tot gevolg heb-ben. We spreken dan van “overspraak” (Crosstalk) tussen de verschillende pads. Met de Crosstalk-para-meter kunt u dit soort problemen te lijf gaan. Over-spraak is echter enkel mogelijk als de pads echt dicht bij elkaar, op hetzelfde statief, zijn gemonteerd.

1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)].U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagi-na.

2) Plaats de cursor op “Crosstalk”.

3) Sla op de pad (of trommel met contactmicrofoon) waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de display-pagina met instellin-gen voor de aangeslagen pad.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.Bijvoorbeeld: u slaat op een tompad en de Ride klinkt mee. In dat geval moet u de Crosstalk-waarde

voor de Ride-trigger verhogen van “Off” naar “30”, “40” enz. tot het probleem verdwijnt.

Nu kan echter het volgende gebeuren: als u twee pads tegelijk aanslaat, wordt de zachter aangeslagen pad misschien genegeerd, omdat de Crosstalk-parameter denkt dat deze slag wordt veroorzaakt door over-spraak van de andere pad. Kies ook hier dus de kleinst mogelijke waarde die het probleem oplost. Als u “Off” kiest werkt de Cross Talk-functie niet.

Cross Talk: OFF, 30, 40, 50, 60, 70, 80

Volgorde van deze parameters bij gebruik van contactmicro’s (drum-triggers)

We hebben nu kennisgemaakt met heel wat parame-ters, met een vaak overlappend “werkterrein” (namelijk valse triggers bestrijden). De vraag is dan natuurlijk welke parameter u eerst moet kiezen om een probleem te lijf te gaan.

1) Kies het Trigger Type (zie blz. 72).

2) Stel Threshold en Curve in op hun “normale” waarde.Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)] om naar de pagina met instellingen te gaan. Plaats de cursor op de gewenste parameter en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de volgende waar-den:

Threshold: 0 Curve: Linear

3) SensitivityPlaats de cursor op “Sensitivity”. Kies de waarde zo dat de indicator links in het display het maximumni-veau bereikt wanneer u hard op de trommel slaat.

De parameters die hieronder aan bod komen bevin-den zich op de pagina die u bereikt via [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (ADVNCD)].

4) Scan TimeSla verschillende keren op de trommel, telkens met dezelfde kracht. Pas de Scan Time-waarde aan als u merkt dat er volumeverschillen optreden.

5) Retrigger Cancel (RetrigCancel)Deze parameter moet u instellen wanneer u verschil-lende noten hoort terwijl u slechts één keer op een trommel hebt geslagen (vooral voor Snare en toms).

6) Mask TimeDeze parameter dient vooral om ongewenste dub-belslagen van de basdrum te elimineren (zie hierbo-ven).

7) CrosstalkDit is de derde parameter waarmee u ongewenste triggers te lijf kunt gaan. Druk hierna op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)] om opnieuw naar de Basic-pagina te gaan.

76

Page 77: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel Helderheid van het display

ReferentieReferentie

Referentie

8) ThresholdTreden er zelfs na het instellen van de Crosstalk-parameter nog ongewenst getriggerde op, pas dan Threshold aan. Kiest u voor deze parameter een te hoge waarde, dan hoort u bij zachte slagen helemaal niets. Opletten dus – kies steeds de laagst mogelijke waarde.

9) CurveAls u het gevoel hebt dat de dynamiek van de geluids-weergave niet aansluit bij de manier waarop u speelt, pas dan de waarde van deze parameter aan.

7.5 Helderheid van het display (Contrast)

Soms kan het display moeilijk leesbaar zijn. Dat heeft dan te maken met de hoek van waaruit u het scherm afleest en de intensiteit van het licht in de ruimte waar hij zich bevindt. Met de onderstaande parame-ter kunt u de leesbaarheid van het display verbeteren.

1) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F3 (DISPLY)].U komt terecht op de DISPLAY CONTRAST-pagi-na.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

Opmerking: Een andere manier om het contrast in te stellen bestaat erin van de [KIT]-knop ingedrukt te houden en aan het [VALUE]-wiel te draaien.

7.6 Master Equalizer instellen

Met de master-equalizer kunt u de hoge, midden- en lage tonen van het totaalgeluid bijregelen.

Opmerking: De equalizer heeft geen invloed op het geluid dat naar de DIRECT 1, 2 en 3 uitgangen wordt gestuurd.

1) Druk op [KIT]-[F4 (MAS EQ)].U komt terecht op de “MASTER EQ”-pagina.

2) Plaats de cursor op de frequentie die u wilt aanpas-sen.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

4) Op deze pagina kunt u met [F1] de Equalizer in- en uitschakelen. Met [F2], [F3] en [F4] plaatst u de cursor respectievelijk op de lage- (LOW), midden- (MID) en hogetonen (HIGH).

ParametersVoor iedere frequentieband (laag, midden, hoog) kunt u de volgende parameters instellen.

7.7 Data opslaan op een geheugenkaart (RAM)

Alle instellingen en sequencerdata van de TD-10 kunnen worden opgeslagen op een (los verkrijgbare) geheugenkaart van het type M-512E.

Opmerking: De Roland M-512E is de enige kaart die u hier-voor kunt gebruiken (M-256E’s werken dus niet).

Schrijfbeveiliging van de kaartAls de schrijfbeveiliging van de M-512E is ingescha-keld kunt u er geen data op schrijven. Op het moment dat u data wilt schrijven moet u deze bevei-liging dus even uitschakelen. Voor het overige laat u deze beveiliging best steeds ingeschakeld, zo voor-komt u dat er per ongeluk data van de kaart worden gewist.

Kaart initialiserenAls u een kaart voor de eerste keer gebruikt, of wan-neer die kaart voorheen dienst heeft gedaan in een ander instrument, dan moet u ze eerst initialiseren. Initialiseren betekent dat de kaart wordt voorbereid om de datastructuur van de TD-10 op te slaan. Het gaat als volgt:

GAIN(-15~0~+15)

Hiermee bepaalt u in welke mate de gekozen frequentie wordt ver-sterkt/verzwakt.

FREQ20~500 (Low)100~4k (Mid)500~20k (High)

Hiermee kiest u de frequentie die u wilt versterken/verzwakken (waar-den in Hz).

Q(0.5, 1.0~20), in stappen van 1.0

Hiermee kiest u de bandbreedte, d.w.z. hoeveel frequenties er boven en onder de gekozen frequentie mee worden versterkt/verzwakt.

UitAan

77

Page 78: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Opmerking: Let op: bij het initialiseren van een kaart gaan alle aanwezige data op die kaart verloren. Controleer dus of die kaart geen data bevat die u nog nodig hebt voor een ander instrument.

1) Druk op [KIT].U komt terecht op de DRUM KIT-pagina.

2) Zet de beveiligingsschakelaar bovenaan de kaart in de stand “Uit”.

3) Steek de geheugenkaart in de MEMORY CARD sleuf op het achterpaneel.U komt terecht in de “INITALIZE CARD”-pagina.

4) Druk op [F4 (INIT)].Het display vraagt u om bevestiging.

5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geheugenkaart te ini-tialiseren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u naar de vorige pagina wilt terugkeren zonder de kaart te initialiseren.)

Data op een geheugenkaart opslaanMet de onderstaande procedure kopieert u alle data (Drum Kits, patronen, Percussion Groups en Setup) naar de kaart.

1) Druk op [SETUP]-[F4 (UTIL)]-[F1 (SAVE)].U komt terecht op de “Save to CARD”-pagina.

2) Zet de beveiligingsschakelaar bovenaan de kaart in de stand “Uit”.

3) Steek de geheugenkaart in de MEMORY CARD-sleuf op het achterpaneel.

Opmerking: Als u een kaart insteekt die nog nooit door de TD-10 werd gebruikt, komt u automatisch op de “INITIALI-ZE CARD”-pagina terecht. Onder “Kaart initialiseren” hier-naast leest wat u dan moet doen.

4) Druk op [F4 (SAVE)].Het display vraagt u om bevestiging.

5) Druk op [F4 (EXEC)] om de data op te slaan. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u naar de vorige pagina wilt terugkeren zonder de data op te slaan.)

Opmerking: Met de Copy-functie (zie blz. 80) kunt u ook individuele Drum Kits naar een geheugenkaart kopiëren.

Data van een geheugenkaart ladenUiteraard kunt u de data die u op een geheugenkaart hebt opgeslagen ook opnieuw laden.

1) Druk op [SETUP]-[F4 (UTIL)]-[F1 (LOAD)].

U komt terecht op de “Load from CARD”-pagina.

2) Steek de geheugenkaart in de MEMORY CARD-sleuf op het achterpaneel.

3) Druk op [F4 (LOAD)].Het display vraagt u om bevestiging.

4) Druk op [F4 (EXEC)] om de data te laden. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u naar de vorige pagina wilt terugkeren zonder de data te laden.)

Opmerking: Met de Copy-functie (zie blz. 80) kunt u ook individuele Drum Kits van een geheugenkaart laden.

7.8 Display automatisch laten omschakelen (Note Chase)

Tijdens het editen springt het display van de TD-10 automatisch naar de pagina met instellingen voor de klank die wordt aangestuurd (via pads of via MIDI). We noemen dit Note Chase.

Note Chase is altijd ingeschakeld (ON) voor noten die u op de pads speelt. U kunt de functie echter uit-schakelen voor noten die de TD-10 via MIDI IN ont-vangt.

1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].U komt terecht op de “MIDI GLOBAL”-pagina.

2) Plaats de cursor op “NOTE CHASE”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “ON” of “OFF”.

Opmerking: Note Chase werkt NIET als u iets weergeeft met de interne sequencer.

78

Page 79: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Handige functies Drum Kits in een bepaalde volgorde kiezen (Drum

ReferentieReferentie

Referentie

8. Handige functies

8.1 Drum Kits in een bepaalde volgorde kiezen (Drum Kit Chain)

In een Drum Kit Chain kunt u een “keten” van Drum Kits vastleggen. Dat biedt u de mogelijkheid om alle Kits die u voor een optreden e.d. nodig hebt op een rij te zetten, zodat u tijdens dat optreden tel-kens met één druk op de [INC]-knop de juiste Kit kiest. De TD-10 biedt plaats aan 16 van die ketens met maximaal 32 stappen.

1) Druk op [CHAIN]-[F1 (C EDIT)].U komt terecht op de CHAIN EDIT-pagina.

2) Plaats de cursor op het grote nummer (de geselec-teerde Chain) links in het display.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van de gewenste keten.

4) Plaats de cursor op het nummer van de gewenste stap in de keten, links in het display.

5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van de Drum Kit die u aan de geselecteer-de stap wilt toewijzen.

Functieknoppen

Hoe gebruikt u een Chain?

1) Druk op [CHAIN] (de indicator licht op).Hiermee hebt u de Drum Kit Chain-functie inge-schakeld.

2) Gebruik de links/rechts [CURSOR]-knoppen of de [DEC]/[INC]-knoppen om door de Kits in de Chain te stappen. Met de [CURSOR]-knop-pen kunt u een andere Chain kiezen.

Opmerking: Druk nogmaals op [CHAIN] als u de Drum Kit Chain-functie wilt uitschakelen.

ToepassingenAls u deze functie gebruikt in combinatie met de Pad Switch- of Foot Switch-functie, dan kunt u een pad of een voetschakelaar gebruiken om de stappen in een keten te selecteren. Als u dat wilt doen moet u de MODE-parameter van de Pad Switch- of Foot Switch-functie op “KIT SELECT” instellen. Meer details vindt u onder “Functies bedienen met pads en voetschakelaars” op blz. 82.

Naam van de Drum Kit ChainIedere keten kan een naam krijgen van maximaal 8 tekens.

1) Druk op [CHAIN]-[F1 (C EDIT)]-[F4 (NAME)].U komt nu terecht op de CHAIN NAME-pagina.

2) Zie “Naam van de Drum Kit” op blz. 41 voor de overige dingen.[F1 (INSERT)]

Hiermee voegt u een Kit toe op de cursorpositie. Alle daaropvolgende Kits worden één stap verder naar het einde verschoven.

[F2 (DELETE)]

Hiermee wist u de Kit op de cursor-positie. Alle daaropvolgende Kits komen één stap dichter bij het begin terecht.

[F3 (NEXT)]Hiermee gaat u naar de volgende stap.

[F4 (NAME)]Hiermee geeft u een naam aan de keten (zie hieronder).

Chain 1 Kit7

Kit2

Kit5

Kit10

Chain 2

Chain 16

32 stappen

79

Page 80: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

8.2 Kopiëren

U kunt Drum Kits, instrumenten, mixer- en effectin-stellingen enz. kopiëren naar de bestemming van uw keuze. Houd er wel rekening mee dat de data op de bestemming worden gewist.

Opmerking: Vanuit een aantal display-pagina kunt u niet kopiëren. Als u in die gevallen op [TOOLS] drukt, verschijnt er boven [F1] niet “COPY” in het display.

Voorbeeld: een Kit kopiëren

1) Druk op [KIT].U komt terecht op de DRUM KIT-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Kit die u wilt kopiëren.Om een Preset Drum Kit te kopiëren kiest u “PRE-SET”. Wilt u een nummer 1~50 kopiëren, druk dan op “USER”. Wilt u van een kaart kopiëren, druk dan op “CARD”.

3) Druk op [TOOLS].Onderaan in het display verschijnen de functies van de functieknoppen [F1]~[F4].

4) Druk op [F1 (COPY)].U komt terecht op de COPY DRUM KIT-pagina, waar de bron en de bestemming voor het kopiëren worden aangegeven. Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste bestemming. Dat kan zowel een nummer van “USER” of “CARD” zijn.

5) Druk op [F4 (COPY)].Het display vraagt u om bevestiging.

6) Druk vervolgens op [F4 (EXEC)] om de Kit te kopiëren. (Druk op [F1 (CANCEL)] om terug te keren naar de vorige pagina zonder te kopiëren.)

Opmerking: Door op [F3 (EXCHNG)] te drukken kunt u de inhoud van bron en bestemming tegen elkaar ruilen, wat erg handig kan zijn bij het rangschikken van Drum Kits.

Op welke display-pagina’s kunt u Copy gebrui-ken?

• DRUM KIT-pagina ([KIT])

• INST-pagina ([INST]): Instrument Copy kan enkel naar dezelfde TRIGGER INPUT van een andere Kit.

• STUDIO-pagina ([STUDIO])

• CONTROL ROOM-pagina ([CONTROL ROOM])

• TRIGGER BANK-pagina ([SETUP]-[F1 (TRIG)-[F1 (BANK)])

• PERC GROUP-pagina ([KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)])

• MIXER-pagina ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)])

• COMPRESSOR/LIMITER-pagina ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)])

• EQ-pagina ([CONTROL ROOM]-[F3 (EQ)]): Equalizer-instellingen kunt u enkel voor de TRIG-GER INPUTS 1~10 tegelijk kopiëren.

• EFFECT-pagina ([CONTROL ROOM]-[F1 (EFFECT)])

8.3 UNDO-functie

Met UNDO kunt u een wijziging annuleren. Let wel: dit kan enkel voor de parameter waarop de cursor zich momenteel bevindt. Zodra u de cursor op een andere parameter of op een andere pagina plaatst, kunt u de UNDO-functie niet meer gebruiken.

Voorbeeld: u plaatst de cursor op een instrument-keuzeveld en kiest een aantal andere klanken, tot u beslist dat de originele keuze toch de beste was. Die originele keuze kunt u in dat geval met UNDO opnieuw oproepen.

Enkel wijzigingen die u met de [DEC]/[INC]-knop-pen of het [VALUE]-wiel maakt kunnen met UNDO worden opgeheven. Bovendien kan dit enkel op pagina’s waar u [F3 (UNDO)] te zien krijgt wanneer u op [TOOLS] drukt.

Werkwijze(Bijvoorbeeld: instrumentkeuze ongedaan maken)

1) Druk op [INST].U komt terecht op de INST-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een ander instrument.Met UNDO kunt u nu opnieuw het originele instru-ment kiezen.

3) Druk op [TOOLS].Onderaan in het display worden de functienamen voor [F1]~[F4] afgebeeld.

4) Druk op [F3 (UNDO)].U krijgt nu opnieuw het instrument te zien dat in stap 1 was geselecteerd.

Opmerking: Als u tijdens het editen per ongeluk op een ande-re pad (of de rand van een Dual Trigger-pad) slaat, kunt u de parameter die u daarvóór hebt gewijzigd niet meer aan UNDO onderwerpen. UNDO werkt ook niet voor Bulk Load en Kit Copy/Exchange.

80

Page 81: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Handige functies Help-functie

ReferentieReferentie

Referentie

8.4 Help-functie

Op de Help-pagina kunt u basis van trefwoorden meer informatie opvragen over alle functies van de TD-10.

1) Druk op [TOOLS]-[F4 (HELP)].U krijgt een lijst met trefwoorden te zien (“HELP INDEX”).

2) Kies met [F1 (UP)] of [F2 (DOWN)] het gewenste woord.

3) Druk op [F4 (SELECT)].

4) Wilt u nu meteen naar de pagina met instellingen voor de afgebeelde functie springen, druk dan op [F4 (GO NOW)]. Wilt u opnieuw naar de pagina met trefoorden gaan, druk dan op [F1 (INDEX)].

8.5 Bepalen hoe de [PREVIEW]-knop werkt

U weet dat u op de [PREVIEW]-knop kunt drukken om het instrument te beluisteren dat aan de geselec-teerde trigger-ingang is toegewezen. Die selectie maakt u met de “TRIG SELECT”-knop op de INST-pagina. Het trigger-nummer en de instrumentnaam worden bovenaan rechts in het display afgebeeld. Aan de [RIM]-indicator ziet u of het vel of de rand is geselecteerd.

U hebt verschillende mogelijkheden voor de respons van de [PREVIEW]-knop.

1) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F4 (OPTION)].U komt terecht op de PREVIEW SETTINGS-pagina.

2) Plaats de cursor op “Dynamics”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

4) Als u “OFF” kiest, kunt u het vaste volume specifiëren. Plaats de cursor hiervoor op “Veloci-ty”.

5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste volume.Als u “1” kiest, hoort u niets; bij “127” hoort u het maximumvolume.

ONDe kracht waarmee u op de [PREVIEW]-knop drukt bepaalt het volume waarmee de klank wordt weergegeven.

OFFDe [PREVIEW]-knop stuurt een vast volume aan, ongeacht de kracht waarmee u op de knop drukt.

81

Page 82: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

9. Functies bedienen met pads en voetschakelaars

Zowel de pads als de voetschakelaars kunnen naast hun “normale” taken (voor de pads is dat uiteraard drumklan-ken aansturen) nog andere functies toegewezen krijgen. Dat is weer zo’n typische mogelijkheid die eigen is aan een electronisch drumstel.

9.1 Pads gebruiken om patronen te starten (Pad Pattern)

Eén van de alternatieve functies die u aan een pad kunt toewijzen is het aansturen van een patroon. Uiteraard kan dat goed van pas komen tijdens een live-optreden.

Opmerking: U kunt ook verschillende patronen aan verschil-lende pads toewijzen. Als u dan tijdens de weergave van een patroon op een andere pad, slaat schakelt de weergave meteen over naar het nieuwe patroon. Hebt u een patroon gekozen dat andere instrumenten gebruikt, dan is het mogelijk dat het geluid even wegvalt.

