Taalspel Montessori
-
Upload
nienke-krook -
Category
Documents
-
view
217 -
download
0
Transcript of Taalspel Montessori
-
8/9/2019 Taalspel Montessori
1/12
TAALSPEL
Bij taalspelen gaat het om het beleven van taal.
Onder taalspelen vallen heel veel verschillende soorten spelletjes met de taal.
In de onderbouw staat het bevorderen van de mondelinge taalontwikkeling centraal, naast de
ondersteuning van de leesvoorwaarden en het leren lezen en schrijven..
In de midden- en bovenbouw kan het ook gaan om schriftelijk taalgebruik.
Vaak worden de taalspelen gebruikt om de betekenis van taal niet alleen te 'begrijpen' of te
'kennen', maar ook te 'ervaren' of te 'beleven' door handelingen uit te voeren. Het kind zal
door de taalspelen gevoelsmatig bij het veroveren van de betekenis betrokken worden, zodat
het leren echt een opdoen van ervaringen in een omgeving wordt, in plaats van schools leren.
Tegelijkertijd geven de taalspelen het kind inzicht in de opbouw en het gebruik van de taal.
Het materiaalboek maakt een onderscheid in individuele taalspelen en groepsspelen.
Alle namenlesjes met het materiaal en met andere voorwerpen noemen zij individueletaalspelen; de opleiding is geneigd dat geen taalspelen te noemen, omdat het aanleren van
begrippen daar centraal staat in plaats van de beleving van de taal.
De meeste taalspelen kunnen met de hele groep gedaan worden of met een kleiner groepje.
Sommige kunnen ook individueel gedaan worden. Veel taalspelen die in het materiaalboek
beschreven worden, hebben de functie: iets wat aangeleerd is samen herhalen of iets op een
'gezellige', speelse manier doen.
Voor bovengenoemde taalspelen verwijzen we dus naar het materiaalboek deel I. De
taalspelen staan niet alleen onder de taalspelen zelf (blz. 70 en 71) vermeld, maar ook onder
heel veel andere lesjes.
In deze reader vind je eerst enkele algemene aandachtspunten bij de taalspelen. Vervolgens
volgen er een groot aantal voorbeelden van taalspelen vooral voor de onderbouw. Daarbij
komen taalspelen aan de orde ter bevordering van de mondelinge taalvaardigheid en ter
voorbereiding van het schrijfleerproces gedaan worden. Ze zijn per doel gerubriceerd.
AANDACHTSPUNTEN BIJ DE TAALSPELEN
Taalspelen nemen soms maar een korte tijd in beslag. Daarom zijn ze zeer geschikt als korte
groepsactiviteiten als er een moment over is of bij het namen lezen. Zo kan de schooltijdeffectief gebruikt worden. Meestal wordt het taalspel in de kring gedaan aansluitend aan een
andere activiteit, maar het kan ook in het speellokaal.
Dat een taalspel soms maar kort is, wil niet zeggen, dat je het niet goed moet voorbereiden.
Je schudt niet zonder voorbereiding tien raadsels van verschillende moeilijkheidsgraad uit je
mouw. Het is dan ook aan te raden om een grote verzameling taalspelen aan te leggen liefst
gerubriceerd per doel. Zo kun je zorgen, dat je aan alle relevante doelen werkt.
Met behulp van deze reader en de literatuurverwijzingen is het aanleggen van een
verzameling niet moeilijk. Je kunt dan gemakkelijk zelf taalspelen bedenken.
-
8/9/2019 Taalspel Montessori
2/12
B
Het is belangrijk om precies te weten welk doel je nastreeft met een taalspel. Alleen dan kun
je goede feedback geven op het gedrag van de kinderen. Goede feedback bestaat altijd uit hetherhalen of goed verwoorden van het antwoord van het kind, soms ook met een verklaring.
Bedenk een duidelijke uitleg bij elk taalspel. Het moet de kinderen duidelijk zijn wat er van
hen wordt verwacht. Voor de jonge kleuters en anderstaligen is een uitleg niet altijd
voldoende. Je begint dus met een voorbeeld. Bij moeilijker taalspelen geef je eerst een paar
oudste kleuters de beurt. Bij andere taalspelen, waar het steeds moeilijker wordt om nog
nieuwe antwoorden te vinden, geef je juist eerst de beurt aan de jongste kleuters. Stem dus
steeds de opdracht af op het taalniveau van het kind.
Denk aan het eind van het spel aan variaties, waarbij de inbreng van de kinderen aan bod
komt.
MONDELINGE TAAL
We onderscheiden taalspelen op het gebied van:
taalgebruik
taalinhoud
taalvorm
De taalspelen op het gebied van de taalvorm, zeker die op het gebied van de klanken,
overlappen met die van de leesvoorwaarden.
Taalgebruik
Bij taalgebruik gaat het om het leren gebruiken van taal in verschillende contexten en met
verschillende bedoelingen. Daarvoor zijn rollenspelletjes heel geschikt. Enerzijds kun je een
rollenspel spelen en vragen/laten raden naar de bedoeling, anderzijds kun je ze laten spelen.
Help kinderen zonodig bij het verwoorden.
Bij de bakker
Geef een kind de rol van bakker en een kind de rol van klant.
Bespreek kort wat de klant gaat kopen.
Laat het spelen.
Bespreek het spel na.
Was de bestelling duidelijk?
Kwam alles aan de orde? Bestellen, inpakken, betalen?
-
8/9/2019 Taalspel Montessori
3/12
C
Emoties
Bespreek kort de emoties bang, blij, boos, verdrietig. Bijvoorbeeld door gezichtjes op hetbord te tekenen met lachende/pruilende mondjes en bijbehorende wenkbrauwen. Koppel
gebeurtenissen aan deze emoties.
Zeg een zinnetje en laat de kinderen raden welke emotie ze horen.
Laat een kind een zinnetje zeggen en laat de anderen raden welke emotie. (NB. Vraag eerst aan
het kind welke emotie hij bedoelt.)
Telefoneren
Bij telefoneren is er geen steun van de context. Je kunt dus niet zeggen: Hier is brand. Watbedoel je dan met hier?
Laat een kind een brand melden aan een ander die brandweerman speelt.
Bespreek na op volledigheid van de informatie.
Taalinhoud
Op dit gebied zijn er zo veel mogelijkheden, dat het onmogelijk is een representatief beeld te
schetsen. Het gaat om woordenschat, zinsrelaties en verhalen.
NB. Het zijn steeds verwerkingen/ herhalingen en geen aanbiedingen. Om een woord echt
bewust te leren, moet je natuurlijk de trappen van het namenlesje hanteren. Soms zal een kind
bij een taalspel wel incidenteel een nieuw woord leren. Het doel is vooral herhalen en ordenen.
Namen van voorwerpen begrijpen
Het gaat hierbij simpel om de relatie tussen het woord en het voorwerp.
Leg een aantal voorwerpen in de kring.
Geef eerst de opdracht: Ik wil graag de ........
Geef dan de beurt aan een kind.
Als variatie kan een kind de opdracht geven.
Namen van voorwerpen (zelfstandige naamwoorden) namen van handelingen (werkwoorden)
en eigenschappen (bijvoeglijke naamwoorden) begrijpen.
Het gaat hierbij simpel om de relatie tussen het woord en het voorwerp/eigenschap/handeling.
Laat een kind een voorwerp of iets met een bepaalde eigenschap (bijv. kleuren) uit de klas
aanwijzen/brengen of een bepaalde handeling uitvoeren.
Geef eerst de opdracht en pas dan de beurt. Vraag de andere kinderen of het goed is en herhaal
het woord een paar keer.Vervolgens kunnen ook kinderen een opdracht geven.
-
8/9/2019 Taalspel Montessori
4/12
D
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet.
Dit is een variant op bovengenoemde taalspelen. Nu is het geconcentreerd op kleurnamen.
Geef eerst zelf een paar keer de opdracht: ik zie iets roods. Laat de kinderen raden en help ze
zonodig met plaatsaanduidingen of warm koud.
Vervolgens kunnen kinderen de opdracht geven.
Als kinderen de opdracht geven, moet jij wel weten wat het kind in gedachten heeft. Zo kun je
voorkomen dat het om zaken gaat die niet zichtbaar zijn voor alle kinderen en zo kun je
controleren of de informatie die de kinderen geven wel correct is.
Woorden beleven door ze uit te beelden
Dit kan goed in het speellokaal.
Geef daar opdrachten die alle kinderen tegelijk uitvoeren, zoals:
Loop tegen de storm in.