1) Druk op [INST]-[F4 (CTRL>)]-[F3 (PATTERN)].U komt terecht op de INST CTRL-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.U komt terecht op de pagina met instellingen voor de geselecteerde pad.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van het patroon dat u met die pad wilt starten.Kiest u “OFF”, dan wordt er geen patroon aange-stuurd.

Opmerking: Het symbool rechts van de naam van het patroon geeft aan hoe het patroon wordt weergegeven. Meer details hierover op blz. 63.

4) Zodra u op de pad slaat, wordt het gespecifieerde patroon weergegeven.

5) Als u het instrument dat aan die pad is toegewezen niet wilt horen, moet u op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)] drukken en het volume op “0” instellen.

Opmerking: Tijdens het werken met de sequencer kunt u de pads niet gebruiken.

9.2 Pads gebruiken voor “knopfuncties” (Pad Switch)

1) Verbind pads met de TRIGGER INPUT-connec-tors AUX 1 en AUX 2.

2) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F2 (PAD SW)].U komt terecht op de PAD SWITCH-pagina.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de com-binatie van functies die u via de AUX 1- en AUX 2-ingang wilt aansturen.

4) Druk op [EXIT] om deze pagina te verlaten.

5) Sla op de geselecteerde pads – ze werken nu als schakelaars.

Parameters

Opmerking: Als u de instrumenten, die aan de pads zijn toe-gewezen, niet wilt horen moet u op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)] drukken en het volume van AUX 1 en AUX 2 op “0” zetten.

ModeFunctie van de

pad die op AUX 1 is aangesloten.

Functie van de pad die op AUX 2 is aangesloten.

OFF Geen functie Geen functie

KIT SELECT Geen functie Volgende Kit

PATTERN SEL Geen functie Volgend patroon

KIT SELECT (2)

Vorige Kit Volgende Kit

PATTERN SEL (2)

Vorig patroon Volgend patroon

82

Page 83: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Functies bedienen met pads en voetschakelaars Functies aansturen

ReferentieReferentie

Referentie

Opmerking: Als u voor Mode één van de opties “KIT SELECT” of “PATTERN SEL” hebt gekozen, dan stuurt u met een Rim dezelfde functie aan als met de [DEC]-knop.

Opmerking: Wilt u pads gebruiken om door de Drum Kits in een keten (Drum Kit Chain, blz. 79) te stappen, zet Mode dan op “KIT SELECT” en druk op [CHAIN] (de indicator licht op). Uiteraard gaan we er hier van uit dat u de keten dan reeds hebt geprogrammeerd.

9.3 Functies aansturen met voetschakelaars (Foot Switch)

Twee voetschakelaars (BOSS FS-5U, optie) en een speciale kabel (PCS-31) vormen samen een alterna-tieve mogelijkheid om u letterlijk werk “uit handen” te nemen. Ook hier kiest u met “Mode” de functie.

o: werkt –: werkt niet

1) Verbind de voetschakelaar met de FOOT SWITCH-connector.

2) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F1 (FOOTSW)].U komt terecht op de FOOT SWITCH-pagina.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de (com-binatie van) functie(s) die u met de voetschakelaars wilt aansturen (zie tabel hieronder).

4) Druk op [EXIT] om deze pagina te verlaten.

5) Druk op de voetschakelaars om hun nieuwe func-ties uit te proberen.

Parameters

Opmerking: Wilt u voetschakelaars gebruiken om door de Drum Kits van een keten (Drum Kit Chain, blz. 79) te stap-pen, zet Mode dan op “KIT SELECT” en druk op [CHAIN] (de indicator licht op). Uiteraard gaan we er hier van uit dat u de keten dan reeds hebt geprogrammeerd.

Voetschakelaar SW1 SW2

FS-5U x 2 (PCS-31) o (rood) o (wit)

DP-2 – o

Mode SW1 SW2

KIT SELECT Vorige Kit Volgende Kit

PATTERN SEL Vorig patroon Volgend patroon

PATTERN PLAY Volgend patroon Weergave v/h patroon starten/stoppen

83

Page 84: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

10.MIDI-functies

De MIDI-aansluitingen op de TD-10 openen heel wat mogelijkheden. Zo kunt u Drum Kits, patronen en andere data uitwisselen met een externe sequencer. Verder kunt u de pads gebruiken om klanken van andere instrumenten aan te sturen, of u kunt de TD-10 laten fungeren als klankmodule voor een externe sequencer enz.

10.1 Data naar/van een extern instrument (Bulk Dump)

Data opslaanData opnemen in een externe sequencer werkt vol-gens dezelfde principes als muziek opnemen. U ver-bindt dus de MIDI OUT-connector van de TD-10 met MIDI IN van de externe sequencer en u volgt onderstaande stappen.

1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F4 (BULK)].U komt terecht op de BULK DUMP-pagina.

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de data die u wilt zenden.

3) Druk op [F4 (EXEC)] om te beginnen met data te zenden. (Druk op [F1 (CANCEL)] om terug te keren naar de vorige pagina zonder de operatie uit te voeren.)

Opmerking: Bulk Dump is een type System Exclusive (SysEx) data. De meeste sequencers zijn in staat dit soort data op te nemen, maar controleer toch maar even of dat voor uw sequencer ook het geval is.

Data opnieuw ladenOm de data die u in een externe MIDI-sequencer hebt opgeslagen opnieuw te laden moet u de omge-keerde MIDI-verbinding van daarnet maken, dus de MIDI IN-connector van de TD-10 verbinden met MIDI OUT van de externe sequencer.

Op de TD-10 hoeft u verder niets in te stellen want hij merkt automatisch wanneer er SysEx-data via MIDI IN worden ontvangen.

Opmerking: Houd er rekening mee dat de data die zich in het geheugen van de TD-10 bevinden worden overschreven (dus gewist) wanneer u data van een externe sequencer laadt. Maak daarom van belangrijke data eerst een reservekopie op een RAM-kaart (zie blz. 77) of zend ze naar de sequencer (Bulk Dump)!

Device ID instellen -- data naar twee of meer TD-10’s zenden

De parameter die we hieronder bespreken hoeft u enkel te wijzigen wanneer u met twee TD-10 modu-les werkt en telkens maar naar één van de twee data wilt zenden. Als dat niet het geval is, laat u de fabrieksinstelling best ongemoeid. De reden hier-voor: bij het laden van data moet u het Device ID kie-zen dat u bij het zenden van die data hebt gebruikt. Hebt u intussen de bestaande instelling veranderd en

ALLAlle data (Drum Kits, patronen Percussion Groups en Setup)

SETUP Trigger- en pad-instellingen

ALL DRUM KITS De Drum Kits 1~50

ALL PERC GROUPData voor Percussion Group 1~4

ALL PATTERN Data voor de patronen 51~100

Sequencer

MIDI IN MIDI OUT

TD-10 Sequencer

MIDI OUT MIDI IN

TD-10

84

Page 85: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

MIDI-functies Data naar/van een extern instrument (Bulk Dump)

ReferentieReferentie

Referentie

weet u niet meer welk het originele Device ID was, dan hebt u een probleem.

Opmerking: De fabrieksinstellingen voor Device ID is “17”. Dat is dus een goede gok als u niet meer weet met welk Device ID bepaalde data werden opgeslagen.

1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina.

2) Plaats de cursor op “DEVICE ID”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

Device ID: 1~32

GebruikStel dat tijdens een Bulk Dump (data naar de sequen-cer zenden) Device ID “17” was gekozen. Als u deze data opnieuw naar de TD-10 wilt zenden, moet Device ID op “17” staan, anders werkt het niet.

10.2 Via de pads externe MIDI-klankmodule aansturen

Als u de MIDI OUT-connector van de TD-10 ver-bindt met MIDI IN van een externe klankmodule, kunt u met de pads die op de TD-10 zijn aangesloten de klanken van die externe module aansturen (u kunt enkel die klanken aansturen, of ze combineren met de interne klanken van de TD-10).

Nootnummer voor elke padVoor iedere pad kunt u een MIDI-nootnummer instellen. Dat is nodig om te bepalen welke noot (en meestal dus welke klank) de externe module moet spelen. Bij pads die een aparte sturing via vel en rand toelaten kunt u twee nootnummers specifiëren. Kies telkens het nootnummer van de klank die u op de externe module wilt aansturen. (Meestal vindt u ach-teraan in de handleiding van de module een tabel met de nootnummers van de gewenste drumklan-ken.)

1) Druk op [INST]-[F4 (CTRL)]-[F4 (MIDI)].U komt terecht op de INST CTRL-pagina.

2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.De noot die aan die pad is toegewezen wordt afge-beeld op het klavier in het scherm. In het “Note No.” vakje wordt het nootnummer afgebeeld.

3) Plaats de cursor op “Note No.”

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nootnummer.

Note No.: 0 (C-)~127 (G8)

Opmerking: Voor de HiHat hoeft u enkel een nootnummer te specifiëren voor de “Open HiHat” (de standaardinstelling hiervoor is 46 (A#2)). De waarde voor Closed en Pedal wordt dan automatisch ingesteld. Als u bijvoorbeeld het nootnum-mer voor de Open HiHat met “2” verhoogt, worden de waar-den voor Closed en Pedal ook met twee verhoogd.

Device ID: 17

Device ID: 16

MIDI IN

MIDI IN

MIDI THRU

MIDI OUT

Data worden gezondenDevice ID:17

System Exclusive wordtniet ontvangen

MIDI-klankmodule

MIDI IN MIDI OUT

TD-10

MIDI IN B

POWER VOLUME

PHONES

INSTRUMENTPART

LEVEL PAN

REVERB CHORUS

KEY SHIFT MIDI CH

SELECT

EFX ON/OFF

USERINST

VIB RATE

ATTACK

VIB DEPTH

CUTOFF

DECAY

VIB DELAY

RESONANCE

RELEASE

DELAY

PREVIEW (PUSH)

EFX VEFX VALUEEFX PEFX PARAMEFX EFX TYPETYPE

ALL

MUTE

SC-55MAP

SC-88MAP

PART INSTRUMENT

PARTDELAY

85

Page 86: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Gate Time (duur) instellenVoor iedere pad kunt u specifiëren hoe lang de noten zijn die via MIDI OUT worden verstuurd.

Deze parameter houdt verband met het verschil tus-sen drummodules en “gewone” modules. Drummo-dules reageren alleen op noot-aan-commando’s. Bij ontvangst van zo’n commando geven ze de volledige drumklank weer. “Normale” klankmodules geven de noot enkel weer gedurende het tijdsinterval tussen “noot-aan” en “noot-uit”. Zonder de Gate Time-parameter zou een gewone module dus maar heel korte noten weergeven als ze door de TD-10 wordt aangestuurd. Met Gate Time kunt u deze noten lan-ger maken. Vooral wanneer noten lang moeten wor-den aangehouden (bijvoorbeeld wanneer u een “loop” in een sampler aanstuurt) is deze parameter erg belangrijk.

1) Druk op [INST]-[F4 (CTRL)]-[F4 (MIDI)].U komt terecht op de INST CTRL-pagina.

2) Plaats de cursor op “Gate Time” en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste duur voor de aangestuurde noten.

Gate Time: 0.1~8.0 seconden

MIDI-kanaal Hoe u het MIDI-kanaal van de TD-10 kunt instellen leest u onder “MIDI-instellingen voor de TD-10 in zijn geheel”. Wat u op de pads speelt wordt via MIDI OUT op het kanaal verzonden dat u voor de Drum Part hebt gekozen (“All Drums” in het display).

10.3 TD-10 en Roland SPD-11

Hieronder laten we zien hoe u de Roland SPD-11 (MIDI-pad) in combinatie met de pads van de TD-10 kunt gebruiken om interne en externe klan-ken aan te sturen. Verbind de TD-10 en de SPD-11 zoals op de onderstaande afbeelding is aangegeven.

1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina.

2) Plaats de cursor op “Soft Thru”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “ON”.De commando’s, die via MIDI IN worden ontvan-gen, worden nu via MIDI OUT/THRU opnieuw ver-zonden.

Opmerking: Als het niet nodig is dat MIDI IN naar MIDI OUT wordt “doorgelust” laat u deze parameter best op “OFF” staan, want dat levert een betere respons voor de pads op.

10.4 MIDI-instellingen voor de TD-10 in zijn geheel

MIDI-kanalen voor individuele Parts instellen

U kunt voor iedere Part individueel het MIDI-kanaal specifiëren waarop die Part MIDI-commando’s zal ontvangen en zenden.

1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)].U komt terecht op de MIDI-pagina.

2) Plaats de cursor op de Part waarvoor u het MIDI-kanaal wilt instellen.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste kanaalnummer (1~16).Als u “OFF” kiest, ontvangt de betreffende Part geen MIDI-commando’s.

MIDI INMIDI

OUT/THRU

MIDI OUT

SPD-11 (stuurbron)Pad of pedaal

TRIGGERINPUT

Naar MIDI IN van eenandere klankmodule of sampler

86

Page 87: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

MIDI-functies TD-10 als module gebruiken

ReferentieReferentie

Referentie

Local Control uitschakelenDit moet u doen als u wat u op de pads speelt wilt opnemen in een externe MIDI-sequencer.

Als u Local uitschakelt, wordt de rechtstreekse ver-binding tussen de pads en de klankbron van de TD-10 verbroken. De trigger-signalen van de pads worden dus enkel in MIDI-commando’s geconver-teerd en naar de aangesloten sequencer gezonden. Van daaruit komen ze (via MIDI IN) bij de klank-bron van de TD-10 (zie de afbeelding hierboven). Als ook de rechtstreekse verbinding nog intact is, dan zou u alle noten twee keer horen, en dat is niet de bedoeling.

1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina.

2) Plaats de cursor op “Local Control”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “OFF”.

Ontvangen/zenden van programmakeuze-commando’s

Met de onderstaande parameter bepaalt u of de TD-10 al dan niet programmakeuze-commando’s zendt en/of ontvangt.

1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F3 (PROG)].U komt terecht op de MIDI Program Change-pagi-na.

2) Door op [F1] te drukken schakelt u de ontvangst in of uit, met [F2] schakelt u het zenden in of uit.

Data uitdunnen die door de FD-7 wordt gezonden (Pedal Data Thin)

Met deze functie voorkomt u dat het HiHat-pedaal te veel data naar de interne sequencer of MIDI OUT zendt. Dergelijke hoeveelheden data dreigen name-lijk binnen de kortste keren het geheugen van uw sequencer te vullen en kunnen ook vertragingen in de weergave veroorzaken.

1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina.

2) Plaats de cursor op “Pedal Data Thin”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.

4) Kiest u “Normal”, dan worden de pedaaldata onge-moeid gelaten. Bij “1” gebeurt een “milde” filte-ring, terwijl “2” behoorlijk drastisch te werk gaat. “1” zou in de regel moeten volstaan.

Opmerking: Als u wilt dat zelfs de kleinste nuance die u op de FD-7 speelt accuraat wordt weergegeven, kies dan de optie “Normal”.

10.5 TD-10 als module gebruiken

Als u de TD-10 als module voor een extern instru-ment (sequencer enz.) wilt gebruiken, moet u MIDI IN van de TD-10 verbinden met MIDI OUT van het externe instrument (bv. een SPD-11).

De parameters die we hieronder bespreken zijn enkel relevant als u de TD-10 als MIDI-module gebruikt.

Opmerking: Als u de TD-10 gebruikt als multitimbrale (4 Parts) module, moet u de gewenste klank toewijzen aan een patroon. De keuze van de instrumenten is namelijk een onderdeel van een patroon. U maakt dus best een leeg patroon aan, dat enkel dient om deze klankkeuze te bewaren: druk op [PATTERN]-[F4 (NEW)].

TD-10

Klankbron Sequencer

Trigger-ingang

Local uit

MIDI OUT/THRU

MIDI IN

: Signaalpad van de data

TriggerMIDIconverter

Sequencer

MIDI OUT MIDI IN

TD-10

87

Page 88: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Instrument voor iedere Part kiezenZie “Instellingen voor Part-instrumenten” op blz. 70.

Misschien wilt u de klanken voor de begeleidingspar-tijen (Part 1, Part 2, Bass) kiezen vanuit een extern MIDI-instrument. Dat kunt u doen door vanuit dat instrument de programmakeuze-commando’s 1~54 te zenden. Deze komen overeen met de instrumen-ten 1~54 van de begeleidingspartijen van de TD-10.

Mixerinstellingen voor iedere PartZie “Instellingen voor Part-instrumenten” op blz. 70.

Nootnummers voor de klanken van de Drum Kit

Zie “Nootnummer voor elke pad” op blz. 85.

Voorbeeld: instellingen voor GM (General MIDI)

Percussion GroupsPercussion Groups (slagwerkgroepen) zijn enkel relevant als u de TD-10 aanstuurt via een externe MIDI-stuurbron, een klavier of een sequencer.

Een Percussion Group is in feite een reeks toewijzin-gen van klanken aan nootnummers, die u uiteraard volgens uw eigen behoeften kunt wijzigen.

Opmerking: Als een bepaald nootnummer aan een pad én aan een instrument van een Percussion Group is toegewezen, krijgt de pad voorrang en hoort u enkel het geluid dat aan die pad is toegewezen.

Opmerking: Welke nootnummers vanuit de fabriek aan wel-ke klanken zijn toegewezen ziet in het overzicht vanaf blz. 104.

Percussion Group selecterenDe TD-10 bevat vier Percussion Groups. Per Kit kunt u één groep gebruiken. Tijdens het editen kunt u de benodigde klanken beluisteren door op de aan-gesloten MIDI-stuurbron te spelen of op de [PRE-VIEW]-knop te drukken. Welke klank u in het twee-de geval hoort hangt af van de positie van de cursor.

1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)].U komt terecht op de PERC GROUP-pagina.

2) Plaats de cursor op “GROUP” (groepnummer).

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste groep (1~4).

H 2R 2

H 1

C2

H 5H 4

H 6

H 3R 3

R 4

R 8

R 9

H 9

R10

H7

H7

R6

H7

H 8H10

TRIGGER No. TRIGGER No.

C2

H7

H7H7

H 8R10

TRIGGER No. TRIGGER No.

: Hier hoort u instrumenten uit de slagwerkgroep.

H 2R 2

H 1

H 5H 4

H 6

H 3R 3

R 4

R 8

R 9

H 9

R10

R6

88

Page 89: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

MIDI-functies TD-10 als module gebruiken

ReferentieReferentie

Referentie

Instrumenten selecterenU kunt een instrument toewijzen aan elk nootnum-mer van een Percussion Group.

1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)].U komt terecht op de PERC GROUP-pagina.

2) Plaats de cursor op de instrumentnaam (met de cursor links/rechts knoppen).

3) Ga met de [CURSOR]-knoppen naar het nootnummer waaraan u het instrument uit stap 2 wilt toewijzen.

Opmerking: Instrumenten uit de groepen “ELEC”, “TR-808” of “TR-909” kunt u niet kiezen.

Opmerking: Gaat de instrumentnaam vergezeld van een aanduiding zoals “H1”, dan is er aan het betreffende noot-nummer een Drum Kit-instrument toegewezen. Die selectie moet u dan maken op de “INST”-pagina.