Loop als een robot.
Maak je heel klein.
Je bent een plantje en je gaat groeien.
enz.
Lichaamsdelen aanwijzen
Dit kun je alle kinderen tegelijk laten doen. Het is niet erg als sommige kinderen afkijken.
Geef eerst gemakkelijke opdrachten zoals:
Raak je neus aan.
Leg een hand op je knie.
Maak het dan moeilijker met wat minder bekende lichaamsdelen zoals:
Raak je heup aan.
Wijs je enkel aan
Wijs je kuit aan.
Wijs je dijbeen aan.
Als variatie hierop kun je kinderen ook verschillende dingen laten doen met de lichaamsdelen.
Wapper met je handen.
Wrijf met je linkerhand over je kin.
NB. Let op bij links en rechts, die bij kinderen tegenover elkaar gespiegeld zijn.
Als variatie kun je ook kinderen elkaar in een bepaalde houding laten zetten. Zo kunnen er
mooie standbeelden ontstaan.
-
8/9/2019 Taalspel Montessori
5/12
E
Raadsels:
Hierbij gaat het om met behulp van betekeniskenmerken het woord te raden.
Bijvoorbeeld:Het is rond en het staat aan de hemel en je kunt het s nachts zien.
Het is rond en je kunt ermee rollen en ertegen schoppen enz.
NB Bereid deze lijst goed voor en bedenk van te voren wat gemakkelijker en wat moeilijker
opdrachten zijn. Zo kun je de juiste kinderen de beurt geven. Noem steeds drie kenmerken,
omdat het anders moeilijk is de opdracht eenduidig te laten zijn.
Je kunt ook kinderen raadsels laten opgeven. Laat ze jou eerst influisteren wat ze hebben
gekozen, zodat je ze kunt helpen.
Herhaal steeds het goede antwoord met de verklaring: Ja, het is een bal, want die is rond en je kunt ermee rollen en ertegen schoppen.
Wat hoort er allemaal in deze categorie?
Het doel hierbij is om kinderen hun woordenschat en daarmee hun wereld te laten ordenen.
Laat de kinderen om de beurt een voorbeeld noemen uit een categorie. Bijvoorbeeld:
dieren
fruit/groente
sprookjes
(keuken)gereedschap
kleding
manieren van lopen
kleuren
sporten
Wat hoort er niet bij?
Het doel is de kinderen te richten op overeenkomsten en verschillen tussen dingen.
Geef een reeks van vier dingen, waarvan er een niet in de categorie past. Zorg dat het onderdeel
dat niet past in het begin op de derde of vierde plaats staat. Wissel dit later af. Bijvoorbeeld:
patat, kip, vla, telefoon
pop, regen, blokken, knikkers enz.
Een variant hierop is alle vogels vliegen
De kinderen mogen met de armen vliegbewegingen maken als je iets noemt wat kan vliegen.
Noem je iets wat niet kan vliegen, dan moeten ze stil blijven zitten/staan.
Dit kun je variren met bijvoorbeeld:
mmm zwaaien bij alles wat je kunt etende maat slaan bij alles wat geluid maakt enz.
-
8/9/2019 Taalspel Montessori
6/12
F
Wat zie je ........?
Een meer thematische ordening leer je kinderen maken met dit spel. Het doet een beroep op hun
voorstellingsvermogen.
Wat zie je op de boerderij?
Wat zie je bij de bakker?
Wat zie je in de dierentuin?
Wat zie je in de slaapkamer? enz.
Je kunt dit natuurlijk ook omdraaien. Ik zie een ... Waar ben ik? Vaak zijn er dan meer
antwoorden goed.
Delen van een geheel
Het doel is weer ordenen en uitbreiden van de woordenschat.
Welke onderdelen van een fiets kun je noemen?
Welke onderdelen zitten er aan een boom? enz.
Kleuren
Om de kleurennamen in te slijpen en die meer te laten leven kun je dit spel hanteren bij het
formeren van groepjes.
Alle kinderen met een blauwe broek mogen een werkje gaan pakken.
Alle kinderen met witte schoenen mogen in de rij gaan staan.
Tegenstellingen
Tegenstellingen zijn woorden die heel veel betekenissen gelijk hebben, maar op een onderdeel
(de pool) verschillen.
Noem een woord en laat de kinderen de tegenstelling noemen.
Het is niet groot, maar ....
Het is niet dik, maar ....
Het is niet jong, maar .... enz.
NB Maak van tevoren een lijst met gemakkelijke en moeilijker tegenstellingen, zodat je per
kind een woord kunt kiezen op zijn niveau.
-
8/9/2019 Taalspel Montessori
7/12
G
Een verhaal uitspelen
De leidster vertelt een verhaal en een paar kinderen laten zien wat er gebeurt. De dialogen
bedenken ze zelf ofwel ze maken er directe rede van. (Dit laatste is meer een taalgebruiksdoel).
Een verhaal kan zo meer voor de kinderen gaan leven. Benoem veel details die je wilt zien bij
de kinderen. de deur klemt een beetje enz.
Wat heb je allemaal nodig om .....?
Het gaat er hierbij om dat kinderen leren zich een voorstelling te maken van hun toekomstige
handelingen. Zo leren zij dat ze met taal hun handelingen kunnen structureren.
We gaan pannenkoeken bakken. Wat hebben we allemaal nodig? Wat moeten we eerst doen
en wat erna?
We gaan een hoed maken. Wat hebben we allemaal nodig? Wat gaan we eerst doen en wat
erna?
Taalvorm
Bij taalvorm gaat het om:
1. fonologie; de klanken van het Nederlands2. morfologie en functiewoorden; verbuigingen en vervoegingen en functiewoorden3. syntaxis; de zinsbouw4. tekstenOp fonologisch gebied overlappen de taalspelen met de leesvoorwaarden. Voor tweetalige
kinderen zijn deze echter ook zeer nuttig voor de mondelinge taalverwerving.
Veel van de taalvorm leren kinderen niet bewust. Daarom zijn taalspelen daarvoor minder
geschikt.
Tongbrekers
Het doel is de articulatie zo te oefenen dat lastige klankopeenvolgingen snel uitgesproken
kunnen worden.
Zeg de tongbreker eerst een paar keer voor. Doe het dan met de hele groep en geef tenslotte
enkele individuele kinderen de beurt.
Leentje leerde Lotje lopen langs de lange Lindenlaan
Als een pissebed in een kommetje piest, heb je een kommetje vol pissebeddenpies
Zie voor taalspelen op klankniveau verder die onder de leesvoorwaarden
-
8/9/2019 Taalspel Montessori
8/12
H
.Woorden breien: samenstellingen
Doel hierbij is dat kinderen leren, dat woorden soms uit meer delen bestaan en dat je zo zelfnieuwe woorden kunt maken.
Ik heb zon pijn aan mijn kies. Ik heb .......
Voor de winter heb ik een speciale jas. Ik heb een ..... enz.
Meervouden
In het Nederlands zijn er twee regelmatige meervoudsvormen: -en / -s, daarnaast is er de
uitzondering -eren. Bij woorden met een meervoud op -en kunnen er complicaties zijn: deeindklank wordt plotseling stemhebbend in het meervoud: hand-handen, laars-laarzen enz. of de
klinker verandert: schip-schepen, dag-dagen. Eentalige Nederlandstalige kinderen zullen de
meeste ongecompliceerde regelmatige vormen op vierjarige leeftijd wel beheersen, maar zij
hebben vaak nog wel moeite met de niet regelmatige vormen. Voor tweetalige kinderen kunnen
ook de regelmatige vormen soms nog problemen opleveren. Vooral van woorden waarvan het
meervoud in het alledaagse taalgebruik niet zo frequent voorkomt.
NB Maak weer een lijst waarin alle varianten voorkomen en geef beurten aan kinderen
overeenkomstig hun taalniveau.
Ik zie een kind en nog een kind. Ik zie twee ......
Amsterdam is een stad en Den Haag is een stad. Dat zijn twee .....
In de wei loopt een paard, en nog een paard en nog een paard. Daar lopen drie ..... enz.
Voorzetsels van plaats en richting
De meeste voorzetsels hebben een wat onduidelijke betekenis, die je dan ook niet expliciet
aanleert ( bijvoorbeeld met en van). Dat geldt niet voor de voorzetsels van plaats. Die
kunnen wel expliciet aan de orde komen.
Ga allemaal naast je stoel staan
Ga onder de tafel zitten
Ga op de tafel staan enz.
Zinnen langer maken
Het doel is dat kinderen leren dat een zin verschillende lengtes kan hebben.