Opmerking: Als u een noot speelt op een aangesloten MIDI-klavier, sprint de cursor automatisch naar het betreffende nootnummer. Let wel: dit is enkel het geval wanneer de “Note Chase”-parameter op “ON” staat (zie blz. 78).

FunctieknoppenAls de cursor zich op de instrumentnaam bevindt, kunt u op [F1 (LIST)] drukken om een lijst met instrumenten op te roepen. Met [F2 (EDIT)] gaat u naar de pagina met instellingen voor de instrumen-ten. Welke instellingen dat zijn leest u onder “Per-cussion Group editen”.

Volumebalans tussen Drum Kit en Percussion Group aanpassenOp de GROUP VOLUME display-pagina kunt u het totaalvolume van de Drum Kit en dat van de Percus-sion Group instellen. Daarnaast kunt u op de EFFECT GROUP-pagina het busniveau (globaal volume) van de effecten regelen.

Group Volume

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4 (GRPVOL)].U komt terecht op de GROUP VOLUME-pagina.

2) Plaats de cursor op de groep waarvoor u het volu-me wilt regelen.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste volume.DRUMS, PERC: 0~127

Group Send Level

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2 (SNDRTN)].U komt terecht op de EFFECT GROUP-pagina.

2) Plaats de cursor op de groep waarvoor u het volu-me wilt regelen.Kies “Drums” als u het volume van de Drum Kit wilt regelen, “Perc” als u het effectvolume van de slag-werkgroep wilt regelen en “Part” als u het effectvolu-me van de begeleiding wilt regelen.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste volume (0~127).

Percussion Group editenVoor ieder instrument van een Percussion Group kunt u een aantal parameters instellen.

1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)]-[F2 (EDIT)].U komt terecht op de PERC INST EDIT-pagina.

2) Druk op de stuurbron, die is aangesloten op MIDI IN, de noot in die overeenkomt met het nootnum-mer dat u wilt selecteren. U komt automatisch terecht op de pagina met relevante instellingen.

3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-len.

4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

89

Page 90: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Parameters

Kit-nummers verbinden met MIDI-programmanummers

Normaal kiest een MIDI-programmanummer steeds het overeenkomstige Kit-nummer. Met andere woorden: als de TD-10 het MIDI-programmanum-mer “10” ontvangt, kiest hij Drum Kit 10. U kunt echter voor iedere Drum Kit zelf een MIDI-pro-grammanummer specifiëren. Dat kan nodig zijn als u met één programmanummer bijvoorbeeld naast een Drum Kit (TD-10) een pianoklank van een klankmodule en een galmprogramma van een effect-processor wilt kiezen.

1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F3 (PROG)].U komt terecht op de MIDI Program Change-pagi-na.

2) Plaats de cursor naast de naam van de Kit waarvoor u een programmanummer wilt kiezen.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste programmanummer.

10.6 MIDI-commando’s voor geavanceerde mogelijkheden

Commando’s voor de HiHatDe TD-10 vertaalt de mate waarin u het FD-7 pedaal indrukt in MIDI-controlecommando’s. Normaal (fabrieksinstelling) wordt hier controlenummer CC04 voor gebruikt.

Opmerking: Als het MIDI-instrument, dat u in combinatie met de TD-10 gebruikt, controlenummer 4 reeds voor een andere functie in gebruik heeft, dan kunt u een ander contro-lenummer kiezen.

1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F2 (CTRL)].U komt terecht op de “MIDI Control Change”-pagi-na.

2) Plaats de cursor op “Pedal CC”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste controlenummer.

ParametersPedal CC: OFF, Modulation (1), Foot Ctrl (4), General1 (16), General2 (17)

Commando’s voor de positiegevoe-ligheid (enkel Snare en Ride)

Ook de plaats waar u een Snare- of Ride-pad raakt kan in MIDI-controlecommando’s worden vertaald. Voor de Snare (TRIGGER INPUT 2) wordt contro-lenummer CC16 gebruikt en voor Ride (TRIGGER INPUT 10) controlenummer CC17. Deze nummers gelden zowel voor het zenden als de ontvangst.

Opmerking: Als het MIDI-instrument, dat u in combinatie met de TD-10 gebruikt, de controlenummers 16 en 17 reeds voor andere functies in gebruik heeft, dan kunt u andere con-trolenummers kiezen.

1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F2 (CTRL)].U komt terecht op de “MIDI Control Change”-pagi-na.

2) Plaats de cursor op “SNARE” of “RIDE”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste controlenummer.

Note

Plaats de cursor links als u het nootnummer wilt selecteren. Plaats hem rechts als u een instrument wilt selecteren.

Volume (0~127)Hiermee past u het volume aan.

Pan (L15~C~R15)Hiermee past u de stereoposi-tie aan.

Pitch (-480~0~+480)Hiermee past u de toonhoogte van het geluid aan.

Decay (-31~0~31)Hiermee past u de uitsterftijd van het geluid aan.

Ambience (0~127)Hiermee past u de mate van “omgevingsgeluid” aan.

Fx Send (0~127)Hiermee past u het effectvo-lume aan.

Output (Master, Phones Only)

Hiermee kiest u naar welke uitgangen de slagwerkgroep wordt gestuurd.

OFFHiHat-controledata worden noch ontvangen noch verzonden.

Modulation (1), Foot Ctrl (4), General1 (16), General2 (17)

HiHat-controledata worden ont-vangen en verzonden met het con-trolenummer tussen haakjes.

90

Page 91: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

MIDI-functies Synchroniseren met externe MIDI-instrumenten

ReferentieReferentie

Referentie

ParametersZone CC: OFF, Modulation (1), General1 (16), General2 (17)

10.7 Synchroniseren met externe MIDI-instrumenten

Hieronder laten we zien hoe u de sequencer van de TD-10 kunt synchroniseren met een externe sequen-cer. Wie van die twee het tempo dicteert noemen we de Master, degene die het tempo van de andere volgt heet de Slave.

Synchronisatiemogelijkheden

TD-10 synchroniseren met een externe sequencer

In dit geval fungeert de TD-10 als Slave. Verbind voor dit scenario de MIDI OUT-connector van het externe instrument met MIDI IN van de TD-10:

1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F1 (GLO-BAL)].U komt terecht op de PATTERN GLOBAL-pagina.

2) Plaats de cursor op “Sync Mode”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “External” of “Auto”.

4) Start de weergave op het zendend instrument.De twee instrumenten geven nu synchroon weer.

Externe sequencer synchroniseren met de TD-10

In dit geval fungeert de TD-10 als Master. Verbind de MIDI IN-connector van het externe instrument met MIDI OUT van de TD-10:

1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F1 (GLO-BAL)].U komt terecht op de PATTERN GLOBAL-pagina.

2) Plaats de cursor op “Sync Mode”.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Internal” of “Auto”.

4) Maak de nodige instellingen op het externe instru-ment, zodat het als Slave fungeert (Sync of Clock= MIDI).

5) Druk op [PLAY] om de weergave te starten.De twee instrumenten geven nu synchroon weer.

OFFPositie-controledata worden noch ontvangen noch verzonden.

Modulation (1), General1 (16), General2 (17)

Positie-controledata worden ont-vangen en verzonden met het con-trolenummer tussen haakjes.

Internal

De TD-10 geeft weer/neemt op vol-gens zijn interne tempoklok. Deze optie is vanuit de fabriek geselec-teerd.

ExternalDe sequencer van de TD-10 luistert naar het tempo (MIDI Clock) van een extern instrument.

Auto

Dit is een praktische combinatie van Internal en External: als u op de [PLAY]-knop van de TD-10 drukt en er is geen extern synchronisatiesig-naal voorhanden, dan wordt het interne tempo gevolgd. Is er wel een externe klok, dan wordt die gevolgd.

Remote

De TD-10 luistert naar start/pauze/stop-commando’s van een extern instrument, maar gebruikt het tempo van zijn interne klok.

MIDI → Delay

Ontvangen tempo-commando’s wor-den enkel gebruikt om het vertra-gingsinterval (Beat Delay, blz. 57) van het effect te sturen. Start/pauze/stop-commando’s worden genegeerd, dus de sequencer volgt zijn eigen tempo.

Sequencer

MIDI OUT MIDI IN

TD-10

Sequencer

MIDI IN MIDI OUT

TD-10

91

Page 92: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

92

Page 93: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

DEEL III. APPENDIX

AppendixAppendix

Appendix

1. Mogelijke problemen

Lijkt uw TD-10 niet naar behoren te functioneren, overloop dan in eerste instantie de onderstaande lijst. Als het om een voor de hand liggend probleem gaat, vindt u de oplossing misschien in “Snel aan de slag” of onder “Moge-lijke problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen” op blz. 25.

Problemen met het geluid

Het klinkt niet zoals het hoort

Hebt u de gevoeligheid van de pads correct afge-steld?

Zie “Pads toewijzen” op blz. 17 en controleer of de trigger-instellingen kloppen. Hoe u de gevoeligheid van de pads kunt aanpassen leest u onder “Gevoelig-heid van de pads” op blz. 22. Gebruikt u contactmi-crofoons (drum triggers) of pads van een ander merk, zie dan “Basisparameters voor de trigger-ingangen (BASIC)” op blz. 73 en “Geavanceerde parameters voor de trigger-ingangen (ADVNCD)” op blz. 75.

Geen geluid

Staat het volume niet te laag?

Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tus-sen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de rele-vante display-pagina te gaan.

Staat de [VOLUME CONTROL] (MASTER)-rege-laar te laag?

→ Draai de regelaar naar een hogere stand.

Staan de [GROUP FADERS] te laag?

→ Schuif ze hoger.

Hebt u in de Control Room het volume van indivi-duele instrumenten verlaagd? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)])

→ Sla op de pad waarvoor u geen geluid hoort, de cur-sor gaat dan automatisch naar de fader voor die pad. Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een hoge-re waarde.

Hebt u voor instrumenten, waarvan de compressor actief is, de Level-waarde van deze laatste te laag ingesteld? ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)])

→ Sla op de pad waarvoor u geen geluid hoort om naar de display-pagina met relevante instellingen te gaan. Druk op [F4] om “Level” te kiezen en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel een hogere waarde.

Hebt u bij de Control Room-instellingen GROUP VOLUME voor de volledige Drum Kit lager inge-steld? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4 (GRPVOL)])

→ Ga naar “DRUM” en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel een hogere waarde.

Hebt u de pads correct aangesloten?

Zorg dat alle pads correct zijn aangesloten en dat de juiste pad met de juiste ingang is verbonden.

Hebt u een parameter (uitgezonderd Volume-parameters) zo ingesteld dat u niets hoort?

Controleer de volgende punten:

Als u Brushes gebruikt: hebt u wel een Kit geselec-teerd die voor Brushes geschikt is?

→ Kits die geschikt zijn voor Brushes herkent u aan het onderstaande symbool rechtsonder in het display.

Hebt u de toewijzing van de uitgangen veranderd? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F3 (OUT-PUT)])

→ Sla op de pad waarvoor u geen geluid hoort om naar de display-pagina met relevante instellingen te gaan en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste uitgang.

Geen geluid wanneer u op [PREVIEW] druktDruk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F4 (OPTION)]. Controleer op de pagina die u nu te zien krijgt de Velocity-waarde als de Dynamics-parameter op “OFF” staat. Staat Velocity op “0”, kies dan een hogere waarde. Staat Dynamics op “ON”, dan bepaalt de kracht waarmee u op de [PREVIEW]-knop drukt het volume van de weergave.

93

Page 94: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Parameterwijzigingen hebben geen invloed op het geluid

Hebt u het juiste instrument gekozen (Head/Rim)?

Een aantal parameters kunt u apart instellen voor “HEAD” (het vel) en “RIM” (rand). Houd steeds in de gaten voor welk van de twee u parameters aan het wijzigen bent.

Volumebalans is plots veranderd

Controleer de groepfaders

Als u bij het kiezen van een Drum Kit de volumeba-lans wilt horen die u hebt vastgelegd met de Control Room-instellingen, zorg dan dat alle [GROUP FAD-ERS] op dezelfde positie staan.

Kijk uit bij het inschakelen...

Wacht na het inschakelen tot de naam van de Kit in het display verschijnt vóór u pads of pedalen aan-raakt. Als u dat niet doet, kan de TD-10 geen correcte analyse maken van de pads die op zijn ingangen zijn aangesloten.

U draait aan [MASTER], maar het volume blijft gelijk

De [MASTER]-regelaar bepaalt enkel het volume van de MASTER-uitgangen, niet van de hoofdtele-foonuitgang of van DIRECT 1/2/3.

U hoort geen effecten

Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tus-sen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de rele-vante display-pagina te gaan.

Hebt u de globale effectschakelaar uitgeschakeld? ([KIT]-[F3 (FX SW)]).

→ Druk op [F4] om deze in te schakelen (ON).

Hebt u het effectvolume (Send) voor individuele instrumenten naar omlaag geregeld? ([CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F1 (FXSEND)])

→ Sla op de pad waarvoor u geen effect hoort, de cursor gaat dan automatisch naar de fader voor die pad. Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een hoge-re waarde.

Hebt u het globale volume van een effect vermin-derd? ([CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2 (SNDRTN)]).

→ Kies op deze pagina “Output Level” en pas met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de waarde aan.

U hoort geen AmbienceDruk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tus-sen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de rele-vante display-pagina te gaan.

Staat de globale Ambience-schakelaar uit? ([KIT]-[F3 (FX SW)])

→ Druk op [F1] om hem te activeren (ON).

Hebt u het effectvolume (Send) voor individuele instrumenten verminderd? ([STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F1 (AMBSND)])

→ Sla op de pad waarvoor u geen effect hoort, de cursor gaat dan automatisch naar de fader voor die pad. Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een hoge-re waarde.

Hebt u het groepvolume voor de Ambience vermin-derd? ([STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F2 (GRP-SND)])

→ Kies de groep waarvoor u geen Ambience hoort (DRUMS, PERC, PART) en stel met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde in.

Hebt u het uitgangssignaal van de Ambience vermin-derd? ([STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F3 (AMBL-VL)])

→ Kies de gewenste uitgang (MASTER, DIR1,DIR2 of DIR3) en pas met [DEC]/[INC] of met het [VA-LUE]-wiel de waarde aan.

Equalizer werkt niet (individueel of MASTER)Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tus-sen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de rele-vante display-pagina te gaan.

Hebt u de globale EQ-schakelaar uitgeschakeld? ([KIT]-[F3 (FX SW)])

→ Druk op [F3] om deze in te schakelen (ON).

Hebt u de Master-Equalizer uitgeschakeld? ([KIT]-[F4 (MAS EQ)])

→ Druk op [F1] om deze in te schakelen (ON).

Hebt u de EQ voor individuele pads uitgeschakeld? ([CONTROL ROOM]-[F3 (EQ)])

→ Sla op de pad waarvoor de Equalizer niet werkt om a naar de pagina met instellingen voor die pad te gaan. Druk op [F1] om de EQ in te schakelen (ON).

Compressor werkt nietHebt u de compressors globaal uitgeschakeld? ([KIT]-[F3 (FX SW)])

→ Druk op [F2] om ze in te schakelen (ON).

Hebt u de compressors voor individuele pads uitge-schakeld? ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)])

→ Sla op de pad waarvoor de compressor niet werkt om a naar de pagina met instellingen voor die pad te gaan. Druk op [F1] om de compressor in te schake-len (ON).

94

Page 95: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Appendix

AppendixAppendix

Appendix

Zijn de instellingen van de compressor correct? ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)])

→ Controleer aan de hand van de uitleg op blz. 55 of de instellingen correct zijn.

Problemen met de pads

Kracht waarmee u slaat heeft geen invloed op het geluidZie “Pads toewijzen” op blz. 17 en controleer of de basisinstellingen kloppen. Kunt u aan de hand daar-van het probleem niet oplossen, zie dan “Gevoelig-heid van de pads” op blz. 22.

U hoort het aan de pad toegewezen instrument nietMisschien hebt u de toewijzingen van Head en Rim omgewisseld, of misschien speelt u –zonder het te beseffen– een Rim Shot (vel en rand samen) en stuurt u de Rim-klank aan. Om de Head-klank te spelen moet u enkel op het vel slaan.

MIDI-verwante problemen

U hoort geen geluid wanneer u een externe stuurbron (sequencer, klavier, enz.) gebruikt

Hebt u een interne Volume-parameter omlaag geregeld?

Hebt u het volume van individuele instrumenten in een slagwerkgroep gewijzigd? ([KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)]-[F2 (EDIT)])

→ Plaats de cursor op Note en selecteer de noot die geen geluid geeft. Ga vervolgens naar Volume en kies met [DEC]/[INC] een hogere waarde.

Hebt u een te laag Control Room-volume gekozen voor de volledige Percussion Group? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4 (GRPVOL)])

→ Ga naar PERC en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel het gewenste volume.

Hebt u de toewijzing van de uitgangen veranderd? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F3 (OUT-PUT)]) (Volgens de fabrieksinstellingen wordt het geluid enkel naar de MASTER- en PHONES-uitgan-gen gestuurd.)

→ Kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste uitgang (MASTER, DIR1, DIR2 of DIR3).

Hebt u het MIDI-kanaal van de betreffende Part gewijzigd of uitgeschakeld? ([SETUP]-[F2 (MIDI)])

→ Staat er in de Channel-kolom van de pagina “OFF”, plaats hier dan de cursor op en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel het gewenste MIDI-kanaal.

Bulk Dump wordt niet verzonden

Hebt u de MIDI-kabel correct aangesloten?

Om data van de TD-10 naar een extern instrument te zenden (Bulk Dump) moet u MIDI OUT/THRU van de TD-10 verbinden met MIDI IN van de externe sequencer enz. Controleer ook of de ontvangst van SysEx-commando’s in die sequencer niet is uitge-schakeld (of misschien herkent uw sequencer deze commando’s helemaal niet).

Sequencer-verwante problemen

U drukt op [PLAY], maar de weergave start niet

Geeft u misschien een leeg patroon weer?

Controleer of het patroon wel muziek bevat.

Hebt u een Part uitgeschakeld?

Controleer of er op de pagina, die u te zien krijgt wanneer u op [PART]-[F4 (MUTE)] drukt, bij bepaalde Parts “MUTE” staat. Is dat het geval, druk dan op [F1]~[F4] om hiervan “PLAY” te maken.

Was er even iets dat dan onmiddellijk stopte?

Hebt u als weergavetype (PLAY TYPE) Tap geko-zen?

Dit weergavetype is bedoeld om een patroon stap voor stap aan te sturen via een pad. Kies op de pagi-na, die u te zien krijgt wanneer u op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F3 (TYPE)] drukt, een andere optie voor “Play Type”.

Metronoom-problemen

U hoort geen klik (metronoom)

Licht de [CLICK]-indicator op?

Als dat niet het geval is, moet u op [CLICK] drukken (de indicator licht op). U komt dan op de pagina met metronoominstellingen terecht. Bovendien zou u intussen de klik moeten horen. Is dat niet het geval, zie dan hieronder of druk op [EXIT] om de pagina te verlaten.

Staat de groepfader [CLICK] te laag?

Regel deze fader omhoog.

Hebt u de juiste uitgang gekozen voor het klikge-luid?

Druk op [CLICK]-[F2 (INST)] en plaats de cursor op Output. Is daar “MASTER” gekozen, dan wordt de klik naar MASTER OUT en PHONES gestuurd. Is de optie “PHONES” geselecteerd, dan wordt de klik naar de hoofdtelefoon (PHONES) gestuurd.

95

Page 96: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Display-problemen

Trigger-indicators lichten op zonder dat u op de betreffende pad speeltMisschien interpreteert de pad de trillingen van een dichtbij geplaatste luidspreker e.d. als een triggersig-naal. Plaats de luidspreker verder weg of monteer de pad anders. Controleer ook of de pad wel goed vast-zit en of het drumstatief stabiel staat, want als dat niet het geval is, ligt de gevoeligheid voor externe tril-lingen uiteraard hoger.

Display is te licht of te donker

De leesbaarheid van het display staat in functie van de hoek waaronder u het bekijkt en de lichtintensiteit van de omgeving waarin de TD-10 zich bevindt. Blijkt het display moeilijk leesbaar, pas dan de waar-de voor [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F3 (DISPLY)] aan, of houd [KIT] ingedrukt en draai aan het [VALUE]-wiel (dit is de eenvoudigste manier).

Andere problemen

Als u op [PREVIEW] drukt, hoort u een patroon

Hebt u aan het betreffende trigger-nummer een patroon toegewezen?

Op [PREVIEW] drukken heeft hetzelfde effect als op de overeenkomstige pad slaan, vandaar dat u in dit geval een patroon hoort (want dat is aan die pad toe-gewezen). Druk op [STOP] om de weergave van het patroon te stoppen.

96

Page 97: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Mogelijke instrument/trigger-toewijzingen

AppendixAppendix

Appendix

2. Mogelijke instrument/trigger-toewijzingen

In de onderstaande tabel ziet u welke instrumenten u aan welke trigger-nummers kunt toewijzen. Dit is de beteke-nis van de gebruikte symbolen:

: u kunt dit instrument toewijzen en van de V-EDIT mogelijkheden gebruik maken.: u kunt dit instrument toewijzen, maar geen gebruik maken van de V-EDIT mogelijkheden.X: u kunt dit instrument niet toewijzen.

Opmerking: Voor instrumenten uit de ELEC-, 808- of 909-groep kunt u de combinatie van Head en Rim niet wijzigen.

Opmerking: Als u twee verschillende “V”-klanken uit dezelfde instrumentgroep toewijst aan Head en Rim, gelden parameterinstel-lingen zoals keteldiepte, type vel enz. voor beide klanken. De ENIGE parameter die u apart voor de Rim kunt editen is de stemming van het vel.

Parameters die u apart kunt instellen voor het vel en de rand

[INST]-parameters Pitch, Decay (behalve voor “V-EDIT” klanken)

[STUDIO]-parameters Amb Send Level (behalve voor ELEC, 808 of 909 klanken)

[CONTROL ROOM]-parametersMIXER/Volume, MIXER/Fx Send (behalve voor ELEC, 808 of 909 klanken)

[INST]-[F4 (CTRL)-[F4 (MIDI)]-parameters TRIGGER to PATTERN, Gate Time, Note No.

[INST]-[F4 (CTRL)]-[F3 (PATTERN)]-parameters TRIGGER to PATTERN

Trigger-nummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12Inst-groep \ KICK SNARE TOM1 TOM2 TOM3 TOM4 HI-HAT CRASH1 CRASH2 RIDE AUX1 AUX2V-KICKV-SNAREV-TOMELEC KICKELEC SNAREELEC TOM1ELEC TOM2ELEC TOM3ELEC TOM4808 KICK808 SNARE808 TOM1808 TOM2808 TOM3808 TOM4909 KICK909 SNARE909 TOM1909 TOM2909 TOM3909 TOM4Other

97

Page 98: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

3. Fabrieksinstellingen laden (INITIALIZE)

Hieronder laten we zien hoe u alle interne parameters opnieuw kunt instellen op de waarden die ze vanuit de fabriek hadden. Let wel: als u dat doet, gaan alle instellingen die u zelf intussen hebt gemaakt verloren. Wilt u die instellingen later nog eens gebruiken, dan moet u ze opslaan op een geheugenkaart (blz. 77) of zenden naar een externe sequencer (blz. 84), vóór u aan de onderstaande procedure begint.

1) Druk op [SETUP]-[F4 (UTIL)]-[F4 (INIT)].U komt terecht op de SYSTEM INITIALIZE-pagina.

2) Druk op [F4 (INIT)].Het display vraagt om bevestiging.

3) Druk op [F4 (EXEC)] om de data van de TD-10 te initialiseren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder te initiali-seren.)

Het is ook mogelijk om de fabrieksinstellingen voor individuele Drum Kits, Percussion Groups en trig-ger-banken op te roepen.

1) Druk op [KIT].U komt terecht op de DRUM KIT-pagina.

2) Druk op [TOOLS]-[F1 (COPY)].U komt terecht op de COPY DRUM KIT-pagina.

3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van de Drum Kit die u wilt initialiseren, voorafgegaan door “PRESET”.

4) Druk op [F4 (COPY)].Het display vraagt om bevestiging.

5) Druk op [F4 (EXEC)] om de data te initialiseren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder te initialiseren.)

bronbestemming

98

Page 99: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

(Fout)meldingen in het display

AppendixAppendix

Appendix

4. (Fout)meldingen in het display

Hieronder ziet u een overzicht van de meldingen die u in het display te zien kunt krijgen. De meeste daarvan dienen om aan te geven dat er iets misgaat. In de uitleg hieronder vertellen we wat u in dat geval moet doen.

Een aantal meldingen wordt vergezeld van de functie “ACCEPT”, toegewezen aan [F4]. Door op [F4] te drukken doet u de foutmelding verdwijnen.

Backup Battery Low

De interne batterij van de TD-10 (die de geheugens van voeding voorziet) is bijna leeg. Neem contact op met uw dealer of met de dichtstbijzijnde Roland-herstellingsdienst en laat de batterij vervangen.

BACKUP NG

De interne batterij is volledig leeg, zodat de interne data verloren zijn gegaan. Neem contact op met uw dealer of met de dichtstbijzijnde Roland-herstel-lingsdienst en laat de batterij vervangen.

BULK DUMP Aborted by User

U hebt het zenden van een Bulk Dump onderbroken.

Check Sum Error

De Check Sum-waarde van een System Exclusive-commando was niet correct.

BULK DUMP Data Transmit

Completed

Het zenden van een datapakket (Bulk Dump) werd voltooid.

BULK DATA DEVICE ID Error

De System Exclusive-data konden niet worden ont-vangen omdat het Device ID-nummer niet klopt. Kies het correcte nummer (namelijk dat waarmee de data werden opgeslagen, zie blz. 84).

BULK DATA Load Error

Er ging iets mis tijdens de ontvangst van een data-pakket. Controleer of alle MIDI-kabels correct zijn aangesloten (zie blz. 84).

BULK DATA Receiving … Please,

Wait.

Er worden net data ontvangen. Raak, zolang deze melding in beeld blijft, niet aan knoppen of aan een pad.

BULK DATA Receive Completed

Het datapakket (Bulk Dump) is “binnen”.

Empty Pattern

U probeert een edit-operatie op een leeg patroon.

EXPANSION BOARD Not Ready or

Unavailable

Het Expansion Board is niet juist of helemaal niet geïnstalleerd (zie blz. 23).

Illegal Card

Deze melding kan twee oorzaken hebben:

1 Misschien hebt u een geheugenkaart ingestoken die nog nooit op een TD-10 werd gebruikt. Contro-leer eerst of de kaart geen belangrijke data bevat die u nog voor andere instrumenten nodig hebt. Blijkt dat niet het geval te zijn, dan mag u op [F4 (ACCEPT)] drukken om naar de initialisatiepagina te gaan. Op deze pagina drukt u op [F4 (INIT)], waarna het display u om bevestiging vraagt. Wilt u de kaart daadwerkelijk initialiseren, druk dan op [F4]. Ziet u af van initialiseren, druk dan op [F1].

2 Misschien is dit geen M-512E kaart (dat is het eni-ge type kaart dat u op de TD-10 kunt gebruiken).

MEMORY CARD Battery Low! Please

Change

De batterij die de geheugenkaart van voeding voor-ziet is bijna leeg. Vervang ze zo snel mogelijk door een nieuwe batterij (zie de handleiding van de geheu-genkaart).

MEMORY CARD Data Error

De TD-10 heeft moeite met de data op de kaart. De data zijn mogelijk beschadigd omdat u de TD-10 hebt uitgeschakeld of de kaart hebt verwijderd terwijl er nog data werden opgeslagen. In dat geval moet u de kaart opnieuw formateren (zie blz. 77).

99

Page 100: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

MEMORY CARD Data Load Completed

De gewenste data werden van de geheugenkaart gela-den.

MEMORY CARD Data Save Completed!

De gewenste data werden naar de geheugenkaart gekopieerd.

MEMORY CARD Not Ready

Een patroon of Drum Kit vroeg data op van een geheugenkaart die niet aanwezig is. Steek de betref-fende kaart in de sleuf.

MEMORY CARD Write Protected.

De schrijfbeveiliging van de geheugenkaart is inge-schakeld, zodat er geen data kunnen worden opge-slagen. Schakel de beveiliging uit (zie blz. 77).

MIDI Buffer Full

Er werden te veel MIDI-data op korte tijd ontvan-gen, zodat de TD-10 ze niet allemaal kon verwerken. Controleer of de oorzaak niet ligt bij slechte kabel-verbindingen of bij uw externe MIDI-instru-ment(en).

MIDI Offline

De MIDI-datastroom werd onderbroken (waar-schijnlijk werd er een MIDI-kabel uitgetrokken).

PATTERN DATA Not enough memory

Het interne geheugen voor patronen zit vol. Bewaar de aanwezige patronen op een geheugenkaart (zie blz. 77) of in een extern instrument (zie blz. 84) en wis een aantal (of alle) interne patronen (zie blz. 69).

SYSTEM ERROR

Er is iets misgelopen met het besturingssysteem. Neem contact op met uw dealer of met de dichtstbij-zijnde Roland-herstellingsdienst.

SYSTEM INITIALIZE Completed!

Alle data van de TD-10 werden geïnitialiseerd.

No Empty Pattern

Er zijn geen lege patronen meer voorhanden. Als u nieuwe patronen wilt opnemen, moet u eerst bestaande patronen wissen (zie blz. 69).

100

Page 101: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Over MIDI

AppendixAppendix

Appendix

5. Over MIDI

MIDI staat voor Musical Instruments Digital Interface. Dit interface is gebaseerd op een internationale standaard voor de uitwisseling van digitale gegevens tussen verschillende instrumenten, waarbij die gegevens beschrijven wat er wordt gespeeld of welke veranderingen er aan klanken worden aangebracht. Alle MIDI-compatibele apparaten kunnen nagenoeg dezelfde data uitwisselen, ongeacht om welk merk of type het gaat.

Elk aspect (Event) van het muziekmaken wordt door MIDI vertaald in commando’s. Terwijl een instrument wordt bespeeld, worden MIDI-gegevens verstuurd die beschrijven wat er gebeurt. Wanneer deze stroom MIDI-informa-tie door een ander instrument wordt ontvangen, kan dit instrument ze spelen, alsof u het instrument rechtstreeks bespeelt.

5.1 MIDI-connectors

Bij het uitwisselen van MIDI-data worden drie con-nectors gebruikt:

5.2 MIDI-kanalen en multitimbrale klankbronnen

MIDI laat u toe één enkele kabel te gebruiken waar-mee u gelijktijdig verschillende sets informatie naar verschillende MIDI-apparaten kunt versturen. Dit is mogelijk omdat MIDI met meerdere kanalen tegelijk kan werken.

Het idee achter MIDI-kanalen wordt begrijpelijk wanneer we een TV als voorbeeld nemen. Op een TV kunt u een zender (uit verschillende stations) kiezen door gewoon naar een ander kanaal over te schake-len. Dat kan omdat de informatie van een kanaal pas op het scherm verschijnt wanneer de TV (de ontvan-ger) op hetzelfde kanaal is afgesteld als het kanaal dat door de zender (het televisiestation) wordt gebruikt.

Er zijn 16 MIDI-kanalen (1~16). MIDI-data worden verzonden zodra een muziekinstrument (de ontvan-ger) op hetzelfde kanaal is ingesteld als de zender (een ander MIDI-apparaat). Bijvoorbeeld: in de eer-ste afbeelding hieronder produceert enkel module A geluid wanneer u op het klavier speelt, terwijl B niets doet aangezien zijn ontvangstkanaal niet gelijk is aan het zendkanaal van het MIDI-klavier. In de tweede afbeelding is het net omgekeerd.

De TD-10 kan vier verschillende partijen met een andere klank weergeven. Klankmodules die verschil-lende klanken voor verschillende MIDI-kanalen kunnen weergeven noemen we multitimbrale klank-modules.

MIDI IN

Ontvangt gegevens van een ander MIDI-instrument (klavier, sequencer enz.) om klanken van de TD-10 aan te sturen, instellingen te wijzigen enz.

MIDI OUT

Zendt gegevens van de pads of de interne sequencer van de TD-10, maar ook klankdata die in een externe sequencer kunnen worden opgeslagen.

MIDI THRU

Zendt alles wat via MIDI IN wordt ont-vangen opnieuw uit (als de Soft Thru-functie is ingeschakeld). Zie ook “MIDI-functies” op blz. 84 en “TD-10 en Roland SPD-11” op blz. 86. De TD-10 heeft een gecombineerde OUT/THRU-connector, die bij levering fun-geert als MIDI OUT.

THRU OUT INMIDI

De kabel van de antenne draagt de TV-signalenvan heel wat stations.

Door een kanaal op uw TV te kiezen bepaalt u naarwelk station u wilt kijken.

Station A

Station B

Station C

Zendkanaal: 1, 2 Ontvangst-kanaal: 1

Module A

MIDI OUT MIDI IN MIDI THRU

MIDI INOntvangst-kanaal: 2

Module B

MIDI-klavier

101

Page 102: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

5.3 Werking van de sequencer

Een sequencer is een electronisch muziekinstrument dat opneemt en weergeeft wat u speelt op een ander electronisch muziekinstrument. “Opnemen” bete-kent in dit geval dat de sequencer onthoudt welke noten u speelt, hoe lang u ze aanhoudt, hoe hard u aanslaat en welke speelhulpen u gebruikt. De TD-10 bevat een ingebouwde sequencer met 50 voorgepro-grammeerde patronen en de mogelijkheid om uw eigen patronen op te nemen.

Tijdens de weergave worden de data, die met de sequencer zijn opgenomen, naar de klankbron gezonden en door deze laatste weergegeven. Zoals u in de bovenstaande afbeelding kunt zien, wordt ieder spoor naar een eigen Part gezonden: spoor 1 stuurt Part 1 aan, spoor 2 gaat naar Part 2 enz. Tijdens de opname wordt de informatie van de pads of het MIDI-klavier naar de sequencer gezonden en van daaruit naar de klankmodule, zodat u ook tijdens de opname kunt horen wat u speelt!

De TD-10 werkt verder met zogenaamde slagwerk-groepen (Percussion Groups), waarmee u een verde-ling kunt opslaan voor 60 klanken. Deze klanken kunt u via MIDI aansturen, ter aanvulling op de instrumenten van de Drum Kit. Wat de interne sequencer betreft: de klanken van een slagwerkgroep kunt u opnemen op het drumspoor (waar ook de informatie van de pads op terechtkomt).

MIDI-klavier

Pad

Part 1

Part 2

Bass Part

Drum Part

Pattern 1 - 100

Interne klankbron

Externe klankbron

TD-10

102

Page 103: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Contactmicrofoons gebruiken

AppendixAppendix

Appendix

6. Contactmicrofoons gebruiken

Als u de TD-10 wilt aansturen met een akoestisch drumstel, moet u dat drumstel voorzien van contact-microfoons (drum triggers). Hieronder laten we zien hoe u TSC-10 contactmicrofoons (los verkrijgbaar) op uw trommels moet aanbrengen.

1) Bevestig de contactmicrofoon op de trommel.

Opmerking: Als blijkt dat een contactmicrofoon op een tom te weinig signaal geeft, bevestig hem dan op het vel.

2) Verbind de contactmicrofoon via een mono-geluidskabel met een TRIGGER INPUT van de TD-10.

3) Maak de nodige instellingen op de TD-10.Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F1 (BANK)] om naar de relevante pagina te gaan. Plaats vervolgens de cursor op het trigger-nummer waarvoor u instellin-gen wilt maken en stel met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarden in:

4) Als u op een trommel slaat, zou u nu iets moeten horen. Werkt het niet naar behoren, probeer dan de con-tactmicrofoon te verplaatsen, of zie “Volgorde van deze parameters bij gebruik van contactmicro’s (drum-triggers)” op blz. 76.

Opmerking: Zorg dat de kabel van de contactmicrofoon niet aan de rand of de ketel van een trommel raakt, want dan loopt u het risico dat er externe trillingen mee worden opge-nomen.

Opmerking: We bevelen u met klem aan de basdrum en de Snare te dempen. Gebruikt u een ringvormige demper, snij dan een deel van de ring weg, zodat u de contactmicrofoon rechtstreeks op het vel kunt monteren.

Opmerking: Hoe u de verhouding tussen slagkracht en gepro-duceerd volume verder kunt afregelen leest u onder “Basispa-rameters voor de trigger-ingangen (BASIC)” op blz. 73.Trommel Waar installeert u de microfoon?

Kick Op het bovenvel (5~10 cm van de rand)

Snare Op het bovenvel (2~3 cm van de rand)

Tom tomOp de ketelrand (naast een spanblok, ongeveer 1 cm van de rand van het vel).

Floor tomOp de ketelrand (naast een spanblok, ongeveer 1 cm van de rand van het vel).

TomSnare

Kick Floor tom

Zorg dat de kabel niet aan de rand raakt.

Trommel TRIGGER INPUT

Kick 1

Snare 2

Tom tom 3~6

103

Page 104: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

7. Overzicht van de Presets

7.1 Drum Kits

*1 Is bedoeld voor het gebruik van Brushes.

*2 Kit die “#” klanken (zie verderop) gebruikt. Voor dit soort klanken duurt het iets langer voordat de volgende Kit helemaal geladen is.