Begin met een heel korte zin. Laat een paar kinderen steeds de zin langer maken. Begin dan
weer met een nieuwe zin.
Ik zit. Ik zit in de kamer. Ik zit in de kamer op een stoel.Jan speelt. Jan speelt met de bal. Jan speelt erg graag met de bal.
-
8/9/2019 Taalspel Montessori
9/12
I
LEESVOORWAARDEN
We onderscheiden de volgende leesvoorwaarden. Erachter staat of ze hier genoemd worden.
1. Taalbeheersing. Voor de specifieke begrippen zoals eerste , laatste, links enz. kunnenop dezelfde manier aan de orde komen als bij taalinhoud en bij voorzetsels van plaats.
2. Zingeving. Daarvoor worden hier verder geen taalspelen genoemd3. Objectivatie. Een paar expliciet hierop gerichte taalspelen worden genoemd. Alle taalspelen
waarin er gelet moet worden op de vorm in plaats van op de inhoud (zie de auditieve
taalspelen) hebben ook het doel objectivatie.
4. Visuele discriminatie. Daarvoor worden hier geen taalspelen genoemd.5. Motorische schrijfvaardigheid. Daarvoor worden hier geen taal spelen genoemd.6. Auditieve voorwaarden: Deze staan hier centraal. Het gaat daarbij om:
algemene luistervaardigheid
luisteren naar de vorm
rijmen
bewustzijn van klanken in woorden/ auditieve analyse
bewustzijn van klanken in woorden/ auditieve discriminatie
auditieve synthese
Woordenhoekspel
Dit is een oefening in objectivatie: bewustwording van lange en korte woorden los van de
betekenis.
In de klas of het speellokaal zijn twee hoeken. Een voor de korte woorden en een voor de lange
woorden. De leidster geeft elk kind een woord. Het kind loopt vervolgens naar de korte of naar
de lange woordenhoek.
Het gemakkelijkste is het, als de woorden steeds in paren worden gegeven en er steeds een
samengesteld woord bij is. Het kan echter ook met verschillende woorden.
Extra moeilijk wordt het als een lang woord juist naar iets kleins verwijst en een kort woordnaar iets groots. Bijvoorbeeld: strand - zandkorrel, reus-kabouter, boom-bladeren.
Leg hiervan dus een lijst aan.
Jan, jouw woord is fiets. Kees, jouw woord is fietsbel.
Els, jouw woord is pit. Aisa, jouw woord is gevangenis.
Tims woord is elleboog. Marias woord is arm.
-
8/9/2019 Taalspel Montessori
10/12
J
Lettergrepen
Het doel is, dat kinderen zich bewust worden van de onderdelen van woorden. Dit kan goed
door de kinderen per lettergreep een handeling te laten uitvoeren. Bijvoorbeeld klappen oflopen.
Als ik je naam heb genoemd, mag je je naam klappen.
In het speellokaal gaan we woorden lopen. Loop eens precies zoveel stappen als de stukjes in
het woord/ de woorden: melk drinken. enz.
Geluidenlotto
Het doel is de luistervaardigheid in het algemeen te oefenen. Daarnaast kan dit gezien worden
als een oefening in zingeving: aan het geluid kun je horen wat het is, het betekent iets. (NB.
Kleuters met een normale taalontwikkeling weten dat onbewust natuurlijk al lang.)
Je speelt een bandje af met verschillende geluiden. Daarbij horen plaatjes van de bijbehorende
voorwerpen. Na het horen van het geluid mag een kind het plaatje omdraaien/pakken enz. Dit
soort lottos is ook geschikt voor individueel gebruik in de luisterhoek. Ze zijn ook in de handel.
sirene - brandweerauto
lopende kraan - plaatje van een kraan
onweer - plaatje van een donderwolk enz.
Luisteren naar de vorm
Het doel is, dat kinderen leren te luisteren naar de vorm zowel als de inhoud. Daarmee is het een
onderdeel van objectivatie.
De leidster leest een verhaal voor en de kinderen mogen op tafel tikken of gaan staan, als ze een
afgesproken woord horen. Dit is het gemakkelijkst met een inhoudswoord, bijvoorbeeld een
naam. Moeilijker wordt het als ze iets moeten doen bij het horen van het woord met.