26 Far East 1

27 SnareBuz 1

28 HEAVy 1

29 NextDoor 1

30 Latin 3D 1

31 Vintage 1

32 MIDIbrsh 1

33 SockHop 1

34 Woody 1

35 GoFigure 1

36 70'sRock 1

37 Brushes 1 *1

38 Electro 1 *2

39 Rock 1

40 Analog 1 *2

41 Fusion 1

42 Jazz 1

43 SLAPBACK 1

44 COMpress 1

45 LivnRoom 1

46 KitCopy1 1

47 KitCopy2 1

48 KitCopy3 1

49 KitCopy4 1

50 KitCopy5 1

1 StudioV 1

2 BigRock 1

3 Tight 1

4 JazzSizl 1

5 SuperBwl 1

6 Freak'n 1

7 OldScool 1 *1

8 TexMex 1 *2

9 GroovIn 1

10 BtDelayy 1

11 LatinSet 1

12 Orch Set 1

13 BrasRing 1

14 TR-808 1 *2

15 TR-909 1 *2

16 Dr Spin 1

17 Memphis 1

18 Cartoon 3

19 KornBall 1 *2

20 X-Stick 1

21 BIG Band 1

22 lowFI 1

23 CarTUNE 1

24 Natural 1

25 Dirty 1

No. Naam Percussion Goup OpmerkingNr. Naam Percussion Group Opmerking

104

Page 105: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Overzicht van de Presets

AppendixAppendix

Appendix

7.2 Drum-instrumenten

Nr. . . Instrument . . . . . . Groep . . Opmerkingen |1 . . . VintageK . . . . . . . V-KICK |2 . . . 26"DeepK. . . . . . . V-KICK |3 . . . ThickHdK . . . . . . . V-KICK |4 . . . Round K . . . . . . . V-KICK |5 . . . Medium K . . . . . . V-KICK |6 . . . BigRoomK . . . . . . V-KICK |7 . . . Big K . . . . . . . . . V-KICK |8 . . . BigLow K . . . . . . . V-KICK |9 . . . Studio1K. . . . . . . . V-KICK |10 . . Studio2K. . . . . . . . V-KICK |11 . . Studio3K. . . . . . . . V-KICK |12 . . Studio4K. . . . . . . . V-KICK |13 . . Studio5K. . . . . . . . V-KICK |14 . . Studio6K. . . . . . . . V-KICK |15 . . Studio7K. . . . . . . . V-KICK |16 . . Studio8K. . . . . . . . V-KICK |17 . . Room 1 K . . . . . . . V-KICK |18 . . Room 2 K . . . . . . . V-KICK |19 . . Room 3 K . . . . . . . V-KICK |20 . . Room 4 K . . . . . . . V-KICK |21 . . Room 5 K . . . . . . . V-KICK |22 . . Room 6 K . . . . . . . V-KICK |23 . . Solid1 K . . . . . . . . V-KICK |24 . . Solid2 K . . . . . . . . V-KICK |25 . . Jazz 1 K . . . . . . . . V-KICK |26 . . Jazz 2 K . . . . . . . . V-KICK |27 . . 18"JazzK . . . . . . . V-KICK |28 . . BrshHitK . . . . . . . . V-KICK | 29 . . Wood 1 K . . . . . . . V-KICK | 30 . . Wood 2 K . . . . . . . V-KICK | 31 . . Wood 3 K . . . . . . . V-KICK | 32 . . Maple1 K . . . . . . . V-KICK | 33 . . Maple2 K . . . . . . . V-KICK | 34 . . Oak K. . . . . . . . . V-KICK | 35 . . Birch K . . . . . . . . . V-KICK | 36 . . RoseWodK . . . . . . V-KICK | 37 . . OnePly K. . . . . . . . V-KICK | 38 . . WdBeatrK. . . . . . . V-KICK | 39 . . TakaokaK . . . . . . . V-KICK | 40 . . Oyster K . . . . . . . . V-KICK | 41 . . Open K . . . . . . . . V-KICK | 42 . . 26"HardK . . . . . . . V-KICK | 43 . . Dry K . . . . . . . . . V-KICK | 44 . . DryMed K . . . . . . . V-KICK | 45 . . DryHardK . . . . . . . V-KICK | 46 . . DeepDryK. . . . . . . V-KICK | 47 . . Fusion K . . . . . . . . V-KICK | 48 . . Meat K . . . . . . . . V-KICK | 49 . . SandBagK. . . . . . . V-KICK | 50 . . BsktBalK . . . . . . . . V-KICK |51 . . MondVrbK . . . . . . V-KICK | 52 . . Sizzle K . . . . . . . . . V-KICK | 53 . . NailHitK . . . . . . . . V-KICK | 54 . . Box K . . . . . . . . . V-KICK | 55 . . Dance K . . . . . . . . V-KICK | 56 . . House K . . . . . . . . V-KICK | 57 . . Pillow K . . . . . . . . V-KICK | 58 . . Rap K . . . . . . . . . V-KICK | 59 . . Hard808K . . . . . . . V-KICK | 60 . . Boom808K . . . . . . V-KICK | 61 . . Noiz808K . . . . . . . V-KICK | 62 . . Real909K . . . . . . . V-KICK | 63 . . Wood909K . . . . . . V-KICK | 64 . . 909HdAtK. . . . . . . V-KICK | 65 . . ElephntK . . . . . . . V-KICK | 66 . . Cattle K . . . . . . . . V-KICK | 67 . . Giant K . . . . . . . . V-KICK | 68 . . Door K . . . . . . . . V-KICK | 69 . . Punch K . . . . . . . . V-KICK | 70 . . MachineK . . . . . . . V-KICK | 71 . . Broken K . . . . . . . V-KICK | 72 . . BendUp K . . . . . . . V-KICK | 73 . . HrdNoizK . . . . . . . V-KICK | 74 . . Trip K . . . . . . . . . V-KICK | 75 . . Splat K . . . . . . . . . V-KICK | 76 . . Scrach1K. . . . . . . . V-KICK | 77 . . Scrach2K. . . . . . . . V-KICK | 78 . . Hi-Q K. . . . . . . . . V-KICK | 79 . . Space K . . . . . . . . V-KICK | 80 . . SynBassK. . . . . . . . V-KICK | 81 . . Elec K . . . . . . . . . ELEC KICK. . . . . . . . . .# | 82 . . TR808 K . . . . . . . . TR808 KICK. . . . . . . . .# | 83 . . TR909 K . . . . . . . . TR909 KICK. . . . . . . . .# | 84 . . Picolo1S . . . . . . . . V-SNARE. . . . . . . . . .*2 | 85 . . Pco1RimS . . . . . . . V-SNARE | 86 . . Picolo2S . . . . . . . . V-SNARE. . . . . . . . . .*2 | 87 . . Pco2RimS . . . . . . . V-SNARE | 88 . . Picolo3S . . . . . . . . V-SNARE. . . . . . . . . .*2 | 89 . . Pco3RimS . . . . . . . V-SNARE | 90 . . Medium1S . . . . . . V-SNARE. . . . . . . . . .*2 | 91 . . Med1RimS . . . . . . V-SNARE |

Nr. . . Instrument. . . . . . .Groep. . Opmerkingen |92 . . .Medium2S . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 | 93 . .Med2RimS . . . . . . .V-SNARE | 94 . .Medium3S . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 | 95 . .Med3RimS . . . . . . .V-SNARE | 96 . .Medium4S . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 | 97 . .Med4RimS . . . . . . .V-SNARE | 98 . .Fat1 S . . . . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 | 99 . .Fat1RimS . . . . . . . .V-SNARE |100 . .Fat2 S . . . . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 |101 . .Fat2RimS . . . . . . . .V-SNARE |102 . .AcusticS . . . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 |103 . .AcusRimS . . . . . . . .V-SNARE |104 . .VintageS . . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 |105 . .VntgRimS. . . . . . . .V-SNARE |106 . .Maple1 S . . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 |107 . .Mpl1RimS . . . . . . .V-SNARE |108 . .Jazz S . . . . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 |109 . .JazzRimS . . . . . . . .V-SNARE |110 . .Elec S . . . . . . . . . .ELEC SNARE. . . . . . . . # |111 . .TR808 S . . . . . . . . .TR808 SNARE. . . . . . . # |112 . .TR909 S . . . . . . . . .TR909 SNARE. . . . . . . # |113 . .Brush1 S . . . . . . . . . SNARE . . . . . . . . . . . *1 |114 . .Brush2 S . . . . . . . . . SNARE . . . . . . . . . . . *1 |115 . .BrshTmbS. . . . . . . . SNARE . . . . . . . . . . . *1 |116 . .MIDIBr1S . . . . . . . . SNARE |117 . .MIDIBr2S . . . . . . . . SNARE |118 . .Ballad S . . . . . . . . . SNARE |119 . .Ring S. . . . . . . . . . SNARE |120 . .RingRimS . . . . . . . . SNARE |121 . .13" S . . . . . . . . . . SNARE |122 . .13" RimS . . . . . . . . SNARE |123 . .Rock S . . . . . . . . . SNARE |124 . .RockRimS. . . . . . . . SNARE |125 . .TD7MpleS . . . . . . . SNARE |126 . .TDMplRmS. . . . . . . SNARE |127 . .R8MapleS. . . . . . . . SNARE |128 . .R8MplRmS . . . . . . . SNARE |129 . .Funk S . . . . . . . . . SNARE |130 . .FunkRimS. . . . . . . . SNARE |131 . .Bop S. . . . . . . . . . SNARE |132 . .Bop RimS . . . . . . . . SNARE |133 . .Bronze S. . . . . . . . . SNARE |134 . .BrnzRimS . . . . . . . . SNARE |135 . .Picolo4S . . . . . . . . . SNARE |136 . .Pco4RimS . . . . . . . . SNARE |137 . .Picolo5S . . . . . . . . . SNARE |138 . .Pco5RimS . . . . . . . . SNARE |139 . .Picolo6S . . . . . . . . . SNARE |140 . .Pco6RimS . . . . . . . . SNARE |141 . .Medium5S . . . . . . . SNARE |142 . .Med5RimS . . . . . . . SNARE |143 . .Medium6S . . . . . . . SNARE |144 . .Med6RimS . . . . . . . SNARE |145 . .Medium7S . . . . . . . SNARE |146 . .Med7RimS . . . . . . . SNARE |147 . .Medium8S . . . . . . . SNARE |148 . .Med8RimS . . . . . . . SNARE |149 . .Fat3 S . . . . . . . . . . SNARE |150 . .Fat3RimS . . . . . . . . SNARE |151 . .Fat4 S . . . . . . . . . . SNARE |152 . .Fat4RimS . . . . . . . . SNARE |153 . .Fat5 S . . . . . . . . . . SNARE |154 . .Fat5RimS . . . . . . . . SNARE |155 . .DynamicS . . . . . . . . SNARE |156 . .DynmcRmS. . . . . . . SNARE |157 . .Roll S . . . . . . . . . . SNARE |158 . .Buzz S . . . . . . . . . SNARE |159 . .NoSnareS . . . . . . . . SNARE |160 . .Dopin1 S . . . . . . . . SNARE |161 . .Dopin2 S . . . . . . . . SNARE |162 . .Reggae S . . . . . . . . SNARE |163 . .HrdNoizS . . . . . . . . SNARE |164 . .Cruddy S . . . . . . . . SNARE |165 . .Dance1 S . . . . . . . . SNARE |166 . .Dance2 S . . . . . . . . SNARE |167 . .Anvil S. . . . . . . . . . SNARE |168 . .House S . . . . . . . . . SNARE |169 . .HousDpnS . . . . . . . SNARE |170 . .HipHop S . . . . . . . . SNARE |171 . .Real808S . . . . . . . . SNARE |172 . .Real909S . . . . . . . . SNARE |173 . .Chu-Hi S . . . . . . . . . SNARE |174 . .Clap! S. . . . . . . . . . SNARE |175 . .R70Pwr S . . . . . . . . SNARE |176 . .Whack S . . . . . . . . SNARE |177 . .CrsStk 1 . . . . . . . . . SNARE |178 . .CrsStk 2 . . . . . . . . . SNARE |179 . .CrsStk 3 . . . . . . . . . SNARE |180 . .CrsStk 4 . . . . . . . . . SNARE |181 . .CrsStk 5 . . . . . . . . . SNARE |182 . .CrsStk 6 . . . . . . . . . SNARE |

Nr. . . Instrument . . . . . . Groep . .Opmerkingen |183. . 808Crstk . . . . . . . . SNARE |184. . Fibre T1 . . . . . . . . . V-TOM |185. . Fibre T2 . . . . . . . . . V-TOM |186. . Fibre T3 . . . . . . . . . V-TOM |187. . Fibre T4 . . . . . . . . . V-TOM |188. . Dry T1 . . . . . . . . . V-TOM |189. . Dry T2 . . . . . . . . . V-TOM |190. . Dry T3 . . . . . . . . . V-TOM |191. . Dry T4 . . . . . . . . . V-TOM |192. . NaturlT1 . . . . . . . . V-TOM |193. . NaturlT2 . . . . . . . . V-TOM |194. . NaturlT3 . . . . . . . . V-TOM |195. . NaturlT4 . . . . . . . . V-TOM |196. . StudioT1 . . . . . . . . V-TOM |197. . StudioT2 . . . . . . . . V-TOM |198. . StudioT3 . . . . . . . . V-TOM |199. . StudioT4 . . . . . . . . V-TOM |200. . Maple T1. . . . . . . . V-TOM |201. . Maple T2. . . . . . . . V-TOM |202. . Maple T3. . . . . . . . V-TOM |203. . Maple T4. . . . . . . . V-TOM |204. . Jazz T1 . . . . . . . . . V-TOM |205. . Jazz T2 . . . . . . . . . V-TOM |206. . Jazz T3 . . . . . . . . . V-TOM |207. . Jazz T4 . . . . . . . . . V-TOM |208. . Buzz T1 . . . . . . . . V-TOM |209. . Buzz T2 . . . . . . . . V-TOM |210. . Buzz T3 . . . . . . . . V-TOM |211. . Buzz T4 . . . . . . . . V-TOM |212. . Slap T1 . . . . . . . . . V-TOM |213. . Slap T2 . . . . . . . . . V-TOM |214. . Slap T3 . . . . . . . . . V-TOM |215. . Slap T4 . . . . . . . . . V-TOM |216. . Rock T1 . . . . . . . . V-TOM |217. . Rock T2 . . . . . . . . V-TOM |218. . Rock T3 . . . . . . . . V-TOM |219. . Rock T4 . . . . . . . . V-TOM |220. . Room T1. . . . . . . . V-TOM |221. . Room T2. . . . . . . . V-TOM |222. . Room T3. . . . . . . . V-TOM |223. . Room T4. . . . . . . . V-TOM |224. . Big T1 . . . . . . . . . V-TOM |225. . Big T2 . . . . . . . . . V-TOM |226. . Big T3 . . . . . . . . . V-TOM |227. . Big T4 . . . . . . . . . V-TOM |228. . Punch T1 . . . . . . . . V-TOM |229. . Punch T2 . . . . . . . . V-TOM |230. . Punch T3 . . . . . . . . V-TOM |231. . Punch T4 . . . . . . . . V-TOM |232. . Brsh1 T1 . . . . . . . . V-TOM |233. . Brsh1 T2 . . . . . . . . V-TOM |234. . Brsh1 T3 . . . . . . . . V-TOM |235. . Brsh1 T4 . . . . . . . . V-TOM |236. . Brsh2 T1 . . . . . . . . V-TOM |237. . Brsh2 T2 . . . . . . . . V-TOM |238. . Brsh2 T3 . . . . . . . . V-TOM |239. . Brsh2 T4 . . . . . . . . V-TOM |240. . Oak T1. . . . . . . . . V-TOM |241. . Oak T2. . . . . . . . . V-TOM |242. . Oak T3. . . . . . . . . V-TOM |243. . Oak T4. . . . . . . . . V-TOM |244. . VintgeT1 . . . . . . . . V-TOM |245. . VintgeT2 . . . . . . . . V-TOM |246. . VintgeT3 . . . . . . . . V-TOM |247. . VintgeT4 . . . . . . . . V-TOM |248. . Dark T1 . . . . . . . . V-TOM |249. . Dark T2 . . . . . . . . V-TOM |250. . Dark T3 . . . . . . . . V-TOM |251. . Dark T4 . . . . . . . . V-TOM |252. . FusionT1 . . . . . . . . V-TOM |253. . FusionT2 . . . . . . . . V-TOM |254. . FusionT3 . . . . . . . . V-TOM |255. . FusionT4 . . . . . . . . V-TOM |256. . AttackT1 . . . . . . . . V-TOM |257. . AttackT2 . . . . . . . . V-TOM |258. . AttackT3 . . . . . . . . V-TOM |259. . AttackT4 . . . . . . . . V-TOM |260. . Hall T1 . . . . . . . . . V-TOM |261. . Hall T2 . . . . . . . . . V-TOM |262. . Hall T3 . . . . . . . . . V-TOM |263. . Hall T4 . . . . . . . . . V-TOM |264. . Birch T1 . . . . . . . . . V-TOM |265. . Birch T2 . . . . . . . . . V-TOM |266. . Birch T3 . . . . . . . . . V-TOM |267. . Birch T4 . . . . . . . . . V-TOM |268. . Beech T1 . . . . . . . . V-TOM |269. . Beech T2 . . . . . . . . V-TOM |270. . Beech T3 . . . . . . . . V-TOM |271. . Beech T4 . . . . . . . . V-TOM |272. . Micro T1 . . . . . . . . V-TOM |273. . Micro T2 . . . . . . . . V-TOM |

Nr. . . Instrument . . . . . . Groep . . Opmerkingen |274 . Micro T3 . . . . . . . . V-TOM |275 . Micro T4 . . . . . . . . V-TOM |276 . Hand T1. . . . . . . . V-TOM |277 . Hand T2. . . . . . . . V-TOM |278 . Hand T3. . . . . . . . V-TOM |279 . Hand T4. . . . . . . . V-TOM |280 . Bend T1 . . . . . . . . V-TOM |281 . Bend T2 . . . . . . . . V-TOM |282 . Bend T3 . . . . . . . . V-TOM |283 . Bend T4 . . . . . . . . V-TOM |284 . Bowl T1 . . . . . . . . V-TOM |285 . Bowl T2 . . . . . . . . V-TOM |286 . Bowl T3 . . . . . . . . V-TOM |287 . Bowl T4 . . . . . . . . V-TOM |288 . Dirty T1. . . . . . . . . V-TOM |289 . Dirty T2. . . . . . . . . V-TOM |290 . Dirty T3. . . . . . . . . V-TOM |291 . Dirty T4. . . . . . . . . V-TOM |292 . Space T1 . . . . . . . . V-TOM |293 . Space T2 . . . . . . . . V-TOM |294 . Space T3 . . . . . . . . V-TOM |295 . Space T4 . . . . . . . . V-TOM |296 . AnalogT1 . . . . . . . V-TOM |297 . AnalogT2 . . . . . . . V-TOM |298 . AnalogT3 . . . . . . . V-TOM |299 . AnalogT4 . . . . . . . V-TOM |300 . Noise T1 . . . . . . . . V-TOM |301 . Noise T2 . . . . . . . . V-TOM |302 . Noise T3 . . . . . . . . V-TOM |303 . Noise T4 . . . . . . . . V-TOM |304 . Elec T1 . . . . . . . . . ELEC TOM1. . . . . . . . .# |305 . Elec T2 . . . . . . . . . ELEC TOM2. . . . . . . . .# |306 . Elec T3 . . . . . . . . . ELEC TOM3. . . . . . . . .# |307 . Elec T4 . . . . . . . . . ELEC TOM4. . . . . . . . .# |308 . TR808 T1. . . . . . . . TR808 TOM1 . . . . . . .# |309 . TR808 T2. . . . . . . . TR808 TOM2 . . . . . . .# |310 . TR808 T3. . . . . . . . TR808 TOM3 . . . . . . .# |311 . TR808 T4. . . . . . . . TR808 TOM4 . . . . . . .# |312 . TR909 T1. . . . . . . . TR909 TOM1 . . . . . . .# |313 . TR909 T2. . . . . . . . TR909 TOM2 . . . . . . .# |314 . TR909 T3. . . . . . . . TR909 TOM3 . . . . . . .# |315 . TR909 T4. . . . . . . . TR909 TOM4 . . . . . . .# |316 . Pure HH . . . . . . . . HI-HAT |317 . BrightHH . . . . . . . HI-HAT |318 . Jazz HH . . . . . . . . HI-HAT |319 . Thin HH . . . . . . . . HI-HAT |320 . Pop HH . . . . . . . . HI-HAT |321 . Heavy HH . . . . . . . HI-HAT |322 . Dark HH. . . . . . . . HI-HAT |323 . Light HH . . . . . . . . HI-HAT |324 . 12" HH . . . . . . . . HI-HAT |325 . 13" HH . . . . . . . . HI-HAT |326 . 14" HH . . . . . . . . HI-HAT |327 . 15" HH . . . . . . . . HI-HAT |328 . HandC HH . . . . . . HI-HAT |329 . Brush1HH . . . . . . . HI-HAT |330 . Brush2HH . . . . . . . HI-HAT |331 . SizzleHH . . . . . . . . HI-HAT |332 . TambrnHH . . . . . . HI-HAT |333 . MaracsHH. . . . . . . HI-HAT |334 . TR808 HH . . . . . . . HI-HAT |335 . TR909 HH . . . . . . . HI-HAT |336 . CR78 HH . . . . . . . HI-HAT |337 . Mtl808HH. . . . . . . HI-HAT |338 . Mtl909HH. . . . . . . HI-HAT |339 . Mtl78 HH . . . . . . . HI-HAT |340 . Med16 Cr . . . . . . . CRASH |341 . Med18 Cr . . . . . . . CRASH |342 . Quik16Cr . . . . . . . CRASH |343 . Quik18Cr . . . . . . . CRASH |344 . Dark16Cr . . . . . . . CRASH |345 . Dark18Cr . . . . . . . CRASH |346 . Rock16Cr . . . . . . . CRASH |347 . Rock18Cr . . . . . . . CRASH |348 . Brsh1 Cr . . . . . . . . CRASH |349 . Brsh2 Cr . . . . . . . . CRASH |350 . SzlBr Cr . . . . . . . . . CRASH |351 . Swell Cr . . . . . . . . CRASH |352 . Splsh 8 . . . . . . . . . "CRASH |353 . Splsh10 . . . . . . . . . "CRASH |354 . Splsh12 . . . . . . . . . "CRASH |355 . HdSpl 8 . . . . . . . . . "CRASH |356 . HdSpl10 . . . . . . . . "CRASH |357 . DkSpl10 . . . . . . . . "CRASH |358 . China10 . . . . . . . . "CRASH |359 . China12 . . . . . . . . "CRASH |360 . China18 . . . . . . . . "CRASH |361 . China20 . . . . . . . . "CRASH |362 . SzlChina . . . . . . . . CRASH |363 . SwlChina . . . . . . . CRASH |364 . PgyzBack . . . . . . . CRASH |

105

Page 106: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Nr. . . Instrument. . . . . . .Groep. . Opmerkingen |365 . .PgyCrsh1 . . . . . . . .CRASH |366 . .PgyCrsh2 . . . . . . . .CRASH |367 . .PgyCrsh3 . . . . . . . .CRASH |368 . .PgyCrsh4 . . . . . . . .CRASH |369 . .PgyCrsh5 . . . . . . . .CRASH |370 . .PgyCrsh6 . . . . . . . .CRASH |371 . .PgSplsh1 . . . . . . . .CRASH |372 . .PgSplsh2 . . . . . . . .CRASH |373 . .PhaseCym . . . . . . .CRASH |374 . .Jazz Rd . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |375 . .Jazz RdB. . . . . . . . .RIDE |376 . .Jazz RdX . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |377 . .Pop Rd . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |378 . .Pop RdB . . . . . . . .RIDE |379 . .Pop RdX . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |380 . .Rock Rd . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |381 . .Rock RdB . . . . . . . .RIDE |382 . .Rock RdX . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |383 . .Lite Rd . . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |384 . .Lite RdB . . . . . . . . .RIDE |385 . .Lite RdX . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |386 . .Quick Rd . . . . . . . .RIDE |387 . .Brsh1 Rd. . . . . . . . .RIDE |388 . .Brsh2 Rd. . . . . . . . .RIDE |389 . .SzlBr Rd . . . . . . . . .RIDE |390 . .Szl1 Rd . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |391 . .Szl1 RdB . . . . . . . . .RIDE |392 . .Szl1 RdX. . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |393 . .Szl2 Rd . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |394 . .Szl2 RdB . . . . . . . . .RIDE |395 . .Szl2 RdX. . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |396 . .Szl3 Rd . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |397 . .Szl3 RdB . . . . . . . . .RIDE |398 . .Szl3 RdX. . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |399 . .Szl4 Rd . . . . . . . . .RIDE. . . . . . . . . . . . . . . . |400 . .Pgy Rd1 . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |401 . .Pgy Rd1B . . . . . . . .RIDE. . . . . . . . . . . . . . . . |402 . .Pgy Rd1X . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |403 . .Pgy Rd2 . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |404 . .Pgy Rd2B . . . . . . . .RIDE |405 . .Pgy Rd2X . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 |406 . .Cowbell1 . . . . . . . .PERCUSSION |407 . .Cowbell2 . . . . . . . .PERCUSSION |408 . .CowblDuo . . . . . . .PERCUSSION |409 . .Tambrn 1 . . . . . . . .PERCUSSION |410 . .Tambrn 2 . . . . . . . .PERCUSSION |411 . .Tambrn 3 . . . . . . . .PERCUSSION |412 . .CongaHMt . . . . . . .PERCUSSION |413 . .CongaHOp. . . . . . .PERCUSSION |414 . .CongaHSl . . . . . . . .PERCUSSION |415 . .CongaMMt . . . . . .PERCUSSION |416 . .CongaMOp . . . . . .PERCUSSION |417 . .CongaMSl . . . . . . .PERCUSSION |418 . .CongaLMt . . . . . . .PERCUSSION |419 . .CongaLOp . . . . . . .PERCUSSION |420 . .CongaLSl . . . . . . . .PERCUSSION |421 . .BongoHMt. . . . . . .PERCUSSION |422 . .BongoHOp. . . . . . .PERCUSSION |423 . .BongoHSl. . . . . . . .PERCUSSION |

Nr. . . Instrument . . . . . . Groep . .Opmerkingen |424. . BongoLMt. . . . . . . PERCUSSION |425. . BongoLOp. . . . . . . PERCUSSION |426. . BongoLSl . . . . . . . . PERCUSSION |427. . Timbal1H. . . . . . . . PERCUSSION |428. . Timbal1L . . . . . . . . PERCUSSION |429. . Timbal2H. . . . . . . . PERCUSSION |430. . Timbal2L . . . . . . . . PERCUSSION |431. . VibraSlp. . . . . . . . . PERCUSSION |432. . Maracas. . . . . . . . . PERCUSSION |433. . Shaker . . . . . . . . . . PERCUSSION |434. . Claves . . . . . . . . . . PERCUSSION |435. . CabasUp . . . . . . . . PERCUSSION |436. . CabasDwn. . . . . . . PERCUSSION |437. . PandroMt . . . . . . . PERCUSSION |438. . PandroOp . . . . . . . PERCUSSION |439. . PandroSl . . . . . . . . PERCUSSION |440. . SurdoHMt . . . . . . . PERCUSSION |441. . SurdoHOp . . . . . . . PERCUSSION |442. . SurdoLMt . . . . . . . PERCUSSION |443. . SurdoLOp . . . . . . . PERCUSSION |444. . WhislLng . . . . . . . . PERCUSSION |445. . WhislSht . . . . . . . . PERCUSSION |446. . Agogo H . . . . . . . . PERCUSSION |447. . Agogo L . . . . . . . . PERCUSSION |448. . GiroLng1 . . . . . . . . PERCUSSION |449. . GuiroSht . . . . . . . . PERCUSSION |450. . GiroLng2 . . . . . . . . PERCUSSION |451. . CuicaMt1. . . . . . . . PERCUSSION |452. . CuicaOpn . . . . . . . PERCUSSION |453. . CuicaLow. . . . . . . . PERCUSSION |454. . CuicaMt2. . . . . . . . PERCUSSION |455. . ConcrtBD. . . . . . . . PERCUSSION |456. . Timpani . . . . . . . . . PERCUSSION |457. . TmpHndMt . . . . . . PERCUSSION |458. . MuteTimp . . . . . . . PERCUSSION |459. . Hand Cym . . . . . . . PERCUSSION |460. . Castanet . . . . . . . . PERCUSSION |461. . TringlOp . . . . . . . . PERCUSSION |462. . TringlMt . . . . . . . . PERCUSSION |463. . WdBlockH . . . . . . . PERCUSSION |464. . WdBlockL . . . . . . . PERCUSSION |465. . Sleibell. . . . . . . . . . PERCUSSION |466. . TablaNa. . . . . . . . . PERCUSSION |467. . TablaTin . . . . . . . . PERCUSSION |468. . TablaTun. . . . . . . . PERCUSSION |469. . TablaTe . . . . . . . . . PERCUSSION |470. . TablaTi . . . . . . . . . PERCUSSION |471. . BayaGe . . . . . . . . . PERCUSSION |472. . BayaKa . . . . . . . . . PERCUSSION |473. . BayaGin. . . . . . . . . PERCUSSION |474. . BayaSl . . . . . . . . . . PERCUSSION |475. . TlkinDrm . . . . . . . . PERCUSSION |476. . BellTree. . . . . . . . . PERCUSSION |477. . BendGong. . . . . . . PERCUSSION |478. . TinyGong . . . . . . . PERCUSSION |479. . Gong . . . . . . . . . . . PERCUSSION |480. . TemplBel . . . . . . . . PERCUSSION |481. . Taiko . . . . . . . . . . . PERCUSSION |482. . Caxixi. . . . . . . . . . . PERCUSSION |

Nr. . . Instrument . . . . . . Groep . . Opmerkingen |483 . Kalimba . . . . . . . . PERCUSSION |484 . SteelDrm . . . . . . . PERCUSSION |485 . Glcknspl . . . . . . . . PERCUSSION |486 . Vibraphn . . . . . . . PERCUSSION |487 . Marimba . . . . . . . PERCUSSION |488 . Xylophon . . . . . . . PERCUSSION |489 . Tublrbel . . . . . . . . PERCUSSION |490 . Celesta . . . . . . . . . PERCUSSION |491 . 808Clap . . . . . . . . PERCUSSION |492 . 808Cwbl1 . . . . . . . PERCUSSION |493 . 808Cwbl2 . . . . . . . PERCUSSION |494 . 808Marcs . . . . . . . PERCUSSION |495 . 808Clavs . . . . . . . . PERCUSSION |496 . 808CongH . . . . . . PERCUSSION |497 . 808CongM . . . . . . PERCUSSION |498 . 808CongL . . . . . . . PERCUSSION |499 . 78 Cowbl . . . . . . . PERCUSSION |500 . 78 Guiro . . . . . . . . PERCUSSION |501 . 78 Marcs . . . . . . . . PERCUSSION |502 . 78 MBeat . . . . . . . PERCUSSION |503 . 78 Tmbrn . . . . . . . PERCUSSION |504 . AirDrive . . . . . . . . OTHER |505 . Burt. . . . . . . . . . . . OTHER |506 . Biwa . . . . . . . . . . . OTHER |507 . Boing1 . . . . . . . . . OTHER |508 . RvsBoin1. . . . . . . . OTHER |509 . Boing2 . . . . . . . . . OTHER |510 . RvsBoin2. . . . . . . . OTHER |511 . Bounce . . . . . . . . . OTHER |512 . CarDoor . . . . . . . . OTHER |513 . CarHorn . . . . . . . . OTHER |514 . Glass . . . . . . . . . . . OTHER |515 . Hammer . . . . . . . . OTHER |516 . Hi-Q . . . . . . . . . . . OTHER |517 . MtlNoise. . . . . . . . OTHER |518 . MtlPhase . . . . . . . OTHER |519 . Orch Hit . . . . . . . . OTHER |520 . OnKey. . . . . . . . . . OTHER |521 . Punch . . . . . . . . . . OTHER |522 . TapeStop . . . . . . . OTHER |523 . RvsTStop. . . . . . . . OTHER |524 . TechTamb. . . . . . . OTHER |525 . TechNoiz . . . . . . . OTHER |526 . AfStmp . . . . . . . . . OTHER |527 . Barrel . . . . . . . . . . OTHER |528 . ChinaDuo . . . . . . . OTHER |529 . Ou! . . . . . . . . . . . . OTHER |530 . Ou! Up . . . . . . . . . OTHER |531 . Nope! . . . . . . . . . . OTHER |532 . Snaps . . . . . . . . . . OTHER |533 . Scrach 1 . . . . . . . . OTHER |534 . Scrach 2 . . . . . . . . OTHER |535 . Scrach 3 . . . . . . . . OTHER |536 . Scrach 4 . . . . . . . . OTHER |537 . Scrach 5 . . . . . . . . OTHER |538 . Gt Slide. . . . . . . . . OTHER |539 . RvsGtSld . . . . . . . . OTHER |540 . GtScrach . . . . . . . . OTHER |541 . RvsGtScr . . . . . . . . OTHER |

Nr. . .Instrument. . . . . . .Groep. . Opmerkingen |542 . .BsSlide . . . . . . . . . .OTHER |543 . .RvsBSlid . . . . . . . . .OTHER |544 . .WahGtDw1 . . . . . .OTHER |545 . .WahGtUp1. . . . . . .OTHER |546 . .WahGtDw2 . . . . . .OTHER |547 . .WahGtUp2. . . . . . .OTHER |548 . .CutGtDwn . . . . . . .OTHER |549 . .CutGtUp. . . . . . . . .OTHER |550 . .Chord 1 . . . . . . . . .OTHER |551 . .Chord 2 . . . . . . . . .OTHER |552 . .Chord 3 . . . . . . . . .OTHER |553 . .BrsFall1 . . . . . . . . .OTHER |554 . .BrsFall2 . . . . . . . . .OTHER |555 . .BrsFall3 . . . . . . . . .OTHER |556 . .BrsFall4 . . . . . . . . .OTHER |557 . .TB Bass . . . . . . . . . .OTHER |558 . .SlapBass . . . . . . . . .OTHER |559 . .SawWave . . . . . . . .OTHER |560 . .Click . . . . . . . . . . . .OTHER |561 . .Bucket . . . . . . . . . .OTHER |562 . .TrashCan . . . . . . . .OTHER |563 . .Hoo!. . . . . . . . . . . .OTHER |564 . .ElecBird . . . . . . . . .OTHER |565 . .Gun Shot . . . . . . . .OTHER |566 . .Mystery . . . . . . . . .OTHER |567 . .Monster . . . . . . . . .OTHER |568 . .KnockDwn . . . . . . .OTHER |569 . .TimeTrip . . . . . . . .OTHER |570 . .RvsKick1. . . . . . . . .OTHER |571 . .RvsKick2. . . . . . . . .OTHER |572 . .RvsSnr 1 . . . . . . . . .OTHER |573 . .RvsSnr 2 . . . . . . . . .OTHER |574 . .RvsAnvil . . . . . . . . .OTHER |575 . .RvsTom . . . . . . . . .OTHER |576 . .RvsCrash. . . . . . . . .OTHER |577 . .RvsChina . . . . . . . .OTHER |578 . .RvsBelTr . . . . . . . . .OTHER |579 . .Rvs Hi-Q . . . . . . . . .OTHER |580 . .RvsMFaze. . . . . . . .OTHER |581 . .RvsAirDr. . . . . . . . .OTHER |582 . .Count 1 . . . . . . . . .OTHER |583 . .Count 2 . . . . . . . . .OTHER |584 . .Count 3 . . . . . . . . .OTHER |585 . .Count 4 . . . . . . . . .OTHER |586 . .Count 5 . . . . . . . . .OTHER |587 . .Count 6 . . . . . . . . .OTHER |588 . .Count 7 . . . . . . . . .OTHER |589 . .Count 8 . . . . . . . . .OTHER |590 . .Count 9 . . . . . . . . .OTHER |591 . .Count 10 . . . . . . . .OTHER |592 . .Count 11 . . . . . . . .OTHER |593 . .Count 12 . . . . . . . .OTHER |594 . .Count 13 . . . . . . . .OTHER |595 . .CountAnd . . . . . . .OTHER |596 . .Count E . . . . . . . . .OTHER |597 . .Count A . . . . . . . .OTHER |598 . .Count Ti . . . . . . . . .OTHER |599 . .Count Ta . . . . . . . .OTHER |600 . .OFF. . . . . . . . . . . . .OTHER |

*1 Werkt ook met Sweep/Swish-techniek.

*2 Is positiegevoelig.

Opmerking: Een “X” achter een instrumentnaam betekent dat het om een “Cross-Fade” geluid gaat. Dit zijn twee samples per klank. De aanslagwaarde is bepalend voor de sample die u hoort.

Opmerking: Instrumenten met een “#” zijn iets complexer. Dat betekent dat ze iets langzamer geladen worden dan andere geluiden.

Opmerking: Niet alle instrumenten kunnen aan alle trigger-ingangen worden toegewezen. Zie blz. 97.

106

Page 107: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Specificaties

AppendixAppendix

Appendix

8. Specificaties

TD-10 Percussion Sound Module

Klankopwekking

Variable Drum Modeling (COSM)

Polyfonie

56 stemmen

Instruments (klanken)

Drum Instruments: 600Backing Instruments (begeleidingsklanken): 54

Drum Kits

50

Drum Kit Chains

16 Chains (32 stappen per Chain)

Instrument-parameters

Acoustic Drum: Shell Material, Shell Depth, Head Type, Head Tuning, Muffling, Strainer Adjust

Electronic Drum: Attack, Tone Pitch, Noise Pitch, Decay, Noise Tone Balance, Pitch Bend

TR-808, TR-909: Attack, Tune, Tone, Snappy, Decay

Andere: Pitch, Decay

Studio-parameters

Studio-types: 10, Room Size, Wall Type, Ambience Mic Position, Mic Type, Mic Position

Mixer-parameters

Volume, Pan, Output Select

Compressor/Equalizer

Compressor x 10, 2-bands parametrische Equalizer x 10, 3-bands Master Equalizer

Effecttypes (30)

Reverb (14 types), Delay (4 types), Flanger → Delay (2 types), Phaser → Delay (2 types), Chorus → Delay (2 types), Pitch Shift Delay (2 types), 3D-Delay (2 types), Flying 3D-Delay (2 types)

Nootverdeling (slagwerkgroepen)

4 Percussion Groups, nootbereik: 22~93

Trigger-parameters

Trigger type (Scan Time, Retrigger Cancel, Mask Time, Crosstalk), Sensitivity, Threshold, Curve

Sequencer

Preset-patronen: 50, User-patronen: 50

Sporen: 4

Play-functie: One Shot, Loop, Tap

Resolutie: 192 tikken per kwartnoot

Opnamemethode: Realtime

Metronoom-parameters

Time Signature, Interval, Volume, Output Select (Master/Phones Only)

Instrumenten: 16 (Voice Counting, Click, Cowbell, enz.)