Rijmen
Rijmen is letten op vormovereenkomsten zonder dat je hoeft te benoemen waarin de woorden
gelijk zijn. Kleuters zitten in de gevoelige periode voor rijmen. Het is tegelijk het teken dat de
gevoelige periode voor leren lezen gaat aanbreken.
Geef eerst een voorbeeld. Noem dan een woord en laat de kinderen er een rijmwoord bij
verzinnen. Het is prima, als de kinderen overgaan op nonsens woorden. Dan hebben ze preciesbegrepen waarom het gaat: om de vorm en niet om de inhoud.
-
8/9/2019 Taalspel Montessori
11/12
K
Woorden bedenken met een bepaalde klank of klankcombinatie. Auditieve analyse.
Het doel is, dat kinderen klanken in woorden leren herkennen. Hierbij kan ter ondersteuning eenletter worden gebruikt. Het gaat hier niet om letterkennis, maar om klankherkenning.
De leidster begint met een allitererend zinnetje. Ze laat de kinderen herkennen welke klank ze
aan het begin horen. Vervolgens laat ze een paar kinderen een voorwerp, dat begint met die
klank halen. Of ze vraagt de kinderen bij het namen lezen te vertellen wat de eerste klank van
hun naam is.
Als voorbereiding hierop kan de leidster eerst een dag bij het namen lezen iets allitererends
zeggen bij elke naam. Marjolein eet macaroni. enz.
Bas banjert boos in het bos. Welke klank hoor je steeds aan het begin?
Jelle, ga eens iets halen of aanwijzen, dat met een b begint. enz.
Als ik je naam noem, vertel je me met welke klank jouw naam begint.
Alle kinderen met een naam met een p mogen een werkje pakken.
Auditieve discriminatie
Het doel is, dat de kinderen leren woorden met kleine klankverschillen te onderscheiden.
Maak paren plaatjes van woorden die maar in een klank verschillen. Noem twee woorden, ofwel
twee keer hetzelfde, ofwel de twee verschillende.Laat de kinderen om de beurt aanwijzen welke
woorden ze hoorden. Maak hiervan ook een setje met een bandje voor in de luisterhoek, zodat
kinderen individueel nogmaals kunnen oefenen. Zorg dan voor controle van de fout.
man - maan
boom - boon
Een variatie hierop is, dat je geen plaatjes hebt, maar alleen twee woorden zegt, De kinderen
moeten dan hun hand opsteken als ze denken dat het twee keer hetzelfde woord was en
bijvoorbeeld hun hand op hun hoofd leggen als ze twee verschillende woorden hoorden. In deze
vorm is het gemakkelijker de moeilijkheidsgraad te variren, omdat je niet vastzit aan
afbeeldbare woorden. Laat de moeilijkheid variren door te werken van klanken die veel
verschillen (boom - boos) naar klanken die weinig verschillen (top - dop).
Auditieve synthese
Het doel is, dat kinderen leren uit losse klanken een woord te vormen. Dit is een onderdeel van
de elementaire leeshandeling.
Noem de klanken los van elkaar en vraag de kinderen welk woord dat is. NB Gebruik de
klanken en niet de letternamen!
Je kunt ook de namen een keer spellend lezen. Gebruik dan voor de jongste kleuters en bijerg lange namen ook delen van de naam tegelijk.
-
8/9/2019 Taalspel Montessori
12/12
L
LITERATUUR
In de mediatheek en in het studielandschap staan een aantal taalmethodes zowel voor eentalige
als voor tweetalige kinderen in de onderbouw.
Geest, A.N. van der , en W. Swste, Taalactiveringsprogramma voor kleuters, band 1 en 2, Den
Bosch: Malmberg, 1975.
Gils, M. van e.a.,Doen, denken, durven, Tilburg: Zwijsen, 1979.
Guchte, C. van,Lessuggesties in: Taaltoets Allochtone kinderen, Tilburg: Zwijsen, 1986.
Kleef, T.M. in den, Curriculum Schoolrijpheid deel 2, Auditieve training, Den Bosch:
Malmberg, 1979.
Kleisen, L, e.a., Schatkist, bronnenboek kleuterthemas, Tilburg: Zwijsen, 1989.
Ogen, oren en de rest
Praxisreeks 11, Spelen met taal
Speelman, L.Abta, lesideen en doelstellingen voor taalonderwijs op de basisschool, 1978.