Tempo

20~260

Display

64 x 160 punten achtergrondverlicht LCD

8-segment, 3-teken LED

Schuifregelaars (6)

Kick, Snare, HiHat, Others, Backing, Click

Preview-knop

1 (aanslaggevoelig)

Aansluitingen

Trigger-ingang (dubbel) x 12, Uitgangen x 8 (4 ste-reoparen), Hoofdtelefoonaansluiting, Monitor Mix-ingang (stereo), HiHat controlepedaal, Voetschake-laar (dubbel), MIDI-connectors (IN, OUT/THRU), Aansluiting voor uitbreidingskaart, Aansluiting voor geheugenkaart

Nominaal uitgangsniveau

+4 dBm (audio-uitgangen)

Uitgangsimpedantie

330Ω

Voeding

AC 117V, 230V, 240V

Opgenomen vermogen

18W

Afmetingen

305 (B) x 245 (D) x 90 (H) mm

Gewicht

2,3 kg

Accessoires

Gebruiksaanwijzing (Engels en Nederlands), AC-kabel, schroeven (M5 x 12) x 4

Opties

Pad (PD-120, PD-100, PD-9, PD-7, PD-5), Kick Trigger Unit (KD-7), HiHat controlepedaal (FD-7), Pro statief (MDS-10), Trap statief/Stage statief/

107

Page 108: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Compact statief (MDS-7U), Cymbaalhouder (MDY-7U), Padhouder (MDH-7U),

Voetschakelaar (BOSS FS-5U), Y-kabel voor twee voetschakelaars (PCS-31), Geheugenkaart (M-512E)

Opmerking: 0 dBm=0.775 Vrms

Opmerking: De specificaties van dit product zijn onderhevig aan wijzigingen zonder voorafgaande kennisgeving.

Verklarende woordenlijst

Hieronder worden een aantal termen uitgelegd die u vaak in deze handleiding tegenkomt.

Afdempen Dit is een speltechniek waarbij u, nadat u op een pad hebt geslagen, de rand van die pad vast-grijpt om het geluid te doen ophouden. Uiteraard is hier de bedoeling om de manier na te bootsen waar-op een drummer een uitklinkend cymbaal afdempt.

Ambience Dit is de (nabootsing van) de akoestiek van de omgeving waarin de drums worden bespeeld. In de TD-10 kunt u wat dit betreft de afmetingen van de ruimte, de materialen van de wanden en de plaats van de Ambience-microfoons (dit zijn de microfoons die het ruimtegeluid opnemen) instellen.

Ambience Output Level Hiermee wordt het volume van het omgevingsgeluid voor de hele kit bedoeld. U kunt dit vergelijken met het “return”-volume waar-mee u op een mengtafel het uitgangssignaal van een effectprocessor regelt.

Ambience Send Level Deze term slaat op de mate waarin een individueel instrument van omgevings-geluid wordt voorzien.

Append Dit is een edit-functie van de sequencer van de TD-10, waarmee u twee patronen kunt samen-voegen tot één patroon.

AUX 1, 2-aansluitingen Dit zijn trigger-ingangen waarop u extra pads kunt aansluiten. De pads die u hierop aansluit kunt u gebruiken als “schakelaars” voor verschillende functies, maar u kunt er ook gewoon klanken mee aansturen. Merk op dat u de klanken die u via deze ingangen aanstuurt niet kunt bewerken met een equalizer en/of compressor.

Bulk Dump Met deze term bedoelen we het zenden van data uit de TD-10 naar een extern instrument, met de bedoeling ze daarin op te slaan. Dat zenden gebeurt via een MIDI-kabel, en de data die u op die manier wegschrijft kunt u achteraf enkel op de TD-10 gebruiken.

Chain Zie “Drum Kit Chain”.

Compressor Compressors vindt u in iedere opna-mestudio, want bij opnames is het erg belangrijk dat signaalpieken niet boven het maximumniveau gaan dat het opnamemedium kan verwerken. En dat is precies wat een compressor doet: volumepieken bin-nen de perken houden. Aangezien de klankkleur van het geluid hierbij niet onaangetast blijft, zijn ook de creatieve toepassingen van een compressor legio.

CONTROL ROOM In het Control Room-menu vindt u de “regiekamer” van de TD-10: mixer, compressors, EQ’s en digitale effecten. Dit is één van de drie hoofdblokken (instrument, studio, control room) in de klankarchitectuur van de TD-10.

108

Page 109: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Verklarende woordenlijst

AppendixAppendix

Appendix

Cursor De cursor bevindt zich steeds op de waarde die geïnverteerd (wit op zwart) wordt afgebeeld. Deze waarde kunt u met de [DEC]/[INC]-knoppen of met het [VALUE]-wiel wijzigen.

[DEC]-knop Telkens als u op deze knop drukt gaat de waarde waarop de cursor zich bevindt met één een-heid omlaag. Bij parameters van het “aan/uit” (ON/OFF) type kiest u met deze knop “uit” (OFF). Voor grote waardesprongen gebruikt u trouwens beter het [VALUE]-wiel.

Decay Dit is een parameter die u bij het editen van klanken (instrumenten) tegenkomt. Hij bepaalt de uitsterftijd van een klank.

DIRECT 1, 2, 3 Deze uitgangsparen (driemaal mono of zes maal stereo) kunt u gebruiken om geluiden individueel naar een kanaal van een mengtafel enz. te sturen, zodat u ze gescheiden kunt bewerken. Ook de Ambience kunt u aan één van deze uitgangen toewij-zen. De “normale” digitale effecten kunnen echter enkel via de MASTER-uitgangen naar buiten.

Drum Kit Met een “Drum Kit” bedoelen we alle instellingen voor Instrument-, Studio- en Control Room-parameters.

Drum Kit Chain In een Drum Kit Chain (letterlijk “keten”) kunt u een volgorde van 32 kits program-meren. De bedoeling hiervan is dat u bestaande geheugennummers in een volgorde giet die u voor een optreden enz. nodig hebt.

Drum Trigger Een drum trigger (“contactmicro-foon”) is een sensor die op de ketel of het vel van een akoestische trommel (kick, snare, toms) wordt bevestigd. Als u op de trommel slaat stuurt de trigger een signaal dat in de TD-10 een klank aanstuurt.

EDIT Met “editen” bedoelen we het wijzigen van gelijk welke parameter, of die nu verband houdt met een klank, een geluidseffect, of data voor de sequen-cer.

Effecten De TD-10 heeft verschillende digitale effec-ten aan boord, zoals Reverb, Delay, flanger, chorus en phaser. In het display wordt het Engelse woord effects soms afgekort als “FX”.

Equalizer (EQ) Een Equalizer stelt u in staat om op verschillende plaatsen van het klankspectrum in te grijpen. Hoeveel plaatsen dat zijn hangt af van het aantal “banden” van de EQ. In de TD-10 kunt u indi-viduele instrumenten bewerken met een 2-bands equalizer (voor instrumenten die u aan de AUX 1, 2 ingangen toewijst is dat niet het geval), terwijl voor het totaalgeluid een 3-bands equalizer ter beschik-king staat.

Expansion Board Dit is de officiële naam in de Roland-catalogus van wat we in deze handleiding “uitbreidingskaart” noemen. Zo’n kaart bevat extra

klanken voor de TD-10 en kan wordt geïnstalleerd in de uitsparing op de bodemplaat.

FD-7 Dit is een hi-hat controlepedaal.

Foot Switch Met een (los verkrijgbare) voetschake-laar, zoals de BOSS FS-5U, kunt u kits selecteren, de sequencer starten/stoppen, enz.

FS-5U Dit is een Boss voetschakelaar van het “niet-schakelende” type (één keer drukken is “aan”, nog een keer drukken is “uit”). Dit type is het best geschikt om functies van de TD-10 mee te bedienen. Voor de volledigheid: er bestaat ook een FS-5L, die wél schakelend werkt (indrukken is “aan”, loslaten is “uit”) en daarom een minder goed figuur slaat in combinatie met een TD-10.

FX In de Engelse taal is dit een populaire afkorting voor het woord “effects”. Bij de TD-10 duidt deze afkorting op de ingebouwde digitale effecten.

FX Send Level Met deze parameter bepaalt u het volume waarmee individuele instrumenten naar de effecten worden gestuurd.

Functieknoppen De vier knoppen [F1]~[F4] onder het display. De functie van deze knoppen varieert naar gelang de display-pagina waarin u zich bevindt. De namen van hun huidige functies worden steeds afgebeeld onderaan het display.

Hi-Hat controlepedaal (FD-7) Dit pedaal neemt bij een electronisch Roland drumstel de functie over van het traditionele hi-hat pedaal in een akoestisch drum-stel.

[INC]-knop Telkens als u op deze knop drukt gaat de waarde waarop de cursor zich bevindt met één een-heid omhoog. Bij parameters van het “aan/uit” (ON/OFF) type kiest u met deze knop “aan” (ON). Voor grote waardesprongen gebruikt u trouwens beter het [VALUE]-wiel.

Initialiseren Dit dure woord duidt op de procedure waarbij alle parameters opnieuw op hun fabrieks-waarden worden ingesteld.

INST Dit is een overkoepelende term voor alle slag-werk- en andere klanken. In veel gevallen (zoals bij de Parts in een patroon) krijgt u trouwens de namen van de individuele instrumenten (zoals piano, gitaar enz.) te zien.

KD-7 Dit is de Roland Kick Trigger Unit, die in feite niet meer is dan een aanslaggevoelig oppervlak dat de slagen van uw basdrumpedaal incasseert (en naar de TD-10 stuurt uiteraard).

Klik Dit is het geluid dat de metronoom maakt. De metronoomklik kan dienen als temporeferentie tij-dens het oefenen of tijdens een opname/weergave.

M-512E Dit is het ENIGE type Roland geheugen-kaart dat u in de TD-10 kunt gebruiken.

109

Page 110: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

MASTER OUTPUT Deze uitgangen leveren het totaal-geluid van de TD-10: alle klanken en alle effecten, met uitzondering van klanken die u eventueel aan één van de DIRECT-uitgangen hebt toegewezen.

MEMORY CARD In deze handleiding spreken we van “geheugenkaart”. Het gaat om de M-512E van daar-net (zie hierboven), waarop u drum kits of sequen-cerdata kunt opslaan. De aansluiting voor de geheu-genkaart bevindt zich op de achterzijde van de TD-10 (MEMORY CARD).

MIDI (Musical Instrument Digital Interface) MIDI is een internationale standaard, volgens dewelke electroni-sche muziekinstrumenten met elkaar kunnen com-municeren. Zowat alle electronische muziekinstru-menten die vandaag op de markt zijn ondersteunen MIDI, wat inhoudt dat u deze instrumenten kunt gebruiken om de TD-10 aan te sturen (dus ook wan-neer het om instrumenten van andere merken dan Roland gaat). Vice versa kunt u de pads die u op de TD-10 hebt aangesloten gebruiken om -- via MIDI-- externe klankmodules of samplers aan te sturen.

MIDI-connector Deze aansluiting laat u toe de TD-10 met andere electronische muziekinstrumenten te verbinden. U kunt dan het tempo van de ingebouw-de sequencer synchroniseren met andere sequencers e.d., wat u op de pads speelt opnemen in een externe sequencer, klankdata overdragen naar andere instru-menten, enz. Om van al deze mogelijkheden gebruik te maken moet u de TD-10 via een speciale MIDI-kabel verbinden met MIDI-compatibele instrumen-ten. Bezit u geen andere MIDI-compatibele instru-menten, dan hoeft u zich op dit moment van die MIDI-aansluitingen weinig aan te trekken.

MIDI Soft Thru De TD-10 werkt met een gecombi-neerde MIDI OUT/THRU-connector (bij andere instrumenten zijn dit vaak gescheiden connectors). Met de MIDI Soft Thru-parameter bepaalt u welke functie de connector heeft. Stelt u deze parameter op “ON” in, dan stuurt de TD-10 alle commando’s die hij via zijn MIDI IN ontvangt meteen naar de MIDI OUT/THRU-connector (die in dit geval dus als “THRU”-connector fungeert).

MIX IN Op deze ingang kunt u een externe klankbron (klankmodule, CD-speler, enz.) aansluiten, die kunt u dan mee beluisteren via de MASTER- of PHONES-uitgangen van de TD-10 (of enkel via de PHONES-uitgang, voor die keuze bestaat er een parameter). Het volume van MIX IN bepaalt u met de [MIX IN]-regelaar op het frontpaneel.

Muffling Deze term komt u op bepaalde display-pagina’s tegen. Het is de Engelse term voor “dem-pen”, meer bepaald het dempen van trommels (met tape, tissues, enz.) om overmatige resonantie of boventonen te lijf te gaan. De TD-10 biedt verschil-lende opties om uw virtuele trommels te dempen:

geen demping, demping met tape, ringen, vilt of een deken (hangt ook af van het gekozen instrument, zo is die deken uiteraard enkel voor de basdrum beschikbaar).

Nootnummer Aangezien MIDI in feite een computer-taal is, moet iedere stukje data duidelijke “coördina-ten” hebben. Zo ook instrumentklanken, die in het MIDI-protocol een “nootnummer” krijgen toegewe-zen, dat aangeeft aan welke klaviertoets een bepaalde klank is toegewezen (wat niet meteen impliceert dat u die klanken met een klavier moet aansturen; zoals gezegd, het gaat louter om een soort “identificatie”).

Opname Met “opnemen” bedoelen we in deze hand-leiding het laten memoriseren van wat u speelt door de sequencer. We zeggen “memoriseren”, omdat die sequencer geen geluid opneemt (zoals een bandop-nemer), maar onthoudt welke noten u speelt (noot-nummers), hoe hard u ze aanslaat (velocity) en hoe lang u ze aanhoudt (Gate time).

Pad Switch Deze functie stelt u in staat om pads te gebruiken als “schakelaars” om drum kits te selecte-ren, de weergave van de sequencer te starten/stop-pen, enz.

Pad Pattern Deze functie stelt u in staat om met een slag op een pad de weergave van een patroon te star-ten.

Parameter Iedere instelling die u in de TD-10 kunt wijzigen is een “parameter”. Voorbeelden van klank-parameters zijn “Shell Depth” of “Volume”. Voor-beelden van sequencer-parameters zijn “Tempo” en “Measure Length”. Het wijzigen van parameterwaar-den noemen we “editen”.

Part Mute Met deze functie kunt u de weergave van de Part tijdelijk uitschakelen.

Panpot Met deze parameter bepaalt u de plaats van het geluid in het stereobeeld. De TD-10 biedt 7 posi-ties naar links en 7 posities naar rechts.

Pattern In deze handleiding spreken we van “patroon”. Een patroon is de “basiseenheid” van opgenomen data in de sequencer. Dat kunnen data zijn voor gelijk welke van de vier Parts (Part 1, Part 2, Bass Part, Drum Part).

PD-5 “Single Trigger” pad (u kunt er geen “rim” klanken mee aansturen) met een diameter van 222 mm (8-3/4 inch).

PD-7 “Dual Trigger” pad (u kunt met het vel en de rand twee gescheiden klanken aansturen) met een diameter van 192 mm (7-9/16 inch).

PD-9 “Dual Trigger” pad (u kunt met het vel en de rand twee gescheiden klanken aansturen) met een diameter van 254 mm (10 inch).

PD-100 “Single Trigger” pad (u kunt er geen “rim” klanken mee aansturen) met een diameter van 300

110

Page 111: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Verklarende woordenlijst

AppendixAppendix

Appendix

mm (11-13/16 inch). Het vel bestaat uit een speciaal soort “gaas”, wat toelaat om de pad ook met brushes te bespelen.

PD-120 “Dual Trigger” pad (u kunt met het vel en de rand twee gescheiden klanken aansturen) met een diameter van 350 mm (13-13/16 inch). Het vel bestaat uit een speciaal soort “gaas”, wat toelaat om de pad ook met brushes te bespelen.

Positiegevoeligheid Bij een akoestische trommel ver-schilt de geproduceerde klankkleur naar gelang de plaats waar u het vel raakt (in het midden of meer naar de rand toe). De TD-10 kan dit soort klankva-riaties emuleren (enkel voor snare drum of ride cym-baal).

Preview Met de [PREVIEW]-knop op het frontpa-neel kunt u (bv. tijdens het editen) geluiden aanstu-ren, wat handig is als u even geen pads op de TD-10 hebt aangesloten. Net zoals de pads is de [PRE-VIEW]-knop bovendien aanslaggevoelig.

Quick Play Dit is een weergavefunctie van de sequen-cer van de TD-10: de weergave begint in Quick Play meteen met het eerste MIDI-event in het patroon, en slaat dus een eventuele pauze aan het begin van de opname over.

Rim Shot Met “Rim Shot” wordt de speltechniek bedoeld waarbij u de rand en het vel van de snare drum tegelijk raakt. Bij de TD-10 kunt u deze tech-niek gebruiken om een alternatieve klank vanuit een pad aan te sturen.

Reset Time Deze parameter houdt verband met de Tap-weergavefunctie van de sequencer. Hij bepaalt na welk tijdsinterval de weergave wordt hernomen.

Sequencer Een sequencer is voor MIDI-data wat een bandopnemer is voor geluid. Hij kan met andere woorden opnemen wat u speelt op een MIDI-klavier of op de pads van een instrument als de TD-10. Er bestaan hardware-sequencers (losstaande appara-ten) en software-sequencers (programma’s voor een computer). Naast de normale, realtime opnameme-thode (waarbij alles exact zo wordt opgenomen als u het speelt) bieden heel wat sequencers nog een step time opname (waarbij u noten één voor één kunt invoeren). De sequencer van de TD-10 biedt enkel realtime-opname.

Slagwerkgroep In deze handleiding refereert deze term niet naar een muzikantenensemble, maar naar klankverdeling van TD-10-instrumenten over 60 MIDI-nootnummers. Zo’n klankverdeling wordt van belang wanneer u de TD-10 aanstuurt vanuit een externe MIDI-stuurbron (MIDI-pad, sequencer of klavier). U kunt in totaal 4 slagwerkgroepen pro-grammeren en voor iedere drum kit bepalen welke van die 4 moet worden gebruikt.

STEP Deze term houdt verband met Drum Kit Chains. Een “step” is namelijk een stap in de volgor-de van drum kits die u in zo’n “Chain” (keten) pro-grammeert. Een Chain kan maximaal 32 drum kits, dus 32 steps bevatten.

STUDIO “Studio” is één van de drie hoofdblokken (instrument, studio, control room) in de klankarchi-tectuur van de TD-10. Met de “studio”-parameters bouwt u de virtuele ruimte waarin uw drumstel wordt bespeeld. U kunt dus dingen instellen zoals afmetingen van de ruimte, materialen van de wan-den, type en plaats van de ruimtemicrofoons.

Stuurbron Een “stuurbron” is de overkoepelende term voor alles wat een MIDI-instrument kan aan-sturen. Voorbeelden zijn een klavier, een MIDI-gitaar, een pad (SPD-11/PAD-80 enz.).

Trigger Als u op een pad slaat stuurt die een golf-vormpje naar de TD-10, waarop deze laatste reageert door een klank weer te geven. Dit golfvormpje noe-men we het triggersignaal. Triggersignalen worden ontvangen door de trigger-ingangen op het achter-paneel, en de triggerindicator linksboven op het frontpaneel geeft aan of de triggers goed worden ont-vangen.

VALUE-wiel Met dit wiel kunt u gemakkelijk grote waardesprongen overbruggen. Voor kleinere veran-deringen komen de [DEC]/[INC]-knoppen waar-schijnlijk beter van pas.

V•Drums System Hiermee wordt het volledige sys-teem bedoeld, waarvan de TD-10 het hart uitmaakt, inclusief pads, pedalen en een rek.

V-EDIT Hiermee wordt de uitgebreide set parameters bedoeld die eigen is aan het Variable Drum Mode-ling proces. V-EDIT is enkel beschikbaar voor bepaalde instrumenten en enkel voor de trigger-ingangen 1~6.

V-SNARE, V-KICK, V-TOM Deze instrumentgroepen hebben V-EDIT mogelijkheden. Als u voor de trig-ger-ingangen 1~6 één van deze instrumenten selec-teert kunt u daar V-EDIT parameters voor instellen.

111

Page 112: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

9. MIDI-implementatie

Function...

BasicChannel

Mode

NoteNumber :

Velocity

AfterTouch

Pitch Bend

ControlChange

ProgramChange

System Exclucive

SystemCommon

SystemReal Time

AuxMessage

Notes

Transmitted Recognized Remarks

DefaultChanged

DefaultMessagesAltered

True Voice

Note ONNote OFF

Key'sCh's

1467

10161764

100, 101

: True #

: Song Pos: Song Sel: Tune

: Clock: Commands

: All sound off: Reset all controllers: Local ON/OFF: All Notes OFF: Active Sense: System Reset

1–16, OFF1–16, OFF

MODE 3X

OX

0–127

OX

X

XOXXXOOXX

XXXXXXXXX

X**************

O

XXX

XX

XXXXXX

XX

XX

XX

X

XX

X

X

O

XXX

XX

XX XXXX

ModulationFoot controlData entryVolumePanpotGeneral purpose controller 1General purpose controller 2Hold 1RPN LSB, MSB

* 1 O X is selectable.

PERCUSSION SOUND MODULE (TRIGGER SECTION)

Model TD-10

Date : May. 1, 1997

Version : 1.00MIDI Implementation Chart

**************

**************

Mode 1 : OMNI ON, POLYMode 3 : OMNI OFF, POLY

Mode 2 : OMNI ON, MONOMode 4 : OMNI OFF, MONO

O : YesX : No

Memorized (Non-Volatile)

*1*1

*1*1

112

Page 113: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

MIDI-implementatie

AppendixAppendix

Appendix

Function...

BasicChannel

Mode

NoteNumber :

Velocity

AfterTouch

Pitch Bend

ControlChange

ProgramChange

System Exclucive

SystemCommon

SystemReal Time

AuxMessage

Notes

Transmitted Recognized Remarks

DefaultChanged

DefaultMessagesAltered

True Voice

Note ONNote OFF

Key'sCh's

1467

10161764

100, 101

: True #

: Song Pos: Song Sel: Tune

: Clock: Commands

: All sound off: Reset all controllers: Local ON/OFF: All Notes OFF: Active Sense: System Reset

XX

XX

XX

X

XX

X

XXXXXXXXX

XOOOOOOOO

O**************

O

XXX

XX

XXXXXX

1–16, OFF1–16, OFF

MODE 3X

OX

0–1270–127

OX

O

O

O

XXX

XX

OO XOOX

ModulationFoot controlData entryVolumePanpotGeneral purpose controller 1General purpose controller 2Hold 1RPN LSB, MSB

* 1 O X is selectable.* 2 Drum part only.* 3 Backing part only.

PERCUSSION SOUND MODULE (SOUND MODULE SECTION)

Model TD-10

Date : May. 1, 1997

Version : 1.00MIDI Implementation Chart

**************

**************

Mode 1 : OMNI ON, POLYMode 3 : OMNI OFF, POLY

Mode 2 : OMNI ON, MONOMode 4 : OMNI OFF, MONO

O : YesX : No

Memorized (Non-Volatile)

*1, 2*1, 2

*1, 2*1, 2*3*3

*3

(120 , 126, 127)

(123 -127)

Program NumberBacking Part : 1-54Drum Part : 1-128

113

Page 114: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Function...

BasicChannel

Mode

NoteNumber :

Velocity

AfterTouch

Pitch Bend

ControlChange

ProgramChange

System Exclucive

SystemCommon

SystemReal Time

AuxMessage

Notes

Transmitted Recognized Remarks

DefaultChanged

DefaultMessagesAltered

True Voice

Note ONNote OFF

Key'sCh's

1467

10161764

100, 101

: True #

: Song Pos: Song Sel: Tune

: Clock: Commands

: All sound off: Reset all controllers: Local ON/OFF: All Notes OFF: Active Sense: System Reset

1–16, OFF1–16, OFF

MODE 3X

OX

0-127

XX

O

XOOOOOOOO

XOXXXOOOX

O**************

O

OOX

OO

XXXXOX

1–16, OFF1–16, OFF

XX

OX

0-1270-127

XX

O

X

O (do not record)

XOX

XX

OO XOOX

ModulationFoot controlData entryVolumePanpotGeneral purpose controller 1General purpose controller 2Hold 1RPN LSB, MSB

* 1 O X is selectable. * 5 Drum part only.* 2 Only when pattern is selected. * 6 Backing part only.* 3 Receives when “Sync Mode” setting is “External,” “Auto,” or “MIDIDELAY.”* 4 Receives when “Sync Mode” setting is “External,” “Auto,” or “Remote.”

PERCUSSION SOUND MODULE (SEQUENCER SECTION)

Model TD-10

Date : May. 1, 1997

Version : 1.00MIDI Implementation Chart

**************

**************

Mode 1 : OMNI ON, POLYMode 3 : OMNI OFF, POLY

Mode 2 : OMNI ON, MONOMode 4 : OMNI OFF, MONO

O : YesX : No

Memorized (Non-Volatile)

*1, 5*1, 5

*1, 5*1, 5*6*6

*6*6

*1, *3*1, *4

*1*1

*2*2*1*1

*2

(123 -127)

Program NumberBacking Part : 1-54Drum Part : 1-128

114

Page 115: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Index

10.Index

AAansluiten, 14Accept, 99Achterpaneel, 11ADVNCD, 75Afdempen, 20Akoestiek, 33, 50Ambience

Aan/uit, 23Diepte, 51Diepte voor groepen, 53Metronoom, 64MIC(rofoons), 51Part, 71Percussion Group, 90Praktijk, 33Problemen, 94Uitgangen, 51

Annuleren, 80Append, 70Atk, 47Attack, 48

Compressor, 55Auto, 91AUX 1/2, 82

BBacking, 36Bal, 47Balans, 35Basic, 73Basisscherm, 13Bath Room, 50Beach, 50Beat Delay, 57Begeleiding, 36Bend, 47

Range, Parts, 71Blanket, 46BPM, 62Brass, 44Brush Kit, 28Brushes, 20

Kiezen, 42Problemen, 26

Bypass, 56

CCave, 50Chain, 36, 79

Naam, 79Char, 42Chorus, 57

Clear, 45Pattern, 69Pattern Measure, 69

Click, 36, 63Zie ook Metronoom

Coated, 32, 45Compressor, 55

Aan/uit, 23Condenser, 52Contactmicrofoon, 75

Installeren, 103Parametervolgorde, 76

Contactmicrofoons, 18Contrast, 77CONTROL ROOM, 34

Instellingen, 54Voorstelling, 27

Controlecommando’s, 90Copy

Mogelijkheden, 80Part, 68Pattern, 68Pattern Measure, 68

COSM, 4Count-In, 66Crosstalk, 76CTRL, 81Cursor, 12Curve, 73Cymbaal

Editen, 48Cymbaaltechniek, 20

DDcy, 47Decay, 48, 49

Percussion Group, 90Delay, 57

MIDI, 91Time, 58

MIDI→Delay, 91

Delete, 37Step (Chain), 79Tekens (naam), 42Zie ook Clear

Demo, 16Dempen, 20Demping, 33, 46Density, 58Depth, 59Device ID, 84Diepte, 28Diepte (ketel), 31

DisplayAutom. paginakeuze, 78Contrast, 77Problemen, 96

Dome Stadium, 50Doughnuts, 33, 46DP-2, 83Drempel, 733D-Delay, 57Drum Kit

Brushes, 42Chain, 36, 79Editen, 31Effectdiepte, 60Globale instellingen, 41Kiezen, 21, 41Kopiëren, 80Lijst, 22, 41Naam, 41Percussion Group, 88Preset, 13, 27Volume, 60

Drums, 53Dst, 68, 70Dubbeltriggers, 75Dynamic, 52Dynamics

Preview, 81Dynamiek (effect), 55

EEditen

Effect, 57Effect

Aan/uit, 23Diepte, 54Editen, 57Globaal aan/uit, 42Metronoom, 64Parameters, 58Return Level, 56Send Level, 60Type, 57

ELEC, 47Electro, 29Equalizer

Aan/uit, 23Instrument, 34, 56Master, 22, 77

ErasePart, 67Pattern, 67Pattern Measure, 68

Exchange, 80EXP, 74Expansion Board, 23

115

Page 116: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

Expansion Boards, 23External, 91

FFabrieksinstellingen, 98Factory Preset, 98FD-7, 21Feedback Level, 58Felt, 46Flanger, 57Flying 3D-Delay, 57Foot Switch, 37

Functies, 83FREQ, 56, 77Frontpaneel, 9FS-5U, 37, 83Functieknoppen, 12FX

Group Send, 60Send, 54Send Level (metronoom), 64Send, Parts, 71Send, Perc. Group, 90Type, 57

FX SW, 23

GGain, 56, 77Garage, 50Gate

Reverb, 57Time, 58Time (MIDI), 86

Geheugenkaart, 77Gevoeligheide, pads, 22Glass, 50GM (General MIDI), 88Go Now, 23, 81Grootte (ruimte), 34Group, 88

FX Send, 60Send Level, 89Volume, 60, 89

Gymnasium, 34, 50

HHead, 32

Tension Adjustment, 18Tuning, 32, 45Type, 32, 45

Head Tension Adjustment, 74Help, 23, 81High

Cut Freq, 58Damp Freq, 58EQ Gain, 60

High (EQ), 34HiHat, 21

CC (MIDI), 90Editen, 48MIDI-nootnummer, 85

Hit Pad Start, 66Hoofd-/kleine letters, 42Hoofdtelefoon

Volume, 21HShelv, 34, 56Huge, 50

IImporteren (Sequence), 67Index (Help-functie), 81Individuele uitgangen, 55Initialize, 98Insert, 37, 42, 79Inside, 52INST, 27, 31Inst

Metronoom, 64Part, 71

InstellingenOpslaan, 12Wijzigen (bedieningsorganen), 12

InstrumentAmbience-diepte, 51Effectdiepte, 54Equalizer, 34, 56Groepsparameters, 53Individuele instellingen, 51Kiezen, 31, 43Microfoon, 52Pan, 54Part, 70Patroon, 65Percussion Group, 89Uitgang, 55Volume, 35, 54

Internal, 91INTRVL, 63

KKaart, 77Ketel

Diepte, 28, 45Materiaal, 44

Keten, 36Key Shift, 71Kit Select, 82Klank, zie InstrumentKlik, zie MetronoomKlikgeluid, 64Koper, 44Kopiëren

Functies, 80Maten, 68Part, 68Patronen, 68

LLarge, 50Length, 65

ListDrum Kits, 22, 41Instrument, 43Patronen, 62

Living Room, 50Load from CARD, 78Local Control, 87Locker Room, 50Lo-Fi, 52LOG, 74Loop, 63

All, 66Loose, 18, 33, 74Loud, 74LShelv, 56

MM-512E, 77Maatsoort

Metronoom, 63Patroon, 65

Mask Time, 75Master, 64, 91

EQ (Equalizer, 77Equalizer, 22Tuning, 70

Materiaal, 31, 44Medium, 50Melodie stap voor stap, 63Merge (patronen), 70Metronoom

Aan/uit, 63Aftellen, 66Ambience, 64Effecten, 64Geluid, 64Maatsoort, 63Pan, 64Tempo, 63Uitgang, 64Via hoofdtelefoon, 38Volume, 63

MIC(rofoon), 52Microfoontype, 52

116

Page 117: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

Index

MIDIAlgemeen, 101Clock, 91Control Change, 90Device ID, 84Global, 85HiHat, 90Kanaal (Parts), 86Kanaal, Parts, 65Local, 87Nootnummer (pad), 85Pads, 85Percussion Groups, 88Positiegevoeligheid, 90Prog. Change Map, 90Programmakeuze (aan/uit), 87Sequence opnemen, 67Soft Thru, 86Synchronisatie, 67, 91SysEx, 84TD-10 als module, 87

MIX IN, 72Mix In, 21Mixer, 35

Parts, 71Mode, 37, 82

Voetschakelaar, 83Monitor Mix In, 72Muffle, 33, 46Mute

Part, 71

NName, 79New (Pattern), 65Next, 79Noi, 47Non Linear, 57Normal, 74Note, 90Note Chase, 78Note No, 85

OOefenen, 36Oefenen (opname), 66Omgeving, 50Onderdrukken (trigger), 75One, 63Ongedaan maken, 80Opname

Corrigeren (Quantize), 66Met pad starten, 66Methode, 65Oefenen, 66

Opnemen, 65Opslaan

Instellingen, 12

OutputAmbience, 51Compressor, 55Metronoom, 38, 64Mix In, 72Pagina, 55Parts, 71Perc. Group, 90

Outside, 52Overhead, 51Overspraak, 76

PPad

Aansluiten, 15Basic, 73Curve, 73Externe module, 85Fijninstelling, 75Gevoeligheid, 22Kiezen, 13, 39Nootnummer (MIDI), 85Opname starten, 66Patronen starten, 82Patroon starten, 37Pattern, 82Schakelaar, 82Sensitivity, 73Spanning, 74Stemmen, 18Switch, 82Threshold, 73Toewijzen, 17Type kiezen, 72

Pan, 54Metronoom, 64Parts, 71Percussion Group, 90

Part, 53Aan/uit, 71Ambience, 71Effectdiepte, 60Instellingen, 70Instrument, 70Knop, 61Kopiëren, 68MIDI-kanaal, 65, 86Mixer, 71Mute, 71Uitgang, 71Wissen, 67

Patroon, zie Pattern

Pattern, 36Append (verbinden), 70Clear, 69Copy, 68Editen, 67Erase, 67Global, 67Instrument, 65Kiezen uit lijst, 62Maatsoort, 65Maten kopiëren, 68Maten wissen, 68Naam, 67New, 65Part-instellingen, 70Start via Pad, 82Starten met pad, 37Tempo, 62, 66Voorstelling, 61

Peak, 56Pedal

CC, 90Pedal Data Thin, 87Pedalen aansluiten, 15Perc, 53Percussie, 48Percussion Group, 88

Effectdiepte, 60Volume, 60

Phaser, 57Phones

Only (Mix In), 72Part, 71

Phones Only, 38, 64PinStripe, 32, 45Pitch, 49

Bend, Voorbeeld, 29Percussion Group, 90Shift Delay, 57

Plaster, 50Play, 62

Type, 63Polyfonie, 38Positiegevoeligheid, 20, 90Pre Delay, 58Preset

Patroon, 36Patterns, 61

Preset Drum Kits, 13, 27Preview

Functie, 81Program Change, 87Programmakeuze, 87

Drum Kit, 90

QQ (Equalizer), 56, 77Quantize, 66QuickPlay, 63

117

Page 118: TD-10TD-10 Handleiding 2 Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10

TD-10 Handleiding

RRAM-kaart, 77Rate, 59Ratio, 56REC Standby (Mode), 65Record, 65Rehearsal, 66Release

Compressor, 55Remote, 91Replace, 66Reset Time, 63Retrigger Cancel, 75Reverb, 57

Time, 58Ride

CC, 90Rim

Sensitivity, 74Rim Shot, techniek, 20Rim Shots

Problemen, 26Room

Size, 34, 50Rotation, 60Ruilen, 80Ruimte, 33, 50Ruimtemicrofoon, 51

SSamensmelten, patronen, 70Save to CARD, 78Scan Time, 75Sensitivity, 22, 73Sequencer, 36

Bediening, 61Maatsoort, 65Opname, 65Patronen, 36Tempo, 62Via MIDI overnemen, 67Weergave, 62

Setup, 6570’s Rock, 28Shell, 32, 44

Depth, 32, 45Shell Depth, 28Shift, 58Size, 50Slave, 91Sleutel, 41Small, 50Snaarspanning, 33, 46Snappy, 48Snare, 28

CC, 90Materiaal em ketel, 31

SNDRTN, 56Soft Thru, 86Space, 42Spanning, 33

Spanning van pads, 18SPD-11, 86Speaker Angle, 59Speltechnieken, 20Spline, 74Spread, 58Src, 68, 70Standard (microfoonplaatsing), 52Stap voor stap (melodie), 63Start

Met pad, 66, 82Statief, 14Steel, 32, 44Stemmen, 18, 32

Instrument, 49Vel, 45

Stereopositie, 54Strainer Adj, 33, 46STUDIO, 27

Parameters, 50Voorstelling, 33

Switch, 82Symbolen (naam), 42Sync Mode, 67, 91Synchronisatie, 91SysEx, 84

TTap, 63Tape, 46TDW, 23Technieken, 20Tempo, 62

Metronoom, 63Patroon, 66

Tension, 18Theater, 50Threshold, 56

Pad, 73Tight, 18, 74Time Signature, 63, 65Timing corrigeren, 66Tiny, 50Tips, 36Tolerantie, 73Tone, 47Tools, 80Toonhoogte, 29, 49

Percussion Group, 90Toonregeling, 77Totaalvolume, 21TR-808/909, 47Trigger

AUX 1/2, 82Bank, 72Basic, 73Dubbel (vermijden), 75Fijninstelling, 75Fouten voorkomen, 73Parametervolgorde, 76Type, 72

Trigger Type, 18TSC-10, 75, 103Tune (TR-808/909), 48Tuning, 32, 45

UUitbreiding, 23Uitgangen

Ambience, 51Instrumenten, 55

Undo, 80Update-mogelijkheid, 5

VValue (wiel), 13Variable Drum Modeling, 27V-Basic Kit, 17V-Edit

Akoestisch, 44Electronisch, 47TR-808/909, 47

Velocity, 81Voetschakelaar

Functies, 37, 83Voice (metronoom), 64Volume

Algemeen, 21Ambience, 51Balans, 21Balans (Drum Kit/Perc. Group), 89Drum Kit, 60Effecten, 56Hoofdtelefoon, 21Instrument, 54Instrumenten, 35MIX IN, 21Parts, 71Percussion Group, 60

Voorbeelden, 36

WWall Type, 50Weergave, 62

Methode, 63Weight, 46Wissen

Maten, 68Part, 67Patroon, 67Patroon (Clear), 69

Wood, 32, 44, 50Woordenlijst, 108

ZZone CC, 91

118